Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Stand van zaken op de arbeidsmarkt in België en in de gewesten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Stand van zaken op de arbeidsmarkt in België en in de gewesten"

Transcriptie

1 Stand van zaken op de arbeidsmarkt in België en in de gewesten Juni 2018

2 2.

3 INHOUDSTAFEL Opdracht van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid... 4 In memoriam Michel Peffer... 5 Samenstelling van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid... 6 Synthese en aanbevelingen... 9 Stand van zaken op de arbeidsmarkt in België en in de gewesten Lijst van de afkortingen en landen

4 OPDRACHT VAN DE HOGE RAAD VOOR DE WERKGELEGENHEID De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, die werd opgericht op 22 december 1995, verstrekt informatie en advies aan de federale regering, en meer bepaald aan de minister van Werk, de voorzitter van de Raad. De missie van de Raad bestaat erin het werkgelegenheidsbeleid op te volgen en de voorstellen te onderzoeken ter bevordering van de banencreatie. In dat verband voert hij onafhankelijke, beargumenteerde en vernieuwende analyses uit over de vroegere en huidige staat van de arbeidsmarkt, alsook over de toekomstige behoeften, teneinde de werking ervan te optimaliseren. De werkzaamheden van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid passen ook in het bredere kader van het werkgelegenheidsbeleid van de Europese Unie, meer bepaald wat betreft de richtsnoeren voor de werkgelegenheid en de aanbevelingen van de Raad van de Europese unie. De Raad formuleert, in de mate van het mogelijke, concrete en realiseerbare aanbevelingen op maat ter bevordering van de werkgelegenheid, rekening houdend met het algemeen belang en met de specifieke kenmerken van de regionale arbeidsmarkten. Op die manier is hij in staat een wezenlijke bijdrage te leveren aan de beleidsmakers op het vlak van de modernisering van de organisatie van de arbeidsmarkt en haar vermogen om te beantwoorden aan de uitdagingen van de mondialisering, de nieuwe technologieën, sociaaleconomische veranderingen en structurele en institutionele hervormingen. De Raad is samengesteld uit arbeidsmarktdeskundigen uit de academische wereld, overheidsinstellingen, de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling en de private sector. De leden worden benoemd op persoonlijke titel, op grond van hun deskundigheid en ervaring op het vlak van werkgelegenheid en de arbeidsmarkt, en ze vertegenwoordigen dus niet de instellingen die hen hebben aangesteld. Elf leden worden benoemd op voordracht van de federale minister van Werk en tien leden worden aangesteld door de regeringen van de gewesten en van de Duitstalige Gemeenschap: drie leden worden aangesteld door de Vlaamse regering, drie door de Waalse gewestregering, drie door de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en een lid wordt aangesteld door de regering van de Duitstalige Gemeenschap. Door deze samenstelling vormt de Raad een uniek platform voor dialoog en uitwisseling van ideeën tussen het federale niveau en de gewesten en gemeenschappen. 4.

5 In memoriam Michel Peffer Op 3 maart ll. vernamen wij het droevige nieuws van het overlijden van dhr. Michel Peffer, Eredirecteur-generaal van Bruxelles-Formation, vertegenwoordiger van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. We hebben hem tijdens talrijke gedachtewisselingen in het kader van de werkzaamheden van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid leren kennen als een man die zeer begaan was met de problemen inzake werkgelegenheid en werkloosheid, en algemener nog met het welzijn van jongeren en de minstbedeelden. Hij koppelde steeds een strikte professionele benadering aan een groot humanisme. Zo zal hij in onze herinnering blijven voortleven. Marcia De Wachter, Vice-voorzitter van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid 5.

6 SAMENSTELLING VAN DE HOGE RAAD VOOR DE WERKGELEGENHEID Voorzitter PEETERS Kris Federale leden: Ondervoorzitter DE WACHTER Marcia BAIRIOT Jean-François (F) CANTILLON Bea (N) CARLENS Georges (F) DE VOS Marc (N) DONNAY Philippe (F) LONNOY Sandrine (F) NICAISE Ides (N) SELS Luc (N) VAN BELLEGEM Sébastien VEN Caroline (N) Vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel Lid van het Directiecomité van de Nationale Bank van België Mouvement Réformateur CSB, Universiteit Antwerpen Administrateur-generaal Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Universiteit Gent Commissaris bij het Plan Edenred Belgium HIVA/PPW, KU Leuven FETEW, KU Leuven Université catholique de Louvain Econoom en bestuurder van vennootschappen Gewestelijke leden: Brussel: CHAPELLE Gregor (F) MICHIELS Peter (N) Duitstalige Gemeenschap: LENTZ Christiane Vlaanderen: DENYS Jan LEROY Fons VAN DEN CRUYCE Ann Wallonië: BRUNET Sébastien CORNEZ Christine VANBOCKESTAL Marie-Kristine Secretaris: VANTHUYNE Jan Directeur-generaal van Actiris Directeur-generaal Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke overheidsdienst Brussel Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens Randstad Gedelegeerd bestuurder van de VDAB Vlaamse overheid, Departement Werk en Sociale Economie, afdelingshoofd Administrateur général de l'iweps Ancienne Directrice à la Direction de la Promotion de l'emploi, Service public de Wallonie Administratrice générale du FOREM Voorzitter a.i. van het Directiecomité van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 6.

7 CONTACTPERSONEN: SECRETARIAAT VAN DE HOGE RAAD VOOR DE WERKGELEGENHEID FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg: Dietert De VOS - tel Dietert.DEVOS@werk.belgie.be Tom BEVERS, Dietert DEVOS, Valérie GILBERT et Marie-Laure NOIRHOMME. WETENSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Nationale Bank van België: Jana Jonckheere - tel jana.jonckheere@nbb.be Philippe DELHEZ, Jana JONCKHEERE, Maud NAUTET, Yves SAKS et Hélène ZIMMER Dankbetuiging en disclaimer Het wetenschappelijk secretariaat dankt de Algemene Directie Statistiek Statistics Belgium (ADS) en Eurostat voor het ter beschikking stellen van de microgegevens uit de enquêtes naar de arbeidskrachten die in verscheidene hoofdstukken van het verslag worden gebruikt. De ADS en Eurostat zijn niet aansprakelijk voor de uit die gegevens afgeleide resultaten en conclusies. De in dit verslag gebruikte indicatoren en gegevens werden afgesloten op 20 juni Een elektronische versie van dit verslag, evenals van andere publicaties van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, is te vinden op volgend adres: 7.

8 Het DASHBOARD VAN DE ARBEIDSMARKT van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, tot stand gebracht in samenwerking met de Nationale Bank van België, stelt een geactualiseerd overzicht voor van recente statistieken die kunnen geraadpleegd worden via onderstaande link: 8.

9 Stand van zaken op de arbeidsmarkt in België en in de gewesten Synthese en aanbevelingen Juni 2018

10 10.

11 JUNI 2018: STAND VAN ZAKEN OP DE ARBEIDSMARKT 1. De laatste vier jaar is het aantal werkenden in België met ruim eenheden toegenomen. De marktsector is opnieuw de voornaamste drijvende kracht geworden. In een gunstiger economische context, die echter nog steeds niet opnieuw de dynamiek van vóór de crisis teruggevonden heeft, konden de ondernemingen profijt trekken van het herstel van hun concurrentiepositie. In de overheidssector en de niet-marktsector vertraagde de groei van de werkgelegenheid daarentegen. 2. Dat verloop kwam in de eerste plaats de werkzoekenden ten goede. Hun aantal daalde sinds 2014 met nagenoeg Die afname is echter niet enkel toe te schrijven aan een transitie naar werk, maar ook naar inactiviteit. Dat was bijvoorbeeld het geval in 2015, toen de termijn van drie jaar om een inschakelingsuitkering te genieten voor de eerste maal verstreek en een derde van de vroegere begunstigden niet overgingen naar werk en evenmin terechtkonden bij het OCMW. De verplichting van aangepaste beschikbaarheid die werd opgelegd aan de werklozen met bedrijfstoeslag (de vroegere bruggepensioneerden) voerde daarentegen het aantal werkzoekenden op. De voornaamste doelstelling van die maatregelen was de intensiteit van het zoeken naar werk op te trekken. 3. Terwijl de opleving van de activiteit matig bleef, liet de nettowerkgelegenheidscreatie een gestage toename optekenen, in het bijzonder in de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken. Maar er hadden veel meer jobs gecreëerd kunnen worden. Niet alleen stijgt de arbeidsvraag, gemeten aan de hand van door de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling ontvangen vacatures ; het aantal openstaande vacatures vertoont hetzelfde verloop. 4. In mei 2018 bleven werkaanbiedingen bij die instellingen vacant, ongerekend de aanbiedingen voor uitzendkrachten. Niet alle aanvragen betreffen banen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur of voltijdbanen. Er waren ook tal van tijdelijke contracten bij. Die eerste schatting is minimalistisch in de zin dat bij de gepubliceerde statistiek geen rekening wordt gehouden met de aanbiedingen voor uitzendkrachten, teneinde dubbeltellingen te vermijden, en omdat de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling voor de ondernemingen niet het enige indienstnemingskanaal zijn. 5. Om een algemener beeld te verkrijgen, kan worden gerefereerd aan de enquête van Statistics Belgium, waarvan de resultaten naar het gehele land worden geëxtrapoleerd. In het eerste kwartaal van 2018 werden niet minder dan arbeidsplaatsen, waaronder voor uitzendkrachten, als vacant opgegeven. De uitzendarbeid is een zeer bijzonder segment van de arbeidsmarkt, vooral in België, waar hij gekenmerkt wordt door een zeer sterke vraag voor uitermate korte opdrachten, bijvoorbeeld van een dag. Dat verschillend gedragspatroon van de Belgische werkgevers die de flexibiliteit van dat arbeidsaanbod maximaal willen aanwenden, beïnvloedt de internationale vergelijkingen van vacatures als gevolg van de aanzienlijke rotatie van de uitzendkrachten. 6. De enquêtes van de Nationale Bank van België tonen aan dat de ondernemingen meer en meer onderhevig zijn aan productiebeperkingen die gelinkt zijn aan openstaande vacatures. Het is wel degelijk het groeipotentieel van de Belgische economie dat wordt aangetast door het tekort aan arbeidskrachten. De drie gewesten hebben te kampen met die toenemende spanningen op de arbeidsmarkt, maar die zijn meer uitgesproken in Vlaanderen en Brussel, alsook voor sommige beroepen. 7. Dat is ongetwijfeld een van de voornaamste uitdagingen voor het werkgelegenheidsbeleid. Want zonder kordaat en snel optreden zal dat in hoge mate structureel probleem welk bij elke conjunctuurverbetering aanzwelt, enkel maar groter worden. Twee factoren zullen een bijdrage 11.

12 eraan leveren. De eerste is van kwantitatieve aard. Niet alleen blijft de arbeidsmarktparticipatie in België ten opzichte van het Europese gemiddelde zwak en is de arbeidsreserve (volgens de definitie van Eurostat), d.w.z. de werkzoekenden, de ondertewerkgestelden en de inactieven die zich op sommige voorwaarden op de arbeidsmarkt zouden kunnen aanbieden, de geringste van de landen waarmee wordt vergeleken (onze drie voornaamste buurlanden en de noordse landen), maar de vergrijzing van de bevolking zal zowel het totale arbeidsaanbod verminderen als de structuur ervan wijzigen door het opvoeren van het aandeel van de oudste bevolkingsgroepen waarvan de participatiegraad nog te gering is. Daarnaast is ook het aantal personen die niet aan de arbeidsmarkt willen of kunnen deelnemen in België het hoogst en bedraagt 38 %, dat is 10 procentpunt meer dan het gemiddelde van de landen waarmee wordt vergeleken. Over de voorwaarden inzake de activering van dat aanzienlijk gedeelte van de bevolking dient men zich voortaan te beraden. De tweede factor is voornamelijk kwalitatief van aard, nl. de digitale revolutie. Ze kan tot op zekere hoogte de afname van het arbeidsaanbod compenseren door de toegenomen automatisering van sommige taken, maar zal vooral de digitale vaardigheden toevoegen aan de lijst van de reeds door de werkgevers vereiste competenties. Dat vergt een snelle en belangrijke opleidingsinspanning, want die revolutie betreft alle functies en zal ook sectorspecifieke reconversies impliceren Afgezien van de loonsverhogingen die door de sociale partners worden overeengekomen in het kader van de herziene wet van 1996, waarbij het loonconcurrentievermogen van de Belgische ondernemingen wordt gevrijwaard, is er geen ruimte voor significante algemene verhogingen van het reële loon die werken financieel aantrekkelijker kunnen maken. In het algemeen zou bij het bepalen van de loon- en arbeidsvoorwaarden tijdens de loononderhandelingen beter rekening moeten worden gehouden met de productiviteit en met de specifieke sectorale kenmerken. De verwachte hervorming van de structuur van de paritaire comités is een kans om die richting uit te gaan. 9. Ten opzichte van de landen waarmee wordt vergeleken, wordt België gekenmerkt door hoge loonkosten en een zware belastingdruk. Die situatie gaat gepaard met een relatief lage graad van arbeidsmarktparticipatie voor alle bevolkingscategorieën. Wanneer iemand na een periode van werkloosheid of inactiviteit opnieuw aan het werk gaat, is de marginale aanslagvoet bijzonder ongunstig. Algemeen moet worden nagegaan of fiscale bepalingen (huwelijksquotiënt, fiscale behandeling van alleenstaanden en éénoudergezinnen, enz.) geen ontradend effect op het arbeidsaanbod sorteren. 10. Het gewicht van de fiscaliteit en de parafiscaliteit in België leidt tot situaties waarin de belastingwig voor een alleenstaande Belgische werknemer die twee derde van het gemiddelde loon verdient, beduidend (47 %) uitkomt boven bijvoorbeeld die van een Nederlander (42 %) die twee derde meer verdient dan het gemiddelde loon in zijn land. De overeenstemmende belastingwig voor de Nederlandse werknemer met laag loon bedraagt 30,5 %. Voor de Belgische werknemer met een hoog inkomen is dit 59,6 %. 11. Met de taxshift werd precies beoogd de heffingen op arbeid te verlagen, met name voor de laagste lonen, en die te verschuiven naar andere belastinggrondslagen. Het evenwicht dat in acht diende te worden genomen om de impact ervan op de overheidsfinanciën te beperken, heeft echter het effect op de koopkracht gereduceerd. De aantrekkelijkheid van werken voor de lage lonen moet nog worden versterkt zonder de arbeidskosten voor de werkgevers daarbij te verhogen. Het optrekken van de fiscale werkbonus lijkt bijzonder aangewezen om die dubbele doelstelling te halen. 12. Het lijkt noodzakelijk verder te gaan met de vermindering van de fiscale druk op arbeid door veeleer de mogelijkheden tot financiering via een vermindering van de overheidsbestedingen 1 De digitale economie werd behandeld in het verslag 2016 van de Raad. 12.

13 na te gaan. Het is niet de taak van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid om zich uit te spreken over de aard van de compensaties, maar wel om erop te wijzen dat het doel van een soortgelijke hervorming erin zou bestaan de financiële aantrekkelijkheid van werken ten opzichte van inactiviteit of werkloosheid te vergroten. De werkgelegenheidsgraad moet nog worden opgetrokken, vooral bij sommige bevolkingsgroepen 13. In verhouding tot de bevolking van 20 tot 64 jaar, telt ons land minder werkenden (68,5 %) dan het gemiddelde van de EU (72,1 %) en de landen waarmee wordt vergeleken (van 70,6 % in Frankrijk tot 81,8 % in Zweden). Hoewel de werkgelegenheid de laatste jaren sterk is gestegen, is het verschil met onze partners niet verkleind. 14. De doelstelling van 73,2 % waartoe België zich in het kader van de Europa 2020-strategie verbonden heeft, ligt duidelijk buiten bereik. Gelet op de meest recente demografische vooruitzichten, zouden hiervoor tegen 2020 niet minder dan banen moeten worden gecreëerd, dat is gemiddeld per jaar vanaf Dat is veel meer dan waarvan het Federaal Planbureau en de Nationale Bank van België bij ongewijzigd beleid uitgaan. 15. De arbeidsmarktparticipatie van de diverse bevolkingsgroepen is zeer ongelijk. Het is geen typisch Belgisch verschijnsel, maar de omvang van sommige verschillen is in ons land daarentegen veel groter. Hoewel de werkgelegenheidsgraad van vrouwen en 55-plussers regelmatig verbeterd is, ligt hij nog onder het gemiddelde. Voor de laatstgenoemde groep wordt echter sinds het begin van de jaren 2000 nagenoeg een verdubbeling opgetekend. Jongeren, niet-eu-staatsburgers 2 en, transversaal, laaggeschoolden, waarvan de positie de laatste jaren daarentegen verslechterd is, behoren ook tot de kansengroepen op de arbeidsmarkt. 16. Ook geografisch vertoont de werkgelegenheidsgraad grote verschillen. In Vlaanderen bedraagt die van de jarigen 73 %, tegen 63,2 % in Wallonië en 60,8 % in Brussel. De kansengroepen in de gewesten zijn dezelfde als die op nationaal niveau, ondanks sommige specifieke ontwikkelingen die onder meer gerelateerd zijn aan de structuur van de economische activiteit en aan die van de bevolking. We merken eveneens specifieke moeilijkheden op in de grote steden; dit is het geval in elk gewest. 17. Vanuit een internationaal perspectief, is de werkgelegenheidsgraad in België nl. de relatieve kwantiteit ervan gering, maar, zoals bleek uit het Verslag 2017 van de Raad 3, is de kwaliteit van de banen zeer gunstig vergeleken met die van de meest performante landen. 18. De analyse van de kenmerken van de werkzoekenden is logischerwijs een spiegelbeeld van die van de werkenden. De in de werkgelegenheid ondervertegenwoordigde categorieën laten de hoogste werkloosheidsgraad of inactiviteitsgraad optekenen. Terwijl 14,8 % van de beroepsbevolking zonder diploma secundair onderwijs werkloos is, geldt dat maar voor minder dan 4,3 % van degenen met een diploma hoger onderwijs. Zo ook bedraagt de werkloosheidsgraad van de niet-eu-staatsburgers 25 %, terwijl dat voor Belgen 6,2 % beloopt. In Brussel treft de werkloosheid nagenoeg een beroepsactieve op vijf. In Vlaanderen is dat een op twintig en in Wallonië iets meer dan een op tien. Het moet evenwel worden aangestipt dat de daling van de werkloosheid sinds de grote recessie meer uitgesproken geweest is in Wallonië en in Brussel dan in Vlaanderen, wat zou kunnen wijzen op het begin van een dynamiek van gewestelijke convergentie, ook al moet rekening worden gehouden met het concomitante verloop van de beroepsbevolking in de drie gewesten. Er moet worden gezorgd voor een 2 In oktober 2018 komt de Raad met een analyse van de inschakelingsmogelijkheden van de niet-europese migranten op de Belgische arbeidsmarkt. 3 De verlenging en kwaliteit van de professionele loopbanen werden behandeld in het Verslag 2017 van de Raad. 13.

