Samenvatting Economie Lesbrief De Vraag

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenvatting Economie Lesbrief De Vraag"

Transcriptie

1 Samenvatting Economie Lesbrief De Vraag Samenvatting door een scholier 4287 woorden 26 juni 26 7,2 21 keer beoordeeld Vak Economie Economie Lesbrief De Vraag Hoofdstuk 1 De consument Kennen Consumeren: Het kopen of aanschaffen van goederen en diensten om te voorzien in de behoeften en dus niet met de bedoeling om daar verder mee te produceren. Consumptie: Particuliere consumptie: De uitgaven van een consument aan goederen voor eigen gebruik. Overheidsconsumptie: De uitgaven van de overheid aan ambtenarensalarissen en materiële uitgaven (goederen voor direct gebruik) Behoeftepatroon: De omvang en de aard van de behoeften en hun onderlinge belangrijkheid (de preferenties en het preferentieschema). Collectieve reclame: Reclame die door een groep ondernemers voor hun product wordt gemaakt: Melk, de witte motor, Dat verdient een bloemetje, Kijk eens wat vaker in de spiegel van de kapper. Individuele reclame: Reclame voor een bepaald product zoals jurken van C&A, koffie van Douwe Egberts, etc. Consumptiegoederen: Deze worden door de gezinnen en de overheid gebruikt (duurzame consumptiegoederen) en verbruikt (niet-duurzame consumptiegoederen) om in eigen behoeften te voorzien. Consumentenorganisaties (voorbeelden..): Organisatie die opkomt voor de belangen van de consument door het geven van informatie, juridische bijstand et cetera. Voorbeelden: Consumentenbond, Vereniging Eigen Huis. Consumentisme: Het benadrukken van de maatschappelijke aspecten van het consumeren zoals de ongelijke machtsverhoudingen tussen consument en producent, de invloed van het consumptiegedrag op milieu en gezondheid et cetera. Pagina 1 van 14

2 Merit goods : Goederen die door de overheid beneden de kostprijs worden aangeboden of worden gesubsidieerd omdat ze het gebruik ervan wil bevorderen: denk aan onderwijs, openbaar vervoer. Demerit goods : Goederen waarvan de overheid het gebruik wil afremmen door bijvoorbeeld het opleggen van een heffing (accijns) omdat ze het gebruik niet verstandig vindt: denk aan sigaretten en alcohol. Collectieve goederen: Goederen die niet via de markt kunnen worden geleverd doordat ze niet splitsbaar zijn in over de markt verhandelbare eenheden, dat wil zeggen dat er geen individuele prijs voor kan worden berekend. Collectieve goederen kunnen daardoor enkel via de overheid tot stand komen. Quasi-collectieve goederen: Goederen die door de overheid beneden de kostprijs worden aangeboden of worden gesubsidieerd omdat ze het gebruik ervan wil bevorderen: denk aan onderwijs, openbaar vervoer Individuele goederen: Goederen waarvoor een individuele prijs kan worden gevraagd omdat ze kunnen worden gesplitst in individueel leverbare eenheden en dus via de markt geleverd kunnen worden. Ceteris paribus voorwaarde: De invloed van alle overige relevante factoren blijft onveranderd. Individuele (prijs)vraagfunctie: De wiskundige formulering van de vraaglijn/-curve, ook wel aangeduid als vraagvergelijking. Meestal wordt met de vraagfunctie de prijsvraagfunctie bedoeld, dus het verband tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed waarbij de invloed van de overige factoren (zoals inkomen, prijzen van andere producten, behoeften) onveranderd blijft (de ceteris paribus-clausule). Gaat het hierbij om het verband tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed van alle consumenten samen dan spreken we van een collectieve (prijs)vraagfunctie. Gaat het hierbij om het verband tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed door één consument dan spreken we van een individuele (prijs)vraagfunctie. Collectieve (prijs)vraagfunctie: De wiskundige formulering van de vraaglijn/-curve, ook wel aangeduid als vraagvergelijking. Meestal wordt met de vraagfunctie de prijsvraagfunctie bedoeld, dus het verband tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed waarbij de invloed van de overige factoren (zoals inkomen, prijzen van andere producten, behoeften) onveranderd blijft (de ceteris paribus-clausule). Gaat het hierbij om het verband tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed van alle consumenten samen dan spreken we van een collectieve (prijs)vraagfunctie. Gaat het hierbij om het verband tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed door één consument dan spreken we van een individuele (prijs)vraagfunctie. Elasticiteiten: Het verband tussen oorzaak en gevolg heet een elasticiteit. Een elasticiteit geeft weer hoe sterk een gevolg reageert op een oorzaak. Elastische vraag: De mate waarin een grootheid (de afhankelijke variabele) verandert als gevolg van een verandering van een andere grootheid (de onafhankelijke variabele). Om veranderingen te kunnen vergelijken moeten altijd Pagina 2 van 14

