Intergenerationele transmissie van hechting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Intergenerationele transmissie van hechting"

Transcriptie

1 Intergenerationele transmissie van hechting Een vragenlijststudie bij adolescenten Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Klinische Psychologie Vakgroep Ontwikkelings-, persoonlijkheids- en sociale psychologie Academiejaar Promotor : Prof. Dr. Caroline Braet Co-promotor : Prof. Dr. Bart Soenens Begeleider : Guy Bosmans Elke Olaerts

2 ABSTRACT Dit onderzoek werd ten eerste uitgevoerd met als doel de intergenerationele transmissie van hechting die gevonden werd in eerder onderzoek bij jonge kinderen te repliceren bij adolescenten. Verder wilden we een deel van de transmissiekloof dichten door te onderzoeken of ouderlijke opvoedingsstijl meer bepaald autonomieondersteuning (vs. psychologische controle) en responsiviteit- fungeert als mediator in de relatie tussen de hechting van moeders en de hechting van adolescenten. In dit scriptieonderzoek werd ook hechting van moeder aan partner en hechting van moeder aan adolescent. Ten tweede gingen we na of de relatie tussen opvoedingsgedrag en depressie bij de adolescent gemedieerd wordt door de hechtingsrepresentaties van de adolescent. Aan de hand van vragenlijsten werden gegevens verzameld bij adolescenten en hun ouders. Wegens een beperkte deelname van de vaders werd in de analyses enkel gewerkt met de gegevens van de adolescent-moeder-dyades (N = 81). Er werd geen significant direct verband gevonden tussen hechting van ouders aan grootouders en hechting van adolescent aan de moeder. Ook hechting van moeder aan partner vertoonde geen direct verband met de hechtingsrepresentatie van de adolescent. Toch vinden wij in zekere zin transmissie van hechting terug. De wijze waarop de moederr gehecht is aan de adolescent vertoont namelijk wel een direct verband met de hechting van de adolescent aan de moeder. Meer bepaald is er een positieve correlatie tussen hechtingsangst van moeder aan adolescent en hechtingsvermijding van adolescent aan moeder. Mediatie-analyse wees uit dat dit verband gemedieerd wordt door responsiviteit (maar niet door autonomieondersteuning). We vonden een sterk negatief verband tussen responsiviteit en depressie bij de adolescent. Dit verband werd gemedieerd door hechtingsvermijding van adolescent aan moeder. 2

3 DANKWOORD Als eerste en voornaamste wens ik mijn begeleider Guy Bosmans en co-promotor Bart Soenens te bedanken voor de fantastische begeleiding die zij gaven. Van aan het begin tot aan de eindmeet stonden zij klaar om mij te helpen bij het vormgeven van deze thesis. Zij hielpen mij met het voorbereiden van het onderzoeksopzet, interpreteren van de data-set, structureren van de literatuurstudie, tot het verbeteren van spelfouten toe. Ik wil hen hier oprecht voor bedanken. Zonder hen was ik nooit tot dit resultaat gekomen. Ik bedank ook mijn promotor Caroline Braet voor het grondig doornemen van mijn thesis. Mijn oprechte dank gaat ook uit naar de leerlingen, ouders, directie en leerkrachten van het Atheneum Gentbrugge en het Atheneum Wispelberg, voor hun interesse en medewerking aan dit onderzoek. Als laatste bedank ik mijn beide ouders voor het naleeswerk dat zij deden en voor de steun en het vertrouwen dat zij mij steeds gaven. Bedankt, Elke Olaerts. 3

4 INHOUDSTAFEL Abstract Dankwoord Inhoudstafel Lijst van tabellen Lijst van figuren Inleiding II III IV VI VII VIII DEEL I : LITERATUURSTUDIE Hoofdstuk 1 : Hechting 1.1. Hechtingstheorie Centrale constructen binnen de hechtingstheorie Hechting en hechtingsgedrag Interindividuele verschillen in hechtingsgedrag en hechtingsstijl Causale factoren voor het verklaren van interindividuele verschillen in hechting Interne werkmodellen Hechting op latere leeftijd Van categorieel naar dimensioneel 7 Hoofdstuk 2 : Intergenerationele transmissie van hechting 2.1. Studies omtrent intergenerationele transmissie van hechting Werkingsmechanismen en mediatoren Genetische component Temperament en persoonlijkheid Opvoedingsstijl Sensitiviteit Ondersteuning: warmte en responsiviteit Autonomieondersteuning versus psychologische controle 15 DEEL II: SCRIPTIEONDERZOEK Hoofdstuk 1: Methode 1.1. Onderzoeksvragen en hypothesen Steekproef Procedure Vragenlijsten ECR-S Vragenlijst omtrent opvoedingsstijl CES-D 23 4

5 Hoofdstuk 2: Resultaten 2.1. Descriptieve gegevens Uitval analyses Effecten van achtergrondvariabelen Correlationele analyses Relatie tussen hechting van moeder en hechting van adolescent Relatie tussen hechting van moeder en opvoedingsgedrag Relatie tussen opvoedingsgedrag en hechting van adolescent Relatie tussen opvoedingsgedrag en depressie bij de adolescent Mediatie-analyses De mediërende rol van responsiviteit en autonomieondersteuning (vs. psychologische controle) in de relatie tussen hechting van moeder aan adolescent en hechting van adolescent aan moeder Rapportage door moeder Rapportage door adolescent De mediërende rol van vermijdende hechting van adolescent aan moeder in de relatie tussen responsiviteit en depressie bij de adolescent Rapportage door moeder Rapportage door adolescent 36 Hoofdstuk 3: Discussie en conclusie 3.1. Discussie Intergenerationele transmissie van hechting Opvoeding als mediërend mechanisme in de intergenerationele transmissie van hechting De relatie tussen responsiviteit en depressie bij de adolescent Beperkingen en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek Conclusie 44 Referentielijst 46 Bijlagen 56 5

6 LIJST VAN TABELLEN Tabel 1 Opleidingsniveau van moeders en vaders 20 Tabel 2 Tabel 3 Betrouwbaarheid van ECR in deze studie, gebaseerd op cronbach s alfa s 22 Betrouwbaarheid van de opvoedingsvragenlijst in deze studie, gebaseerd op chronbach s alfa s 23 Tabel 4 Descriptieve variabelen 24 Tabel 5 Pearson Correlaties tussen de studievariabelen 29 Tabel 6 T-toetsen voor de eerste mediatie-analyse 32 6

7 LIJST VAN FIGUREN Figuur 1 Onderzoekshypotheses 18 Figuur 2 Onderzoekshypothese. Mediërende rol van hechting van adolescent aan moeder in de relatie tussen opvoeding en depressie bij de adolescent 19 Figuur 3 Figuur 4 Figuur 5 Figuur 6 Figuur 7 Figuur 8 Figuur 9 (Stap 1) Rechtstreeks verband tussen hechting van moeder aan adolescent en hechting van adolescent aan moeder 31 Visuele voorstelling van de mediërende rol van autonomieondersteuning (vs. psychologische controle) en responsiviteit (rapportage door moeder) in de relatie tussen hechting van moeder aan adolescent en hechting van adolescent aan moeder 33 Visuele voorstelling van de mediërende rol van autonomieondersteuning (vs. psychologische controle) en responsiviteit (rapportage door adolescent) in de relatie tussen hechting van moeder en hechting van adolescent 34 (Stap 1) Rechtstreeks verband tussen responsiviteit (rapportage door moeder) en depressie bij adolescent 35 Visuele voorstelling van de mediërende rol van hechtingsvermijding van adolescent aan moeder in de relatie tussen responsiviteit (rapportage door moeder) en depressie bij de adolescent 36 (Stap 1) Rechtstreeks verband tussen responsiviteit (rapportage door adolescent) en depressie bij adolescent 36 Visuele voorstelling van de mediërende rol van hechtingsvermijding van adolescent aan moeder in de relatie tussen responsiviteit (rapportage door adolescent) en depressie bij de adolescent 37 7