14 effectieve follow-up van de beschikbaarheid van de werkzoekenden en en er moet een algemene en begrijpelijke benadering ter bevordering van de arbeidsmarktparticipatie worden ontwikkeld. Hiervoor moet degressiviteit van de uitkeringen gecombineerd worden met progressiviteit van de begeleidings- en opleidingsinspanningen, en eventueel met de ontwikkeling van specifieke tijdelijk gesubsidieerde activiteiten. 19. De begeleiding naar werk moet niet enkel betrekking hebben op de werklozen, maar ook op steuntrekkenden van de OCMW s en invaliden of personen met een handicap. De gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling werken al in die zin, in overleg met hun andere gesprekspartners (RIZIV, lokale overheid, werkgevers, enz.). Dat beleid moet worden aangehouden en zelfs geïntensiveerd. 20. De autoriteiten moeten eveneens ervoor zorgen dat geen enkele vorm van discriminatie geduld wordt, zowel bij de indienstneming als bij de uitbouw van de loopbaan. Dat moet kaderen in een algemeen beleid ter bevordering van de kwaliteit van de arbeid en van de loopbanen bij werkgevers. De Raad pleit er in de eerste plaats voor dat werkgevers, ondernemingen en overheid een inclusief beleid inzake human resources zouden voeren dat erop gericht is indienstnemingscriteria te bepalen welke beantwoorden aan de reële noden van de functies en waarbij elke werknemer in staat wordt gesteld zijn talenten te valoriseren via een begeleiding gedurende zijn gehele loopbaan. Een soortgelijke kwalitatieve aanpak kan ertoe bijdragen het absenteïsme te verminderen en de discussie over de zware beroepen over een nieuwe boeg te gooien, want die mag niet worden herleid tot een kwestie van pensioenrechten. 21. Financiële steun (zoals een werkbonus voor de werknemers en gerichte verlagingen van de sociale lasten voor de werkgevers) mag niet worden uitgesloten voor de verst van de werkgelegenheid verwijderde groepen. Voorts kunnen nieuwe ondernemingsinitiatieven in de sector van de sociale economie mogelijkheden bieden die nog te weinig zijn aangesproken. 22. De activering moet niet enkel mikken op de werkzoekenden maar ook op verder van de arbeidsmarkt verwijderde personen. Sommige werknemers, zoals zij welke nagenoeg op structurele wijze tijdelijk werkloos zijn en daardoor noch productief noch beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, mogen echter evenmin over het hoofd worden gezien. In een kennismaatschappij is onderwijs de sleutel tot werk 23. In een moderne economie berust de ontwikkeling van de werkgelegenheid steeds meer op geschoolde arbeidskrachten. Voor laaggekwalificeerde beroepen vertoont de verhouding tussen de arbeidskosten en de productiviteit vaak een ongunstig verloop, zodat ze steeds meer afhankelijk worden van omvangrijke subsidiëring (bijvoorbeeld dienstencheques, verminderingen van sociale bijdragen). 24. Vanuit dat oogpunt heeft de Europese Unie in het kader van de Europa 2020-strategie een dubbele doelstelling bepaald. Het is zaak, enerzijds het schoolafhaken significant te verminderen en, anderzijds, het aantal jongeren met een diploma hoger onderwijs op te trekken. Op Europees niveau werd ook een strategie inzake noodzakelijke vaardigheden uitgestippeld, nl. de Skills Agenda. Ze berust op drie pijlers: de verbetering van de kwaliteit en de relevantie van de opleiding en van de vaardigheden, de versterking van de zichtbaarheid en de vergelijkbaarheid van de competenties en van de kwalificaties en, ten slotte, de verbetering van het strategisch toezicht op de behoeften inzake vaardigheden met het oog op passender loopbaankeuzes. 25. Het is van fundamenteel belang dat het aantal jongeren dat niet over de nodige bagage beschikt om duurzaam op de arbeidsmarkt te worden ingeschakeld, wordt gereduceerd. Werk blijft immers de beste weg tot integratie in de samenleving en biedt de beste garantie voor een voldoende groot inkomen. Getuigt het dan van genoeg ambitie om te accepteren dat een op tien 14.

15 jongeren niet over die troeven beschikt? België heeft een doelstelling van 9,5 % bepaald, tegen thans 8,9 %. Vlaanderen mikt dan weer op 5,2 %. Uit de werkzaamheden van de HRW blijkt dat elk extra studiejaar de kans om een baan te vinden vergroot. Het kan niet genoeg worden herhaald dat technische en beroepsopleidingen hun gediplomeerden in dat opzicht uitstekende werkgelegenheidsvooruitzichten bieden. De beroepen waartoe ze opleiden, behoren immers regelmatig tot die welke het moeilijkst in te vullen zijn. In dat opzicht moeten de recente hervormingen en vereenvoudigingen van het stelsel van duaal leren in België worden beklemtoond, want zij gaan de goede richting uit. In Vlaanderen is het een volwaardige leervorm in het voltijds onderwijs geworden. De rol van de ondernemingen is essentieel en hun betrokkenheid bij de inhoud van de opleidingen en bij de eigenlijke opleiding moet worden gestimuleerd. Meer in het algemeen moet een duale aanpak worden bevorderd, waarbij gemikt wordt op het opnemen van stages en werkervaring in de opleiding, voor elke vorm van onderwijs, alsook voor de opleiding van de werkzoekenden. Het succes van het alternerend leren in de Duitstalige Gemeenschap moet tot voorbeeld kunnen strekken, hoewel ook daar zich uitdagingen aftekenen. Er dient ter zake te worden gezorgd voor het verwerven van de nodige kennis, vaardigheden en competenties die het levenslang leren vanaf het basisonderwijs faciliteren, opdat de inschakeling in de werkgelegenheid zo duurzaam mogelijk wordt. 26. Teneinde de werkgelegenheidskansen van volwassenen met een laag niveau inzake vaardigheden te verbeteren, moet België in het kader van Skills Agenda mogelijkheden opzetten tot het optrekken van het niveau van de competenties (leesvaardigheid, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden) via een competentiewaarborg voor de gehele volwassen bevolking. Het doel hiervan is om ze zoveel mogelijk het niveau dat overeenstemt met het hoger secundair onderwijs te laten behalen. 27. België telt onder zijn jarigen 45,9 % personen met een diploma hoger onderwijs en scoort zodoende nu al beter dan de Europese doelstelling en lijkt in staat te zijn in 2020 uit te komen op de beoogde 47 %, waartoe het zich verbonden heeft. Dat is een grote troef, want studies over de beroepsinschakeling van jongeren na het beëindigen van de studies tonen aan dat de resultaten des te gunstiger zijn naarmate ze hogergeschoold zijn. Dat mag niet verhullen dat alle studierichtingen in het hoger onderwijs niet dezelfde toekomstmogelijkheden bieden, ook al zijn de kandidaten met dat scholingsniveau zeer polyvalent. Het moet ook worden aangestipt dat de werkloosheidsgraad van de personen met een diploma hoger onderwijs sinds 2000 gestegen is, aangezien de arbeidsmarkt niet alle afgestudeerden uit sommige studierichtingen kon opvangen, met name in de humane wetenschappen. Omgekeerd tonen studenten in België minder belangstelling voor de door de ondernemingen in hoge mate gewilde wetenschappelijke studies. De studenten moeten worden geïnformeerd over de toekomstmogelijkheden en de loonvoorwaarden in de wetenschappelijke en technische richtingen, welke vaak, vooral door vrouwen, worden veronachtzaamd. De bewustmakingscampagnes moeten worden voortgezet en verder worden uitgewerkt. Het onderwijs in de wetenschappelijke richtingen moet ook een nieuwe impuls krijgen, zodat de aantrekkingskracht om ze aan te vatten groter wordt, al bij de allerjongsten. 28. Op meer strategische wijze moeten instrumenten worden opgezet om veelbelovende opleidingen die bijdragen aan innovatie op te sporen en te ondersteunen, d.w.z. niet enkel die welke aan een bestaande vraag beantwoorden, maar ook die welke inspelen op toekomstige behoeften. Toekomstgerichte studies, zoals die opgezet door de Forem in Wallonië of door het VIONA-netwerk in Vlaanderen, moeten de opleidingsactoren sturen. Leerlingen en studenten moeten kunnen worden opgeleid voor beroepen met toekomst, wat ook impliceert dat de opleidingsprogramma s en ook de leerkrachten snel moeten kunnen worden afgestemd op de toekomstige behoeften. De overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling en de opleidingsdiensten moeten ook over voldoende middelen beschikken om kwalificerende opleidingen aan te bieden die inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt en de werkzoekenden moeten ertoe worden aangezet die te volgen. 15.

16 29. De snelle technologische vooruitgang en de ontwikkeling van de kennismaatschappij vergen het verwerven van generieke en digitale vaardigheden, die regelmatig worden bijgewerkt, door een verouderende beroepsbevolking. Een permanente, kwaliteitsvolle beroepsopleiding biedt een antwoord op die uitdaging, doordat ze de productiviteit en de inzetbaarheid van de werknemers en derhalve de werkzekerheid vergroot. Werkzekerheid wordt immers niet langer gedefinieerd als het behoud van een job, maar veeleer als het veiligstellen van een beroepsparcours dat de toegang tot werk waarborgt. Permanente beroepsopleiding levert een grote bijdrage daartoe, zowel in de onderneming (verandering van functie bij dezelfde werkgever) als buiten de onderneming (omscholing naar opkomende beroepen, activiteiten). Het verwerven van nieuwe vaardigheden teneinde een omscholing in de onderneming of bij een andere werkgever mogelijk te maken, moet worden bevorderd. Dat kan gebeuren met de steun van de sectorale opleidingsfondsen, maar moet in ieder geval worden gecertificeerd en erkend. De onvoldoende aangewende procedures tot erkenning van de verworven competenties moeten meer zichtbaarheid genieten: de lijst met beroepen moet nog worden uitgebreid. 30. Het voorbeeld van de noordse landen, waar een aanzienlijke deelname aan permanente opleiding samengaat met een sterke mobiliteit van de werknemers en een hoge werkgelegenheidsgraad is verhelderend. Uit verscheidene enquêtes blijkt dat België een heel eind bij die landen achterblijft. In 2017 hadden 9 % van de werknemers van 25 tot 64 jaar vier weken vóór de enquête toegang gehad tot opleiding, terwijl dat in Denemarken, Zweden en Finland voor een op vier werknemers het geval geweest was. Het valt echter te betreuren dat zelfs in die landen de toegang tot permanente opleiding vooral weggelegd blijft voor hooggeschoolden en de jongste leeftijdscategorieën. Het aanbod inzake opleidingen en stages in ondernemingen moet worden opgetrokken voor de werkzoekenden, in het bijzonder de laaggeschoolde en/of oudere langdurig werkzoekenden. Meer financiële middelen moeten worden geïnvesteerd en de procedures dienen te worden verlicht, maar het is vooral noodzakelijk dat de ondernemingen inspanningen leveren en hun verbintenissen nakomen, zoals in de Duitstalige Gemeenschap, waar ze in hoge mate bijdragen aan het succes van het alternerend leren. 31. De werknemers mogen echter geen genoegen nemen met enkel de door hun werkgever geboden opleidingen, want die zullen onvermijdelijk toegespitst zijn op de behoeften van de onderneming. Ze moeten ook een persoonlijk opleidingsproject kunnen uitwerken dat in overeenstemming is met hun beroeps- en loopbaanverwachtingen. Een individuele opleidingsrekening en een aangeboden coaching moeten hen erbij helpen. Het aandeel van de werkende 50-plussers neemt toe, maar is nog steeds onvoldoende, gezien de hoge kosten verbonden aan de vergrijzing van de bevolking 32. Sinds 2000 is het aantal jarigen die de arbeidsmarkt verlaten met ruim een derde gedaald, met name dankzij de opeenvolgende maatregelen ter beperking van de vervroegde uittredingen uit de arbeidsmarkt. Voor de jarigen is de verlenging van de loopbanen grotendeels toe te schrijven aan het optrekken van de pensioenleeftijd voor vrouwen tot 65 jaar. De laatste hervormingen ter zake beoogden een verhoging van de gemiddelde effectieve leeftijd om de arbeidsmarkt te verlaten. Ze waren erop gericht de criteria inzake toegang tot die regelingen te verstrengen, de betrokken personen te activeren en werken financieel aantrekkelijker te maken. 33. Die dynamiek tekent zich eveneens af in het verloop van de leeftijdsstructuur van het personeel in de ondernemingen: het aandeel van de werknemers van 55 jaar en ouder is tussen 1999 en 2017 verdrievoudigd. Uit die statistieken blijkt eveneens dat de vergrijzing van de beroepsbevolking al aan de gang is. Terwijl 45-plussers aan het einde van de vorige eeuw goed waren voor 30 % van de werknemers, maakten ze in 2017 ruim 40 % van het personeelsbestand uit. 16.

17 34. Het opheffen van de stimuli om de arbeidsmarkt vervroegd te verlaten, draagt ertoe bij het aantal personen dat in de inactiviteit belandt te beperken, maar is niet voldoende om voor de 55-plussers werkgelegenheidsvooruitzichten te handhaven of te creëren. Daartoe moet hun inzetbaarheid worden gevrijwaard, d.w.z. dat ervoor moet worden gezorgd dat het verloop van hun productiviteit en hun loonkosten op elkaar worden afgestemd. In België is er een in hoge mate continue positieve relatie tussen de stijging van de lonen en de leeftijd (voor bedienden, want dat geldt niet voor arbeiders), terwijl in sommige landen sneller een plafond bereikt wordt. De vergrijzing van het personeel van de ondernemingen zou dus voor de Belgische bedrijven potentieel een probleem inzake concurrentievermogen en productiviteit kunnen doen rijzen. Om dat te vermijden, zou de loonstijging gedurende de gehele loopbaan enkel mogen berusten op criteria inzake verworven competenties in plaats van aan anciënniteit gerelateerde overwegingen. Transities worden door de arbeidsmarktinstituties onvoldoende in de hand gewerkt en de meest kwetsbare groepen ondervinden daarvan de gevolgen 35. Andere arbeidsmarktinstituties betekenen een rem voor de mobiliteit en moeten ook zonder taboes kunnen worden heroverwogen. De procedures inzake collectief ontslag moeten bijvoorbeeld sneller kunnen verlopen en meer middelen moeten worden toegewezen aan de professionele heroriëntering, zonder dat de rechten van de werknemers daarbij in het gedrang komen, zodat ze zich sneller opnieuw op de arbeidsmarkt kunnen inschakelen. De outplacementprocedures, ten slotte, moeten strikt worden geëvalueerd teneinde de relevantie ervan te meten, gelet op de behoeften van de arbeidsmarkt. 36. In het begin van de loopbaan wordt voor werknemers de grootste mobiliteit opgetekend. Tijdelijke arbeidsovereenkomsten en uitzendcontracten blijken steeds meer een eerste stap te zijn in het proces tot inschakeling op de arbeidsmarkt. Het risico om zijn baan te verliezen is bijgevolg beduidend groter vóór de leeftijd van 25 jaar dan na 50 jaar. De kans om opnieuw werk te vinden is echter ook veel groter voor jongeren dan voor werkzoekenden ouder dan 50 jaar. Voor degenen die hun baan zouden verliezen, moet de follow-up van de beschikbaarheid en de begeleiding systematisch en effectief zijn, ongeacht hun leeftijd. Het snel (opnieuw) aan het werk helpen moet ook kunnen uitgaan van vernieuwende methodes die de werknemers (aan het einde van hun loopbaan of die een herstructurering meemaken) in contact brengen met potentiële nieuwe werkgever. In dat verband kan bijvoorbeeld worden gerefereerd aan het virtueel platform De trajecten in de werkgelegenheid veiligstellen impliceert niet enkel het creëren van de mogelijkheid om van beroep te veranderen, maar ook het faciliteren van de transitie van het statuut van werknemer naar dat van zelfstandige en omgekeerd. 37. Het feit dat ruim de helft van de werkzoekenden al langer dan een jaar een baan zoekt (voor een derde is dat zelfs al twee jaar) wijst eveneens erop dat de mogelijkheden tot inschakeling of herinschakeling op de arbeidsmarkt ontoereikend zijn. Een groot aantal langdurig werklozen zijn laaggeschoold of ouder dan 50 jaar. Het is noodzakelijk hun onverwijld een nieuwe competentiebalans voor te stellen en samen met hen een nieuw traject inzake beroepsinschakeling te bepalen met eventueel een voorafgaande opleiding of terreinervaring. 38. De aanzienlijke verschillen tussen de werkloosheidgraad in diverse inclusief aan elkaar grenzende provincies duiden erop dat de geografische mobiliteit van de werknemers onvoldoende blijft, ondanks de opeenvolgende aanpassingen van de werkloosheidsreglementering (passend werk, degressiviteit van de uitkeringen, betere begeleiding van jongeren en van 50-plussers) en de samenwerkingsakkoorden tussen de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling. De maatregelen ter bevordering van de intergewestelijke mobiliteit van werkzoekenden, met name voor arbeidsplaatsen die in andere gewesten blijven openstaan, moeten worden voortgezet en geïntensiveerd. De hinderpalen 17.

18 voor de mobiliteit moeten worden gereduceerd en er moet worden gezorgd voor een monitoring in het kader van overleg tussen de diverse betrokken partijen. 39. Eens te meer treft het probleem vooral de laaggeschoolde werkzoekenden, omdat ze minder vooruitzichten hebben dat een verder van hun woonplaats verwijderde baan in vergelijking met hun werkloosheidsuitkering meer inkomen zal opleveren. Gaat men van het provinciaal naar het gemeentelijk niveau, dan is het trouwens opmerkelijk dat de aan Vlaanderen grenzende Waalse gemeenten een beduidend lagere werkloosheidsgraad laten optekenen dan die in het centrum van de provincie. Dat lijkt erop te wijzen dat de inspanningen van de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling (uitwisseling van werkaanbiedingen, gemeenschappelijke opleidingen, met name taalopleidingen) vruchten afwerpen, maar dat er limieten zijn die deels gerelateerd zijn aan de afstand tussen woonplaats en werkplek. Men moet de maatregelen die reeds genomen werden om de mobiliteit tussen de gewesten te stimuleren verder opdrijven. Men moet met name de bevoegde autoriteit inzake openbaar vervoer erbij betrekken, om de continuïteit van de dienstverlening of de aanpassing van de dienstregeling te verzekeren. Die intergewestelijke problematiek is in feite multidimensionaal. Het transportprobleem komt bovenop meer algemene kwesties, nl. de (basis)kennis zelf van de landstalen, de opleidingen in het bijzonder inzake knelpuntberoepen en opkomende beroepen, de coördinatie van de gerichte werkgelegenheidssteun en van de arbeidsmarktinstituties. Conclusies 40. Nooit eerder waren er in België zo veel mensen aan het werk: ruim 4,5 miljoen. Elk van hen draagt bij aan de creatie van de rijkdom die van ons land een van de welvarendste ter wereld maakt. Zoals aangestipt, zou de werkgelegenheid nochtans heel wat hoger kunnen zijn, en de activiteit veel groter. Die bevinding is verontrustend, want onze bevoorrechte positie is niet vanzelfsprekend: ze moet dag na dag worden opgebouwd door het inzetten van ons groeipotentieel. Het menselijk kapitaal is een van de essentiële hefbomen daartoe. Het wordt niet enkel afgemeten aan de kwantiteit, maar ook aan de kwaliteit van de beschikbare arbeidskrachten. 41. Teneinde ons model van sociale bescherming, dat met name gestoeld is op de solidariteit tussen actieven en inactieven, te vrijwaren, moet een groter gedeelte van de bevolking worden ingezet, om het welvaartsniveau per inwoner te behouden en de lasten van de vergrijzing op een bredere basis te laten steunen. 42. Wil men het arbeidsaanbod op een voldoende hoog niveau handhaven, dan zal het noodzakelijk zijn de groepen die thans het minst aan de werkgelegenheid deelnemen, meer in te zetten. Maar dat is niet genoeg. Er moeten ook middelen worden uitgetrokken om ervoor te zorgen dat de beroepsbevolking over de nodige vaardigheden beschikt om in te spelen op de behoeften van de kenniseconomie die thans in volle ontwikkeling is. 43. Aan de hand van die analyses, wil de Raad zijn aanbevelingen opbouwen rond drie pijlers. 44. (1) ACTIVERING en INTEGRATIE van de werkzoekenden en inactieven 1. Activering moet worden begrepen als elke maatregel waarmee beoogd wordt de stimuli tot werken aan te scherpen. Het betreft niet enkel administratieve maatregelen met betrekking tot de criteria inzake het zoeken naar werk voor werklozen, maar ook algemeen financiële aspecten door een herwaardering van het nettoloon zonder verhoging van de loonkosten en kwalitatieve aspecten van het werk teneinde een kader van flexibiliteit en zekerheid voor de werknemers te creëren. 18.

