De Samenhang tussen Sociale Vaardigheid, Welbevinden, het Gevoel Anders te Zijn dan Anderen en Autistische Trekken in de Algemene Populatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Samenhang tussen Sociale Vaardigheid, Welbevinden, het Gevoel Anders te Zijn dan Anderen en Autistische Trekken in de Algemene Populatie"

Transcriptie

1 Masterthese Ontwikkelingspsychologie De Samenhang tussen Sociale Vaardigheid, Welbevinden, het Gevoel Anders te Zijn dan Anderen en Autistische Trekken in de Algemene Populatie Iman Kulhanek Studentnummer: Eerste beoordelaar: Dr. Annemie Ploeger Tweede beoordelaar: Dr. Marija Maric Universiteit van Amsterdam Datum:

2 Abstract Sinds de komst van de DSM-5, wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen verschillende vormen van autisme, maar worden wel gradaties in de ernst van de diagnose toegevoegd. Dit duidt op een meer dimensionele benadering van classificeren in vergelijking met de DSM-IV. In deze studie werden de aanwezigheid en spreiding van autistische trekken, gemeten met de AQ, in de algemene populatie geobserveerd, en werd geconstateerd dat deze normaal verdeeld zijn. Dit betekent dat een kleine groep van de populatie heel weinig autistische trekken bezit, een grote groep een gemiddelde mate van autistische trekken bezit, en een kleine groep veel autistische trekken bezit, en mogelijk gediagnosticeerd kan worden met ASS. Er werd onderzocht of autistische trekken in de algemene populatie ook in verband staan met psychologische kenmerken die bij ASS gevonden zijn. Dit bleek zo te zijn: personen uit de algemene populatie, met een hoge mate van autistische trekken ervaren een lager welbevinden, gemeten met de MHC-SF, dan personen met een lage mate van autistische trekken. Tot slot werd onderzocht of personen uit de algemene populatie met een hoge mate van autistische trekken zich ook in meerdere mate anders voelen dan anderen, dan personen met een lage mate van autistische trekken. Om dit te meten werd de Feeling Different Questionnaire (FDQ) gebruikt. Deze nieuw ontwikkelde vragenlijst werd eerst gevalideerd, waarbij een goede betrouwbaarheid gevonden werd. Er werd bevestiging gevonden dat feeling different samenhangt met autistische trekken, en wanneer de FDQ opgesplitst werd in negatieve feeling different en positieve feeling different, werd alleen een samenhang tussen autistische trekken en negatieve feeling different gevonden. Ook werd een negatieve samenhang tussen negatieve feeling different en welbevinden geconstateerd, waardoor geconcludeerd zou kunnen worden dat personen in de algemene populatie, met een hoge mate van autistische trekken, een laag welbevinden ervaren en zich in negatieve zin anders voelen dan anderen. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan extra support voor de subklinische groep, die niet in aanmerking komt voor een diagnose, maar wel laag op deze psychologische eigenschappen scoort. 2

3 Inhoudsopgave 1.Inleiding Introductie Categorische vs. dimensionele benadering Autisme: DSM-IV vs. DSM Autisme: categorisch of dimensioneel? Lijdensdruk en welbevinden bij autisme Feeling different bij autisme Feeling different en welbevinden Huidig onderzoek Autisme: Dimensioneel of categorisch Autistische trekken en welbevinden Feeling different questionnaire (FDQ) Autistische trekken en feeling different Welbevinden en feeling different 17 2.Methode Proefpersonen Materialen Autism Spectrum Quotient (AQ) Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG) Mental Health Continuum - Short Form (MHC-SF) Feeling different questionnaire (FDQ) Procedure 21 3.Resultaten Beschrijving van de steekproef Autisme: Dimensioneel of categorisch Autistische trekken en welbevinden Feeling different questionnaire (FDQ) Autistische trekken en feeling different Welbevinden en feeling different Discussie Limitaties en suggesties voor toekomstig onderzoek 33 5.Literatuurlijst 36 3

4 6.1.Appendix 1: Grafieken van de correlaties tussen sociale vaardigheid (gemeten door de SIG en de Sociale interactie schaal van de AQ) en stereotiepe gedragingen (gemeten door de AQ) Appendix 2: Feeling different questionnaire (FDQ) Appendix 3: Descriptives en betrouwbaarheid van de schalen van de FDQ Appendix 4: Eigenvalues en verklaarde variantie van componenten van de FDQ Appendix 5: Factorladingen (>.300) van de items van de FDQ op de eerste 15 componenten 50 4

5 1.Inleiding 1.1.Introductie Past een dimensionele benadering beter bij autisme dan een categorische benadering? Over deze vraag wordt steeds meer discussie gevoerd. Het idee dat een meer dimensionele benadering beter zou kunnen passen dan een categorische benadering werd recentelijk geïntroduceerd en is in verschillende studies besproken (Hudziak, Achenbach, Althoff & Pine, 2007; Grietens, 2014). Voor sommige stoornissen is het nog onduidelijk of het classificeren middels een dimensionele of categorische benadering beter zou aansluiten bij de aard van de stoornis. Bij anderen stoornissen is er voldoende wetenschappelijke ondersteuning om te kunnen stellen welke van de twee benaderingen beter past. Bij bijvoorbeeld eetstoornissen, schizotypische en antisociale persoonlijkheidsstoornissen wordt een categorische benadering aanbevolen, terwijl er bij depressie, post-traumatische stress stoornis, gegeneraliseerde angst en borderline persoonlijkheidsstoornis de dimensionele benadering aanbevolen wordt (Haslam, 2003). Met de komst van de DSM-5 (American Psychiatric Association, 2013) is ook voor het classificeren van autisme uitgegaan van een meer dimensionele benadering; autisme en gerelateerde stoornissen worden nu een autisme spectrum stoornis (ASS) genoemd. In dit onderzoek is een aanzet gedaan om te bestuderen welke benadering het beste zou aansluiten bij ASS, en wat dit verder zou betekenen voor de aanwezigheid van andere psychologische kenmerken in de populatie, in het bijzonder het welbevinden en het gevoel zich anders te voelen dan anderen Categorische vs. dimensionele benadering Categorische classificaties gaan uit van een alles of niets opvatting. Verschijningsvormen van een aandoening behoren wel of niet tot een groep stoornissen. Wie ondanks ernstige moeilijkheden niet aan het vereiste aantal criteria voldoet, krijgt geen diagnose. De DSM is een voorbeeld van een categorisch classificatiesysteem. Het is echter belangrijk in de praktijk hierin te nuanceren. Bij ontwikkelingsstoornissen, zoals autisme, is het nodig om rekening te houden met 5

6 leeftijd en ontwikkeling, omdat symptomen een andere vorm of gradatie kunnen aannemen. Bij dimensionele classificaties, wordt er in plaats van een alles of niets opvatting, uitgegaan van gradaties en elke stoornis kan op een continuüm beschreven worden. Het is belangrijk te beseffen dat deze twee benaderingen elkaar niet hoeven uit te sluiten, en elkaar juist kunnen aanvullen. Deze manier van aanpak wordt ook wel de integratieve benadering genoemd en wordt in de DSM-5 gehanteerd. De structurele veranderingen in de DSM-5 ten opzichte van de DSM-IV (American Psychiatric Association, 1994), omvatten onder andere een meer dimensionele benadering, door de mogelijkheid om de mate van ernst van een stoornis aan te geven (Van Amelsvoort, Van den Eede, Goethals, Van Marle, & Beekman, 2014) Autisme: DSM-IV vs. DSM-5 De classificatie van autisme is erg veranderd sinds de komst van de nieuwe DSM. In de DSM-IV (American Psychiatric Association, 1994) werd er onderscheid gemaakt tussen de diagnoses klassiek autisme, Asperger s syndroom, en PDD-NOS (pervasive developmental disorder, not otherwise specified). In de DSM-5 wordt dit onderscheid tussen subtypes van autisme niet meer gemaakt (Bultas & Koettings, 2014). Een ander verschil is dat in de DSM-IV, autisme werd gediagnosticeerd op basis van drie domeinen, namelijk kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties, kwalitatieve beperkingen in de communicatie, en beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstellingen en activiteiten. In de DSM-5 staan nog maar twee domeinen beschreven. Het eerste domein is een samenvoeging van de eerste twee domeinen van de DSM-IV, oftewel de beperking in het gebied van sociale interactie en communicatie, en het tweede domein is nog steeds beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstellingen en activiteiten. In de nieuwe versie van de DSM zijn specificaties toegevoegd (mild tot ernstig). Deze stap van DMS-IV naar DSM-5 wordt gezien als een stap richting de dimensionele benadering van ASS. De DSM blijft een categorisch diagnostisch instrument, waarbij de diagnose wel of niet gegeven wordt. Deze verandering duidt op een dimensionele 6

7 benadering van de stoornis bij de gediagnosticeerde populatie, maar niet in de algemene populatie Autisme: categorisch of dimensioneel? Het is bekend dat ASS een genetisch overdraagbare stoornis is. Verschillende studies (e.g. Piven, Palmer, Jacobi, Childress, & Arndt, 1997) hebben daarom onderzocht of familieleden van mensen met ASS ook trekken van deze stoornis bezitten, of dat deze genetisch overdraagbare stoornis alleen bij de gediagnosticeerde groep tot uiting komt. In deze studies worden meer autistische trekken gevonden bij familieleden van de gediagnosticeerde groep, dan bij de normale populatie zonder gediagnosticeerde familieleden. Met autistische trekken worden de gedragingen en gedachten bedoeld, die overeenkomen met typische autisme gerelateerde gedragingen en gedachten, van deelnemers behorende tot de algemene (of gehele) populatie, waarbij personen met en zonder diagnose zijn inbegrepen. Met normale populatie wordt alleen de groep zonder diagnose bedoeld. Het feit dat er kenmerken van ASS gevonden worden bij familieleden die tot de normale populatie behoren wordt in verschillende onderzoeken aangeduid met het broader autism phenotype. Dit is een aanwijzing dat ASS, als genetisch overdraagbare stoornis, in mindere of meerdere mate kan voorkomen, en dat er slechts in de gevallen waarbij het in meerdere mate voorkomt een diagnose gegeven wordt, terwijl familieleden die in mindere mate autistische trekken bezitten, hier geen diagnose voor krijgen. Dit zou als een aanwijzing gezien kunnen worden, dat een dimensionele benadering van autisme beter zou aansluiten dan een categorische benadering. Ook Lampor en Turner (2014) vonden recentelijk dat familieleden van mensen met autisme vaker last hebben van relatieproblemen en moeilijkheden met empathie tonen. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar autistische trekken in de gehele populatie, waarbij geen direct familielid gediagnosticeerd is met autisme. 7