8 INLEIDING De invloed van ouders op hun kinderen is groot. De genetische gelijkenissen tussen ouders en hun kinderen, om te beginnen, zorgen voor een resem aan gelijkenissen op allerhande domeinen. Verscheidene wetenschappelijke onderzoeken stelden onder andere gelijkenissen vast in cognitieve vaardigheden (Cairns et al., 1998), attitudes (Abrahamson, Baker, & Caspi, 2002), intelligentie (Mackintosh, 1988) en agressie (Huesmann et al., 1984, 2003). Maar zelfs wanneer we deze genetische invloed wegnemen, zoals het geval is bij stief- of adoptieouders, zullen ouders een grote invloed hebben op hun kinderen. Dit, onder andere, door de manier waarop ouders met hun kind omgaan, de opvoedingsstijl die zij hanteren, de waardering die zij laten blijken. Via deze weg geven ouders, het gedrag (Baumrind, 1991), persoonlijkheid (Cap & Boschek, 1996) en zelfbeeld (Bowlby, 1982; Hazan & Shaver, 1987) van hun kind al op heel vroege leeftijd vorm. Het onderzoek van Harlow (1958) en het daaropvolgende onderzoek over hechting bij jonge kinderen wees uit dat de manier waarop een kind behandeld wordt door zijn zorgdragers even basaal als eten en drinken en op geen enkele manier overschat kan worden. Het oefent, net als andere primaire behoeften, een enorme invloed uit op de ontwikkeling van het kind, op cognitief vlak (Cairns et al., 1998; Weiss & Schwartz, 1996), persoonlijkheid (Weiss & Schwartz, 1996), sociale vaardigheden (Kobak & Sceery, 1988) en in extremis zelfs op het fysiologisch vlak (Feeney, 1999). Hoewel hechtingsonderzoek zich oorspronkelijk richtte op het bestuderen van de hechtingsband tussen ouder (in hoofdzaak moeder) en het jonge kind, is meer recente hechtingsliteratuur zich ook gaan richten op hechting op latere leeftijd. Hieruit blijkt duidelijk dat hechting doorheen heel het leven belangrijk blijft (e.g. Fraley & Davis, 1997; Hesse, 1999; Trinke & Bartholomew, 1997). De hechtingsrelatie die iemand met zijn/haar ouders had zal op latere leeftijd een invloed hebben op vriendschappen (Fraley & Davis, 1997; Simpson, Collins, Tran & Haydon, 2007) en partnerrelaties (Fraley & Davis, 1997; Hazan & Shaver, 1987; Simpson, Collins, Tran & Haydon, 2007). Maar zelfs hier is de invloed van de allereerste hechtingservaringen niet tot een eind gekomen. Het onderzoek over intergenerationele transmissie van hechting gaat de invloed na van de hechtingsrelaties in één generatie op de hechtingsrelaties in de volgende generatie. Deze onderzoeksstrekking komt tot de conclusie dat er een continuïteit is in hechtingsrelaties over generaties heen (e.g. Benoit & Parker, 1994, Besser & Priel, 2005; van IJzendoorn, 1995). We mogen zelfs stellen dat intergenerationele transmissie van hechting één van de meest robuuste en betrouwbare 8

9 fenomenen is binnen de hechtingsliteratuur (Bernier & Dozier, 2003). Maar ondanks dit alles blijven de mechanismen die deze overdracht sturen of beïnvloeden onbekend en kunnen we niet anders dan stellen dat de processen achter de intergenerationele transmissie van hechting onbegrepen blijven (Bernier & Dozier, 2003). Dit enigma in het onderzoek van intergenerationele transmissie van hechting gaf van IJzendoorn (1995) de term transmissiekloof. Aan de hand van de hechtingstheorie zullen we in dit scriptieonderzoek ingaan op intergenerationele transmissie van hechting. Hierbij lichten we het probleem van de transmissiekloof toe en zullen we in het eigenlijke onderzoek trachten deze kloof ten dele te dichten. Deel I van dit werk is opgebouwd uit twee hoofdstukken, elkeen bestaande uit een beknopt literatuuroverzicht. Hoofdstuk 1 van Deel I biedt een kennismaking met de hechtingstheorie. Vooreerst bespreken we een aantal centrale, universele constructen binnen deze theorie. Hierna gaan we over naar een bespreking van de interindividuele verschillen in het hechtingssysteem en overlopen de causale factoren. We geven een beknopt literatuuroverzicht omtrent hechting op latere leeftijd en sluiten af met een bespreking van de vraag naar hoe hechting het best gemeten wordt (categoriaal of dimensionaal?). In Hoofdstuk 2 van Deel I wordt de literatuur over intergenerationele transmissie van hechting geschetst. Hierbij wordt het probleem van de transmissiekloof belicht en worden vervolgens enkele mogelijke transmissievariabelen besproken. In Deel II wordt het eigenlijke scriptieonderzoek voorgesteld. Dit betreft een vragenlijststudie bij adolescenten en hun ouders, waarbij wordt nagegaan of er sprake is van intergenerationele transmissie van hechting. Dit gebeurt door een vergelijking te maken tussen de hechtingsrepresentatie van de ouders en de hechtingsrepresentatie van de adolescent. Verschillende opvoedingsfactoren worden als mediator in dit proces onderzocht. We onderzoeken ook de relatie tussen opvoedingsfactoren en depressie bij de adolescent, en gaan na of de hechtingsrepresentatie van de adolescent een mediërende factor is. In Deel II wordt gestart met een bespreking van de onderzoeksvragen en hypothesen. Hierna volgt een toelichting van de deelnemende participanten en gehanteerde methode. Als laatste worden de resultaten van het onderzoek besproken en conclusies getrokken. 9

10 DEEL I: LITERATUURSTUDIE Hoofdstuk 1 Hechting In Hoofdstuk 1 wordt de hechtingsliteratuur geschetst. Volgend op een korte bespreking van de geschiedenis van de hechtingstheorie worden enkele constructen die hierin centraal staan en die relevant zijn voor ons onderzoek (zoals angstige en vermijdende hechtingsstijl) besproken. We bespreken ook factoren die het hechtingssysteem kunnen beïnvloeden zoals opvoeding Hechtingstheorie De hechtingstheorie van Bowlby (1988) heeft als doel om klaarheid te scheppen over een aantal fundamentele vragen over menselijke ontwikkeling. De theorie probeerde in eerste instantie te verklaren waarom mensen hechtingsrelaties aangaan en waarom separatie van hechtingsfiguren leidt tot intense emotionele reacties en in sommige gevallen zelfs tot psychopathologie. Bowlby kon zich niet vinden in het idee dat hechtingsrelaties louter een product zijn van het leren van een associatie tussen opvoeder en bevrediging van fysiologische behoeften zoals eten en drinken, zoals de psychoanalyse en de leerpsychologie beweerden. De sterke emoties die met menselijke relaties verbonden zijn, de vaststelling dat relaties bepalend zijn voor persoonlijkheid en psychisch welzijn, en de bevinding dat hechtingservaringen verwachtingen en gedrag in toekomstige relaties sturen lieten Bowlby vermoeden dat hechting, naast de behoefte aan voedsel en overleving, op zich een motivatie was voor het vormen van relaties (Bowlby, 1988; Marrone, 1998) 1.2. Centrale constructen binnen de hechtingstheorie Hechting en hechtingsgedrag Een hechtingsrelatie wordt gedefinieerd als een blijvende emotionele band van substantiële intensiteit waarbij er een verlangen is om in de nabijheid van de hechtingsfiguur te zijn. Hechting wordt gekenmerkt door negatieve emotie bij scheiding van de 10

11 hechtingsfiguur en vreugde bij hereniging (Ainsworth, 1989). Binnen de hechtingstheorie wordt hechting gezien als een aangeboren, instinctief mechanisme dat te verklaren is vanuit evolutionair perspectief. Hechting heeft een belangrijke functie in de overleving van de soort aangezien de hechtingsband er voor zorgt dat het jonge, kwetsbare kind in de nabijheid blijft van de hechtingsfiguur die het kind de bescherming biedt die noodzakelijk is om te kunnen overleven (Ainsworth & Bell, 1970). Het hechtingssysteem wordt vooral geactiveerd wanneer het individu in psychisch of fysiek gevaar is (moe, ziek, honger, e.a.) en zorgt er op dat moment voor dat de nabijheid van de hechtingsfiguur wordt gezocht en bescherming verkregen wordt (Bowlby, 1980). Dit gebeurt doordat het kind hechtingsgedrag stelt en hechtingssignalen uitzendt. Hechtingssignalen zijn uitingen van het kind met de bedoeling de nabijheid van de ouder te bekomen. De meest duidelijke en eerste uiting hiervan is het huilen van het kind. Maar ook oogcontact, glimlachen en kirren zijn gedragingen met deze functie (Ainsworth & Bell, 1970) Interindividuele verschillen in hechtingsgedrag en hechtingsstijl Naast deze universele hechtingsmechanismen zijn er ook sterke interindividuele verschillen in het functioneren van het hechtingssysteem. Het eerste systematisch empirisch onderzoek hierover werd uitgevoerd in 1970 toen Ainsworth en Bell de Strange Situation Procedure (SSP) ontwikkelden. Dit is een semi-gestructureerde laboratoriumprocedure die toelaat om de reactie van het kind op scheiding en hereniging met ouder, meestal moeder, te observeren. Op basis van de verschillende reacties van kinderen in deze stressvolle situatie onderscheidde Ainsworth drie hechtingscategrorieën. Kinderen die huilen wanneer de ouder de kamer verlaat, maar snel getroost worden door hun ouder wanneer deze de kamer terug binnenkomt behoren tot de veilig gehechte groep. Kinderen die hevig huilen wanneer de ouder de kamer verlaat en moeilijk te troosten zijn bij de hereniging met de ouder behoren tot de angstig/ambivalent gehechte groep. Kinderen die weinig reactie tonen wanneer de ouder de kamer verlaat en geen contact zoeken met de ouder wanneer deze de kamer weer binnenkomt behoren tot de vermijdend gehechte groep (Ainsworth & Bell, 1970). Later werd hier nog een vierde categorie aan toegevoegd, namelijk gedesorganiseerde/gedesoriënteerde hechting. Deze kinderen reageren verward en gedesorganiseerd op de scheiding en herening met hun ouders, ze lijken geen vaste strategie te hebben (Main & Solomon, 1990). Bowlby (1973) beschreef dat het opzoeken van de nabijheid van de hechtingsfiguur (nabijheidzoekend gedrag) bij gevaar of negatieve emoties een manier is om het affect te 11