19 De effectieve follow-up van de beschikbaarheid van de werkzoekenden moet worden versterkt. Er moet een algemene en begrijpelijke benadering ter bevordering van de arbeidsmarktparticipatie worden ontwikkeld, die degressiviteit van de uitkeringen combineert met progressiviteit van de begeleidings- en opleidingsinspanningen, en eventueel met de ontwikkeling van specifieke tijdelijk gesubsidieerde activiteiten. De begeleiding naar werk moet niet enkel betrekking hebben op de werklozen, maar ook op steuntrekkenden van de OCMW s en invaliden. 2. De aantrekkelijkheid van werken voor de lage lonen moet nog worden versterkt zonder de arbeidskosten voor de werkgevers daarbij te verhogen. Het optrekken van de fiscale werkbonus lijkt bijzonder aangewezen om die dubbele doelstelling te halen. Algemeen moet worden nagegaan of fiscale bepalingen geen ontradend effect op het arbeidsaanbod sorteren. 3. Bij het bepalen van de loon- en arbeidsvoorwaarden tijdens de loononderhandelingen moet beter rekening worden gehouden met de specifieke sectorale kenmerken. 4. De werkgevers moeten een inclusief beleid inzake human resources voeren dat erop gericht is indienstnemingscriteria te bepalen welke beantwoorden aan de reële noden van de functies en waarbij elke werknemer in staat wordt gesteld zijn talenten te valoriseren via een begeleiding gedurende zijn gehele loopbaan. Een soortgelijke kwalitatieve aanpak moet ertoe bijdragen het absenteïsme te verminderen en de discussie over de zware beroepen over een nieuwe boeg te gooien, want die mag niet worden herleid tot een kwestie van pensioenrechten. Een tijdelijke financiële ondersteuning voor de personen die het verst van de arbeidsmarkt verwijderd zijn moet overigens niet worden uitgesloten. 5. De integratie van personen die behoren tot de kansengroepen (55-plussers, niet-euonderdanen, vrouwen, mindervaliden, enzovoort) vergt ook een gelijkekansenbeleid dat elke vorm van discriminatie beoogt te bestrijden. 45. (2) OPLEIDING voor allen en voor alle leeftijden In een kenniseconomie is opleiding de essentiële voorwaarde om zich duurzaam op de arbeidsmarkt in te schakelen. Initieel onderwijs is een sleutel die toegang geeft tot de werkgelegenheid, maar die initiële bagage moet worden onderhouden en uitgebreid, om bij te blijven met de ontwikkeling van de kennis. 1. Stages en werkervaring moeten meer deel uitmaken van de opleiding voor elke vorm van onderwijs. 2. In het kader van het programma Skills Agenda van de EU moet de gehele volwassen bevolking een bijwerking van de minimale vaardigheden worden geboden, in de eerste plaats de lagergeschoolden. 3. Er moeten instrumenten worden ingesteld om veelbelovende opleidingen die bijdragen aan innovatie te kunnen opsporen en ondersteunen, d.w.z. niet enkel die welke aan een bestaande vraag beantwoorden, maar ook die welke inspelen op toekomstige behoeften. In dat verband moeten de studenten worden geïnformeerd over de toekomstmogelijkheden, de loonvoorwaarden in de wetenschappelijke en technische richtingen, die vaak, vooral door vrouwen, worden veronachtzaamd. Volgens recente gegevens die betrekking hebben op Vlaanderen, beginnen de bewustmakings- en informatiecampagnes effecten te sorteren. Ze moeten worden voortgezet en verder worden uitgewerkt. Het onderwijs in de wetenschappelijke richtingen moet allicht ook een nieuwe impuls krijgen, zodat de aantrekkingskracht om ze aan te vatten groter wordt, al bij de allerjongsten. 4. Voor werkenden, moet het verwerven van nieuwe vaardigheden teneinde een omscholing in hun onderneming of bij een andere werkgever mogelijk te maken, worden bevorderd. Dat kan gebeuren met de steun van de sectorale opleidingsfondsen, 19.

20 maar moet in ieder geval worden gecertificeerd en erkend. De onvoldoende aangewende procedures tot erkenning van de verworven competenties moeten meer zichtbaarheid genieten: de lijst met beroepen moet nog worden uitgebreid. De werknemers mogen echter geen genoegen nemen met enkel de door hun werkgever geboden opleidingen. Een individuele opleidingsrekening zou in dat kader een zeer nuttig instrument zijn. 5. Voor de werkzoekenden, in het bijzonder voor de langdurig werkzoekenden die moeten worden aangespoord om ze te volgen, moet het aanbod inzake kwalificerende opleidingen die voldoen aan de noden van de arbeidsmarkt en stages in ondernemingen worden opgetrokken. Meer middelen moeten worden geïnvesteerd in de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling en in de opleidingsdiensten en de procedures dienen te worden verlicht, maar het is vooral noodzakelijk dat de ondernemingen inspanningen leveren en hun verbintenissen nakomen, zoals in de Duitstalige Gemeenschap. 46. (3) Geografische en beroepsmobiliteit Opleiding is ook een essentieel instrument om functionele- en beroepsmobiliteit mogelijk te maken, maar andere arbeidsmarktinstituties kunnen de mobiliteit beïnvloeden. Het vrijwaren van de trajecten naar werk impliceert niet enkel de mogelijkheid om van beroep te veranderen, maar ook het faciliteren van de transities van werknemer naar zelfstandige en omgekeerd. 1. De maatregelen (taalopleiding, opleidingen in knelpuntberoepen, uitwisseling van werkaanbiedingen tussen de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling) ter bevordering van de intergewestelijke mobiliteit van de werkzoekenden moeten worden voortgezet en geïntensiveerd. 2. Er moet worden gezorgd voor overleg tussen de diverse betrokken partijen teneinde de coördinatie van de gerichte werkgelegenheidssteun en van de arbeidsmarktinstituties te verbeteren. Aangezien de intergewestelijke problematiek multidimensionaal is, moet ook het vervoer worden aangepakt. 3. De procedures inzake collectief ontslag moeten sneller kunnen verlopen, zonder dat de rechten van de werknemers daarbij in het gedrang komen, maar om het hen in staat te stellen zich sneller opnieuw op de arbeidsmarkt in te schakelen. 4. De outplacementprocedures moeten strikt worden geëvalueerd teneinde de relevantie ervan te meten, gelet op de behoeften van de arbeidsmarkt. 5. De ervaringen met virtuele platformen, die, dankzij de nieuwe technologieën, werknemers (aan het einde van hun loopbaan of die een herstructurering meemaken bijvoorbeeld) in contact brengen met potentiële werkgevers, moeten worden bestudeerd om de bijdrage ervan in het perspectief van een duurzame inschakeling in de werkgelegenheid te beoordelen. 47. Uit een overzicht van de gevolgen die aan de aanbevelingen van de HRW werden gegeven, blijkt dat zowel de federale als de gewestelijke autoriteiten zich bij het uitzetten van hun beleidskoers inzake werkgelegenheid herhaaldelijk hebben laten leiden door de analyses en voorstellen van de Raad. 48. Sommige hiervoor geformuleerde aanbevelingen gaan het domein van het werkgelegenheidsbeleid stricto sensu te buiten. Ze dragen bij aan het uitwerken van een arbeidsbevorderend kader dat een groter gedeelte van de bevolking kan aanzetten tot arbeidsmarktparticipatie en investeringen in opleidingen de hand kan werken, allebei stuwende krachten achter de economische ontwikkeling. 20.

21 49. De Raad is uiteraard bereid met de diverse bevoegde autoriteiten, alsook met de sociale partners, een dialoog aan te gaan, met het oog op een optimale tenuitvoerlegging van die krachtlijnen. 21.

22 22.

23 Stand van zaken op de arbeidsmarkt in België en in de gewesten Juni 2018

24 24.

25 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Inhoudstafel 1. Jobs, jobs, jobs: op weg naar volledige werkgelegenheid? Tussen 2014 en 2017 vertoonde de werkgelegenheid een steeds dynamischer groei De werkloosheid is afgenomen maar de verschillen tussen de gewesten blijven groot Arbeidsmarktparticipatie hinkt erg achterop in vergelijking met onze partners Verloop van de atypische arbeidsvormen Eigenschappen van de nieuw ingenomen banen Eigenschappen van de nieuw in dienst genomen personen De uitdagingen voor de toekomst van de arbeidsmarkt De bevolking op arbeidsleeftijd zal het volgende decennium afnemen De dynamiek van de werkgelegenheid neemt af Er ontstaan spanningen op de arbeidsmarkt Werken de eigenschappen van de werkzoekenden een snelle en duurzame arbeidsmarktintegratie in de hand? De scholing verbeteren en afstemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt De afstemming van het arbeidsaanbod op de arbeidsvraag optimaliseren De kost van arbeid Verloop van en projecties voor de loonkosten in België Loonkloof t.o.v. de drie voornaamste buurlanden Arbeidskosten in België: internationale vergelijking Follow-up van de doelstellingen 2020 inzake werkgelegenheid en onderwijs Focus op de Duitstalige gemeenschap Demografie Economische activiteit en werkgelegenheid Werkloosheid Het leerlingwezen in de Duitstalige Gemeenschap Maatregelen genomen teneinde te beantwoorden aan de aanbevelingen van de raad van de HRW, van de EU en van de OESO

26 In dit verslag wordt de stand van zaken opgemaakt van de arbeidsmarkt in België en in de drie gewesten. In het eerste hoofdstuk wordt een korte stand van zaken gegeven van de recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, waarbij onder meer de atypische arbeidsvormen worden vermeld. De hierna volgende onderwerpen worden behandeld in het tweede hoofdstuk: demografisch verloop, arbeidsmarktparticipatie, werkgelegenheid, werkloosheid, spanningen op de arbeidsmarkt, onderwijs, de afstemming van het arbeidsaanbod op de arbeidsvraag en de lonen. De in het kader van de Europa 2020-strategie behaalde resultaten worden in het derde hoofdstuk belicht. In het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op de Duitstalige Gemeenschap en in het bijzonder op het alternerend leren, dat er veel succes oogst. In het vijfde hoofdstuk, ten slotte, wordt ingegaan op de arbeidsmarkthervormingen die recentelijk werden uitgevoerd op basis van de aanbevelingen die in de vorige verslagen van de HRW werden geformuleerd. In de mate van het mogelijke zullen de resultaten van België worden uitgesplitst naar gewest en worden vergeleken met de drie voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk, Nederland) en met de noordse landen (Denemarken, Finland, Zweden). 26.

27 Hoge Raad voor de Wergelegenheid 1. JOBS, JOBS, JOBS: OP WEG NAAR VOLLEDIGE WERKGELEGENHEID? In dit hoofdstuk worden de recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt inzake werkgelegenheid, werkloosheid, participatie en niet-standaard arbeidsvormen toegelicht Tussen 2014 en 2017 vertoonde de werkgelegenheid een steeds dynamischer groei De laatste tien jaar werd de Belgische economie getroffen door twee recessies, de financiële crisis van 2008 en de overheidsschuldencrisis in De werkgelegenheid, die met enige vertraging reageert op de conjunctuurschommelingen, werd in 2009 en 2013 negatief beïnvloed. Sindsdien is de dynamiek van de werkgelegenheid geleidelijk toegenomen, geschraagd door de groei van de activiteit, maar eveneens door het beleid inzake loonmatiging en de maatregelen tot loonkostenverlaging die in het kader van de taxshift werden genomen. De taxshift-component in verband met de vermindering van de fiscale en parafiscale wig voor de werkenden, alsook de hervormingen van de werkloosheidsverzekering en van de eindeloopbaanregelingen hebben het arbeidsaanbod dan weer mee ondersteund. De sinds 2014 in België opgetekende werkgelegenheidsgroei ligt rond het gemiddelde van de landen waarmee wordt vergeleken, namelijk op 4 %, tegen 6 % voor de koploper Zweden en 1 % voor de hekkensluiter Finland. Bovendien moet worden beklemtoond dat de werkgelegenheid in België tijdens de crisissen van 2008 en 2012 beter standhield dan in de meeste Europese landen. Sinds 2014 was de groei van de werkgelegenheid bijzonder krachtig in de sectoren diensten aan ondernemingen, menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, en handel, vervoer en horeca. Enkel in de bedrijfstak financiële activiteiten en verzekeringen wordt nog een daling van het personeelsbestand opgetekend, terwijl de sectoren industrie en bouwnijverheid sinds respectievelijk 2016 en 2017 opnieuw de werkgelegenheidscreatie ondersteunen. Tabel 1 - Binnenlandse werkgelegenheid naar bedrijfstak (voor seizoeninvloeden gezuiverde gegevens, veranderingen in duizenden personen) Binnenlandse werkgelegenheid Werknemers Landbouw Industrie Bouwnijverheid Handel, vervoer en horeca Informatie en communicatie Financiële activiteiten en verzekeringen Exploitatie van en handel in onroerende goederen Diensten aan ondernemingen Overheid en onderwijs Overheid n.b. Onderwijs n.b. Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Menselijke gezondheidszorg n.b. Maatschappelijke dienstverlening n.b. Overige diensten Zelfstandigen Bron: INR. 27.

28 Ook de zelfstandige werkgelegenheid nam gestaag toe, temeer daar ze minder beïnvloed werd door het conjunctuurverloop. Dat succes is met name toe te schrijven aan de sterke dynamiek van de vrije beroepen, de toenemende vraag van de ondernemingen naar meer flexibiliteit (onder meer in het kader van de ontwikkeling van de arbeidsplatforms) en de aan gepensioneerden geboden mogelijkheden om pensioen en een beroepsactiviteit als zelfstandige te combineren. De opeenvolgende verbeteringen van dat sociaal statuut hebben eveneens bijgedragen aan het creëren van een gunstiger klimaat voor het aannemen van dat statuut. De nettobanencreatie was groter dan de toename van de bevolking op arbeidsleeftijd; daardoor werd de werkgelegenheidsgraad opgetrokken tot 68,5 % (20-64-jarigen) in 2017, terwijl hij tussen 2011 en 2015 nog stagneerde rond 67,2 %. Teneinde België in een internationaal perspectief te kunnen plaatsen, worden de gegevens uit de enquêtes naar de arbeidskrachten (EAK) aangewend. Aan de hand daarvan wordt geconstateerd dat België voor de meeste leeftijdsgroepen t.o.v. de landen waarmee wordt vergeleken de minst goede resultaten laat optekenen. Het neemt de 3 de plaats in voor de jarigen en staat op de 5 de plaats voor de jarigen en de jarigen. De resultaten aan het uiteinde van de leeftijdsverdeling zijn bijzonder zwak. Hoewel rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van elk land (belang van de deeltijdarbeid, hogere wettelijke pensioenleeftijd), is er nog een enorme groeimarge ten opzichte van de best performers (Nederland voor de werkgelegenheid van jongeren en Zweden voor de rest van de verdeling). Tabel 2 - Werkgelegenheidsgraad naar leeftijdsgroep (in %, 2017) SE DE NL DK FI FR BE ,0 26,9 54,5 47,3 23,7 10,2 6, ,9 64,6 69,9 64,1 59,3 49,1 38, ,4 78,3 82,8 72,1 73,6 74,4 75, ,5 82,6 85,2 80,1 76,2 78,6 79, ,8 84,2 85,0 82,8 81,2 80,7 82, ,0 86,1 83,2 85,4 84,4 82,9 82, ,9 87,7 83,7 86,0 84,9 82,9 80, ,2 85,7 81,4 83,2 83,8 79,7 76, ,4 80,1 74,7 80,5 76,0 71,9 66, ,2 58,4 55,6 56,5 49,2 29,4 27, ,4 16,1 14,5 18,0 13,5 6,6 5, ,1 7,1 7,0 7,0 7,0 2,8 2,3 Bron: Eurostat. In het rood de zwakste resultaten, in het vet de beste. De werkgelegenheidsgraad varieert ook van gewest tot gewest. Hij is minder hoog in Brussel (58,2 % in 2017 voor de jarigen) en in Wallonië (62,5 %) dan in Vlaanderen (71,5 %). Uit de kaart met de werkgelegenheidsgraden naar gemeente blijkt ook dat de grote steden doorgaans minder goede resultaten laten optekenen dan de plattelandsgebieden. 28.

29 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Grafiek 1 - Werkgelegenheidsgraad naar gemeente en veranderingen tussen 2008 en 2016 (bevolking van 15 tot 64 jaar) Antwerpen Brugge Leuven Hasselt Gent Luik Bergen Waver Charleroi Minder dan 46,5% Tussen 46,5 en minder dan 53% Aarlen Namen Tussen 53 en minder dan 59,5% Tussen 59,5 en minder dan 66% Tussen 66 en minder dan 72,5% 72,5% en meer Antwerpen Brugge Leuven Hasselt Gent Luik Bergen Waver Minder dan -6 pp Charleroi Tussen -6 en minder dan -3 pp Tussen -3 en minder dan 0 pp Aarlen Namen Tussen 0 en minder dan 3 pp Tussen 3 en minder dan 6 pp 6 pp en meer Bron: IWEPS. 29.

30 1.2. De werkloosheid is afgenomen maar de verschillen tussen de gewesten blijven groot De laatste jaren werd een gestage daling van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) opgetekend. Die ontwikkeling is bemoedigend, maar is deels toe te schrijven aan de conjunctuurverbetering. Om dat verloop te consolideren, dient men zich te beraden over de noodzakelijke hervormingen om de arbeidsmarkt veerkrachtiger en de werkgelegenheid toegankelijker en financieel aantrekkelijker te maken. Inzake werkloosheidsgraad presteert België beter dan het Europese gemiddelde, nl. 7,1 % van de beroepsbevolking in 2017, maar minder goed dan Zweden, Denemarken en vooral Nederland en Duitsland, die gekenmerkt worden door een werkloosheidsgraad van respectievelijk 5 en 4 %. Het resultaat van België houdt met name verband met de structurele moeilijkheden inzake integratie van de kansengroepen op de arbeidsmarkt. Grafiek 2 - Werkloosheidsgraad (2017, jarigen) Bron: EC (EAK). Binnen België tekenen zich belangrijke verschillen af tussen de drie gewesten. In Vlaanderen wordt een geringe werkloosheidsgraad (4,4 %) opgetekend, die vergelijkbaar is met de beste resultaten in Europa, terwijl die werkloosheidsgraad in Wallonië (9,8 %) en vooral in Brussel (15 %) veel hoger ligt. Ten opzichte van 2008 geven de twee laatstgenoemde gewesten niettemin een daling van de werkloosheidsgraad te zien, vooral Brussel. Daarbij moet worden aangestipt dat sinds de zesde staatshervorming nieuwe bevoegdheden naar de gewesten werden overgeheveld (dienstencheques, plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, maatregelen tot activering van en controle op de werkzoekenden), wat hen in staat moet stellen aangepaste en doelmatige beleidsmaatregelen te nemen die inspelen op de specifieke kenmerken van hun arbeidsmarkt. De kaart met de werkloosheidsgraden naar gemeente geeft duidelijk de geografische dispariteit van de werkloosheidsgraden tussen de gewesten weer, die zelf relatief homogeen zijn. Het valt ook op dat de werkloosheid relatief hoger is in de grote steden, alsook langs de Samber en de Maas, een verschijnsel dat samenhangt met de voorbije achteruitgang van de Waalse industrie. Sinds

31 Hoge Raad voor de Wergelegenheid kan in tal van Waalse gemeenten echter worden vastgesteld dat de werkloosheidsgraad er vermindert. Grafiek 3 - Werkloosheidsgraad naar gemeente en veranderingen tussen 2008 en 2016 (actieve bevolking van 15 tot 64 jaar) Antwerpen Brugge Leuven Hasselt Gent Luik Bergen Waver Minder dan 3% Tussen 3 en minder dan 5% Charleroi Aarlen Namen Tussen 5 en minder dan 8% Tussen 8 en minder dan 11% Tussen 11 en minder dan 14% 14% en meer Antwerpen Brugge Leuven Hasselt Gent Luik Bergen Waver Minder dan -1 pp Tussen -1 en minder dan 0 pp Charleroi Aarlen Namen Tussen 0 en minder dan 1 pp Tussen 1 en minder dan 2 pp Tussen 2 en minder dan 3 pp 3 pp en meer Bron : IWEPS. 31.

32 1.3. Arbeidsmarktparticipatie hinkt erg achterop in vergelijking met onze partners In België is maar 68 % van de bevolking van 15 tot 64 jaar actief, wat betekent dat ze een baan heeft of op zoek is naar werk. De arbeidsmarktparticipatie zou kunnen worden opgevoerd, want ons land haalt niet de niveaus van de landen waarmee wordt vergeleken en zelfs in Vlaanderen blijft de participatiegraad onder het peil in Frankrijk dat nochtans bij de referentielanden op de laatste plaats staat. Grafiek 4 - Internationale vergelijking van de participatiegraad (in % van de bevolking van 15 tot 64 jaar) Bron: EC (EAK). Hoewel een groot gedeelte van de bevolking een vrij hoge participatiegraad te zien geeft (de jarigen, de mannen, de midden- en hooggeschoolden, ), wegen vijf groepen, die verder van de arbeidsmarkt verwijderd zijn, op de geaggregeerde graad. Het betreft jongeren, 55-plussers, vrouwen, niet-europese staatsburgers en, transversaal, laaggeschoolden. Die groepen vertonen een participatiegraad onder het nationaal gemiddelde, maar vooral ver onder de participatiegraad van de middelste leeftijdsgroep (de jarigen). 55-plussers en in mindere mate vrouwen gaven de laatste jaren een hogere participatie te zien. Voor anderen, zoals jongeren en laaggeschoolden, liep de participatiegraad terug. De arbeidskosten en de vraag van de ondernemingen, alsook de concurrentie van hogergeschoolden, bieden deels een verklaring voor de problemen waarmee laaggeschoolden te kampen hebben. Voor jongeren is de daling van de participatiegraad gerelateerd aan de veralgemening van de hogere studies, de verlenging ervan en het feit dat weinig onder hen in België studies met werk combineren. 32.