8 Bij het bestuderen van autistische trekken in de gehele populatie, zou onderzocht kunnen worden op welke manier deze gedistribueerd zijn. Dit kan middels de AQ (Autism Spectrum Quotient, zie materialen) gemeten worden. Deze vragenlijst meet de autistische trekken in de algemene populatie. Het is geen diagnostisch instrument voor ASS en er kan op basis hiervan niet geconcludeerd worden of er wel of geen sprake is van ASS. Hierbij kunnen wel drie hypothesen gesteld worden: 1) In de gehele populatie zijn de autistische trekken normaal verdeeld, waarbij een kleine groep weinig autistische trekken bezit, een grote groep een gemiddelde mate van autistische trekken bezit, en een kleine groep veel autistische trekken bezit, en gediagnosticeerd wordt met ASS. Autistische trekken in de gehele populatie Aantal personen Mate van autistische trekken 2) In de gehele populatie is er een grote groep die weinig autistische trekken bezit, een gemiddeld grote groep die een gemiddelde mate van autistische trekken bezit, en een kleine groep die een hoge mate van autistische trekken bezit, en gediagnosticeerd wordt met ASS. Autistische trekken in de gehele populatie Aantal personen Mate van autistische trekken 8

9 3) In de gehele populatie zijn net zoveel mensen met weinig, gemiddeld en veel autistische trekken. Degene met de hoogste mate van autistische trekken worden gediagnosticeerd met ASS. Autistische trekken in de gehele populatie Aantal personen Mate van autistische trekken 4) In de gehele populatie is er een grote groep met weinig autistische trekken, geen groep met een gemiddelde mate van autistische trekken, en een kleine groep met veel autistische trekken, en gediagnosticeerd wordt met ASS. Autistische trekken in de gehele populatie Aantal personen Mate van autistische trekken Een spreiding zoals in hypothese 1 of 2 wordt gesteld, zou duiden op een dimensionele benadering op ASS, omdat hier sprake is van een gradatie in autistische trekken, en de aanwezigheid van deze kenmerken op een continuüm beschreven kan worden. Het verschil tussen deze hypothesen is dat bij hypothese 1 sprake is van een kleine groep mensen met weinig autistische trekken, en een grote groep met een gemiddelde mate van autistische trekken, terwijl bij de hypothese 2 sprake is van een grote groep mensen met weinig autistische trekken en een gemiddeld grote groep mensen met een gemiddelde mate van autistische trekken. Het continuüm 9

10 van autistische trekken geldt ook voor hypothese 3, alhoewel deze spreiding van autistische trekken zeer onwaarschijnlijk lijkt te zijn, omdat ASS, volgens Nederlands onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2014) in minder dan 3% (gediagnosticeerde kinderen) van de gehele populatie voorkomt, en daardoor de groep met veel autistische trekken kleiner zou moeten zijn dan de groepen met een lage en gemiddelde mate van autistische trekken. De spreiding die gesteld wordt in hypothese 4, zou duiden op een categorische benadering, waarbij er één groep met veel autistische trekken, en één groep met weinig autistische trekken gevonden worden. In het huidige onderzoek wordt de verdeling van de AQ bestudeerd. De manier waarop autistische trekken verdeeld zijn in de gehele populatie en hoe ASS benaderd wordt slaat ook op andere psychologische kenmerken en constructen die hiermee in verband staan. Als eerste wordt welbevinden besproken, en daarna wordt aandacht besteed aan feeling different, een relatief nieuw concept Lijdensdruk en welbevinden bij autisme Lijdensdruk is bij autisme noodzakelijk om een diagnose te krijgen. Criterium D van de DSM-5 ( De verschijnselen veroorzaken klinisch relevante verstoring van het huidige functioneren in sociale of andere belangrijke levensgebieden ) speelt hierbij een belangrijke rol. Omdat er echter autistische trekken in de normale populatie gevonden zijn, zou het kunnen dat subklinische groepen, zonder diagnose, maar die wel veel autistische trekken vertonen, ook lijdensdruk ervaren in het dagelijks leven. Hierom is het relevant de mate van autistische trekken bij de groep die niet in aanmerking komt voor een diagnose te bestuderen, en te onderzoeken in hoeverre de aanwezigheid van autistische trekken samenhangt met welbevinden en andere psychologische kenmerken. Er is al veel onderzoek gedaan naar het algemeen welbevinden van de populatie met ASS. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van leven en welbevinden lager is bij deze populatie dan bij de normale populatie. Dit wordt bij zowel kinderen (De Vries & Geurts, 2015), adolescenten (Clark, 10

11 Magill-Evans, & Koning, 2015; Shipman, Sheldrick, & Perrin, 2011), als volwassenen gevonden (Renty & Roeyers, 2006). Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen autistische trekken in de niet-klinische populatie en welbevinden. Als het welbevinden van mensen in de normale populatie met een hoge mate van autistische trekken lager is dan bij mensen met een lage mate van autistische trekken, zou overwogen kunnen worden deze groep extra support aan te bieden Feeling different bij autisme Een tweede psychologische kenmerk wat een verband heeft met autisme is feeling different. Feeling different is een nieuw concept waar momenteel onderzoek naar wordt gedaan en wijst naar het gevoel dat mensen hebben zich anders te voelen dan anderen. Recentelijk is hier onderzoek naar gedaan onder begeleiding van Annemie Ploeger (Migut, 2014; Hamerslag, 2015; Vink, 2014). Hieruit is gebleken dat mensen met een hoge mate van autistische trekken zich anders voelen dan anderen. Om het concept zich anders voelen dan anderen te meten, is een nieuwe vragenlijst in ontwikkeling, onder begeleiding van Annemie Ploeger, namelijk de Feeling different Questionnaire (FDQ). Deze wordt nog niet in de praktijk gebruikt en is nog niet voldoende gevalideerd. Verder onderzoek is hiervoor nodig. Wat uit eerder onderzoek bekend is, is dat er een overlap bestaat tussen autistische en schizotypische trekken (Dinsdale et al., 2013; Russell-Smith et al., 2011). Het concept van het zich anders voelen dan anderen is een subjectief gegeven en wordt gezien als een overlappend construct tussen autistische en schizotypische trekken. Uit eerder onderzoek is gebleken dat feeling different inderdaad de overlap tussen autistische en schizotypische trekken deels verklaart (Migut, 2014; Hamerslag, 2015; Vink, 2015). Feeling different is een gevoel dat ervaren wordt door de persoon zelf. In de gehele populatie zijn er mensen die zich in meerdere of mindere mate anders voelen dan de rest. Dit gevoel heeft dus een dimensioneel aspect. Als het zich anders voelen dan 11

12 anderen de overlap blijkt te verklaren tussen mensen die veel autistische trekken bezitten en veel schizotypische trekken bezitten, en ASS daadwerkelijk een dimensioneel karakter blijkt te hebben, zou dit betekenen dat mensen met veel autistische trekken zich in meerdere mate anders voelen dan mensen met weinig autistische trekken. Verder onderzoek is nodig om vast te stellen of zich anders voelen dan anderen daadwerkelijk samenhangt met de mate van autistische trekken in de normale populatie. Tot nu toe, is het zich anders voelen dan anderen gemeten als één enkel concept. Feeling different kan echter worden opgesplitst in twee delen. Mensen kunnen zich op een positieve manier anders voelen dan anderen, namelijk als zij zich een uniek individu voelen dat zich in positieve zin onderscheidt van anderen. Mensen kunnen zich ook op een negatieve manier anders voelen dan anderen, omdat zij zich bijvoorbeeld minderwaardig voelen. Het hebben van autistische trekken zou dus op verschillende manieren kunnen samenhangen met het zich anders voelen dan anderen, namelijk in negatieve zin, positieve zin, of in het algemeen Feeling different en welbevinden In de vorige paragrafen werd besproken dat mensen met autistische trekken zich vaak anders voelen dan anderen, en dat mensen met autisme een lager welbevinden hebben dan gemiddeld. Als hier vanuit wordt gegaan, zou het ook zo kunnen zijn dat mensen die zich anders voelen dan anderen, vaak ook een lager welbevinden hebben dan gemiddeld. Als echter het concept feeling different opgesplitst kan worden in het zich in positieve en in negatieve zin anders voelen, zou een logische redenering zijn te verwachten dat, gezien mensen met autisme, en mogelijk ook mensen met autistische trekken, een lager welbevinden hebben dan gemiddeld, deze zich ook in negatieve zin anders zouden voelen dan anderen. 12

13 1.2.Huidig onderzoek Autisme: Dimensioneel of categorisch In de huidige studie is het onderzoeksdesign correlationeel van aard. Er wordt onderzocht of er in de algemene populatie een continuüm van autistische trekken gevonden kan worden, wat bijdraagt aan de discussie of autisme vooral dimensioneel of categorisch benaderd dient te worden. Om dit te bestuderen zal, ten eerste, onderzocht worden of een belangrijk aspect van autisme, namelijk de beperking in de sociale vaardigheid, ook daadwerkelijk samenhangt met andere aspecten van autisme, in de algemene populatie. De beperking in de sociale vaardigheid is een gegeven bij de populatie met ASS. Volgens zowel de DSM-IV (American Psychiatric Association, 1994), als de DSM-5 (American Psychiatric Association, 2013), is de beperking op het gebied van sociale interactie en communicatie een kerneigenschap van ASS. Hiernaast zijn beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstellingen en activiteiten ook eigenschappen van ASS. Als ASS een dimensioneel karakter heeft, dan zouden mensen in de normale populatie met veel autistische trekken een grotere beperking in de sociale vaardigheid moeten hebben dan mensen met weinig autistische trekken. Daarnaast zouden ook de stereotiepe gedragingen in meerdere mate voorkomen bij mensen met een hoge mate van autistische trekken dan bij mensen met een lage mate van autistische trekken. In andere woorden zouden de stereotiepe gedragingen, die geen verband hebben met sociale vaardigheid, die gemeten worden door de schalen van de AQ (Repetitiviteit, Oog voor details, en Verbeeldingskracht), in de normale populatie sterker aanwezig moeten zijn bij mensen die een zwakke sociale vaardigheid bezitten dan bij mensen die deze goed beheersen. Deze samenhang zou een gradueel verband moeten hebben, waarbij een steeds grotere mate van autistische trekken op een continuüm samenhangt met steeds een grotere beperking in de sociale vaardigheid. Zodoende wordt bestudeerd of mensen met een hoge mate van autistische trekken, al deze eigenschappen tezamen in meerdere mate bezitten dan mensen met een lage mate van autistische trekken. Mensen met bijvoorbeeld veel oog voor details zouden daarom, volgens de hypothese, ook een zwakkere 13

