BPA Kerkhof en omgeving deel KB RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) 1

Transcriptie

1 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) 1 STAD LEUVEN BIJZONDER PLAN VAN AANLEG NR K10 KERKHOF EN OMGEVING DEEL 1 EN DEEL 2 GEDEELTELIJKE HERZIENING VAN HET BIJZONDER PLAN VAN AANLEG KERKHOF EN OMGEVING DEEL 1 (goedgekeurd bij KB van , gedeeltelijke herziening deel 2 bij MB van werd vernietigd bij besluit van de Raad van State van 26 april 2005) GEDEELTELIJKE HERZIENING VAN HET BIJZONDER PLAN VAN AANLEG KERKHOF EN OMGEVING DEEL 1 TOT RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN GGR-K10 KERKHOF EN OMGEVING (goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 25 augustus 2005, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 november 2005) STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

2 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) 2 0. VOORAFGAANDE BEPALINGEN 0.1. Het BPA K10 Kerkhof en Omgeving (deel I + II) goedgekeurd bij KB van 9/3/1956 en gewijzigd bij KB van 20/3/1968 en in herziening gesteld bij KB van 17/7/1969 wordt door onderstaande voorschriften en bijbehorend plan gewijzigd De gedeeltelijke wijziging is begrensd volgens de aanduidingen van het bijbehorend plan Onderhavige voorschriften vullen de grafische gegevens van het plan aan Binnen de grenzen van dit bijzonder plan blijven de gemeentelijke bouwreglementen, de klasseringsbesluiten en de speciale wettelijke bepalingen van toepassing Het College van Burgemeester en Schepenen behoudt zich het recht voor alle ontwerpen, voor wat betreft de esthetische vormgeving, de keuze van de gevelmaterialen en vorm en kleuren der reclame te onderwerpen aan een adviescommissie, die voorstellen of bezwaren kan uitbrengen Voor alle zones zijn steeds de meest beperkende van de op de zone van toepassing zijnde bepalingen van kracht.

3 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) 3 1. ALGEMENE BEPALINGEN 1.1. Als hoofdbestemmingen van de zones worden voorgesteld op het bestemmingsplan. Naast de hoofdbestemming zijn er eveneens nevenbestemmingen toegelaten op voorwaarde dat de hoofdbestemming reeds gerealiseerd is. Deze nevenbestemmingen mogen geen abnormale rook, reuk, lawaai en/of andere hinder veroorzaken, die schadelijk is voor de omgeving Verbouwingswerken waarbij een bestaande hoofd- en/of nevenbestemming behouden blijft, die niet overeenstemt (-stemmen) met de voorschriften van de betreffende zone, zijn toegelaten mits de plaatselijke bouw- en andere voorschriften in acht worden genomen en voorzover deze bestemmingen geen abnormale rook, reuk, lawaai en/of andere hinder veroorzaken die schadelijk is voor de voorgeschreven en/of feitelijke hoofd- en of nevenbestemmingen van de omliggende gebieden. Bij herbouwings- of nieuwbouwwerken dient de nieuwe bestemming overeen te komen met de voorgeschreven bestemming Verbouwingswerken aan gebouwen die niet voldoen aan de voorschriften qua volume en plaatsing van onderhavig BPA zijn slechts toegelaten indien het gebouw na de verbouwing in één of meerdere opzichten beter aan de voorschriften beantwoordt dan voorheen, terwijl er geen nieuwe elementen zijn ontstaan, die strijdig zijn met deze voorschriften De oppervlakten der toegelaten bebouwingen blijven beperkt tot maximaal 80 % van de oppervlakte bekomen door de samenvoeging van de kadastrale percelen in één eigendom. Uitzonderingen op deze regel kunnen door het College van Burgmeester en Schepenen worden toegestaan voor gebouwen die aan één van de volgende voorwaarden voldoen. gelegen op de hoek van twee straten met een gevel aan twee straten zonder bewoonbare vertrekken op de gelijkvloerse verdieping In deze gevallen zal echter de bebouwde oppervlakte van de verdiepingen aan voormelde regel moeten voldoen PLAATSING DER GEBOUWEN De bouwzones op het plan zijn begrensd: ofwel door verplichte gevelbouwlijnen waarlangs het bouwen der gevels op de aangeduide lijnen verplicht is (min. 80 % van de voorgevellengte) ofwel door de zonegrenzen; ingeval van toegelaten bebouwing zijn deze zonegrenzen de uiterste bouwlijnen die de zone afgrenzen waarbinnen de gebouwen dienen opgericht te worden.