33 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Tabel 3 - Participatiegraad naar leeftijd, geslacht, scholingsniveau en nationaliteit voor België en de drie gewesten (2017, in % van de overeenkomstige bevolking van 15 tot 64 jaar) België Brussel Vlaanderen Wallonië Totaal 68,0 66,1 70,6 63,9 Leeftijd jarigen 28,1 22,6 31,5 24, jarigen 85,7 79,6 89,0 82, jarigen 61,8 64,5 63,2 58,5 Geslacht Mannen 72,8 72,9 74,9 68,9 Vrouwen 63,2 59,3 66,3 59,0 Scholingsniveau Laaggeschoolden 41,7 44,8 43,2 38,4 Middengeschoolden 70,1 63,3 72,4 67,6 Hooggeschoolden 85,9 84,5 86,9 84,3 Nationaliteit Belg 68,3 64,2 71,1 64,2 Andere EU-burgers 72,2 76,9 72,9 66,3 Niet-EU-burgers 52,7 54,8 52,4 50,5 Bron: EC (EAK) Verloop van de atypische arbeidsvormen Zoals eerder aangestipt, is de werkgelegenheid de laatste jaren fors gegroeid, onder impuls van de economische opleving, maar ook van de beleidsmaatregelen die de indienstnemingen voor banen met lage lonen en van laaggeschoolden, alsook het aan het werk houden van oudere werknemers beoogden. Aan de hand van de gegevens van de enquêtes naar de arbeidskrachten, wordt in deze paragraaf ingegaan op de kenmerken van de nieuw werkenden in Het betreft banen die sinds minder dan 12 maanden worden uitgeoefend door personen die een jaar voordien werkloos of inactief waren, of die in dienst waren bij een andere werkgever. De kenmerken van die groep worden vergeleken met die van de totale werkgelegenheid, maar ook met de eigenschappen van de nieuw werkenden in 2008, toen volgens de nationale rekeningen arbeidsplaatsen werden gecreëerd. De nieuw werkenden vertonen kenmerken die verschillen van de totale werkgelegenheid. Al met al betreft het meer werknemers, tijdelijke arbeidsovereenkomsten, laaggeschoolden, jongeren en staatsburgers uit een ander EU-land. De eigenschappen van de nieuw werkenden zijn de laatste tien jaar veranderd. In 2017 zijn er meer zelfstandigen, deeltijdwerkers en vooral tijdelijke arbeidsovereenkomsten dan in Wat betreft de bedrijfstakken, hebben de marktdiensten aan belang gewonnen, dankzij de branche diensten aan ondernemingen, die uitzendbanen bevat, en dat ten koste van de industrie, en in mindere mate de bouwnijverheid 1. 1 De analyse werd ook verricht voor 2016 en de resultaten waren grotendeels dezelfde, zie NBB (2018b). 33.

34 Tabel 4 - Analyse van de totale werkgelegenheid en van de nieuw werkenden 1 (in % van het overeenkomstige totaal, werkende of nieuw werkende bevolking tussen 15 en 64 jaar en verandering sinds 2008) Werkgelegenheid Nieuw werkenden Beroepsstatuut Werknemers Zelfstandigen Type van arbeidsovereenkomst Vast Tijdelijk Arbeidstijd Voltijds Deeltijds Bedrijfstak Landbouw Industrie Bouwnijverheid Marktdiensten: Handel, vervoer, horeca Informatie et communicatie Financiële activiteiten en verzekeringen Exploitatie van en handel in onroerend goed Diensten aan ondernemingen Overheid en onderwijs Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Overige diensten Scholingsniveau Laaggeschoold Middengeschoold Hooggeschoold Geslacht Man Vrouw Leeftijd jaar jaar jaar Nationaliteit BE EU Niet-EU Bron: ADS. 1 Personen die in de loop van het jaar aan het werk waren en een jaar voordien hetzij werkloos of inactief waren, hetzij bij een andere werkgever werkten. 34.

35 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Eigenschappen van de nieuw ingenomen banen Dat meer gekozen wordt voor het statuut van zelfstandige is deels toe te schrijven aan de autonomie en de flexibiliteit die er voor de werkenden mee gepaard gaat, hoewel dat statuut ook een grotere werk- en inkomensonzekerheid en minder sociale voordelen met zich brengt. Tal van ondernemingen (met name de arbeidsplatforms) werken liever samen met zelfstandigen dan bezoldigd personeel in dienst te nemen. Voor wie moeilijk een baan als werknemer kan vinden, vormt het statuut van zelfstandige een manier om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Dat statuut wordt ook gehanteerd door gepensioneerden die na hun pensioen actief willen blijven. Naast de maatregelen die reeds werden genomen om het sociaal statuut van die werkenden op te waarderen, heeft de regering in 2018 een verlaging van de socialezekerheidsbijdrage voor zelfstandigen tijdens de eerste twee jaren van de zelfstandige activiteit toegekend. Het aandeel deeltijdwerkers is licht gestegen, geschraagd door de ontwikkeling van het aandeel van het deeltijdwerk bij mannen. Dat type van arbeidsovereenkomst betreft nog steeds viermaal meer vrouwen dan mannen. België onderscheidt zich door het toenemend belang van het deeltijdwerk bij de jarigen. Het is ook opmerkelijk dat onvrijwillig deeltijdwerk beduidend minder frequent voorkomt in België, waar maar 7,8 % van de werknemers in dat stelsel werkt, tegen 26,2 % in de EU15. Het bestaan van diverse regelingen (tijdskrediet, loopbaanonderbreking en thematische verloven) waardoor werknemers hun arbeidstijd kunnen verminderen, heeft zeker bijgedragen aan het succes van het deeltijdwerk. Van die regelingen ging een sterke aantrekkingskracht uit, met name bij werknemers aan het einde van hun loopbaan, die aldus hun arbeidstijd geleidelijk kunnen terugschroeven tot ze met pensioen gaan. De tijdelijke arbeidsovereenkomsten omvatten de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur, de uitzendcontracten, de vervangingsovereenkomsten, de contracten voor de uitvoering van een duidelijk omschreven taak en de studentenarbeid. Hoewel de soepele aanwending van de diverse vormen van arbeidsovereenkomst voor de werkgever een voordeel kan betekenen, kan dat voor de werknemer sommige nadelen inhouden, in termen van loopbaanvooruitzichten, instabiele werkgelegenheid en onbestendig inkomen. Werknemers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst worden de facto vaak het eerst getroffen bij een vertraging van de activiteit, omdat hun contract dan gewoon niet vernieuwd wordt. Hoewel het aandeel van dat type arbeidsovereenkomsten de laatste tien jaar maar zeer licht is toegenomen in de totale werkgelegenheid, is het sterk gestegen bij de nieuw in dienst genomen werknemers. Het bleef niettemin gering in België, waar negen op tien loontrekkenden werken met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Sommige groepen zijn oververtegenwoordigd bij de tijdelijke arbeidsovereenkomsten. Zo worden duidelijk meer jongeren in dienst genomen met dat type overeenkomst (47,4 %, tegen 8,4% voor de jarigen en 3,5 % voor de jarigen). Voor de meeste jongeren van minder dan 25 jaar zijn die overeenkomsten steeds meer een fase die ze door moeten, de toegangspoort tot de arbeidsmarkt en tot een eerste werkervaring. Laaggeschoolden, die over een zwakkere onderhandelingspositie beschikken dan hogergeschoolden, krijgen vaker te maken met die overeenkomst, maar het verschil naar scholingsniveau is in België minder uitgesproken dan in de andere Europese landen. Vrouwen worden ook vaker in dienst genomen met een tijdelijke arbeidsovereenkomst dan mannen. Die situatie is met name het gevolg van de specifieke kenmerken van de sector onderwijs, waar zeven werknemers op tien vrouwen zijn en waar de praktijk van tijdelijke arbeidsovereenkomsten zeer verspreid is, als gevolg van de wijze van vervanging van afwezige leraars. De oververtegenwoordiging van sommige groepen wijst erop dat ze moeilijk een overeenkomst als werknemer voor onbepaalde duur kunnen vinden. Zo worden driemaal meer niet-eu-staatsburgers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur in dienst genomen dan Belgische onderdanen. Het effect van de nationaliteit op de kans om met dat type van overeenkomst in dienst te worden genomen is groter in België dan gemiddeld in de EU

36 Volgens een studie van Federgon 2, hebben personen in 2017 als uitzendkracht gewerkt, waarvan studenten (29 % van het totaal). Een onderneming op drie deed er een beroep op om personeel te vervangen, om in dienst te nemen of als gevolg van een piek in de activiteit. Afgezien van de studenten, zijn 71 % van de uitzendkrachten op zoek naar een vaste baan. Het moet worden aangestipt dat de toegangsgraad tot opleiding van de uitzendkrachten ruimschoots uitkomt boven het nationaal gemiddelde, namelijk 16 % tegen 9 %, en dat de totale tevredenheidsgraad hoog is (86 % volgens de studie van Federgon). De uitzendarbeid omvat een groter aantal jongeren, laaggeschoolden, vrouwen en niet-eu-staatsburgers dan de totale werkgelegenheid. De uitzendarbeid biedt die groepen een bevoorrechte toegang tot de arbeidsmarkt, want, volgens dezelfde studie, werken twee derde van die werknemers binnen een termijn van ongeveer een jaar na een opdracht als uitzendkracht met een vaste arbeidsovereenkomst. Sommige recente maatregelen zijn bedoeld om de flexibiliteit van de arbeidsorganisatie op te voeren. Naast de wet werkbaar en wendbaar werk, waarbij de berekening van de arbeidstijd wordt versoepeld, betreft het met name de invoering van flexi-jobs in de horeca en de uitbreiding van die regeling tot de handel en de gepensioneerden, de hervorming van de studentenarbeid, de invoering van een progressievere berekeningswijze van de opzegtermijn en de verruiming van de uitzendarbeid tot de gehele private sector en, op bepaalde voorwaarden, tot de overheidssector. Het stelsel van de flexi-jobs was oorspronkelijk bedoeld om de flexibiliteit te vergroten en het zwartwerk in de horecasector te verminderen. Het is enkel toegankelijk voor personen die reeds een baan hebben en minstens 4/5 werken. Door die regeling kan een werknemer bijklussen tegen voor hem en voor zijn werkgever voordeliger financiële voorwaarden (loon vrijgesteld van persoonlijke RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing). Aangezien die personen al in de werkgelegenheid opgenomen zijn voor hun hoofdberoep, creëert de regeling evenwel als dusdanig geen extra jobs. Ook de studentenarbeid is steeds meer verspreid. Die ontwikkeling zal zich naar verwachting doorzetten, ondersteund door de versoepeling van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vermindering van de socialezekerheidsbijdrage ter zake. In januari 2017 bedraagt het activiteitsplafond 475 arbeidsuren in de loop van het jaar, in plaats van 50 dagen (dat is het equivalent van maximaal 400 uren of 50 dagen van acht uren) voordien, wat meer soepelheid mogelijk maakt en het aantal opdrachten potentieel doet toenemen. Sinds 2018 geldt voor sommige sectoren (detailhandel) een uitzondering op het verbod op zondagwerk voor jonge werknemers van minder dan 18 jaar in het stelsel van de studentenarbeid. Ondanks die ontwikkelingen, en in tegenstelling tot wat algemeen gepercipieerd wordt, zijn de atypische arbeidsvormen (tijdelijke arbeidsovereenkomsten, deeltijdwerk en statuut van zelfstandige) in België de laatste jaren weinig veranderd. Het Verslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid 2017, waarin de kwaliteit van de werkgelegenheid in de landen waarmee wordt vergeleken en in België werd geanalyseerd, concludeerde dat België terzake een gunstige positie innam Eigenschappen van de nieuw in dienst genomen personen Het is eveneens mogelijk het verloop van de eigenschappen van nieuw in dienst genomen personen te analyseren. Er is een groter aandeel hooggeschoolden, ten koste van de middengeschoolden en de laaggeschoolden. Er kan evenwel worden opgemerkt dat de vermindering van het aandeel laaggeschoolden bij de nieuwe indienstnemingen minder snel verloopt dan van hun aandeel in de totale werkgelegenheid. De kleinere stroom zou derhalve vooral toe te schrijven zijn aan een geringer aantal laaggeschoolden in de Belgische bevolking dan 2 mei

37 Hoge Raad voor de Wergelegenheid aan de grotere moeilijkheden met welke die personen te kampen hebben om zich op de arbeidsmarkt in te schakelen. Inzake leeftijd, telt België proportioneel steeds meer werknemers van 55 jaar en ouder, zij het dat de percentages beperkt blijven. Het betreft de weerspiegeling van de vergrijzing van de bevolking in de werkgelegenheid. Hoewel het productiviteitsniveau van de werknemers van 55 jaar en ouder allicht vrij hoog reikt, is hun groeipotentieel minder groot dan dat van de andere leeftijdsgroepen. Bovendien behoren ze tot de werknemers die het minst deelnemen aan opleidingen. Bij de nieuwe indienstnemingen wordt ook een stijgend aandeel van niet-eu-staatsburgers opgetekend. In die stroom van nieuw in dienst genomen werknemers zijn 57 % van werkgever veranderd, was 16 % een jaar eerder nog werkloos, hadden 19 % pas hun studies afgemaakt en waren de overigen het jaar voordien inactief (gepensioneerd of bruggepensioneerd, arbeidsongeschikt, thuis). Het totaal van de nieuwe indienstnemingen vertegenwoordigde 12 % van de gehele werkgelegenheid in Dat aandeel is relatief minder groot dan in de buurlanden 3, wat doet vermoeden dat de Belgische arbeidsmarkt rigider is. De verklarende factoren zijn eventueel een hoge vervangingsratio bij werkloosheid voor laaggeschoolden, een hoge mate van arbeidsbescherming, vooral bij collectief ontslag, een vrij hoog minimumloon voor laaggeschoolden, een sterke fiscale en parafiscale druk op de lonen, enz. Die rigiditeiten, welke recentelijk weliswaar zijn afgenomen, kunnen een efficiënte allocatie van de werknemers en dus grotere productiviteitswinsten beperken. 2. DE UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMST VAN DE ARBEIDSMARKT In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de grote uitdagingen voor de arbeidsmarkt. Die hebben betrekking op de demografische aspecten, welke een sterke weerslag hebben op de participatie tegen de achtergrond van de vergrijzing van de bevolking. Vervolgens komen het verloop van de werkgelegenheid, de werkloosheid, de spanningen op de arbeidsmarkt, de resultaten van de scholing en de loonkosten aan de hand van gegevens uit enquêtes en administratieve bronnen aan de orde De bevolking op arbeidsleeftijd zal het volgende decennium afnemen Volgens de demografische vooruitzichten van het Federaal Planbureau (FPB), zal de Belgische bevolking toenemen van 11,3 miljoen in 2017 tot 12,4 miljoen in 2040, dat is een stijging met gemiddeld personen per jaar. De bevolkingsgroei wordt voornamelijk geschraagd door het externe migratiesaldo en in mindere mate door het natuurlijk saldo. De bevolkingsgroei en de determinanten ervan verschillen van gewest tot gewest. De vergrijzing van de bevolking blijft meer uitgesproken in Vlaanderen en Wallonië dan in Brussel, waar de bevolking veel jonger is. De voornaamste factor van de groei van de Brusselse bevolking is derhalve het natuurlijk saldo. De bevolking in dat gewest telt immers meer personen met een leeftijd waarop de kans groot is dat ze kinderen en een hogere vruchtbaarheidsgraad hebben. De bevolkingsgroei wordt er eveneens bevorderd door de internationale migratie, als gevolg van de aantrekkingskracht die de hoofdstad heeft voor een groot gedeelte van de immigratie van buitenlanders. Het intern migratiesaldo zou echter negatief bijdragen aan de groei van de Brusselse bevolking. In het Vlaams Gewest wordt de interne migratie, voornamelijk afkomstig uit het Brussels Gewest, de motor van de toename van de bevolking. De externe migratie blijft er vrij stabiel, terwijl de bijdrage van het natuurlijk saldo tussen 2020 en 2040 geleidelijk zal afnemen, 3 In 2016 (laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn voor de internationale vergelijkingen), bedroeg dat aandeel 15 % in Frankrijk, 24 % in Nederland en 29 % in Duitsland. 37.

38 als gevolg van het verdwijnen van de babyboomers. In het Waals Gewest is de bevolkingsgroei in gelijke mate toe te schrijven aan de internationale en de interne migratie (hoofdzakelijk uit het Brussels Gewest). De gevolgen van de vergrijzing zullen geleidelijk verminderen vanaf 2040, wanneer de generatie van de babyboomers een hoge leeftijd bereikt. Grafiek 5 - Voorspelling van de bevolking op arbeidsleeftijd (bevolking van 15 tot 64 jaar, verandering in duizenden personen, jaargemiddelden) Bronnen: ADS, FPB, INR, RVA. Wegens de vergrijzing van de bevolking, zal de groei van de bevolking op arbeidsleeftijd uitkomen onder die van de totale bevolking en van 2023 tot 2033 zelfs een daling laten optekenen. Gedurende die periode zou de gecumuleerde afname personen bedragen. Zulks zal vooral uitgesproken zijn in Vlaanderen ( ) en Wallonië ( ), terwijl Brussel een positieve bijdrage zou blijven leveren aan de bevolking op arbeidslaaftijd ( ). 38.

39 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Grafiek 6 - Vervangingsratio van de actieven naar gewest (verhouding tussen het aantal personen van 18 tot 24 jaar en het aantal personen van 55 tot 66 jaar, in %) Bron: FPB. Zoals eerder aangestipt, komt de vergrijzing van de bevolking tot uiting in een vermindering van de bevolking op arbeidsleeftijd, d.w.z. het potentieel arbeidsaanbod. Ze heeft ook tot gevolg dat de leeftijdsstructuur van de bevolking verandert. Het aantal jongeren (18-24-jarigen) zou minder en minder toereikend zijn om de werknemers van 55 tot 66 jaar die de arbeidsmarkt verlaten, te vervangen. De verslechtering van die vervangingsratio draagt bij tot de verhoging van de spanningen op de arbeidsmarkt (zie paragraaf 2.3). De vraag naar arbeidskrachten om de steeds massalere uittredingen van de babyboomers op te vangen neemt immers toe. De veroudering van de bevolkingsstructuur kan ook een invloed uitoefenen op het groeipotentieel van de economie, en dus op het creëren van welvaart, door het afremmen van de productiviteitswinsten, de ondernemerszin, het innovatievermogen, enz. In 2017 waren er in België immers 3,5 personen op arbeidsleeftijd (15-64-jarigen) tegen één persoon die de pensioenleeftijd had bereikt (65 jaar en ouder); in 2040 zal die ratio evolueren naar 2,4 actieven tegenover één gepensioneerde. Hoewel die situatie zorgwekkend is voor de financiering van onze sociale zekerheid en meer bepaald voor de pensioenen en de gezondheidszorg, doet ze ook problemen rijzen voor de arbeidsmarkt. Aangezien de ratio met betrekking tot de vervanging van werknemers van 55 tot 64 jaar door jongeren van 18 tot 25 jaar in 2023 haar laagste peil zou bereiken, namelijk 51 %, zou de vlotte werking van de arbeidsmarkt in het gedrang kunnen komen. Om tegemoet te komen aan de daling van de bevolking op beroepsactieve leeftijd, zou een andere mogelijkheid erin bestaan de basis van de beroepsbevolking te verruimen, door het inzetten van de arbeidsreserve in de ruime zin, die, naast de werkzoekenden, een gedeelte van de inactieve bevolking omvat 4. 4 Zie Sourbon M., S. Vansteenkiste en L. Sels (2018), Waar kunnen we nog extra arbeidskrachten vinden in Vlaanderen?, Steunpunt Werk, maart. 39.