3 relatieve veranderingen worden genomen, bijvoorbeeld procentuele veranderingen. Indien de afhankelijke variabele in verhouding meer verandert dan de onafhankelijke variabele wordt gesproken van een elastisch verband; in het ander geval is er sprake van een inelastisch verband. De verhouding tussen de beide relatieve veranderingen wordt de elasticiteitscoëfficiënt genoemd. Indien bijvoorbeeld de gevraagde hoeveelheid 1% afneemt als de prijs met 5% stijgt, is de elasticiteitscoëfficiënt -1% / +5% = -2 Inelastische vraag: De mate waarin een grootheid (de afhankelijke variabele) verandert als gevolg van een verandering van een andere grootheid (de onafhankelijke variabele). Om veranderingen te kunnen vergelijken moeten altijd relatieve veranderingen worden genomen, bijvoorbeeld procentuele veranderingen. Indien de afhankelijke variabele in verhouding meer verandert dan de onafhankelijke variabele wordt gesproken van een elastisch verband; in het ander geval is er sprake van een inelastisch verband. De verhouding tussen de beide relatieve veranderingen wordt de elasticiteitscoëfficiënt genoemd. Indien bijvoorbeeld de gevraagde hoeveelheid 1% afneemt als de prijs met 5% stijgt, is de elasticiteitscoëfficiënt -1% / +5% = -2 Prijselasticiteit van de vraag: Geeft aan in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert als de prijs van dat goed verandert, ceteris paribus. Bij de berekening wordt de procentuele hoeveelheidverandering gedeeld door de procentuele prijsverandering: de prijselasticiteitcoëfficiënt van de vraag. Indien de absolute waarde van de coëfficiënt groter is dan 1 wordt de vraag prijselastisch genoemd en in het andere geval prijsinelastisch. Kruislingse (prijs)elasticiteit van de vraag: Geeft aan in welke mate de gevraagde hoeveelheid van goed x verandert als de prijs van een goed y verandert. Inkomenselasticiteit van de vraag: Laat zien in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert als het inkomen verandert. Bij de berekening wordt de relatieve hoeveelheidverandering gedeeld door de relatieve inkomensverandering: de (inkomens)elasticiteitscoëfficiënt. Indien de coëfficiënt groter is dan 1 wordt de vraag inkomenselastisch genoemd en in het andere geval inkomensinelastisch. Substitutiegoederen: Een goed dat kan dienen ter vervanging van een ander goed: boter en margarine. Complementaire goederen: Goederen waarvan de aanschaf samenhangt met de aanschaf van andere goederen: auto's en benzine. Normale goederen: Dit zijn goederen die meer gekocht worden bij een stijging van het inkomen. Primaire goederen: Levensnoodzakelijk goed. Een dergelijk goed heeft een inkomenselasticiteit tussen en -1 (kleiner dan 1 en groter dan nul absoluut gezien) en geen drempelinkomen. Luxe goederen: Niet-levensnoodzakelijk goed. Een dergelijk goed heeft een inkomenselasticiteit kleiner dan -1 (absoluut gezien groter dan 1) en een drempelinkomen. Inferieure goederen: Goederen waarvan men minder koopt als het inkomen toeneemt omdat men uitwijkt naar (betere) Pagina 3 van 14

4 alternatieven; de inkomenselasticiteit is dus negatief. Drempelinkomen: Pas wanneer het inkomen een bepaalde grens (het drempelinkomen) heeft overschreden worden goederen aangeschaft, bijvoorbeeld bij luxe goederen. Verzadigingsgoederen: De verdere toename van het inkomen leidt niet tot een toename van de uitgaven (vraag) aan een bepaald product. Wet van Engel: Bij een toename van het inkomen stijgen weliswaar de uitgaven aan voedsel, maar het percentage van het inkomen dat aan voedsel wordt uitgegeven, wordt steeds kleiner. Particuliere consumptie (de particuliere consumptieve bestedingen): De consumptie van alle consumenten bij elkaar (alle bestedingen hiervan bij elkaar opgeteld). Kunnen: Onderscheid maken tussen de verschillende factoren die van invloed zijn op deze vraagfunctie: De vraag naar een goed is afhankelijk van de prijs van het goed zelf (P); de prijzen van alle andere goederen (P overig); het inkomen van de consument(y); de behoeften van de consument(b), al dan niet gestimuleerd door reclame; het aantal vragers in een land (V) en eventueel daarbuiten, de zgn. export; andere factoren (A), zoals zelfs het weer!, denk bijvoorbeeld aan de vraag naar ijsjes. Werken met een collectieve (prijs) vraagfunctie, en het interpreteren van veranderingen daarvan: Verband tussen de prijs en gevraagde hoeveelheid van een goed van alle consumenten. Meer vraag? Stijging prijs. Minder vraag? Daling prijzen. Onderscheid maken tussen een verschuiving op de vraaglijn en de verschuiving van de vraaglijn: De prijsvraaglijn verschuift naar rechts of links als er een verandering optreedt in de prijzen van andere producten, het inkomen, de voorkeuren en het aantal consumenten. Er treedt een verschuiving op langs of op de prijsvraaglijn indien de prijs van het goed verandert. Onderscheid maken tussen verschillende typen goederen: Consumptiegoederen, merit goods, demerit goods, collectieve gioederen, quasi-collectieve goederen, individuele goederen, substitutiegoederen, complementaire goederen, normale goederen, primaire goederen, luxe goederen, inferieure goederen. (Voor de betekenis zie Kennen -lijst.) Berekenen en interpreteren van verschillende soorten elasticiteit, te weten prijselasticiteit van de vraag, de inkomenselasticiteit van de vraag en de kruislingse prijselasticiteit van de vraag: Prijselasticiteit van de vraag Hoe sterk de vraag reageert op de prijsverandering Ep = % verandering van de vraag = gevolg % verandering van de prijs oorzaak Ep = hoeveelheidsverandering oude prijs = Qv P Prijsverandering oude hoeveelheid P Qv Inkomens elasticiteit van de vraag Hoe reageert gevraagde hoeveelheid op verandering inkomen. Ey = % verandering in de vraag naar een bepaald goed % verandering van het inkomen Pagina 4 van 14

5 Kruislingse prijselasticiteit van de vraag Hoe de prijs of de vraag van het ene goed veranderd als bij een ander goed de prijs of vraag veranderd Ek = % verandering in de vraag naar een bepaald goed % verandering in de prijs van een ander goed Onderscheid maken tussen de begrippen in-elastisch en elastisch: In-elastisch = De absolute waarde van de elasticiteit is kleiner dan 1, dus E < 1. Volkomen in-elastisch = Als er totaal geen reactie, E = Als het uitkomt op 1 dan is er van geen sprake van elasticiteit of inelasticiteit. Herkennen van en werken met verschillende inkomensvraaglijnen (Engelcurven): Luxe goederen: na het drempelinkomen worden de goederen gekocht Primaire goederen: de goederen worden altijd gekocht, Onderscheid maken tussen de micro-economische vraag (die van hoeveelheden goederen uitgaat) en de macro-economische vraag (bestedingen), die een optelsom is van bedragen, die door de consumenten in een jaar worden uitgegeven en meso-economische vraag Micro-economische vraag Vraag van een consument = individuele vraag Meso-economische vraag Vraag van alle consumenten samen naar een product = collectieve vraag Macro-economische vraag Het koopgedrag van alle consumenten naar alle producten = particuliere consumptie = consumptieve bestedingen van huishoudens Hoofdstuk 2 De producent Kennen Produceren/productie: Het voortbrengen van goederen en diensten met als doel het verwerven van inkomen door verkopen van producten. Productiefactoren: Natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap (factoren die nodig zijn voor het productieproces). Investeren: Het aanschaffen van (nieuwe kapitaalgoederen door ondernemingen ten behoeve van de productie. Kapitaalgoederen: Producten die nog niet verkocht zijn. Vaste kapitaalgoederen: Kapitaalgoederen die langer dan één productieproces meegaan (machines). Vlottende kapitaalgoederen: Kapitaalgoederen die maar één productieproces meegaan (grondstoffen). Afzet (verwachtingen): De verwachting hoe hoog de afzet van de volgende periode zal zijn. Hoog; gunstig voor investering Laag; ongunstig voor investeringen Pagina 5 van 14

