Assessment for learning Milepost 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Assessment for learning Milepost 1"

Transcriptie

1 Assessment for learning Milepost 1 Kunstzinnige Vorming.

2 Leerdoelen Kunstzinnige vorming MILEPOST 1 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.1 kennis te hebben van een aantal vormen die kunstenaars in hun werk gebruiken 1.2 in staat te zijn diverse materialen en processen te gebruiken 1.3 in staat te zijn suggesties ter verbetering van hun eigen werk aan te geven 1.4 in staat te zijn het werk van anderen van commentaar te voorzien 1.5 te begrijpen dat het werk van kunstenaars op verschillende plaatsen en onder verschillende omstandigheden gezien kan worden Leerdoelen Aardrijkskunde MILEPOST 1 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.1 kennis te hebben van de belangrijkste natuurlijke en menselijke kenmerken van specifieke plaatsen 1.2 kennis te hebben van overeenkomsten en verschillen tussen verschillende plaatsen 1.3 kennis te hebben van het gebruik van land en gebouwen op bepaalde plaatsen 1.4 kennis te hebben van de weers- en klimaatomstandigheden op bepaalde plaatsen en hoe deze de omgeving en levensomstandigheden van mensen beïnvloeden 1.5 te weten dat de wereld verder reikt dan de plaats waar zij leven en dat de plaatsen die zij bestuderen onderdeel uitmaken van een grotere geografische wereld 1.6 te weten dat mensen het milieu en de omgeving kunnen schaden of verbeteren 1.7 in staat te zijn geografische termen te gebruiken 1.8 in staat te zijn aanwijzingen op te volgen 1.9 in staat te zijn de geografische kenmerken van de schoolomgeving en andere bekende plekken te beschrijven 1.10 in staat te zijn kaarten en plattegronden, met gebruikmaking van beelden en symbolen, van bestaande en fictieve plekken te maken 1.11 in staat te zijn kaarten van verschillende schaalgrootte te gebruiken om de ligging en een aantal eenvoudige geografische kenmerken van zowel het thuis- als het gastland te bepalen 1.12 in staat te zijn secundaire bronnen te gebruiken om eenvoudige geografische informatie te vergaren 1.13 in staat te zijn een mening te geven over de aantrekkelijke en onaantrekkelijke kenmerken van een bepaalde omgeving 1.14 in staat te zijn op verschillende manieren over hun geografische kennis en begrip te communiceren

3 Leerdoelen Geschiedenis MILEPOST 1 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.1 verhalen te kennen over verschillende personen die vroeger in diverse culturen hebben geleefd 1.2 kennis te hebben van een reeks gebeurtenissen uit het verleden 1.3 in staat te zijn vragen over het verleden te stellen en te beantwoorden 1.4 in staat te zijn sleutelwoorden en -begrippen te gebruiken die op het verstrijken van tijd betrekking hebben 1.5 in staat te zijn gebeurtenissen en voorwerpen in de juiste volgorde van tijd te plaatsen 1.6 in staat te zijn verschillen tussen hun eigen leven en dat van mensen uit het verleden aan te geven 1.7 in staat te zijn met gebruikmaking van verschillende informatiebronnen onderzoek te doen naar aspecten van het verleden 1.8 in staat te zijn hun kennis en begrip van geschiedenis op verschillende manieren over te brengen 1.9 te begrijpen dat gebeurtenissen en handelingen van mensen oorzaken en gevolgen hebben 1.10 te begrijpen dat het verleden op diverse manieren kan worden weergegeven Leerdoelen Informatie- en communicatietechnologie (ICT) MILEPOST 1 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.1 kennis te hebben van een aantal ICT-toepassingen in het dagelijkse leven 1.2 kennis te hebben van de manieren waarop ICT het leven van mensen kan beïnvloeden 1.3 in staat te zijn ICT te gebruiken om informatie te organiseren en te classificeren 1.4 in staat te zijn ICT te gebruiken om informatie te presenteren 1.5 in staat te zijn informatie te verwerken, op te slaan, op te zoeken en te wijzigen 1.6 in staat te zijn met tekst, tabellen, beeld en geluid te werken 1.7 in staat te zijn te plannen en instructies te geven om dingen te laten gebeuren 1.8 in staat te zijn te beschrijven wat zij gedaan hebben 1.9 in staat te zijn met gebruikmaking van ICT te onderzoeken wat er in reële en denkbeeldige situaties gebeurt

4 Internationale Leerdoelen MILEPOST 1 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.1 te weten dat kinderen in de klas en op de school uit verschillende landen komen 1.2 kennis te hebben van de namen en ligging (bij benadering) van de thuislanden van de kinderen uit de klas (en/of de school) 1.3 kennis te hebben van de overeenkomsten en verschillen tussen het leven van de kinderen in de verschillende thuislanden en het leven van de kinderen in het gastland 1.4 in staat te zijn elkaars individualiteit en onafhankelijkheid te respecteren 1.5 in staat te zijn waar nodig met elkaar samen te werken Leerdoelen Muziek MILEPOST 1 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.1 een aantal liedjes te kennen 1.2 een aantal andere muziekstukken te kennen 1.3 te weten hoe componisten en musici - waaroner een aantal uit hun thuisland en het gastland - muzikale elementen gebruiken om verschillende effecten te bereiken en hoe zij muzikale elementen voor verschillende gelegenheden gebruiken 1.4 in staat te zijn de manieren waarop geluiden kunnen worden gemaakt, veranderd en samengesteld te herkennen en te onderzoeken 1.5 in staat te zijn bekende liedjes te zingen 1.6 in staat te zijn een eenvoudig ritme met een vaste maat aan te houden 1.7 in staat te zijn eenvoudige muzikale patronen te componeren 1.8 in staat te zijn een stuk zowel alleen als met anderen op te voeren 1.9 in staat te zijn door middel van symbolen geluiden weer te geven 1.10 in staat te zijn aandachtig naar muziekstukken te luisteren en er commentaar op te leveren 1.11 in staat te zijn zich een eenvoudig deuntje te herinneren 1.12 in staat te zijn suggesties aan te geven ter verbetering van hun eigen werk 1.13 te begrijpen dat muzikale elementen gebruikt kunnen worden om verschillende effecten te creëren 1.14 te begrijpen dat muziek voor diverse doeleinden gebruikt wordt

5 Leerdoelen Lichamelijke Opvoeding MILEPOST 1 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.1 kennis te hebben van de regels en afspraken van een aantal activiteiten en eenvoudige spelletjes 1.2 in staat te zijn eenvoudige activiteiten met beheersing en coördinatie uit te voeren 1.3 in staat te zijn eenvoudige handelingen te herhalen en te ontwikkelen 1.4 in staat te zijn eenvoudige tactieken toe te passen 1.5 in staat te zijn opeenvolgende bewegingen toe te passen 1.6 in staat te zijn regels en afspraken toe te passen 1.7 in staat te zijn handelingen die door anderen worden uitgevoerd te observeren, na te doen en te ontwikkelen 1.8 in staat te zijn de prestaties door observatie en herhaling te verbeteren 1.9 in staat te zijn geruime tijd op een ontspannen manier in het water te verblijven 1.10 te begrijpen wat veilig spel betekent 1.11 te begrijpen dat lichaamsbeweging goed is voor het lichaam Leerdoelen Natuur MILEPOST 1 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.1 te weten dat wetenschappelijk onderzoek bestaat uit vragen stellen en bewijsmateriaal verzamelen door middel van observatie en meting 1.2 in staat te zijn eenvoudige wetenschappelijke vragen te stellen 1.3 in staat te zijn manieren vast te stellen om wetenschappelijke kwesties te onderzoeken 1.4 in staat te zijn met hulp eenvoudige onderzoeken te doen: nagaan wat er zal gebeuren met hulp eenvoudige wetenschappelijke apparatuur gebruiken herkennen wanneer een test of vergelijking met één variabele betrouwbaar is observeren wat er gebeurt vergelijken wat er gebeurt met wat zij dachten dat er zou gebeuren verklaringen geven voor wat er is gebeurd en waarom het is gebeurd eenvoudige vergelijkingen maken en overeenkomsten, verschillen en eenvoudige patronen vaststellen vastleggen en overbrengen van hun observaties - mondeling, schriftelijk en met gebruikmaking van ICT 1.5 in staat te zijn met hulp informatie uit eenvoudige teksten te verzamelen

6 Levende wezens Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.6 kennis te hebben van de basisvoorwaarden voor levende wezens om te kunnen overleven 1.7 kennis te hebben van de verschillen tussen levende wezens en dingen die nooit geleefd hebben 1.8 te weten dat levende wezens groeien en zich vermenigvuldigen 1.9 te weten dat de kenmerken van de schoolomgeving de soorten levende wezens die zich daar bevinden beïnvloeden 1.10 in staat te zijn levende wezens in eenvoudige groepen onder te verdelen 1.11 in staat te zijn levende wezens in de schoolomgeving te herkennen 1.12 te begrijpen dat verschillende plaatsen in de levensbehoeften van verschillende levende wezens voorzien 1.13 kennis te hebben van de namen van de belangrijkste uitwendige lichaamsdelen van de mensen en dieren 1.14 kennis te hebben van de namen en kenmerken van een reeks dieren 1.15 kennis te hebben van het belang van lichaamsbeweging en gezond eten 1.16 kennis te hebben van de functie van geneesmiddelen 1.17 kennis te hebben van de zintuigen 1.18 in staat te zijn overeenkomsten en verschillen tussen henzelf en anderen te herkennen 1.19 te weten hoe je op een zorgvuldige en zorgzame manier met dieren moet omgaan 1.20 kennis te hebben van de namen van delen van planten 1.21 te weten dat zaden uitgroeien tot planten 1.22 te weten dat planten licht nodig hebben om te groeien 1.23 te weten dat planten water nodig hebben om te groeien Materialen Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.24 kennis te hebben van de namen en eigenschappen van diverse materialen 1.25 kennis te hebben van het nut van diverse materialen 1.26 te weten wat er gebeurt als materialen verpletterd, verbogen, gedraaid, gestrekt, verhit of gekoeld worden 1.27 in staat te zijn overeenkomsten en verschillen tussen materialen te beschrijven 1.28 in staat te zijn materialen naar hun eigenschappen in groepen onder te verdelen 1.29 te begrijpen dat de manieren waarop materialen worden gebruikt afhankelijk zijn van hun eigenschappen Natuurkundige processen Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.30 kennis te hebben van alledaagse apparaten die elektriciteit gebruiken 1.31 te weten hoe eenvoudige elektrische circuits werken en hoe die de werking van verschillende apparaten beïnvloeden 1.32 kennis te hebben van de functie van een schakelaar in een elektrisch circuit 1.33 te weten hoe diverse krachten, waaronder trekken en duwen, voorwerpen kunnen verplaatsen 1.34 te weten dat duisternis afwezigheid van licht is

