ALGEMENE VERGADERING. 28 oktober 2010 SWS/PWB

Transcriptie

1 VERGADERDATUM SECTOR/AFDELING 28 oktober 2010 SWS/PWB STUKDATUM NAAM STELLER 5 oktober 2010 H. Ticheler ALGEMENE VERGADERING AGENDAPUNT ONDERWERP 7 Evaluatie Baggervisie PROGRAMMA voldoende water PORTEFEUILLEHOUDER J. Nieuwenhuis PARAAF ADJUNCT-SECRETARIS mr. G.J. Bos Voorstel - Kennis te nemen van de hieronder beschreven resultaten van het evaluatie rapport; - Kennis te nemen van de bijgestelde schattingen van de aanwezige hoeveelheid baggerspecie (m 3 ) en kostenkentallen voor de uitvoering van baggerwerkzaamheden ( /m 3 ); - Als uitgangspunten nemen een onderhoudcyclus van 7 jaar met uitzondering van de provinciale vaarten (14 jaar); - De aanbeveling uit het evaluatierapport over te nemen om een baggerplan te maken waarin tevens de afspraken met betrekking tot de Vaartplas worden betrokken. Samenvatting In opdracht van het waterschap heeft de Grontmij dit jaar een evaluatie uitgevoerd van de Baggervisie. Gekeken is naar de eerste drie jaren ( ) waarin baggerprojecten in dat kader zijn uitgevoerd. Op basis van de uit deze projecten verkregen cijfers over baggerhoeveelheden, kosten en speciekwaliteit per soort watergang en per uitvoeringsmethode, zijn de kentallen die uitgangspunt vormden voor de meerjaren begroting in de Baggervisie geëvalueerd en bijgesteld. Bijgestelde kentallen zijn gebruikt om kostenscenario s door te rekenen bij verschillende duur van de baggercyclus. Achterliggende gedachte daarbij is dat bij een lange baggercyclus er standaard meer baggerspecie in het systeem aanwezig is dan bij een korte baggercyclus. Als het dan gaat om wegwerken van baggerachterstanden hoeft er bij een lange cyclus minder gebaggerd te worden om in een situatie van regulier onderhoud te komen. In deze notitie wordt op grond van een heroverweging voorgesteld om voor de tochten en het stedelijk gebied uit te gaan van een cyclus van 7 jaar, terwijl voor de provinciale vaarten een cyclus van 14 jaar gehanteerd kan worden. De kostenconsequenties van deze keuze zijn inzichtelijk gemaakt, evenals die van de andere scenario s. Lelystad 13 oktober 2010, het college van Dijkgraaf en Heemraden, de secretaris-directeur, de dijkgraaf, ir. J.B. van der Veen. mr. ir. H.L. Tiesinga. 1 / 10

2 Toelichting Voorgaande besluitvorming 1) Baggervisie In 2006 heeft de AV de Baggervisie vastgesteld. Deze integrale gebiedsdekkende Baggervisie omvatte keuzes om voor de komende jaren tot een effectief uitvoeringsprogramma te komen. Een van de keuzes betrof de termijn waarbinnen de baggerachterstanden zouden worden weggewerkt. De AV heeft toen gekozen voor het scenario van 10-jaar, waarvoor de financiële middelen in de meerjarenbegroting werden opgenomen. De AV heeft in 2009 tijdens het begrotingsproces voor de opstelling van de meerjarenbegroting besloten om het 10-jarenscenario van de baggervisie te verlengen tot een 15-jaren scenario, ten einde de kosten per jaar te verlagen. 2) Veranderde kostentoedelingssytematiek In de Baggervisie werd uitgegaan van 2009 als eerste jaar waarin baggerwerken in het stedelijk gebied en de provinciale vaarten opgepakt zouden worden, waarbij 2007 en 2008 als voorbereidingsjaren gebruikt zouden worden. In 2008 is de kostentoedelingssystematiek van het waterschap veranderd. Als gevolg daarvan gingen de ingezetenen en eigenaren gebouwd van Flevoland naar verhouding meer betalen aan het waterschap. Om in vervolg daarop meer zichtbaar te zijn in het gebied is versneld uitvoering gegeven aan baggerwerkzaamheden in het stedelijk gebied en de provinciale vaarten (AV ; vaststelling Strategienota 2008 Stedelijk water en AV ; Begrotingsbehandeling 2008). Als gevolg hiervan zijn vanaf 2007 zogenoemde hotspot projecten uitgevoerd. 