4 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) VOLUME DER GEBOUWEN De hoogte en de diepte der gebouwen moeten in harmonie zijn met de naastliggende of aanpalende gebouwen. Desbetreffend kan niet gerefereerd worden naar bestaande gebouwhoogten of diepten die de bewoonbaarheid van de omgevende bebouwing of de harmonische samenhang van het straatbeeld of het bouwblok in het gedrang brengen. Ter verbetering van lichtinval en bezonning binnen het bouwblok kan in geval van nieuwbouw of verbouwing met volumewijziging, een geringere bouwhoogte en/of diepte dan de oorspronkelijke of dan deze van gebouwen in de omgeving worden opgelegd. De maximum hoogte der gebouwen wordt uitgedrukt in meter, hetzij in max. aantal bouwlagen, hetzij in beider tezamen (zie bijgevoegde tabel). Wanneer op het plan zelf de max. hoogte of het max. aantal bouwlagen wordt aangeduid dan heeft deze aanduiding op het grafische plan voorrang op de gegevens van de tabel. Een dakverdieping wordt niet als bouwlaag beschouwd indien de max. bewoonbare oppervlakte ervan niet meer dan 60 % van de vloeroppervlakte van de dakverdieping bedraagt, en indien deze dakverdieping geen wooneenheid op zichzelf vormt. Aan elke bouwlaag, de dakverdieping uitgezonderd wordt een maximum hoogte van 3 m toegekend (uitzonderingen hierop worden aangeduid in de tabel). Bij elke constructie dient de minimale verdiephoogte, zoals vastgelegd in het bouwreglement steeds geëerbiedigd te worden. De hoogte der gebouwen wordt gemeten vanaf de bovenkant van het voetpad of het aanpalend grondpeil, tot de gevelbeëindiging. (bovenkant kroonlijst) 1.7. DAKVORM Vorm en helling der daken moeten steeds in harmonie zijn met de bedaking in het bouwblok of de straat. Desbetreffend kan niet gerefereerd worden naar bestaande bedaking die niet in overeenstemming is met of storend is voor de omgeving MATERIALEN Algemeen De gevelopbouw en de gevelgeleiding, de bedaking, de aard, de toepassing en de kleur van de gevelmaterialen, de dakbedekking, de schrijnwerken, de beglazing en de buitenschilderingen moeten in harmonie zijn met het straatbeeld, d.w.z. met die huizen daarin welke harmonische samenhang gezamenlijk het talrijkst en dus kenmerkend voor de betreffende straat genoemd kunnen worden. Alle van de straat af zichtbaar blijvende gevels (ook zijgevels), de van de straat af, volgens het bestemmingsplan zichtbaar blijvende gedeelten der scheidingsmuren, alsmede de schoorstenen boven het dak, zullen afgewerkt worden met materialen die harmoniëren met de materialen gebruikt voor de voorgevel en de dakbedekking.

5 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) Gevels Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, zijn er uitsluitend kleinschalige materialen, zoals baksteen e.d., toegelaten. Zichtbare constructie-elementen, zoals balken en kolommen, mogen in gladde of beplakt bekiste beton gestort worden. Zichtbare metaalconstructies zijn toegelaten indien de toepassing ervan niet hindert aan het esthetisch vertoon van de aangewende bebouwing. In ieder geval moeten de structuur van de gevel en de gebruikte materialen in harmonie zijn met het karakter van de bestaande omgeving. Bij aanbouw tegen bestaande gevels moeten de materialen zowel functioneel als esthetisch met elkaar in overeenstemming zijn Daken Bij hellende daken zijn pannen, leien of hiermee overeenstemmende materialen toegelaten, alsmede in de massa gekleurde geprofileerde plaatmaterialen. De kleur mag variëren, maar blauw, groen, paars en alle helle tinten zijn uitgesloten UITSPRONGEN UIT HET GEVELVLAK VAN EEN HOOFDGEBOUW Bij aaneengesloten, gegroepeerde en gekoppelde bebouwing uit de voorgevel uitsprongen van max. 0,50 m t.o.v. het voorgevelvlak zijn toegelaten op min. 0,60 m afstand van het verlengde van elke scheidsmuur. Indien de voorgevelbouwlijn met de rooilijn samenvalt, zijn deze uitsprongen enkel toegelaten op min. 2,50 boven het voetpadniveau. uit de vrijstaande zijgevel uitsprongen van max. 0,50 m t.o.v. het zijgevelvlak zijn toegelaten voor zover zij zich niet in de bouwvrije zijtuinstrook bevinden. uit de achtergevel zijn uitsprongen van max. 1,25 m t.o.v. het achtergevelvlak toegelaten voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook bevinden en zich beperken tot 2/3 van de gevelbreedte en zich op min. 1,90 m van de perceelsgrens bevinden Bij vrijstaande bebouwing zijn uitsprongen tot max. 1,25 m toegelaten voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook bevinden STAANDE DAKVENSTER Aaneengesloten, gegroepeerde en gekoppelde bebouwing staande dakvensters zijn toegelaten op maximum de halve gevelbreedte op voorwaarde dat: het vertikaal vlak van het dakvenster min. 0,60 m dieper ligt dan het voorgevelvlak de max. hoogte van het vertikaal vlak van het dakvenster 1,20 m bedraagt de min. afstand tot de scheidsmuur en/of tot de vrijstaande zijgevel 1 m bedraagt Bij vrijstaande bebouwing steeds toegelaten op maximum de halve gevelbreedte en op min. 60 cm van de hoeken AFSLUITINGEN