12 reguleren. Mensen die geleerd hebben dat de significante andere er zal zijn wanneer hij/zij hem/haar nodig heeft zullen deze affectregulatiestrategie gebruiken. Mensen die leerden dat significante anderen er niet zijn in tijden van nood zo dacht Bowlby- zullen andere strategieën moeten vinden om hun affect te reguleren bij gevaar of negatieve emoties. Consistent met Bowlby s assumpties heeft onderzoek inderdaad aangetoond dat wanneer een persoon een bedreiging voelt, dit automatisch het hechtingssysteem zal activeren met het oog op affect-regulatie (Mikulincer, Gillath & Shaver, 2002). Bovendien zijn er belangrijke individuele verschillen in de wijze waarop affect gereguleerd wordt (Mikulincer, Shaver & Pereg, 2003; Shaver & Mikulincer, 2000). Dit bleek af te hangen van de inschatting van twee zaken, namelijk de inschatting van de beschikbaarheid van de hechtingsfiguur (zoals Bowlby veronderstelde) en de inschatting van de effectiviteit van nabijheidzoekend gedrag als affectregulerende strategie. Mikulincer en Shaver onderscheiden hierbij drie verschillende affectregulatie-strategieën die elk samenhangen met een welbepaalde hechtingsstijl. Veilig gehechte personen zoeken de nabijheid en steun op van significante anderen. Daarentegen hebben onveilig gehechte mensen (angstig en vermijdend) niet het gevoel dat de significante andere er zal zijn wanneer hij deze nodig heeft, zij hebben een andere manier nodig om hun affect te reguleren. Angstig gehechte mensen gebruiken hiervoor de hypervigilantie-strategie (Cassidy & Kobak, 1988). Bij deze strategie is er sprake van een constante waakzaamheid met als doel bedreigende stimuli, afwijzing en verraad te vermijden. Mensen met een vermijdende hechtingsstijl passen een derde affectregulatie-strategie toe, namelijk de deactivatie-strategie (Cassidy & Kobak, 1988). Dit heeft als doel de frustratie en distress voortkomend uit constante afwijzing onder controle te houden. Zij reguleren negatieve emoties door geen aandacht te schenken aan bedreigende stimuli en deze stimuli uit het bewustzijn te houden (Fraley, Garner, & Shaver, 2000). De verschillende hechtingsstijlen (veilig, angstig, vermijdend) zijn eveneens gekoppeld aan de manier waarop bedreigende gebeurtenissen worden geïnterpreteerd en beleefd. Zo zullen veilig gehechte mensen een stressvolle gebeurtenis in minder bedreigende termen beschrijven en zullen zij meer optimistisch zijn over hun vermogen om met deze gebeurtenis om te gaan dan onveilig gehechte mensen (e.g., Berant, Mikulincer, & Florian, 2001b; Birnbaum, Orr, Mikulincer, & Florian, 1997; Mikulincer & Florian, 1995, 1999; Radecki-Bush, Farrell, & Bush, 1993). Hechtingsstijl lijkt ook samen te hangen met de mogelijkheid om negatieve herinneringen en emoties op te roepen. Veilig gehechte mensen hebben toegang tot negatieve herinneringen en emoties, zonder hierdoor overspoeld te worden (Mikulincer & Orbach, 12

13 1995). Zij slagen er bovendien in, op een relatief openlijke manier, over persoonlijke zaken en emoties te praten met significante anderen (e.g., Collins & Read, 1990; Keelan, Dion, & Dion, 1998; Mikulincer & Nachshon, 1991). Angstig gehechte mensen hebben het snelst toegang tot negatieve herinneringen en emoties. Negatieve herinneringen/emoties zullen bij angstig gehechte mensen automatisch andere negatieve herinneringen en emoties oproepen. Zij lijken hierdoor overspoeld te worden (Mikulincer & Orbach, 1995). Vermijdend gehechte mensen hebben het moeilijkst toegang tot negatieve herinneringen en de hiermee samenhangende emoties (Mikulincer & Orbach, 1995). Zij hebben het ook moeilijker dan veilig gehechte individuen om over persoonlijke zaken en emoties te praten (Mikulincer & Nachshon, 1991) Causale factoren voor het verklaren van interindividuele verschillen in hechting De variantie in hechtingsstijl zo observeerden Ainsworth, Blehar, Waters en Wall (1978)- kan voor het grootste deel verklaard worden door het opvoedingsgedrag van de zorgdragers, in het bijzonder door de mate waarin ouders sensitief-responsief zijn. In de omgang met baby s houdt sensitief-responsief opvoeden in dat de zorgdrager de hechtingssignalen van het kind opmerkt, juist interpreteert en adequaat beantwoordt. Voor ouders van kleuters tot adolescenten betekent sensitief-responsief zijn in hoofdzaak dat het kind als een individu met eigen noden en wensen wordt aanzien (Ainsworth, Blehar, Waters, & Wall, 1978). Ainsworth et al. (1978) constateerden dat ouders van veilig gehechte kinderen consistent responsief zijn, terwijl ouders van vermijdend gehechte kinderen consistent afwijzend zijn, en ouders van angstig gehechte kinderen inconsistent responsief zijn (de ene keer wel responsief, de andere keer niet). Ook Bowlby (1988) kende een grote rol toe aan opvoedingsfactoren voor het verklaren van interindividuele verschillen in hechting: [ ] anxious resistant attachment [...] is promoted by a parent being available and helpful on some occasions but not on others, and by separations and, as clinical findings show, by threats of abandonment used as a means of control. [ ] anxious avoidant attachment[ ] is the result of the individual s mother constantly rebuffing him when he approaches her for comfort or protection. (Bowlby, 1988, p ). Naast opvoedingsgedrag werd ook de rol van andere factoren aangetoond, zoals temperament van de ouders (Kochanska, Friesenborg, Lange & Martel, 2004), psychopathologie bij de ouders (Hipwell, Goossens, & Melhuish, 2000), huwelijksrelatie van de ouders (Owen & Cox, 1997) en mind-mindedness van de ouder (Meins, Fernyhough, 13

14 Fradley, et al., 2001). In Hoofdstuk 2 worden enkele van deze factoren besproken. Aangezien in het eigenlijke scriptieonderzoek de nadruk ligt op mediatie door opvoedingsfactoren zal in Hoofdstuk 2 extra aandacht worden besteed aan de rol van opvoedingsfactoren Interne werkmodellen Om te begrijpen hoe opvoedingsfactoren resulteren in een meer of minder veilige hechting en aanpassing, introduceerde Bowlby (1965) het begrip interne werkmodellen. Interne werkmodellen zijn mentale processen (Benoit & Parker, 1994) met als primaire taak individuen te helpen informatie zo efficiënt mogelijk te verwerken. Interne werkmodellen worden ingevuld met persoonlijke ervaringen. Elk individu zal vanuit de (hechtings)ervaring die hij heeft met anderen een intern werkmodel opbouwen over de ander/de wereld en zichzelf. Als de belangrijkste verzorgers sensitief-responsief zijn en adequaat reageren op de noden van het kind, dan zal het kind dit zo opslaan en een intern werkmodel van anderen opbouwen met als inhoud: Ik kan op anderen rekenen, de andere/de wereld is voorspelbaar en betrouwbaar. Ook het interne werkmodel dat het kind heeft over zichzelf wordt opgebouwd vanuit de eerste ervaringen met de zorgfiguren. Zijn de zorgfiguren sensitiefresponsief dan zal het kind hieruit afleiden dat hij of zij de moeite waard is om graag gezien te worden. Dit zal de basis zijn voor een positief intern werkmodel over zichzelf of met andere woorden een positief zelfbeeld. Bowlby (1980) stelt ook dat interne werkmodellen een grote invloed hebben op het inter- en intrapersoonlijk leven van een persoon doordat ze vanaf het moment dat ze gevormd zijn onze verwachtingen, gedrag en hoe we stimuli interpreteren, sturen. Onderzoek bevestigde deze hypothese. Zoals verwacht hebben veilig gehechte personen een positiever zelfbeeld dan angstig-ambivalent gehechte personen (Collins & Read, 1990; Hazan & Shaver, 1987). Resultaten uit onderzoek over zelfbeeld van vermijdend gehechte individuen is minder consistent. In het onderzoek van Hazan en Shaver (1987) constateerde men dat veilig gehechte individuen een positiever zelfbeeld hebben dan vermijdend gehechte personen. In het onderzoek van Collins en Read (1990) daarentegen, vond men geen verschil tussen het zelfbeeld van deze twee hechtingsgroepen. Verschillende studies bieden indirect bewijs voor de perceptievormende en gedragssturende capaciteit van interne werkmodellen: interne werkmodellen beïnvloeden de perceptie van zichzelf en anderen (Mikulincer, 1995), de perceptie van romantische relaties (Baldwin Fehr, Keedian, Seidel, & Thomson, 1993; Carnelley, Pietromonaco, & Jaffe, 1994; 14