6 Productiecapaciteit: De maximaal haalbare productie met de aanwezige productiefactoren. Bezettinggraad (van de productiecapaciteit): De mate waarin gebruik gemaakt wordt van de productiecapaciteit. Bestedingseffect (van investeringen): Het aanschaffen van kapitaalgoederen leidt tot bestedingen. Capaciteitseffect (van investeringen): De aangeschafte kapitaalgoederen vergroten de productiecapaciteit. Met meer machines kun je meer produceren. Kunnen: Onderscheid kunnen maken tussen consumptie- en kapitaalgoederen: Consumptiegoederen zijn goederen als die gekocht zijn door de consument. Kapitaalgoederen zijn goederen die nog niet verkocht zijn. Onderscheid kunnen maken tussen vlottende en vaste kapitaalgoederen: Vlottende kapitaalgoederen zijn goederen die maar één productieproces meegaan (bijv. grondstoffen). Maar vaste kapitaalgoederen gaan langer dan één productieproces mee (bijv. machines) Verband leggen tussen investeringen en productiecapaciteit: Als de productiecapaciteit laag is, is het voor een onderneming niet handig om ter investeren omdat het dan niet zeker is dat er veel winst zal worden gemakt. Maar als er sowieso al een hoge productiecapaciteit is, is het wel handig. Want misschien wordt er dan nog meer geproduceerd. Noemen en analyseren van verschillende beweegredenen voor ondernemingen om te investeren: 1. Er moet winst gemaakt kunnen worden 2. Er moet een vergroting van afzet/omzet mogelijk zijn. Verband leggen tussen de macro-economische investeringen en grootheden als de winstgevendheid van het bedrijfsleven, de winstverwachtingen en de afzet van bedrijven: De investeringen van een producent worden in zeer belangrijke mate bepaald door de winstverwachtingen die hij/zij heeft. En de winst of de te verwachten winst is weer afhankelijk van de te verwachten omzet en de te verwachten productiekosten. Lagere productiekosten en hogere omzetten beïnvloeden de winst positief en hebben bijgevolg een positief effect op de investeringen. Dit geldt zowel voor de individuele producent als voor alle producenten samen. Hoofdstuk 3 Kennen Overheid De Rijksoverheid, de provincies en de gemeenten bij elkaar. De overheid beïnvloedt op verschillende manieren het consumentengedrag. Zij heft belasting en premies en neemt een deel van de inkomens door de sociale uitkeringen. Collectieve goederen Goederen die niet via de markt kunnen worden geleverd doordat ze niet splitsbaar zijn in over de markt verhandelbare eenheden, dat wil zeggen dat er geen individuele prijs voor kan worden berekend. Pagina 6 van 14

7 Collectieve goederen kunnen daardoor enkel via de overheid tot stand komen. Quasi collectieve goederen Goederen die door de overheid beneden de kostprijs worden aangeboden of worden gesubsidieerd omdat ze het gebruik ervan wil bevorderen: denk aan onderwijs, openbaar vervoer Overheidsuitgaven/collectieve uitgaven De uitgaven van de collectieve sector. In grote trekken bestaan ze uit collectieve bestedingen (salarissen ambtenaren, aanschaf goederen en gebouwen, investeringen et cetera) en uit de zogeheten overdrachtsuitgaven (sociale uitkeringen,subsidies, etc). Overdrachtsuitgaven Overdracht van middelen zonder dat daar een tegenprestatie van de ontvangers tegenover staat. Het kan gaan om overdrachten van de collectieve sector aan andere sectoren in de samenleving (gezinnen en bedrijven), maar ook om overdrachten van een land aan andere landen (bijvoorbeeld ontwikkelingshulp). Inkomensoverdrachten Door de collectieve sector betaald inkomen in de vorm van uitkeringen en subsidies, bijvoorbeeld sociale uitkeringen en huursubsidie. Overheidsbestedingen De overheidsconsumptie plus de overheidsinvesteringen. Overheidsinvesteringen Aanschaf van kapitaalgoederen in de infrastructurele sfeer zoals wegen, gebouwen en rioleringen door de overheid. Materiele overheidsconsumptie Materiële overheidsconsumptie: goederen en diensten voor direct gebruik Personele overheidsconsumptie Ambtenarensalarissen Nationale bestedingen (=binnenlandse vraag) De overheidsbestedingen, de particuliere consumptie en de particuliere investeringen samen; zijnde de vraag van binnenlandse sectoren naar goederen en diensten. Kunnen Onderscheid maken tussen overheidsbestedingen en overdrachten: Bij overdrachten staat er altijd een tegenprestatie tegenover, maar bij bestedingen hoeft dat niet altijd zo te zijn. Onderscheid kunnen maken tussen overheidsconsumptie (materieel en personeel) en overheidsinvesteringen: Overheidsconsumptie is voor de overheid zelf, maar investeringen zijn voor het land. Verklaren waarom de overheidsbestedingen sterker schommelen dan de overheidsconsumptie Periodiek worden grote infrastructurele werken opgeleverd, wat leidt tot een aanzienlijke stijging van de overheidsinvesteringen. Daarna vindt welhaast automatisch een daling van het stijgingsniveau plaats. Verband leggen tussen overheidsbestedingen en particuliere bestedingen De overheidsbestedingen, particuliere consumptie en particuliere bestedingen samen worden de nationale bestedingen genoemd. Dat wil zeggen de vraag van binnenlandse sectoren (overheid, consumenten en producenten) naar goederen en diensten. Pagina 7 van 14