6 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) Langs het openbaar domein Materialen Afsluitingen in gevelmateriaal, hekken in combinatie met een voldoende dichte groenaanplanting, levende hagen. Afwijkingen van deze bepalingen kunnen mits gunstig esthetisch voorkomen en mits voorlegging van een staal, toegestaan worden. Hoogte Max. 2,20 hoog boven het peil van het voetpad. Ingeval het een bouwvrije strook betreft: max. 0,60 m hoog boven het peil van het voetpad Binnengebied Materialen Levende hagen, houten afsluitingen, afsluitingen in gevelmateriaal of betonplaten van max. 0,30 m hoog, en in combinatie met palen en draad zijn toegelaten. Levende afsluitingen dienen op min. 0,50 m afstand van de scheidingslijn geplant te worden of in de scheidingslijn mits akkoord van de betrokken eigenaars. Afwijkingen van deze bepalingen kunnen mits gunstig esthetisch voorkomen en mits voorlegging van een staal, toegestaan worden. Bij ontbreken van een onderling akkoord mag de eigenaar op zijn eigendom de gewenste afsluiting plaatsen op voorwaarde dat de betrokken voorschriften gerespecteerd worden. Hoogte zij- en achterkavelgrens: max. 2,20 m hoog boven het aanpalend grondpeil PUBLICITEIT Is enkel toegelaten in de voor bebouwing bestemde zone. In alle gevallen is een voorafgaande en bijzondere vergunning van het College van Burgemeester en Schepenen vereist. Borden voor het plaatsen van opschriften en aanplakbrieven zijn toegelaten voor zover de max. opp. van het bord niet groter is dan 2 m². Voor wat betreft de publiciteit langsheen de rijksweg Leuven-Diest dienen de voorschriften van het desbetreffend KB gevolgd te worden Publiciteit in de andere voor bebouwing bestemde zones Publiciteit is toegelaten enkel op de voorgevel van gebouwen met een openbare of commerciële functie. De algemene conceptie mag niet storend zijn voor het uitzicht van de omgeving. Volle publiciteitsborden groter dan 2 m² aangebracht op het gevelvlak zijn verboden. De totale maximale oppervlakte is beperkt tot de 1/20 e van de totale voorgeveloppervlakte (publiciteit, haaks op het gevelvlak, inbegrepen). De publiciteit mag de lichtopeningen noch geheel, noch gedeeltelijk bedekken. Zij moeten worden aangebracht op het benedengedeelte van de gevel, tussen de begane grond en het peil van de vensterdorpels van de eerste verdieping. Publiciteit, haaks op het gevelvlak: beperkt tot max. 35 dm².

7 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) VERKAVELING Minimum breedte der kavels, langs de voorgevelbouwlijn, loodrecht gemeten op de zijdelingse perceelsgrenzen aaneengesloten bebouwing: 7 m hoekgebouwen: 7 m vermeerderd met de diepte van de bouwvrije zijtuinstrook gekoppelde bebouwing: 10 m vrijstaande bebouwing: 20 m In de zones van aaneengesloten bebouwing zijn in de gevel van het hoofdgebouw ingebouwde garages slechts toegelaten indien de gevel tenminste een min. breedte van 9 m heeft. Max. 1/3 van de gevellengte mag ingenomen worden door garagepoorten Vastleggen van de rooilijn De uitvoering van het bestemmingsplan moet voor de zones, waar de rooilijn in dit BPA niet vastligt, gebeuren op basis van een rooilijnplan, goed te keuren door de gemeenteraad, volgens de procedure voorzien in artikel 16, 6 e lid van de wet op de stedebouw.