15 Collins & Read, 1990; Hazan & Shaver,1987;) en het gedrag in romantische relaties (Simpson,1990; Simpson, Rholes, & Nelligan, 1992; Simpson, Rholes, & Phillips, 1996). De hechtingstheorie ziet interne werkmodellen als dynamische constructen die het meest flexibel en beïnvloedbaar zijn in de vroege kindertijd maar desalniettemin kunnen aangepast worden doorheen het hele leven (Bowlby,1973; Hazan & Shaver, 1987). Toch stelt Bowlby (1980) duidelijk dat interne werkmodellen een sterke neiging hebben om stabiel te blijven, zowel binnen het leven van een individu als over generaties heen. In onderzoek vinden we evidentie voor deze stellingen. Interne werkmodellen blijken een sterke stabiliteit te hebben (Hazan & Shaver, 1987) hoewel ingrijpende levensgebeurtenissen de inhoud van interne werkmodellen blijken te beïnvloeden (Thompson, Lamb, & Estes, 1983) Hechting op latere leeftijd Hoewel het hechtingsonderzoek oorspronkelijk gericht was op baby s en jonge kinderen is er momenteel consensus dat we de notie hechting ook verder in het leven kunnen doortrekken. Toenemende evidentie (e.g. Fraley & Davis, 1997; Trinke, & Bartholomew, 1997; Hazan & Shaver, 1987; Main, Kaplan & Cassidy, 1985) toont aan dat hechting doorheen heel de ontwikkeling van de mens belangrijk blijft. Naast de talloze longitudinale studies die de relatie aantoonde tussen hechtingsstijl en tal van psychosociale uitkomstvariabelen tijdens de kindertijd (Elicker, Englund, & Sroufe, 1992), is nu ook duidelijk aangetoond dat hechtingsstijl, zelfs tijdens de late adolescentie en vroege volwassenheid, belangrijk blijft voor het psychosociaal functioneren (Rice, 1990). Er wordt onder andere een relatie gevonden tussen onveilige hechting en depressie (Lee, & Hankin, 2009; Roberts, Gotlib, & Kattel, 1996). Onderzoek naar hechting bij volwassenen werd pas echt mogelijk toen George, Kaplan en Main (1985) het Adult Attachment Interview (AAI) ontwikkelden. Dit is een veelgebruikt semi-gestructureerd interview waarbij volwassenen gevraagd wordt adjectieven op te noemen die de relatie met hun ouders tijdens hun kindertijd beschrijven. Op die manier wordt de mentale voorstelling die de volwassene heeft over hechting in kaart gebracht en kan de volwassene worden opgedeeld in een van de vier categorieën die het Adult Attachment Interview onderscheidt (veilige type, dismissing type, gepreoccupeerde type en unresolved type). In overeenstemming met de ideeën van Bowlby (1988) vinden verschillende studies (e.g. Zimmermann & Becker-Soll, 2002; Hamilton, 2000, van IJzendoorn, 1995) dat hechting 15

16 bij adolescenten en volwassenen een sterke stabiliteit kent maar dat deze in sommige gevallen toch wijzigt. Stressvolle levensgebeurtenissen (Weinfield, Sroufe, & Egeland, 2000) zoals depressie bij de jongere, conflicten met ouders, armoede in het gezin (Allen, Boykin McElhaney, Kuperminc, & Jodl, 2004), kunnen zorgen voor een verschuiving van veilige naar onveilige hechting. Onderzoek van Carnelley en Rowe (2007) wees uit dat ook een verschuiving van onveilige naar veilige hechting mogelijk is. Priming van veilige hechting resulteerde in een meer positief zelfbeeld, meer optimistische verwachtingen over relaties en minder hechtingsangst. Doorheen de menselijke ontwikkeling van baby naar volwassene zullen verschillende personen naast de ouders de rol van hechtingsfiguur overnemen of aanvullen (e.g. Furman & Buhrmester, 1992). Dit proces verloopt geleidelijk en met een steeds terugkerende sequentie van ouders, over peers, naar romantische partners (Markiewicz, Lawford, Doyle, & Haggart, 2006; Fraley & Davis, 1997) Van categorieel naar dimensioneel In het oorspronkelijke onderzoek van Ainsworth in 1970 werden hechtingsstijlen als categorieën onderscheiden in drie of vier groepen (veilig, angstig/ambivalent, vermijdend, gedesorganiseerd/gedesoriënteerd). Tot op vandaag wordt deze categoriale benadering nog steeds courant gebruikt (Fraley & Spieker, 2003). Toch is het besluit van Ainsworth om hechting te vatten in kwantitatief verschillende types slechts een keuze geweest in tijden waarin het nog niet mogelijk was het bestaan van dimensies, eerder dan categorieën, methodologisch na te gaan. Nu, dankzij technieken ontwikkeld door Meehl (1995), deze mogelijkheid wél bestaat, stelden wetenschappers zich steeds meer de vraag of hechting niet eerder een dimensioneel construct is (Fraley & Spieker, 2003). Na rigoureus uitgevoerde factor-analyses op een brede batterij van zelfrapporteringsintrumenten om hechting te meten (Brennan, Clark & Shaver, 1998) werd een twee-dimensionele structuur onderscheiden, waarbij hechtingsangst wordt onderscheiden van hechtingsvermijding. Er is ondertussen consensus dat hechting bij volwassenen te vatten is binnen deze twee dimensies (Mikulincer, Shaver, & Pereg, 2003). Ook de studie van Roisman, Fraley, en Belsky (2007) handelt over deze kwestie. Zij voerden een taxometrische analyse uit op de data van 504 AAI s en besloten dat de verdeling in vier categorieën die in het AAI worden gebruikt niet betrouwbaar is. Het onderscheid dat gemaakt wordt tussen het veilige hechtingstype en het vermijdende 16

17 hechtingstype, blijkt beter aan te sluiten bij een dimensionale structuur dan bij de gebruikte categoriale structuur. Op basis van de bevindingen uit hun studie (twee dimensies: hechtingsangst en hechtingsvermijding) ontwikkelden Brennan et al. in 1998 de Experiences in Close Relationship Scale (ECR). Dit is een dimensionele hechtingsvragenlijst waarbij deelnemers een score krijgen op de twee dimensies. Een hoge score op de dimensie hechtingsangst wordt geassocieerd met angst voor interpersoonlijke afwijzing of verlating, een overdreven nood aan bevestinging/goedkeuring van anderen, en negatieve emotie wanneer diens partner onbeschikbaar of niet-responsief is. Een hoge score op de dimensie hechtingsvermijding wordt gekenmerkt door angst voor afhankelijkheid en interpersoonlijke intimiteit, een overdreven nood aan zelfbeschikking en de eigenschap zichzelf niet graag bloot te geven (Wei, Russell, Mallinckrodt, & Vogel, 2007). Een lage score op beide dimensies wordt beschouwd als een veilige hechting (Mikulincer, Shaver, & Pereg, 2003). De ECR heeft bewezen een hoge interne consistentie te hebben (e.g. Lopez & Gormley, 2002; Wei, Mallinckrodt, Russell, & Abraham, 2004) en is in sterke mate betrouwbaar en valide (Lopez & Gormley, 2002). Nietttemin vormt de lengte van deze test (36 items) voor sommige onderzoeken een obstakel. Daarom werd er een kortere versie van de ECR opgesteld: de ECR-S (Wei et al., 2007). Deze is gebaseerd op de ECR en bestaat uit 12 items (6 voor elke dimensie). Wei et al. (2007) concluderen dat ook de ECR-S een betrouwbare en valide maat is voor hechting bij volwassenen. Interne consistentie, test-hertest betrouwbaarheid, factor structuur en validiteit lijken allen vergelijkbaar met deze in de langere versie van de ECR. In onderzoek kan, volgens deze bevinding, net zo goed met de 12 item-versie gewerkt worden. Ook in dit scriptieonderzoek wordt de ECR-S als hechtingsmaat gebruikt. De grote meerderheid van de studies over intergenerationele transmissie van hechting gebruiken het Adult Attachment Interview om hechting van de volwassenen te meten (e.g. Benoit & Parker 1994; Fonagy, Steele & Steele, 1991; Kazui, Endo, Tanaka et. al, 2000; Raval, Goldberg, Atkinson, et al., 2001; van IJzendoorn, 1995; Ward & Carlson, 1995). We vinden slechts enkele studies die gebruik maken van een andere methode. Besser en Priel (2005) en Obegi, Morrison en Shaver (2004) maakten gebruik van hechtingsvragenlijsten, namelijk de Relationship Questionnaire (RQ) en de Experience in Close Relationship (ECR). Deze studies vinden, net als de studies die gebruik maakten van de AAI, een significante gelijkenis tussen de hechting van de ouder en de hechting van het kind. Door in dit scriptieonderzoek gebruik te maken van een hechtingsvragenlijst, vulden we het beperkt 17