40 Grafiek 7 - Werkgelegenheid, werkloosheid en arbeidsreserve 1 (in % van de bevolking van 15 tot 74 jaar, 2017) Bron: Eurostat. 1 De arbeidsreserve wordt gedefinieerd als alle personen die werk zoeken maar tijdelijk onbeschikbaar zijn en de personen die beschikbaar zijn om te werken maar geen baan zoeken. Toelichting: De gewestelijke gegevens hebben betrekking op 2016, wat overeenstemt met het laatste jaar waarvoor gegevens voor de arbeidsreserve beschikbaar zijn. Een gedeelte van de inactieve bevolking zou immers kunnen worden geactiveerd en zou deel kunnen gaan uitmaken van de potentiële arbeidskrachten. Volgens de definitie van Eurostat betreft het personen die willen werken en binnen de twee volgende weken beschikbaar zijn, maar geen werk zoeken, alsook mensen die actief werk zoeken, maar tijdelijk onbeschikbaar zijn. We zouden er tellen, namelijk 3,5 % van de klassieke actieve bevolking in Een beter gebruik maken van ondertewerkgestelden (dat zijn deeltijdwerkers die een groter aantal uren willen werken en daarvoor beschikbaar zijn) zou eveneens een oplossing kunnen bieden voor de niet-beantwoorde arbeidsvraag van de ondernemingen. Die groep bevatte personen in 2017, waarvan bijna 70 % vrouwen. Door die diverse groepen op te nemen in de definitie van potentiële arbeidskrachten zou het arbeidsaanbod kunnen worden verruimd, in het bijzonder voor vrouwen, die zich om familiale redenen (bijhouden van kinderen of bijstand aan zieke of arbeidsongeschikte familieleden) vaker in die situaties bevinden dan mannen. Bijgevolg valt op te merken dat België wordt gekenmerkt door de omvang van de groep van inactieven die niet tot de potentiële arbeidskrachten behoren. Het gaat om inactieven die geen werk zoeken en niet beschikbaar zijn. De voornaamste redenen die ze aanvoeren om geen baan te zoeken, zijn het volgen van onderwijs, ziekte en, in het bijzonder voor de vrouwen, de opvang van kinderen of zorgbehoevenden. 40.

41 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Grafiek 8 Redenen waarom inactieven geen werk zoeken, naar geslacht (in % van het totale aantal inactieven van 15 tot 64 jaar die een reden hebben aangevoerd, 2017) Bron: ADS. De vergrijzing en de geringe arbeidsmarktparticipatie maken het noodzakelijk de loopbanen te verlengen (via een verhoging van de effectieve pensioenleeftijd en op termijn van de wettelijke pensioenleeftijd) en de participatie van de gehele bevolking te stimuleren, temeer daar in sommige segmenten van de arbeidsmarkt spanningen tot uiting komen De dynamiek van de werkgelegenheid neemt af Het jaar 2018 zou worden gekenmerkt door een geringere werkgelegenheidscreatie dan de twee voorgaande jaren. Nadat het aantal werkenden in 2016 en 2017 een stijging met respectievelijk en en 2017 had laten optekenen, zou de toename dit jaar maar eenheden meer bedragen en tot 2020 verder blijven afkalven. 41.

42 Grafiek 9 - Binnenlandse werkgelegenheid, arbeidsduur en productiviteit (bijdrage aan de bbp-groei, in procentpunt, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens) Bronnen: INR, NBB. Dat verloop is het gevolg van de geleidelijke vermindering, over de projectieperiode, van de impact van het beleid dat de laatste jaren werd gevoerd ter bevordering van de nettobanencreatie, met name de loonmatiging. Daarbij komt nog een vertraging van de verwachte bbp-groei gedurende de projectieperiode, want die zou in 2020 niet uitkomen boven 1,4 %. Na 3 jaar van sterke nettobanencreatie en dalende werkloosheid, zouden bovendien tekorten inzake het arbeidsaanbod in sommige geografische en functionele segmenten van de arbeidsmarkt de groei van de werkgelegenheid kunnen intomen. Die twee elementen, hogere arbeidskosten en indienstnemingsmoeilijkheden, dragen bij aan de verlenging van de gemiddelde arbeidsduur en stimuleren de productiviteitswinsten voor de werkenden. Volgens de Nationale Bank van België 5 zouden gedurende de periode echter nog banen worden gecreëerd. De geringere toename van de werkenden zal gepaard gaan met een opleving van de productiviteit per uur, waarvan de groei zou aanknopen bij het tempo dat gemiddeld buiten een crisisperiode wordt opgetekend. Na ondanks het economisch herstel tot 2016 te zijn teruggelopen, zal de gemiddelde arbeidsduur toenemen, met name als gevolg van een geringer beroep op tijdelijke werkloosheid en de afschaffing van de uitkeringen voor tijdskrediet zonder motief (begin 2015) die tal van werknemers ertoe had aangezet hun arbeidstijd tijdelijk te verminderen voordat de regeling werd opgeschort. 5 Zie NBB (2018a). 42.

43 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Tabel 5 - Arbeidsaanbod en -vraag (seizoengezuiverde gegevens; veranderingen in duizenden personen, tenzij anders vermeld) r 2019r 2020r Beroepsbevolking Binnenlandse werkgelegenheid p.m. Geharmoniseerde 1 2 werkgelegenheidsgraad 67,3 67,2 67,7 68,5 69,5 69,9 70,2 Loontrekkenden Conjunctuurgevoelige 3 bedrijfstakken Overheid en onderwijs Overige diensten Zelfstandigen Niet-werkende werkzoekenden p.m. Geharmoniseerde 1 5 werkloosheidsgraad 8,6 8,6 7,9 7,1 6,7 6,7 6,8 Bronnen: ADS, FPB, INR, NBB, RVA. 1 Op basis van de gegevens van de enquête naar de arbeidskrachten. 2 Werkenden in % van de bevolking van 20 tot 64 jaar. 3 Landbouw, industrie, energie en water, bouwnijverheid, handel en horeca, vervoer en communicatie, financiële activiteiten, vastgoed en diensten aan ondernemingen. 4 Gezondheidszorg, maatschappelijk dienstverlening, gemeenschapsvoorzieningen en sociale, persoonlijke en huishoudelijke diensten. 5 Werkzoekenden in % van de beroepsbevolking van 15 tot 64 jaar. De meeste banen zullen worden gecreëerd in de conjunctuurgevoelige bedrijfstakken, zij het dat tijdens de projectieperiode een dalende tendens werd opgetekend. In de werkgelegenheid zelf zal de groei van het aantal werknemers sneller vertragen dan die van de zelfstandigen. De laatstgenoemden worden minder erg getroffen door het einde van de loonmatiging. Voorts lijkt een toenemend aantal werkenden voor dat statuut te kiezen, met name als gevolg van de verbeteringen van de laatste jaren aan dit sociaal stelsel, de aan gepensioneerden geboden mogelijkheden om het pensioen te combineren met een beroepsactiviteit als zelfstandige en de toenemende vraag naar meer flexibiliteit. De groei van de werkgelegenheid en de matige stijging van de bevolking op arbeidsleeftijd zorgen voor een afname van het aantal niet-werkende werkzoekenden. In 2018 zullen er gemiddeld minder zijn dan het jaar voordien. De omvang van de beweging zal in de loop van de projectieperiode evenwel sterk verminderen, ook al wordt zulks geschraagd door de geleidelijke uitstroom van een belangrijke cohorte oudere werklozen naar het pensioen. In 2020 zullen, volgens de NBB, voor het gehele land iets minder dan NWWZ worden opgetekend. De werkloosheidsgraad, die sinds 2015 een forse daling had vertoond, zal verder afnemen tot 6,7 % in 2018, dat is een vergelijkbaar niveau met wat in het begin van de jaren 2000 werd opgetekend. Zo komt hij in de buurt van zijn structureel niveau, namelijk een werkloosheidsgraad die bij ongewijzigd beleid nog moeilijk verder kan worden gedrukt. Hij zal vervolgens tijdens de projectieperiode stabiel blijven. 43.

44 Grafiek 10 De werkgelegenheid in de gewesten (verandering in duizenden personen en procenten van het totaal) Bron: INR. De bijdrage van de gewesten aan de werkgelegenheid is stabiel en is uitgesplitst als volgt: 15 % voor Brussel, 58 % voor Vlaanderen en 27 % voor Wallonië. De werkgelegenheid werd in elk gewest niettemin op verschillende wijze getroffen door de crisis van 2008 en de daaropvolgende double dip. In Vlaanderen reageert het verloop van de werkgelegenheid meer op conjunctuurschommelingen dan in Wallonië, terwijl Brussel er minder gevoelig voor is. Sinds 2008 heeft het Brussels Gewest over het geheel genomen namelijk meer weerbaarheid vertoond dan de twee andere gewesten, maar de werkgelegenheid nam er in 2015 af, terwijl ze in Wallonië en Vlaanderen opnieuw een groei vertoonde. Ten gevolge van conjuncturele schokken liet het Waals Gewest echter bij de tweede dip, in 2013 en 2014, een persistentere daling optekenen. Ondanks de in 2009 en 2013 opgetekende afname, was de banencreatie het krachtigst in Vlaanderen. In vergelijking met de prognoses van de NBB zijn die van het FPB 6 optimistischer over de werkgelegenheidsgroei. Zo zouden er extra banen worden gecreëerd in 2018, in 2019 en in De werkloosheid zou dit jaar aanzienlijk dalen; het aantal werkzoekenden zou verminderen met eenheden en vervolgens met eenheden in 2019 en in Zie FPB (2018b). 44.

45 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Tabel 6 - Arbeidsmarktvooruitzichten volgens de NBB en het FPB (données corrigées des effets saisonniers, variations en milliers de personnes) r 2019r 2020r Volgens de NBB Beroepsbevolking Binnenlandse werkgelegenheid Niet-werkende werkzoekenden Volgens het FPB Beroepsbevolking Binnenlandse werkgelegenheid Niet-werkende werkzoekenden Bronnen: BFP, NAI, NBB Er ontstaan spanningen op de arbeidsmarkt Sinds 2015 neemt de nettowerkgelegenheidscreatie gestaag toe, tegen de achtergrond van een stabiele maar matige economische groei. Tegelijkertijd is het aantal werkzoekenden fors afgenomen, zodat de spanningen op de arbeidsmarkt geleidelijk oplopen. Grafiek 11 - Vacaturegraad 1 Internationale vergelijking (kwartaalgegevens, in %) Naar gewest en type van arbeidsovereenkomst (gemiddelde 2017, in %) Bronnen: ADS, Eurostat (driemaandelijkse vacature-enquête). 1 De vacaturegraad meet het percentage openstaande vacatures in het totale aantal banen (openstaand of vervuld). 2013: eerste jaar waarvoor afzonderlijke gegevens beschikbaar zijn voor vaste arbeidsplaatsen en vacatures. 45.

46 De vacaturegraad, die het percentage openstaande vacatures in het totale aantal banen (openstaand of vervuld) meet, is afgeleid uit een enquête van Statistics Belgium bij een steekproef van ondernemingen. De forse stijging ervan sinds 2015 zou kunnen wijzen op een toename van de spanningen op de arbeidsmarkt. Hoewel de meeste vacante arbeidsplaatsen vaste betrekkingen betreffen ( vacante vaste betrekkingen, tegen in de uitzendsector in 2017), is de vacaturegraad hoger voor uitzendbanen: 18,7 % voor uitzendbanen en 2,9 % voor vaste betrekkingen. Er tekent zich eveneens een belangrijke stijging van de vacaturegraad in de uitzendsector af in Vlaanderen sinds 2013, terwijl die graad afgenomen is in Brussel en in mindere mate in Wallonië. Ten opzichte van de landen waarmee wordt vergeleken (de gegevens voor Frankrijk en Denemarken zijn niet beschikbaar), is het niveau van de vacaturegraad in België structureel hoog en wordt deze gekenmerkt door een zeer sterke groei sinds Die situatie is deels te verklaren doordat het mogelijk is overeenkomsten van zeer korte duur aan te bieden (dagcontracten, uitzonderlijk in Europa). Ondernemingen maken intensief gebruik van dat type van arbeidsovereenkomst, wat de vacaturegraad in de uitzendsector opvoert. De afschaffing van de proefperiode lijkt eveneens te hebben bijgedragen tot de vraag van de ondernemingen naar dat soort van overeenkomst. Grafiek 12 - Door de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling ontvangen en openstaande werkaanbiedingen (in duizenden eenheden, normaal economisch circuit zonder de uitzendarbeid 1 ) Bronnen: Actiris, Forem, VDAB. 1 De vacatures van Forem zijn beschikbaar vanaf De vraag naar arbeid, die wordt geanalyseerd via het aantal aan de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling (Actiris voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de VDAB voor het Vlaams Gewest en Forem voor het Waals Gewest) bezorgde werkaanbiedingen, is sinds 2013 opwaarts gericht. Terwijl in Brussel het aantal door Actiris behandelde werkaanbiedingen sinds 2007 geleidelijk toegenomen is, komt de krachtige stijging ervan in Vlaanderen en Wallonië tot uiting vanaf

47 Hoge Raad voor de Wergelegenheid In 2017 ontvingen de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling van de ondernemingen gemiddeld vacatures per maand, dat is een toename met 15 % ten opzichte van Tijdens de eerste vijf maanden van het jaar 2018, werden gemiddeld op maandbasis werkaanbiedingen bij de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling ingediend, tegen tijdens dezelfde periode van 2017 (+13 %). De overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling registreren ook aan het einde van de maand het aantal openstaande vacatures. Sinds 2013 is dat aantal toegenomen en vertoonde het hetzelfde opwaartse profiel als de arbeidsvraag. In 2017 bleven ongeveer werkaanbiedingen aan het einde van de maand bij de drie overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling openstaan, tegen in Bepaalde van de door die diensten behandelde werkaanbiedingen zijn moeilijker te vervullen en blijven dan langer openstaan. Grafiek 13- Verloop van de productiebelemmeringen: tekort aan geschoolde arbeidskrachten (brutogegevens op kwartaalbasis, verwerkende nijverheid) Bron: NBB. Het tekort aan geschoolde arbeidskrachten waarvan de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid gewag maken in de conjunctuurenquêtes van de Nationale Bank van België, kan ook getuigen van het verloop van de spanningen op de arbeidsmarkt. Op die basis wordt een toename van de productiebelemmeringen vastgesteld: het niveau ervan blijft echter vrij vergelijkbaar met het peil vóór de financiële crisis. De waargenomen spanningen op de arbeidsmarkt hebben vooral betrekking op welbepaalde segmenten ervan, d.w.z. op sommige geografische gebieden of beroepen. Teneinde een beeld te krijgen van de beroepen waar spanningen optreden, onderzoeken de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling de werkaanbiedingen waarvoor meer indienstnemingsproblemen optreden dan de mediaan, dat zijn de knelpuntberoepen 7, en de oorzaken ervan. Ongeacht de natuurlijke termijn om het arbeidsaanbod en de arbeidsvraag op elkaar af te stemmen (selectie van kandidaten, indienstnemingsprocedure, enz. ), kunnen andere factoren van structurele aard het 7 Een knelpuntberoep wordt geïdentificeerd op basis van de hierna volgende criteria: er werden in de loop van het jaar minimaal 20 vacatures voor dat beroep ontvangen, de mate waarin de vacatures voor dat beroep worden ingevuld (percentage van arbeidsplaatsen dat wordt ingevuld ten opzichte van alle vacatures die werden ontvangen in de loop van het jaar in kwestie) is geringer dan die voor alle beroepen samen, de mediaanduur om de vacatures voor die beroepen in te vullen is langer dan die voor alle vacatures samen. 47.

48 proces beïnvloeden. Die hebben betrekking op een ontoereikend kwantitatief en kwalitatief arbeidsaanbod - mismatch tussen de vereiste vaardigheden en die welke door de arbeidsreserve worden aangeboden -, op de mobiliteit of op de arbeidsvoorwaarden. Die aanpak van de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling is essentieel, want daardoor kan het optreden van de overheid worden afgestemd teneinde aan de behoeften van de arbeidsmarkt te beantwoorden. Tabel 7 - Knelpuntberoepen per beroepscategorie 1 (aantal ontvangen vacatures voor knelpuntberoepen, tenzij anders vermeld, ) Brussel Vlaanderen Wallonië Totaal Totaal aantal knelpuntberoepen waarvan: Omkaderings- en communicatiefuncties Onderwijzend personeel Beroepen in de medische en de sociale sector en in de sector van de hulp aan personen Administratieve functies Commerciële functies Informaticaberoepen Technische beroepen Beroepen in de bouwsector Beroepen in de transportsector en de logistiek Beroepen in de horeca en het toerisme Ambachtelijke beroepen Schoonmaakpersoneel Andere p.m. Totaal in % van het aantal NWWZ Bronnen: Actiris, Forem, RVA, VDAB. 1 De beroepscategorieën zijn gebaseerd op die welke door Actiris worden gehanteerd. 2 Laatste beschikbare jaar voor Wallonië: Het aantal knelpuntberoepen in het onderwijs in het Waals Gewest wordt niet vermeld. Sommige van de aldus geïdentificeerde beroepen blijken van jaar tot jaar knelpuntberoepen te zijn, en zulks in de drie gewesten. De moeilijkheden i.v.m. de afstemming van het arbeidsaanbod op de arbeidsvraag zijn vaak gerelateerd aan een mismatch in termen van kwalificaties en studierichtingen. Teneinde die tekorten aan geschoolde kandidaten te verhelpen, is de door de overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling geboden opleiding in de mate van het mogelijke daarop gericht. Indienstnemingsproblemen kunnen eveneens het gevolg zijn van een gebrek aan belangstelling voor slecht betaalde, weinig gewaardeerde of fysiek veeleisende beroepen. Hoewel sommige knelpuntberoepen een hoog scholingsniveau vergen (omkaderingsfuncties bijvoorbeeld), impliceren andere immers geen vereisten inzake scholing (zoals schoonmaakpersoneel). Het moet worden aangestipt dat de digitalisering die lijsten met knelpuntberoepen kan veranderen, enerzijds door de huidige beroepen te veranderen en nieuwe beroepen te creëren, anderzijds, omdat andere beroepen op middellange termijn zouden kunnen verdwijnen. De huidige en vooral toekomstige behoeften voor ICT-functies zijn groot en nemen toe. Hoewel dezelfde beroepen vaak in de drie gewesten voorkomen, zijn er ook sommige bijzonderheden. In Vlaanderen betreffen de moeilijkst in te vullen betrekkingen schoonmaakpersoneel, technische beroepen, commerciële functies en beroepen in de 48.

49 Hoge Raad voor de Wergelegenheid gezondheidszorg en de hulp aan personen. In Wallonië zijn het de beroepen in de bouwnijverheid, de omkaderingsfuncties, de technische beroepen en de commerciële functies. In Brussel betreft het voornamelijk administratieve en commerciële functies en informaticaberoepen Werken de eigenschappen van de werkzoekenden een snelle en duurzame arbeidsmarktintegratie in de hand? Vrij verrassend moet worden geconstateerd dar er, ondanks die vacatures en die knelpuntberoepen, toch een groot aantal niet-werkende werkzoekenden zijn, hoewel er hiervan de laatste jaren toch een sterke daling werd opgetekend. Gemiddeld op jaarbasis kwam het aantal niet-werkende werkzoekenden in 2017 immers nog altijd uit boven het aantal van vóór de crisis. De beduidende afname ervan vermindert evenwel het aantal beschikbare werkzoekenden om in te gaan op de stijgende vraag van de ondernemingen, tegen de achtergrond van de vergrijzing van de werkende bevolking. Uit de analyse van de eigenschappen van die werkzoekenden kan worden afgeleid of hun vaardigheden beantwoorden aan de vereisten van de arbeidsmarkt. Andere kenmerken, zoals leeftijd en duur van de inactiviteit mogen geen deel uitmaken van de vereisten van de werkgevers, maar beïnvloeden toch de kansen inzake inschakeling op de arbeidsmarkt en zullen dus eveneens aan de orde komen. Grafiek 14 - Verloop van het aantal niet-werkende werkzoekenden naar gewest (in duizenden personen) Bron: RVA. In 2008, dat is vóór de grote recessie de arbeidsmarkt beïnvloedde, waren er gemiddeld op jaarbasis niet-werkende werkzoekenden. Het aantal steeg vervolgens gestaag tot 2014 (behalve in 2011), toen er NWWZ waren, waarna er zich een daling aftekende. In 2017 bedroeg het aantal NWWZ , aan het eind van het jaar en in mei Ten opzichte van de situatie vóór de grote recessie, met andere woorden gedurende de laatste tien jaar, is het aantal NWWZ in het Vlaams Gewest toegenomen met 26 % en in Brussel met 1 %, terwijl in het Waals gewest een daling met 10 % werd opgetekend. Hoewel Wallonië tien jaar 49.