7 1.35 te weten dat geluid uit bronnen afkomstig is 1.36 te weten dat geluiden gehoord worden als zij het oor binnenkomen 1.37 te begrijpen dat geluid en licht uit diverse bronnen afkomstig zijn 1.38 in staat te zijn de verschillende handelingen te beschrijven die voor veranderingen in licht, geluid of beweging zorgen Leerdoelen Techniek MILEPOST 1 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 7 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 1.1 te weten dat alledaagse producten het leven van mensen beïnvloeden 1.2 in staat te zijn te plannen wat zij gaan maken 1.3 in staat te zijn hun plan duidelijk te maken in woord en beeld 1.4 in staat te zijn eenvoudig gereedschap te gebruiken bij het maken van producten 1.5 in staat te zijn de geschikte materialen en gereedschappen voor hun opdracht te kiezen 1.6 in staat te zijn commentaar te leveren op hun eigen plannen en producten en verbeteringen aan te geven 1.7 in staat te zijn commentaar te leveren op het nut van alledaagse producten

8 VAARDIGHEI 1.2 DRAAIBOEK Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In Vervoer Taak 1 verzamelen de leerlingen afbeeldingen van hun favoriete transporttypes uit boeken, tijdschriften en brochures. Ze knippen deze uit en kopiëren ze. Vervolgens maken de leerlingen hun eigen boek over de transportwijze van hun voorkeur en gebruiken daarbij verschillende materialen en methoden, zoals verf, houtskool, pastelkrijt, collages, enzovoort. In Bloemen en insecten Taak 1 beginnen de leerlingen met het werk van kunstenaars te bestuderen die bloemen en insecten in hun werk weergegeven hebben. Daarna maken de leerlingen hun eigen kunstwerk met gebruikmaking van dezelfde materialen als de kunstenaar die ze bestudeerd hebben, of door een keuze te maken uit verschillende materialen, zoals verf, lijm, pastelkrijt, pen en inkt, enzovoort, of via een zelfgekozen methode, zoals een collage of een schilderij. In Voedsel (We zijn wat we eten) Taak 2 bestuderen de leerlingen het werk van Giuseppe Archimbaldo, die voedsel als basis voor zijn kunstwerken koos. Vervolgens maken de leerlingen een keuze uit een hoeveelheid fruit en groente om zelf hun eigen artistieke weergave van een gezicht te maken.

9 In staat zijn verschillende materialen te gebruiken en processen toe te passen VAARDIGHEID 1.2 KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT: Aanvangsfase De leerling gebruikt meer dan één soort materiaal en techniek om een kunstwerk te maken. Hij kan om hulp vragen bij de keuze van het materiaal of de techniek voor het werk. De leerling kan ook hulp nodig hebben bij de toepassing van de materialen en technieken om zijn kunstwerk te maken. Ontwikkelingsfase De leerling kiest meerdere materialen en technieken en maakt met goed gevolg een kunstwerk. De leerling begrijpt dat bepaalde materialen beter bij specifieke technieken passen en baseert zijn keuze daarop, met enige hulp van de leerkracht. De leerling creëert een kunstwerk dat gebaseerd is op de eigen keuzes en mogelijkheden om bepaalde technieken toe te passen. Beheersingsfase De leerling maakt met goed gevolg gebruik van een veelheid aan materialen en technieken in zijn kunstwerk. De leerling begrijpt dat bepaalde materialen beter bij specifieke technieken passen en baseert zijn keuze daarop. Hierbij heeft de leerling weinig of geen hulp van de leerkracht nodig. KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje Ik weet hoe ik sommige materialen moet gebruiken, zoals bijvoorbeeld verf of houtskool. Ik weet niet zeker wanneer ik welk materiaal moet gebruiken, en de leerkracht helpt mij hierbij. Bijvoorbeeld: als ik een collage maak, helpt de leerkracht me bij het vinden van alles wat ik nodig heb, en bij het maken van de collage zelf. Ik kan het beter Ik weet hoe ik bepaalde materialen moet gebruiken en ik kan de juiste materialen bij een techniek uitzoeken. Bijvoorbeeld: voor een schilderij heb ik verf en kwasten nodig. Als ik mijn keuzes aan de leerkracht laat zien, helpt hij me soms. Met de materialen die ik gekozen heb, kan ik een kunstwerk maken. Ik kan het goed Ik ken vele manieren om kunst te maken en kan verschillende materialen gebruiken zonder dat de leerkracht mij hoeft te helpen. Ik kan verschillende soorten kunst maken en kan zelf beslissen wat ik hiervoor nodig heb.

10 In staat zijn verschillende materialen te gebruiken en processen toe te passen VAARDIGHEID 1.2 LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Kijk met een klasgenoot naar verschillende soorten kunst en probeer te bedenken welke materialen de kunstenaar gebruikt heeft. Kies een materiaal dat je nog niet kent en vraag aan je leerkracht of je er een keer in de klas mee mag oefenen. Vraag aan klasgenoten welke methoden zij kennen om kunstwerken te maken. Werk dan samen met een leerling die je een methode kan laten zien die je zelf nog niet kende. En kan jij de ander ook een methode leren? Maak een lijst van alle materialen die je zou kunnen gebruiken en een lijst van alle materialen die je graag zou willen leren gebruiken. Probeer zo veel mogelijk te ontdekken over de materialen die je nog niet kent en probeer ze toe te passen in de klas. De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingsfase Kies een kunstwerk dat je eerder dit jaar gemaakt hebt. Wat was het onderwerp? Maak een nieuw kunstwerk met hetzelfde onderwerp, maar kies een andere methode. Bijvoorbeeld: als je eerste kunstwerk een schilderij was, misschien zou je dan nu een beeldhouwwerk van plasticine kunnen maken, of een collage. Kijk eens rond in de stad. Wat voor kunst zie je? Denk aan gebouwen, standbeelden, monumenten, fonteinen en dergelijke. Maak een lijst van alle kunst die in je omgeving te vinden is en vermeld de materialen en methode van elk. Kies een methode die je nog niet kan toepassen uit de lijst in de klas. Vraag aan een andere leerling of de leerkracht je te laten zien hoe je die gebruikt en oefen door zelf een kunstwerk op deze manier te maken. Kies een materiaal dat je nog niet eerder gebruikt hebt uit de lijst. Zoek dat materiaal op en probeer ermee te werken. Hoe ziet het eruit? Hoe voelt het? Welke kleur heeft het? Wat voor structuur heeft het? Hoe zou je het kunnen gebruiken? En waarvoor is het niet geschikt? Experimenteer met het materiaal op zo veel mogelijk manieren.

11 In staat zijn manieren te noemen waarop het eigen werk verbeterd kan worden VAARDIGHEI 1.3 DRAAIBOEK Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In Wij (Mijn wereld) Taak 1 gebruiken de leerlingen spiegels om zelfportretten te maken. Als alle portretten af zijn, bespreken de leerlingen hun werk en hoe goed zij vinden dat het lijkt. Ze bespreken hoe ze hun werk zouden kunnen verbeteren en bespreken daarna elkaars portretten. In Levende wezens (Ik leef) Taak 1 maken de leerlingen een schilderij waarop mensen in een activiteit staan afgebeeld, zoals dansen of sporten. De leerlingen bespreken hun werk, hoe het verbeterd zou kunnen worden, voordat een tweede kunstwerk met die verbeteringen wordt gemaakt. In Vakantie (Plaatsen waar mensen naartoe gaan) Taak 5 maken de leerlingen een driedimensionaal model van een souvenir dat ze op vakantie zouden willen kopen om hen aan hun bezoek te herinneren. Ze vergelijken hun souvenirs met echte souvenirs en proberen te bedenken hoe ze hun werk zouden kunnen verbeteren. Zij praten hierover met een klasgenoot.

12 In staat zijn manieren te noemen waarop het eigen werk verbeterd kan worden VAARDIGHEID 1.3 KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT Aanvangsfase De leerling heeft aanwijzingen nodig om de punten te vinden waarop zijn werk verbeterd zou kunnen worden. De leerling kan praten over kleur en maat, maar begrijpt niet echt welke invloed deze hebben op de kwaliteit van zijn werk. Ontwikkelingsfase De leerling kan verbeteringen van zijn werk voorstellen, zoals kleur, afmetingen, vorm en stijl. Zijn suggesties zijn niet altijd werkelijke verbeteringen. De leerling heeft soms hulp nodig van de leerkracht of klasgenoten. Beheersingsfase De leerling kan uit zichzelf een aantal verbeteringen van zijn werk aangeven. Deze suggesties leiden in de regel tot daadwerkelijke verbeteringen van het werk en de leerling kan uitleggen waarom dat zo is. KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje Mijn leerkracht geeft me ideeën om mijn kunstwerken te verbeteren. Ik begrijp niet echt hoe de kleur of grootte mijn werk kan verbeteren, maar vind het vaak wel mooier zo. Ik kan het beter Ik heb ideeën hoe ik mijn werk kan verbeteren, zoals de kleur veranderen, of de grootte of de vorm. Soms wordt het beter door de veranderingen, maar soms vind ik het mooier zoals het was. Mijn leerkracht helpt me hierbij en ik krijg ook ideeën van andere kinderen in mijn klas. Ik kan het goed Ik kan veel manieren bedenken om mijn werk te verbeteren. Mijn leerkracht en klasgenoten vinden mijn werk mooier als ik het wat veranderd heb. Ik kan uitleggen waarom de veranderingen mijn kunstwerk beter maken, zoals kleuren gebruiken die beter bij elkaar passen, of het schilderij groter maken zodat je de details beter kunt zien.

13 In staat zijn manieren te noemen waarop het eigen werk verbeterd kan worden VAARDIGHEID 1.3 LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Werk samen met een klasgenoot. Bekijk elkaars werk en bedenk hoe jij dat anders zou hebben gedaan. Welke ideeën zouden het beste kunstwerk opleveren? Welke is de beste en waarom? Verzamel kunstwerken die op elkaar lijken maar die toch allemaal anders zijn. Bijvoorbeeld een serie foto s van bloemen die allemaal een andere kleur hebben of een serie modellen van verschillende grootte. Welke vind je het mooist en waarom? Zijn sommige kleuren of maten beter voor bepaalde dingen? Kies een kunstwerk dat je niet mooi vindt. Waarom vind je het niet mooi? Hoe zou je het veranderen om het toch mooi te maken? De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingsfase Kies één aspect van je kunstwerk, bijvoorbeeld de kleur of de grootte of het materiaal, enzovoort. Maak nu verschillende versies door dat ene aspect telkens een klein beetje te veranderen. Bijvoorbeeld: als je kleur kiest, maak je een paar keer hetzelfde schilderij, maar telkens met een andere kleur. Blijf experimenteren tot je het beste effect hebt. Kijk naar kunst in de school en bij je thuis. Probeer te bedenken welke kunst je mooi vindt en waarom. Is er iets wat je er niet mooi aan vindt? Probeer uit te leggen waarom je dat niet mooi vindt. Wat zou je veranderen om het beter te maken? Je zou het kunstwerk kunnen namaken zoals je het wel mooi vindt en die twee dan vergelijken om te zien of jouw idee goed was. Probeer kleuren uit: meng ze, gebruik sterk uiteenlopende kleuren, probeer verschillende tinten van dezelfde kleur te maken. Schrijf op hoe je de mooiste gemaakt hebt en waarvoor je die zou kunnen gebruiken.