18 aantal studies in de transmissieliteratuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van vragenlijsten, verder aan. Hoofdstuk 2 Intergenerationele transmissie van hechting In Hoofdstuk 2 wordt de intergenerationele transmissie van hechting besproken. Hierbij staat het vraagstuk van de transmissiekloof (van IJzendoorn, 1995) centraal. Meer bepaald gaat dit over de vraag: Hoe worden hechtingspatronen overgedragen van de ene generatie naar de andere?. In dit hoofdstuk worden een aantal mogelijke transmissiemechanismen besproken Studies omtrent intergenerationele transmissie van hechting Van IJzendoorn (1995) onderzocht of er een correspondentie was tussen de wijze waarop kinderen gehecht zijn aan hun ouders (resultaten bekomen door middel van de Strange Situation Procedure) en de wijze waarop de ouders van deze kinderen gehecht zijn aan hùn ouders (= grootouders) (resultaten bekomen door middel van het Adult Attachment Interview). Hij vond evidentie voor een significante correspondentie tussen de hechtingsclassificatie die ouders kregen en deze die hun kinderen kregen. De correspondentie bedroeg 75 % wanneer een tweedelige-verdeling (veilig-onveilig) werd gebruikt en bedroeg 70 % wanneer een driedelige verdeling (veilig-angstig/ambivalent-vermijdend) werd gebruikt. Deze correspondentie is volgens van IJzendoorn (1995) nog een onderschatting. Van IJzendoorn (1995) vermeldt dat meetfouten door gebrek aan training, door het opnemen van oudere kinderen en het feit dat hier twee verschillende meetinstrumenten met elkaar vergeleken worden, de effect size naar beneden haalden. Een aantal studies vonden zelfs correspondentie tussen ouder en kind hechting wanneer de hechtingsstijl van de ouders voor de geboorte van het kind werd gemeten. Benoit en Parker (1994) bijvoorbeeld, vonden een sterke correspondentie wanneer de AAI afgenomen werd nog voor de geboorte van het kind: 81% correspondentie wanneer de driedelige verdeling (veilig-angstig/ambivalent-vermijdend) werd gebruikt, 68% wanneer de vierdelige verdeling (veilig-angstig/ambivalent-vermijdend-gedesorganiseerd) werd gebruikt. Ook uit het onderzoek van Fonagy, Steele, & Steele (1991) blijkt dat de correspondentie niet daalt wanneer de meting van de ouders gebeurt voor de geboorte van het kind. 18

19 Dezelfde forse correspondentie werd tevens terug gevonden bij samples uit de middenklasse (Main, Kaplan & Cassidy, 1985), bij samples met een lage SES (Bus & van IJzendoorn, 1992) en zowel in West-Europese als Japanse samples (Grossmann & Grossmann, 1991; Kazui, Endo, Tanaka, Sakagami & Suganuma, 2000). We kunnen besluiten dat onderzoek (e.g. van IJzendoorn, 1995) ontegensprekelijk aantoont dat er een transmissie is van de hechtingsstijl van de ouders naar de hechtingsstijl van jonge kinderen en mogen zelfs stellen dat intergenerationele transmissie van hechting één van de meest robuuste en betrouwbare fenomenen is binnen de hechtingsliteratuur (Bernier & Dozier, 2003). De sterkte van de hechtingsstijl van ouders en kinderen werd echter nog maar zelden bestudeerd in latere levensperioden zoals de adolescentie. Bovendien tasten wetenschappers nog steeds grotendele in het duister over hoe deze transmissie gebeurt en kunnen we niet anders dan stellen dat intergenerationele transmissie van hechting tot op heden onbegrepen blijft (Bernier & Dozier, 2003). Dit scriptieonderzoek onderzoekt een aantal vernieuwende zaken. Ten eerste zullen we de mate van intergenerationele gelijkenis in hechting nagaan in de adolescentie, een levensperiode waarin ouder-kind relaties en interne werkmodellen sterk aan verandering onderhevig zijn (Steinberg & Silk, 2002) maar waarin processen van intergenerationele transmissie nog niet uitgebreid werden onderzocht. Ten tweede zal in dit onderzoek, naast de correlatie tussen hechtingsrepresentatie van ouders aan hùn ouders en hechting van het kind aan zijn/haar ouders zoals gebruikelijk in het onderzoek naar intergenerationele transmissie van hechting- ook gekeken worden naar de correlatie tussen hechting van ouders aan hun partner en hechting van het kind aan de ouder. Er zal ook worden nagegaan of er een correlatie is tussen hechting van de ouders aan hun kind en hechting van het kind aan de ouders. Naar ons weten is het de eerste maal dat deze zaken worden onderzocht. We vermoeden dat hechting van ouders aan hun partner en hechting van ouders aan hun kind sterk gecorreleerd zullen zijn met hechting van het kind aan de ouder. We denken dat dit verband sterker zal zijn dan het verband tussen hechting van ouders aan grootouders en hechting van het kind aan ouder. Dit verwachten we omdat het bij hechting van ouders aan hun partner en hechting van ouders aan hun kind gaat om de actuele hechtingsrepresentatie van de ouders, in tegenstelling tot hechting van de ouders aan de grootouders waarbij het gaat over een hechtingsrepresentatie uit het verleden. De hechtingsrepresentaties van ouders aan partner en eigen kind zouden dus temporeel meer proximale voorspellers van de hechting van het kind aan de ouder zijn dan de hechtingsvoorgeschiedenis van de ouders met de eigen ouders. 19

20 2.2. Werkingsmechanismen en mediatoren In wat volgt zullen een aantal mogelijke transmissiemechanismen besproken worden. In dit opzicht wordt gestart met een bespreking van een mogelijke genetische component en de invloed van temperamentsfactoren. Als laatste wordt stilgestaan bij enkele relevante opvoedingsdimensies zoals sensitiviteit en autonomieondersteuning (versus psychologische controle) Genetische component Een aantal onderzoekers postuleerden genen als variabele die de mogelijkheid hebben de transmissiekloof te dichten. Er wordt in dit geval uitgegaan van een onderliggend hechtingsgenotype dat zorgt voor de hoge correspondentie tussen de hechtingsrepresentatie van ouder en kind (O Connor, Croft & Steele, 2000). Ook Bowlby (1973) heeft een genetische verklaring voor de transmissie nooit uitgesloten. Een belangrijke studie van Ward, Vaughn en Robb (1988) toonde dat siblings een significante correspondentie in hechtingsstijl vertonen. Deze bedraagt ongeveer 50% in het onderzoek van Teti en Albard (1989) en 62% in het onderzoek van van IJzendoorn et al. (2000). Of we deze correspondentie moeten toeschrijven aan genetische dan wel aan omgevingsfactoren kan pas duidelijk worden aan de hand van tweeling- of adoptiestudies. Ricciuti (1993) vatte alle tweelingsstudies omtrent gehechtheid samen en concludeerde dat er geen verschil te vinden is in correspondentie tussen mono- en dizygote tweelingparen. We moeten opletten wanneer we hier conclusies uit willen trekken. Geen enkel van deze studies was immers zonder gebreken. Elk van hen maakte namelijk gebruik van een erg kleine sample. Het recentere onderzoek van O Connor & Croft (2001) maakte gebruik van een grotere sample en vulde op die manier het eerdere onderzoek aan. Zij vonden een correspondentie van 70% binnen de monozygote tweelingparen en een correspondentie van 64% binnen de dizygote tweelingparen. Het verschil tussen mono- en dizygote tweelingen bleek ook hier niet significant te zijn, wat een kleine rol suggereert voor een genetische invloed. Ook in een studie van Roisman en Fraley (2006) werd een grote steekproef gebruikt en kwam men tot de conclusie dat de invloed van een genetische factor erg klein is en dat de invloed van omgevingsfactoren aan de andere kant beduidend groter is. De gedesorganiseerde hechtingsstijl zou hierop een uitzondering kunnen vormen. Het dopamine D4 receptor gen (DRD4) lijkt bij het onderscheid gedesorganiseerde hechting vs georganiseerde hechting 20