14 sociale vaardigheid moeten hebben. Verschillende dimensies van sociale vaardigheden zullen onderzocht worden, namelijk het uiten van negatieve gevoelens, het uiten van positieve gevoelens, jezelf kenbaar maken, en het uiten van eigen onzekerheid en ontoereikendheid (deze dimensies worden gemeten met de schalen van de Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG), zie materialen). De hypotheses die getoetst worden zijn: a) personen met een hoge mate van autistische trekken zullen, op een continuüm, minder vaak positieve emoties uiten dan personen met een lage mate van autistische trekken b) personen met een hoge mate van autistische trekken zullen, op een continuüm, minder vaak negatieve emoties uiten dan personen met een lage mate van autistische trekken c) personen met een hoge mate van autistische trekken zullen, op een continuüm, zichzelf minder vaak kenbaar maken dan personen met een lage mate van autistische trekken d) personen met een hoge mate van autistische trekken zullen, op een continuüm, minder vaak hun onzekerheid en eigen ontoereikendheid in bedwang hebben dan personen met een lage mate van autistische trekken De correlaties tussen deze variabelen toetsen geeft echter geen volledig beeld over het feit dat er ofwel een dimensionele, ofwel een categorische opvatting gepaster zou zijn voor de beschrijving van autisme. Dit omdat de verwachte correlaties ook gevonden zouden worden als er sprake zou zijn van twee aparte groepen, waarbij één groep bijvoorbeeld een hoge mate van autistische trekken, en een lage frequentie van het uiten van positieve emoties toont, en de andere groep het tegenovergestelde toont: een lage mate van autistische trekken, en een hoge frequentie van het uiten van positieve emoties. Om dit te onderzoeken zal gekeken worden naar de screeplots, waarbij, voor elke hypothese, de scores van de deelnemers in grafieken worden uitgebeeld. Bij een dimensionele opvatting zal een grafiek zoals in Figuur 1 te zien is, gevonden worden; terwijl er bij een categorische opvatting uitgegaan wordt van een verdeling zoals in Figuur 2 te zien is. 14

15 Figuur 1. Voorbeeld van dimensionele data Eesrte variabele Tweede variabele Figuur 2. Voorbeeld van categorische data Eesrte variabele Tweede variabele Ook zal, op dezelfde manier, de correlatie tussen de Sociale interactie schaal van de AQ, en de stereotiepe gedragingen, ook gemeten met de AQ, bestudeerd worden. Ten tweede, wordt de spreiding van autistische trekken in de gehele populatie onderzocht door de verdeling van de scores op de AQ te toetsen. Er wordt onderzocht of de scores normaal verdeeld zijn. In het geval dat dit bevestigd wordt, kan hypothese 1 (in de gehele populatie zijn de autistische trekken normaal verdeeld, waarbij een kleine groep weinig autistische trekken bezit, een grote groep een gemiddelde mate van autistische trekken bezit, en een kleine groep veel autistische trekken bezit, en gediagnosticeerd wordt met ASS) aangenomen worden, en kunnen de andere hypothesen verworpen worden. In het geval dat de scores op de AQ niet normaal verdeeld zijn, zal naar het grafiek gekeken worden, om mogelijk één van de andere hypothesen te bevestigen. 15

16 1.2.2.Autistische trekken en welbevinden Er zal onderzocht worden of er een relatie is tussen het welbevinden en de mate van autistische trekken in de algemene populatie. Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen met autisme een lager welbevinden rapporteren dan mensen zonder autisme (De Vries & Geurts, 2015; Clark, Magill-Evans, & Koning, 2015; Shipman, Sheldrick, & Perrin, 2011; Renty & Roeyers, 2006). De hypothese die in de huidige studie zal worden onderzocht is dat personen uit de algemene populatie, die een hoge mate van autistische trekken bezitten, een lager welbevinden rapporteren dan personen uit de algemene populatie die een lage mate van autistische trekken bezitten. Het concept van welbevinden wordt verdeeld in algemeen welbevinden, emotioneel welbevinden, sociaal welbevinden en psychologisch welbevinden (zoals gemeten wordt met de Mental Health Continuum Short Form, zie materialen). De gestelde hypothesen zijn: a) personen met een hoge mate van autistische trekken zullen een lager algemeen welbevinden ervaren dan personen met een lage mate van autistische trekken b) personen met een hoge mate van autistische trekken zullen een lager emotioneel welbevinden ervaren dan personen met een lage mate van autistische trekken c) personen met een hoge mate van autistische trekken zullen een lager sociaal welbevinden ervaren dan personen met een lage mate van autistische trekken d) personen met een hoge mate van autistische trekken zullen een lager psychologisch welbevinden ervaren dan personen met een lage mate van autistische trekken Feeling different questionnaire (FDQ) In deze studie zal verder validatieonderzoek naar de FDQ worden gedaan. Hierbij wordt verwacht dat de Cronbach s alpha van de Positieve schaal, de Negatieve schaal en de Totale schaal van de FDQ minimaal α=.7 zal zijn. Ook wordt verwacht dat de betrouwbaarheid van de 15 subschalen (Graag dingen alleen doen, Opvallend uiterlijk, Creativiteit, Intellectueel, Humor, 16

17 Verbondenheid met de natuur, Spiritualiteit, Ambitieus, Uniek voelen, Minderwaardig voelen, Neerslachtig voelen, Introversie, Onverzorgd uiterlijk, Uit een aparte familie komen, Niet thuis voelen op woonplek) minimaal α=.7 zal zijn. Daarnaast wordt verwacht dat de beoogde factorstructuur van de FDQ (zie materiaal) middels een principale componenten analyse wordt bevestigd Autistische trekken en feeling different Ook zal onderzocht worden of autistische trekken samenhangen met het zich anders voelen dan anderen. De hypothese hierbij is dat personen met een hoge mate van autistische trekken zich anders zullen voelen dan anderen in algemene zin. Exploratief zal worden onderzocht of autistische trekken vooral samenhang vertonen met het zich anders voelen in positieve zin dan wel in negatieve zin Welbevinden en feeling different Omdat het concept van feeling different, bij de nieuwe versie van de FDQ, opgesplitst wordt in een negatieve en een positieve schaal, kan verwacht worden dat het emotioneel, sociaal, psychologisch en algemeen welbevinden lager is bij mensen die zich op een negatieve manier anders voelen dan anderen dan bij mensen die dit niet doen, terwijl ook verwacht kan worden dat het emotioneel, sociaal, psychologisch en algemeen welbevinden hoger is bij mensen die zich op een positieve manier anders voelen dan anderen dan bij mensen die dit niet doen. 2.Methode 2.1.Proefpersonen Aan het onderzoek hebben 118 proefpersonen uit de algemene populatie volwassenen meegedaan. Deze zijn gerekruteerd via sociale media en werden gevraagd de vragenlijsten online via de survey tool Qualtrics in te vullen. De proefpersonen voor dit onderzoek zijn gerekruteerd 17

18 onder kennissen van de studenten die het onderzoek hebben uitgevoerd. Studenten hebben aan familie en vrienden gevraagd om de vragenlijsten in te vullen. Er werden zo veel mogelijk proefpersonen benaderd. Het onderzoek werd uitgevoerd door twee psychologie en twee psychobiologie studenten. Uit onderzoek blijkt dat bij technischere faculteiten meer studenten met ASS ingeschreven staan dan gemiddeld (Roelfsema et al., 2012). Omdat psychobiologie gezien kan worden als een technischere studie dan psychologie, kan het deelnemen van medestudenten van beide faculteiten zorgen voor een goede verspreiding van autistische trekken in de steekproef. Proefpersonen werden van tevoren gevraagd of ze gediagnosticeerd zijn met een psychische stoornis, en indien ja, met welke. Er werd ook gevraagd wat de moedertaal is, omdat de vragenlijsten in het Nederlands aangeboden werden. 2.2.Materialen Autism Spectrum Quotient (AQ). Deze vragenlijst (Lau et al., 2013) wordt gebruikt om de mate van autistische trekken te meten in de algemene populatie volwassenen. De lijst bestaat uit 39 stellingen, bijvoorbeeld Nieuwe situaties maken mij angstig of Ik ben gefascineerd door cijfers, gevolgd door vier antwoordmogelijkheden, variërend van helemaal niet akkoord tot helemaal akkoord. De scoring is per item 0 t/m 3, de totaalscore is minimaal 0 en maximaal 117. Subschalen van deze vragenlijst zijn Sociale interactie, Repetitiviteit, Oog voor details, Empathie en Verbeeldingskracht. De schalen Sociale interactie en Empathie zijn buiten beschouwing genomen wanneer onderzocht werd of autistische trekken samenhangen met sociale vaardigheden. Dit omdat sociale vaardigheden en sociale interactie en empathie zeer waarschijnlijk zullen samenhangen omdat dit overlappende constructen betreffen. Alleen de andere schalen (Repetitiviteit, Oog voor details, Empathie en Verbeeldingskracht) zijn dan meegenomen. Wel is de schaal Sociale interactie meegenomen om de convergente validiteit van deze schaal te toetsen. De Nederlandse versie van de AQ met 50 items heeft een voldoende 18

19 interne consistentie en test-hertest betrouwbaarheid (Hoekstra, Bartels, Cath & Boomsma, 2008). De Nederlandse versie van 39 items zal hier gebruikt worden Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG). Deze vragenlijst zal gebruikt worden om het sociaal functioneren te meten. Deze bevat 50 items die een gedrag omschrijven, waarbij de frequentie van het gedrag ( nooit tot altijd ) en de spanning van het gedrag ( helemaal niet tot heel erg ) op een vijf punten schaal aangegeven moet worden. De scoring is per item van 1 t/m 5. De SIG bevat vier subschalen: 1) Uiten van negatieve gevoelens, bestaande uit 15 items (bijvoorbeeld Een verzoek afslaan van een gezaghebbend persoon ); 2) Uiten van onzekerheid en eigen ontoereikendheid, bestaande uit 14 items (bijvoorbeeld Toegeven dat u zich vergist ); 3) Jezelf kenbaar maken, bestaande uit 9 items (bijvoorbeeld Aan een groep mensen iets vertellen wat u hebt meegemaakt ); 4) Uiten van positieve gevoelens, bestaande uit 8 items (bijvoorbeeld Instemmen met een compliment over uw uiterlijk ). Per schaal kan het gemiddelde van de frequentie en het gemiddelde van de spanning uitgerekend worden door de totaalscore door het aantal items te delen(<3 is benedengemiddeld en >3 is bovengemiddeld). Bij een benedengemiddelde score van frequentie en een benedengemiddelde score van spanning, zal het profiel duiden op onverschilligheid in het gebied van de sociale interacties; bij een bovengemiddelde score van frequentie en een benedengemiddelde score van spanning, zal het profiel duiden op assertief ; bij een benedengemiddelde score van frequentie en een bovengemiddelde score van spanning, zal het profiel duiden op sub-assertief ; bij een bovengemiddelde score van frequentie en een bovengemiddelde score van spanning, zal het profiel duiden op angstige uitvoerder. In dit onderzoek zal gekeken worden naar de frequentie van het gedrag omdat bij autisme niet bekend is dat er spanning optreedt tijdens sociale situaties. De COTAN beoordelingen van deze test zijn goed voor de uitgaanspunten bij de testconstructie, goed voor kwaliteit van het testmateriaal, voldoende voor de kwaliteit van de handleiding, onvoldoende voor de normen (de normen zijn door veroudering niet meer bruikbaar), goed voor 19