14 In staat zijn kunstwerken te bespreken VAARDIGHEI 1.4 DRAAIBOEK Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In de Verdiepingsactiviteit van Festiviteiten (Een Feest Vieren) bekijken de leerlingen voorbeelden van kunstwerken die bij feesten gebruikt worden. De leerlingen geven commentaar op hoe de kunstenaar kleuren gebruikt heeft om het feestelijke aspect weer te geven. Ze praten daarna over in hoeverre kleuren hen vrolijk of somber maken. In Kleding (Verkleden) Taak 1 bestuderen de leerlingen het werk van Andy Goldsworthy, die in zijn kunst dingen gebruikt die hij in zijn omgeving vindt. De leerlingen benoemen vier aspecten die zij slim of bijzonder aan het werk vinden en één aspect waarvan zij vinden dat het anders is dan al het andere dat zij ooit gezien hebben. De leerlingen delen hun ideeën over deze landkunst met andere leerlingen. In Communicatie (Woorden in de lucht) Taak 1 bestuderen de leerlingen voorbeelden van beeldletters. Zij bespreken waarom de letters op deze manier ontworpen zijn en wat zij wel of niet mooi vinden aan de ontwerpen.

15 In staat zijn kunstwerken te bespreken VAARDIGHEID 1.4 KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT: Aanvangsfase De leerling kan aangeven wat hij mooi en niet mooi vindt, maar kan dit niet onderbouwen. Ontwikkelingsfase De leerling kan aangeven wat hij mooi en niet mooi vindt, en kan, met hulp van de leerkracht, dit onderbouwen aan de hand van ideeën over kleur, ontwerp, vorm, afmetingen enzovoort. Beheersingsfase De leerling kan aangeven wat hij mooi en niet mooi vindt en kan ook uitleggen waarom. De leerling kan verschillende aspecten van kunst becommentariëren, zoals kleur, ontwerp en materiaalgebruik. KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje Als ik naar kunst kijk, weet ik of ik het mooi of niet mooi vind, maar niet waarom. Ik kan het beter Als ik naar kunst kijk, weet ik of ik het mooi of niet mooi vind. Mijn leerkracht helpt me dit uit te leggen met ideeën over kleur, ontwerp, vorm en grootte. Ik kan het goed Als ik naar kunst kijk, weet ik of ik het mooi of niet mooi vind. Ik kan op verschillende manieren over kunst praten, zoals de kleur, het ontwerp en wat voor kunst het is.

16 In staat zijn kunstwerken te bespreken VAARDIGHEID 1.4 LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Praat met een klasgenoot over een kunstwerk dat hij mooi vindt. Vraag hem uit te leggen waarom hij het mooi vindt. Ben je het daarmee eens? Waarom? Waarom niet? Vraag je leerkracht je te helpen met het maken van een lijst van dingen waarop je moet letten als je naar kunst kijkt. Denk aan kleur, ontwerp, vorm, grootte, methode, materiaal, enzovoort. De volgende keer dat je naar kunst kijkt, denk dan aan je lijst en bespreek zo veel mogelijk dingen van het kunstwerk. Kies een kunstwerk dat je mooi vindt. Probeer er zo veel mogelijk over te weten te komen. Waar is het origineel? Wie heeft het gemaakt? Heeft het een naam? Maak hier een overzicht van en hang het op in de klas, zodat andere leerlingen het ook kunnen zien. De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingsfase Kies een soort kunst, zoals bijvoorbeeld beeldhouwkunst. Schrijf alles op wat je zou willen weten over een bepaald kunstwerk van deze soort; bijvoorbeeld: hoe het gemaakt is, wie de kunstenaar was, waar het zich bevindt, waarom het gemaakt is, enzovoort. Zoek nu de antwoorden op al deze vragen op en vertel de rest van de klas erover. Als je een mening over iets hebt, moet je altijd uitleggen waarom je dat vindt. Wat aan het kunstwerk maakt dat je het mooi of niet mooi vindt?

17 ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL MP1 Kunstzinnige vorming Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u de leerlingen veel met kunst bezig hebben gezien. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot de Beheersingsfase ontwikkelden. Die ontwikkeling is waarschijnlijk niet rechtlijnig geweest. Leerlingen, zoals wij allemaal, ontwikkelen zich in het oefenstadium soms in een geheel ander richting, maar er zal toch een algemene tendens waarneembaar zijn. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingsfase is bij elk van de belangrijkste vaardigheden van Kunstzinnige vorming en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de vaardigheden van Kunstzinnige vorming is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen als kunstenaar zijn. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te checken door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Als u, de leerlingen bij het uitvoeren van deze activiteiten observerende, concludeert dat uw beoordeling onjuist is geweest, dan zou u de leerlingen nog een andere activiteit kunnen geven. Echter, twee dagen met activiteiten leveren niet beter bewijs op dan leerlingen twee jaar nauwlettend observeren. Uiteindelijk zult u uw oordeel moeten baseren op al het bewijsmateriaal dat u hebt en niet een klein deel daarvan. Probeer de activiteit ter beoordeling van de Milepost als geheel zo leuk mogelijk te maken. Organiseer een kunstdag. Laat de leerlingen daarbij hun eigen activiteiten bedenken. Een paar suggesties. Bezoek een museum of galerie in de omgeving. De leerlingen kunnen naar alle soorten kunst kijken en bepalen wat zij mooi en niet mooi vinden. In de klas kunnen de leerlingen praten over wat zij in het museum gezien hebben en hun eigen versies maken van de kunst die zij gezien hebben om hun presentatie te verlevendigen. Maak van de klas een galerie door er al het werk dat de leerlingen in de loop van de Milepost gemaakt hebben te exposeren. Nodig de ouders en andere leerlingen en leerkrachten uit een bezoek aan de galerie te brengen na schooltijd. De leerlingen kunnen als gidsen optreden, hun werk verklaren, de gebruikte materialen en methoden uitleggen en vertellen wat hen inspireerde. Maak ook foto s en ontwerp een kunstbrochure die als voorbeeld kan dienen voor hun toekomstig werk of dat van andere leerlingen.

18 Vraag de leerlingen een overzicht te maken over één aspect van Kunstzinnige vorming om andere leerlingen te helpen. Daarbij geven de leerlingen een stappenplan over hoe het gekozen materiaal gebruikt moet worden of hoe het gekozen proces verloopt. Ze geven daar voorbeelden bij. Bijvoorbeeld, als een leerling kleur kiest, kan hij de primaire kleuren benoemen en hoe je kleuren kunt mengen om nieuwe kleuren te verkrijgen. Hij zou kunnen opschrijven wat hij denkt dat elke verschillende kleur weergeeft en hoe kleuren samenwerken. Hij zou ook een staalkaart kunnen bijvoegen van alle op school beschikbare kleuren. Elk van deze activiteiten doet een beroep op een aantal vaardigheden dat aandacht heeft gehad in de loop van deze Milepost. Laat de leerlingen hun activiteiten uitvoeren. Observeer ze zorgvuldig. Vergelijk wat u ziet met de beoordeling die u op basis van het bewijsmateriaal aan het einde van de Milepost hebt gemaakt.

19 Assessment for learning Milepost 1 Aardrijkskunde.

20 In staat zijn aardrijkskundige termen te gebruiken VAARDIGHEID 1.7 DRAAIBOEK Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In Kleding (Verkleden) Taak 1 leren de leerlingen over het weer in verschillende delen van de wereld. Zij onderzoeken ook het weer in verschillende landen en vinden deze landen op wereldkaarten en -bollen. Vervolgens maken de leerlingen een weerbericht, waarbij ze de correcte geografische termen en de juiste vocabulaire gebruiken. Ze geven een kledingadvies voor elk geografisch gebied. In De Omgeving (Onze wereld) Taak 5 gaan de leerlingen op jacht naar de schat : kleine, makkelijke te vinden voorwerpen in de directe omgeving. De leerkracht kiest de voorwerpen die de leerlingen moeten vinden als middel om de kennis van de leerlingen van geologische en geografische termen te bepalen. De leerlingen rangschikken de voorwerpen in categorieën en stallen ze uit, met informatie over waar ze gevonden zijn; hierbij wordt toepasselijke geografische terminologie gebruikt. In Vakantie (Plaatsen waar mensen naartoe gaan) Taak 5 plannen de leerlingen wat zij mee zouden moeten nemen op twee verschillende types vakantie: een naar een warm oord, en de andere naar een koud oord. De leerlingen gebruiken geografische termen om deze plaatsen en de geografische kenmerken die ze daar zouden aantreffen te beschrijven. Bovendien geven ze aan hoe de plaatsen van elkaar verschillen en welke verschillende dingen ze mee zouden moeten nemen. De leerlingen gebruiken ook geografische terminologie om hun eigen ervaringen en kennis van bepaalde plaatsen te beschrijven.

21 In staat zijn aardrijkskundige termen te gebruiken VAARDIGHEID 1.7 KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT: Aanvangsfase De leerling kan geografische kenmerken duiden in eenvoudige termen zoals een heuvel, met hulp van de leerkracht. Positioneel taalgebruik wordt wel geprobeerd, maar is niet altijd nauwkeurig. Ontwikkelingsfase De leerling gebruikt zelfstandig, maar soms met hulp, geografische terminologie om een locatie in meer detail te omschrijven. Hij gebruikt daarbij termen als een steile helling. Positioneel taalgebruik wordt correct toegepast, maar refereert aan het beeld of de wereld als geheel. Beheersingsfase De leerling kan een groot aantal geografische termen gebruiken bij het omschrijven van verschillende kenmerken van een plek, zonder of met weinig hulp van de leerkracht. De geografische termen worden correct gebruikt. Posities worden aangegeven in relatie tot andere plaatsen, bijvoorbeeld: links van de heuvel. KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje Mijn leerkracht zegt dat ik meer woorden moet leren om plaatsen te beschrijven en te weten wat zij betekenen. Mijn leerkracht helpt me veel. Ik kan het beter Mijn leerkracht zegt dat de woorden die ik gebruik goed zijn, maar vraagt me ook af en toe wat. Ik kan vertellen waar plaatsen zijn. Ik vind het leuk zelf met het werk te beginnen, maar mijn leerkracht helpt me later. Ik kan het goed Ik ken veel geografische woorden. Ik kan vertellen waar plaatsen zijn, bijvoorbeeld of ze links of rechts, of naar het noorden of zuiden, van andere plaatsen zijn. De leerkracht hoeft mij niet te helpen.