21 (veilig, angstig, vermijdend) van belang te zijn (Lakatos et al. 2000; Lakatos et al., 2002). Niettegenstaande onderzoek erop lijkt te wijzen dat genen niet of slechts minimaal bijdragen tot de correspondentie tussen de hechting van ouder en kind kunnen we hierover nog geen definitieve besluiten trekken. Dit kan pas wanneer deze resultaten gerepliceerd worden (O Connor & Croft, 2001; Bokhorst et al., 2003). In dit scriptieonderzoek verwachten we dus ook dat de invloed van de genetische component bij de intergenerationele transmissie van hechting onbestaand of erg beperkt zal zijn. Indien dit het geval is, houdt dit in dat er geen rechtstreeks verband in tussen hechtingsstijl van de ouders en hechtingsstijl van hun kind. Dit brengt met zich mee dat er veel bijkomstige variantie zal verklaard worden door andere mediatoren zoals opvoedingsstijl Temperament en persoonlijkheid In onderzoek wordt evidentie gevonden voor de invloed van persoonlijkheid van ouders op de opvoedingsstijl die zij hanteren (Clark, Kochanska, & Ready, 2000; Goodman & Gotlib, 1999). Er wordt eveneens evidentie gevonden voor de invloed van persoonlijkheid van ouders op de ouder-kind relatie (Kochanska et al., 2004). Aangezien het ook duidelijk is dat temperament/persoonlijkheid deels genetisch wordt overgedragen (20 tot 45 %) (Bouchard, 1994; Loehlin, 1992 in Larsen & Buss, 2005), lijkt het logisch dat temperament een mediërende rol speelt bij de transmissie van hechting. Uit onderzoek komt dit echter niet consistent naar voren en verder onderzoek naar de invloed van temperamentsfactoren bij hechting is nodig. Bijkomend onderzoek is in het bijzonder nodig om de invloed van het temperament van het kind zelf op hechting na te gaan. De hechtingstheorie werd meermaals bekritiseerd omwille van een te eenzijdige focus op het aandeel van ouders in de voorspelling van hechting. Het is eerder onwaarschijnlijk dat karakteristieken van het kind geen enkele rol spelen in de hechtingscategorie die hij of zij krijgt toegewezen (O Connor et al., 2000). Temperament van het kind is in dit opzicht reeds uitvoerig bestudeerd geweest (Belsky & Rovine, 1987; Clark, Kochanska en Ready, 2000; Seifer, & Schiller 1995; Vaughn et al., 1992). Deze literatuur heeft echter relatief weinig consistente en repliceerbare resultaten opgeleverd. 21

22 Opvoedingsstijl Volgens hechtingsonderzoekers spelen opvoedingsprocessen een essentiële rol in de intergenerationele transmissie van hechting (van IJzendoorn, 1995). Zij redeneren als volgt: De hechtingservaringen/hechtingsrepresentaties van de ouder bepalen de manier waarop een ouder omgaat met zijn/haar kind. Dit op zijn beurt bepaalt hoe het kind zich aan de ouder zal hechten. Verscheidene studies vinden hier evidentie voor (Belsky, 1997; Besser en Priel, 2005; Obegi, Morrison, & Shaver, 2004). Onderzoek wijst uit dat er een verband is tussen de hechtingsrepresentatie die de ouder heeft en de opvoeding die zij hanteert (Adam, Gunnar, & Tanaka, 2004). Onderzoek toonde ook het verband aan tussen opvoeding en hechting van het kind (Ainsworth et al, 1978; Isabella, 1993; Main, 1996). Moeders van veilig gehechte kinderen blijken meer teder, meer positief en meer sensitief-responsief met hun kinderen om te gaan dan moeders van onveilig gehechte kinderen. Karavalis, Doyle en Markiewicz (2003) onderzochten dit verband ook bij oudere kinderen en adolescenten en concludeerden dat er hier ook een verband bestaat tussen opvoedingsstijl (warme betrokkenheid, psychologische autonomie toelaten en gedragsmonitoring) en hechtingstijl van het kind/adolescent. Zij vonden een positieve correlatie tussen autoritatief opvoeden (hoge score op de drie opvoedingsaspecten) en veilige hechting en een negatieve correlatie tussen verwaarlozend opvoeden (lage score op de drie opvoedingsaspecten) en veilige hechting. In dit scriptieonderzoek zullen wij ook trachten de rol van opvoedingsfactoren in de intergenerationele transmissie van hechting aan te tonen. Dit zullen we doen door de volledige sequens (hechting van ouder opvoeding hechting van adolescent) te toetsen. We verwachten dat onveilige hechting bij de ouder negatief zal gecorreleerd zijn met positieve opvoedingspraktijken en dat positieve opvoedingspraktijken op hun beurt negatief gecorreleerd zullen zijn met onveilige hechting bij de adolescent. Alleen voor de relatie tussen hechtingsangst en responsiviteit verwachten we een nulverband, aangezien hechtingsangst samenhangt met inconsistente responsief opvoedingsgedrag (Ainsworth et al. 1978, Bowlby, 1988). In dit scriptieonderzoek de nadruk gelegd op opvoedingsfactoren. In de volgende paragrafen zullen daarom de opvoedingsaspecten die relevant zijn in dit scriptieonderzoek worden verduidelijkt en hun invloed worden besproken. 22

23 Sensitiviteit Jarenlang werd aangenomen dat opvoedingsstijl en meer bepaald de mate waarin ouders sensitief zijn, dé weg was waarlangs hechtingsstijl wordt doorgegeven van generatie op generatie (Besser & Priel, 2005). De meta-analyse van van IJzendoorn (1995) bevestigde dat de mate waarin ouders sensitief zijn, wordt beïnvloed door de manier waarop zijzelf gehecht zijn aan hun ouders. Veilige hechting van ouders correleert positief met sensitief opvoeden. Hoewel in de meta-analyse van van IJzendoorn (1995) de rol van opvoedingsstijl als mediator bevestigd werd, werd ook vastgesteld dat hechtingsrepresentaties van ouders slechts instaan voor 12 % van de variatie in hun sensitief gedrag en dat slechts 23% van de associatie tussen de hechtingsrepresentatie van ouders en de hechtingsstijl van het kind te wijten is aan sensitiviteit van ouders. Later kwam ook het meer verfijnde onderzoek van Raval et al. (2001) tot dit besluit. Sensitiviteit blijkt dus geen volledige verklaring te bieden voor de intergenerationele transmissie van hechting. Dit betekent dat naast de variabele sensitiviteit nog andere factoren een rol moeten spelen (O Connor, Croft & Steele, 2000). In dit scriptieonderzoek zullen we autonomieondersteuning (versus psychologische controle) als bijkomende mediator bestuderen Ondersteuning: warmte en responsiviteit Een opvoedingsconstruct uit de literatuur over opvoeding bij adolescenten dat nauw aansluit bij het begrip sensitiviteit is ouderlijke ondersteuning (Supportive parenting). Ouderlijke ondersteuning bestaat uit twee deelaspecten: warmte en responsiviteit (Soenens, Duriez, Vansteenkiste, & Goossens, 2007). Warmte heeft betrekking op de mate waarin een ouder op een positieve, affectievolle, waarderende wijze omgaat met zijn/haar kind (Davidov & Grusec, 2006; Soenens et al., 2007). Responsiviteit handelt over de mate waarin ouders instaan voor de noden van hun kind en over de mate waarin zij hun kind helpen om negatieve emoties te doen afnemen (Soenens, et al., 2007). In verschillende studies werd duidelijk dat warmte en responsiviteit afzonderlijk correleren met bepaalde socio-emotionele factoren (e.g. Davidov & Grusec, 2006). Warmte voorspelt onder andere regulatie van positief affect en, in het geval van jongens, acceptatie door leeftijdsgenoten (Davidov & Grusec, 2006). Gebrek aan warmte is positief gecorreleerd met agressie en delinquent gedrag (MacDonald, 1992). Responsiviteit is gecorreleerd met regulatie van negatief affect, empathie en prosociaal gedrag van het kind (Davidov & Grusec, 2006). Hoewel het is aangetoond dat warmte en 23