8 Hoofdstuk 4 Kennen Uitvoer of export Het kopen van goederen en diensten door (de mensen en bedrijven in) het buitenland in een bepaald land. Invoer of import Het kopen van goederen en diensten door (de mensen en bedrijven van) een land in het buitenland. Deviezen (of vreemde valuta s) Buitenlandse betaalmiddelen. Exportwaarde De hoeveelheid geëxporteerde goederen x de prijs. Exportquote Geeft de exportwaarde (= hoeveelheid geëxporteerde goederen x prijs) in procenten van het nationale inkomen weer. Importwaarde De hoeveelheid geïmporteerde goederen x de prijs van die goederen. Importquote De importquote geeft de importwaarde in procenten van het nationaal inkomen weer. Open economie Economie die economische relaties (uitvoer en invoer) van enige omvang met het buitenland heeft. De mate van openheid komt tot uitdrukking in de in- en uitvoerquote (als perunage of percentage). Gesloten economie Men spreekt van een gesloten economie als een land vrijwel geheel zelf in alle behoeften kan voorzien. Er vindt dan vrijwel geen internationale handel plaats. Bij deze landen wordt wel gesproken van autarkie. De mate van geslotenheid komt tot uitdrukking in de in- en uitvoerquote (als perunage of percentage). Goederenrekening (of goederenbalans of handelsbalans) Deelrekening van de betalingsbalans waarop de uitvoer/invoer van goederen wordt geregistreerd, bijvoorbeeld grondstoffen, machines et cetera. Handelsoverschot Overschot op de handelsbalans, dit wil zeggen dat de waarde van de export groter is dan de waarde van de import in een bepaald jaar. Handelstekort Tekort op de handelsbalans, dit wil zeggen dat de waarde van de export kleiner is dan de waarde van de import in een bepaald jaar. Dienstenrekening (of dienstenbalans) Deelrekening van de betalingsbalans waarop het dienstenverkeer met het buitenland is geregistreerd: transport, verzekeringen, toerisme et cetera. Inkomensrekening (of inkomensbalans of kapitaalopbrengstenbalans) Deelrekening van de betalingsbalans waarop staan vermeld de betaalde en ontvangen primaire inkomens (zoals loon, dividend en rente) en de inkomensoverdrachten (zoals schenkingen en overboekingen naar familieleden in buitenland). Kapitaalrekening (of kapitaalbalans) Pagina 8 van 14

9 Onderdeel van de betalingsbalans waarop de vermogenstransacties met het buitenland staan geregistreerd: handelskredieten, directe investeringen, ontwikkelingshulp, aan- en verkoop van effecten et cetera. Salderingsrekening (of goud- en deviezenrekening) Deelrekening van de betalingsbalans waarop staat vermeld de verandering van de goud- en deviezenvoorraad die voortvloeit uit de overige deelrekeningen van de betalingsbalans (salderingsrekening). Beleggingen Een bedrag dat is besteed aan de aanschaf van effecten (bijvoorbeeld aandelen, obligaties), goederen (bijvoorbeeld huizen, juwelen) of op een spaarrekening is gestort (bijvoorbeeld termijndeposito) met de bedoeling om er een opbrengst mee te verkrijgen (bijvoorbeeld rente, koerswinst). Directe investeringen Investering in het buitenland in bedrijven of outillage (bedrijfsmiddelen) door Nederlandse ingezetenen of andersom. Bij een directe investering is het de bedoeling dat er een bedrijf uitgeoefend gaat worden of dat er zeggenschap in een bedrijf verkregen wordt. Goud- en deviezenvoorraad De voorraad goud en internationale betaalmiddelen (zoals dollar, yen en ECU) bij De Nederlandsche Bank (DNB). Betalingsbalans Een overzicht van alle ontvangsten van en betalingen aan het buitenland gedurende een bepaalde periode. De betalingsbalans bestaat uit de volgende deelrekeningen: goederenrekening, dienstenrekening, inkomensrekening, kapitaalrekening en salderingsrekening. De eerste drie rekeningen kunnen worden samengevat als de lopende rekening. Bij een overschot respectievelijk een tekort wordt wel gesproken van een actieve respectievelijk een passieve betalingsbalans of actieve respectievelijk passieve deelrekening van de betalingsbalans. Lopende rekening van de betalingsbalans Bij de betalingsbalans: De goederen-, diensten- en inkomensrekening samen. Tijdstip- of voorraadgrootheden Geven de actuele stand van zaken op een bepaald tijdstip. Bijvoorbeeld de waarde van de machines en gebouwen per 31 december 21. Tijdvak- of stroomgrootheden Geven aan waarmee iets in een bepaalde periode verandert is. Bijvoorbeeld de waarde van de export in een bepaald land in een bepaald jaar. Dekkingspercentage van de goederenrekening De waarde van de goederenuitvoer in procenten van de waarde van de goedereninvoer. Materieel evenwicht op de betalingsbalans Het saldo van de lopende rekening van de betalingsbalans en het saldo van de kapitaalrekening van de betalingsbalans compenseren elkaar. Indien het totale saldo positief is, wordt er gesproken van een overschot op de betalingsbalans (actieve betalingsbalans). Indien het totale saldo negatief is, wordt er gesproken van een tekort op de betalingsbalans (passieve betalingsbalans). Formeel evenwicht op de betalingsbalans De gelijkheid van de totaaltellingen op de betalingsbalans: het boekhoudkundige evenwicht. Pagina 9 van 14