3) ROSW In de regionale bestuursovereenkomst stedelijk water (ROSW, 2009) is vast gelegd dat de kosten van het wegwerken van baggerachterstanden in het stedelijk water volgens een 50/50-verdeling door gemeente en waterschap gedragen zullen worden. Op het moment dat baggerachterstanden in het stedelijk water weggewerkt zijn, zullen de kosten van baggeronderhoud volledig door het waterschap gedragen worden. Een en ander wordt vastgelegd in de maatwerkovereenkomsten stedelijk gebied die aan de ROSW gehangen worden (2010). In de Baggervisie is nog uitgegaan van een 10 jaar durende bijdrage (van 50%) van de gemeenten aan het baggeronderhoud. 4) Kader achterstallig onderhoud stedelijk water In 2010 heeft DenH in het kader achterstallig onderhoud stedelijk water de definitie van achterstallig baggeronderhoud vastgesteld. Deze definitie is de inzet van het waterschap bij de onderhandelingen met de gemeenten. Een watergang die de afgelopen 15 jaar al eens is gebaggerd door de gemeente, wordt hierbij beschouwd als zijnde in reguliere staat van onderhoud. Het waterschap neemt het baggeronderhoud van deze watergangen over zonder dat de gemeente nog zal bijdragen in de kosten. 5) Verwerking baggerspecie ZOF en NOP In 2008 heeft de AV ermee ingestemd dat baggerspecie uit het stedelijk gebied van de ZOF zoveel mogelijk afgezet zal worden in de Vaartplas. Hiertoe is met Staatsbosbeheer een overeenkomst gesloten waarbij het perceel aan de Trekweg, inclusief de Vaartplas, aan Zuiderzeeland in erfpacht is gegeven. Ook in 2008 heeft de AV afgezien van verdere pogingen een locatie aan de Venetocht tot baggerdepot te ontwikkelen. De AV heeft besloten de afzet van baggerspecie in de NOP, voor zover deze niet op aangrenzende percelen verspreid kan worden, over te laten aan marktpartijen. Lopende planvorming Op dit moment worden met de verschillende gemeenten maatwerkovereenkomsten voor de overdracht van stedelijk water voorbereid. Afspraken over het wegwerken van baggerachterstanden maken daar deel van uit. Vanaf 2011 zullen we uitvoering geven aan de afspraken uit de maatwerkovereenkomsten. Dit betreft dus het gezamenlijk wegwerken door Zuiderzeeland en de gemeenten van de baggerachterstanden. Ook zal in het najaar van 2010 een planning uit gewerkt worden voor het daarop volgende reguliere baggeronderhoud in het stedelijk gebied. 2 / 10

3 Voor het landelijk gebied geldt dat baggerwerkzaamheden meegenomen worden in het onderhoudsprogramma voor de tochten. Voor de provinciale vaarten wordt dit najaar op basis van nieuwe peilgegevens een meerjaren planning opgesteld. Evaluatie Baggervisie De Grontmij heeft in opdracht van het waterschap een evaluatie uitgevoerd van de Baggervisie. Daarbij is gekeken naar hoe de uitvoeringspraktijk zich verhoudt tot de Baggervisie. De evaluatie heeft zich daarbij gericht op uitgevoerde baggerwerken van de jaren 2007 tot en met 2009 (hoeveelheden en kosten). Vervolgens zijn er verschillende kostenscenario s doorgerekend voor de komende jaren waarin de achterstanden in baggerwerkzaamheden moeten worden weggewerkt. Daarbij zijn de mogelijke gevolgen voor de meerjarenbegroting inzichtelijk gemaakt. In dit voorstel kunt u kennis nemen van de resultaten van de evaluatie van de Baggervisie. Naar aanleiding van de evaluatie