8 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) 8 2. ZONE VOOR GESLOTEN BEBOUWING 2.1. BESTEMMING De hoofdbestemming binnen deze zone is het wonen. Slecht één nevenactiviteit per pand (over max. 1 niveau) is toegestaan; dit kan zijn: horeca, detailhandel, diensten, kantoren, ambachtelijke nijverheid, openbare diensten, gemeenschapsvoorzieningen. Inrichtingen die abnormale rook, reuk, lawaai en/of andere hinder veroorzaken, zijn niet toegelaten BEBOUWINGSWIJZE Aaneengesloten of in groepen zoals aangeduid op het plan. Onderbrekingen in de gesloten bouwrijen zijn toegelaten mits afgewerkte zijgevels op minimum 3 m afstand van de zijdelingse perceelsgrens en voor zover de bebouwing van de aanpalende eigendom niet in het gedrang komt. Bij bebouwing of nieuwbouw dient deze laatste eveneens op zijn perceel een dergelijk gebouw op te richten met inachtneming van diezelfde minimum afstand van 3 m tot de perceelsscheiding. De minimum afstand van naar elkaar gerichte zijgevels bedraagt bijgevolg 6 m. Voor de aldus ontstane open ruimten zijn de voorschriften van de zone voor tuinen van toepassing PLAATSING DER GEBOUWEN Alle constructies dienen op de vastgestelde bouwlijn ingeplant te worden bij nieuwbouw of belangrijke verbouwing HOOGTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel + plan 2.5. DIEPTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel 2.6. DAKVORM Zie art en tabel

9 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) 9 3. ZONE VOOR HALFOPEN BEBOUWING 3.1. BESTEMMING De hoofdbestemming binnen deze zone is wonen. Slechts één nevenactiviteit per pand (over max. 1 niveau) is toegestaan; dit kan zijn: horeca, detailhandel, diensten, kantoren, ambachtelijke nijverheid, openbare diensten, gemeenschapsvoorzieningen. Inrichtingen die abnormale rook, reuk, lawaai en/of andere hinder veroorzaken, zijn niet toegelaten BEBOUWINGSWIJZE Vrijstaande of gekoppeld in groepjes van max. 5 woningen. Vrijstaande gebouwen en kopgebouwen van een groep woningen moeten afgewerkte zijgevels hebben op min. 3 m afstand van de zijdelingse perceelsgrens en voor zover de bebouwing van de aanpalende eigendom niet in het gedrang komt. Bij bebouwing dient deze laatste eveneens op zijn perceel een gebouw op te richten met inachtneming van diezelfde min. afstand van 3 m tot de perceelsscheiding. De min. afstand van naar elkaar gerichte zijgevels bedraagt bijgevolg 6 m. Voor de aldus ontstane open ruimten zijn de voorschriften van de zone voor tuinen van toepassing PLAATSING DER GEBOUWEN Alle constructies dienen op de vastgestelde bouwlijn ingeplant te worden bij nieuwbouw of belangrijke verbouwing HOOGTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel + plan 3.5. DIEPTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel 3.6. DAKVORM Zie art en tabel

10 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) ZONE VOOR OPEN BEBOUWING 4.1. BESTEMMING De hoofdbestemming wonen is in principe combineerbaar met een handels- of horecafunctie of met enig ander niet hinderlijke dienstverlenende of ambachtelijke bedrijvigheid. Inrichtingen die abnormale rook, reuk, lawaai en/of andere hinder veroorzaken zijn niet toegelaten. Minimum drie kwart van de bruto vloeroppervlakte moet per pand een woonbestemming hebben BEBOUWINGSWIJZE ofwel gekoppeld, ofwel vrijstaand PLAATSING DER GEBOUWEN Woningen dienen hetzij ingeplant op de verplichte bouwlijn, hetzij vrij binnen de aangeduide zonegrenzen. De afstand tot de zijdelingse perceelsscheiding bedraagt min. 3 m en tot de achterkavelgrens min. 8 m. Het aantal woningen per ha mag max. 20 bedragen HOOGTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel 4.5. DIEPTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel 4.6. DAKVORM Zie art en tabel