22 In staat zijn aardrijkskundige termen te gebruiken VAARDIGHEID 1.7 LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Als je verhalen leest, kijk dan naar de plaatjes en probeer te beschrijven waar het verhaal zich afspeelt hoe die plaats eruit ziet. Teken landkaarten waarop te zien is waar het verhaal of reizen zich afspelen. Zet de plaatsen die in het verhaal genoemd worden in de juiste volgorde. Leer liedjes en rijmpjes met aardrijkskundige woorden erin, bijvoorbeeld: Dat gaat naar Den Bosch toe of Op een onbewoond eiland. Ga rug aan rug met een klasgenoot zitten, de een met een foto en de ander met een blanco stuk papier. De ene leerling vertelt de ander wat hij moet tekenen om een kopie van de foto te maken; bijvoorbeeld: er is een wolk midden bovenaan de bladzijde, enzovoort. De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingsfase Praat over plaatsen waar je in de vakantie bent geweest. Verzamel briefkaarten en foto s om in de klas op te hangen, praat hierover met nieuwe aardrijkskundige woorden. Leer richtingen zoals noord, zuid, oost en west, links en rechts, enzovoort. Gebruik deze richtingstaal om kleine werelden die je gemaakt hebt te beschrijven. Maak een kleine wereld of een grote plattegrond samen met een klasgenoot. Gebruik een speelgoedauto en beschrijf om beurten de reizen die je naar de ander maakt. Mag niet vermenigdvuldigd worden zonder toestemming

23 VAARDIGHEID 1.8 In staat zijn routebeschrijvingen te volgen DRAAIBOEK Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In Vervoer Taak 4 praten de leerlingen met elkaar over reizen die zij regelmatig maken. Elke leerling werkt dan met een ander samen en volgt hun aanwijzingen voor de reis in kwestie op een landkaart. In Vervoer Taak 5 brengen de leerlingen al hun informatie over reizen die zij regelmatig maken samen om een klassenkaart te maken. De leerlingen plaatsen een windroos op de kaart om het noorden aan te geven en oefenen vervolgens hun navigatie- en kaartleesvaardigheden door aanwijzingen van elkaar en de leerkracht op te volgen.

24 In staat zijn routebeschrijvingen te volgen VAARDIGHEID 1.8 KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT: Aanvangsfase Ontwikkelingsfase Beheersingsfase De leerling heeft veel hulp nodig bij het volgen of geven van een eenvoudige routebeschrijving. De instructies worden niet altijd correct opgevolgd of gegeven. Er kan enige verwarring tussen links en rechts voorkomen. De leerling heeft enige hulp van de leerkracht nodig bij het volgen of geven van een eenvoudige routebeschrijving. De leerling kan een aantal eenvoudige stapvoor-stap instructies volgen of geven om een plaats te vinden of omschrijven. De leerling kan een reeks aanwijzingen nauwkeurig opvolgen en geven en zo uitkomen bij de aangegeven bestemming met weinig of geen hulp van de leerkracht. De leerling kan eventueel ook aanwijzingen voor een alternatieve route volgen of geven. KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje Ik vind het moeilijk aanwijzingen op te volgen en raak ook in de war. Ik vind het moeilijk klasgenoten aanwijzingen te geven, zij komen ook niet altijd op de goede plek uit. Mijn leerkracht en klasgenoten helpen me vaak. Ik kan het beter Ik kan aanwijzingen opvolgen, maar één tegelijk. Ik kan een klasgenoot aanwijzingen geven, meestal komt hij op de goede plek uit. Ik kan het meestal helemaal zelf. Ik kan het goed Ik vind het makkelijk om aanwijzingen te volgen of te geven. Ik kan ook een nieuwe route bedenken om op een bepaalde plaats te komen. Ik heb geen hulp van mijn leerkracht of klasgenoten nodig.

25 In staat zijn routebeschrijvingen te volgen VAARDIGHEID 1.8 LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Leer de richtingen links en rechts, noord, zuid, oost en west. Oefen ze door richtingaanwijzingen van klasgenoten op te volgen. Bekijk een eenvoudige landkaart of plaat met een klasgenoot. Geef elkaar aanwijzingen om van de ene naar de andere plaats te komen. Probeer nieuwe routes naar dezelfde plaatsen te vinden. Leer liedje en rijmpjes waar de woorden links en rechts in voorkomen (zoals bijvoorbeeld Een Nederlandse Amerikaan). Doe alsof één van jullie een robot is, de ander geeft de robot aanwijzingen die hij op moet volgen. Speel eenvoudige computerspelletjes om het volgen van aanwijzingen te oefenen. De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingsfase Probeer meer dan één aanwijzing te onthouden door meerdere instructies in gedachten te herhalen. Werk samen met een klasgenoot om te beschrijven hoe je naar school komt of naar een club buiten schooltijd of elkaars huis. Gebruik plattegronden als hulp. Beschrijf meerdere routes naar dezelfde plek in het lokaal of in het schoolgebouw. Volg de aanwijzingen van je klasgenoot en draai daarna de rollen om.

26 VAARDIGHEI 1.9 In staat zijn de belangrijkste geografische kenmerken van de schoolomgeving en andere bekende plekken te beschrijven DRAAIBOEK Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In de Verdiepingstaak van Structuren (Gebouwen) bezoeken de leerlingen een aantal bekende lokale bezienswaardigheden om een handleiding voor een dagje uit te maken. De handleiding bevat informatie over de gebouwen, hoe je er moet komen en waarom elk gebouw op een bepaalde manier gebouwd is. De leerlingen gebruiken hier geografische terminologie bij. In Vakantie (Plaatsen waar mensen naartoe gaan) Taak 1 omschrijven de leerlingen de geografische kenmerken van hun favoriete vakantiebestemmingen. Ze beschrijven het soort gebouw waarin ze verbleven, het weer, en geografische kenmerken die ze in hun eigen land niet zouden zien, zoals bergen, de woestijn, zee, enzovoort. In Levende wezens (Ik leef) Taak 2 beschrijven de leerlingen de belangrijkste geografische kenmerken van twee omgevingen die ze goed kennen. Vervolgens bedenken de leerlingen welke zaken mensen nodig hebben om waar dan ook te overleven (voedsel, onderdak, water, enzovoort) en wat zij specifiek nodig hebben in de twee gekozen omgevingen.

27 In staat zijn de belangrijkste geografische kenmerken van de schoolomgeving en andere bekende plekken te beschrijven VAARDIGHEID 1.9 KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT: Aanvangsfase De leerling kan geografische kenmerken beschrijven die te zien zijn nabij de school of een andere vertrouwde plek in antwoord op vragen van de leerkracht. Ontwikkelingsfase De leerling kan zonder hulp meerdere kenmerken van de directe omgeving of een vertrouwde plek beschrijven. Misschien moet de leerkracht de leerling helpen met het noemen van meer details. Beheersingsfase De leerling kan zonder hulp drie of vier belangrijke geografische kenmerken van de directe omgeving of een vertrouwde plek beschrijven. Hij maakt daarbij gebruik van een uitgebreide en toepasselijke woordenschat. KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje Ik vind het moeilijk te bedenken wat te doen tot de leerkracht me vragen stelt en me ideeën geeft. Mijn leerkracht helpt me ook met nieuwe woorden om de plaatsen die ik ken te beschrijven. Ik kan het beter Het merendeel van de tijd werk ik alleen. Ik kan verschillende kenmerken van plekken die ik ken beschrijven, maar de leerkracht helpt me soms met ideeën en nieuwe woorden. Ik kan het goed Ik kan op mezelf werken. Ik kan onze omgeving en andere gebieden die ik ken met veel detail beschrijven. Mijn leerkracht zegt dat ik veel geografische woorden ken.

28 In staat zijn de belangrijkste geografische kenmerken van de schoolomgeving en andere bekende plekken te beschrijven VAARDIGHEID 1.9 LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Maak een lijst van verschillende gebouwen en plaatsen die je kent. Hoe ziet het gebied rondom de school eruit? Bedenk wat het weer voor invloed heeft op het soort huizen dat je ziet. Stel je voor dat je met een vriend of familielid in een ander land aan het praten bent. Hoe zou je het gebied rondom de school beschrijven? Maak een lijst van alle verschillende dingen die je rondom de school kunt zien. De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingsfase Maak een lijst van alle verschillende dingen die je rondom de school kunt zien. Probeer redenen te bedenken waarom sommige dingen op die plek zijn, zoals meer huizen bij de rivier, omdat de mensen daar vroeger hun water haalden. Als je een geografisch kenmerk beschrijft, zoals bijvoorbeeld oliebronnen, probeer dan te bedenken wat de gevolgen voor of verbanden zijn met andere kenmerken of menselijke activiteiten, zoals rivieren of landbouwgrond.

29 VAARDIGHEI 1.10 In staat zijn om kaarten en plattegronden te maken van echte of verzonnen plaatsen, met gebruikmaking van plaatjes en symbolen DRAAIBOEK Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In Beweging en Vermaak (Circus) Taak 2 hebben de leerlingen de kans kaarten met pictogrammen te bestuderen. Ze krijgen te zien hoe symbolen gebruikt worden om bepaalde plaatsen weer te geven en hoe ze een eenvoudige legenda moeten gebruiken. De leerlingen maken vervolgens hun eigen plattegrond van een circus en gebruiken daar pictogrammen en symbolen bij. In Vervoer Taak 5 werken de leerlingen samen aan een klassenkaart waarop alle routes die de leerlingen naar school volgen staan aangegeven. De leerlingen kiezen een kleurenschema en alle symbolen die ze op de kaart willen gebruiken. In Mythen, Legenden en Fabels (Verhalen die mensen vertellen) Taak 2 maken de leerlingen een kaart van een lange en opwindende reis, door henzelf of door een klasgenoot gemaakt. Ze gebruiken vlaggen, stickers en labels om de route aan te geven en kiezen symbolen en kleurcodes om hun route af te zetten tegen die van andere leerlingen.

30 In staat zijn om kaarten en plattegronden te maken van echte of verzonnen plaatsen, met gebruikmaking van plaatjes en symbolen VAARDIGHEID 1.10 KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT: Aanvangsfase De leerling kan een eenvoudige landkaart tekenen van een bestaande of verzonnen plaats, met simpele kenmerken die hij met behulp van de leerkracht kan benoemen. Bij een kaart van een bestaande plaats zijn de kenmerken niet in de juiste onderlinge positie. Er is geen legenda. Ontwikkelingsfase De leerling kan een eenvoudige kaart of plattegrond maken van een bestaande of verzonnen plaats, met een aantal herkenbare kenmerken symbolisch weergegeven. Bij een kaart van een bestaande plaats zijn de kenmerken niet allemaal in de juiste onderlinge positie. Er is geen legenda. Beheersingsfase De leerling kan op zichzelf een kaart of plattegrond van een bestaande of verzonnen plaats maken, met drie of vier herkenbare kenmerken op de juiste onderlinge positie. Kenmerken kunnen als plaatjes of als symbolen worden weergegeven. Er is een soort legenda. KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje Ik kan een kaart of plattegrond maken met plaatjes die de verschillende plekken en dingen laten zien. Ik vind het leuk om met de leerkracht over mijn werk te praten. Soms moet ik het veranderen om het beter te maken. Meestal moet ik een paar dingen verplaatsen naar hun juiste plek. Ik kan het beter Ik kan zelf een kaart of plattegrond maken. Ik gebruik plaatjes om sommige plaatsen en kenmerken aan te geven. Ik weet dat ik sommige dingen precies op de goede plek teken. Ik kan het goed Ik kan een kaart of plattegrond helemaal zelf maken. Ik gebruik symbolen en plaatjes om aan te geven welke plaatsen er zijn en ik leg ook uit wat de symbolen betekenen. Ik teken de meeste dingen op de juiste plek.