wordt de AV een aantal voorstellen gedaan. Het evaluatie rapport 1 Inleiding Het evaluatierapport richt zich enerzijds op de uitgevoerde baggerwerken in de periode Anderzijds wordt op basis van bijgestelde kostenkentallen en prognoses een aantal scenario s doorgerekend om tot een reguliere onderhoudcyclus te komen. De voor de evaluatie verzamelde gegevens zijn verwerkt in een GIS-database. De Baggervisie was er op gericht om in een periode van 10 jaar (later bijgesteld tot 15 jaar) baggerachterstanden in het beheersgebied van het waterschap weg te werken. In die periode wordt zowel reguliere als achterstandsbaggerspecie verwijderd, immers vindt er continue aanwas van baggerspecie plaats. De aanwas behoort tot het reguliere baggeronderhoud. 2 Baggerwerken Hoeveelheden: In de Baggervisie is gebruik gemaakt van de op dat moment beschikbare onderzoeksgegevens ten aanzien van hoeveelheden baggerspecie die in het systeem aanwezig was. Op basis van kentallen voor de aanwas van baggerspecie is vervolgens berekend hoeveel slib er op enig moment in het watersysteem aanwezig zou moeten zijn. In de evaluatie is nu gekeken hoeveel slib er daadwerkelijk uit de gebaggerde trajecten is gekomen. Deze hoeveelheden zijn vergeleken met de voor de trajecten berekende hoeveelheden in de Baggervisie. Uit de vergelijking blijkt dat verschillen op trajectniveau aanzienlijk kunnen zijn, maar per categorie (tochten, vaarten, stedelijk water) zijn de verschillen beperkt en aannemelijk (minder dan 10% verschil). Op het totaal is het verschil tussen werkelijk gebaggerde hoeveelheid en de in de Baggervisie geprognosticeerde hoeveelheid -4%. Dat er in werkelijkheid minder baggerspecie vrijkomt heeft onder meer te maken met dat de aanwezige profielen van de vaarten ruimer zijn dan het leggerprofiel en buiten het leggerprofiel niet gebaggerd wordt. Een andere oorzaak is gelegen in de verschillende meetmethoden (handmatig peilen vs hydro-akoestische technieken) die nu (deels) worden ingezet. Op basis hiervan zijn nieuwe prognoses berekend voor de in het watersysteem aanwezige hoeveelheid baggerspecie (tabel 1). Tabel 1: Prognose aanwezige hoeveelheid baggerspecie in 2010 Prognose Tochten Provinciale vaarten Stedelijk water Nooit verspreidbaar Totaal Hoeveelheid (m 3 ) Hoeveelheid (m 3 ) In 2010 worden de provinciale vaarten opnieuw ingemeten om een actueel beeld te krijgen van de feitelijke situatie. 3 / 10

4 Snelheid van aanwas: In de Baggervisie zijn aanwassnelheden van baggerspecie aangehouden zoals die in de verschillende baggerplannen gebruikt zijn. De aanwas in de vaarten is daarbij lager ingeschat dan in de tochten en het stedelijk water. Dit is een beeld dat ook bij andere waterschappen herkend wordt. In het evaluatierapport wordt naar voren gebracht dat de nu beschikbare gegevens onvoldoende houvast bieden om de aanwassnelheden uit de Baggervisie te valideren. De redenen hiervoor zijn: onbekende aanwasperioden en het niet bekend zijn van de beginprofielen in de periode van aanwas. Kostenkentallen: In de evaluatie zijn de kostenkentallen berekend op basis van de uitgevoerde baggerwerken (ervaringscijfers). Daarbij is gekeken naar de verschillende categorieën water: tochten, vaarten en stedelijk water, naar de kosten per deelgebied en naar de wijze van verwerken. Uit deze kosten zijn per categorie de kosten per m 3 berekend. De in de evaluatie berekende kostenkentallen zijn vergeleken met de kostenkentallen uit de Baggervisie. Kostenscenario s voor de toekomst kunnen doorgerekend