50 geleden beduidend meer NWWZ telde dan Vlaanderen, lijken de aantallen derhalve thans bij elkaar in de buurt te liggen. Voor België als geheel vertoonde het aantal NWWZ van 2008 tot 2017 een toename met 4 %. Dat verloop moet worden gerelateerd aan dat van de bevolking op arbeidsleeftijd naar gewest, die voor België met 3 % is toegenomen, in Vlaanderen en Wallonië met 2 % en in Brussel met 13 %. Grafiek 15 - Verloop van het aantal werkzoekenden naar scholingsniveau 1 (in duizenden personen en groeipercentage tussen 2008 en 2017) Bron: RVA (reeksbreuk als gevolg van de wijziging van de nomenclatuur per scholingsniveau tussen 2009 en 2010). 1 Het scholingsniveau wordt als volgt bepaald: laaggeschoold (L) stemt overeen met ten hoogste secundair onderwijs van de tweede graad, middengeschoold (M) met ten hoogste hoger secundair onderwijs en hooggeschoold (H) met hoger onderwijs. Wat het scholingsniveau van de NWWZ betreft, wordt geconstateerd dat het aantal hooggeschoolde NWWZ in de drie gewesten geleidelijk gestegen is. De groepen laag- en middengeschoolden zijn verkleind in Brussel en Wallonië, terwijl ze groter werden in Vlaanderen. In de drie gewesten zijn de meeste NWWZ laaggeschoold (58 % in Brussel, 52 % in Wallonië en 50 % in Vlaanderen). Het aantal hooggeschoolde NWWZ is het hoogst in Brussel (22 %, 19 % in 50.

51 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Vlaanderen en 15 % in Wallonië). In totaal zijn 48 % van de NWWZ middengeschoold of hooggeschoold, tegen 45 % tien jaar eerder. In vergelijking met de periode vóór de crisis, vertoont het aantal NWWZ dus een groter vermogen tot inschakeling op de arbeidsmarkt. Hoewel de werkzoekenden een steeds hoger scholingsniveau laten optekenen, is echter ook de vraag van de ondernemingen veranderd. De vereisten inzake vaardigheden en scholingsniveau zijn toegenomen, met name als gevolg van de digitalisering. Wat betreft de duur van de werkloosheid, tekent er zich tussen 2008 en 2017 geen opmerkelijke ontwikkeling af in Brussel. In Wallonië heeft de zeer langdurige werkloosheid aanzienlijk bijgedragen aan de daling van het aantal NWWZ. In Vlaanderen is de werkloosheid van middellange (3 maanden tot minder dan een jaar), lange (1 jaar tot minder dan 2 jaar) en zeer lange (twee jaar en meer) duur daarentegen toegenomen. In absolute cijfers blijft de lange en zeer lange werkloosheid in Wallonië echter omvangrijker dan in Vlaanderen. Met betrekking tot de invloed van de leeftijd, vertoont het aantal NWWZ jonger dan 25 jaar een conjunctuurgevoeliger profiel dan de twee andere groepen (nl. de groep van 25 tot 49 jaar en de 50-plussers). In 2017 is het aantal jonge NWWZ in Wallonië en Vlaanderen vrij vergelijkbaar. In Walloniê zijn er daarentegen iets meer NWWZ in de middelste leeftijdsgroep (25-49 jaar), terwijl Vlaanderen meer NWWZ van 50 jaar en ouder laat optekenen (28 %, tegen 26 % in Wallonië en 25 % in Brussel). In Brussel is het aantal NWWZ in de middelste leeftijdgroep groter dan in de twee andere gewesten (65 %, tegen 55 % in Wallonië en 52 % in Vlaanderen) en is de categorie van de NWWZ van minder dan 25 jaar beduidend kleiner (10 % in Brussel, tegen 20 % in de twee andere gewesten). 51.

52 Grafiek 16 - Verloop van het aantal werkzoekenden van 50 jaar en ouder (in duizenden personen en groeipercentage tussen 2008 en 2017) Bron: RVA. De stijging van het aantal NWWZ van 50 jaar en ouder tekent zich in de drie gewesten af. In werkelijkheid is de toename voornamelijk toe te schrijven aan de subgroep van de 60-plussers. Terwijl de 60-plussers voordien vroeger uit de groep van de NWWZ verdwenen (vervroegd pensioen, brugpensioen, vrijstelling van inschrijving als werkzoekende), zijn ze thans, als gevolg van de hervormingen van de eindeloopbaan sinds het begin van de jaren 2000, verplicht ingeschreven te blijven als niet-werkende werkzoekende. Dat verschijnsel is zichtbaar in de analyse van het verloop van het aantal werklozen naargelang ze al dan niet werkzoekend zijn (zie grafiek 18). Het moet worden aangestipt dat de categorie van de NWWZ van 50 jaar en ouder in 2015 een piek bereikt heeft. Sindsdien wordt enkel nog voor de 60-plussers een jaarlijkse toename opgetekend, terwijl de jarigen en de jarigen een daling te zien geven (sinds 2009 voor de eerstgenoemden en sinds 2015 voor de laatstgenoemden). 52.

53 Hoge Raad voor de Wergelegenheid In Brussel werd de toename van de groep van de NWWZ van 50 jaar en ouder gecompenseerd door de gestage daling van de NWWZ jonger dan 25 jaar. In Wallonië woog de vermindering van het aantal NWWZ bij de jongeren en in de middelste leeftijdsgroep er ruimschoots tegen op. In Vlaanderen ging zulks gepaard met een toename in de andere leeftijdsgroepen. Die bevindingen houden verband met het verloop van de bevolking van 50 tot 64 jaar, die toegenomen is met 16 % in Brussel, met 14 % in Vlaanderen en met 10 % in Wallonië. Ter aanvulling van de analyse betreffende de werkzoekenden, dient te worden vermeld dat sommigen uit de groep van de NWWZ geen uitkering van de RVA ontvangen. Het betreft jongeren tijdens hun beroepsinschakelingstijd (vroeger wachttijd), verplicht ingeschreven werkzoekenden (waartoe de gesanctioneerde personen, mensen die een sociale uitkering ontvangen van een OCMW of gehandicapten behoren) of vrijwillig ingeschreven werkzoekenden (waartoe een groot aantal 46 % personen van buitenlandse nationaliteit behoren die ingeschreven zijn bij een overheidsdienst voor arbeidsbemiddeling om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt, maar nog geen recht hebben op werkloosheidsuitkeringen). Grafiek 17 - Niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden per gewest (in duizenden personen) Bron: RVA De laatste tien jaar is de groep niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden sterk toegenomen. Dat is met name toe te schrijven aan de hervorming van de inschakelingsuitkeringen (om een leefloon te genieten, moeten werklozen van wie het recht verstreken is, zich verplicht inschrijven als werkzoekende, terwijl anderen besloten hebben vrijwillig ingeschreven te blijven). De groep van de niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden, die sinds 2008 ononderbroken gestegen was, begon daarentegen vanaf het derde kwartaal van 2017 af te nemen. In het eerste kwartaal van 2018 werden er nog geteld. In Vlaanderen en Brussel betreft het vooral vrij ingeschreven werkzoekenden en in Wallonië jongeren in hun beroepsinschakelingstijd. 53.

54 Grafiek 18 - Al dan niet werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (in duizenden personen) Bron: RVA. Een ander verschijnsel met betrekking tot de werkloosheid dient ook te worden vermeld: het betreft de overheveling van een groot aantal niet-werkzoekende werklozen (vrijgesteld van het zoeken naar werk) naar de groep van de werkzoekende werklozen. Zo was nog 23 % nietwerkzoekend in 2017, tegen 36 % in Dat is in het bijzonder zo voor de jarigen waaruit die groep nagenoeg volledig bestaat. De situatie van die personen werd immers beïnvloed door de opeenvolgende hervormingen die sinds het begin van de jaren 2000 werden opgezet om de voorwaarden inzake toegang tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vrijgesteld van het zoeken naar werk te verstrengen en het afschaffen van het statuut van oudere vrijgestelde werkloze. Terwijl in 2008 maar 15 % van de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen van jaar werkzoekend waren, steeg dat aantal derhalve tot 44 % in Vlaanderen vertoont een groter aantal niet-werkzoekende uitkeringsgerechtigde werklozen. Voor de jarigen was de tijdens de laatste vier jaar in Vlaanderen opgetekende afname minder uitgesproken dan in de andere gewesten. 54.

55 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Tabel 8 - Niet-werkende werkzoekenden naar inactiviteitsduur, leeftijd en scholingsniveau voor België en de drie gewesten (2017, gemiddeld op jaarbasis, in duizenden personen, tussen haakjes in % van het totaal) België Brussel Vlaanderen Wallonië Totaal 525 (100) 93 (100) 213 (100) 219 (100) Inactiviteitsduur Minder dan 3 maanden 98 (19) 14 (15) 46 (22) 38 (17) 3 maanden tot 1 jaar 144 (27) 20 (22) 64 (30) 60 (27) 1 tot 2 jaar 90 (17) 14 (15) 37 (17) 39 (18) Langer dan 2 jaar 193 (37) 45 (48) 66 (31) 83 (38) Leeftijd Jonger dan 25 jaar 95 (18) 10 (10) 42 (20) 43 (20) 25 tot 49 jaar 291 (55) 61 (65) 111 (52) 120 (55) 50 jaar of ouder 139 (27) 23 (25) 60 (28) 56 (26) Scholingsniveau Laaggeschoold 275 (52) 54 (58) 107 (50) 113 (52) Middengeschoold 158 (30) 19 (20) 66 (31) 73 (33) Hooggeschoold 93 (18) 20 (22) 40 (19) 33 (15) Bron: RVA. Kortom, ook al komen spanningen tot uiting, toch is er, zoals eerder aangestipt, een groot aantal niet-werkende werkzoekenden waarvan sommigen eigenschappen vertonen die een terugkeer naar werk in de hand werken. Zo vertonen voor België als geheel 48 % van de werkzoekenden een gemiddeld of hoog scholingsniveau (42 % in Brussel, 50 % in Vlaanderen en 48 % in Wallonië), 55 % maken deel uit van de leeftijdsgroep van de jarigen (65 % in Brussel, 52 % in Vlaanderen en 55 % in Wallonië,) en 46 % van de in 2017 ingeschreven NWWZ waren minder dan een jaar werkloos (37 % in Brussel, 52 % in Vlaanderen en 44 % in Wallonië). Die aantallen, zij het licht verschillend van gewest tot gewest, wijzen erop dat de afstemming van het arbeidsaanbod op de arbeidsvraag nog kan worden verbeterd via een doeltreffend activeringsbeleid en een grotere mobiliteit van de werkzoekenden tussen de gewesten. Dat beleid moet niet enkel gericht zijn op de werkzoekenden, maar ook op een deel van de inactieve bevolking. 55.

56 2.5. De scholing verbeteren en afstemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt Teneinde de afstemming van het arbeidsaanbod op de arbeidsvraag en de productiviteit van de arbeidskrachten te verbeteren, moeten de individuen hun hele leven lang een passende opleiding kunnen krijgen. Grafiek 19 - Werkgelegenheidsgraad van jongeren die drie jaar na het hoogst bereikte scholingsniveau te hebben afgemaakt geen opleiding volgen, naar scholingsniveau 1 (15-34-jarigen, ) Bron: Eurostat. 1 Scholingsniveau gedefinieerd op basis van de internationale classificatie van de scholingstypen (ISCED); laaggeschoold (L) komt overeen met ten hoogste het lager secundair onderwijs, middengeschoold (M) met ten hoogste het hoger secundair onderwijs en hooggeschoold (H) met hogere studies. 2 Laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn. 3 Voor Finland en Brussel is de werkgelegenheidsgraad van de laaggeschoolden niet meegedeeld. Voor jongeren die niet kunnen bogen op enige beroepservaring, is onderwijs van primordiaal belang: in België bedraagt de werkgelegenheidsgraad van de laaggeschoolden van 15 tot 34 jaar die al drie jaar geen onderwijs meer volgen 37 %, tegen 88 % voor de hooggeschoolden. De diverse studierichtingen bieden overigens niet allemaal dezelfde kansen op inschakeling. Het algemeen secundair onderwijs zonder hoger diploma, bijvoorbeeld, heeft een lage inschakelingsgraad, terwijl het leerlingwezen en de technische en beroepsrichtingen betere kansen op inschakeling bieden. 56.

57 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Grafiek 20 - Gematigde resultaten voor initieel onderwijs en permanente opleiding Bron: Eurostat. NEET: not in education, employment or training. Inzake onderwijs legt België gematigde resultaten voor. Het percentage schoolafhakers, dat is het aantal jongeren van 18 tot 24 jaar oud die van school af gaan zonder een getuigschrift of diploma te hebben behaald, blijft aanzienlijk. Het bedraagt in 2017 nagenoeg 9 % (10,9 % in de EU). Het aantal is de laatste tien jaar echter fors gedaald. Het aantal gediplomeerden van het hoger onderwijs (30-34-jarigen) is weliswaar groter in België (45,9 %) dan in de EU (39,7 %), maar is minder snel gestegen dan in de andere landen, zodat ons comparatief voordeel afgenomen is. 57.

58 Grafiek 21 - Afgestudeerden van het hoger onderwijs uit de wetenschappelijke en wiskundige richtingen, ICT en engineering (in % van het totaal aantal afgestudeerden uit het hoger onderwijs, ) Bron: Eurostat. 1 Laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Bovendien kiezen te weinig jongeren voor wetenschappelijke, technologische en wiskundige (STEM) en technische studierichtingen. Het zijn nochtans richtingen waarvoor het percentage inzake inschakeling op de arbeidsmarkt tot de hoogste behoort. Vrouwen zijn in die richtingen ondervertegenwoordigd. De Vlaamse Gemeenschap heeft een STEM-actieplan opgezet om jongeren ertoe aan te zetten voor die studierichtingen te kiezen. Volgens de monitoring van de Vlaamse overheid, houdt het tekort aan studenten in die richtingen aan, maar schrijven er zich meer jongeren voor in sinds de tenuitvoerlegging van het STEM-actieplan (+2 %). In de Franse Gemeenschap bepaalt het Pacte d excellence dat wetenschappen en techniek zouden worden gedefinieerd als een van de vijf specifieke scholingsdomeinen, wat de zichtbaarheid ervan zou moeten opvoeren. De gegevens voor het hele land verhullen grote verschillen tussen de gewesten en de gemeenschappen. Inzake schoolafhaken doet Vlaanderen het met 7,2 % beter dan Wallonië (10,5 %) en, vooral, dan Brussel (12,9 %). De resultaten van de Vlaamse leerlingen bij de PISA-tests van de OESO zijn ook ruimschoots beter dan die van de jongeren in de Federatie Wallonië-Brussel. Om de doelmatigheid en vooral de billijkheid van het onderwijsstelsel te verbeteren, hebben de Franse en de Vlaamse gemeenschap ingrijpende hervormingen opgezet. Gelet op de cohorteeffecten in de schoolbevolking, zouden de genoemde hervormingen, die maar geleidelijk ten uitvoer worden gelegd, pas binnen verscheidene jaren vruchten afwerpen. Leren stopt niet bij het verlaten van de school, maar is een levenslang proces. Permanente opleiding is van essentieel belang om de inzetbaarheid in stand te houden, nieuwe vaardigheden te ontwikkelen en de omschakeling naar andere beroepen of functies te vergemakkelijken. In België blijft de deelname aan permanente opleiding tijdens de laatste vier weken nochtans opmerkelijk lager dan in de EU15 (8,5 %, tegen 10,9 % in 2017). Volgens de Adult Education Survey, waarbij de werknemers wordt gevraagd naar hun deelname aan opleiding tijdens het 58.

59 Hoge Raad voor de Wergelegenheid afgelopen jaar, heeft 54 % van de Belgische werknemers bevestigd opleiding te hebben genoten. Voor 6 % onder hen gaat het om een formele opleiding, voor 51 % om een niet-formele opleiding. België bevindt zich op de laatste plaats van de landen waarmee wordt vergeleken, Nederland op de eerste plaats met een deelname aan opleiding van 74 %. Voor sommige groepen, waaronder de 55-plussers en de laaggeschoolden, is de deelname aan opleiding bijzonder laag. Het zijn nochtans allebei groepen die er veel baat bij zouden hebben. Om de zwakke deelname van werknemers aan permanente opleiding te verhelpen, werd bij de wet Werkbaar en wendbaar werk een verplichting ingevoerd om in de private sector per voltijdequivalent gemiddeld vijf dagen per jaar opleiding aan te bieden. Naast die wettelijke verplichting, reiken de gewestelijke autoriteiten ook tal van instrumenten aan (opleidingscheques, betaald educatief verlof, plan formation-insertion, enz.) om de permanente opleiding te ondersteunen De afstemming van het arbeidsaanbod op de arbeidsvraag optimaliseren Hoewel de dynamiek van de werkgelegenheidscreatie in 2016 en 2017 de spanningen op de arbeidsmarkt versterkte, vloeien de in België opgetekende afstemmingsproblemen voornamelijk voort uit een structurele mismatch tussen het scholingsniveau van de arbeidsreserve, met name de werklozen, en de door de werkgevers gevraagde vaardigheden. 59.

60 Grafiek 22 - Afstemming van het arbeidsaanbod op de arbeidsvraag 1,2 (in % van de bevolking van 15 tot 64 jaar, 2017) Bron: ADS. 1 Kwalificatieniveau bepaald aan de hand van de Internationale standaard beroepenclassificatie (ISCO): laaggekwalificeerde beroepen stemmen overeen met elementaire beroepen zoals huishoudelijke hulp, ongeschoolde arbeiders, enz.; middengekwalificeerde beroepen stemmen overeen met administratief personeel, ambachtslieden, enz.; hooggekwalificeerde beroepen stemmen overeen met directeurs, kaderleden, intellectuele en wetenschappelijke beroepen, enz. 2 Scholingsniveau bepaald aan de hand van de Internationale standaard onderwijsindeling (ISCED): laaggeschoold (L) stemt overeen met ten hoogste lager secundair, middengeschoold (M) met ten hoogste hoger secundair en hooggeschoold (H) met hoger onderwijs. 60.

61 Hoge Raad voor de Wergelegenheid In 2017 bestond 10 % van de banen uit laaggekwalificeerde functies, terwijl het aantal laaggeschoolde werkzoekenden 36 % beliep. Omgekeerd waren de hooggeschoolde arbeidsplaatsen goed voor 47 % van de werkgelegenheid en bedroeg het aantal werkzoekenden met een diploma hoger onderwijs 23 %. Die mismatch is meer uitgesproken in Brussel, waar het aantal laaggeschoolde werkzoekenden beduidend groter is, terwijl de werkgelegenheid bestaat uit een zeer hoog percentage beroepen waarvoor hoge kwalificaties vereist zijn. Die situatie verklaart waarom de vacaturegraad In Brussel, ondanks een hoog werkloosheidspeil in de hoofdstad, nagenoeg vergelijkbaar is met die in Vlaanderen. Grafiek 23 - Werkloosheidsgraad per provincie (in % van de actieve bevolking van 15 tot 64 jaar, 2017) 3,2 3,4 5,9 4,1 Vlaanderen: 4,4 15 4,7 7,7 11,5 10,6 7,5 Minder dan 5% Tussen 5 en minder dan 8% Tussen 8 en minder dan 11% Tussen 11 en minder dan 14% 14% en meer 6,7 Wallonië: 9,8 België: 7,1 Bron: ADS. De afstemmingsproblemen worden, behalve door de mismatch qua vaardigheden, in de hand gewerkt door een gebrek aan geografische - en beroepsmobiliteit van de werknemers. Dat blijkt uit de sterk uiteenlopende werkloosheidscijfers in aangrenzende geografische gebieden. De werkloosheidskaart per gemeente (zie paragraaf 1.2) toont evenwel een zekere mobiliteit, die weliswaar beperkt wordt door de afstand tussen de woonplaats en de werkplek. In de Waalse provincies die grenzen aan de Vlaamse provincies, laten de gemeenten dicht bij de grens met Vlaanderen aldus betere resultaten optekenen dan die welke er verder van verwijderd zijn. 61.

62 Tabel 9 Pendelaarsstroom (2017, in % van de werknemers van de provincie waarin ze wonen) Werkplek Provincie waar de werknemer woont Oost -Vl ANT LIM West- Vl VL- BRA BRU W-BRA HEN NAM LUIK LUX Oost-Vl ANT LIM West-Vl VL-BRA BRU W-BRA HEN NAM LUIK LUX Buitenland Bron: ADS. In het bijzonder voor laaggeschoolden is de afstand tussen woon- en werkplaats een belangrijke kostenfactor. Voorts remt de taalbarrière de stroom van Waalse en Brusselse arbeidskrachten naar Vlaanderen af. De beroepsmobiliteit, dat is de overgang van werkloosheid of inactiviteit naar werk of van de ene baan naar de andere, is minder sterk ontwikkeld dan in de buurlanden (zie punt 1.4). 62.

63 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Grafiek 24 - Belastingwig (belasting op de loonkost, inclusief werkgevers- en werknemersbijdragen, in %, voor een alleenstaande zonder kinderen) Bron: EC. Dat gebrek aan mobiliteit wordt versterkt door het gebrek aan talenkennis, maar allicht ook door het ontbreken van financiële prikkels tot werken. De werkgelegenheidsvallen voor de werknemers met een laag loon zijn immers in België groter dan in de andere landen van de EU15. De belastingwig, die de belastingdruk op de inkomens uit arbeid weergeeft, is groter, ongeacht het inkomensniveau, ondanks de pogingen die reeds werden ondernomen om die te matigen, in het bijzonder voor de lage lonen (taxshift). 63.