31 In staat zijn om kaarten en plattegronden te maken van echte of verzonnen plaatsen, met gebruikmaking van plaatjes en symbolen VAARDIGHEID 1.10 LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Teken alleen dingen op je kaart die niet kunnen bewegen, dus geen auto s of dieren, enzovoort. Loop eerst eens wat rond in het gebied, maak tekeningen of maak een lijst om je te helpen onthouden welke verschillende plaatsen er zijn en waar ze zijn. Maak je kaart ergens buiten of op een plek waar je alles wat je op je kaart wilt zetten, kunt zien. Teken alleen de belangrijke dingen, dus niet elke boom of rots. De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingsfase Maak met een klasgenoot een kaart van de directe omgeving waar jullie wonen. Gebruik je kaart en loop door het gebied om te zien of je alle kenmerken op de juiste plaats hebt gezet. Ben je iets vergeten? Zo ja, zet het dan op je kaart. In plaats van een gebouw of plek heel precies na te tekenen, probeer je een ding te tekenen dat precies bij de plaats hoort. Dus een boek zou een bibliotheek kunnen betekenen en een schommel kan aangeven waar het park is. Elke keer dat je zo n symbool gebruikt, teken je het nog een keer aan de rand van het papier en schrijft erbij wat het betekent. We noemen dit een legenda.

32 In staat zijn kaarten van verschillende schaalgrootte te gebruiken om de locatie en eenvoudige geografische kenmerken van het gastland en het eigen land te vinden VAARDIGHEI 1.11 DRAAIBOEK Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In Structuren (Gebouwen) Taak 1 zoeken de leerlingen hun eigen landen en het gastland op. De leerlingen maken een presentatie op de klassenwand, waarbij alles wat zij over de landen, klimaten, enzovoort gevonden hebben in categorieën wordt ondergebracht. De leerlingen gebruiken hierbij meerdere verschillende landkaarten: kaarten van verschillende schaalgrootte, klimaat- en mogelijk ook bevolkingskaarten. In Wij (Mijn wereld) Taak 1 leren de leerlingen over elkaars landen en vinden deze op landkaarten. Ook leren ze over import en export en de plaatsen waartussen goederen vervoerd worden. Zij maken hierbij gebruik van kaarten met verschillende schaalgrootte.

33 In staat zijn kaarten van verschillende schaalgrootte te gebruiken om de locatie en eenvoudige geografische kenmerken van het gastland en het eigen land te vinden VAARDIGHEID 1.11 KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT: Aanvangsfase De leerling heeft hulp nodig bij het vinden van het eigen en het gastland op een kaart of wereldbol. Hij kan geografische kenmerken benoemen, maar vindt het moeilijk deze op een kaart te vinden. Ontwikkelingsfase De leerling kan specifieke plaatsen op kaarten en de wereldbol vinden. Hij heeft soms wat hulp nodig bij het interpreteren van landkaarten of bij het vinden van geografische kenmerken van het eigen en het gastland. Beheersingsfase De leerling kan plaatsen vinden op landkaarten van verschillende schalen. Hij kan de belangrijkste geografische kenmerken van specifieke landen duidelijk beschrijven nadat hij deze landen op een kaart gevonden heeft. KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje Ik kan met hulp een paar plaatsen vinden op een wereldkaart of wereldbol. Ik kan de plaatsen waar ik gewoond heb beschrijven en iets vertellen over de geografie of er bergen of rivieren waren, of dat het land heel vlak was, enzovoort. Ik kan het beter Ik kan een paar landen en plaatsen vinden op landkaarten van verschillende grootte, waaronder mijn eigen land en het land waar ik nu woon. In het begin heb ik wat hulp nodig om wat te weten te komen over de geografie van deze plaatsen of er bergen of rivieren zijn, en hoe het land eruitziet. Ik kan het goed Ik kan kaarten van verschillende grootte gebruiken om bepaalde geografische kenmerken van landen te vinden, waaronder mijn eigen land en het land waar ik nu woon. Ik kan makkelijk op mezelf werken.

34 In staat zijn kaarten van verschillende schaalgrootte te gebruiken om de locatie en eenvoudige geografische kenmerken van het gastland en het eigen land te vinden VAARDIGHEID 1.11 LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Bespreek hoe verschillende symbolen gebruikt kunnen worden om geografische kenmerken weer te geven, zoals stippen voor steden, een boompje voor een bos en ^ ^ voor bergen, enzovoort. Kijk dan naar speciale kaarten (met een thema) en probeer erachter te komen wat die laten zien. Vind met hulp van je leerkracht je eigen land of het gastland op een wereldbol. Draai de bol een keer en probeer het land dan zonder hulp weer te vinden. Kijk een week lang elke dag op de wereldbol of op een kaart. Probeer te onthouden waar je eigen land en het gastland liggen en hoe hun hoofdsteden heten. Kun je het eigen land van een klasgenoot vinden? En hoe heet de hoofdstad van dat land? Probeer te bedenken hoe het was om in je eigen land te wonen of op bezoek te zijn. Vergelijk dat met het leven in het land waar je nu woont. Hoe zou je dit kunnen laten zien op een kaart met plaatjes? De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingsfase Maak landkaarten op verschillende grootte van verzonnen plaatsen uit verhalen. Begin met een grote plattegrond van een huis (bijvoorbeeld dat van de Drie beren) en laat dan zien hoe dat huis in een bos staat, hoe dat bos dan weer in een verzonnen land ligt met andere dingen erin, zoals het huis van Goudlokje. Je zou aan de hand van die kaart een nieuw verhaal kunnen schrijven. Langs de rand van een kaart van je eigen land of het gastland maak je tekeningen van verschillende geografische kenmerken. Je kunt ook plaatjes uit tijdschriften of kopieerbladen gebruiken. Trek lijntjes van de plaatjes naar de plaatsen op de kaart waar deze kenmerken te vinden zijn.

35 In staat zijn hulpbronnen te gebruiken om eenvoudige geografische informatie te verkrijgen VAARDIGHEI 1.12 DRAAIBOEK Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In Voedsel (We zijn wat we eten) Taak 1 brengen de leerlingen allerlei soorten eten mee. Ze gebruiken de verpakking om erachter te komen uit welk land het voedsel komt. Vervolgens gebruiken ze land- en weerkaarten op het internet om meer te weten te komen over het weer in die landen. Andere hulpbronnen die de leerlingen zouden kunnen raadplegen om geografische informatie te verkrijgen, zijn foto s, luchtfoto s, kaarten en atlassen, grafieken en andere scholen waarmee de huidige school een relatie heeft. In De omgeving (Onze wereld) Taak 1 praten de leerlingen met mensen en benutten andere hulpbronnen om meer te weten te komen over twee kleine, maar duidelijk verschillende leefgemeenschappen binnen de school. Ze proberen erachter te komen hoe het gebied er vroeger uitzag, wat voor dieren er waren en hoe het gebied veranderd is. In Kleding (Verkleden) Taak 1 gebruiken de leerlingen allerlei hulpbronnen om meer te weten te komen over het weer in verschillende delen van de wereld. Ze gebruiken hierbij kaarten, wereldbollen, boeken, encyclopedieën op cd-roms, het internet en praten ook over dit onderwerp met vrienden en familie.

Assessment for learning Milepost 3

Assessment for learning Milepost 3 Assessment for learning Milepost 3 Kunstzinnige Vorming. Leerdoelen Kunstzinnige vorming MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen:

Nadere informatie

Beleidsplan cultuureducatie OBS de Driepas

Beleidsplan cultuureducatie OBS de Driepas Beleidsplan cultuureducatie OBS de Driepas 1. Algemene doelstelling cultuureducatie 2. Doelen en visie van de school 3. Visie cultuureducatie 4. Beschrijving van de bestaande situatie 5. Beschrijving van

Nadere informatie

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S 2 Ik en autisme In het vorige hoofdstuk is verteld over sterke kanten die mensen met autisme vaak hebben. In dit hoofdstuk vertellen we over autisme in het algemeen. We beginnen met een stelling. In de

Nadere informatie

2 > Kerndoelen 11. 4 > Aan de slag 15. 5 > Introductie van de manier van werken 22. 6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

2 > Kerndoelen 11. 4 > Aan de slag 15. 5 > Introductie van de manier van werken 22. 6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27 Inhoud 1 > Uitgangspunten 9 2 > Kerndoelen 11 3 > Materialen 12 4 > Aan de slag 15 5 > Introductie van de manier van werken 22 6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27 7 > Waarom samenwerkend

Nadere informatie

Mijn Mokum is een project voor NT2 cursisten. Het is gemaakt door het Amsterdam Museum.

Mijn Mokum is een project voor NT2 cursisten. Het is gemaakt door het Amsterdam Museum. 2 INTRODUCTIE is een project voor NT2 cursisten. Het is gemaakt door het. In het wordt de geschiedenis verteld aan de hand van schilderijen en voorwerpen. Je gaat met de groep naar het museum. In dit werkboekje

Nadere informatie

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn. Werkstukwijzer Deze werkstukwijzer helpt je om een werkstuk in elkaar te zetten. Je vult eerst een formulier in. Op dit formulier komt te staan waar je werkstuk over gaat en hoe je het aanpakt. Met behulp

Nadere informatie

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1 B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1 JE ONBEWUSTE PROGRAMMEREN VOOR EEN GEWELDIGE TOEKOMST De meeste mensen weten heel goed wat ze niet willen in hun leven, maar hebben vrijwel geen

Nadere informatie

Hoe maak je een werkstuk?

Hoe maak je een werkstuk? Hoe maak je een werkstuk? Je gaat een werkstuk maken. Maar hoe zit een werkstuk nou eigenlijk in elkaar? Hoe moet je beginnen? En hoe kies je nou een onderwerp? Op deze vragen en nog vele anderen krijg

Nadere informatie

Team 5: Natuur. Onderzoek naar de natuurlijke zonnecel

Team 5: Natuur. Onderzoek naar de natuurlijke zonnecel Zonnepanelen op school Team 5: Natuur Onderzoek naar de natuurlijke zonnecel Jullie gaan onderzoeken of de plant een zonnecel is en wie daar gebruik van maken 1. SAMENWERKEN IN EEN TEAM Jullie gaan samenwerken

Nadere informatie

Voorbereidend gesprek Vragen die de leerkracht kan stellen: Introductielessen Primair Onderwijs. 1.1- Introductieles 1: Schetsen voor het schoolplein

Voorbereidend gesprek Vragen die de leerkracht kan stellen: Introductielessen Primair Onderwijs. 1.1- Introductieles 1: Schetsen voor het schoolplein Introductielessen Primair Onderwijs 1.1- Introductieles 1: Schetsen voor het schoolplein - De leerlingen worden met kunst geconfronteerd - De leerlingen ontdekken dat kunst niet altijd in een museum staat

Nadere informatie

ONTDEKKINGSREIZIGERS en AVONTURIERS. Van:

ONTDEKKINGSREIZIGERS en AVONTURIERS. Van: ONTDEKKINGSREIZIGERS en AVONTURIERS Van: Ieder groepje gaat op ontdekkingsreis, deze gebieden worden verdeeld: heelal, de zee, een onderaards gebied, een vulkanisch gebied, een bergachtig gebied, een woestijn

Nadere informatie

Hoe maak ik een werkstuk?