10 Kunnen Het belang beschrijven van de buitenlandse handel voor de Nederlandse economie Van oudsher is de Nederlandse economie gericht op het buitenland. Dit heeft te maken met het gebrek aan grondstoffen, het klimaat, de geografische ligging, de bodemgesteldheid en het feit dat Nederland bepaalde producten goedkoper kan produceren dan het buitenland en omgekeerd. Onderscheid maken tussen een open en gesloten economie (aan de hand van import- en exportquote) Hoe opener een economie is des te hoger de import- en exportquote. Beschrijven van de geldstromen van en naar het buitenland met behulp van de betalingsbalans Geldstromen van het buitenland komen onder ontvangsten, geldstromen naar het buitenland komen onder uitgaven. Onderscheid maken tussen lopende transacties en kapitaaltransacties Lopende transacties (transacties bij goederen-, diensten-, inkomensverkeer) leidt tot inkomen. Kapitaaltransacties zijn transacties bij kapitaalverkeer en dat wordt ook wel vermogensverkeer genoemd. Vermogen kan belegd worden en levert in de toekomst inkomen in de vorm van rente en winst op. Kapitaaltransacties zijn zelf geen inkomen. En als inkomen niet besteed wordt ontstaat vermogen. Onderscheid maken tussen structureel en speculatief kapitaalverkeer Structureel kapitaalverkeer is kapitaalverkeer waarvan de gelden langere tijd beschikbaar zijn. Speculatief kapitaalverkeer is kapitaalverkeer dat sterk reageert op verwachtingen voor de nabije toekomst. Onderscheid maken tussen de verschillende rekeningen van de betalingsbalans (goederenrekening, dienstenrekening, inkomensrekening, kapitaalrekening en salderingsrekening) Goederenrekening Deelrekening van de betalingsbalans waarop de uitvoer/invoer van goederen wordt geregistreerd, bijvoorbeeld grondstoffen, machines et cetera. Dienstenrekening Deelrekening van de betalingsbalans waarop het dienstenverkeer met het buitenland is geregistreerd: transport, verzekeringen, toerisme et cetera. Inkomensrekening Deelrekening van de betalingsbalans waarop staan vermeld de betaalde en ontvangen primaire inkomens (zoals loon, dividend en rente) en de inkomensoverdrachten (zoals schenkingen en overboekingen naar familieleden in buitenland). Kapitaalrekening Onderdeel van de betalingsbalans waarop de vermogenstransacties met het buitenland staan geregistreerd: handelskredieten, directe investeringen, ontwikkelingshulp, aan- en verkoop van effecten et cetera. Salderingsrekening Deelrekening van de betalingsbalans waarop staat vermeld de verandering van de goud- en deviezenvoorraad die voortvloeit uit de overige deelrekeningen van de betalingsbalans (salderingsrekening). Noemen en analyseren van factoren die de buitenlandse handel beïnvloeden Een positief saldo op de lopende rekening doet de hoogte van het binnenlandse inkomen toenemen (meer uitgaven). Hoe lager de prijsverhouding (de prijs van onze uitvoer en die van de concurrenten op de Pagina 1 van 14

11 wereldmarkt) des te beter is onze concurrentiepositie; door natuurlijke omstandigheden (kwaliteit van de productiefactor natuur) en kwaliteit/kosten van de productiefactoren arbeid en kapitaal. Hoofdstuk 5 Kennen Effectieve vraag (macro-economische vraag) Het beslag op de binnenlandse productiecapaciteit: bestedingen van gezinnen (C), bedrijven (I), overheid (O) en buitenland (uitvoer: E) minus invoer (M): C + I + O + E - M. Conjunctuur (cyclus) De opeenvolging van perioden met toe- en afnemende groei van het nationale inkomen. Daarbij worden de volgende fasen onderscheiden: opgaande conjunctuur neergaande conjunctuur conjunctureel herstel (van dal tot trendwaarde) conjuncturele afzwakking (van top tot trendwaarde) hoogconjunctuur (van trendwaarde tot top) laagconjunctuur / recessie (van trendwaarde tot dal) Conjunctureel herstel Als de conjunctuur stijgt. Hoogconjunctuur Fase in de opgaande conjunctuurgolf: de groei van het nationale inkomen overtreft de trendmatige groei. Conjuncturele afzwakking Als de conjunctuur daalt. Laagconjunctuur Fase in de neergaande fase van de conjunctuurgolf: de groei van het nationale inkomen is kleiner dan de trendmatige groei. In plaats van laagconjunctuur wordt vaak gesproken van recessie. Depressie Een periode van langdurige laagconjunctuur waarbij er tevens sprake is van een negatieve groei van het nationale inkomen. Recessie Fase in de neergaande fase van de conjunctuurgolf: de groei van het nationale inkomen is kleiner dan de trendmatige groei. De term recessie is een veel gebruikte term voor laagconjunctuur. Overbesteding De bestedingen zijn groter dan de productiecapaciteit. Hierdoor kunnen de prijzen gaan stijgen (bestedingsinflatie) en kunnen er spanningen op de arbeidsmarkt ontstaan. Onderbesteding De bestedingen zijn kleiner dan de productiecapaciteit. Dat kan tot prijsdalingen aanleiding geven en gaat gepaard met conjuncturele werkloosheid. Productiecapaciteit De maximale omvang van het goederen- en dienstenpakket dat in een economie of in een bedrijf in een jaar kan worden voortgebracht. Normale bezettingsgraad Bezetting van de productiecapaciteit (machines) bij normale bezetting. Is normaliter kleiner dan 1%. Trend Pagina 11 van 14

12 De gemiddelde ontwikkeling van een grootheid over een reeks van jaren. Anti-cyclisch begrotingsbeleid (of anti-cyclische conjunctuurpolitiek) De overheid probeert door haar uitgaven en/of inkomsten de conjunctuurcyclus te dempen: bij onderbesteding een groter begrotingstekort (lagere belastingen, meer uitgaven) en bij overbesteding een kleiner begrotingstekort (hogere belastingen, minder uitgaven). Multipliereffect of sneeuwbaleffect Een stijging van de (autonome) bestedingen leidt tot een stijging van het nationale inkomen die een veelvoud is van de oorspronkelijke stijging van de autonome bestedingen. Dat komt omdat bestedingen leiden tot productie en dus tot inkomen waarbij dat inkomen weer tot nieuwe bestedingen leidt en zo verder. Conjunctuurindicatoren Indicatoren die een aanwijzing vormen voor de op korte termijn te verwachten economische ontwikkeling. De verwachte bedrijvigheid in de industrie, de koopbereidheid van de consument, de feitelijke orderportefeuille van de industrie, etc zijn indicatoren die een voorspellende waarde hebben ten aanzien van de conjunctuur. Kunnen Onderscheid maken tussen middelen en bestedingen in macro-economisch verband Middelen= alle bestedingen bij elkaar (het aanbod van goederen en diensten) Bestedingen= particuliere consumptie (= C), particuliere investeringen (= I), overheidsbestedingen (= O) en uitvoer (= E) Middelen Bestedingen Y + M = C + I + O + E Of Y = C + I + O + E M Onderscheid maken tussen de verschillende onderdelen van de middelen (nationaal product en import) en de verschillende onderdelen van bestedingen (consumptie, investeringen, overheidsbestedingen en export) Import Het kopen van goederen en diensten door (de mensen en bedrijven van) een land in het buitenland. Nationaal product Consumptie particuliere consumptie overheidsconsumptie De uitgaven van een consument aan goederen voor eigen gebruik. De uitgaven van de overheid aan ambtenarensalarissen en materiële uitgaven (goederen voor direct gebruik) Investeringen Het aanschaffen van kapitaalgoederen door bedrijven (particuliere investeringen) en overheid (overheidsinvesteringen). Onderscheiden worden: Bruto investeringen die worden verdeeld in: Pagina 12 van 14