11 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) ZONE VOOR WONEN + HANDEL 5.1. BESTEMMING In deze zone wordt de vestiging van een handels- of horecafunctie aangemoedigd in die mate dat zowel de woon- als de handelsfunctie evenwaardige hoofdbestemmingen vormen. Deze handelsfunctie kan zijn horeca, detailhandel, diensten, kantoren, ambachtelijke bedrijven, openbare diensten en gemeenschapsvoorzieningen. Per pand moet naast de handelsfunctie (die max. 2 bouwlagen mag innemen) ook een woonfunctie voorzien worden BEBOUWINGSWIJZE Aaneengesloten zoals aangeduid op het plan. Onderbreking in de gesloten bouwrijen zijn toegelaten mits afgewerkte zijgevels op minimum 3 m afstand van de zijdelingse perceelsgrens en voor zover de bebouwing van de aanpalende eigendom niet in het gedrang komt. Bij bebouwing of nieuwbouw dient deze laatste eveneens op zijn perceel een dergelijk gebouw op te richten met inachtneming van diezelfde minimum afstand van 3 m tot de perceelsscheiding. De minimum afstand van naar elkaar gerichte zijgevels bedraagt bijgevolg 6 m. Voor de aldus ontstane open ruimte zijn de voorschriften van de zone voor tuinen van toepassing PLAATSING DER GEBOUWEN Alle constructies dienen op de vastgestelde bouwlijn ingeplant te worden bij nieuwbouw of belangrijke verbouwing HOOGTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel + plan 5.5. DIEPTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel 5.6. DAKVORM Zie art en tabel

12 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) ZONE VOOR OPENBAAR NUT 6.1. BESTEMMING Zone bestemd voor gebouwen, inrichtingen of ruimten van openbaar nut, met bijbehorende parkeervoorziening: Zone I: bestemd voor openbare nutszaken zoals elektriciteitscabines etc. Zone II: bestemd als kerkhof Zone III: bestemd als onderwijsinstelling en speelpleinen Zone IV: bestemd als pompstation voor het waterzuiveringsgebied van de NMDW 6.2. BEBOUWINGSWIJZE Alle constructies moeten vanuit architectonisch en stedenbouwkundig oogpunt verantwoord zijn qua vormgeving, aangewende materialen en inplanting. De vereiste parkeerplaatsen dienen binnen de zone te worden aangelegd. De gezamenlijke terreinbezetting van de gebouwen (met inbegrip van alle gebouwen) mag de 60 % van de perceelsoppervlakte niet overschrijden. Het niet bebouwde of niet verharde deel van de strook dient als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Uitzondering hierop wordt gemaakt voor de zone III waar omwille van verharde speelplaatsen, de gezamenlijke terreinbezetting max. 75 % mag bedragen PLAATSING DER GEBOUWEN Vrij binnen de op kaart aangeduide strook, op voorwaarde dat de woonkwaliteit van de aanpalende woonbuurten niet geschaad wordt. Vrijstaande gebouwen krijgen eenzelfde afwerking van de voor-, zij- en achtergevels HOOGTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel Op de grens met andere bestemmingszones is onderstaande gabarietregel van toepassing DIEPTE DER GEBOUWEN Zie art DAKVORM Zie art. 1.7.

13 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) ZONE VOOR OPENBAAR NUT/WONEN Deze zone kent een gemengde bestemming openbaar nut/wonen. Het aandeel van beide bestemmingen kan variëren van 0 % tot 100 %. Naargelang de bestemming openbaar nut of wonen zijn respectievelijk de voorschriften onder art. 6 of art. 4 van toepassing (uitgezonderd 4.3). De woningdichtheid ligt tussen 20 en 30 woningen/hectare. Indien de bestemming 100 % wonen wordt dient voorafgaandelijk een globaal inrichtingsplan te worden ingediend en goedgekeurd door de bevoegde diensten.