Hoe maak ik een werkstuk? Hoe maak ik een werkstuk? Stap 1: Onderwerp en vraag Voordat je kunt beginnen met het maken van een werkstuk, moet je natuurlijk een onderwerp kiezen. Als je een onderwerp hebt gekozen ga je bedenken wat

Nadere informatie

Amsterdam DNA is een project voor NT2 cursisten. Het is ontwikkeld door het Amsterdam

Amsterdam DNA is een project voor NT2 cursisten. Het is ontwikkeld door het Amsterdam INTRODUCTIE is een project voor NT2 cursisten. Het is ontwikkeld door het Amsterdam Museum. In het wordt de geschiedenis verteld aan de hand van schilderijen en voorwerpen. Je gaat met de groep naar het

Nadere informatie

1 Ik lees graag in mijn leesboek/leeskaart.

1 Ik lees graag in mijn leesboek/leeskaart. naam: oktober 2009 1 Ik lees graag in mijn leesboek/leeskaart. 2 3 Ik zie overal de letters die we al kennen: op verpakkingen, op folders, in de straat, Ik werk graag met mijn tekstenboek: verhaal bedenken,

Nadere informatie

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6 We gaan een werkstuk maken en je mag het helemaal zelf doen. Het is helemaal jouw eigen werkstuk. Maar om je even goed op weg te helpen hebben we hieronder alle stapjes even op een rij gezet. Wat moet

Nadere informatie

NEDERLAND VIERT 100 JAAR DE STIJL DESTIJLUTRECHTAMERSFOORT.NL ONTDEK HET IN UTRECHT & AMERSFOORT! LESSUGGESTIES 100 JAAR DE STIJL GROEP 1 T/M 4

NEDERLAND VIERT 100 JAAR DE STIJL DESTIJLUTRECHTAMERSFOORT.NL ONTDEK HET IN UTRECHT & AMERSFOORT! LESSUGGESTIES 100 JAAR DE STIJL GROEP 1 T/M 4 NEDERLAND VIERT 100 JAAR DE STIJL ONTDEK HET IN UTRECHT & AMERSFOORT! LESSUGGESTIES 100 JAAR DE STIJL GROEP 1 T/M 4 1 HANDLEIDING LESSUGGESTIES MONDRIAAN TOT DUTCH KLEURENPALET De leerlingen kunnen de

Nadere informatie

Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op donderdag 20 maart 2014!!

Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op donderdag 20 maart 2014!! Hoe maak ik in groep 8 een werkstuk? Jij gaat de komende weken thuis een werkstuk maken. Een werkstuk is een lange weettekst. Het wordt geschreven om iemand iets te leren of te laten weten. Net als in

Nadere informatie

Hoe ben jij KNAP??? >> Doe nu de test! Ga naar de 'Vragenlijst' Howard Gardner

Hoe ben jij KNAP??? >> Doe nu de test! Ga naar de 'Vragenlijst' Howard Gardner Hoe ben jij KNAP??? Je zou talent kunnen omschrijven als ergens heel goed in zijn. Elk mens heeft zo z n eigen talenten. Zelfs de grootste luilak die heeft namelijk een slaaptalent en een lui op de bank

Nadere informatie

Lesonderwerp: Hocus pocus circus: Een nieuw dier samenstellen a.d.h.v. verschillende materialen.

Lesonderwerp: Hocus pocus circus: Een nieuw dier samenstellen a.d.h.v. verschillende materialen. Vak: MUVO Lesonderwerp: Hocus pocus circus: Een nieuw dier samenstellen a.d.h.v. verschillende materialen. Doelen: Eindtermen: Muvo 1.2 De leerlingen kunnen door betasten en voelen (tactiel), door kijken

Nadere informatie

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Uitleg boekverslag en boekbespreking Uitleg boekverslag en boekbespreking groep 7 schooljaar 2014-2015 Inhoudsopgave: Blz. 3 Blz. 3 Blz. 3 Blz. 4 Blz. 6 Blz. 7 Blz. 7 Stap 1: Het lezen van je boek Stap 2: Titelpagina Stap 3: Inhoudsopgave

Nadere informatie

Vragen bij het prentenboek 'De tovenaar die vergat te toveren'

Vragen bij het prentenboek 'De tovenaar die vergat te toveren' De tovenaar tovert De verhalenvertelster vertelt Wat zou een tovenaar allemaal kunnen toveren? Hoe zouden de kinderen zich voelen? Waar zie je dat aan? Is de tovenaar blij/ boos/ verdrietig of bang? Hoe

Nadere informatie

WELKE VAKKEN DOE JIJ GRAAG?

WELKE VAKKEN DOE JIJ GRAAG? WELKE VAKKEN DOE JIJ GRAAG? Sommige mensen zijn goed in talen, andere mensen zijn goed in wiskunde. Waar ben jij goed in? Welke vakken doe jij graag? Wat moet je doen? Werk samen in groep. 1. Maak de woordenschatoefeningen

Nadere informatie

Wie ben jij? Ik ben... Introductie VMBO

Wie ben jij? Ik ben... Introductie VMBO VMBO onderbouw Introductie Wie jij bent is niet in één zin te beantwoorden. Of je man of vrouw bent. Uit welk land je komt. Wanneer je geboren bent. Welke dingen (muziek, kleding, sport etc.) je leuk vindt.

Nadere informatie

en zelfbeeld Lichamelijke ontwikkeling Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 1: Wie ben ik Lesoverzicht

en zelfbeeld Lichamelijke ontwikkeling Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 1: Wie ben ik Lesoverzicht I Lichamelijke ontwikkeling en zelfbeeld Les 1: Wie ben ik Lesoverzicht Lesdoelen: Kinderen worden zich meer bewust van eigen talenten en eigenschappen en ontwikkelen een positief zelfbeeld. Kinderen kunnen

Nadere informatie

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS) Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS) Stel dat dat (te grote wonder) gebeurt, ik betwijfel of dat zal gebeuren, maar stel je voor dat, wat zou je dan doen dat je nu niet doet? (p36)

Nadere informatie

taalkaart 1 Ik ga op reis en Ik ga op reis en Wat ga je doen? Je leert wat een reisverhaal is. Je schrijft er zelf een.

taalkaart 1 Ik ga op reis en Ik ga op reis en Wat ga je doen? Je leert wat een reisverhaal is. Je schrijft er zelf een. Ik ga op reis en Wat ga je doen? Je leert wat een reisverhaal is. Je schrijft er zelf een. Op verkenning tk taalkaart Ik ga op reis en Lees het verhaal van Aymen. 8 augustus 007 - In het vliegtuig Wat

Nadere informatie

MUSEUMLES IN HET VAN ABBEMUSEUM Groep 7 en 8

MUSEUMLES IN HET VAN ABBEMUSEUM Groep 7 en 8 MUSEUMLES IN HET VAN ABBEMUSEUM Groep 7 en 8 Inleiding In groep 7 of 8 komen leerlingen vaak voor de tweede keer met hun klas naar het van Abbemuseum. Bij het eerste bezoek, in groep 5 of 6, hebben ze

Nadere informatie

leer-actief werkboek Naam: www.leer-actief.nl 1

leer-actief werkboek Naam: www.leer-actief.nl 1 leer-actief werkboek Naam: www.leer-actief.nl 1 actief leren WWW.leer-actief.nl Dit is Wybo. Wybo was vroeger een heel gewoon jongetje, maar hij was wel erg lui. En dat...werd zijn redding. Hij had nooit

Nadere informatie

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en

Nadere informatie

De Leerdoelstellingen. COPYRIGHT IPC 2002 Not to be reproduced without permission

De Leerdoelstellingen. COPYRIGHT IPC 2002 Not to be reproduced without permission De Leerdoelstellingen COPYRIGHT IPC 2002 Inhoudsopgave Deel 1 - De Vakinhoudelijke Doelstellingen 3 KUNSTZINNIGE VORMING 3 AARDRIJKSKUNDE 6 GESCHIEDENIS 10 INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE 13 TAALVAARDIGHEID

Nadere informatie

Les 17 Zo zeg je dat (niet)

Les 17 Zo zeg je dat (niet) Blok 3 We hebben oor voor elkaar les 17 Les 17 Zo zeg je dat (niet) Doel blok 3: Leskern: Woordenschat: Materialen: Leerlingen leren belangrijke communicatieve vaardigheden, zoals verplaatsen in het gezichtspunt

Nadere informatie

Reflectiegesprekken met kinderen

Reflectiegesprekken met kinderen Reflectiegesprekken met kinderen Hierbij een samenvatting van allerlei soorten vragen die je kunt stellen bij het voeren van (reflectie)gesprekken met kinderen. 1. Van gesloten vragen naar open vragen

Nadere informatie

SCHRIJVEN. Instructiekaart voor de leerling nr. 5. A-vragen. Korte vragen die beginnen met Wie...? Wat...? Waar...? Wanneer...? Hoeveel...?

SCHRIJVEN. Instructiekaart voor de leerling nr. 5. A-vragen. Korte vragen die beginnen met Wie...? Wat...? Waar...? Wanneer...? Hoeveel...? Instructiekaart voor de leerling nr. 5 A-vragen Formulering van de vraag Formulering van het antwoord Korte vragen die beginnen met Wie...? Wat...? Waar...? Wanneer...? Hoeveel...? Antwoord met één volledige

Nadere informatie

Hoe maak ik... Naam: Groep:

Hoe maak ik... Naam: Groep: Hoe maak ik... Naam: Groep: Inleiding Een spreekbeurt houden is niet niets! Je moet daar heel wat voor kunnen. Wat dacht je van: Goed kunnen lezen Goed kunnen begrijpen wat je leest Goed dingen kunnen

Nadere informatie

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.

Nadere informatie

Hoe maak je een werkstuk?

Hoe maak je een werkstuk? Hoe maak je een werkstuk? Je gaat een werkstuk maken. Maar hoe zit een werkstuk nou eigenlijk in elkaar? Hoe moet je beginnen? En hoe kies je nou een onderwerp? Op deze vragen en nog vele anderen krijg

Nadere informatie

hoge stroming Fase Ontdek en onderzoek

hoge stroming Fase Ontdek en onderzoek Groep 7 & 8 Team van maximaal 4 leerlingen Leerling materiaal TECHNIEK TOERNOOI hoge stroming Fase Ontdek en onderzoek Verdeel de rollen Je werkt in een groepje van vier leerlingen. Iedereen in je groepje

Nadere informatie

Werkwijzer Verslagkring:

Werkwijzer Verslagkring: Werkwijzer Verslagkring: 1. Je maakt een tweetal. 2. Met zijn tweeën kies je een onderwerp, waarin jullie je willen verdiepen en waarover jullie meer willen weten. 3. Samen ga je op zoek naar informatie

Nadere informatie

Hoe maak ik een Spreekbeurt?