worden op basis van de nieuwe kostenkentallen. Kwaliteit baggerspecie: Sinds de Baggervisie is het Besluit bodemkwaliteit van kracht geworden. In dit besluit zijn nieuwe toepassingskaders voor het toepassen van baggerspecie (en grond) vastgelegd. De oude klasse-indeling (0 t/m 4) is in het toepassingskader verspreiden op aangrenzende percelen vervangen door een indeling in Vrij verspreidbaar (~oude klasse 0), Verspreidbaar op aangrenzende percelen (~oude klasse 1 en 2) en Nooit verspreidbaar (~oude klasse 3 en 4). De bekende locaties met Nooit verspreidbare baggerspecie zijn inmiddels op twee na verwijderd. Een daarvan zal op termijn door de initiatiefnemer uitbreiding vliegveld Lelystad verwijderd moeten worden. De andere betreft de Kuindervaart. Deze is dermate diep dat de noodzaak deze verontreiniging te verwijderen er, gezien het nieuwe waterbodembeleid, niet meer is. Resteert naar verwachting in het watersysteem baggerspecie die Vrij verspreidbaar en Verspreidbaar op aangrenzende percelen is. De kans op het aantreffen van nieuwe locaties met niet verspreidbare baggerspecie blijft uiteraard aanwezig. Belangrijkste conclusies: De belangrijkste conclusies van de evaluatie ten aanzien van de uitgevoerde werken zijn: - Hoeveelheden: We baggeren gemiddeld 4% minder baggerspecie dan waar in de Baggervisie rekening mee is gehouden; - Aanwassnelheid: Er zijn te veel variabelen en onzekerheden om op basis van de evaluatie prognoses voor aanwassnelheid bij te stellen; - Kostenkentallen: De kostenkentallen voor de verschillende categorieën en verwerkingsmethoden kunnen op basis van de verkregen ervaringscijfers worden bijgesteld; - Kwaliteit baggerspecie: De meeste locaties met verontreinigde nooit verspreidbare baggerspecie zijn inmiddels gebaggerd. Bij de evaluatie dient opgemerkt te worden dat het aantal in de evaluatie meegenomen werken nog beperkt is (17 stuks verdeeld over verschillende typen watergangen en methoden van werken). De baggermarkt staat bekend om zijn dynamiek met als gevolg daarvan flinke fluctuaties in het prijspeil van baggerwerken. Daarnaast kent ieder werk zijn eigen specifieke kenmerken wat ook zijn weerslag heeft op de kosten. 3 Kostenscenario s Op basis van de bijgestelde kostenkentallen is een tweetal kostenscenario s doorgerekend. Uitgangspunten voor deze scenario s zijn: - Looptijd van de Baggervisie is 15 jaar: dus vanaf 2007 tot en met In de scenario s doorgerekende periode: 2010 tot en met 2021; - In deze periode worden resterende achterstanden en de jaarlijkse aanwas verwijderd; - De bijdrage van de gemeenten aan het wegwerken van achterstanden is 50%; 4 / 10

5 Jaar Kosten totaal scenario 1 - De bijdrage van de provincie aan het baggeren van de provinciale vaarten is 20% van de kosten voor onbepaalde tijd; - De Baggervisie gaat nog uit van een 50/50-verdeling van de kosten bij baggeren van stedelijk water voor de gehele planperiode waar de Baggervisie betrekking op heeft (ongeacht of dit regulier of achterstandsbaggerwerk is). In de ROSW is overeengekomen dat de gemeenten alleen meebetalen aan baggerwerk indien er sprake is van achterstand; - In overeenstemming met de afspraken die in het kader van de maatwerkovereenkomsten met gemeenten gemaakt worden zullen watergangen met achterstand als eerste worden aangepakt. In de berekeningen is ervan uitgegaan dat 2014 het laatste jaar is dat gemeenten bijdragen; - In de scenario s is gerekend met een inflatie van 2% en zonder post onvoorzien. Scenario 1: In de resterende 12 jaar (inclusief 2010) worden de achterstanden weggewerkt en wordt het watersysteem in een reguliere staat van onderhoud gebracht. De reguliere cyclus voor gemeenten en tochten wordt daarbij op 9 jaar gesteld terwijl die voor de vaarten op 18 jaar wordt gesteld. Scenario 2: Hetzelfde als scenario 1, maar de duur van de reguliere cyclus wordt voor zowel de tochten, de vaarten en het stedelijk water 18 jaar. Ten opzichte van scenario 1 mag er meer specie in het systeem aanwezig zijn in de reguliere situatie (minder snel achterstand). Dit betekent dus dat er in de planperiode van de baggervisie (tot en met 2021) minder gebaggerd zal worden ten opzichte van scenario 1. Tabel 2: Jaarlijkse uitvoeringskosten baggeren (vanaf 2010) voor de verschillende scenario s. Kosten ZZL scenario 1 Kosten totaal scenario 2 Kosten ZZL scenario 2 Prognose kosten ZZL Baggervisie Budget obv voorjaarsnota ,63 1,57 2,58 1,51 2,33 2, ,68 1,60 2,63 1,54 2,38 2, ,74 1,63 2,68 1,57 2,42 2, ,79 1,66 2,73 1,60 2,47 2, ,85 1,69 2,79 1,64 2,52 2, ,20 2,09 1,72 1,61 2,57 2, ,24 2,13 1,75 1,64 2,62 2, ,29 2,17 1,79 1,67 2,68 2, ,33 2,22 1,82 1,71 2,73 2, ,38 2,26 1,86 1,74 2,78 2, ,43 2,31 1,90 1,78 2,84 2, ,48 2,35 1,94 1,81 2,90 2,49 Totaal 30,04 23,69 26,18 19,83 31,24 26,86 Na 2021 zijn alle achterstanden weggewerkt en zal er gebaggerd worden vanuit een reguliere cyclus. De kosten voor Zuiderzeeland hiervoor worden geraamd op ca. 1,0 mln, prijspeil 2010 (uitgaande van 2% inflatie is dit na 2021 ca. 1,3 mln). Uit bovenstaande tabel blijkt dat in de doorgerekende scenario s de kosten lager liggen dan begroot in de Baggervisie. Hier ligt een aantal oorzaken aan ten grondslag: - Kosten voor baggeren in de tochten is de afgelopen drie jaar gemiddeld drie maal zo laag als waar in de Baggervisie rekening mee is gehouden. Dit is de belangrijkste oorzaak van de kostenreductie; - De nooit verspreidbare baggerspecie is inmiddels verwijderd, daardoor hoeft geen rekening meer gehouden te worden met de relatief dure afzet van dit type specie; - Op basis van de ervaringen van de afgelopen drie jaar zijn de hoeveelheden met 4% naar beneden bijgesteld; 5 / 10

6 - De lengte van de reguliere cyclus is in het 18-jarig scenario opgerekt, waardoor er minder specie gebaggerd hoeft te worden; - In de berekeningen is geen post onvoorzien van 10% meer opgenomen, dit in tegenstelling tot de Baggervisie. Uit de tabel 2 blijkt dat de jaarlijkse kosten in scenario 1 ca euro lager zijn dan berekend in de Baggervisie. In scenario 2 zijn de totale kosten aan het einde van de planperiode lager dan die in scenario 1 doordat er in dat scenario meer baggerspecie in het systeem aanwezig mag zijn. De totale kosten in scenario 3 komen overeen met die in scenario 1 (het kleine verschil ontstaat doordat over andere hoeveelheden inflatie berekend wordt). Wel zijn de kosten de eerste vijf jaar aanmerkelijk hoger (50%) dan in de negen jaren daarna. De kosten voor Zuiderzeeland bij scenario 1 liggen ten opzichte van de voorjaarsnota 2010 ca. 0,5 mljn euro lager. In tabel 3 is per scenario en voor de volledige planperiode weergegeven wat de bijdrage is van de gemeenten en de provincie in de verschillende scenario s. scenario 1 komt daar als gunstigste uit naar voren. Tabel 3: Cumulatieve bijdrage van gemeenten en de provincie in de verschillende scenario s Scenario 1 Scenario 2 Bijdrage provincie 1,32 0,51 Bijdrage gemeenten 4,72 4,72 Totaal 6,04 5,23 4 Overweging en aanbevelingen Overweging ten aanzien van de budgetten voor baggeren