13 - vervangingsinvesteringen - netto investeringen De investeringen worden weer verdeeld in: - uitbreidingsinvesteringen (vaste kapitaalgoederen) - voorraadinvesteringen (voorraden eindproduct) Overheidsbestedingen De overheidsconsumptie plus de overheidsinvesteringen. Export Het kopen van goederen en diensten door (de mensen en bedrijven in) het buitenland in een bepaald land. Verband leggen tussen de ontwikkeling van de effectieve vraag en de conjunctuur Hoog conjunctuur: de effectieve vraag is groter dan de productiecapaciteit Laag conjunctuur: de effectieve vraag is kleiner dan de productiecapaciteit Uitleggen waarom gewoonlijk de bezettingsgraad van de productiecapaciteit lager is dan 1% Er is altijd wel iemand ziek of er is een machine defect. Verband leggen tussen de macro-economische trend en de ontwikkeling van de productiecapaciteit Als de productiecapaciteit opeens erg verandert veranderd de trend mee. Uitleggen waarom de conjuncturele ontwikkeling wordt gemeten d.m.v het reëel nationaal product of reëel binnenlands product Omdat dan pas echt duidelijk wordt hoe de economie reageert en/of veranderd Onderscheid maken tussen de verschillende fasen van conjuncturele ontwikkeling: conjunctureel herstel, hoogconjunctuur, conjuncturele afzwakking en laagconjunctuur opgaande conjunctuur neergaande conjunctuur conjunctureel herstel (van dal tot trendwaarde) conjuncturele afzwakking (van top tot trendwaarde) hoogconjunctuur (van trendwaarde tot top) laagconjunctuur / recessie (van trendwaarde tot dal) Onderscheid maken tussen overbesteding, onderbesteding en bestedingsevenwicht Overbesteding De bestedingen zijn groter dan de productiecapaciteit. Hierdoor kunnen de prijzen gaan stijgen (bestedingsinflatie) en kunnen er spanningen op de arbeidsmarkt ontstaan. Onderbesteding De bestedingen zijn kleiner dan de productiecapaciteit. Dat kan tot prijsdalingen aanleiding geven en gaat gepaard met conjuncturele werkloosheid. Bestedingsevenwicht Als de bestedingen even groot zijn als de productiecapaciteit. De capaciteit en de prijzen zouden met hetzelfde percentage stijgen per jaar. De productie zou dan trendmatig stijgen. Aangeven wat de gevolgen zijn van deze conjuncturele situaties voor de werkgelegenheid, de bezettingsgraad en de inflatie. Overbesteding De bestedingen zijn groter dan de productiecapaciteit. Hierdoor kunnen de prijzen gaan stijgen (bestedingsinflatie) en kunnen er spanningen op de arbeidsmarkt ontstaan. Onderbesteding Pagina 13 van 14

14 De bestedingen zijn kleiner dan de productiecapaciteit. Dat kan tot prijsdalingen aanleiding geven en gaat gepaard met conjuncturele werkloosheid. Bestedingsevenwicht Als de bestedingen even groot zijn als de productiecapaciteit. Geen prijsveranderingen of conjuncturele veranderingen. Aangeven welke mogelijkheden de overheid heeft om de conjunctuur te beïnvloeden/ uitleggen hoe dit overheidsbeleid werkt De overheid voert een economische politiek, bestaande uit het dempen, stabiliseren van conjuncturele golven waardoor er prijsstabiliteit en een evenwichtige arbeidsmarkt ontstaat. Een evenwichtige arbeidsmarkt houdt in dat de vraag naar arbeidskrachten uitgeoefend door bedrijven/overheid (werkgelegenheid) overeen komt met het aanbod van arbeidskrachten (beroepsbevolking). De overheid moet een anticyclisch begrotingsbeleid voeren, dat is het in overeenstemming van de conjunctuurgolven met trendmatige groei van het nationaal product brengen. De middelen van het beleid zijn bestedingen en de belastingstarieven. Bij laagconjunctuur wordt dit toegepast omdat de consumenten pessimistisch zijn en aankopen uitstellen. Er ontstaat een macro-economisch vraagtekort. De overheid stimuleert dan de economie, de vraag neemt toe, de productie stijgt en dus ook de werkgelegenheid en een hoger nationaal inkomen. Door een hoger nationaal inkomen gaan gezinnen meer consumeren en de bedrijven meer produceren. Men spreekt dan van multiplierwerking (van de toename van de overheidsbesteding/afname van de belastingen). Inverdieneffect: de overheid stimuleert de economie bij laagconjunctuur en verdient een gedeelte terug omdat ze door dat beleid er een hoger nationaal inkomen komt en dus meer belastingen krijgt. Pagina 14 van 14

5,8. Samenvatting door een scholier 1415 woorden 17 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

5,8. Samenvatting door een scholier 1415 woorden 17 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 1415 woorden 17 augustus 2006 5,8 28 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Consumeren->omgangstaal = gebruiken, verbruiken -> Economie = kopen aanschaffen van goederen

Nadere informatie

Samenvatting Economie De vraag, lesbrief 2002

Samenvatting Economie De vraag, lesbrief 2002 Samenvatting Economie De vraag, lesbrief 00 Samenvatting door een scholier 4846 woorden 14 april 003 7,5 95 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO De vraag Hfst 1 De consument Een consument streeft

Nadere informatie

Samenvatting Economie De vraag

Samenvatting Economie De vraag Samenvatting Economie De vraag Samenvatting door een scholier 3360 woorden 13 januari 2007 6,1 9 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De consument Consumptie is het aanschaffen van goederen en diensten

Nadere informatie

Een keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker.