14 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) WOONGEBIED MET AANDACHT VOOR HET LANDSCHAP 8.1. BESTEMMING Deze gebieden zijn gelegen langs landschappelijk waardevolle gebieden, geklasseerde landschappen of natuurgebieden, open te houden gebieden en/of andere landschapsgevoelige gebieden. De hoofdbestemming is wonen, als nevenbestemming worden kleinhandel en diensten toegelaten in zoverre het rustig karakter van de omgeving niet in het gedrang komt (min. 85 % van de bruto vloeroppervlakte moet per pand een woonbestemming hebben). In deze zone dient elke vergunningsplichtige handeling onderworpen te worden aan een bijkomend onderzoek inzake landschapsinkleding, gebruikte materialen, bouwhoogte, bouwvolume en de plaats van inplanting. Ter verduidelijking volgen hier enkele aanwijzingen: landschapsbepalende elementen (reliëf, hoogstammige bomen, hagen, houtwallen, e.d.) dienen te worden gevrijwaard en kunnen slechts na gunstig advies van de bevoegde dienst (groenbeheer) gewijzigd worden. enkel streekeigen beplanting is te gebruiken in deze zone. bijgebouwen dienen met het hoofdgebouw een eenheid te vormen BEBOUWINGSWIJZE Vrijstaand of gekoppeld (max. 2 woningen) de min. afstand tot de perceelsgrens bedraagt 4 m. Gebouwen die opgericht werden op achteringelegen percelen dienen min. 10 m van de perceelsgrenzen te blijven (elk achteringelegen perceel 2,5 m breedte). Ingeval van gekoppelde bebouwing dienen beide gebouwen zich op dezelfde bouwlijn te bevinden. De zonebezetting mag max. 30 % bedragen met een max. bebouwde oppervlakte van 250 m² PLAATSING DER GEBOUWEN Vrij binnen de op kaart aangeduide strook en mits het volgen van de bepalingen onder HOOGTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel 8.5. DIEPTE DER GEBOUWEN Zie art DAKVORM Zie art en tabel

15 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) OPSLAGRUIMTEN 9.1. BESTEMMING Bijgebouwen, zoals opslagplaatsen voor kleinhandel en ambachtelijke bedrijven en in beperkte mate autobergplaatsen (max. 30 %). Abnormale hinderlijke stoffen, schroot en autowrakken zijn niet toegelaten. Bijgebouwen zonder hoofdgebouwen zijn eveneens niet toegelaten. De opslagruimten zijn enkel toegelaten bij handelsvestigingen, op het perceel in de voorliggende zone voor wonen en handel BEBOUWINGSWIJZE Alle constructies moeten vanuit architectonisch en stedenbouwkundig oogpunt verantwoord zijn qua vormgeving, aangewende materialen en inplanting. De zonebezetting mag max. 75 % bedragen, op voorwaarde dat deze bijgebouwen horen bij hoofdgebouwen, die een handel-, diensten- en/of ambachtelijke bestemming hebben. Het resterende oppervlak moet verplicht met groen beplant worden en als dusdanig gehandhaafd. Ingeval er enkel een woonfunctie is in het hoofdgebouw, zijn de voorschriften die gelden voor zone voor tuinen hier van toepassing PLAATSING DER GEBOUWEN Vrij binnen de op kaart aangeduide strook op voorwaarde dat de leefbaarheid van de aanpalende zones niet geschaad wordt HOOGTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel 9.5. DIEPTE DER GEBOUWEN Zie art DAKVORM Plat dak verplicht.

16 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) WATERWINNINGSGEBIED Deze vorm is bestemd voor het winnen van ondergronds water met het ook op zijn aanwending ter bereiding van drinkwater. Qua lozing van afvalwaters en het plaatsen van ondergrondse houders voor vloeibare koolwaterstoffen dient men zich strikt te houden aan de voorschriften van de NMDW. 11. TE BEHOUDEN WAARDEVOL GEBIED Hiermee worden bedoeld die zones die een historische, architectonische, stedenbouwkundige of stadslandschappelijke waarde hebben, maar die nog niet bij KB of bij besluit van de Vlaamse Executieve (BVE) als stadsgezicht of als monument zijn beschermd. Verbouwingen dienen rekening te houden met de identiteit zelf van het pand en met de relatie van het pand in zijn omgeving en dienen een positieve bijdrage te zijn. Aanpassingen van de vorm aan functionele noden zijn slechts toegelaten voor zover ze het karakter van het bouwsel niet schaden. Slopingen in dit gebied kunnen slechts toegelaten worden nadat een vervangend ontwerp is goedgekeurd. Nieuwbouw dient rekening te houden met de specifieke historische, architectonische, stedenbouwkundige of landschappelijke waarde van het gebied en van het perceel; hierbij zal gestreefd worden naar een gebiedseigen, sobere en hedendaagse architectuur die zich naar geest, volume en materialen op een eerlijke wijze in de zone integreert. 12. BESCHERMD MONUMENT - LANDSCHAP EN/OF LANDSCHAPPEN Hiermee worden bedoeld gebouwen die bij KB of bij BVE als monument beschermd zijn. De gebouwen dienen behouden te worden en door regelmatig onderhoud in goede bouwfysische toestand bewaard. Voor normale onderhoudswerken, (dit zijn dakherstel, reparatie van goten en aflopen, schilderwerken van ramen, deuren en gevelbepleistering) die het algemeen aspect van het pand niet wijzigen dient vooraf geen advies gevraagd. Buitengewone onderhoudswerken, verbouwingen die de stabiliteit in het gedrang brengen en restauratie zijn toegelaten op voorwaarde dat er geen verzet is tegen de voorgestelde werken vanwege de minister of staatssecretaris, bevoegd voor de monumenten- en landschapszorg.