24 responsiviteit twee duidelijk verschillende constructen zijn, zijn zij toch sterk gecorreleerd met elkaar (Clarke-Stewart, 1973). Moeders die hoog scoren op de factor warmte zullen over het algemeen ook hoog scoren op de factor responsiviteit. Daarom worden deze twee constructen in onderzoek vaak samengenomen. In deze scriptie zullen we de term responsiviteit hanteren omdat de term ondersteuning verwarring kan creëren met de term autonomieondersteuning, die in de volgende paragraaf wordt besproken Autonomieondersteuning versus psychologische controle Ouders verschillen ook in de mate waarin zij psychologische controle hanteren en aan autonomieondersteuning doen. Autonomieondersteuning wordt hier gedefinieerd als het aanmoedigen van vrijwillig functioneren (Soenens et al., 2007). Ouders die hoog scoren op autonomieondersteuing willen dat hun kind beslissingen neemt die in overeenstemming zijn met zijn/haar eigen interesses en waarden, onafhankelijk of hij/zij hierbij de hulp nodig heeft van de ouders (Grolnick, 2003). Deze ouders proberen het perspectief van hun kind in te nemen, bieden in de mate van het mogelijke keuzes aan en voorzien een persoonlijke en zinvolle uitleg bij het communiceren van verwachtingen voor gedrag (Soenens et al., 2007). Ouders die laag scoren op autonomieondersteuning zijn controlerende ouders. Dit zijn ouders die hun eigen agenda opleggen aan hun kinderen en hun kinderen hierbij onder druk zetten (Grolnick, 2003). Eén vorm van ouderlijke controle is psychologische controle. Hierbij spelen ouders op een intrusieve manier in op de gedachten en gevoelens van hun kinderen (Barber, 1996). In tegenstelling tot andere vormen van controle die ouders kunnen toepassen (bv. fysiek straffen, schelden, enz.) is psychologische controle vaak erg subtiel. Het komt tot uiting in strategieën als terugtrekken van liefde, inspelen op schuld- en schaamtegevoelens van het kind en manipuleren van de hechtingsrelatie (Barber, 1996). Ondanks deze subtiliteit is uit onderzoek gebleken dat het hier zeker niet gaat om een onschuldige controlestrategie en dat frequent gebruik van psychologische controle kan leiden tot internaliserende problemen bij het kind/adolescent (Barber, 1996). In dit scriptieonderzoek zullen we nagaan of deze samenhang gemedieerd wordt door hechting van het kind. Concreet verwachten we dat lage autonomieondersteuning (en dus meer psychologische controle) zal samenhangen met meer onveilige hechting en dat dit op zijn beurt samenhangt met meer depressie bij de adolescenten. In het onderzoek van Verschueren, Dossche, Marcoen, Mahieu & Bakersmans- Kranenburg (2006) werd als eerste het verband tussen hechtingsstijl van de ouder en het 24

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Richten ouders van onveilig gehechte kinderen hun aandacht weg van neutrale en negatieve gelaatsuitdrukkingen van hun kind? Een eye-tracking studie.

Richten ouders van onveilig gehechte kinderen hun aandacht weg van neutrale en negatieve gelaatsuitdrukkingen van hun kind? Een eye-tracking studie. Academiejaar 2014-2015 Tweedesemesterexamenperiode Richten ouders van onveilig gehechte kinderen hun aandacht weg van neutrale en negatieve gelaatsuitdrukkingen van hun kind? Een eye-tracking studie. Masterproef

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Hechtingsangst en -vermijding bij kinderen en adolescenten

Hechtingsangst en -vermijding bij kinderen en adolescenten Psychodiagnostiek Issue Issue / Series / Title PsychoPraktijk Issue / Series / Volume Nr 1 Issue / Date 2014 Issue / Pages / First Page Issue / Pages / Last Page Hechtingsangst en -vermijding bij kinderen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Afscheid van je culturele thuis. Mahnaz Tabesh Oktober 2015 Radboud Universiteit Nijmegen

Afscheid van je culturele thuis. Mahnaz Tabesh Oktober 2015 Radboud Universiteit Nijmegen Afscheid van je culturele thuis Mahnaz Tabesh Oktober 2015 Radboud Universiteit Nijmegen Inleiding Nooit eerder waren er wereldwijd zo veel mensen op de vlucht voor oorlog (60 miljoen; bron UNHCR) Waar

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode DE RELATIE TUSSEN INDIVIDUELE VERSCHILLEN IN HECHTING EN INHIBITIE VOOR BEDREIGENDE INFORMATIE Scriptie neergelegd

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Wat weet u nog over HECHTING

Wat weet u nog over HECHTING Wat weet u nog over HECHTING John Bowlby 1907-1990 Hechtingstheorie HECHTING BOWLBY : Attachment theory : Hechting : is een duurzame emotionele binding tussen het kind en zijn verzorgers intern schema

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch)

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch) Appendix A Samenvatting (Summary in Dutch) Gehechtheid, zorg en pro-sociaal gedrag Dit proefschrift heeft tot doel de relatie tussen onveilige gehechtheid (vermijding, angst) en prosociaal gedrag te onderzoeken

Nadere informatie

Promotor : Jan de Houwer Begeleider : Marieke Dewitte

Promotor : Jan de Houwer Begeleider : Marieke Dewitte Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode DE INVLOED VAN HECHTINGSSTIJL OP DE INHIBITIE VAN ZELF-RELEVANTE KENMERKEN Scriptie neergelegd tot het behalen

Nadere informatie

Disclosure. Wie doorbreekt de cirkel van mishandeling? Kindermishandeling. Comorbiditeit. Prevalentie in Nederland. Prevalentie in Nederland

Disclosure. Wie doorbreekt de cirkel van mishandeling? Kindermishandeling. Comorbiditeit. Prevalentie in Nederland. Prevalentie in Nederland Disclosure Wie doorbreekt de cirkel van? Prof.dr. Lenneke Alink Kinder Kinder is elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die

Nadere informatie

SAMENVATTING Introductie

SAMENVATTING Introductie Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Inhoud van de presentatie

Inhoud van de presentatie De overgang van het basis- naar het secundair onderwijs vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief Annelies Somers i.s.m. Prof. Hilde Colpin Prof. Karine Verschueren ~ Centrum voor Schoolpsychologie

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift bestaat uit een aantal studies waarin onderzocht is waar individuele verschillen vandaan komen in welbevinden (WB) en gerelateerde menselijke eigenschappen, zoals

Nadere informatie

4.4 Hechting en scheiding

4.4 Hechting en scheiding 4.4 Hechting en scheiding 155 In het leven van elk kind komt er een moment waarop ze zich los moeten maken van hun eerste verzorger. Voor sommige kinderen gebeurt dat al heel vroeg doordat ouders bijvoorbeeld

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

inleiding 1 concordantievan gehechtheid

inleiding 1 concordantievan gehechtheid inleiding 1 concordantievan gehechtheid Deze dissertatie onderzoekt, of de emotionele band die eenadoptiemoeder ontwikkeld heeft met haar eigen ouders zich weerspiegelt in de kwaliteit van de emotionele

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

De link tussen dagelijkse fluctuaties in hechting en eetgedrag: een dagboekstudie

De link tussen dagelijkse fluctuaties in hechting en eetgedrag: een dagboekstudie Academiejaar 2014-2015 Tweedekansexamenperiode De link tussen dagelijkse fluctuaties in hechting en eetgedrag: een dagboekstudie Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science

Nadere informatie

Hechtingstoornissen. Karin Hermans, KJP Symposium Pedagogie opvoedingstoolbox Curaçao, 7 december 2012

Hechtingstoornissen. Karin Hermans, KJP Symposium Pedagogie opvoedingstoolbox Curaçao, 7 december 2012 Hechtingstoornissen Karin Hermans, KJP Symposium Pedagogie opvoedingstoolbox Curaçao, 7 december 2012 Hechting duurzame affectieve relatie tussen een kind en één of meer opvoeders The initial relationship

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als 1 Temperament van het kind en (adoptie)ouderschap Sara Casalin Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als verlegen, blij, impulsief, zenuwachtig, druk, moeilijk, koppig,

Nadere informatie

De impact van family adversity op de intelligentie bij kinderen: de rol van gehechtheid.

De impact van family adversity op de intelligentie bij kinderen: de rol van gehechtheid. Academiejaar 2015 2016 Tweedekansexamenperiode De impact van family adversity op de intelligentie bij kinderen: de rol van gehechtheid. Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van: Master

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Mary Main en Erik Hesse: van gedrag naar representatie en AAI. Peter Fonagy en Mary Target. Reflexieve functie en verbinding met moderne psychoanalyse

Mary Main en Erik Hesse: van gedrag naar representatie en AAI. Peter Fonagy en Mary Target. Reflexieve functie en verbinding met moderne psychoanalyse John Bowlby 1907-1990 Brits psychoanalyticus. Attachment, Separation en Loss Mary Ainsworth (1913-1999) Strange Situation Mary Main en Erik Hesse: van gedrag naar representatie en AAI Peter Fonagy en Mary

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

Appendix A. Samenvatting (Summary in Dutch)

Appendix A. Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) 115 116 Samenvatting (Summary) Het concept moraliteit (afkomstig van het Latijnse moralitas, wat juist gedrag betekent) is al eeuwen een interessant onderwerp voor filosofen

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Promotor: Prof. Dr. Caroline Braet Begeleiding: Guy Bosmans, Eva Vandevivere

Promotor: Prof. Dr. Caroline Braet Begeleiding: Guy Bosmans, Eva Vandevivere Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eerste examenperiode DE INVLOED VAN HECHTING OP DE BREEDTE VAN HET AANDACHTSVELD ROND MOEDER BIJ LAGERE SCHOOLKINDEREN: EEN

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

De invloed van hechting op de breedte van het aandachtsveld rond moeder bij lagere schoolkinderen: De modererende rol van stresserende ervaringen.