Eén van de redenen om een integrale gebiedsdekkende Baggervisie op te stellen was dat niet per jaar een baggerprogramma kan worden opgesteld, afhankelijk van de financiële ruimte. Een baggerprogramma vereist een meerjaren doorzicht van de kosten en de financiering daarvan, omdat voorzieningen moeten worden getroffen (depots, afzetovereenkomsten etc.), waarvan de kosten zich over meerdere jaren uitspreiden. Wanneer geen meerjarig baggerprogramma kan worden vastgesteld kunnen ook geen meerjarige voorzieningen worden getroffen, waardoor jaarlijks opnieuw bekeken moet worden welke ruimte er is en een jaarprogramma moet worden opgesteld. Hierdoor zullen enerzijds de kosten stijgen. Anderzijds kunnen er dan ook geen structurele (langdurige) afspraken worden gemaakt met de partners van het Waterschap, mede overheden (Gemeenten, Provincie) en private partijen (Baggervisie, 2006). Dit alles om planmatig en daarmee ook doelmatig de baggeropgave te kunnen verwezenlijken. In de Baggervisie is op hoofdlijnen in beeld gebracht welke financiële middelen (zowel kosten als personeel) zijn gemoeid met de uitvoering van de baggeropgave. Daarbij zijn aannames gedaan en zijn de kosten van het gehele baggerproces in beeld gebracht. Deze kosten zijn destijds onderbouwd en geverifieerd. Een uitvoeringsperiode van 3 jaar is kort om daar nu al definitief conclusies aan te verbinden voor de lange termijn. De uitvoering van de Baggervisie zal nog 12 jaar in beslag nemen en toekomstige prijsontwikkelingen in de baggersector laten zich moeilijk voorspellen. Een evaluatie periode van 5 tot 8 jaar sluit meer aan bij een doelstelling om de meerjarenbegroting bij te stellen. Dit om te voorkomen dat grote fluctuaties ontstaan in de jaarbegrotingen en om er voor te zorgen dat de kosten die gemoeid zijn met het evalueren (uren en inhuur) in verhouding zijn. In een substantieel deel van de watergangen in het stedelijk gebied is op dit moment geen sprake meer van achterstanden. Van de gemeenten kan niet verwacht worden dat zij akkoord zullen gaan met het meebetalen van baggerwerken voor de rest van de planperiode van de Baggervisie (tot 2021). In de scenario s worden daarom watergangen die in de 6 / 10

7 maatwerkovereenkomsten met de gemeenten als achterstallig beoordeeld worden vooraan in de planning gezet. Daarmee wordt de periode waarover gemeenten nog meebetalen aan het baggeronderhoud in de tijd bekort. De gemeenten hebben aangegeven hier de voorkeur aan te geven en het past binnen de afspraken zoals die gemaakt worden in de maatwerkovereenkomsten. Ook vanuit het waterschap (ambtelijk) wordt de wens uitgesproken de periode van samenwerking op dit terrein niet onnodig lang de laten duren. Zowel intern, als tussen gemeente en waterschap en extern schept het duidelijkheid. De verantwoordelijkheid voor het baggeren is eenduidig belegd en er zal er beter gestuurd kunnen worden op planning en voortgang. Genoemde prioritering kan binnen de huidig begrote budgetten. De gemeenten betalen mee aan het baggeren van alle watergangen die in de maatwerkovereenkomsten als achterstallig beoordeeld worden maar door het met prioriteit uitvoeren van deze werken betalen de gemeenten minder mee aan toekomstige (reguliere) aanwas. Bovenstaande resulteert in een sprong in het benodigde budget in 2015 van ca. 0,5 mljn euro bij scenario 1. Keuze tussen de scenario s Het verschil tussen scenario 1 en 2 is gelegen in de lengte van de onderhoudscyclus in landelijk en stedelijk gebied en de hoeveelheid baggerspecie