Een keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker. Samenvatting door een scholier 893 woorden 24 december 2003 6,4 43 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Vaardigheden H1 Consumeren Omgangstaal: Iets verbruiken, of soms iets gebruiken Economie: Het

Nadere informatie

2.1 De vraag naar spijkerbroeken

2.1 De vraag naar spijkerbroeken 2.1 De vraag naar spijkerbroeken Voorbeeld 1: Q v = -0,10P + 9 met Q v = gevraagde hoeveelheid spijkerbroeken van Petra P = prijs van een spijkerbroek in euro s P 90 80 60 30 0 Q v 0 1 3 6 9 Er is een

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting door een scholier 1385 woorden 6 mei 2006 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H. 1, Crisis. Conjunctuurtheorie = theorie over crisis met

Nadere informatie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur Economische wetenschappen 1 en recht Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 34 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven

Nadere informatie

H2: Economisch denken

H2: Economisch denken H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren

Nadere informatie

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting door een scholier 1747 woorden 18 november 2004 4,8 57 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie 1.1 Macro-economie Kenmerk macro-economie

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september 2004 7,1 10 keer beoordeeld Vak Economie MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Economie gaat over de behoeften (de wensen) van mensen. Behoeften

Nadere informatie

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting door een scholier 1851 woorden 28 maart 2006 2 2 keer beoordeeld Vak Economie Module 1, Hoofdstuk 2, Consumeren 1. Hoe consumenten in hun behoeften

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet

Nadere informatie

UIT groei en conjunctuur

UIT groei en conjunctuur Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud: Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 & h2 samengevat 2 h3 samengevat 3 h4 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6 & 7 Links 7 Test je

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

Samenvatting Economie Vervoer

Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het

Nadere informatie

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen. Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid

Nadere informatie

5.1 Wie is er werkloos?

5.1 Wie is er werkloos? 5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

5.2 Wie is er werkloos?

5.2 Wie is er werkloos? 5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product. Boekverslag door M. 988 woorden 11 oktober 2015 9.3 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 2 Betalingsbereidheid: Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid

Nadere informatie

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan. Samenvatting door Romy 2193 woorden 8 december 2015 7 10 keer beoordeeld Vak Economie 2.1 In ons dagelijks leven maken wij voortdurend keuzes omdat we nu eenmaal niet alles tegelijk kunnen doen of ons

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2

Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht

Nadere informatie

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl Keuzeonderwerp Keynesiaans model Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt Vraag op de goederenmarkt Alleen gezinnen en bedrijven kopen op de goederenmarkt. C = 0,6 Y Aa = 4 mln mensen

Nadere informatie

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag. Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit

Nadere informatie

Correctiemodel. SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie

Correctiemodel. SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER 2015 15.15-16.45 UUR Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie B / 10 2015 NGO-ENS B / 10 Opgave

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a

Nadere informatie

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn

Nadere informatie

Bruto binnenlands product

Bruto binnenlands product Bruto binnenlands product Binnenlands = nationaal Productie bedrijven Individuele goederen Omzet Inkoop van grond- en hulpstoffen - Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen- Netto toegevoegde waarde = Beloningen

Nadere informatie

EUROPESE SAMENWERKING

EUROPESE SAMENWERKING ECONOMIE EUROPESE SAMENWERKING HOOFDSTUK 1: HET BUITENLAND 1.1 OVER DE GRENS Bij uitvoer oefent het buitenland vraag uit naar Nederlandse producten. Tegenover goederen- en dienstenstromen staan geldstromen.

Nadere informatie

Productie is het voortbrengen van goederen en diensten met als doel het verwerven van een inkomen door de verkoop van deze producten.

Productie is het voortbrengen van goederen en diensten met als doel het verwerven van een inkomen door de verkoop van deze producten. Lesbrief Modellen Productie is het voortbrengen van goederen en diensten met als doel het verwerven van een inkomen door de verkoop van deze producten. Productie = Toegevoegde Waarde = Omzet geldswaarde

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE Maandag 27 juni 2016 B / 9 2016 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (20 punten)

Nadere informatie

Samenvatting Economie Economische groei H1 t/m H3

Samenvatting Economie Economische groei H1 t/m H3 Samenvatting Economie Economische groei H1 t/m H3 Samenvatting door een scholier 2598 woorden 19 februari 2007 6,4 9 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economische groei: Welvaart: De mate waarin

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 16 DECEMBER 2015 15.15-16.45 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat

Nadere informatie

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART UUR 13:00 UUR. Belangrijke informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART UUR 13:00 UUR. Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART 2015 11.30 UUR 13:00 UUR Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Algemene ecomonie Maandag 2 maart 2015 B / 9 2015 Stichting

Nadere informatie

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen.

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen. Samenvatting door A. 1304 woorden 7 februari 2017 7,6 23 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting vraag & aanbod Hoofdstuk 1 Concrete markt: vragers en aanbieders komen op bepaalde tijden

Nadere informatie

Hoofdstuk 14 Conjunctuur

Hoofdstuk 14 Conjunctuur Hoofdstuk 14 Conjunctuur Open vragen 14.1 CPB: groei Nederlandse economie valt terug naar 1% in 2005 In 2005 zal de economische groei in Nederland licht terugvallen naar 1% ten opzichte van een groei van

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag

Nadere informatie

Keynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn, klassieke modellen op de lange termijn.

Keynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn, klassieke modellen op de lange termijn. Samenvatting door E. 2316 woorden 27 april 2013 9 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 8: Een model van een economie 8.1 Verschillende modellen Macro-economische modellen kunnen

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Waar produceren

Hoofdstuk 1: Waar produceren Hoofdstuk 1: Waar produceren Open economie - Een land handeld veel met het buitenland, importeert & exporteert veel Er is meer keuze aan goederen of diensten dan in een gesloten economie Concurrentiepositie

Nadere informatie

Economische conjunctuur

Economische conjunctuur Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. Ontstaat door veel vraag naar producten Trend (Gemiddelde groei over groot aantal jaren) laagconjunctuur

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen en groei

Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting door een scholier 2696 woorden 8 januari 20 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Economie inkomen en groei Luna H5A HOOFDSTUK. Vroeger waren de mensen zelfvoorzienend.