17 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) BOUWVRIJE TUINSTROOK Deze strook dient beplant te worden met een combinatie van gras, sierstruiken en bomen. De beplantingen dienen met zorg onderhouden te worden en zo nodig met jonge planten vernieuwd. De verharding voor toegangswegen mag max. 60 % van de zoneoppervlakte beslaan wanneer de bouwvrije strook zich situeert voor een zone voor wonen + handel en max. 25 % wanneer de bouwvrije strook zich voor een andere strook bevindt. Elke constructie is hier uitgesloten. 14. ZONE VOOR TUINEN BESTEMMING Deze zone zal aangelegd worden als tuin. De verharde oppervlakte voor toegangswegen en terras mag max. 30 % van de oppervlakte, in deze zone gelegen, bedragen BEBOUWING Oprichting van bergplaatsen kan worden toegestaan voor zover de gezamenlijke bebouwde oppervlakte 10 % van de perceelsoppervlakte niet overschrijdt met een max. van 20 m² en voor zover de resterende vrije oppervlakte nog minstens 30 m² bedraagt PLAATSING DER GEBOUWEN Zie tabel HOOGTE DER GEBOUWEN Zie tabel DAKVORM Vorm en helling der daken moeten steeds in harmonie zijn met de bedaking in het bouwblok of de straat.

18 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) ZONE VOOR SPEL EN SPORT Deze zone kan zowel openbaar als privé zijn en wordt hoofdzakelijk bestemd als rusten speelterrein, voor de aanleg van sportterreinen, zandbakken, plasvijvertjes, speelweides, speeltuigen, rustbanken, enz. Daarnaast zijn ook dienstgebouwen noodzakelijk voor een goede uitbating van het terrein toegelaten (terreinbezetting max. 5 %). Er dient een groene bufferzone van min. 3 m breedte t.o.v. de aanpalende privétuinen te worden aangelegd. 16. PARKGEBIED Bestemd voor behoud, bescherming en herstel van het natuurlijk milieu en/of groenaanleg. Deze zone moet in zijn staat bewaard worden of zodanig ingericht dat het zijn sociale functie kan aanvullen. Het moet maximaal als groene ruimte aangelegd worden, beplant met gevarieerd inheems hoogstammig groen en minimaal verhard (max. 10 %). In deze zone mag geen enkele hoogstammige boom gerooid worden zonder dat de bij art. 44 voorziene vergunning is bekomen. De geklasseerde abdijgebouwen en aanhorigheden dienen integraal behouden te blijven.

19 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) LANDBOUWGEBIED BESTEMMING Bestemd voor landbouw in ruime zin BEBOUWING Deze agrarische gebieden mogen slechts enkel de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen omvatten, alsmede de woning van de uitbaters benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend dele uitmaken van een leefbaar bedrijf. De bouwaanvraag voor nieuwe gebouwen dient voorafgaandelijk voor advies te worden overgemaakt aan het min. van landbouw of een vervangende bevoegde dienst. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt zijn niet toegelaten. Bij elke vergunningsplichtige handeling of werk dient te worden nagegaan of deze handelingen en werken al dan niet dienen onderworpen aan bijkomende voorwaarden om verenigbaar te kunnen worden geacht met de gespecificeerde schoonheidswaarden van het gebied. Deze mogelijke bijkomende voorwaarden kunnen betrekking hebben op de landschapsinkleding, de gebruikte materialen, de bouwhoogte, het bouwvolume en de plaats van inplanting PLAATSING DER GEBOUWEN Verspreide inplanting binnen de op kaar aangeduide strook met een min. afstand tot de perceelsgrenzen gelijk aan de hoogte van het gebouw HOOGTE DER GEBOUWEN Max. hoogte der gebouwen 10 m (nokhoogte) DAKVORM Schuin dak is verplicht. De helling moet min. 15 en max. 60 bedragen MATERIALEN De aard en de kleur der gevelmaterialen, alsmede de bedaking dient in harmonie te zijn met de landelijke omgeving