die er in het systeem aanwezig mag zijn. Het beheer en onderhoud van de tochten in het landelijk gebied zal vanaf 2011 in een 9-jarige cyclus zitten. Voordelen van vasthouden aan deze cyclus zijn dat: - het baggeren van de tochten geïntegreerd kan blijven in overige beheer en onderhoudswerkzaamheden in de tochten; - het baggeronderhoud in het stedelijk gebied kan bij een gelijke cyclus beter ingepast worden in de beheerstaken in het landelijk gebied; - ontvangstplichtige aangelanden bij een 9-jarige cyclus met minder grote hoeveelheden baggerspecie geconfronteerd worden dan bij een 18-jarige cyclus; - in het stedelijk gebied beter ingesprongen kan worden op locaties waar excessieve aanwas optreedt (bijvoorbeeld watergangen met veel bladafval), doordat de onderhoudcyclus korter is zonder dat de baggerplanning meteen op zijn kop gezet moet worden. De keuze om voor de provinciale vaarten een 18-jarige cyclus voor te stellen wordt ingegeven door de lagere aanwassnelheid in de vaarten. Dit beeld wordt door andere waterschappen herkend. Hiermee lopen we geen risico s op te grote verondieping. Bij lokaal optredende knelpunten kan altijd maatwerk geleverd worden bij het reguliere onderhoud. Indien de peilingen van de provinciale vaarten (2010) een substantieel verschil laten zien met de hoeveelheden baggerspecie zoals die in evaluatie berekend zijn (tabel 1, blz 4) dan zal de AV daarover geïnformeerd worden. Bovenstaande afwegingen resulteren in het advies om scenario 1 als uitgangspunt te nemen voor de kostenramingen van baggerwerkzaamheden. In de berekende scenario s van de Grontmij is er voor gekozen geen percentage meer op te nemen voor onvoorziene kosten. Dit in tegenstelling tot de Baggervisie waar met 10% onvoorziene kosten is gerekend. Het feit dat er nu is gerekend met ervaringscijfers neemt niet weg dat de baggermarkt er een is met een sterke dynamiek resulterend in wisselende aanneemsommen en uiteindelijk wisselende prijzen per m 3 baggerspecie. Prijsfluctuaties kunnen vooralsnog deels opgevangen worden met de bestemmingsreserve baggeren. Ter illustratie; de prijzen per m 3 baggerspecie bij 3 aanbestedingen in 2010 laten fluctuaties zien van ruim 30%. Het evaluatierapport doet nog aanbevelingen met betrekking tot het opstellen van baggerplannen en het inzichtelijk maken op welke wijze aan de verplichting m 3 baggerspecie in de Vaartplas toe te passen voldaan kan worden. In de maatwerkovereenkomsten met de gemeenten wordt vastgelegd wanneer welke watergangen nog gemeenschappelijk gebaggerd gaan worden. Daarmee komt in feite een einde aan de uitvoering van de huidige baggerplannen stedelijk gebied. Komend najaar zullen verder plannen uitgewerkt worden waarin op watergangniveau wordt aangegeven wanneer 7 / 10

8 welke watergangen in stedelijk gebied gebaggerd gaan worden. De provinciale vaarten worden op dit moment weer ingemeten. Dit is nodig omdat voor de bestekken van de komende 2 tot 3 jaar actuele meetgegevens nodig zijn. Op basis van deze actuele meetgegevens wordt een meerjarenplanning voor baggerwerkzaamheden in de vaarten opgesteld (ook dit najaar). Uit deze planning zal ook blijken welke baggerspecie wanneer naar de Vaartplas zal gaan. Dit betreft overigens met name specie uit het stedelijk gebied van Almere en Lelystad) stedelijk water en provinciale vaarten in het stedelijk gebied). Heroverweging Uit de evaluatie van de baggervisie komt naar voren dat de kosten voor baggeren lager zijn dan in de baggervisie (2006) is verondersteld. Het