20 de betrouwbaarheid, goed voor de begripsvaliditeit en voldoende voor de criteriumvaliditeit (Egberink, Janssen & Vermeulen, 1998) Mental Health Continuum - Short Form (MHC-SF). Deze vragenlijst (Lamers, Westerhof, Bohlmeijer, ten Klooster, & Keyes, 2011) wordt gebruikt om het welbevinden te meten. Dit is een test met 14 items, waarbij aangegeven moet worden hoe vaak het genoemde gevoel aanwezig is geweest in de afgelopen maand. Er zijn zes antwoordmogelijkheden, die van nooit tot elke dag lopen (score van 0 t/m 5 per item). De totaalschaal meet de Positieve geestelijke gezondheid, met een minimale score van 0 en een maximale score van 70, en de drie subschalen meten: 1) Emotioneel welbevinden, bestaande uit 3 items (bijvoorbeeld gelukkig zijn ), met een minimale score van 0 en een maximale score van 15; 2) Sociaal welbevinden, bestaande uit 5 items (bijvoorbeeld dat mensen in principe goed zijn ), met een minimale score van 0 en een maximale score van 25; 3) Psychologisch welbevinden, bestaande uit 6 items (bijvoorbeeld dat uw leven een richting of zin heeft ), met een minimale score van 0 en een maximale score van 30. De Nederlandstalige versie heeft een goede betrouwbaarheid (α=.89) en validiteit, de drie componenten hebben een goede convergente validiteit en er zijn normgegevens beschikbaar (Lamers, Westerhof, Bohlmeijer, ten Klooster, & Keyes, 2011) Feeling different questionnaire (FDQ). Deze vragenlijst is in ontwikkeling en beoogt te meten in hoeverre iemand zich anders voelt dan de rest. Het anders voelen kan opgesplitst worden in Positief of Negatief. De vragenlijst bevat in totaal 15 subschalen van elk 10 items. Subschalen die onder Positief vallen zijn: Graag dingen alleen doen, Opvallend uiterlijk, Creativiteit, Intellectueel, Humor, Verbondenheid met de natuur, Spiritualiteit, Ambitieus, Uniek voelen. Schalen die onder Negatief vallen zijn: Minderwaardig voelen, Neerslachtig voelen, Introversie, Onverzorgd uiterlijk, Uit een aparte familie komen, Niet thuis voelen op woonplek (voor alle items van de schalen, zie Appendix 2). Er zijn vier antwoordmogelijkheden, oftewel 20

21 sterk mee oneens, mee oneens, mee eens en sterk mee eens (score 1 t/m 4). De behaalde totaalscore is minimaal 150 (voelt zich niet anders) en maximaal 600 (voelt zich heel anders). Voor de Positieve schaal is 90 de minimale score en 360 de maximale score. Voor de Negatieve schaal geldt 60 als minimale score en 240 als maximale score. De interne consistentie van elk item van de vorige versie van de FDQ was voldoende terwijl de constructvaliditeit niet voldoende was (Hamerslag, 2015). In dit onderzoek zal de betrouwbaarheid en constructvaliditeit van de aangepaste versie onderzocht worden. 2.3.Procedure Deelnemers zijn via sociale media gevraagd om verschillende vragenlijsten in te vullen. Door op de aangeboden link te klikken, kregen deelnemers de informed consent en de instructies te lezen. Om autistische trekken te meten werd de Autism Spectrum Quotient (AQ) afgenomen. Dit duurt ongeveer 15 minuten. Om de sociale vaardigheid te meten is de Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG) afgenomen. Dit duurt 20 minuten. Daarnaast is de Mental Health Continuum - Short Form (MHC-SF) afgenomen om het algemeen welbevinden te meten. Dit is een korte vragenlijst die een paar minuten in beslag neemt. Om het gevoel anders te zijn dan anderen te meten, werd de onlangs ontwikkelde Feeling Different vragenlijst (FDQ) afgenomen. Deze vragenlijsten werden in random volgorde aangeboden, om volgorde-effecten te voorkomen. Deelnemers konden hun eigen computer gebruiken, vanaf thuis, om deze vragenlijsten in te vullen. Naast de genoemde vragenlijsten kregen deelnemers ook andere vragenlijsten aangeboden, in het kader van een groter onderzoek. Deze werden in deze studie echter niet meegenomen. In totaal kostte het invullen van alle vragenlijsten gemiddeld 45 minuten per deelnemer. 21

22 3.Resultaten 3.1.Beschrijving van de steekproef In totaal, zijn de vragenlijsten door 118 personen compleet ingevuld via Qualtrics. Zes van deze zijn uit de steekproef gehaald omdat Nederlands niet hun moedertaal is, waardoor de steekproef door 112 deelnemers werd gevormd. Daarnaast is interessant te melden dat drie personen gediagnosticeerd zijn met ASS. Dit is 2.6% van de steekproef, en komt dus overeen met het nationaal percentage (CBS, 2014). Ook andere stoornissen werden uitgevraagd, en het bleek dat twee gediagnosticeerd zijn met een klinische depressie, vier met een angststoornis, twee met een persoonlijkheidsstoornis, vier met ADHD, en vijf met een andere psychische stoornis. In totaal, comorbide stoornissen meegerekend, waren er 17 deelnemers die gediagnosticeerd waren met een psychische stoornis, dit is 15% van de gehele steekproef. Dit percentage ligt iets hoger dan het percentage van de Nederlandse populatie met psychische klachten. Het Nationaal Kompas Volksgezondheid rapporteert namelijk dat 9.9% van de Nederlandse populatie, in 2007, psychische klachten had (Schoemaker, 2011). 3.2.Autisme: Dimensioneel of categorisch De frequentie van sociaalvaardig gedrag is gemeten aan de hand van de vier variabelen van de SIG (Uiten van negatieve gevoelens, Uiten van positieve gevoelens, Jezelf kenbaar maken, en Uiten van eigen onzekerheid en ontoereikendheid). De descriptive statistics worden in Tabel 1 weergegeven. Uit de analyses is gebleken dat de frequentie waarbij adequaat sociaal gedrag optreedt, slechts bij twee van deze vier variabelen samenhangt met de stereotiepe gedragingen. Deze stereotiepe gedragingen zijn, zoals eerder gezegd, gemeten aan de hand van een verzameling van bepaalde schalen van de AQ (Repetitiviteit, Oog voor details, en Verbeeldingskracht). De descriptive statistics van de AQ zijn weergegeven in Tabel 2. De mate van autistische trekken bleek een significant negatief verband te hebben met het uiten van positieve gevoelens, r=-.17, p(one-tailed)<.05. Ook bleek de mate van autistische trekken een 22

23 significant negatief verband te hebben met het in bedwang hebben van onzekerheid en eigen ontoereikendheid, r=-.28, p<.01. Deze correlaties zijn echter vrij laag. Echter, als gekeken wordt naar het uiten van negatieve gevoelens (rs=.01, p=.46), en zichzelf kenbaar maken (r=-.14, p=.07), wordt geen significant verband gevonden met autistische trekken (zie Tabel 3). In Appendix 1 worden de screeplots in grafieken getoond, waarbij te zien is dat bij deze correlaties geen sprake is van twee aparte groepen, zoals verwacht kan worden van categorische data, maar wel van een continuüm, zoals verwacht wordt van dimensionele data. Tabel 1. Descriptive statistics van de frequentie schalen van de SIG N Minimum Maximum M SD Uiten van positieve gevoelens Uiten van negatieve gevoelens Uiten onzekerheid en ontoereikendheid Zichzelf kenbaar maken Tabel 2. Descriptive statistics van de AQ (Totaal score, stereotiepe gedragingen en Sociale interactie schaal) N Minimum Maximum M SD Totaal score Stereotiepe gedragingen Sociale interactie Tabel 3. Correlaties tussen stereotiepe gedragingen (AQ) en de frequentie van sociale vaardigheid (SIG) Stereotiepe gedragingen Uiten van positieve gevoelens -.17* Uiten van negatieve gevoelens.01 In bedwang houden van onzekerheid -.28** Zichzelf kenbaar maken -.14 Noot: *p<.05; **p<.01 23

24 Als de sociale vaardigheid gemeten wordt met de Sociale interactie schaal van de AQ, blijkt hier wel een significante correlatie te zijn met stereotiepe gedragingen, r=.326, p<.001. Uit de grafiek (zie Figuur 5 in Appendix 1) lijken de scores op een continuüm te zitten, alhoewel een paar deelnemers een stuk hoger scoren op zowel de beperking in de sociale interactie, als op stereotiepe gedragingen, en zich hiermee onderscheiden van de rest van de steekproef. Uit dit grafiek is niet duidelijk of er sprake zou zijn van categorische of dimensionele data. Hier zou dus wel sprake kunnen zijn van twee aparte groepen, waarbij er aan de ene kant, een kleine groep hoog op stereotiepe gedragingen en hoog op de Sociale interactie schaal (wat duidt op een beperking) scoort, en aan de andere kant, een kleine groep laag op stereotiepe gedragingen en laag op de Sociale interactie schaal scoort. Het observeren van grafieken is echter geen betrouwbare statistische analyse waar conclusie uit getrokken kunnen worden. De schaal Sociale interactie van de AQ bleek, zoals verwacht, negatief te correleren met de frequentie van het uiten van negatieve gevoelens, rs=-.27, p(one-tailed)<.01, het uiten van positieve gevoelens, r=-.36, p<.001, jezelf kenbaar maken, r=-.38, p<.001 en het uiten van eigen onzekerheid en ontoereikendheid, r=-.36, p<.001, de vier subschalen van de SIG (zie Tabel 4). Hieruit blijkt dat de Sociale interactie schaal en de subschalen van de SIG overlappende constructen meten en de convergente validiteit van alle genoemde schalen bevestigd kan worden. Tabel 4. Correlaties tussen de Sociale interactie schaal (AQ) en de frequentie van sociale vaardigheid (SIG) Sociale interactie schaal AQ Uiten van positieve gevoelens -.36** Uiten van negatieve gevoelens -.27* In bedwang houden van onzekerheid -.36** Zichzelf kenbaar maken -.38** Noot: *p<.01; **p<.001 Er werd gevonden dat de spreiding van de AQ, alle schalen inbegrepen (Sociale interactie, Repetitiviteit, Oog voor details, Empathie en Verbeeldingskracht), normaal verdeeld was onder de deelnemers, oftewel de verdeling week niet significant af van een normaal verdeling, getoetst 24

25 met een Kolmogorov-Smirnov toets, D(112)=.08, p=.08. Dit bevestigt de hypothese dat de autistische trekken in de gehele populatie normaal verdeeld zijn, waarbij een kleine groep weinig autistische trekken bezit, een grote groep een gemiddelde mate van autistische trekken bezit, en een kleine groep veel autistische trekken bezit, en mogelijk gediagnosticeerd wordt met ASS. In deze sample size zaten drie deelnemers met een ASS diagnose. Dit betekent dat hypothese 1 over de spreiding van autistische trekken bevestigd kan worden en de andere hypothesen verworpen kunnen worden. Dit duidt op een dimensionele spreiding van autistische trekken in de gehele populatie. 3.3.Autistische trekken en welbevinden Autistische trekken bleken, zoals verwacht, een negatief verband te hebben met welbevinden (voor de descriptive statistics van de schalen van de MHC-SF: Algemeen welbevinden, Emotioneel welbevinden, Sociaal welbevinden en Psychologisch welbevinden, zie Tabel 5). Dit verband bleek voor zowel het algemeen welbevinden (r=-.32, p(one-tailed)<.001), het emotioneel welbevinden (rs=-.16, p<.05), het sociaal welbevinden (r=-.19, p<.05), als voor het psychologisch welbevinden(r=-.35, p<.001) significant te zijn (zie Tabel 6). Voor alle aspecten van welbevinden bleken personen met een hoge mate van autistische trekken dus een lager welbevinden te ervaren dan personen met een lage mate van autistische trekken. Tabel 5. Descriptive statistics van de schalen van de MHC-SF N Minimum Maximum M SD Algemeen welbevinden Emotioneel welbevinden Sociaal welbevinden Psychologisch welbevinden