20 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) VERKAVELING Wegenaanleg, cultuurtechnische werken, ruilverkaveling en andere landinrichtingswerken zijn in principe toegelaten. Deze werken dienen te geschieden aan de hand van een landinrichtingsplan. Hierbij dient het advies ingewonnen van alle betrokken instanties. 18. WATER Waterlopen Deze kunnen worden aangepast volgens de noodwendigheden zonder echter de sectie te verminderen. Werken van wijziging kunnen slechts in aanmerking genomen worden mits voorafgaande machtiging van de bevoegde overheid en onder voorwaarde dat ze de goede aanleg, de hygiëne en het uitzicht van de omgeving niet schaden. Bij werken langsheen de waterloop dient men rekening te houden met de richtlijnen vervat in het prov. reglement. 19. OPENBARE WEGEN Zone voor openbare wegen en aanhorigheden, zoals signalisaties, voetpaden, fietspaden, verkeersgroen e.d. 20. VOET- EN FIETSPADEN Deze voet- en fietspaden palen niet aan de straat, maar ze maken wel deel uit van het openbaar domein. Deze paden zijn uitsluitend bestemd voor niet-gemotoriseerd verkeer. Groenaanplantingen zijn toegestaan mits het bewaren van een vrije doorgang van min. 3 m.

21 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) OPENBARE PARKING MET GROENAANLEG Zone bestemd voor de aanleg van openbare parkeerplaatsen. Min. 10 % van het terrein moet worden aangeplant met, bij de stedelijke typologie behorend hoogstammig groen, met een max. hoogte van 15 m. 22. ZONE VOOR SOCIALE WONINGBOUW (gedeeltelijke herziening goedgekeurd bij MB van 25/08/2005) Deze zone is bestemd voor sociale woningbouw en/of sociale verkavelingen volgens art. 17 van de wet op de stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Bijkomende verplichtingen voor deze zone zijn: het openhouden van de beek De Vlukken over gans zijn lengte. het aansluiten van het voet- en fietspad, komende vanuit de J. Davidsstraat door de landbouwzone, aan de nieuw aan te leggen wegenis in de zone voor sociale woningbouw. de openbare weg, waarvan de aanzet is vastgelegd in het uit het plan gesloten gedeelte, dient te worden doorgetrokken tot aan de Kortrijksestraat en dit over zijn volle breedte van 12 m. in het voor bewoning bestemde deel dient min. 10 % te worden aangelegd als openbaar groen en speelterrein, deze groenaanleg moet zoveel mogelijk een geheel vormen en visueel contact met de abdij mogelijk maken. er dient bij het bepalen van de kavels maximaal rekening te worden gehouden met passieve zonne-energie en bezonning van de tuinen. de max. bebouwingsdichtheid mag de volgende waarden niet overschrijden: voor sociale verkavelingen max. 15 woningen/ha. voor sociale woningbouw max. 20 woningen/ha geldt als bebouwingsdichtheid minimaal 20 woningen/hectare en maximaal 30 woningen/hectare.

22 RUP K10 deel 1 (gedeeltelijke herziening MB ) ZONE VOOR WONEN EN GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN (gedeeltelijke herziening MB )(vernietigd RvS 26/04/2005) HOOFDBESTEMMING De hoofdbestemmingen binnen deze zone WG zijn wonen of gemeenschapsvoorzieningen op buurtniveau of met een buurtondersteunende betekenis. Hoofdbestemmingen mogen gerealiseerd worden over het volledige pand. De beoordeling of een gemeenschapsvoorziening zich op buurtniveau situeert of een buurtondersteunende functie heeft, gebeurt op basis van een concrete bouwaanvraag en is gebaseerd op de aard, de omvang, de schaal en de mogelijke hinder van de activiteit. Mogelijke hinder betreft abnormale rook, reuk, lawaai, verkeers- of parkeerdruk NEVENBESTEMMING Hiernaast is het toegestaan om per pand en over maximaal 1 niveau één nevenactiviteit te organiseren op voorwaarde dat de hoofdbestemming wonen gerealiseerd werd. Deze nevenactiviteit kan zijn : horeca, detailhandel, diensten, kantoren, ambachtelijke nijverheid, openbare diensten, gemeenschapsvoorzieningen. Inrichtingen die abnormale rook, reuk, lawaai en/of andere hinder veroorzaken, zijn niet toegestaan BEBOUWINGSWIJZE Zie artikel 3.2. Halfopen bebouwing PLAATSING DER GEBOUWEN Zie artikel 3.2. Halfopen bebouwing HOOGTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel + plan DIEPTE DER GEBOUWEN Zie art en tabel DAKVORM Zie art en tabel