blijkt dat er circa 0,5 miljoen minder benodigd is dan in de voorjaarsnota is verondersteld. Dit voordeel wordt grotendeels veroorzaakt door prijseffecten in het landelijk gebied. In de evaluatie is gerekend met een onderhoudscyclus van 9 jaar (in lijn met de besluitvorming over de Voorjaarsnota). Het effect van het verlengen van de baggercyclus van 7 naar 9 jaar betreft een bedrag van ongeveer 0,1 miljoen. Uit de evaluatie blijkt dat het voor de provinciale vaarten mogelijk is om een verdubbeling van de onderhoudscyclus aan te houden. Dit uit zich in een scenario van 18 jaar voor de provinciale vaarten. Een kanttekening is dat de evaluatie over een relatief korte periode heeft plaatsgevonden, het aantal projecten tot nu toe is beperkt (3 jr), ook is er in tegenstelling tot de oorspronkelijke baggervisie geen rekening meer gehouden met een post onvoorzien. Door middel van een separaat voorstel zal u gevraagd worden een besluit te nemen over de evaluatie van de baggervisie. Gezien het bovenstaande wordt voorgesteld de onderhoudscyclus te handhaven op 7 jaar. De kosten hiervan bedragen circa 0,5 miljoen ten opzichte van niveau voorjaarsnota (aanleg duurzame oevers en baggeren). Dit bedrag kan grotendeels gedekt worden uit het verwachte voordeel uit de evaluatie baggervisie (dat voornamelijk is ontstaan door baggervoordelen in het landelijk gebied). Personele consequenties In de evaluatie is geen rekening gehouden met de kosten van planvorming en voorbereiding. De kosten hiervan (inhuur) zijn tot op heden betaald uit de budgetten baggeren provinciale vaarten en baggeren stedelijk gebied. Voor wat betreft het stedelijk gebied is het wel meegenomen in het DenH-stuk taakanalyse stedelijk waterbeheer (DenH, 16 september 2010). Voor het onderdeel baggeren provinciale vaarten moet rekening gehouden worden met werkzaamheden op het gebied van planvorming, onderzoek, besteksvoorbereiding, directievoering en toezicht. Dit najaar zal bekeken worden hoe hier in 2011 mee om te gaan. Financiële consequenties Begroting 2010: ) Budget baggeren conform voorjaarsnota: ) Kosten conform evaluatie bij scenario 1: ) Verschil budget en kosten: ) Wegwerken baggerachterstanden in 15 jaar 2) Kosten baggeren verlaagd vooruitlopend op baggerevaluatie 3) Uitgaande van scenario 1 In het bovenstaande is dus is uitgegaan van een 9-jarige baggercyclus voor het landelijk gebied en het stedelijk water conform de uitgangspunten van de meerjarenbegroting. Mocht de AV besluiten deze onderhoudscyclus te verkorten tot 7 jaar (en die voor de provinciale vaarten tot 14 jaar) dan komen de kosten van het baggeronderhoud circa ,- per jaar hoger te liggen. 8 / 10

9 Juridische consequenties Geen Consequenties voor Communicatie Geen Voorstel: - Kennis te nemen van de hieronder beschreven resultaten van het evaluatie rapport; - Kennis te nemen van de bijgestelde schattingen van de aanwezige hoeveelheid baggerspecie (m 3 ) en kostenkentallen voor de uitvoering van baggerwerkzaamheden ( /m 3 ); - Als uitgangspunten nemen een onderhoudcyclus van 7 jaar met uitzondering van de provinciale vaarten (14 jaar); - De aanbeveling uit het evaluatierapport over te nemen om een baggerplan te maken waarin tevens de afspraken met betrekking tot de Vaartplas worden betrokken. Bijlagen - Figuur 1: Kwantitatieve verdeling baggerspecie naar categorie watergang over de drie polders eind 2006 en eind / 10

10 Figuur 1: Kwantitatieve verdeling baggerspecie naar categorie watergang over de drie polders eind 2006 en eind / 10