26 Tabel 6. Correlaties tussen autistische trekken (AQ) en welbevinden (MHC-SF) Autistische trekken Algemeen welbevinden -.32** Emotioneel welbevinden -.16* Sociaal welbevinden -.19* Psychologisch welbevinden -.35** Noot: *p<.05; **p< Feeling different questionnaire (FDQ) De FDQ werd eerst gevalideerd door de betrouwbaarheid van de Totale schaal, de Positieve schaal, de Negatieve schaal en alle subschalen (Graag dingen alleen doen, Opvallend uiterlijk, Creativiteit, Intellectueel, Humor, Verbondenheid met de natuur, Spiritualiteit, Ambitieus, Uniek voelen, Minderwaardig voelen, Neerslachtig voelen, Introversie, Onverzorgd uiterlijk, Uit een aparte familie komen, Niet thuis voelen op woonplek) te analyseren, waarvan de descriptive statistics zijn beschreven in Tabel 1 van Appendix 3. Alle schalen werden met een Cronbach s alpha getoetst. De Totale schaal van de FDQ had een goede betrouwbaarheid, van α=.874, de Positieve schaal van de FDQ had ook een goede betrouwbaarheid, van α=.829, en de Negatieve schaal had een voldoende betrouwbaarheid, van α=.727 (zie Tabel 8). Bij de Totale schaal zou de betrouwbaarheid hoger zijn zonder item 43 ( Ik kom uit een heel normale familie ), 84 ( Ik houd me niet speciaal bezig met kunst ),of 128 ( Ik ben niet geïnteresseerd in mystiek ); dan zou de betrouwbaarheid α=.876 zijn. Bij de Positieve schaal zou de verwijdering van item 84 of 128 leiden tot een hogere betrouwbaarheid, namelijk α=.835, en bij verwijdering van item 127 ( Spiritualiteit zegt mij niks ) zou de betrouwbaarheid α=.836 zijn. Items 84 en 128 zorgen dus voor een verlaging van de betrouwbaarheid zowel bij de Totale als bij de Positieve schaal. Bij de Negatieve schaal zou de verwijdering van items 16 ( Ik zie mezelf als een stabiel persoon ), 51 ( Ik voel me op mijn plaats op mijn huidige woonplek ), of 59 ( Ik ben tevreden met mijn huidige woonplek ) leiden tot een hogere betrouwbaarheid, namelijk α=.735 (zie Appendix 2 voor een overzicht van alle vragen). Van de 15 subschalen bleken er 6 een voldoende 26

27 betrouwbaarheid te hebben (α>.7) en bleken er 7 een goede betrouwbaarheid te hebben (α>.8). Slechts 2 subschalen hadden, tegen verwachting in, een betrouwbaarheid van α<.7 (zie Tabel 2 in Appendix 3). De principale componenten analyse werd met een varimax rotatie uitgevoerd. Uit de analyse bleken 41 componenten een eigenvalue>1 te hebben. Deze 41 componenten golden gezamenlijk voor 82.33% van de totale verklaarde variantie. De eerste 15 componenten golden voor 55.18% van de verklaarde variantie, waarbij de eerste component 10.60%, en de tweede component 9.00% van de totale variante verklaarde (voor een overzicht van alle componenten zie Appendix 4). De hypothese dat de factor structuur van 15 subschalen bevestigd zou worden met deze steekproef, kon verworpen worden. De grootte van de steekproef (112 deelnemers) was voor een principale componenten analyse echter te klein om van betrouwbare resultaten te kunnen spreken. 3.5.Autistische trekken en feeling different Een hoge mate van autistische trekken in de populatie bleken, uit de analyses, significant positief samen te hangen met het zich anders voelen dan anderen. De correlatie tussen feeling different en autistische trekken was r=.46, p(one-tailed)<.001. De resultaten bevestigen de hypothese dat personen met een hoge mate van autistische trekken zich in grotere mate anders voelen dan anderen dan personen met een lage mate van autistische trekken en bevestigen de bevindingen van Migut (2014), Hamerslag (2015) en Vink (2015), waarin een verband wordt gevonden tussen feeling different en autistische trekken. Interessant is dat bij het opsplitsen van de schalen van de FDQ in het zich anders voelen dan anderen in positieve en negatieve zin, alleen een significant verband werd gevonden tussen autistische trekken en feeling different in negatieve zin (r=.56, p(one-tailed)<.001), maar niet tussen autistische trekken en feeling different in positieve zin (r=.13, p=.08) (zie Tabel 7). 27

28 Tabel 7. Correlaties tussen autistische trekken (AQ) en feeling different (FDQ) in algemene, positieve en negatieve zin (Totale schaal, Positieve Schaal, Negatieve Schaal) Autistische trekken Feeling different Totaal.46** Feeling different Negatief.56** Feeling different Positief.13 Noot: **p< Welbevinden en feeling different Uit de analyses bleek er, zoals verwacht, een significant negatief verband te zijn tussen het welbevinden en feeling different in negatieve zin. Dit geldt voor zowel het algemeen welbevinden (r=-.42, p(one-tailed)<. 001), het emotioneel welbevinden (rs=-.37, p<.001), het sociaal welbevinden (r=-.28, p<.01), als het psychologisch welbevinden (r=-.38, p<.001) (zie Tabel 8). Het emotioneel, sociaal, psychologisch en algemeen welbevinden is lager bij mensen die zich op een negatieve manier anders voelen dan anderen dan bij mensen die dit niet doen. Bij feeling different in positieve zin, bleek het verband met het welbevinden minder coherent te zijn, aangezien hier wél een significante positieve samenhang tussen feeling different en het algemeen welbevinden (r=.16, p(one-tailed)<.05), en feeling different en het emotioneel welbevinden werd gevonden(rs=.18, p<.05); maar geen significante samenhang tussen feeling different en sociaal welbevinden(r=.13, p=.09), en tussen feeling different en psychologisch welbevinden (r=.14, p=.07) werd gevonden (zie Tabel 8). Het algemeen en emotioneel welbevinden blijken dus iets hoger te zijn bij mensen die zich op een positieve manier anders voelen dan anderen dan bij mensen die dit niet doen, maar het sociaal en psychologisch welbevinden blijken niet significant hoger te zijn bij mensen die zich anders voelen dan anderen in positieve zin. De gevonden correlaties bleken echter zo laag te zijn dat er nauwelijks gesproken kan worden van een verband. 28

29 Tabel 8. Correlaties tussen welbevinden (MHC-SF) en feeling different in positieve en negatieve zin (Positieve en Negatieve schaal van de FDQ) Positieve feeling different Negatieve feeling different Algemeen welbevinden.16* -.41*** Emotioneel welbevinden.18* -.37*** Sociaal welbevinden ** Psychologisch welbevinden *** Noot: *p<.05; **p<.01; ***p< Discussie en conclusie Het doel van dit onderzoek was te bestuderen of een categorische of dimensionele benadering adequater is voor de psychische ontwikkelingsstoornis autisme, ook autisme spectrum stoornis of ASS genoemd, en autistische trekken in de algemene populatie samenhangen met bepaalde psychologische kenmerken, in bijzonder het welbevinden en het gevoel zich anders te voelen dan anderen. De deelnemers van dit onderzoek waren geen gediagnosticeerde personen met autisme, maar werden gerekruteerd uit de algemene populatie. Het instrument dat werd gebruikt om autistische trekken te meten, de AQ, is geen diagnostisch instrument. De algemene populatie is onderzocht, omdat er aanwijzingen kunnen zijn dat deze personen autistische trekken in meer of mindere mate bezitten. Door de scores op de AQ te bestuderen, bleek dat de mate van autistische trekken in de algemene populatie normaal verdeeld is. In het onderzoek zaten drie deelnemers die gediagnosticeerd zijn met ASS. Deze scoorden 93, 111 en 115 op de AQ (scores vallen tussen de 0 en 117). De laatste twee genoemde scores waren de hoogste twee uit de gehele dataset. De hypothese dat in de gehele populatie de autistische trekken normaal verdeeld zijn, waarbij een kleine groep weinig autistische trekken bezit, een grote groep een gemiddelde mate van autistische trekken bezit, en een kleine groep veel autistische trekken bezit, en 29

30 gediagnosticeerd wordt met ASS, kan aangenomen worden. Deze spreiding van autistische trekken in de steekproef duidt op dimensioneel gedistribueerde data. De tweede manier die gebruikt is om te onderzoeken of autistische trekken op een dimensionele manier verdeeld zijn in de algemene populatie, door het verband tussen de frequentie van sociaal adequaat gedrag, gemeten met de SIG, met stereotiepe gedragingen, gemeten met de AQ, was geen bevestiging voor de dimensionele benadering. Er werden slechts lage of niet significante correlaties gevonden tussen stereotiepe gedragingen en de frequentie van sociaalvaardig gedrag. Reden hiervan zou kunnen zijn dat de sociale vaardigheid die de SIG meet, geen nauw verband heeft met de sociale beperking die kenmerkend is voor ASS. De Sociale interactie schaal van de AQ zou hier een beter beeld van kunnen schetsen. Bij de AQ zijn de items vooral gericht op het gevoel en de vaardigheden die iemand heeft, tijdens een sociale situatie, bijvoorbeeld Ik geniet van sociale gebeurtenissen, Ik zou liever naar een bibliotheek gaan dan naar een feest of Ik vind het moeilijk om nieuwe vrienden te maken. Bij de SIG zijn de items gericht op het vóórkomen en durven van bepaald gedrag, bijvoorbeeld Een mening geven die afwijkt van de mening van de persoon met wie u spreekt, Naar iemand toe stappen om kennis met hem/haar te maken, Protesteren als iemand voordringt of Zeggen dat het u spijt als u een fout heeft begaan. Daarnaast is de SIG, volgens de beoordeling van de COTAN (Egberink, Janssen & Vermeulen, 1998), in 1983 voor het laatst genormeerd. De normering zou hierdoor verouderd zijn en zou de SIG opnieuw gevalideerd moeten worden. Wel is de convergente validiteit getest door de samenhang tussen de frequentie van sociaalvaardig gedrag, gemeten door de SIG, en de Sociale interactie schaal van de AQ te onderzoeken. Alhoewel hier een positief verband gevonden werd, bleek dit ook vrij laag te zijn. Het zou kunnen dat de SIG en de AQ verschillende soorten sociaalvaardig gedrag meten, waarbij de Sociale interactie schaal van de AQ gericht is op de sociale beperkingen die mensen met autisme vaak ondervinden. Daarnaast is hier bij de SIG gekeken naar frequentie van sociaalvaardig gedrag, en niet naar de sociale interactie zelf. Het zou kunnen dat de schalen van de SIG hierdoor laag samenhangen met 30

31 stereotiepe gedragingen, en dat de sociale beperkingen die ondervonden worden door mensen met autistische trekken, geen verband hebben met de frequentie waarop dit gedrag voorkomt. Er werd, door observatie van de screeplots, geconstateerd dat alle vier de correlaties tussen stereotiepe gedragingen en sociale vaardigheid, gemeten met de schalen van de SIG, op een continuüm geplaatst kunnen worden, bij een steekproef behorende tot de algemene populatie, wat een aanwijzing is dat een dimensionele benadering voor ASS gepaster zou zijn (zie Figuur 1, 2, 3, 4 in Appendix 1). In tegendeel, werd, door observatie van de screeplot die de correlatie tussen stereotiepe gedragingen en de Sociale interactie schaal van de AQ beschrijft, geconstateerd dat er waarschijnlijk een kleine groep met een hoge mate van stereotiepe gedragingen en een beperking in de sociale interactie onderscheiden kan worden, wat een aanwijzing is dat een categorische benadering voor ASS juist gepaster zou zijn. Het is niet duidelijk of ASS op een categorische of dimensionele manier benaderd dient te worden. Het is onmogelijk hier een antwoord op te geven aan de hand van de tegenstrijdige resultaten van dit onderzoek. Het zou overigens kunnen dat kerneigenschappen van ASS, namelijk de sociale en communicatieve beperking, en de stereotiepe gedragingen, niet samengaan in de normale populatie. In andere woorden, hoewel het voor de diagnose ASS noodzakelijk is dat deze kerneigenschappen allemaal aanwezig zijn, zou het kunnen dat er, in de normale populatie, personen zijn met beperkingen in het sociaal functioneren, maar geen stereotiepe gedragingen, of andersom, met stereotiepe gedragingen, maar geen problemen in de communicatie of sociale interactie. Verder is uit dit onderzoek gebleken dat deelnemers met een hoge mate van autistische trekken een lagere mate van welbevinden ervaren dan deelnemers met een lage mate van autistische trekken. Voor het emotioneel en sociaal welbevinden bleek dit verband vrij laag. Voor het algemeen en psychologisch welbevinden bleek het verband met autistische trekken sterker te zijn. Het feit dat autistische trekken samenhangen met een laag welbevinden zou een mogelijke 31

32 verklaring kunnen zijn dat er geen significant verband is gevonden tussen de SIG schaal uiten van negatieve gevoelens en stereotiepe gedragingen, terwijl, zoals oorspronkelijk verwacht bij alle schalen, er wel een significant negatief verband gevonden werd bij het uiten van positieve gevoelens. Personen met een hoge mate van autistische trekken zouden dus minder vaak positieve gevoelens uiten, maar niet minder vaak negatieve gevoelens uiten dan personen met een lage mate van autistische trekken. Dit zou kunnen komen doordat ze ook daadwerkelijk vaker negatieve dan positieve gevoelens ervaren. Het verband tussen welbevinden en autisme werd al eerder gevonden bij mensen die gediagnosticeerd zijn met ASS (De Vries & Geurts, 2015; Clark, Magill-Evans, & Koning, 2015; Shipman, Sheldrick, & Perrin, 2011; Renty & Roeyers, 2006), maar blijkt wel degelijk ook te bestaan bij mensen met een hoge mate van autistische trekken in de normale populatie. Dit heeft een praktische relevantie en om deze reden is het belangrijk autistische trekken in de normale populatie te onderzoeken en zelfs meer onderzoek te doen naar de beleving van mensen met veel autistische trekken, maar geen ASS diagnose hebben. Interventies gericht op deze subklinische groep zouden kunnen zorgen voor een verhoging van het welbevinden. Echter zou dit een financiële en tijdinvestering betekenen. Om een laagdrempelige en effectieve manier om dit te ondervangen te bewerkstelligen, zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan gedragsactivatie. Uit een meta-analyse van Mazzucchelli, Kane en Rees (2010) blijkt dat gedragsactivatie het welbevinden kan verhogen. In de praktijk zouden groepsactiviteiten voor deze subklinische groep georganiseerd kunnen worden, met als tweede doel, naast het verhogen van het welbevinden, het sociale contact te bevorderen. In deze studie werd ook validatieonderzoek gedaan naar de Feeling Different Questionnaire (FDQ). De beoogde structuur van 15 subschalen werd niet bevestigd door een principale componenten analyse, alhoewel hier meer proefpersonen dan hier gebruikt voor nodig zouden zijn. Wel werd gevonden dat zowel de Totale, de Negatieve en de Positieve schaal betrouwbaar bleken te zijn. Daarnaast werd in dit onderzoek gevonden dat deelnemers met een hoge mate van 32

33 autistische trekken, zich in grotere mate anders voelen dan anderen, dan deelnemers met een lage mate van autistische trekken. Dit werd vooral gevonden als het verband tussen autistische trekken en het zich anders voelen dan anderen in negatieve zin in beschouwing werd genomen, waarbij een middelmatige correlatie werd gevonden. Er werd geen verband gevonden tussen een hoge mate van autistische trekken en zich anders voelen dan anderen in positieve zin. Ook werd een negatief verband gevonden tussen algemeen, emotioneel, sociaal en psychologisch welbevinden en het zich anders voelen dan anderen in negatieve zin. Er werd geen sterk verband gevonden tussen algemeen, emotioneel, sociaal en psychologisch welbevinden en het zich anders voelen dan anderen in positieve zin. Ook in dit geval, zouden groepsactiviteiten georganiseerd voor een subklinische groep met een hoge mate van autistische trekken, hulp vol kunnen zijn doordat leden van deze groep in aanraking met elkaar komen en zich kunnen vergelijken en identificeren met een gelijke, zodat ze zich mogelijk op subjectieve wijze minder anders voelen dan anderen. Concluderend, rapporteerden deelnemers die hoog scoorden op autistische trekken, een lager welbevinden en een hogere feeling different in negatieve zin dan deelnemers die laag scoorden op autistische trekken. Dit zou beide kunnen duiden op een lagere kwaliteit van leven in vergelijking met deelnemers die laag scoorden op autistische trekken. 4.1.Limitaties en suggesties voor toekomstig onderzoek Bij de steekproef van dit onderzoek was 15% van de deelnemers gediagnosticeerd met een psychische stoornis. Dit is iets hoger dan het landelijke percentage (Schoemaker, 2011), en zou mogelijk invloed kunnen hebben op het meten van het welbevinden van de algemene populatie, waardoor een vertekening kan ontstaan in de resultaten. Vooral deelnemers met een klinische depressie zouden kunnen bijgedragen aan een vertekening van dit beeld, doordat depressie gekenmerkt wordt door een laag welbevinden. In dit onderzoek zijn twee deelnemers gediagnosticeerd met een klinische depressie, maar in toekomstig onderzoek naar welbevinden 33

34 onder de algemene populatie zou het exclusiecriterium voor de diagnose depressie, een vertekening kunnen voorkómen. Ook zou een vragenlijst die depressieve gevoelens meet toegevoegd kunnen worden. Depressie is een stoornis die met de dimensionele opvatting wordt benaderd (Haslam, 2003), en de rol hiervan, in verband met autistische trekken en welbevinden zou nog verder onderzocht kunnen worden. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het feit dat deelnemers met een andere psychische stoornis mogelijk ook een algemeen gevoel van feeling different ervaren. Dit is tot nu toe alleen onderzocht bij autistische en schizotypische trekken (Migut, 2014; Hamerslag, 2015; Vink, 2015), maar zou ook bij andere stoornissen kunnen gelden. Omdat feeling different een nieuw ontwikkeld concept is, is hier verder onderzoek voor nodig. Daarnaast is in dit onderzoek voor het eerst gevonden dat autistische trekken alleen correleren met feeling different in negatieve zin. Het concept feeling different kan in positieve of negatieve zin geformuleerd worden, maar is mogelijk ook bij psychische stoornissen waarbij een lage mate van welbevinden geconstateerd kan worden, in negatieve zin aanwezig. De overlap tussen schizotypische en autistische trekken zou dan ook mogelijk alleen gevormd worden door feeling different in negatieve zin. Hier is verder onderzoek voor nodig. Het zou interessant zijn om feeling different in positieve zin te onderzoeken bij bijvoorbeeld de narcistische persoonlijkheidsstoornis, waarbij de persoon zich uniek en superieur voelt, gevoelens van grootheid en macht heeft en anderen beschouwt als minderwaardig (American Psychiatric Association, 1994). Voor het uitvoeren van een principale componenten analyse, is het raadzaam om een grotere steekproef te gebruiken. Er bestaan verschillende regels wat betreft het nodige aantal proefpersonen om een principale componenten analyse uit te voeren, maar er bestaat geen vaste regel. Volgens Osborne en Costello (2004) kan geconcludeerd worden dat hoe groter de sample size, hoe betrouwbaarder het resultaat van een principale componenten analyse zal zijn. Wat het minimum aantal deelnemers zou moeten zijn verschilt per regel. Sommige van deze regels suggereren het gebruik van een steekproef van minimaal 300, 400, of zelfs 500 proefpersonen. 34

35 Het aantal deelnemers aan dit onderzoek was, zoals eerder genoemd, 118, maar zou, bij een volgende analyse, groter moeten zijn om van een adequate generalisatie tot de populatie te kunnen spreken. Tot slot, is het mogelijk een ander soort analyse te gebruiken om vast te stellen of een psychopathologie op een dimensionele of categorische manier te classificeren is. De methode die door Meehl (1995) wordt aangeraden is de taxonometrische analyse. Dit is echter en vrij complexe analyse en hier zijn ook minstens 300 proefpersonen voor nodig. Meehl beweert echter dat dit de enige methode is waarop diagnostische systemen op gebaseerd zouden moeten worden. Om verder onderzoek te doen naar de classificatie van ASS zou de taxomentrische analyse kunnen zorgen voor een antwoord op de vraag of deze psychische ontwikkelingsstoornis op een dimensionele of categorische manier benaderd dient te worden. 35

36 5.Literatuurlijst American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Arlington, VA: American Psychiatric Publishing. American Psychiatric Association. (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM-IV) (4th ed.). (2004). Text Revision (DSM-IV-TR). Arlington, VA: American Psychiatric Publishing. Bultas, M., & Koetting, C. (2014). Autism Spectrum Disorders in the DSM-5. The Journal of Nurse Practitioners, 10(2), Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). Bijna 3 procent van de kinderen heeft autisme of aanverwante stoornis. Geraadpleegd op , van wm.htm. Clark, B. G., Magill-Evans, J. E., & Koning, C. J. (2015). Youth with autism spectrum disorders: self- and proxy-reported quality of life and adaptive functioning. Focus on Autism and Other Developmental Disabilities, 30(1), De Vries, M., & Geurts, H. (2015). Influence of autism traits and executive functioning on quality of life in children with an autism spectrum disorder. Journal of Autism and Developmental Disorders, 45, Dinsdale et al. (2013). How Are Autism and Schizotypy Related? Evidence from a Non-Clinical Population. PlosOne, 8(5), e Egberink, I.J.L., Janssen, N.A.M., & Vermeulen, C.S.M. (19 januari 2016). COTAN beoordeling 1998, Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG). Bekeken via Grietens, H. (2014). Assessment van psychopathologie: categorisch of dimensioneel? In P. Prins, & C. Braet (Eds.), Handboek klinische ontwikkelingspathologie (tweede, geheel herziene druk, pp ). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Hallerbäck, M. U., Lugnegård, T., & Gillberg, C. (2012). Is autism spectrum disorder common in schizophrenia? Psychiatry Research, 198, Hamerslag, E. (2015). Can Feeling Different Explain the overlap between autistic traits and schizotypy traits in the general population? (Unpublished Bachelor s thesis). University of Amsterdam, Amsterdam, The Netherlands. Haslam, N. (2003). Categorical versus dimensional models of mental disorder: the taxometric evidence. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 37, Hoekstra, R.A., Bartels, M., Cath, D.C., & Boomsma, D.I. (2008). Factor structure, reliability and criterion validity of the autism-spectrum quotient (AQ): A study in Dutch population and patient groups. Journal of Autism and Developmental Disorders, 38,

37 Hudziak, J. J., Achenbach, T. M., Althoff, R. R., & Pine, S. P. (2007). A dimensional approach to developmental psychopathology. International Journal of Methods in Psychiatric Research, 16, Lamers, S. M. A., Westerhof, G. J., Bohlmeijer, E. T., ten Klooster, P. M., & Keyes, C. L. M. (2011). Evaluating the psychometric properties of the Mental Health Continuum-Short Form (MHCSF). Journal of Clinical Psychology, 67(1), Lamport, D., & Turner, L.A. (2014). Romantic attachment, empathy, and the broader autism phenotype among college students. The Journal of Genetic Psychology, 175(3), Lau, W. Y., et al. (2013). Psychometric properties of the Chinese version of the Autism Spectrum Quotient (AQ). Research in Developmental Disabilities, 34(1), Lord, C., Rutter, M., & Le Couteur, A. (1994). Autism-Diagnostic Interview Revised: A revised version of a diagnostic interview for caregivers of individuals with possible pervasive developmental disorders. Journal of Autism and Developmental Disorders, 24(5), Mazzucchelli, T. G., Kane, R. T., & Rees, C. S. (2010). Behavioral activation interventions for well-being. A meta-analysis. The Journal of Positive Psychology, 5(2), Meehl, P. E. (1995). Solving the classification problem in psycholpathology. American Psychologist, 50(4), Migut, K. (2014). Overlap between autistic traits and schizotypy traits - the association with executive functions, personality and feeling different. (Unpublished Master s thesis). University of Amsterdam, Amsterdam, The Netherlands. Osborne, J. W., & Costello, A. B. (2004). Sample size and subject to item ratio in principal components analysis. Practical Assessment, Research & Evaluation, 9(11). Piven, J., Palmer, P., Jacobi, D., Childress, D., & Arndt, S. (1997). Broader autism phenotype: Evidence from a family history study of multiple-incidence autism families. American Journal of Psychiatry, 154, Renty, J., & Roeyers, H. (2006). Quality of life in high-functioning adults with autism spectrum disorder. Autism, 10(5), Roelfsema, M. T. et al. (2012). Are autism spectrum conditions more prevalent in an information technology region? A school-based study of three regions in the Netherlands. Journal of Autism Developmental Disorder, 42, Russell-Smith et al. (2011). Relationships between autistic-like and schizotypy traits: An analysis using the autism spectrum quotient and Oxford-Liverpool inventory of feelings and experiences. Personality & Individual Differences, 51, Schoemaker, C. (2011). Psychische gezondheid volwassenen: Hoeveel mensen hebben psychische klachten? In Nationaal Kompas Volksgezondheid. Geraadpleegd op 19 januari 2016, van leven/psychisch-functioneren/psychisch-fuctioneren-volwassenen/hoeveel-mensen hebben-psychische-klachten/. 37

38 Shipman, D. L., Sheldrick, C., & Perrin, E. (2011). Quality of life in adolescents with autism spectrum disorders: Reliability and validity of self-reports. Journal of Developmental and Behavioral Pediatrics, 32, Skuse, D., Warrington, R., Bishop, D., Chowdhury, U., Lau, J., Mandy, W., & Place, M. (2003). The developmental, dimensional and diagnostic interview (3di): A novel computerized assesment for autism spectrum disorders. Journal of the American Academy of Child and Adolescence Psychiatry, 43(5), Van Amelsvoort, T. A. M. J., Van den Eede, F., Goethals, K., Van Marle, H. J. C., & Beekman, A. J., 2014). Structurele wijzigingen in de DSM-5: Begin van een hervorming? Tijdschrift voor psychiatrie, 56, Van Heijst, B. F. C., & Geurts, H. M. (2015). Quality of life in autism across the lifespan: A meta analysis. Autism, 19(2), Vink, L. (2014). The association between autistic, schizotypal and other personality traits in the general population: A validation study of a feeling different questionnaire (Unpublisched Bachelor s thesis). University of Amsterdam, Amsterdam, The Netherlands. 38

39 6.1.Appendix 1 Grafieken van de correlaties tussen sociale vaardigheid (gemeten door de SIG en de Sociale interactie schaal van de AQ) en stereotiepe gedragingen (gemeten door de AQ) Figuur 1. Correlatie tussen de frequentie van het uiten van positieve gevoelens (SIG) en stereotiepe gedragingen (schalen Repetitiviteit, Oog voor details, Verbeeldingskracht van de AQ) Figuur 2. Correlatie tussen de frequentie van het uiten van negatieve gevoelens (SIG) en stereotiepe gedragingen (schalen Repetitiviteit, Oog voor details, Verbeeldingskracht van de AQ) 39

40 Figuur 3. Correlatie tussen de frequentie van het uiten van onzekerheid en eigen ontoereikenheid (SIG) en stereotiepe gedragingen (schalen Repetitiviteit, Oog voor details, Verbeeldingskracht van de AQ) Figuur 4. Correlatie tussen de frequentie van het jezelf kenbaar maken (SIG) en stereotiepe gedragingen (schalen Repetitiviteit, Oog voor details, Verbeeldingskracht van de AQ) 40

41 Figuur 5. Correlatie tussen de Sociale interactie (AQ) en stereotiepe gedragingen (schalen Repetitiviteit, Oog voor details, Verbeeldingskracht van de AQ) 41

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment

Nadere informatie

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Woensdag 2 april 2014 Ad van der Sijde, Yulius Autisme Paul Reijnen, BOBA Inhoud Presentatie Vragen Veranderingen DSM-5 autisme

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift bestaat uit een aantal studies waarin onderzocht is waar individuele verschillen vandaan komen in welbevinden (WB) en gerelateerde menselijke eigenschappen, zoals

Nadere informatie

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence Lezing voor de NVA Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog Ontwikkelingsstoornissen Dimence Waarom diagnostiek? Hoe doen we eigenlijk diagnostiek? De DSM 5 Wijzigingen in de DSM 5 voor de autisme

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Informantenversie Informant: Liesbeth Bakker Vriendin INLEIDING SRS-A 2/6 Inleiding De SRS-A

Nadere informatie

Handycard Zorgmonitor 1 SDQ en KIDSCREEN-27

Handycard Zorgmonitor 1 SDQ en KIDSCREEN-27 Handycard Zorgmonitor 1 SDQ en KIDSCREEN-27 SDQ (Strenghts and Difficulties Questionnaire) Meet de psychosociale aanpassing van de jeugdige. De SDQ wordt ingevuld door jeugdigen zelf (11-17 jaar) en ouders

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt genetische aanleg voor sportgedrag een rol? Hoe hangt sportgedrag samen met geestelijke

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich

Nadere informatie

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 2011 Praktikon BV Nijmegen: Harm Damen 1. Wat is de EMPO? De EMPO 2.0 is een lijst voor zelfevaluatie om de empowerment bij ouders (EMPO Ouders 2.0) en jongeren

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme Deel VI Inleiding Wat zijn de mogelijkheden van EMDR voor cliënten met een verstandelijke beperking en voor cliënten met een autismespectrumstoornis (ASS)? De combinatie van deze twee in een en hetzelfde

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK)

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) Instrument Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) De VISK is ontwikkeld om sociaal probleemgedrag van kinderen met (mildere) varianten van pervasieve ontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Autisme DSM IV: Stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in

Nadere informatie

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren: INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 4 1. Toets met behulp van SPSS de hypothese van Evelien in verband met de baardlengte van metalfans. Ga na of je dezelfde conclusies

Nadere informatie

Vragen oefententamen Psychometrie

Vragen oefententamen Psychometrie Vragen oefententamen Psychometrie 1. Hoe wordt betrouwbaarheid in de klassieke testtheorie gedefinieerd? a) De variantie van de error scores gedeeld door die van de geobserveerde scores. b) De variantie

Nadere informatie

College 3 Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek

College 3 Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek College 3 Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek Inleiding M&T 2012 2013 Hemmo Smit Overzicht van dit college Kwaliteit van een meetinstrument (herhaling) Interne consistentie: Cronbach s alpha Voorbeeld:

Nadere informatie

De Kracht van Zingen

De Kracht van Zingen De Kracht van Zingen S Y M P O S I U M 8 N O V E M B E R N Y E N R O D E B U S I N E S S U N I V E R S I T E I T S J A A K B L O E M H O O G L E R A A R H E A L T H C A R E C O N S U M E R S & E X P E

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Informantenrapportage over 4- tot 18-jarigen Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING SRS-2 2/7 Inleiding

Nadere informatie

Beschrijvende statistieken

Beschrijvende statistieken Elske Salemink (Klinische Psychologie) heeft onderzocht of het lezen van verhaaltjes invloed heeft op angst. Studenten werden at random ingedeeld in twee groepen. De ene groep las positieve verhaaltjes

Nadere informatie

7 Nederlandstalige Samenvatting

7 Nederlandstalige Samenvatting 7 Nederlandstalige Samenvatting Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarvan de symptomen zich in de kindertijd voor het eerst manifesteren en gedurende het gehele leven in verschillende vormen aanwezig

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014

DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014 DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014 Inhoud DSM IV -> DSM 5 DSM IV: Schizofrenie als kernsyndroom Even stilstaan bij SCHIZOFRENIE Kritiek op DSM IV Overzicht DSM 5 Schizofrenie (1) Epidemiologie:

Nadere informatie

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Chapter 8. Nederlandse samenvatting Chapter 8 Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Angst is een menselijke emotie die iedereen van tijd tot tijd wel eens ervaart. Veel mensen voelen zich angstig of nerveus wanneer ze bijvoorbeeld

Nadere informatie

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat

Nadere informatie

JGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015

JGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015 JGZrichtlijn Autismespectrumstoornissen Bijlage Kenmerken van ASS specifieke instrumenten CBCL Gedrags Vragenlijst voor Kinderen / Child Behavior Checklist. Nieuwste versie 2003 De CBCL biedt geen diagnose,

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie

Pesten (op school) bij kinderen met een autismespectrum stoornis 6/12/2017

Pesten (op school) bij kinderen met een autismespectrum stoornis 6/12/2017 Pesten (op school) bij kinderen met een autismespectrum stoornis KATRIEN HERMANS 6/12/2017 Overzicht Wie ben ik? Voorstelling artikel Autismespectrumstoornis en pesten Methode Resultaten Aanbevelingen

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling?