Nadere informatie

Dumpjehuiswerk.nl 2009

Dumpjehuiswerk.nl 2009 Algemene Economie hoofdstuk 2 Vraag Bij de analyse van het consumentengedrag zijn ondernemingen op zoek naar de oorzaken die ten grondslag liggen aan de vraag naar hun producten. Deze oorzaken worden ook

Nadere informatie

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten. Samenvatting door D. 1289 woorden 4 oktober 2015 3,5 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 - STEEDS MEER MOBILITEIT 1 - Hoe verplaatsen we ons? Manieren van vervoeren: Fiets - Scooter - Auto - Bus

Nadere informatie

Samenvatting Economie Internationale Handel

Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting door een scholier 1611 woorden 9 september 2001 6,5 169 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel Hoofdstuk 1 Nederland is erg

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 1: hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Module 1: hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Module 1: hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1645 woorden 7 oktober 2004 7,1 20 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Hoofdstuk 1 1 Economie gaat

Nadere informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie 1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12 2016 NGO-ENS B / 12 Opgave

Nadere informatie

Handel (tastbare goederen) 61 35 + 26 Diensten (transport, toerisme, ) 5 4 + 1 Primaire inkomens (rente, dividend, ) 11 3 + 8

Handel (tastbare goederen) 61 35 + 26 Diensten (transport, toerisme, ) 5 4 + 1 Primaire inkomens (rente, dividend, ) 11 3 + 8 betalingsbalans Zweden behoort tot de EU maar (nog) niet tot de EMU. Dat maakt Zweden een leuk land voor opgaven over wisselkoersen, waarbij een vrij zwevende kroon overgaat naar een kroon met een vaste

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5 opgaven en omvat 21 vragen.

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5 opgaven en omvat 21 vragen. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5

Nadere informatie

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag Samenvatting Economie Europa Samenvatting door S. 1608 woorden 27 maart 2017 7,5 27 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: Waar produceren Open economie - Een land handeld veel met het

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid

Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid Samenvatting door Een scholier 2055 woorden 2 november 2003 5.7 113 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie Modellen H3 t/m 7 Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid Y inkomensevenwicht

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,

Nadere informatie

Opdracht 1 Macro-economie [30p]

Opdracht 1 Macro-economie [30p] Opdracht 1 Macro-economie [30p] De effectieve vraag van land Angeloziё bestaat uit de voorgenomen consumptie van de gezinnen en de voorgenomen investeringen van de bedrijven. In dit land was het Bruto

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p).

De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p). 1. Prijselasticiteit van de vraag De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p). %-verandering gevraagde hoeveelheid (gevolg)

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo 2010 - I

Eindexamen economie vwo 2010 - I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en Producent

Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1521 woorden 2 oktober 2003 7, keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Economie Module 1 Hoofdstuk 1 Par. 1.1 Behoeften:

Nadere informatie

Arbeid = arbeiders = mensen

Arbeid = arbeiders = mensen Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%

Nadere informatie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 4 Nederland en buitenland

Samenvatting Economie Module 4 Nederland en buitenland Samenvatting Economie Module 4 Nederland en buitenland Samenvatting door een scholier 2095 woorden 5 oktober 2004 6,5 27 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie De welvaart neemt toe door internationale

Nadere informatie

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober 2015 6,7 9 keer beoordeeld Vak Economie De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden. Productiefactoren: arbeid, ondernemerschap, kapitaal

Nadere informatie

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Examen HAVO en VHBO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs HAVO Tijdvak 2 VHBO Tijdvak 3 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 00 Dit

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Consumenten

Hoofdstuk 2: Consumenten Hoofdstuk 2: Consumenten Economie VWO 2011/2012 www.lyceo.nl H2: Consumenten Economie 1. Inkomen 2. Consument 3. Producenten 4. Markt en Overheid 5. Internationale betrekkingen 6. Kringloop Inkomensvorming

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 artikel 1 Een verklaring waaruit

Nadere informatie

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit Uitwerking vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet

Nadere informatie

5,3. Samenvatting door K. 811 woorden 21 oktober keer beoordeeld. Economie in context

5,3. Samenvatting door K. 811 woorden 21 oktober keer beoordeeld. Economie in context Samenvatting door K. 811 woorden 21 oktober 2013 5,3 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context De volledige word (.docx) versie zit bijgevoegd als bestand! Productie: Grondstoffen Hulpstoffen

Nadere informatie

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Hoofdstuk 1 + 2 Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Bedoeld om de werkelijkheid te verklaren Bedoeld om voorspellingen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen en groei

Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting door een scholier 2020 woorden 10 maart 2009 8,2 49 keer beoordeeld Vak Economie Productie en ruilen. Als je zelfvoorzienend bent dan produceer je goederen

Nadere informatie

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld Samenvatting door een scholier 1909 woorden 17 april 2007 4,8 30 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Import: goederen uit het buitenland kopen Export: producten aan het buitenland verkopen Uitvoersaldo:

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II Opgave 1 Uit een krant: Uitzendbranche blijft groeien Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de uitzendbranche in het eerste kwartaal van 1998 flink is gegroeid. In vergelijking

Nadere informatie

Samenvatting Economie Internationale handel

Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting door een scholier 1484 woorden 7 oktober 2003 5,5 44 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Internationale handel HS 1 Nederland handelsland Par.

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 2471 woorden 20 juni keer beoordeeld

Samenvatting door een scholier 2471 woorden 20 juni keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2471 woorden 20 juni 2009 6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie, Hoofdstuk 6 6.1 Een eenvoudige kringloop Micro-economie: De productie bekeken door 1

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1640 woorden 19 januari 2004 7,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 Directe ruil=

Nadere informatie

Lever het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Lever het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART 2015 11.30 UUR 13:00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 10 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo I

Eindexamen economie 1-2 vwo I Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 nivellering 38,2 : 9,6 = 3,98 : 1 2 maximumscore

Nadere informatie