64 Grafiek 25 - Werkloosheidsval (in %, voor een alleenstaande zonder kinderen, 67 % van het gemiddelde loon) Bron: EC. 2016: laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Hetzelfde geldt voor de werkloosheidsvallen. Ondanks de hervorming van de werkloosheidsverzekering wordt ter zake tussen 2008 en 2016 een toename opgetekend, als gevolg van de stijging van de werkloosheidsuitkeringen in het begin van de uitkeringsperiode. Die maatregel gaat gepaard met een grotere degressiviteit van de uitkeringen. Het aantal begunstigden van het leefloon is de laatste tien jaar met nagenoeg 70 % gestegen, in het bijzonder voor de jongeren onder 25 jaar en de jarigen, alsook voor Wallonië. De beperking van de inschakelingsuitkeringen tot drie jaar heeft zeker tot dat verschijnsel bijgedragen, maar het werd ook in de hand gewerkt door andere factoren. Het moet worden aangestipt dat om een leefloon te ontvangen, de begunstigde moet aantonen dat hij bereid is te werken (via met name de inschrijving als werkzoekende, maar ook door regelmatig en vrijwillig werk te zoeken, of zelfs door het volgen van een extra opleiding). Dat is eveneens het geval voor studenten die een leefloon willen ontvangen. Ze moeten bereid zijn te werken tijdens periodes die verenigbaar zijn met hun studie (avondwerk, weekendwerk of werk tijdens vakantieperiodes). In vergelijking met hun aandeel in de bevolking, zijn Wallonië en Brussel oververtegenwoordigd in de begunstigden van het leefloon. 64.

65 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Tabel 10 - Verloop van het aantal begunstigden van een leefloon naar leeftijd en naar gewest (maandgemiddelde, in duizenden personen, tenzij anders vermeld) België Brussel Vlaanderen Wallonië Minder dan 25 jaar 24,0 43,8 +82 % 6,0 11,8 +97 % 5,8 10,9 +87 % 12,2 21,0 +73 % 25 tot 34 jaar 15,7 34, % 5,1 9,0 +77 % 4,3 9, % 6,2 15, % 35 tot 49 jaar 21,7 37,6 +73 % 6,3 9,8 +54 % 5,5 9,4 +71 % 9,8 18,4 +87 % 50 tot 64 jaar 19,0 21,9 +15 % 4,7 6,2 +32 % 5,7 5,7-1 % 8,5 10,0 +17 % 65-plussers 2,7 2,7 +1 % 1,1 1,1 +0 % 0,9 0,9-7 % 0,6 0,7 +13 % Totaal 83,1 140,1 +69 % 23,3 38,0 +63 % 22,4 36,7 +64 % 37,4 65,4 +75 % Bron: FOD Maatschappelijke Integratie. Om het arbeidsaanbod te stimuleren, moet het aantal werkgelegenheidsstimuli vergroten en het activeringsbeleid worden versterkt (opleiding en begeleiding). In vergelijking met de buurlanden en de noordse landen, besteedde België tot dusver het grootste gedeelte van zijn middelen aan passieve steunmaatregelen bij werkloosheid en onderscheidde het zich meer bepaald door het aandeel van de uitgaven voor vervroegde uittreding. Als gevolg van de sinds het begin van de eeuw aangevatte hervormingen om de vervroegde uittredingen uit de arbeidsmarkt terug te schroeven, zoals de aanscherping van de voorwaarden inzake toegang tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, zijn die uitgaven echter neerwaarts gericht en die tendens zou zich de komende jaren doorzetten. Terzelfder tijd is het aandeel van de actieve maatregelen (werkgelegenheidsstimuli, opleiding, beschutte banen, enz.) toegenomen, als gevolg van een nauwlettender follow-up van de werkzoekenden, met name van die welke het verst van de arbeidsmarkt verwijderd zijn De kost van arbeid Voor een open economie zoals België kan het verloop van de loonkosten niet los van het internationaal perspectief worden gezien. In het bijzonder moet een vergelijking worden gemaakt met het verloop ervan bij onze drie voornaamste handelspartners, Duitsland, Frankrijk en Nederland. In deze paragraaf wordt ook nader ingegaan op het loonaandeel. In sommige landen is het loonaandeel de laatste decennia afgenomen. Het verloop ervan in België wordt bestudeerd en, aan de hand van een shift-share-analyse, wordt onderzocht of dat verloop toe te schrijven is aan de wijziging van de industriële structuur (toenemend belang van de diensten) van het land Verloop van en projecties voor de loonkosten in België Het jaar 2017 betekende een kentering na een langdurige periode van loonmatiging en arbeidskostenvermindering sinds 2009, als gevolg van diverse maatregelen waarvan de sterkste resultaten de twee voorgaande jaren werden opgetekend en die hadden bijgedragen aan de toename van de arbeidsintensiteit van de groei. 65.

66 Tabel 11 - Verloop van en vooruitzichten voor de loonkosten in de private sector 1 (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) r 2019r 2020r Loonkosten per 3,0 2,4 1,1 0,1-0,6 1,8 2,2 2,9 2,8 gewerkt uur waarvan indexering 2,7 1,9 0,8 0,1 0,5 1,6 1,7 1,8 1,7 Arbeidsproductiviteit 2-0,4 0,4 1,1 1,7-0,6-0,3 0,3 0,8 0,8 Loonkosten per eenheid product 3,3 2,0 0,0-1,6 0,1 2,1 1,8 2,0 2,0 Bronnen: NBB, INR, FOD WASO. 1 De loonkosten per gewerkt uur en per eenheid product worden hier niet weergegeven volgens het concept van de nationale rekeningen, maar volgens een ruimer concept dat eveneens de bijdrageverminderingen voor de doelgroepen en de loonsubsidies omvat. Dat concept geeft de werkelijke loonkosten voor de ondernemingen beter weer. 2 Toegevoegde waarde naar volume per door werknemers en zelfstandigen gewerkt uur. Volgens de beschikbare gegevens, zouden de reële conventionele loonsverhogingen in 2017 nog zeer beperkt geweest zijn, nl. 0,2 %. Volgens de projecties van de Nationale Bank van België (NBB) zouden ze toenemen tot 0,8 % in Gelet op de terugkeer naar een volledige indexering van de lonen en de toename van de loondrift, zouden de brutolonen per uur in de private sector in 2018 met 2,6 % stijgen, tegen 2,0 % een jaar voordien. Wegens de in 2018 in werking getreden verminderingen van de sociale bijdragen, waartoe besloten werd in het kader van de taxshift , zou de vermeerdering in termen van de uurloonkosten echter beperkt blijven, nl. 2,2 %. Over de loonnorm voor de periode zal pas aan het eind van het lopende jaar worden onderhandeld. De in de projecties van de Nationale Bank aangenomen hypothese is dat de groei van de conventionele aanpassingen ongerekend indexering in 2019 gelijk zou zijn aan die in 2018 en, gelet op de gestileerde feiten wat betreft de uitvoering van die akkoorden, tijdens het tweede jaar iets hoger zou uitvallen, nl. 0,9 % in Rekening houdend met de verwachte ontwikkelingen inzake inflatie, zou de bijdrage van de indexering in ,8 % bedragen en in ,7 %. Door de lichte toename van de loondrift gedurende de gehele projectieperiode, die met name toe te schrijven is aan het aan het werk houden van oudere werknemers en aan de spanningen als gevolg van de schaarste aan arbeidskrachten in sommige bedrijfstakken, zouden de brutolonen per uur in 2019 vermeerderen met 2,8 % en in 2020 met 2,9 %. Zonder belangrijke nieuwe maatregelen inzake lastenverminderingen, zou de groei van de uurloonkosten nagenoeg in overeenstemming zijn met die van de brutolonen, namelijk een toename met 2,9 % in 2019 en met 2,8 % in Dankzij de geleidelijke opleving van de productiviteit tijdens de gehele projectieperiode, zou de vermeerdering van de loonkosten per eenheid product in de private sector beduidend gematigder blijven en oplopen van 2,1 % in 2017 tot 1,8 % in 2018 en vervolgens tot 2,0 % in 2019 en Loonkloof t.o.v. de drie voornaamste buurlanden Het is belangrijk voor België, een open economie waarvan de drie voornaamste buurlanden eveneens de drie belangrijkste handelspartners zijn, dat de groei van de arbeidskosten niet te veel verschilt van die welke gemiddeld wordt opgetekend in Frankrijk, Duitsland en Nederland. 66.

67 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Volgens de ramingen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) zou het gemiddelde van de stijging van de loonkosten in de private sector bij onze drie voornaamste handelspartners licht uitgekomen zijn boven die in België. Dat gering verschil is toe te schrijven aan de dynamischer groei van de uurloonkosten in Duitsland. De loonhandicap volgens de herziene wet van 1996 zou derhalve gedaald zijn van 0,6 procentpunt in 2016 tot 0,3 procentpunt in Grafiek 26 - Loonkloof 1 van België t.o.v. de drie voornaamste buurlanden (procentuele verschillen in het gecumuleerde verloop van de uurloonkosten in de private sector sinds 1996) Bron: CRB. 1 Volgens de berekeningswijze bepaald bij de herziene wet van 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. Een positief teken wijst op een winst aan concurrentiekracht van de betrokken economie t.o.v. België. 2 Gewogen gemiddelde op basis van de relatieve omvang van het bbp. Die recente ontwikkelingen liggen in de lijn van de prognoses waarvan werd uitgegaan bij het afsluiten van het centraal akkoord Dat akkoord is het eerste welk werd gesloten volgens de nieuwe regels bepaald bij de wet tot wijziging van de wet van 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, die werd uitgevaardigd op 19 maart Zoals voordien, wordt bij de wet voor de bepaling van de maximale beschikbare onderhandelingsmarge uitgegaan van het verwachte verloop van de loonkosten in de drie voornaamste buurlanden, nl. Duitsland, Frankrijk en Nederland, en van de inflatieprojecties voor België. Bovendien wordt erin bepaald dat de in het kader van de taxshift voor de jaren 2016 tot 2020 toegekende bijdrageverminderingen bij het bepalen van de loonkloof niet in aanmerking mogen worden genomen en dat nieuwe bijdrageverminderingen bovenop of na de taxshift maar ten belope van 50 % in acht zullen mogen worden genomen. Bij de berekening van de maximale beschikbare loonmarge moet voortaan ook rekening worden gehouden met corrigerende factoren en een veiligheidsmarge, die er met name voor zorgt dat een gedeelte van het loonverschil ten gunste van België aangewend wordt om de historische handicap te verkleinen, namelijk degene die al bestond voor de inwerkingtreding van de wet van Die historische handicap moet nog worden gekwantificeerd door de CRB. De vergelijking van het verloop van de uurloonkosten in België en in de drie voornaamste buurlanden is een relevante indicator om de ontwikkeling van de relatieve kosten van de arbeidskrachten in ons land te beoordelen, maar houdt evenwel geen rekening met de dimensie productiviteit. Dat laatste element is een belangrijke determinant voor de loongroei. Het verloop 67.

68 van de loonkosten per uur mag in principe niet langdurig afwijken van dat van de arbeidsproductiviteit. De concurrentiepositie van België kan derhalve ook worden gevat op basis van het loonverschil in termen van de geproduceerde eenheden. Die maatstaf vertoont een neutraal verloop indien een snellere groei van de loonkosten gepaard gaat met een krachtiger versnelling van de productiviteit. Grafiek 27 - Loonkloof per eenheid product (procentuele verschillen in het gecumuleerde verloop, sinds 1996, van de loonkosten per eenheid product voor de bedrijfstakken industrie, bouwnijverheid en marktdiensten) Bronnen: EC, INR, NBB. 1 Een positief teken impliceert dat de loonkosten per eenheid product in België sneller stijgen dan gemiddeld in de drie voornaamste buurlanden. Het profiel van de handicap in termen van kosten per eenheid product is in de buurt gebleven van het beeld betreffende de uurloonkosten, ook al was de verhoging van de productiviteit de laatste twee jaar in België geringer. Het loonverschil wat betreft de loonkosten per eenheid product is bijgevolg nagenoeg stabiel gebleven ten opzichte van de situatie in Uit de uitsplitsing naar bedrijfstak blijkt dat de relatieve zwakheid van België vooral uitgesproken is in de marktdiensten, die bovendien als bedrijfstak steeds belangrijker worden in de economie en voor de werkgelegenheid Arbeidskosten in België: internationale vergelijking 8 Naast het verloop van het concurrentievermogen ten opzichte van de drie voornaamste buurlanden, zoals bepaald bij de herziene wet van 1996, kunnen ook de verschillen in loonpeil en loonkosten naar land worden belicht. De laatst beschikbare gegevens voor een internationale vergelijking in absolute cijfers hebben betrekking op De cijfers van de internationale vergelijking zijn afkomstig van Eurostat. Ze zijn gebaseerd op de gegevens van de enquête naar de arbeidskosten uit 2012, die werden geëxtrapoleerd aan de hand van de index van de arbeidskosten. 68.

69 Hoge Raad voor de Wergelegenheid Grafiek 28 Arbeidskosten per gewerkt uur: internationale vergelijking (voor de gehele economie¹, in euro, 2017) Bron: Eurostat. ¹ Benadering aan de hand van het aggregaat van de bedrijfstakken industrie, bouwnijverheid en diensten. Ondanks de geleverde inspanningen, liet België, op Denemarken na, nog steeds de hoogste uurloonkosten in de EU optekenen in 2017: de gemiddelde loonkosten voor de gehele economie bedroegen in ons land gemiddeld 39,6 per uur. Er tekenen zich grote verschillen af in de EU. De gemiddelde loonkosten zijn beduidend lager in de Zuid-Europese landen (Spanje, Griekenland, Portugal, ) en nog geringer in de landen van Oost-Europa. Die verschillen zijn op zich niet abnormaal: ze weerspiegelen grotendeels de uiteenlopende productiviteitscijfers in die economieën. Dat is minder het geval wanneer, zoals bij de landen uit de vergelijking hier, gerefereerd wordt aan qua ontwikkelingsniveau soortgelijke economieën. De opgetekende verschillen kunnen deels worden toegeschreven aan de relatieve specialisaties en de wijze waarop de sociale bescherming wordt gefinancierd. Uit de statistieken van Eurostat blijkt dat de cijfers voor België evenwel beduidend verbeterd zijn als gevolg van de maatregelen tot loonmatiging en van de taxshift. Terwijl de arbeidskosten per gewerkt uur voor de gehele economie in België tussen 2014 en 2017 met 1,5 % gestegen zijn, bedroeg de overeenkomstige toename in Duitsland 8,3 %, in Frankrijk 3,7 % en in Nederland 3,3 %. Afgezien van Finland, waar de toename maar 0,6 % bedroeg, lieten ook de noordse landen tijdens die periode een snellere stijging van hun loonkosten optekenen dan België: in Zweden en Denemarken beliep de vermeerdering respectievelijk 2,7 % en 4,7 %. De loonkosten voor de gehele economie blijven in België evenwel in absolute cijfers duidelijk uitkomen boven die in de drie voornaamste buurlanden: de arbeidskosten zijn in Frankrijk, Nederland en Duitsland respectievelijk 9 %, 12 % en 14 % minder hoog. Voor de werkgevers uit de private sector vertegenwoordigt het gewicht van de fiscaliteit en de parafiscaliteit in België 30 % van hun totale loonkosten. Van de referentielanden is het gewicht voor de werkgevers enkel in Frankrijk (met lasten ten belope van 31,4 % van de loonkosten) en Zweden (32,9 %) aanzienlijker. 69.

70 Wat betekent de daling van het loonaandeel in België? Op macro-economisch niveau vertegenwoordigt de toegevoegde waarde het vermogen dat tijdens het productieproces wordt gegenereerd door het inzetten van de productiefactoren, voornamelijk arbeid en kapitaal. Het verdelen van dat vermogen over de factoren is de resultante van een veelzijdige wisselwerking tussen subjecten en hun reacties op de schokken die de economie beïnvloeden. De kwestie kwam recentelijk weer op de voorgrond, omdat empirische studies in de meeste geavanceerde economieën een daling van het aandeel van de inkomens uit arbeid sinds de jaren 1980 hebben aangetoond (IMF (2017)). Uit de ramingen van dat aandeel van de inkomens uit arbeid voor België blijkt een beperkte afname sinds 1975 (-3,2 procentpunt), terwijl de vermindering meer uitgesproken is in vergelijkbare landen. Verloop van het aandeel van de inkomens uit arbeid voor diverse landen (in %, geheel van de economie) Bron: EC (Ameco). Hoewel over het algemeen wordt aangenomen dat het aandeel van de inkomens uit arbeid constant is of althans rond een constant gemiddelde schommelt, is het dus in feite in de meeste geavanceerde economieën afgenomen. De opgetekende bewegingen van het aandeel van de arbeid kunnen het gevolg zijn van structurele en/of cyclische factoren. De cyclische bewegingen zijn duidelijk te zien in de grafiek. De crisis van 2008 werd weerspiegeld in de daling van de winstmarges (en dus in de toename van het aandeel van de inkomens uit arbeid), gelet op de vertraging van de activiteit, terwijl de ondernemingen doorgaans, althans in een eerste fase, ervoor kozen de ontslagen te beperken (labour hoarding). Algemeen beschouwd, berust het meten van het aandeel van de inkomens uit arbeid in de toegevoegde waarde op bepaalde hypotheses, want het gemengd inkomen van de zelfstandigen is niet analoog aan een inkomen 70.