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Naline Geurtzen PhD-student Radboud Universiteit Behavioural Science Institute Nijmegen

Nadere informatie

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM 7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk

ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk ASS in de verzekeringsgeneeskundige praktijk Dr. P. Remijnse, psychiater UWV Breda, 4-7-2017 Disclosure belangen spreker (Potentiële) belangenverstrengeling Voor deze bijeenkomst mogelijk relevante relaties

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands

Samenvatting Nederlands Samenvatting Nederlands 178 Samenvatting Mis het niet! Incomplete data kan waardevolle informatie bevatten In epidemiologisch onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van vragenlijsten om data te verzamelen.

Nadere informatie

Obsessieve-compulsieve symptomen in eetstoornissen en autisme spectrumstoornissen

Obsessieve-compulsieve symptomen in eetstoornissen en autisme spectrumstoornissen Obsessieve-compulsieve symptomen in eetstoornissen en autisme spectrumstoornissen Alexandra Dingemans, PhD Senior onderzoeker GGZ Rivierduinen Eetstoornissen Ursula Overlap Eetstoornissen (ES), Autisme

Nadere informatie

Wat motiveert u in uw werk?

Wat motiveert u in uw werk? Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden:

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden: Werkinstructie Psychometrische analyse Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: WIS 04.02 Eigenaar: Eekholt 4 1112 XH Diemen Postbus 320 1110 AH Diemen www.zorginstituutnederland.nl T +31 (0)20 797 89 59 1

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

ADHD & ASD - probleem ADHD & ASD ADHD & ASD. ADHD & ASD gedeelde genen? Onderzoeksvragen. Classificatie issues:

ADHD & ASD - probleem ADHD & ASD ADHD & ASD. ADHD & ASD gedeelde genen? Onderzoeksvragen. Classificatie issues: ASD symptoms in children with ADHD ADHD & ASD - probleem Familial and genetic underpinnings Judith Nijmeijer Promotores: Ruud Minderaa, Jan Buitelaar Co-promotores: Catharina Hartman, Pieter Hoekstra Classificatie

Nadere informatie

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60)

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Auteurs: T. Batink, G. Jansen & H.R.A. De Mey. 1. Introductie De Flexibiliteits Index Test (FIT-60) is een zelfrapportage-vragenlijst

Nadere informatie

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen: ADASS Achtergrond ADASS Veelvuldig voorkomen van

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

CHECKLIST KLASKLIMAAT

CHECKLIST KLASKLIMAAT CHECKLIST KLASKLIMAAT I. NAAM INSTRUMENT Checklist Klasklimaat II. EIGENSCHAPPEN VAN INSTRUMENT Aard van het instrument Doelgroep Observatieschaal Basisonderwijs (kleuter- en lager), secundair onderwijs

Nadere informatie

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk De invloed van indicatiestelling door overleg (the Negotiated Approach) op patiëntbehandelingcompatibiliteit en uitkomst bij de behandeling van depressieve stoornissen 185 In deze thesis staat de vraag

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 255-2 Datum 15.01.2016 Zelfrapportageversie SRS-A Profielformulier 3 / 9 PROFIELFORMULIER Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen

Nadere informatie

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam HTS Report Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen INLEIDING 2/12 Inleiding Metingen / Personen Naam Leeftijd Geslacht Test Datum Tijdsduur Lijnstijl 42;0 m 18.07.2017 0.078 18.07.2017

Nadere informatie

COMPULSIEF KOOPGEDRAG

COMPULSIEF KOOPGEDRAG COMPULSIEF KOOPGEDRAG GUIDO VALKENEERS Valkeneers, G. (in press). Compulsief koopgedrag. Een verkennend onderzoek met een nieuwe vragenlijst. Verslaving. *** 1 VERSLAVING AAN KOPEN Historiek en terminologie

Nadere informatie

Stroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30)

Stroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30) Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Stroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30) November 2017 Review: 1. M. Post, B Dijcks 2. Eveline van Engelen Invoer: Marsha Bokhorst 1 Algemene gegevens

Nadere informatie

Positieve Psychologie Interventies

Positieve Psychologie Interventies Positieve Psychologie Interventies PPI bij patiënten met bipolaire stoornis in de euthyme fase Melissa Chrispijn AIOS psychiatrie KenBiS Klinisch Wetenschappelijke Vergadering 16 december 2016 Inhoud Achtergrond

Nadere informatie

Handleiding Nederlandse Werkwaardentest

Handleiding Nederlandse Werkwaardentest Handleiding Nederlandse Werkwaardentest Versie 1.0 (c), mei 2008 Dr Edwin van Thiel Nederlandse werkwaardentest De Nederlandse werkwaardentest is eind 2006 ontwikkeld door 123test via een uitgebreid online

Nadere informatie

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University ROM met de OQ-45 Kim la Croix, sheets: Kim de Jong Vraag Gebruikt u op dit moment de OQ-45? a. Nee, maar ik overweeg deze te gaan gebruiken b. Ja, maar ik gebruik hem nog beperkt c. Ja, ik gebruik hem

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Normaalbegaafde vrouwen met een autismespectrumstoornis

Normaalbegaafde vrouwen met een autismespectrumstoornis Normaalbegaafde vrouwen met een autismespectrumstoornis Van een onderbelichte subgroep Naar een subgroep in de spotlight Dr Audrey Mol, Gz-psycholoog i.o. tot Klinisch psycholoog Volwassenenteam Centrum

Nadere informatie

Zorgpad Autisme Spectrum Stoornissen

Zorgpad Autisme Spectrum Stoornissen Zorgpad Autisme Spectrum Stoornissen Wanneer u autisme heeft, ondervindt u problemen in het contact met anderen. Het kan zijn dat u geen contact maakt of juist veel aandacht vraagt. U kunt zich moeilijk

Nadere informatie

SRS Informantenrapportage

SRS Informantenrapportage SRS Informantenrapportage Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen ID 4589-11 Datum 19.09.2014 Informant: Tineke moeder SRS Profielformulier 3 / 9 PROFIELFORMULIER Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen DSM-5 WHITEPAPER Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren

Nadere informatie

Hij heeft 7(angst, depressie, sociale fobie, agorafobie, somatische klachten, vijandigheid, cognitieve klachten)+2 (vitaliteit en werk) subschalen

Hij heeft 7(angst, depressie, sociale fobie, agorafobie, somatische klachten, vijandigheid, cognitieve klachten)+2 (vitaliteit en werk) subschalen SQ-48: 48 Symptom Questionnaire Meetpretentie De SQ-48 bestaat uit 48 items en is in 2011 ontworpen door de afdeling psychiatrie van het LUMC om algemene psychopathologie (angst, depressie, somatische

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. University of Groningen Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. Verbakel, N. J. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.

Nadere informatie

Nederlands Autisme Register, rapportage

Nederlands Autisme Register, rapportage Nederlands Register, rapportage 20 18 Auteurs: Sander Begeer, Marlies van Wijngaarden, Kawita Mataw en Bernadette Wijnker-Holmes Een initiatief van: Deelrapport 3: Wettelijk vertegenwoordigers over (jong)volwassenen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

Kwaliteiten en beperkingen van (jong)volwassenen met ASS. Een reflectie Linda Cuppen

Kwaliteiten en beperkingen van (jong)volwassenen met ASS. Een reflectie Linda Cuppen Kwaliteiten en beperkingen van (jong)volwassenen met ASS Een reflectie Linda Cuppen Reflectie - Asperger/autistische stoornis en DSM-V - DSM-V: diagnostische niveaus - Diagnostische niveaus: neuropsychologische

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Cecile Blansjaar: orthopedagoog/autisme specialist Gedragskundige Stichting de Waerden Mede oprichter De Sociale Bron Wat is Autisme? In Nederland

Nadere informatie

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan.

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan. IJLGE 8: QULIDEM Inleiding et instrument heeft een eerste toetsing bij 4 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan. Daarmee is een eerste versie van een bruikbaar instrument ontwikkeld. et

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life Retrospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin meer dan 200 personen met een lage vitamine B12 waarde zijn

Nadere informatie

HET BELANG VAN DE RELATIE

HET BELANG VAN DE RELATIE HET BELANG VAN DE RELATIE Een onderzoek naar het verband tussen de werkalliantie en de motivatie voor begeleiding bij jongeren met een licht verstandelijke beperking - samenvatting eindrapport - Regioplan:

Nadere informatie

Functional limitations associated with mental disorders

Functional limitations associated with mental disorders Samenvatting Functional limitations associated with mental disorders Achtergrond Psychische aandoeningen, zoals depressie, angst, alcohol -en drugsmisbruik komen erg vaak voor in de algemene bevolking.

Nadere informatie

Nederlands Autisme Register, rapportage

Nederlands Autisme Register, rapportage Nederlands Autisme Register, rapportage 20 17 Een initiatief van: (Jong)volwassenen met autisme over zichzelf Ouders/verzorgers over hun kind met autisme Wettelijke vertegenwoordigers over hun naaste met

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen Persoonlijkheidsstoornissen PAUL VAN DER HEIJDEN MIRIAM VAN VESSEM Inhoud 1. Wat is een persoonlijkheidsstoornis? 2. Hoe vaak komt het voor? 3. Hoe stellen we een persoonlijkheidsstoornis vast? 4. Wat

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Sociale Interpretatie Test en Lees de Ogen Test bij hoog functionerende volwassenen met ASS

Sociale Interpretatie Test en Lees de Ogen Test bij hoog functionerende volwassenen met ASS Sociale Interpretatie Test en Lees de Ogen Test bij hoog functionerende volwassenen met ASS C.C. Kan, B. Hochstenbach, C. Tesink, J. Pijnacker, J.K. Buitelaar SIT en LdO bij hoog functionerende volwassenen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

/hpm. Onderzoek werkstress, herstel en cultuur. De rol van vrijetijdsbesteding. 6 februari 2015. Technische Universiteit Eindhoven

/hpm. Onderzoek werkstress, herstel en cultuur. De rol van vrijetijdsbesteding. 6 februari 2015. Technische Universiteit Eindhoven Onderzoek werkstress, herstel en cultuur De rol van vrijetijdsbesteding 6 februari 2015 Technische Universiteit Eindhoven Human Performance Management Group ir. P.J.R. van Gool prof. dr. E. Demerouti /hpm

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Marian Hickendorff & Jan Janssen Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode De LOVS-toetsen rekenen-wiskunde

Nadere informatie

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van Autisme-Spectrumstoornissen bij volwassenen

Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van Autisme-Spectrumstoornissen bij volwassenen Oplossingen voor Autisme diagnostiek bij Ouderen Sylvia Heijnen-Kohl, psychotherapeut/gezondheidszorgpsycholoog i.o.t. klinisch psycholoog Mondriaan Ouderen Heerlen/Maastricht Diagnostiek van ASS Multidisciplinaire

Nadere informatie

Diagnostiek van het handelend rekenen

Diagnostiek van het handelend rekenen Diagnostiek van het handelend rekenen Test Meten en Metend rekenen 2-6 D. Van De Steene Van De Steene I. Vervenne 1 Introductie Meten en metend rekenen in ons dagelijks leven Situering Domein meten en

Nadere informatie