Hoe maak ik een Spreekbeurt? Hoe maak ik een Spreekbeurt? Stap 1: Kies een onderwerp. Voordat je kunt beginnen met het maken van een spreekbeurt, moet je natuurlijk een onderwerp kiezen. Het hoeft niet perse een hobby van je te zijn,

Nadere informatie

De lamp. Copyright Vakcollege Groep B.V. 2011. Alle rechten voorbehouden.

De lamp. Copyright Vakcollege Groep B.V. 2011. Alle rechten voorbehouden. De lamp Copyright Vakcollege Groep B.V. 2011. Alle rechten voorbehouden. De lamp Met lampen is het als met schoenen; ze zijn vanzelfsprekend en je ziet ze overal. Pas als de stroom een keer uitvalt, merk

Nadere informatie

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN Dit thema is opgesplitst in drie delen; gevoelens, ruilen en familie. De kinderen gaan eerst aan de slag met gevoelens. Ze leren omgaan met de gevoelens van anderen. Daarna

Nadere informatie

China Pagina 1. - Wie nodig jij uit voor een Chinese maaltijd? -

China Pagina 1. - Wie nodig jij uit voor een Chinese maaltijd? - China Pagina 1 Colofon Uitnodiging voor maaltijd in Chinees Les voor groep 6-8 150-180 minuten Handvaardigheid Let op! In deze les opzet werken leerlingen in tweetallen, en maken samen 1 werkstuk, maar

Nadere informatie

VERVANGTAAK LICHAMELIJKE OPVOEDING VOOR LANGDURIG GEBLESSEERDEN

VERVANGTAAK LICHAMELIJKE OPVOEDING VOOR LANGDURIG GEBLESSEERDEN VERVANGTAAK LICHAMELIJKE OPVOEDING VOOR LANGDURIG GEBLESSEERDEN Je maakt een werkstuk over een (voor jou) niet zo bekende sport. Je maakt het werkstuk op aan de hand van onderstaande handleiding. Veel

Nadere informatie

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld: hoofdstuk 10 Hoe je je voelt Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld: zenuwachtig wakker worden omdat je naar school moet, vrolijk

Nadere informatie

de tijd opdrachten stad & esch & vwo + stad & esch & vwo +

de tijd opdrachten stad & esch & vwo + stad & esch & vwo + de tijd opdrachten stad & esch & vwo + stad & esch & vwo + Kies drie onderwerpen uit de lijst hieronder. Geef aan: eerste, tweede en derde keuze. 1 Stel je voor: je bent aangespoeld op een onbewoond eiland

Nadere informatie

Lesbrief voor leerlingen: hoe ontwerp je een omslag voor een boek

Lesbrief voor leerlingen: hoe ontwerp je een omslag voor een boek Lesbrief voor leerlingen: hoe ontwerp je een omslag voor een boek KIEZEN Een goed begin is het kiezen van het juiste boek. Er zijn zo veel mooie verhalen waardoor het soms lastig is om een goede keuze

Nadere informatie

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah Lesbrief Voetstappen Kader Abdolah Doe meer met Leeslicht! Bij een aantal boeken in de serie Leeslicht kunt u een gratis lesbrief downloaden van www.eenvoudigcommuniceren.nl. In deze lesbrief staan vragen,

Nadere informatie

lesmateriaal Taalkrant

lesmateriaal Taalkrant lesmateriaal Taalkrant Toelichting Navolgend vindt u een plan van aanpak en 12 werkbladen voor het maken van de Taalkrant in de klas, behorende bij het project Taalplezier van Stichting Wereldleren. De

Nadere informatie

Docentenhandleiding Rijksmuseum Groep 7-8

Docentenhandleiding Rijksmuseum Groep 7-8 Docentenhandleiding Rijksmuseum Groep 7-8 1 Inhoud Voorbereidende les Afsluitende les Aanvullend materiaal bij deze lessen staat op de website: Introductiefilmpje PowerPoint presentatie Werkbladen 2 Voorbereidende

Nadere informatie

Juf Sabine en juf Maaike

Juf Sabine en juf Maaike Je moet daar heel wat voor kunnen: - Je moet goed kunnen lezen - En ook goed begrijpen wat je leest - Je moet goed kunnen opzoeken - En goed kunnen kiezen wat je wel en niet nodig hebt. - Je moet je verhaal

Nadere informatie

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind?

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind? Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind? Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind? Ga op ooghoogte met je kind zitten Door op ooghoogte te gaan zitten tijdens

Nadere informatie

MI-test voor kinderen vanaf ongeveer groep 5

MI-test voor kinderen vanaf ongeveer groep 5 MI Test MI-test voor kinderen vanaf ongeveer groep 5 Je kunt deze test ook geschikt maken vanaf groep 3 door met audio bestanden te werken. Naam: Leeftijd: Verbaal-linguïstisch intelligent Logisch-mathematisch

Nadere informatie

Museum De Buitenplaats Kijken is een kunst

Museum De Buitenplaats Kijken is een kunst Museum De Buitenplaats Kijken is een kunst Groep 5 Les 1 Ik en mijn selfie Les 1 Ik en mijn selfie Samenvatting van de les De kinderen kijken naar een selectie portretten waaronder selfies. Ze analyseren

Nadere informatie

Compassie leven. 52 wekelijkse inspiraties vanuit Geweldloze Communicatie. PuddleDancer Press Samengesteld door Monie Doodeman

Compassie leven. 52 wekelijkse inspiraties vanuit Geweldloze Communicatie. PuddleDancer Press Samengesteld door Monie Doodeman Compassie leven 52 wekelijkse inspiraties vanuit Geweldloze Communicatie PuddleDancer Press Samengesteld door Monie Doodeman Inhoudsopgave Voorwoord Wekelijkse inspiraties 01 Geweld in de taal? Wie, ik?

Nadere informatie

Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek

Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek Ontdek de Bibliotheek Ontdek de Bibliotheek Ontdek de Bibliotheek Welkom in de bibliotheek. Je gaat op ontdekking in de bibliotheek. Hierbij doe je een onderzoek naar verschillende soorten media; zoals

Nadere informatie

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Dimanida Kemkievelden Groep 7abcd

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Dimanida Kemkievelden Groep 7abcd Werkstuk En natuurlijk ook spreekbeurt Gemaakt door: Dimanida Kemkievelden Groep 7abcd (Op het voorblad komt de titel van je werkstuk, een foto of een plaatje van je onderwerp, je naam en je klas.) Inhoudsopgave

Nadere informatie

Vragenlijst Prettig Schoolgaan versie voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs

Vragenlijst Prettig Schoolgaan versie voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs Vragenlijst Prettig Schoolgaan versie voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs Inleiding Hieronder staan een aantal vragen. De vragen gaan allemaal over de middelbare school. Jij gaat de vragen beantwoorden.

Nadere informatie

Team 6: Zonnepanelen. Onderzoek naar het gebruik van zonnepanelen

Team 6: Zonnepanelen. Onderzoek naar het gebruik van zonnepanelen Zonnepanelen op school Team 6: Zonnepanelen Onderzoek naar het gebruik van zonnepanelen Jullie gaan onderzoeken welke producten er zijn op zonnecellen 1. SAMENWERKEN IN EEN TEAM Jullie gaan samenwerken

Nadere informatie

Bevolkingsgroepen DOE KAART 1. Naam van het project. Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep.

Bevolkingsgroepen DOE KAART 1. Naam van het project. Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep. DOE KAART 1 Bevolkingsgroepen Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep. Zoek 6 verschillende bevolkingsgroepen op. Kies 1 bevolkingsgroep uit waar je meer over wilt

Nadere informatie

Kunst&Cultuur BEELDENDE VORMING MUZIEK [1] leeropgave1. Introductie. Bij muziek ga je aan de slag met het thema en met muziek die jou aanspreekt!

Kunst&Cultuur BEELDENDE VORMING MUZIEK [1] leeropgave1. Introductie. Bij muziek ga je aan de slag met het thema en met muziek die jou aanspreekt! Kunst&Cultuur leeropgave1 Introductie IT S MY WORLD IK BEN... BEELDENDE VORMING Bij beeldende vorming creëer je met je handen. Jij maakt wie je zelf bent! MUZIEK Bij muziek ga je aan de slag met het thema

Nadere informatie

Lou en Lena: NEE tegen geweld!

Lou en Lena: NEE tegen geweld! Mijn prentenboek Prentenboek voor leerlingen 1 e en 2 e leerjaar Lou en Lena: NEE tegen geweld! Mijn naam:... Mijn klas:... Mondiale Vorming - Plan België Hallo, ik ben Lou. En dit is mijn zus Lena. We

Nadere informatie

Activiteiten bij 'De tovenaar die vergat te toveren'

Activiteiten bij 'De tovenaar die vergat te toveren' Toversteen, ketting, Interne krachtbronnen zoals kracht, slim zijn, moed, sleutelhanger maken zelfvertrouwen enzovoort versterken (zie ZMN pagina 28 Interne krachtbronnen). Bespreek met jouw kind welke

Nadere informatie

Werkboek. Wij werken samen. Nederlands Mentorles Duits Geschiedenis Kunst Muziek Percussie. oktober - december 2015 Meridiaan College JAAR VAK

Werkboek. Wij werken samen. Nederlands Mentorles Duits Geschiedenis Kunst Muziek Percussie. oktober - december 2015 Meridiaan College JAAR VAK oktober - december 2015 Meridiaan College NAAM JAAR VAK PROJECT TITEL KLAS Nederlands Mentorles Duits Geschiedenis Kunst Muziek Percussie Werkboek Wij werken samen Wat gaan we doen? Het Meridiaan College

Nadere informatie

MOEILIJKHEIDSGRAAD: -**- Een spreekbeurt geven, vraagt veel voorbereiding. Je moet immers vlot kunnen vertellen en je moet je luisteraars boeien.

MOEILIJKHEIDSGRAAD: -**- Een spreekbeurt geven, vraagt veel voorbereiding. Je moet immers vlot kunnen vertellen en je moet je luisteraars boeien. DOELGROEP: basisschool THEMA: spreekbeurt MOEILIJKHEIDSGRAAD: -**- ALS IK EEN... WAS... Een spreekbeurt geven, vraagt veel voorbereiding. Je moet immers vlot kunnen vertellen en je moet je luisteraars

Nadere informatie

werkblad Scheldeberoep verkennen Veel beroepen hebben met de Schelde te maken. Welk beroep zou jij verder willen verkennen?

werkblad Scheldeberoep verkennen Veel beroepen hebben met de Schelde te maken. Welk beroep zou jij verder willen verkennen? werkblad Scheldeberoep verkennen Veel beroepen hebben met de Schelde te maken. Welk beroep zou jij verder willen verkennen? Noteer ook 2 reservekeuzen: 1. 2. 1. Wat weet je al van dit beroep? Schrijf het

Nadere informatie

Hoogbegaafd en gevoelig

Hoogbegaafd en gevoelig Hoogbegaafd en gevoelig Kazimierz Dabrowski Hoogbegaafd zijn is meer dan slim zijn. Hoogbegaafde mensen zijn vaak ook veel gevoeliger dan andere mensen. Daardoor ervaar je situaties soms intenser dan andere

Nadere informatie

Bas Smeets page 1

Bas Smeets  page 1 Bas Smeets www.bsmeets.com page 1 JE ONBEWUSTE PROGRAMMEREN VOOR EEN GEWELDIGE TOEKOMST De meeste mensen weten heel goed wat ze niet willen in hun leven, maar hebben vrijwel geen idee wat hoe hun ideale

Nadere informatie

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les 8 Inhoud 1 Eenzaam De Soms ben je alleen en vind je dat fijn. Als alleen zijn niet prettig aanvoelt, als je niet in je eentje wilt zijn, dan voel je je eenzaam. In deze leren de leerlingen het verschil

Nadere informatie

Online Titel Competentie Groepsfase Lesdoel Kwink van de Week

Online Titel Competentie Groepsfase Lesdoel Kwink van de Week onderbouw Les 1 Online Dit ben ik! Besef van jezelf Forming Ik kan mezelf voorstellen aan een ander. Ken je iemand nog niet? Vertel hoe je heet. Les 2 Online Hoe spreken we dit af? Keuzes maken Norming

Nadere informatie

Vormen van een raket Raketten

Vormen van een raket Raketten Vormen van een raket Raketten Vgroep 1-2 17 tijdsduur 65 minuten kerndoelen 1, 23, 32, 44, 45 en 54 lesdoelen De leerling: herkent een aantal wiskundige vormen: een cirkel, een driehoek, een rechthoek

Nadere informatie

Basisschool de Triangel HET MAKEN VAN EEN WERKSTUK

Basisschool de Triangel HET MAKEN VAN EEN WERKSTUK Basisschool de Triangel HET MAKEN VAN EEN WERKSTUK 1 INHOUDSOPGAVE WERKSTUK I. Keuze. 1 II. Hoe te starten? 2 III. Inhoudsopgave 3 IV. Inleiding 4 V. Indeling 4 VI. Illustraties 7 VII. Taalgebruik 7 VIII.

Nadere informatie

HUISWERKGIDS SCHOOLJAAR 2011-2012

HUISWERKGIDS SCHOOLJAAR 2011-2012 HUISWERKGIDS SCHOOLJAAR 2011-2012 1 INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk bladzijde 1. Inleiding De huiswerkgids 3 2. Hoe maak en leer je huiswerk? 4 3. Het leren van woorden (spelling/engels) 5 4. Het leren van topografie

Nadere informatie

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd Werkstuk En natuurlijk ook spreekbeurt Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd (Op het voorblad komt de titel van je werkstuk, een foto of een plaatje van je onderwerp, je naam en je klas.) Inhoudsopgave

Nadere informatie

S C I E N C E C E N T E R

S C I E N C E C E N T E R HOE KUN JE JEZELF EEN NIEUW GEZICHT GEVEN? Jullie gaan een exhibit ontwerpen waarbij jullie de bezoekers kennis laten maken met de eigenschappen van spiegels. Met de exhibit kunnen de bezoekers een nieuw

Nadere informatie

Hoe kunnen we WAT ACTIE zodat IETS VERANDERT

Hoe kunnen we WAT ACTIE zodat IETS VERANDERT Anouk Nooteboom Hand-out Cultuurhelden Delft Werkvormen creatief proces & passende vragen In dit document zijn een aantal werkvormen te vinden die toe te passen zijn binnen het creatief proces. Bij de

Nadere informatie

De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën:

De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën: > Categorieën De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën: 1 > Poten, vleugels, vinnen 2 > Leren en werken 3 > Aarde, water,

Nadere informatie

heeft praatjes Gespreksvaardigheden en doelen bij Ko heeft praatjes en mondelinge taalvaardigheid bij Veilig leren lezen (uitgebreid schema)

heeft praatjes Gespreksvaardigheden en doelen bij Ko heeft praatjes en mondelinge taalvaardigheid bij Veilig leren lezen (uitgebreid schema) Zwijsen heeft praatjes bij en mondelinge taalvaardigheid bij (uitgebreid schema) In dit document vindt u het schema bij en mondelinge taalvaardigheid bij. In dit schema is uitgewerkt welke doelen bij de

Nadere informatie

Presenteren. Oriëntatie

Presenteren. Oriëntatie Oriëntatie Dit ga je doen Je gaat een stand (marktkraam) inrichten om te laten zien wat je gedaan hebt tijdens dit project en wat je eindresultaat is. Je probeert jullie stand zo te maken dat het aantrekkelijk

Nadere informatie

Wie ben jij? Ik ben... Introductie. HAVO/VWO bovenbouw

Wie ben jij? Ik ben... Introductie. HAVO/VWO bovenbouw HAVO/VWO bovenbouw Introductie Wie jij bent is niet in één zin te beantwoorden. Of je man of vrouw bent. Uit welk land je komt. Wanneer je geboren bent. Welke dingen (muziek, kleding, sport etc.) je leuk

Nadere informatie

Onderhandelen en afspraken maken

Onderhandelen en afspraken maken OPDRACHTFORMULIER Onderhandelen en afspraken maken Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Nadere informatie

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen Dit is een brochure, gemaakt voor leerlingen met NLD. Naast deze brochure is er ook: - een brochure met informatie voor ouders van kinderen met NLD en - een brochure

Nadere informatie

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken? Werkblad: 1. Wat is je leerstijl? Om uit te vinden welke van de vier leerstijlen het meest lijkt op jouw leerstijl, kun je dit simpele testje doen. Stel je eens voor dat je zojuist een nieuwe apparaat

Nadere informatie

Tekst lezen en vragen stellen

Tekst lezen en vragen stellen 1. Lees de uitleg. Tekst lezen en vragen stellen Als je een tekst leest, kunnen er allerlei vragen bij je opkomen. Bijvoorbeeld: Welke leerwegen zijn er binnen het vmbo? Waarom moet je kritisch zijn bij

Nadere informatie

De meeste jonge kinderen zijn dol op dieren en willen heel graag een eigen huisdier

De meeste jonge kinderen zijn dol op dieren en willen heel graag een eigen huisdier Marlies Huijzer verzorging wat wil jouw dier? De meeste jonge kinderen zijn dol op dieren en willen heel graag een eigen huisdier om te vertroetelen. Ze denken niet zo na over wat een dier zelf leuk vindt

Nadere informatie

Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij?

Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij? Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

Lesbrief begrijpend lezen (Nieuwsbegrip) tekst groep 5 en 6

Lesbrief begrijpend lezen (Nieuwsbegrip) tekst groep 5 en 6 tekst groep 5 en 6 Carnaval In een deel van Nederland vieren mensen weer carnaval. Carnaval duurt van 18 tot en met 21 februari. De mensen vieren dit feest ieder jaar. Carnaval is een feest met veel tradities

Nadere informatie

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk? Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk? Je gaat de komende weken thuis een werkstuk maken. Een werkstuk is een lange weettekst. Het wordt geschreven om iemand iets te leren of te laten weten. Net als in een

Nadere informatie

Voorbeeld: Ik werk het liefst met een tweetal.

Voorbeeld: Ik werk het liefst met een tweetal. & OHHUOLQJHQKDQGOHLGLQJ LQOHLGLQJ Het sectorwerkstuk staat voor de deur. Misschien heb je er al slapeloze nachten van, misschien lijkt het je de leukste opdracht van je hele opleiding. Eindelijk iets leren

Nadere informatie

Voordoen (modelen, hardop denken)

Voordoen (modelen, hardop denken) week 11-12 maart 2012 - hardop-denktekst schrijven B Voordoen (modelen, hardop denken) Waarom voordoen? Net zoals bij lezen, leren leerlingen heel veel over schrijven als ze zien hoe een expert dit (voor)doet.

Nadere informatie

JE CULTURELE ZELFPORTRET

JE CULTURELE ZELFPORTRET JE CULTURELE ZELFPORTRET Dit is het culturele zelfportret van Vul alles in hele antwoordzinnen in. Gebruik een ander lettertype of een andere kleur voor de antwoorden. Plak hier je pasfoto Film/tv 1 Ga

Nadere informatie

AVONTURENPAKKET DE UITVINDERS

AVONTURENPAKKET DE UITVINDERS LESBRIEVEN LEERLINGENBESTAND LESBRIEF 4: DE WOESTIJN Verhaal: De Uitvinders en De Verdronken Rivier (deel 4) De Woestijn Opdrachten: Opdracht 1: Opdracht 2: Water in de woestijn Maak een water-woestijn

Nadere informatie

Het circus komt 3+ Clair de Lune Théâtre (België)

Het circus komt 3+ Clair de Lune Théâtre (België) lesbrief Het circus komt 3+ Clair de Lune Théâtre (België) onderbouw (groep 1 t/m 4) bezoekadres Markendaalseweg 75a Het doek gaat op. Er komt een schaduwcircus aan en alles is ineens mogelijk! Schaduwen

Nadere informatie

WIE IS HET? Wie is het? KIJKEN SAMENWERKEN NADENKEN WETEN. Expertisecentrum Kunsttheorie Primair Onderwijs www.expertisecentrum-kunsttheorie-po.

WIE IS HET? Wie is het? KIJKEN SAMENWERKEN NADENKEN WETEN. Expertisecentrum Kunsttheorie Primair Onderwijs www.expertisecentrum-kunsttheorie-po. WIE IS HET? Expertisecentrum Kunsttheorie Primair Onderwijs Wie is het? Een opdracht voor groep 4 of 5 gericht op goed leren kijken Leerlingen werken in duo s samen en proberen door goed te kijken en gerichte

Nadere informatie

Het Amsterdam Museum gaat over Amsterdam. In het museum hangen schilderijen.

Het Amsterdam Museum gaat over Amsterdam. In het museum hangen schilderijen. 2 INTRODUCTIE Het programma is gemaakt door het. Het gaat over Amsterdam. In het museum hangen schilderijen. Een schilderij is gemaakt door een schilder. In het museum zijn ook voorwerpen te zien. Het

Nadere informatie

Drukte bij de molen groep 5/6

Drukte bij de molen groep 5/6 Verhalend ontwerp over Olie- en Koren Woldzigt in Roderwolde Drukte bij de groep 5/6 Episode 1: Mensen rond 1900 De leerkracht laat een oud kistje of blikje zien. Daarin zitten allemaal kaartjes. Op die

Nadere informatie

Werkboek Het is mijn leven

Werkboek Het is mijn leven Werkboek Het is mijn leven Het is mijn leven Een werkboek voor jongeren die zelf willen kiezen in hun leven. Vul dit werkboek in met mensen die je vertrouwt, bespreek het met mensen die om je geven. Er

Nadere informatie

OOST WEST THUIS BEST

OOST WEST THUIS BEST Lesmateriaal horend bij de theatrale dansvoorstelling OOST WEST THUIS BEST van Rauher Engel Foto: Kees van Putten Rauher Engel Concept & idee: Dagmar Chittka Auteur: Marleen Weijman 5 nov 09 Inleiding

Nadere informatie