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid Hoge Raad voor de Werkgelegenheid Stand van zaken op de arbeidsmarkt in België en in de gewesten 2 juli 2018 Marcia De Wachter De arbeidsmarkt op een kruispunt 2 Werkgelegenheidsgraad naar gemeente en

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: 255 miljoen euro voor de Brusselaars

Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: 255 miljoen euro voor de Brusselaars Persdossier 7 juni 2017 : 255 miljoen euro voor de Brusselaars Didier Gosuin Brussels Minister van Economie, Tewerkstelling en Beroepsopleiding 1 Het Brussels Gewest vereenvoudigt de tewerkstellingssteun

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid. Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten 11 december 2013. Jan Smets

Jeugdwerkloosheid. Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten 11 december 2013. Jan Smets Jeugdwerkloosheid Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten 11 december 2013 Jan Smets Overzicht van de uiteenzetting 1. Dramatische jongerenwerkloosheidscijfers... 2 Werkloosheidsgraad

Nadere informatie

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Verslag Jan Smets. Persconferentie van 10 juli 2013

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Verslag Jan Smets. Persconferentie van 10 juli 2013 Hoge Raad voor de Werkgelegenheid Verslag 213 Jan Smets Persconferentie van 1 juli 213 Hoge Raad voor de Werkgelegenheid Recente ontwikkelingen op en vooruitzichten voor de arbeidsmarkt Verslag 213 2 Verloop

Nadere informatie

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4 VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4 Seppe Van Gils In vergelijking met Europa (EU-15) wordt Vlaanderen gekenmerkt door een gemiddeld aandeel werkenden (63,4%). Ten opzichte van het gemiddelde

Nadere informatie

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis Oktober 2009 De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis De werkloosheid: moet het ergste nog komen? De uitzendarbeid en het aantal openstaande betrekkingen lopen weer terug Het

Nadere informatie

Regionale economische vooruitzichten 2014-2019

Regionale economische vooruitzichten 2014-2019 2014/6 Regionale economische vooruitzichten 2014-2019 Dirk Hoorelbeke D/2014/3241/218 Samenvatting Dit artikel geeft een bondig overzicht van enkele resultaten uit de nieuwe Regionale economische vooruitzichten

Nadere informatie

R A P P O R T Nr. 87 --------------------------------

R A P P O R T Nr. 87 -------------------------------- R A P P O R T Nr. 87 -------------------------------- Europese kaderovereenkomst betreffende inclusieve arbeidsmarkten Eindevaluatie van de Belgische sociale partners ------------------------ 15.07.2014

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015 PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015 Lichte daling werkloosheid Arbeidsmarktcijfers tweede kwartaal 2015 De werkloosheidgraad gemeten volgens de definities van het Internationaal Arbeidsbureau daalde

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013 Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 24/ 213 Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 METHODOLOGIE 1 3 PROFIEL VAN DE UVW-WZ IN 24 EN IN 213 VOLGENS HET GEWEST 2 3.1 De -5-jarigen die

Nadere informatie

DUAAL LEREN IN VLAANDEREN: KANSEN EN GEVAREN

DUAAL LEREN IN VLAANDEREN: KANSEN EN GEVAREN DUAAL LEREN IN VLAANDEREN: KANSEN EN GEVAREN Dieter Verhaest KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, Campus Brussel Co-auteurs: Stijn Baert (UGent) Katleen De Rick (KU Leuven) Kristof De

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 Positieve arbeidsmarktevoluties in het derde kwartaal van 2015 De werkgelegenheidsgraad bij de 20- tot 64-jarigen bedroeg in het derde kwartaal van 2015 67,4% en steeg

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 Geen heropleving van de arbeidsmarkt in 2013 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten 4.530.000 in België wonende personen zijn aan het werk in 2013. Hun aantal

Nadere informatie

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Verslag Jan Smets. 24 juni 2011

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Verslag Jan Smets. 24 juni 2011 Hoge Raad voor de Werkgelegenheid Verslag 2011 Jan Smets 24 juni 2011 Verslag 2011 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid 1. Recente ontwikkelingen op en vooruitzichten voor de arbeidsmarkt 2. Gevolgen

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015 PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015 Jeugdwerkloosheid gedaald in het eerste kwartaal van 2015 Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2015 In het eerste kwartaal van 2015 was 67,4% van de 20- tot 64-jarigen

Nadere informatie

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk 1 Arbeidsparticipatie en gezondheidsproblemen of handicap De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het

Nadere informatie

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013 DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013 1 De arbeidsmarkt wordt krapper: alle talent is nodig Evolutie van de vervangingsgraad (verhouding 15-24-jarigen

Nadere informatie

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK) FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Statistisch Product Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK) Algemene informatie De enquête naar de arbeidskrachten (EAK) is een sociaal-economische steekproefenquête

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

Het verslag 2006 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid: de arbeidsmobiliteit

Het verslag 2006 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid: de arbeidsmobiliteit Het verslag 2006 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid: de arbeidsmobiliteit Hoge Raad voor de Werkgelegenheid 2006. Verslag 2006. Brussel. In 2006, door de Europese Commissie uitgeroepen tot Europees

Nadere informatie

Evaluatie van de pensioenbonus

Evaluatie van de pensioenbonus Federale Overheidsdienst Financiën - België Documentatieblad 72e jaargang, nr. 1, 1e kwartaal 2012 Evaluatie van de pensioenbonus HOGE RAAD VAN FINANCIEN Studiecommissie voor de vergrijzing D it is een

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 Meer 55-plussers aan het werk Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2013 66,7% van de 20- tot 64-jarigen is aan het werk. Dat percentage daalt licht in vergelijking met

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in maart 2015

De arbeidsmarkt in maart 2015 De arbeidsmarkt in maart 2015 Datum: 9 april 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche maart 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2.2 Uitdagingen op het vlak van werkgelegenheid 2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt Het wordt steeds belangrijker om met voldoende kwalificaties naar de arbeidsmarkt te kunnen gaan. In Europees

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hebben laaggeschoolden een hoger risico om in armoede te belanden? Ja. Laagopgeleiden hebben het vaak

Nadere informatie

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 5 februari 2009 Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal 2008 - Het hoeft geen

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen Stuk 1025 (1997-1998) Nr. 1 VLAAMS PARLEMENT Zitting 1997-1998 29 april 1998 VOORSTEL VAN DECREET van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

Nadere informatie

I B O. Een werknemer op maat gemaakt. 1. IBO = training-on-the-job. IBO = 'werkplekleren' IBO = 'een werknemer op maat'

I B O. Een werknemer op maat gemaakt. 1. IBO = training-on-the-job. IBO = 'werkplekleren' IBO = 'een werknemer op maat' I B O Een werknemer op maat gemaakt Eén van de kernopdrachten van de VDAB bestaat uit het verstrekken van opleiding. Het tekort aan specifiek geschoold personeel en de versnelde veranderingen in de werkomgeving

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in april 2015

De arbeidsmarkt in april 2015 De arbeidsmarkt in april 2015 Datum: 12 mei 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche april 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 De Belgische arbeidsmarkt in 2012 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten Hoeveel personen verrichten betaalde arbeid? Hoeveel mensen zijn werkloos? Hoeveel inactieve

Nadere informatie

6/10/14. De arbeidsmarkt 3.0 FONS LEROY GEDELEGEERD BESTUURDER VDAB

6/10/14. De arbeidsmarkt 3.0 FONS LEROY GEDELEGEERD BESTUURDER VDAB De arbeidsmarkt 3.0 FONS LEROY GEDELEGEERD BESTUURDER VDAB 2 1 3 Werk in een veranderende wereld 4 VUCA Volatile Uncertain Complex Ambiguous Uitdagingen op de Arbeidsmarkt 2 EU doelstellingen voor 2020!

Nadere informatie

De houdbaarheid van de overheidsfinanciën in het licht van de vergrijzing

De houdbaarheid van de overheidsfinanciën in het licht van de vergrijzing De houdbaarheid van de overheidsfinanciën in het licht van de vergrijzing Seminarie voor leerkrachten, 26 oktober 2016 Stefan Van Parys Bruno Eugène INTERN Departement Studiën Groep Overheidsfinanciën

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014 PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheidgraad blijft hoog Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2014 67% van de 20- tot 64-jarigen was aan het werk. Dat percentage blijft nagenoeg

Nadere informatie

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied Brussels Observatorium voor de Oktober 2013 FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied De arbeidsmarkten van de 3 gewesten in België zijn erg verschillend en hebben elk hun eigen specificiteit,

Nadere informatie

1. Hoeveel 55-plussers zijn bij VDAB ingeschreven als werkzoekend (nominaal + percentage beroepsbevolking + verloop over laatste tien jaar)?

1. Hoeveel 55-plussers zijn bij VDAB ingeschreven als werkzoekend (nominaal + percentage beroepsbevolking + verloop over laatste tien jaar)? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 177 van PETER VAN ROMPUY datum: 13 december 2016 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Werkgelegenheidsgraad 55-plussers - Evolutie Door de

Nadere informatie

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers FOCUS OP TALENT BAROMETER Kansengroepen in cijfers 217-218 Inhoudsopgave 1. Verklarende woordenlijst... 2. Samenvatting... 4. PERSONEN MET EEN ARBEIDSHANDICAP... 7 4. PERSONEN GEBOREN BUITEN EU28... 12

Nadere informatie

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK) FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Statistisch Product Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK) Algemene informatie De steekproefenquête naar de arbeidskrachten (EAK), in België opgezet door de

Nadere informatie

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens Bierings, H., Schmitt, J., van der Valk, J., Vanderbiesen, W., & Goutsmet, D. (2017).

Nadere informatie

Hoe beïnvloedt het Europese beleid de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen?

Hoe beïnvloedt het Europese beleid de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen? Hoe beïnvloedt het Europese beleid de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen? Cascade van beleidsniveaus en beleidsteksten Beleid EU Strategie Europa 2020 Europees werkgelegenheidsbeleid Richtsnoeren

Nadere informatie

Regionale economische vooruitzichten

Regionale economische vooruitzichten 2015/2 Regionale economische vooruitzichten 2015-2020 Dirk Hoorelbeke D/2015/3241/213 Samenvatting Dit webartikel geeft een bondig overzicht van de nieuwe regionale economische vooruitzichten tot 2020.

Nadere informatie

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA Vooraf Door de aanbevelingen van de Europese Unie is de aandacht momenteel vooral gericht op de werkgelegenheidsgraad van de oudere uitkeringstrekkers.

Nadere informatie

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 14 mei 2008 Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in 2007 - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - In 2007 Zijn 4,38 miljoen in

Nadere informatie

opgeleiden te Brussel. Trends naar Arbeidsmarktontwikkeling voor hoger 6 juni 2006 Studiedag onderwijsvernieuwing

opgeleiden te Brussel. Trends naar Arbeidsmarktontwikkeling voor hoger 6 juni 2006 Studiedag onderwijsvernieuwing Arbeidsmarktontwikkeling voor hoger opgeleiden te Brussel. Trends naar 2012. Studiedag onderwijsvernieuwing 6 juni 2006 DUALE STRUCTUUR VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Economische rijkdom Uitsluiting

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt INHOUDSOPGAVE Maandverslag November 2013 Inhoudsopgave en kerncijfers...1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau...2 Door de RVA vergoede werklozen...3 Overzicht

Nadere informatie

Uitdagingen voor de sociale zekerheid vanuit een macro-economisch perspectief

Uitdagingen voor de sociale zekerheid vanuit een macro-economisch perspectief Uitdagingen voor de sociale zekerheid vanuit een macro-economisch perspectief LBC-NVK en ACV West-Vlaanderen, lezingen over de toekomst van onze sociale zekerheid Kortrijk, 9 november 2017 Jan Smets, Gouverneur

Nadere informatie

HET BRUSSELS GEWEST ONDERTEKENT DE EERSTE INSCHAKELINGSCONTRACTEN!

HET BRUSSELS GEWEST ONDERTEKENT DE EERSTE INSCHAKELINGSCONTRACTEN! PERSDOSSIER PRIMEUR: EEN JOB VOOR 12 MAANDEN VOOR DE MEEST KWETSBARE BRUSSELSE JONGEREN HET BRUSSELS GEWEST ONDERTEKENT DE EERSTE INSCHAKELINGSCONTRACTEN! KABINET VAN MINISTER GOSUIN 13/07/2016 Inhoud

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in februari 2015

De arbeidsmarkt in februari 2015 De arbeidsmarkt in februari 2015 Datum: 24 maart 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche februari 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1.

Nadere informatie

Onafhankelijke denktank Fact-based Lange termijn

Onafhankelijke denktank Fact-based Lange termijn Leeftijd en arbeidsmarkt: naar een nieuw paradigma? Leeftijd en arbeidsmarkt Itinera Institute Onafhankelijke denktank Fact-based Lange termijn Aanreiken, verdedigen en bouwen van wegen voor beleidshervorming

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in mei 2015

De arbeidsmarkt in mei 2015 De arbeidsmarkt in mei 2015 Datum: 11 juni 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche mei 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheid opnieuw in stijgende lijn Arbeidsmarktcijfers derde kwartaal 2013 Na het licht herstel van de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Nadere informatie

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

Kinderarmoede in het Brussels Gewest OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL Senaat hoorzitting 11 mei 2015 Kinderarmoede in het Brussels Gewest www.observatbru.be DIMENSIES VAN ARMOEDE

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in juni 2015

De arbeidsmarkt in juni 2015 De arbeidsmarkt in juni 2015 Datum: 15 juli 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche juni 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

De regionale impact van de economische crisis

De regionale impact van de economische crisis De regionale impact van de economische crisis Damiaan Persyn Vives Beleidspaper 11 Juli 2009 VIVES Naamsestraat 61 bus 3510 3000 Leuven - Belgium Tel: +32 16 32 42 22 www.econ.kuleuven.be/vives De regionale

Nadere informatie

ONGELIJKHEID OP DE ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 9

ONGELIJKHEID OP DE ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 9 ONGELIJKHEID OP DE ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 9 Tom Vandenbrande Op het vlak van de gelijke vertegenwoordiging van kansengroepen op de arbeidsmarkt bengelt Vlaanderen aan de staart van het Europese peloton.

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in januari 2016

De arbeidsmarkt in januari 2016 De arbeidsmarkt in januari 2016 Datum: 12 februari 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche januari 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers 2016

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers 2016 FOCUS OP TALENT BAROMETER Kansengroepen in cijfers 2016 Inleiding In de conceptnota Focus op talent en competenties als sleutel naar een hogere werkzaamheidsgraad in het kader van Evenredige Arbeidsdeelname,

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013)

Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) 1 Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) 1. Arbeidsmarktstatus van de bevolking van 15 jaar en ouder in 1983 en 2013 De Belgische bevolking van

Nadere informatie

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990 Augustus : aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990 Eind augustus telt het Brussels Gewest 8.605 jonge werkzoekenden. Voor de maand augustus is dat het laagste aantal in 28 jaar. Er zijn

Nadere informatie

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE. 0. KENGETALLEN Brugge Midden- West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid- West-Vlaanderen West- Vlaanderen Vlaams Gewest Totale bevolking (01/01/2008) 275.599 233.200 149.287 213.729 278.672 1.150.487 6.161.600

Nadere informatie

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende Brusselse werkloosheid blijft dalen Juni 2018: van de 102 000 jonge Brusselaars zijn nu minder dan 8 000 werkzoekende Er wonen 102.460 jongeren (18-24 jaar) in Brussel. Van hen zijn er vandaag minder dan

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in maart 2016

De arbeidsmarkt in maart 2016 De arbeidsmarkt in maart 2016 Datum: 11 april 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche maart 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1.

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 OVERZICHT VAN DE VOORNAAMSTE ACTIVERINGSMAATREGELEN

Nadere informatie

Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: Vanaf 1 oktober belangrijke wijzigingen voor tienduizenden werkzoekenden!

Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: Vanaf 1 oktober belangrijke wijzigingen voor tienduizenden werkzoekenden! Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: Vanaf 1 oktober belangrijke wijzigingen voor tienduizenden werkzoekenden! A. INLEIDING Met de zesde staatshervorming heeft het Brussels Gewest nieuwe bevoegdheden

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013 PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013 Licht herstel van de arbeidsmarkt? Arbeidsmarktcijfers tweede kwartaal 2013 67,5% van de 20- tot 64-jarigen is aan het werk. Dat percentage stijgt met 0,8 procentpunten

Nadere informatie

Een regionale opsplitsing van de sociale balansen

Een regionale opsplitsing van de sociale balansen Een regionale opsplitsing van de sociale balansen Nationale Bank van België (2004). De sociale balans 2003, Economisch Tijdschrift 4-2004. Voor het eerst heeft de Nationale Bank van België de sociale balansen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 oktober 2010 (12.10) (OR. en) 14479/10 SOC 612 EDUC 158 ECOFIN 580 NOTA

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 oktober 2010 (12.10) (OR. en) 14479/10 SOC 612 EDUC 158 ECOFIN 580 NOTA RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 7 oktober 2010 (12.10) (OR. en) 14479/10 SOC 612 EDUC 158 ECOFIN 580 NOTA van: aan: Betreft: het Comité voor de werkgelegenheid het Comité van permanente vertegenwoordigers

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

De evolutie van de preventie in een Europees kader

De evolutie van de preventie in een Europees kader BBvAG LVII Nationale Dagen voor Arbeidsgeneeskunde Brussel 15 november 2018 De evolutie van de preventie in een Europees kader Luc Van Hamme Adviseur-generaal Arbeidsinspectie-TWW Hoofd van de regionale

Nadere informatie

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar Brussel, 3 mei 2018 Eind april telt het Brussels Gewest 89.367 werkzoekenden, wat overeenkomt met een werkloosheidsgraad van 15,9%.

Nadere informatie

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE Bij het openen van het rapport worden de meest recente gegevens uit de databank gehaald. Inleiding In dit document worden de kansarmoede-indicatoren weergegeven

Nadere informatie

Vlaanderen binnen Europa

Vlaanderen binnen Europa Vlaanderen binnen Europa Een gekleurde blik op de arbeidsmarkt Voorjaar 2016 steunpuntwerk.be/vlaanderen-binnen-europa werk.be/vlaanderen-binnen-europa europa.vdab.be Steunpunt Werk Naamsestraat 61, 3000

Nadere informatie

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden Mei 2018: De jeugdwerkloosheid daalt 5 jaar ononderbroken De daling van de werkloosheid zet zich verder in Brussel. Eind mei telt het Brussels Gewest 87.912 werkzoekenden, wat overeenkomt met een werkloosheidsgraad

Nadere informatie

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden Juli 2018: opnieuw daling van Brusselse werkloosheid Eind juli telt het Brussels Gewest 90.673 werkzoekenden, wat overeenkomt met een werkloosheidsgraad van 16,2%. Het is geleden van het jaar 2000 dat

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 26 april

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 26 april A D V I E S Nr. 1.401 ----------------------------- Zitting van vrijdag 26 april 2002 ----------------------------------------- IAO - 91ste zitting van de Internationale Arbeidsconferentie (juni 2003)

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in oktober 2013

De arbeidsmarkt in oktober 2013 De arbeidsmarkt in oktober 2013 Datum: 8 november 2013 Van: Stad Antwerpen Actieve stad Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche oktober 2013 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen eind

Nadere informatie

REKENHOF. Consolideren en motiveren om vooruitgang te boeken

REKENHOF. Consolideren en motiveren om vooruitgang te boeken REKENHOF Consolideren en motiveren om vooruitgang te boeken STRATEGISCH PLAN 2010-2014 2 Inleiding Dit document stelt de resultaten voor van de strategische planning van het Rekenhof voor de periode 2010-2014.

Nadere informatie

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België. Het Brussels hoofdstedelijk gewest en zijn hinterland. 700.000 jobs in het BHG, waarvan 400.000 ingenomen door Brusselaars

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in mei 2016

De arbeidsmarkt in mei 2016 De arbeidsmarkt in mei 2016 Datum: 17 juni 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche mei 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1. Antwerpen

Nadere informatie

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd Brussel, 1 oktober Eind september bedraagt de jongerenwerkloosheidsgraad, na een 64 e daling op rij, 24,7%. Brussel telt 9.477

Nadere informatie

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden 20 000 Brusselse werkzoekenden minder op 4 jaar tijd Brussel telt 91.877 werkzoekenden, voor een werkloosheidsgraad van 16,5%. Daarmee daalt de werkloosheid voor de 39 e maand op rij: in vergelijking met

Nadere informatie

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Van Dongen, W. 2010. Naar een meer democratische verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

Hoge Raad voor de Werkgelegenheid Hoge Raad voor de Werkgelegenheid 26 juni 2008 1. Recente ontwikkeling van de arbeidsmarkt PP 2 Werkgelegenheid en activiteit (voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens, veranderingspercentages

Nadere informatie

NOVEMBER 2014 BAROMETER

NOVEMBER 2014 BAROMETER NOVEMBER 2014 BAROMETER In deze nieuwe editie van de barometer staan we stil bij de Census 2011 die afgelopen maand werd gepubliceerd door Statistics Belgium, onderdeel van de FOD Economie. We vertalen

Nadere informatie

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal Persbericht PB14 56 11 9 214 15.3 uur CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal Meer werklozen aan de slag Geen verdere daling aantal banen, lichte groei aantal vacatures Aantal banen

Nadere informatie

Gepubliceerd. CRB evalueert interprofessioneel akkoord 2003-2004. Arbeidsmarktbeleid. Inhoud van het Technisch Verslag 2003

Gepubliceerd. CRB evalueert interprofessioneel akkoord 2003-2004. Arbeidsmarktbeleid. Inhoud van het Technisch Verslag 2003 Gepubliceerd Arbeidsmarktbeleid CRB evalueert interprofessioneel akkoord 2003-2004 CRB (2003).. Brussel: CRB, CRB 2003/1000 CCR 11. De ontwikkeling van de uurloonkosten en de werkgelegenheid loopt volgens

Nadere informatie

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt FEBRUARI 2012 INHOUD Blz 1. Bevolking 2 1.1 Totale bevolking 2 1.2 Doorstromingscoëfficiënt 2 1.3 Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in april 2016

De arbeidsmarkt in april 2016 De arbeidsmarkt in april 2016 Datum: 10 mei 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche april 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1. Antwerpen

Nadere informatie

S A M E N V A T T I N G

S A M E N V A T T I N G 5 6 Samenvatting Dit advies bevat de reactie van de Sociaal-Economische Raad op de adviesaanvraag over het voorkómen van arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector. Hierover hebben de ministers van

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Is er morgen nog werk voor iedereen? Egbert Lachaert Jong Vld 30 maart 2015

Is er morgen nog werk voor iedereen? Egbert Lachaert Jong Vld 30 maart 2015 Is er morgen nog werk voor iedereen? Egbert Lachaert Jong Vld 30 maart 2015 Werkloosheid Vacatures Loonkosten Loopbanen Man vrouw Sectoren Evoluties arbeidsmarkt Werkloosheidscijfers België Jaar België

Nadere informatie

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie betreffende de stages voor werkzoekenden. 16 juni 2015

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie betreffende de stages voor werkzoekenden. 16 juni 2015 ADVIES Voorontwerp van ordonnantie betreffende de stages voor werkzoekenden 16 juni 2015 Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bischoffsheimlaan 26 1000 Brussel Tel : 02 205

Nadere informatie

Verlenging en kwaliteit van de loopbanen: het verslag 2017 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

Verlenging en kwaliteit van de loopbanen: het verslag 2017 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid Verlenging en kwaliteit van de loopbanen: het verslag 2017 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. (2017). Verslag 2017: Verlenging en kwaliteit van de loopbanen. Brussel.

Nadere informatie