De invloed van hechting op de breedte van het aandachtsveld rond moeder bij lagere schoolkinderen: De modererende rol van stresserende ervaringen. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eerste examenperiode De invloed van hechting op de breedte van het aandachtsveld rond moeder bij lagere schoolkinderen: De modererende

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) 167 1 Introductie Zogeheten transnationale gezinnen, gezinnen waarvan de leden in verschillende landen woonachtig zijn, zijn het onderwerp van deze studie.

Nadere informatie

Samenvatting Summary in Dutch

Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Summary in Dutch Wanneer mensen anderen zien die in een gelijke situatie of wel beter af zijn of wel slechter af zijn, kan dat sterke reacties oproepen. Mensen kunnen als reactie sterke

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Uit crosscultureel onderzoek is bekend dat de cultuur waarin men opgroeit van jongs af aan invloed heeft op emotie-ervaringen en emotie-uitingen. Veel minder bekend is in welke

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Family matters. The role of parental and family-related psychosocial factors in childhood dental caries D. Duijster

Family matters. The role of parental and family-related psychosocial factors in childhood dental caries D. Duijster Family matters. The role of parental and family-related psychosocial factors in childhood dental caries D. Duijster NEDERLANDSE SAMENVATTING Het doel van dit promotieonderzoek was om te bestuderen welke

Nadere informatie

VERWACHTINGEN WORKSHOP

VERWACHTINGEN WORKSHOP HECHTING WORKSHOP DOOR ADA DE JONG GZ-PSYCHOLOOG KOC DIENSTEN (UITGAANDE VAN STICHTING DS. G.H. KERSTENCENTRUM) WWW.KOC.NU HTTPS://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=APZXGEBZHT0 VERWACHTINGEN WORKSHOP BIJBELS PERSPECTIEF

Nadere informatie

De relatie tussen hechting en depressieve symptomen in de lagere school: de mediërende rol van emotieregulatie

De relatie tussen hechting en depressieve symptomen in de lagere school: de mediërende rol van emotieregulatie 1 Academiejaar: 2014-2015 Eerste examenperiode De relatie tussen hechting en depressieve symptomen in de lagere school: de mediërende rol van emotieregulatie Masterproef II neergelegd tot het behalen van

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

Psychometrisch onderzoek van vier hechtingsvragenlijsten voor preadolescenten

Psychometrisch onderzoek van vier hechtingsvragenlijsten voor preadolescenten Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2008-2009 Eerste examenperiode Psychometrisch onderzoek van vier hechtingsvragenlijsten voor preadolescenten Scriptie neergelegd tot het

Nadere informatie

Let s Talk About Money

Let s Talk About Money LET S TALK ABOUT MONEY 1 Let s Talk About Money Het effect van hechtingsstijlen op communiceren en ruzie maken over geld Maartje Schepens (181130) Bachelor Thesis Tilburg University, Tilburg Communicatie-

Nadere informatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN

ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN Prof. Dr. Inge Antrop Dr. Katrijn Brenning MSc. Lana De Clercq Prof. Dr. Sarah De Pauw Ph.D. Lisa Dieleman Prof. Dr. Patrick Luyten Ph.D. Elien Mabbe Dr.

Nadere informatie

DE INVLOED VAN HECHTING OP AANDACHT VOOR DE

DE INVLOED VAN HECHTING OP AANDACHT VOOR DE Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode DE INVLOED VAN HECHTING OP AANDACHT VOOR DE MOEDER BIJ LAGERE SCHOOLKINDEREN: EEN STUDIE AAN DE HAND VAN OOGBEWEGINGSREGISTRATIES Scriptie neergelegd tot het

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Het Mamatrauma. Symposium: Trauma van wieg tot volwassenheid 15 maart Margriet Wentink

Het Mamatrauma. Symposium: Trauma van wieg tot volwassenheid 15 maart Margriet Wentink Het Mamatrauma Symposium: Trauma van wieg tot volwassenheid 15 maart 2016 Margriet Wentink 0 PROGRAMMA Wat is het? Hoe ontstaat het? Hoe werkt het? Welke gevolgen heeft het? De bron. Meergenerationele

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Hoe gaan jongeren om met uitsluiting door leeftijdsgenoten? De rol van hechting en emotieregulatie

Hoe gaan jongeren om met uitsluiting door leeftijdsgenoten? De rol van hechting en emotieregulatie Academiejaar 2015-2016 Tweedekansexamenperiode Hoe gaan jongeren om met uitsluiting door leeftijdsgenoten? De rol van hechting en emotieregulatie Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad

Nadere informatie

Noodondersteunend opvoeden van kinderen en jongeren met CP: Inzichten vanuit zelfdeterminatietheorie

Noodondersteunend opvoeden van kinderen en jongeren met CP: Inzichten vanuit zelfdeterminatietheorie VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEIDS- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE Noodondersteunend opvoeden van kinderen en jongeren met CP: Inzichten vanuit zelfdeterminatietheorie Dra. Lisa

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

De relatie tussen opvoeding en externaliserende problematiek in de vroege puberteit: de mediërende rol van hechting.

De relatie tussen opvoeding en externaliserende problematiek in de vroege puberteit: de mediërende rol van hechting. UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2002-2003 Eerste examenperiode De relatie tussen opvoeding en externaliserende problematiek in de vroege puberteit: de

Nadere informatie

Hechting en hechtingsproblemen. Risico- en beschermende factoren

Hechting en hechtingsproblemen. Risico- en beschermende factoren Hechting en hechtingsproblemen Risico- en beschermende factoren September 2017 2017 Nederlands Jeugdinstituut Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

Hechtingsproblemen. Wat betekent dit en hoe ga je hiermee om?

Hechtingsproblemen. Wat betekent dit en hoe ga je hiermee om? Hechtingsproblemen Wat betekent dit en hoe ga je hiermee om? Even voorstellen. Vera Ram Orthopedagoog/ Zorgcoördinator (en lid van de directie) op de Mr de Jonghschool (cl 4, ZMOK) Eerder: leerkracht,

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Dit proefschrift richt zich op het individuele, dyadische, en groepsniveau van complexiteit binnen gezinnen met adolescente kinderen. De gezinnen die werden bestudeerd bestonden

Nadere informatie

Agressiebeheersing vanuit het emotionele ontwikkelingsprofiel 28/04/2015 EMOTIONELE ONWIKKELING. buitenkant versus binnenkant

Agressiebeheersing vanuit het emotionele ontwikkelingsprofiel 28/04/2015 EMOTIONELE ONWIKKELING. buitenkant versus binnenkant Agressiebeheersing vanuit het emotionele ontwikkelingsprofiel Dr. Iris Van den Brandei.o. SEN vzw Centrum voor Therapie en Welzijn Balans EMOTIONELE ONWIKKELING buitenkant versus binnenkant intrapsychisch

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,

Nadere informatie

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind Samenvatting Coparenting en Angst van het Kind In dit proefschrift worden verschillende associaties tussen coparenting en angst binnen het gezin getoetst, zoals voorgesteld in het model van Majdandžić,

Nadere informatie

Training Omgaan met Agressie en Geweld

Training Omgaan met Agressie en Geweld Training Omgaan met Agressie en Geweld 2011 Inleiding In veel beroepen worden werknemers geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag, waaronder agressie. Agressie wordt door medewerkers over het algemeen

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Stoornissen in het gebruik van middelen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Brenda Volkaert Doctoraatsbursaal Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie Overzicht Deel 2 Onderzoek

Nadere informatie

Deel I: Integratie van Opvoeding in het I-Change Model

Deel I: Integratie van Opvoeding in het I-Change Model Samenvatting Hoewel bekend is dat roken schadelijk is voor de gezondheid, beginnen adolescenten nog steeds met roken. Om dit te veranderen is het nodig een beter inzicht te krijgen in de factoren die

Nadere informatie

Intieme Relaties Attachment TEST. Vorig hoorcollege. Het aangaan van relaties. Aantrekkelijkheid. Nonverbaal gedrag: Flirtquiz. Dit hoorcollege.

Intieme Relaties Attachment TEST. Vorig hoorcollege. Het aangaan van relaties. Aantrekkelijkheid. Nonverbaal gedrag: Flirtquiz. Dit hoorcollege. Intieme Relaties Attachment Vorig hoorcollege Het aangaan van relaties Aantrekkelijkheid Nonverbaal gedrag: Flirtquiz College 2 C.J.Wiekens@pl.hanze.nl Dit hoorcollege Test Hechtingstheorie - John Bowlby

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie