Hoofdstuk 1:Ontstaan van de vraag uit het consumptiegedrag

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoofdstuk 1:Ontstaan van de vraag uit het consumptiegedrag"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 1:Ontstaan van de vraag uit het consumptiegedrag Behoeften op een correcte manier indelen en uitleggen Basisbehoeften of primaire behoeften zijn goederen en diensten die we nodig hebben om te kunnen overleven. 3 basisbehoeften: Voedsel Kleding Wonen Daarbuiten heeft de mens ook nog andere behoeften die cultuurgebonden zijn = secundaire en tertiaire behoeften. We spreken van een behoefte vanaf we een te kort ondervinden Om deze materiële behoeften te bevredigen gaan we consumeren: We gaan goederen en diensten verbruiken. We gaan niet enkel consumeren om onze behoeften te vervullen, maar ook om onze status te bevestigen, onze verlangens na te jagen en onze persoonlijkheid uit te drukken. Buiten de materiële behoeften bestaan er ook nog de immateriële behoeften. Hiervoor heeft men geen geld nodig. Door het nastreven van deze groeide verlangens is de consumptiemaatschappij ontstaan: Deze wordt gekenmerkt door de kwantitatieve toename van de consumptie en de onverzadigbaarheid van de maatschappij, we hebben nooit genoeg. De mens gaat steeds meer en meer consumeren om haar sociale status te bevestigen of te verhogen. Uiteraard stoten we hij het consumeren op een beperkt budget. We spreken hier van een schaarsteprobleem. Elk individu gaat hier door een eigen consumptiepatroon aanmaken dat bepaald wordt door de keuzes die hij moet maken. Deze keuze wordt echter wel beïnvloed door: Gezinssituatie Sociale klasse Nationaliteit Persoonlijkheid/ levensstijl Buiten deze individuele behoeften zijn er ook collectieve behoeften zoals onderwijs, veiligheid, deze worden bevredigd door de maatschappij De tegenstroom die zich tegen de consumptiemaatschappij heeft gericht noemt consuminderen: deze voorstanders pleiten voor een schoner leefmilieu, een evenwichtig en gezonde levensstijl en solidariteit met de minderbedeelden. Doordat we steeds meer willen consumeren ontstaat er een verschil tussen: Welzijn = hoe we ons voelen Welvaart = wat we hebben hoewel de welvaart stijgt kan het welzijn dalen. Dit komt omdat onze behoeften stijgen.

2 De vraagcurve tekenen en interpreteren De vraagcurve geeft het verband tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs van één goed weer. Het verschil tussen een verschuiving van en een verschuiving langs de vraagcurve uitleggen en grafisch weergeven Verschuiving langs de vraagcurve We stellen een negatief verband vast tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid. = als de prijs daalt dan stijgt de gevraagde hoeveelheid.(prijselasticiteit van de vraag) we zien een verschuiving LANGS de vraagcurve Verschuiving van de vraagcurve We kunnen ook een verschuiving zien van de vraagcurve. Dit wil zeggen dat de gevraagde hoeveelheid gaat stijgen of dalen zonder dat de prijs van het goed veranderd. Dit kan een gevolg zijn van: Een stijgend inkomen (inkomstenelasticiteit) Een prijsstijging of daling van een substitueerbaar goed(kruiselingse prijselasticiteit) Toename of afnamen van de voorkeur bij de consument We zien een verschuiving van de vraagcurve. Ceteris paribus = de overige omstandigheden blijven gelijk. Dit wil zeggen dat er slechts één van de veranderlijke die invloed hebben op het resultaat gaat veranderen. (Dit wordt gebruikt om theoretische modellen te gaan onderzoeken). De prijselasticiteit van de vraag, de kruis elasticiteit en de inkomstenelasticiteit berekenen en correct interpreteren Met de elasticiteit wordt verwezen naar de verandering in de gevraagde hoeveelheid. dit kan verschillende oorzaken hebben: Door een prijswijziging van het goed zelf ( prijselasticiteit van de vraag) Prijswijziging van een ander goed dat ermee in verband gebracht kan worden (kruiselingse prijselasticiteit) Wijziging in het beschikbaar inkomen ( inkomenselasticiteit) De individuele elasticiteit hangt ook af van de consument zelf: Rijke consumenten zijn ook minder prijsgevoelig Hoe kleiner het procentueel budget van het goed, hoe prijsongevoeliger de consument is

3 De prijselasticiteit van de vraag Consumenten zijn gevoelig voor prijsveranderingen als het gaat over tertiaire (of secundaire) goederen. In dit geval spreken we over een prijsgevoelige consument en zien we bij een prijsverandering een verandering op langs vraagcurve. het goed is prijselastisch. Bij primaire goederen gaat de consument minder reageren op prijsstijgingen. In dit geval zien we weinig of geen verandering op de vraagcurve. het goed is prijsinelastisch. Deze prijs(in)elasticiteit wordt berekend aan de hand van de prijselasticiteitscoëfficiënt van de vraag. Dit is de verhouding tussen de relatieve verandering van de gevraagde hoeveelheid van het goed en de relatieve verandering van de prijs van hetzelfde goed. met en Meestal heeft de prijselasticiteit van de vraag een negatief teken. Dit komt door het dalende verloop van de vraagcurve. Interpretatie van de uitkomst: De unitair prijselastische vraag Ev= 1 de gevraagde hoeveelheid reageert evenredig met de prijsverandering. (Als de prijs stijgt met 1 procent, dan daalt de gevraagde hoeveelheid met 1procent). De prijselastische vraag Ev < 1 de gevraagde hoeveelheid reageert meer dan evenredig op de prijsverandering. ( Als de prijs stijgt met 1 procent, dan daalt de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1 procent). De prijsinelastische vraag Ev > 1 De gevraagde hoeveelheid reageert minder dan evenredig op de prijsverandering. (Als de prijs stijgt met 1 procent, dan daalt de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1 procent). De elasticiteit geeft de helling van de curve weer: Hoe vlakker de curve hoe prijsgevoeliger de vraag is. Hoe stijler de curve, hoe inelastischer de vraag.

4 De kruiselingse prijselasticiteit De vraag naar een bepaald goed hangt niet alleen af van de prijs van het goed, maar ook van de prijs van andere goederen die ermee in verband gebracht kunnen worden. We zien hier een verschuiving van de vraagcurve. De kruiselingse prijselasticiteit berekend de verhouding tussen de relatieve wijziging in de gevraagde hoeveelheid van een goed en de prijswijziging van een ander goed. met Interpretatie van de uitkomst: en Complementaire goederen (= goederen die samen een welbepaalde behoefte bevredigen) Ek < 0 Als de prijs van het ene goed stijgt met 1 procent, dan daalt de gevraagde hoeveelheid van het andere goed met X procent.. Substitueerbare goederen (= goederen die eenzelfde behoefte bevredigen) Ek >0 Als de prijs van het ene goed stijgt met 1 procent, dan stijgt de gevraagde hoeveelheid van het andere goed met X procent. Niet in verband te brengen goederen Ek = 0 Er is geen direct verband tussen de twee goederen.

5 Inkomstenelasticiteit De wet van Engel Als we weinig geld hebben dan gaan we het grootste deel van ons budget aan primaire behoeften spenderen. Als we meer geld gaan hebben zien we andere behoeften opduiken waaraan we voorrang gaan geven. Hierdoor gaat het budget aan de primaire behoeften procentueel dalen. Bij de Engelscurve gaan het inkomen op de X as staan en de gevraagde hoeveelheid op de Y as. Inkomsten elasticiteit Dit is de verhouding tussen de relatieve verandering van de gevraagde hoeveelheid van een goed en de relatieve verandering van het inkomen. met Interpretatie uitkomst: Luxe goederen en Ey > 1 als het inkomen stijgt met 1 procent, dan stijg de gevraagde hoeveelheid van het goed met meer dan 1 procent. we moeten wel weten dat een gezin slechts luxe producten kan aankopen vanaf een bepaald inkomen, drempelinkomen genoemd. Noodzakelijke goederen 0 < Ey < 1 als het inkomen stijgt met 1 procent, dan stijgt de gevraagde hoeveelheid van het goed met minder dan 1 procent. Inferieure goederen (= een goed dat als minderwaardig beschouwd wordt door de consument) Ey < 0 dit kan pas vanaf een punt van verzadigdheid. Als het inkomen daalt dan gaat men minder van een normaal product beginnen kopen en meer van een minderwaardig merk beginnen kopen. Tot we door inkomstenverlies alleen nog maar dit minderwaardig product kopen. Als de inkomsten dan nog dalen dan daalt ook de gevraagde hoeveelheid van dat minderwaardig product.

6 Juiste conclusies trekken rond de aard van het goed vanuit de kruiselingse elasticiteit en de inkomstenelasticiteit. Kruiselingse elasticiteit Twee goederen zijn complementair als de waarde van de elasticiteit kleiner is dan 0. Twee goederen zijn substitueerbaar als de waarde van de elasticiteit groter is dan 0. Inkomstenelasticiteit Een goed is een luxe goed als de waarde van de inkomstenelasticiteit groter dan 1 is. Een goed is een levensnoodzakelijk goed als de waarde van de elasticiteit groter dan 0 en kleiner dan 1 is. We spreken van inferieure goederen als de waarde van de elasticiteit kleiner of gelijk aan nul is. Verband kunnen leggen tussen de prijselasticiteit van de vraag en de invloed op de omzet van de producent of de invloed op de inkomsten van de overheid. Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Als de overheid de taksen op benzine gaat verhogen dan kan dat ervoor zorgen dat we minder benzine gaan kopen. Hierdoor int de overheid meer taksen op minder benzine. Aan de hand van de prijselasticiteit van de vraag kan de overheid nagaan wanneer zij het meeste taksen zou innen. Als we door de prijsstijging van de benzine ook nog eens minder auto s zouden gaan kopen dan kan dit bepaald worden door de kruiselingse elasticiteit. Als dit zo zou zijn zou dat voor de overheid betekenen dat zij ook op auto s minder btw zouden ontvangen en ook minder verkeerstaksen zouden innen. Als we dan nog een stap verder gaan kan het zijn dat doordat we minder auto s gaan kopen er ontslagen volgen. hierdoor daalt het inkomen van de consument. En dan kan men aan de hand van de inkomstenelasticiteit nagaan hoe we ons consumenten gaan moeten aanpassen door bijvoorbeeld minder goederen en diensten uit de tertiaire sector te kopen. Hierdoor gaat de overheid terug minder btw ontvangen. De overheid haalt veel informatie uit deze formules. Als een producent zijn prijs van een goed gaat verhogen kan ze aan de hand van de prijselasticiteit nagaan hoe consumenten gaan reageren op deze verandering. Aan de hand van de kruiselingse elasticiteit ziet hij of de consument gaat kiezen voor substituerende goederen. Aan de hand van de gegeven die de producent en de overheid hier uit kunnen halen kunnen ze hun nieuwe omzet gaan schatten. Door hun nieuwe prijs te vermenigvuldigen met de geschatte nieuwe gevraagde hoeveelheid.

7 Hoofdstuk 2; ontstaan van het aanbod uit het producentengedrag De wet van toe- en afnemende marginale productiviteit verklaren Het kostenverloop Het productieverloop Productiefactoren: factoren die de onderneming moet inzetten om de juiste diensten te kunnen aanbieden en om de juiste goederen te produceren. er zijn 3 productiefactoren: - Natuur (grondstoffen en energie) - Arbeid (hoofd- en handenarbeid) - Kapitaal ( reële kapitaalgoederen: machines en gebouwen) Productiemiddelen kosten geld waardoor de onderneming kosten maakt. Dus ook de producent staat voor een keuzeprobleem. Het verband tussen de hoeveelheid ingezette productiefactoren(input) en de omvang van de productie(output) noemen we de productiefunctie. Op korte termijn: productiecapaciteit blijft constant. kapitaal wijzigt niet, om productie te laten stijgen moet arbeid stijgen. Op korte termijn blijft het kapitaal constant, dit zijn vaste kosten. Op lange termijn kan men kiezen voor een kapitaalintensiever bedrijf en dan stijgen de vaste kosten. De marginale arbeidproductiviteit De marginale arbeidsproductiviteit is de meerproductie die men bekomt wanneer de productiefactor arbeid met één eenheid toeneemt. MP = TP (meerproductie) A (extra arbeid) en GP = TP A (MP= marginale arbeidsproductiviteit) (GP= gemiddelde arbeidsproductiviteit is de gemiddelde productie van één arbeider)

8 De wet van de niet-proportionele meeropbrengsten (zie pag. 25) De grafiek van de totale productie gaat eerst progressief stijgen(meer dan evenredig), daarna degressief tot aan een maximum waar de productiecapaciteit te klein wordt en dan gaat het verloop terug dalen. De marginale productiviteit bereikt haar maximum in het buigpunt van progressief naar degressief bij de totale productiecurve. waar de marginale opbrengst 0 wordt is de productiecapaciteit aan haar hoogtepunt gekomen daarna zal de marginale productie negatief worden. Zolang de MP > GP stijgt de gemiddelde productie. Wanneer MP<GP daalt de gemiddelde productie. Wanneer MP = GP spreken we van maximale winst. De wet van de toenemende en afnemende marginale productiviteit of de wet van de niet proportionele meeropbrengsten. in het begin is er weinig arbeid die met constant kapitaal wordt gecombineerd. Als de arbeid stijgt gaat de TP(totale productiviteit) meer dan evenredig stijgen. in een tweede face daalt de productiviteit omdat het aantal arbeiders blijft toenemen, maar het kapitaal constant blijft: er zijn teveel arbeiders voor de beschikbare productiecapaciteit. Op lange termijn kan zowel de arbeid als het kapitaal variëren.

9 Formuleren dat de uitbreiding van de productie in de korte periode enkel mogelijk is door meer arbeid in te schakelen Op korte termijn blijft de productiecapaciteit constant. kapitaal wijzigt niet, om productie te laten stijgen moet arbeid stijgen. Formuleren van de uitbreiding van de productie in de lange periode ook kan door meer kapitaal in te schakelen (Pag. 27) In de lange periode kan zowel kapitaal als arbeid variëren. Progressieve schaal effecten de totale productie zal meer dan evenredig stijgen en de gemiddelde productiviteit stijgt. de grotere schaal laat een betere arbeidsverdeling doe en zorgt dat er efficiënter gewerkt kan worden. Degressieve schaaleffecten de totale productie zal minder dan evenredig stijgen en de gemiddelde productiviteit daalt. een te grote schaal kan ook nadelen hebben. de organisatie wordt te moeilijk, er ontstaan communicatieproblemen die zorgt dat de productiviteit negatief beïnvloed wordt. Constante schaaleffecten de totale productie stijgt en de gemiddelde productiviteit blijft constant. Toenemende, afnemende en constant schaalopbrengsten van elkaar onderscheiden (zie pag. 27) De gemiddelde totale kostencurve in de lange periode afleiden op basis van de gemiddelde totale kostencurve in de korte periode. Vaste kosten: de totale constant kosten (TCK) (vb. boekhouder) de variabele kosten: deze zijn afhankelijk van de geproduceerde hoeveelheid (TVK)(vb. handarbeider) semivariabele kosten: vb. elektriciteit: ( vaste kosten(kantoor) + variabele kosten(machines) ) TCK + TVK = TK (grafiek pag. 29)

10 De TCK,TVK en TK op korte termijn grafisch weergeven en hun verloop verklaren (pag. 29) De TCK Deze kosten blijven op korte termijn constant. De curve heeft een horizontaal verloop omdat deze kosten onafhankelijk zijn van het productievolume. De TVK gaan eerst degressief stijgen. Dit komt door een aantal kostbesparende effecten (betere samenwerking, grote verkochte hoeveelheden, ). Na een tijd gaat de TVK progressief gaan stijgen dit komt omdat de maximale productiecapaciteit nadert (overuren moeten gemaakt worden, nachtwerk, ). De TK lopen evenwijdig met de TVK. De afstand tussen de 2 grafieken is gelijk aan de waarde van de TCK. De GCK, GVK,GTK en MK grafisch weergeven en hun verloop verklaren. Deze kosten worden per eenheid product uitgedrukt. We delen de TVK, TCK of TK door de productieomvang. GCK = TCK Q, GVK = TVK Q, GTK = TK Q De marginale kosten zijn de extra kosten die ontstaan indien de productie met één eenheid toeneemt. MK = TK Q of MK = TVK Q want MK = TCK+ TVK Q met TCK = 0 => MK = TVK Q (grafiek pag.32) Het technisch optimaal punt is het snijpunt van de MK en de GTK. De twee grafieken snijden elkaar in het minimum van de GTK. De optimale bezetting is het snijpunt van de GCK en de GVK.

11 Het verband uitleggen tussen de MK en de GVK-GTK en het verband uitleggen tussen het verloop van de TK-curve en de gemiddelde en MK-curve (grafiek pag.32)+ zie filmpje dileahs!!! Gemiddelde constant kost De GCK is heeft een dalend verloop wat de constante kosten blijven op korte termijn ongewijzigd. Verband tussen GVK en TVK De GVK daalt eerst en gaat dan stijgen. Zolang de TVK degressief stijgt daalt de GVK want de marginale toename < het rekenkundig gemiddelde. het minimum van de GVK wordt bepaald door het snijpunt van de MK-curve. Dit punt wordt de optimale bezetting genoemd. Dalend en stijgend verloop van de GTK De afstand tussen GVK en GTK neemt af bij toenemende productie. Dit hangt samen met het verloop van de GCK. wantgtk GVK = GCK De GVK bereikt haar minimum voor de GTK. het minimum van de GTK noemen we het technisch optimaal punt. het technisch optimaal punt is niet de optimale productiehoeveelheid. de optimale productiehoeveelheid wordt bepaald door de productieomvang waar de winst gemaximaliseerd wordt. Het marginale kostenverloop per eenheid (grafiek pag.34) Ook de MK/e daalt eerst en gaat dan stijgen. Het MK verloop wordt bepaald door de TK. Als de totale kosten degressief verloopt, verloopt de MK dalend. waar de totale kost over gaat van degressief naar progressief heeft de MK haar minimum bereikt. Waar de TK progressief verloopt, verloopt de MK stijgend. Want als MK< GTK of GVK => daalt GTK of GVK en als MK > GTK of GVK => stijgt GTK of GVK als MK en GTK of GVK gelijk zijn hebben we een minimum. Grafiek pag. 34 perfect kunnen teken!! Zie filmpje dileahs

12 Invloeden op lange termijn (Uitleg + grafiek pag.35) Met een bepaalde bedrijfsgrootte(=schaal) komt telkens een U-vormige korte termijn kostencurve (TGK) overeen. Het opbrengstenverloop Het verloop van de TO,GO en MO bij volkomen concurrentie verklaren Opbrengsten of omzet = P Q ( de omzet is rechtevenredig met de verkochte hoeveelheid) TW(totale winst) = TO TK GO (gemiddelde opbrengst) = TO Q = P Marginale opbrengst = TO Q = P (= extra opbrengst uit de verkoop van 1 eenheid) Een markt van volkomen concurrentie of volledige mededinging We spreken van een markt van volkome concurrentie als er veel vragers en veel aanbieders zijn. We hebben ook te maken met een transparante markt waarbij de ondernemer geen invloed kan uitoefenen op de prijs, we spreken van een marktprijs. Het punt van winstmaximalisatie bepalen (grafiek pag.39) We vergelijken TO met TK Als TO<TK verlies Als TO=TK break-evenpunt Als TO>TK winstmaximalisatie We vergelijken MO met MK Als GO>GTK winst, maar als GO<GTK is er weer verlies. We moeten nu binnen deze winstzone naar de optimale productiegrootte gaan kijken. waar is de extra winst = marginale winst het grootst? Als MO = MK dan spreken we van winstmaximalisatie want als MO>MK stijgt de winst tot als MO=MK daarna wordt MO<MK en dit wil zeggen dat de winst terug daalt.

13 De maximale winst berekenen en grafisch weergeven (zei pag. 40) *we spreken van winst wanneer GTK< GO>GTK. De GO = P die constant is. We hebben dus te maken met een interval tussen 2 gelijke GTK- waarden. Bij deze eerste waarde spreken we van het break even punt. *Waar MO = MK bereiken we winstmaximalisatie. MO = TO Q TK = P en MK = Q = TVK Q *Bij volkomen concurrentie is: MO= G0 = P De aanbodcurve De aanbod curve geeft de relatie weer tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid. We gaan opzoek naar de snijpunten van de MO = MK voor elke hoeveelheid. Er zijn 3 mogelijkheden: - P > GTK : de ondernemer maakt winst - P = GTK : de ondernemer maakt noch winst, noch verlies - P <GTK: de ondernemer maakt verlies o Als P>GVK moet er verder geproduceerd worden want dan worden de VK nog volledig gedekt en ook een deel van de CK. o Als P <GVK dan moet de onderneming stil gelegd worden want dan worden zowel de CK als de VK niet meer gedekt. Door de productie stil te leggen wordt de VK = 0. De aanbodcurve wordt gevonden door voor de verschillende prijzen het optimale afzetpunt te vinden. De ligging van de aanbodcurve wordt bepaald door de ligging van de MK- curve De wijzigingen langs en van de aanbodcurve verklaren en grafisch weergeven Wijziging van de aanbodcurve - Als de arbeidkost daalt dan daalt de MK- curven en krijgen we dus een verschuiving naar beneden. Hierdoor verschuift de aanbodcurve naar rechts. Het aanbod wordt groter bij een zelfde prijs. - Als de kostprijs op grondstof stijgt dan stijgt de MK- curve. Hierdoor verschuift de aanbodcurve naar links. Er wordt dus minder aangeboden voor een zelfde prijs. Mogelijker reden van deze verschuivingen zijn: - Arbeidskosten veranderen door extra werknemers aan te nemen, lastenverlaging, - Door arbeidproductiviteit. Arbeiders raken getraind. - Duurder worden van machine. - Arbeidintensiever werk (kosten stijgen)

14 De prijselasticiteit van het aanbod bereken en verklaren De prijselasticiteit van het aanbod is de verhouding tussen de relatieve verandering van de aangeboden hoeveelheid van een goed en de relatieve verandering van de prijs van hetzelfde goed. E a = met Q a Q a0 P Q a = Q a1 Q a0 en P = P 1 P 0 P 0 Als E a > +1 We spreken van een prijselastische aanbod: Als de prijs stijgt met 5% dan stijgt de aangeboden hoeveelheid met meer dan 5%. Als E a = +1 We spreken van een unitair prijselastische aanbod: Als de prijs met 5% stijgt dan stijgt de aangeboden hoeveelheid met 5% Als E a < +1 We spreken van een prijsinelastische aanbod: Als de prijs stijgt met 5% dan stijgt de aangeboden hoeveelheid met minder van 5%. Beïnvloeding van de elasticiteit door: - De aard van het product vb.: landbouwproducten zijn prijsinelastischer omdat ze minstens 1 teeltperiode nodig hebben om het aanbod op te drijven. - De beschouwde tijdsperiode op lange termijn hebben de producenten meer tijd om hun productie aan te passen. Winst Lees pag. 46

15 Prijsvorming op basis van de vraag en het aanbod Het begrip markt markt concreet: een welbepaalde plaats van ontmoeting tussen vragers en aanbieders abstract: de verzameling van alle vragers en aanbieders van een welbepaald goed of dienst Voorbeelden van een concrete markt: winkel, veiling, voorbeelden van een abstracte markt: arbeidsmarkt, automarkt, Kenmerken van de volkomen concurrentie Aantal marktpartijen in markt van volkomen concurrentie Er zijn veel vragers en aanbieders waardoor een individuele vrager of aanbieder geen invloed kan uitoefenen op de prijs. Zowel vrager als aanbieder zijn prijsnemers. De partijen kunnen wel hun aangeboden- of gevraagde hoeveelheid aanpassen. Ze zijn dus hoeveelheidsaanpassers. De volkomenheid De markt is transparant. Alle partijen hebben de volledige informatie omtrent de prijs waartegen ze kunnen kopen of verkopen. En omtrent de aard van het product. alle partijen zijn dus van alle marktomstandigheden op de hoogte. Toetreding Het is een open markt. De toetredingsdrempel is laag. Er zijn geen specifieke vergunningen nodig. De markt is ook makkelijk te verlaten. Het product Het is een markt met homogenen goederen of diensten. De aangeboden goederen zijn identiek (zelfde kwaliteit). De vrager kan zijn beslissing enkel laten afhangen van de prijs.

16 Het marktevenwicht bij volkomen concurrentie Bij een markt van volkomen concurrentie bestaat er slechts één marktprijs. Dit is de prijs waarbij de aangeboden hoeveelheid en de gevraagde hoeveelheid gelijk zijn aan elkaar. = marktevenwicht en evenwichtsprijs De aanbodcurve verloopt stijgend en de vraagcurve verloopt dalend. Het snijpunt van deze twee curven bepalen de marktprijs. Dit is een gegeven voor de aanbieder. Zij zullen bepalen hoeveel eenheden zij zullen aanbieden om hun winst te maximaliseren. (MO=MK) Ook de vragers zullen hun hoeveelheid aanpassen om hun behoeften maximaal te benutten. Als de prijs van het goed teveel afwijkt van de marktprijs dan creëren we een aanbodoverschot als de prijs te hoog is of een vraagoverschot als de prijs te laag is. Wijziging van het marktevenwicht De vraagcurve kan verschuiven door: - Het aantal vragers wijzigt - Het inkomen van de vragers wijzigt - De voorkeur van de vragers wijzigt - De prijzen van de andere goederen wijzigen Grafieken pag. 56 (notities) De aanbodcurve kan verschuiven door: - Het aantal aanbieders verandert - Een wijziging van de productiviteit - De prijzen van de productiemiddelen zoals bijvoorbeeld de grondstoffen

17 Hoofdstuk 4: prijsvormingen in verschillende marktvormen Meestal hebben we te maken met een markt van onvolkomen concurrentie. productdifferentiatie: de producten zijn niet homogeen. Er is een verschil in kwaliteit, service, reclame, de producent kan dus wel zijn prijs aanpassen eb is geen zuivere hoeveelheidsaanpasser. Hij is een prijszetter. meestal is er ook geen oneindig grote markt, maar zijn er een aantal grotere aanbieders. ook is de markt niet altijd even makkelijk toetreedbaar. Dit wordt beperkt door octrooien, hoge investeringskosten, vestigingswetten, De monopolie Marktpartijen: Het is een markt met 1 aanbieder en veel vragers. de aanbieder is een prijszetter, maar wordt in zijn macht beperkt door: - Een prijselastische vraag - Substituten - Toetreding concurrentie - Machtsbeperking door tussen komst overheid bij misbruik Volkomenheid: Het is een ondoorzichtige markt Toetreding:de toetreding is beperkt Product: het is een homogeen product. Verschillende vormen van monopolies - De overheidsmonopolies of wettelijke monopolie Hierbij neemt de overheid de productie van een bepaald goed of dienst op zich met uitsluiting van particuliere producenten. (NMBS) - Het natuurlijk monopolie Een bedrijf (of land) beschikt als enige over een bepaalde grondstof( diamantmijn in Zuid- Afrika) - Het feitelijk monopolie Deze ontstaat doordat een groot marktleider er in slaagt alle concurrenten uit de markt te dringen. Deze kunnen ontstaan door octrooien of technische overheersing (Microsoft)

18 Het evenwicht van de monopolist De vraagcurve (= collectie afzetcurve) De monopolist kan de prijs van zijn product zelf bepalen. Als hij een lagere prijs vraagt, wordt de afzet groter. Hij moet dus opzoek naar winstmaximalisatie. Aangezien de monopolist de enige aanbieder is, is de afzetcurve gelijk aan de collectieve vraagcurve. We weten nog steeds dat de GO = P. De GO- curve zal dus dalend verlopen. De totale omzet wordt berekend door P x Q de TO- Curve verloopt in 3 fasen: Fase 1: Als we de prijs gaan laten dalen, gaat de totale opbrengst stijgen. We spreken hier van een elastische vraag waarbij de gevraagde hoeveelheid meer dan evenredig gaat reageren op de prijs. Fase 2: In een bepaald punt zijn de totale opbrengsten maximaal. We spreken hier van een unitair prijselastische vraag. Fase 3: Als de prijs blijft dalen dan gaan nu ook de opbrengsten mee dalen. We spreken hier van een inelastische vraag waarbij de gevraagde hoeveelheid minder dan evenredig gaat reageren op de prijs. De marginale opbrengsten bij een monopolist worden bepaald door de opbrengst van de bijgekomen eenheden, vermindert met de opbrengst afname ten gevolge van de prijsdaling op de verkochte eenheden. MO = TO Q dit wil zeggen dat de MO kleiner is dan de prijs. De marginale opbrengst is ook niet constant maar hangt samen met de fasen van de TO- curve: Fase 1: de TO stijgen en de MO is positief. De verkoop van een extra eenheid laat de opbrengst stijgen. (prijselastische vraag) Fase 2: De TO is maximaal en de MO is 0.( unitaire prijselastische vraag) Fase 3: de TO dalen en de MO is negatief. ( prijsinelastische vraag) (grafieken pag. 65)

19 Winstmaximalisatie De winst is het grootst waar TO > TK. We zien dat het punt van winstmaximalisatie bereikt wordt waar MO=MK. We kunnen de prijs dan gaan aflezen op de GO- curve. Dit punt noemen we het punt van Cournot. TW = Q (GO GTK) of TW = Q (P GTK) (grafiek pag. 68) Vergelijking met volkomen concurrentie - De GTK en MK van de monopolist zijn gelijk aan de optelling van respectievelijk alle GTK en MK van alle producenten bij volkomen concurrentie. - De prijsafzetcurve van de monopolist komt overeen met de collectieve vraagcurve bij volkomen concurrentie. (grafiek pag. 69 en 70)

20 Het oligopolie (jetair, Neckerman, Airbus, ) Marktpartijen: Het is een markt met enkele grote aanbieders die een groot marktaandeel bezitten en er zijn veel vragers. een aanbieder kan de prijs beïnvloeden Volkomenheid: Het is een ondoorzichtige markt want de tarieven zijn moeilijk te vergelijken. Toetreding:de toetreding is beperkt. We spreken van een gesloten markt. Dit komt door: - Er zijn licenties, vergunningen nodig - Hoge investeringskosten - Hoge reclame en marketingkosten Product: het is een heterogeen product. Soms is er ook sprake van homogene producten (grondstoffen) De penetratiegraad: de penetratiegraad is de graad waaraan een product of dienst door potentiële klanten gekend en/of gebruikt wordt. Het is een indicatie voor de groeimogelijkheden. Vormen van marktgedrag 1. Prijzenoorlog: de aanbieders willen allemaal de goedkoopste zijn en gaan met elkaar concurreren op de prijs. 2. Winstmarge: er wordt een winstmarge ingebouwd = verkoopprijs- totale kosten 3. door elkaar dood te willen concurreren gaan de winstmarges dalen en kan een bedrijf niet meer rendabel worden. het principe van de marktleider is ook prijsleider (brouwerijen, banken) de marktleider dient hier zijn verantwoordelijkheid op te nemen als de marktsituatie verandert. Kleinere aanbieders zullen noot hun prijs verhogen. Ze zullen wachten tot de marktleider de prijs verhoogt en zullen dan mee verhogen met het zelfde percentage. Er is hier geen sprake van onderlinge prijsafspraken. Oligopolisten hebben er geen baat hun prijs eenzijdig te verhogen. Ze zouden hierdoor marktaandeel verliezen.

21 Vorm 1: non- price- competition Om hun marktaandeel te verhogen zullen oligopolisten extra dienstverlening, service, reclame, nieuwe technologieën, inzetten. Er wordt niet op de prijs geconcurreerd. Prijswijziging worden op de markt van non-price-competition ingezet door de marktleider. Hierbij zullen andere concurrerende bedrijven prijsdalingen volgen, maar prijsstijgingen zullen niet gevolgd worden zodat het marktaandeel van de marktleider daalt. Soms is het echter nodig om deze prijsstijging te volgen. Vorm 2: kartelvorming Deze marktvorm is eigenlijk verboden omdat het de onderlinge concurrentie tegenhoudt wat nadelig is voor de consument. De aanbieders gaan onderlinge afspraken maken om zo meer macht te kunnen uitoefenen op de markt. Theorie van de geknikte vraagcurve In een markt met oligopolie heeft men vaak te maken met prijsstarheid- prijsrigiditeit. Wanneer een aanbieder de prijs zal laten dalen, kan hij verwachten da de concurrentie deze daling zal volgen om geen marktaandeel te verliezen. Indien een aanbieder de prijs zal laten stijgen zal de concurrentie niet volgen waardoor consumenten overschakelen naar een andere producent en waardoor de aanbieder die de prijs liet stijgen marktaandeel verliest. We spreken van een elastische vraag (vlakke vraagcurve) De producent die naar maximale winst streeft heeft dus weinig belang bij het veranderen van zijn prijs. Hij kiest de productieomvang waarbij MO=MK. Uit de prijsstarheid kan men afleiden dat de oligopolist liever niet op de prijs concurreerd. Toch zien we dat dit vaak gebeurt. We verklaren dit door het prisinor s dilemma.

22 Monopolistische concurrentie (deze marktvorm is de meest realistische) Marktpartijen: Het is een markt met veel aanbieders en veel vragers. de aanbieders kunnen de prijs beïnvloeden. Volkomenheid: Het is een ondoorzichtige markt door veel variatie in dienstverlening, kwaliteit, Toetreding:de toetreding is onbeperkt. Er is een vrije toetreding. Product: het is een heterogeen product door productdifferentiatie. Prijsvorming De producent realiseert een maximale winst bij de hoeveelheid waar MO = MK. Het maken van winsten lokt nieuwe aanbieders. Om het marktaandeel te vrijwaren zullen de producenten hun publicatiekosten verhogen waardoor de kostencurve stijgt to GO=P=GTK. Bij de productiekosten is een normale vergoeding voor de ondernemer ingerekend. Deze normale vergoeding is de enige winst die er gemaakt wordt. (grafiek pag. 89)

23 De bedrijfshuishouding Begripsomschrijving Produceren: het voortbrengen van goederen en/of diensten dat gebeurt in de bedrijfshuishoudingen. Productiefactoren: factoren die we nodig hebben om te produceren; natuur, arbeid, kapitaal en management. De bedrijfskolom Een bedrijfskolom is het geheel van bedrijfstakken die zich met opeenvolgende fasen van het productie bezighouden. Om tot de bedrijfskolom te kunnen behoren moet het bedrijf iets bijgebracht hebben aan de totstandkoming van het product en eigenaar van het product worden. Een bedrijfstak is een groep van gelijksoortige bedrijven, zij verzorgen samen eenzelfde fase van het productieproces. De bedrijfskolom kan in de loop der jaren veranderen: In lengte - Integratie: de bedrijfskolom verkort omdat een bedrijf beslist meerdere activiteiten uit een vorige of volgende fase zelf uit te voeren. - Differentiatie : de bedrijfskolom wordt langer omdat een bedrijf een aantal fasen gaat afstoten. Ze gaan zich specialiseren in hun kernactiviteit. In breedte - Parallellisatie: het assortiment wordt breder (om de productiecapaciteit beter te benutten of om seizoensinvloeden te beperken. - Specialisatie: het beperken van het assortiment ( bij constante vraag of wanneer er veel productkennis nodig is).

24 Indeling van het bedrijf Naar de aard van bedrijvigheid - Primaire sector: de agrarische bedrijven of landbouwbedrijven, de bosbouw en de visserij. - Secundaire sector: de extraherende bedrijven of ontginningsbedrijven en de industriële of verwerkende bedrijven. - Tertiaire sector: o De commerciële of handelsondernemingen: zij bewerken of verwerken de goederen niet. Zij kunnen enkel consument vriendelijkere verpakkingen aanbieden. o De dienstverlenende ondernemingen: zij gaan zorgen voor een directe behoeftebevrediging bij de consument of goederen dichter bij de consument brengen. Deze groep behoord ook niet tot de bedrijfskolom. - Quartaire sector: dit zijn de diensten die geen winstoogmerk hebben. Volgens hun wettelijke verplichting i.v.m. de boekhouding DE VEREENVOUDIGDE BOEKHOUDING DUBBELE BOEKHOUDING

25 De vereenvoudigde boekhouding De vereenvoudigde boekhouding mag verrichtingen registreren in dagboeken: - Aankoopdagboek - Verkoopdagboek - Financieeldagboek Deze ondernemingen zijn ook verplicht om elk jaar een inventaris op te maken. De dubbele boekhouding De dubbele boekhouding moet haar verrichtingen registreren, rekening houdend met het rekeningstelsel: - Jaarlijks de jaarrekening opstellen: o o o Balans Resultatenrekening toelichting

26 de handel de handel brengt de goederen van de voortbrenger of producent naart de verbruiker of consument. Bij dit overbrengen worden geen wijzigingen in de aar van de goederen aangebracht/ er worden goederen en diensten geleverd. Dankzij de handel kan de consument over de goederen beschikken in de juiste hoeveelheid, in de verlangde toestand, op de juiste plaats en op het gepaste moment. Indeling volgens de verhandelde hoeveelheid De groothandelaar gaat in grote hoeveelheden aan- en verkopen. Meestal verkoopt hij aan de kleinhandelaar. Soms wordt er ook aan de consument verkocht. De kleinhandelaar gaat in kleinere hoeveelheden aan- en verkopen. Zij verkoopt aan de consument. Indeling naar taak De collecterende handel verzameld grondstoffen bij de producent. De distribuerende handel gaat de afgewerkte producten verdelen aan de consument. Wie is de handelaar? Handelaars of kooplieden zijn zij die daden uitoefenen, bij de wet daden van koophandel genoemd, en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend, hun gewoon beroep maken De handelaar kan zowel een rechtspersoon zijn als een natuurlijke persoon. De natuurlijk personen moeten bekwaam zijn. In de wet van koophandel staan 6 handelsvennootschappen als rechtspersoon erkend (BVBA, EBVBA, NV,CV, ) Daden van koophandel zijn daden met een winstoogmerk, met name aankopen en verkopen van goederen en diensten evenals alle daden gesteld door de handelaar in verband met zijn handel. Zij die nooit zelfstandig ondernemer kunnen worden: - Minderjarigen - Mensen die veroordeeld werden of failliet gingen - Mensen met een vreemde nationaliteit die niet in het bezit zijn van een beroepskaart. - Mensen met een ander onverenigbaar beroep (notaris, rechter, gerechtsdeurwaarder, politieman, pastoor, )

27 De handelsonderneming Vernieuwingen sedert 1 juli 2003 Sinds 2003 zijn de formaliteiten die men moet vervullen als men zich wilt vestigen als handelaar sterk vereenvoudigd: - Nu moet men alleen nog naar het ondernemingsloket gaan om alle formaliteiten m.b.t. het starten van een zaak te verrichten.(dit is al een feit op papier, maar nog niet in de praktijk) - Nu krijgt men een uniek ondernemingsnummer toegekend als onderneming. Hiermee wordt je ingeschreven in de kruispuntbank der ondernemingen en dat geldt voor alle formaliteiten en verrichtingen. Het ondernemingsloket Een ondernemingsloket is een vzw, die door de overheid erkend werd om de formaliteiten die nodig zijn om een eigen zaak of onderneming op te starten te vervullen. Het ondernemingsloket is bevoegd om: - Na te gaan of aan alle startvoorwaarden voldaan is - De administratieve attesten rond beroepsbekwaamheid en vestigingsformaliteiten vervullen. - Inschrijven in de kruispuntbank der ondernemingen Het ondernemingsloket kan hulp aanbieden tegen betaling voor: - Inschrijving bij de btw-administratie - Inschrijving bij de RSZ - Inschrijven bij het ziekenfonds - Het aanvragen van de nodige vergunningen Voor de startende ondernemer blijven er nu nog 4 stappen over die zij moeten vervullen bij het starten van hun onderneming: de bank, het ondernemingsloket, de notaris en de griffie.

28 De kruispuntbank er ondernemingen De kruispuntbank der ondernemingen is een elektronisch register beslast met het opnemen, bewaren, bewaken, beheren en ter beschikking stellen van gegevens die betrekking hebben op de identificatie van de ondernemingen. Het ondernemingsnummer Het ondernemingsnummer is een nummer van 10 cijfers dat begint met een 0 of een 1. Het nummer wordt gebruikt als identificatienummer en voor communicatie met de overheid en met ondernemingen onderling. Dit nummer werd ingevoerd in Voor reeds bestaande ondernemingen gelde er: - Voor bestaande ondernemingen met een btw-nummer: 0 + btw-nummer. - Voor bestaande ondernemingen met rijksregisternummer van rechtspersonen: 0 + nummer. - Voor bestaande onderneming zonder nummer: 0 + automatisch ondernemingsnummer. - Voor nieuwe ondernemingen: 0 of 1 + automatisch ondernemingsnummer. Een onderneming met verschillende vestigingen krijgt buiten een ondernemingsnummer ook voor elke vestiging een vestigingsnummer. Dat nummer bestaat uit 10 cijfers waarvan het eerste cijfer begint met een cijfer tussen 2 en 8.

29 Verplichtingen Voldoen aan startvoorwaarden - In het bezit zijn van een attest bedrijfsbeheer - Beroepskennis bewijzen of een aantal extra verplichtingen vervullen. (vestigingswet, milieuvergunning, leurkaart voor ambulante handel, vergunning voor verkopen of fabriceren van voedingswaren,..) Inschrijven in de kruispuntbank der ondernemingen Deze inschrijving gebeurt aan het ondernemingsloket. Men ontvangt er een uniek ondernemingsnummer. Dit nummer moet op alle handelsdocument vermeld worden. Inschrijven bij de btw-administratie en verplichtingen voorgeschreven door de btwwetgeving - Bij het begin, wijziging of stopzetting van de activiteiten moet er aangifte gedaan worden bij de btw-administratie. - Factuur uitreiken bij de verkoop van goederen of het leveren van diensten. - Alle uitgaande facturen doorlopend nummeren en inschrijven in het boek van uitgaande facturen - Alle inkomende facturen doorlopend nummeren en inschrijven in het boek van inkomende facturen. - Een ontvangstenboek bijhouden voor alle verkopen aan niet handelaars. - Op regelmatige basis btw-aangifte doen. - Bij jaar- en kwartaalaangiften regelmatig voorschotten betalen. - Jaarlijks een klantenlisting opstellen. - De gebruikte formulieren kunnen aangevraagd worden bij de btw-administratie. Verplichtingen voorgeschreven door de wet op de boekhouding (zie boven) Openen van een zichtrekening bij een financiële instelling Er moet een zichtrekening geopend worden op de naam van de handelaar. Dit nummer moet samen met de naam van de instelling worden aangebracht op alle handelsdocumenten.

30 Bekendmaking van huwelijkscontract De aard van het huwelijkstelsel heeft invloed op de grootte van de bezittingen waarop schuldeisers verhaal kunnen uitoefenen Het uitreksel van het huwelijkscontract moet aan de griffier van de bevoegde rechtbank van koophandel bezorgd worden. Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds Dit fonds int de bedragen die u moet betalen en zorgt ervoor dat de uitkeringen correct verlopen. Aansluiten bij een ziekenfonds Een zelfstandige is verplicht zich aan te sluiten bij een ziekenfonds. Als dit reeds gebeurt is moet hij zijn statuut laten wijzigen. De belangrijkste activiteiten Commerciële verrichtingen Aan- en verkoopverrichting van handelsgoederen, maar ook van andere goederen en diensten zoals reclame, telefoon, Financiële verrichtingen De betalingen, inningen, het aangaan van kredieten, het betalen van intrest, het ontvangen van intrest, Investeringen Het aanschaffen van duurzame middelen zoals gebouwen, toonbank, koelkast, meubilair,

31 Belang van boekhoudkundige administratie Belang van handelstechniek - Begrijpen van het handelsgebeuren - Documenten die aan de basis van dit gebeuren liggen leren analyseren, invullen, nummeren en ordenen. Belang van boekhouding - Voldoen aan de wettelijke verplichtingen - Een informatiebron van het bedrijfsgebeuren. Volgen van de aankopen, schulden, betalingen, Belang van het handelsbeleid - Een oordeel vormen over de werking van het bedrijf - Lessen rekken uit het verleden om verbeteringen in te voeren.

32 Van prijsaanvraag tot betaling De verschillende stappen van het koopproces Bij iedere koopovereenkomst zijn er 2 partijen: de verkoper en de koper. De prijsaanvraag(stap 1) Bij een prijsaanvraag gaat het initiatief uit van de koper. Deze aanvraag kan mondeling, schriftelijk, telefonisch, in de winkel, het geschrift waarin de koper vraagt aan de verkoper om een prijs te bereken voor bepaalde artikels onder bepaalde voorwaarden wordt de prijsaanvraag genoemd. (deze is nooit bindend) De offerte(stap 1) In een offerte doet de verkoper een voorstel omtrent de voorwaarden en de prijs tegen dewelke een bepaald goed wordt aangeboden. Voorbeelden van offerten zijn: prospectus, catalogus, advertentie, folder, prijskaartje op winkelwaar, De voorwaarden in een offerte hebben betrekking op: - De aard van de kwaliteit. (soms wordt een gratis monster bijgevoegd) - De prijs met eventuele vermindering - De levering en betaling Soorten offerten De vaste offerte of de onherroepelijke aanbieding De koper die een dergelijke offerte accepteert is zeker dat de goederen aan de gestelde voorwaarden worden gekocht. Deze offerte is wel nooit voor onbepaalde tijd, er moet dus rekening gehouden worden met een tijdslimiet. De vrijblijvende offerte De offerte is niet bindend. Deze offerte wordt vaak gebruikt als de verkoper prijsstijgingen verwacht of wil onderhandelen met verschillende partijen.

33 De bestelling bij de bestelling worden de verkoopswaarden vastgelegd: - De hoeveelheid - De prijs - Het vervoer - De levering - De betaling Bij de bestelling is het belangrijk de kleine lettertjes te lezen. We onderscheiden ook 2 soorten verkoopsvoorwaarden: 1) De bijzondere verkoopsvoorwaarden deze verkoopsvoorwaarden worden afgesproken tussen de leverancier en de specifieke klant.( extra kortingen, ) deze voorwaarden worden meestal op de voorzijde van het factuur terug gevonden en moeten per bon worden ingevuld. 2) De algemene verkoopsvoorwaarden deze verkoopsvoorwaarden gelden voor alle klanten en zijn voorgedrukt op de achterzijde van het factuur.(dit kan ook uitzonderlijk op de voorkant van een factuur) Een goede bestelbon bevat volgende gegevens: - Naam, adres, ondernemingsnummer van de verkoper - Datum en nummer van de bestelbon - Omschrijving van het product of de dienst - De eenheidsprijs, de hoeveelheid, de totale prijs en de toepasbare btw-tarief - De afgesproken verkoops-,lever- en betalingsvoorwaarden - De handtekening van de verkoper Een bestelling gebeurt wanneer de kandidaat koper een offerte accepteert. De koper en verkoper wij het eens over de zaak en de prijs en de verkoopsovereenkomsten zijn afgesloten. Bij een vaste offerte moet de bestelling wel binnen een bepaalde periode geplaatst worden.

34 Een bestelling kan op verschillende manieren worden gebeuren: - Mondeling - Per telefoon, fax, , - Per brief, bestelbon, bestelkaart, - Nut van de bestelbon Voor de koper: - Volledige overmaking van de bestelling - Nakijken of bestelling en levering overeenkomen - Bestelbon vergelijken met factuur Het is dus zeer nuttig dat de koper een kopie van de bestelbon bijhoudt. Voor de verkoper: - Aan de hand van bestelbon goederen klaarmaken - Aan de hand van bestelbon factuur opmaken

35 De levering De levering is het ter beschikking stellen van het goed of de dienst door de verkoper aan de koper. In principe moet de koper de goederen ophalen want schulden zijn haalbaar, niet draagbaar. Leveringsvoorwaarden Franco thuis: De eigendomsoverdracht gebeurd in het magazijn van de koper. De goederen reizen dus op risico van de verkoper en deze is dus verantwoordelijk voor eventuele schade. de kosten van afzonderen, vervoer, laden en lossen worden in de prijs inbegrepen. Af magazijn: de eigendomsoverdracht gebeurd in het magazijn van de verkoper. De goederen reizen dus op risico van de koper. de kosten van het afzonderen worden enkel in de prijs inbegrepen. Bij de levering af magazijn heeft de verkoper meestal geen eigen vervoer. In dit geval zijn er 2 mogelijkheden: - De verkoper spreekt een transportbedrijf aan, betaald de kosten en rekent die nadien door aan de koper op het factuur. De transportfirma vervoert FRANCO. - De koper spreekt een transportbedrijf aan. In dit geval gebeurt het vervoer NIET FRANCO. - Er kan ook geleverd worden onder rembours: de goederen worden slechts afgegeven tegen betaling van de prijs van de goederen en de verzendingskosten. Dit gebeurt meestal bij verzending per post. in de meeste gevallen wordt de leveringsbon in tweevoud ingevuld. De koper ontvangt dan 1 bon bij levering ter vergelijking. Een tweede exemplaar is voor de verkoper, na handtekening van de koper, als bewijs van levering.

36 De betaling Om het juiste bedrag te kennen krijgt de koper een factuur van de verkoper. Het factuur wordt opgemaakt door de verkoper in ten minste 2 exemplaren. Het origineel is voor de koper. Het kopie dient als verantwoordingsdocument is de boekhouding van de verkoper. Het factuur bevat informatie over: - Aard van de prijs van de geleverde goederen - Het tarief en bedrag van de btw - Het totale te betalen bedrag - Een vervaldatum Verschillende vormen van betalen: - de rechtstreekse betaling = In speciën(in contanten ) - de onrechtstreekse betaling = met betalingsdocumenten, elektronisch, verschil tussen contant betaling en betaling in contanten contante betaling de contante betaling wil zeggen een onmiddellijk betalen betalen in contanten betalen in contanten betekent betalen met gereed geld. Dit kan zowel onmiddellijk( =contante betaling) als op langere termijn.

37 een waaier van mogelijkheden om te betalen een handelaar die een aankoopfactuur ontvangt is een schuldenaar. Een handelaar die een aankoopfactuur uitschrijft is een schuldeiser. Er bestaan 2 soorten manieren van betalen: - rechtstreekse betaling: betaling van hand tot hand. - onrechtstreekse betalen: tussenkomst van een financiële bank. bij het uitvoeren van een betaling wilt de schuldenaar altijd een bewijs van ontvangst. De rechtstreekse betaling De rechtstreekse betaling gebeurt in contanten. Contanten behoren tot het chartaal geld. Het kasstrookje Bij het betalen aan de kassa wordt een kasstrookje afgegeven. Deze bevat: - datum - geleverde goed - prijs en hoeveelheid - btw-code - totaal betaald bedrag het kasstrookje is geen rechtsgeldig document als bewijs van betaling. Het is namelijk niet gepersonaliseerd. Wil de schuldenaar toch een geldig bewijs van betaling dan moet hij vragen naar een gekweten factuur.(hiervoor kunnen administratieve kosten gerekend worden). De kwijting een kwijting gebeurt op een bestaand factuur door de schuldeiser. Het gekweten document wordt daarna bewaard door de schuldenaar, als bewijs van betaling en bevat volgende vermeldingen: - voldaan op. Of betaald op../ / - handtekening van schuldeiser - naam en hoedanigheid - datum van ondertekening (bij ontvangst van een cheque kan ook een kwijting worden uitgeschreven).

38 Het kwijtschrift of kwitantie Het kwijtschrift is een afzonderlijk document dat door de schuldeiser wordt ingevuld, als bewijs van betaling. De schuldeiser heeft meestal een boekje met verschillende kwitanties: Het linkerdeel wordt de stam genoemd en blijft in het boekje. Hierop wordt geschreven wie, waarom en wanneer de kwitantie is uitschreven. Het rechterdeel, de eigenlijke kwitantie is voor de schuldenaar, als bewijs van betaling. Volgende vermeldingen zijn terug te vinden op de kwitantie: - volgnummer van het document in het boekje - bedrag voluit in letters - bedrag in cijfers en munteenheid - reden van betaling - identiteit van schuldenaar en schuldeiser - datum en handtekening schuldeiser nadelen van rechtstreekse betaling - schuldeiser en schuldenaar moeten elkaar ontmoeten - het bedrag moet in speciën betaald worden De onrechtstreekse betaling De overige betalingen behoren tot het giraal geldverkeer. Deze betalingen kunnen pas ingeschakeld worden door een persoon die houder is van een zichtrekening bij een financiële instelling. Belangrijke verandering in het bankwezen - fusies, overnames, sluitingen - vermindering van kantoren en agentschappen - ontstaan van self-banking - promoten van self-banking via telefoon of internet dit diende om de kosten van de financiële instelling te drukken.

39 Financiële instellingen in België De depositoverwervende en kredietverlenende instellingen Dit zijn kredietinstellingen waarbij een handelaar een zichtrekening heeft voor het uitvoeren van financiële verrichtingen. *Vroeger was de overheid actief als producent van financiële diensten( openbare kredietinstellingen of oki s). zij streefden ook naar winst. Voorbeelden hiervan zijn: - ASLK (algemene spaar- en lijfrentekas) - GK(gemeente krediet) - Door een grote overheidsschuld heeft de overheid instelling verkocht en geprivatiseerd. *De bank van de post is voort gegroeid uit de postcheque, een overheidsinstelling. De postcheque beperkte zich tot het betalingsverkeer en omvatte geen kredietverlening. Later zocht zij financiële partners voor verkoop van bank- en verzekeringsproducten. De bank van de post is nu een volwaardige bank en werkt in een zuiver concurrentiële omgeving. Zij blijft wel een van de goedkoopste oplossingen voor bancaire basisdiensten. *kredietverlenende instellingen zijn dienstverlenende organismen die gelden inzamelen tegen een bepaalde vergoeding er ze opnieuw uitlenen tegen een hogere vergoeding. Zij verlenen deze kredieten zowel aan particulieren, bedrijven als overheid en dit voor eigen rekening. De belangrijkste Belgische kredietinstellingen zijn: Fortis, Dexia, ING, KBC, AXA *zakenbanken en holdings zijn instellingen die meestal participeren op risicodragend kapitaal in ondernemingen. Deze instelling hebben daardoor ook inspraak in de onderneming. Zakenbanken participeren meestal op korte termijn om winst te halen uit de verkoop van hun deelname. Holdings participeren op langere termijn om inspraak te hebben in het beleid van de onderneming. *institutionele beleggers behoren tot de groep verzekeringsmaatschappijen en gemeenschappelijke beleggingsfondsen. *De monetaire overheid: deze heeft een regulerende en controlerende functie. Haar beleid wordt gedirigeerd vanuit de Europese centrale bank. *De bank van Breda richt zich naar KMO s, handelaars en vrije beroepen.

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

1 De bepaling van de optimale productiegrootte 1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem

Nadere informatie

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn: Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet Samenvatting door R. 1689 woorden 24 juni 2014 7,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. De kledingmarkt Omzet = prijs x afzet Omzetindex = (prijsindex x afzetindex) : 100 Afzet = verkochte

Nadere informatie

Oefeningen Producentengedrag

Oefeningen Producentengedrag Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) havo 5 Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte

Nadere informatie

1 Markt en marktvormen

1 Markt en marktvormen 1 Markt en marktvormen Wat is het verschil tussen een markt en een marktvorm? Markt= Concrete markt, plaats waar vragers en aanbieders van een bepaald goed elkaar ontmoeten en transacties afsluiten Marktvorm

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting door een scholier 2744 woorden 2 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Basiskennis: Indexcijfers Indexcijfers zijn makkelijk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt Ondernemingsvormen Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt De eenmanszaak = een onderneming met één eigenaar. De vennootschap onder firma (VOF) = een onderneming waarbij enkele mensen

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod. 1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en Producent

Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt (module 3) vwo 4 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument & Producent

Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting door een scholier 1097 woorden 3 april 2003 7,7 84 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT Hoofdstuk 1 de klant Marktaandeel afzet eigen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2

Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als

Nadere informatie

Economie Module 2 & Module 3 H1

Economie Module 2 & Module 3 H1 Economie Module 2 & Module 3 H1 Module 2 1.1 De individuele vraag Individuele vraaglijn kent een dalend verloop: als de prijs daalt, stijgt als gevolg daarvan de gevraagde hoeveelheid. Men wil voor 1 appel

Nadere informatie

Economie Module 3 H1 & H2

Economie Module 3 H1 & H2 Module 3 H1 & H2 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten:

Nadere informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie 1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet

Nadere informatie

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden. Module 3 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten: - De concrete

Nadere informatie

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting door een scholier 1806 woorden 8 april 2003 6,5 29 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie, Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19.

Nadere informatie

Katern 2 Markten en welvaart

Katern 2 Markten en welvaart Katern 2 Markten en welvaart Begrippen budgetlijn = deze lijn geeft de verschillende mogelijkheden van geld uitgeven voor een consument weer ceteris paribus vraaglijn = het verband tussen de prijs en de

Nadere informatie

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2. 1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de

Nadere informatie

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit Uitwerking vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet

Nadere informatie

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST OVER OMZET, KOSTEN EN WINST De Totale Winst (TW) van bedrijven vindt men door van de Totale Opbrengsten (TO), de Totale Kosten (TK) af te halen. Daarvoor moeten we eerst naar de opbrengstenkant van het

Nadere informatie

Domein markt: volkomen concurrentie

Domein markt: volkomen concurrentie Domein markt: volkomen concurrentie De markt / het marktmechanisme Vraag-aanbodcurve evenwicht, surplus Elasticiteiten E v p, E v i, E v1 p2, E a p Een van de vele aanbieders Opbrengst Kosten Winst TW

Nadere informatie

Markt. Kenmerken van marktvormen:

Markt. Kenmerken van marktvormen: 1 1 1 Markt 1 3 5 7 9 1 1 1 1 1 hoeveelheid 1 3 5 7 9 Qv Qa nieuw Qa Qv nieuw p Kenmerken van marktvormen: Volkomen concurrentie: Veel aanbieders Homogeen product(mais) Vrije toetreding Alle kennis van

Nadere informatie

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,

Nadere informatie

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Winst = omzet kosten TW = TO TK TO = 2000 TK = 1500 TW = 500 Omzet per product = gemiddelde omzet = prijs = GO TO = 2000 Als afzet is

Nadere informatie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7 Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip

Nadere informatie

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt: Samenvatting door K. 1250 woorden 6 november 2012 4.9 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO 1.2 - Markt: Het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product of dienst. Er zijn 4 marktsvormen:

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

Samenvatting Economie. Hoofdstuk 00: inleiding.

Samenvatting Economie. Hoofdstuk 00: inleiding. Samenvatting Economie. Hoofdstuk 00: inleiding. Doel van de economische wetenschap. Studeren: overheid betaalt een groot deel van de studiekosten. Bijna alle menselijke handelingen hebben een economisch

Nadere informatie

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen. Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid

Nadere informatie

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Eco samenvatting; hs 2 + 5 Samenvatting door Inge 1413 woorden 12 januari 2014 7,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco samenvatting; hs 2 + 5 2.1 Hoe verkoop je een product? Martkaandeel is het aandeel van een product

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2397 woorden 9 januari 2011 5,1 1 keer beoordeeld Vak Economie 1.1 Het marktaandeel Het marktaandeel van een merk geeft aan wat

Nadere informatie

Samenvatting Economie Vervoer

Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 3664 woorden 3 november 2008 6,4 5 keer beoordeeld Vak Economie Consument en Producent Samenvatting. Makkelijk: * Te doen: **

Nadere informatie

Samenvatting Economie Micro-economie

Samenvatting Economie Micro-economie Samenvatting Economie Micro-economie Samenvatting door een scholier 3691 woorden 31 mei 2011 8,2 37 keer beoordeeld Vak Economie Micro-economie HOOFDSTUK 2 HET DICTAAT VAN DE MARKT (VOLKOMEN CONCURRENTIE)

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie 3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent

Nadere informatie

3.1 De reis van een spijkerbroek. Willem-Jan van der Zanden

3.1 De reis van een spijkerbroek. Willem-Jan van der Zanden 3.1 De reis van een spijkerbroek 1 3.1 De reis van een spijkerbroek Bedrijfskolom = De weg die een product aflegt van grondstof tot eindproduct. Tussen elke schakel van de bedrijfskolom bevindt zich een

Nadere informatie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.

Nadere informatie

Evenwichtspri js MO WINST

Evenwichtspri js MO WINST Volkomen concurrentie Volledige mededinging Hoeveeldheidsaanpassing: prijs komt door Qa en Qv tot stand, individu heeft alleen invloed op de hoeveelheid die hij gaat produceren Veel vragers en veel aanbieders

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2017 woorden 10 december 2004 7,4 24 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent H1 De klant 1.1 Het marktaandeel Het

Nadere informatie

Onderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt?

Onderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt? Onderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt? 1 Intro Peter en Stefanie zijn door de microbe van Mijn restaurant gebeten en willen zelf een restaurant opstarten waar enkel gewerkt

Nadere informatie

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman Domein D markt monopolie enzo Zie steeds de eenvoud!! UITWERKINGEN vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1. Bij welke afzet geldt dat de MO-lijn de MK-lijn snijdt? q= 6 2. Teken een stippellijn naar de prijslijn

Nadere informatie

Extra opgaven hoofdstuk 12

Extra opgaven hoofdstuk 12 Extra opgaven hoofdstuk 12 Opgave 1 In dit hoofdstuk wordt gewerkt met een strakke definitie van het begrip marktvorm, waarna verschillende marktvormen zijn ingedeeld aan de hand van twee criteria. a.

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: a. Stijging olieprijs blijft beperkt. Je moet een grafiek tekenen waarin je je aanbod naar links laat verschuiven (aanbod daalt) (wegens pijpleidingen die

Nadere informatie

Prijsvorming bij monopolie

Prijsvorming bij monopolie Prijsvorming bij monopolie Wanneer we naar het evenwicht van de monopolist op zoek gaan, gaan we op zoek naar die afzet en die prijs waar de monopolist een maximale winst bereikt (of minimaal verlies).

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /06

ALGEMENE ECONOMIE /06 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Het begrip markt is niet eenduidig; er zijn verschillende markten, waaronder: F concrete markt F abstracte

Nadere informatie

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel) Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel) Kenmerken: Veel aanbieders Homogeen goed Vrije toe- uittreding Transparante

Nadere informatie

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker

Nadere informatie

Kruislingse prijselasticiteit Complementair aanvullend (negatief) Substituut vervangend (positief)

Kruislingse prijselasticiteit Complementair aanvullend (negatief) Substituut vervangend (positief) Prijs Ev = %Δq / %Δ Ev = Geen reactie volkomen rijsinelastisch Ev tussen en -1 Een beetje inelastisch (rimaire, normale goederen) Ev onder de -1 Veel elastisch (luxe goed) Toeassing inelastisch P stijgt

Nadere informatie

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen.

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen. Samenvatting door A. 1304 woorden 7 februari 2017 7,6 23 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting vraag & aanbod Hoofdstuk 1 Concrete markt: vragers en aanbieders komen op bepaalde tijden

Nadere informatie

T3: Niet-competitieve en onvolkomen competitieve markten

T3: Niet-competitieve en onvolkomen competitieve markten Onvolkomen competitieve markten - 1 van 5 T3: Niet-competitieve en onvolkomen competitieve markten 1. Monopolie 1/ Wanneer spreken we van een monopolie? 2/ Geef enkel voorbeelden van ondernemingen met

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Vraag en Aanbod

Samenvatting Economie Vraag en Aanbod Samenvatting Economie Vraag en Aanbod Samenvatting door Y. 1883 woorden 5 juli 2017 8,1 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Concrete markt-->vragers en aanbieders komen op bepaalde

Nadere informatie

Ev = % verandering gevolg dus prijselasticiteit: % verandering gevraagde hoeveelheid. % verandering oorzaak % verandering prijs

Ev = % verandering gevolg dus prijselasticiteit: % verandering gevraagde hoeveelheid. % verandering oorzaak % verandering prijs Boekverslag door C. 2585 woorden 29 mei 2016 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting economie Kleding H.2 Op zoek naar een spijkerbroek Vraaglijnen: individuele vraaglijn geeft aan hoeveel

Nadere informatie

MARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4

MARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4 MARKT & OVERHEID HAVO 4 Blok 4 INHOUD Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Hoofdstuk 6: Hoofdstuk 7: De telefoniemarkt Van volledige mededinging naar monopolie Oligopolie en

Nadere informatie

Grafieken Economie Hoofdstuk 7

Grafieken Economie Hoofdstuk 7 Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 1 Inhoud Grafieken Economie Hoofdstuk 7 door ieter Nobels ONDERNEMERSGEDRG BIJ OLKOMEN CONCURRENTIE... 3 GLOBL MRKTEENWICHT... 3 ERSCHUIINGEN N RG- EN NBODCURE (GLOBLE MRKT)...

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Producent

Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Producent Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Pro Samenvatting door een scholier 2932 woorden 4 mei 2004 7,2 52 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT COMPLETE SAMENVATTING: H 1 T/M 5 Hoofdstuk

Nadere informatie

Onderzoeksvraag 3 Wat is de optimale productiegrootte op korte termijn?

Onderzoeksvraag 3 Wat is de optimale productiegrootte op korte termijn? Onderzoeksvraag 3 Wat is de optimale productiegrootte op korte termijn? 1 Intro Een onderneming produceert 3 000 eenheden van haar product en maakt daarbij 27 500 euro kosten. De variabele kosten verlopen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2499 woorden 17 mei 2004 6,6 64 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT EN PRODUCENT Hoofdstuk 1 De klant Een marktaandeel geeft

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten. Samenvatting door D. 1289 woorden 4 oktober 2015 3,5 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 - STEEDS MEER MOBILITEIT 1 - Hoe verplaatsen we ons? Manieren van vervoeren: Fiets - Scooter - Auto - Bus

Nadere informatie

H3 Hoe werken markten

H3 Hoe werken markten H3 Hoe werken markten 3.1 Markten marktmechanisme Organisatie door Marktmechanisme Vragers en aanbieders met eigen belang Aanbieders passen aan aan vragers. Soorten markten één, enkele of veel aanbieders

Nadere informatie

Samenvatting Economie Vraag en aanbod hoofdstukken 3, 4 & 5

Samenvatting Economie Vraag en aanbod hoofdstukken 3, 4 & 5 Samenvatting Economie Vraag en aanbod hoofdstukken 3, 4 & 5 Samenvatting door een scholier 2679 woorden 14 juni 2011 7,4 5 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 3. De producent: prijzen, kosten en aanbod

Nadere informatie

Bestedingscategorieën: categorie waaraan geld bested kan worden, als alcohol, belastingen en vervoer.

Bestedingscategorieën: categorie waaraan geld bested kan worden, als alcohol, belastingen en vervoer. Samenvatting door een scholier 1942 woorden 18 juli 2015 4,9 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. De kledingmarkt Budget: bepaald bedrag Budgetonderzoeken: aan welk product geeft een

Nadere informatie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 4563 woorden 25 juli 2008 6 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De Klant 1.1 Het marktaandeel het marktaandeel van een

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur.

Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur. Voorwoord Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur. Dit overzicht is geschreven naar eigen inzicht van

Nadere informatie

Domein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Domein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman Domein D markt monopolie enzo Zie steeds de eenvoud!! Opgaven vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1. Bij welke afzet geldt dat de MO-lijn de MK-lijn snijdt? 2. Teken een stippellijn naar de prijslijn van

Nadere informatie

HT1: Vraag en aanbod - marktevenwicht

HT1: Vraag en aanbod - marktevenwicht Naam: Nummer: HT: Vraag en aanbod - marktevenwicht Klas: 5 ECMT Lkr.: R. De Wever 20 september 202 20 Vraag : (2 ptn) ACTUA: Apple. Wie is de huidige CEO? Tim Cook. 2. Waarom kwam Apple afgelopen week

Nadere informatie

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan. Samenvatting door Romy 2193 woorden 8 december 2015 7 10 keer beoordeeld Vak Economie 2.1 In ons dagelijks leven maken wij voortdurend keuzes omdat we nu eenmaal niet alles tegelijk kunnen doen of ons

Nadere informatie

Modulefiche. Begincompetenties Geen voorkennis vereist. Eindcompetenties. Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer. Datum: 25 januari 2012

Modulefiche. Begincompetenties Geen voorkennis vereist. Eindcompetenties. Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer. Datum: 25 januari 2012 Modulefiche Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer Datum: 25 januari 2012 Economie (40 lestijden) Begincompetenties Geen voorkennis vereist Eindcompetenties Consumentengedrag Inzicht hebben in het

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? 2.1. Wat je produceert moet je kunnen verkopen. Zie boek: p. 22 25 (+ nota s) Senseo en stadstweewieler van BMW 2.2./2.3./2.4. Vraag en aanbod 1. Voorbeeld

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken

Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken Economie, een Inleiding Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken 1 Elasticiteiten en Schokken - Inhoudstafel 1. Elasticiteiten 2. De markt in werking 3. Prijsregulering 4. Quota s 5. Indirecte belastingen

Nadere informatie

Op zoek naar een spijkerbroek

Op zoek naar een spijkerbroek Hoofdstuk 2 Op zoek naar een spijkerbroek 2.23 2.24 2.25 2.26 2.27 2.28 2.29 2.30 2.31 2.32 D A A D B C D B C A 2.33 a. P = 6 Qv = -0,8 6 + 20 = 15,2 15.200 stuks. b. Omzet = P Qv = 6 15.200 = 91.200.

Nadere informatie

Oefeningen op monopolie

Oefeningen op monopolie Oefeningen op monopolie Oefening : De NV Imolex brengt als enige onderneming het product Mico op de markt. Met de op korte termijn gegeven productiecapaciteit kunnen maximaal 5.000 eenheden per maand worden

Nadere informatie

A ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.

A ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT. Vraag 1 De vraagcurve voor herenoverhemden met een zuurstokdesign luidt Q d = 200 P. De aanbodcurve voor herenoverhemden met een zuurstokdesign luidt Q s = 2*P 40. Stel dat de overheid de totale omzet

Nadere informatie

2.1 De vraag naar spijkerbroeken

2.1 De vraag naar spijkerbroeken 2.1 De vraag naar spijkerbroeken Voorbeeld 1: Q v = -0,10P + 9 met Q v = gevraagde hoeveelheid spijkerbroeken van Petra P = prijs van een spijkerbroek in euro s P 90 80 60 30 0 Q v 0 1 3 6 9 Er is een

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen

Nadere informatie

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen Samenvatting door A. 1641 woorden 27 januari 2013 7,4 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 1 Schaarste: de spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare middelen om in

Nadere informatie

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september 2004 7,1 10 keer beoordeeld Vak Economie MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Economie gaat over de behoeften (de wensen) van mensen. Behoeften

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Oefening 1: De overheid treedt onder druk van milieugroepen op tegen vervuilende ondernemingen en legt de ondernemingen een belasting per eenheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 en 3, Markten en bedrijven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 en 3, Markten en bedrijven Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 en 3, Markten en bedrijven Samenvatting door een scholier 1583 woorden 12 februari 2004 4,9 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie ViaDELTA Economie samenvatting begrippen

Nadere informatie

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats.

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Concrete markt: vragers, aanbieders, roduct o een beaalde laats. Abstracte markt: vraag en aanbod bealen de rijs (denkmodel) Volkomen concurrentie Kenmerken: Veel aanbieders Homogeen goed Transarante markt

Nadere informatie

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn. Examenvragen economie 12 juni 2002. De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn. --------------------------------------------------------------------------------- 1)

Nadere informatie

Module 7 Antwoorden. Experimenteel lesprogramma nieuwe economie

Module 7 Antwoorden. Experimenteel lesprogramma nieuwe economie Module 7 Antwoorden Experimenteel lesprogramma nieuwe economie Verantwoording 2010, Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Het auteursrecht op de modules voor Economie berust bij SLO. Voor deze

Nadere informatie

Extra opgaven hoofdstuk 13

Extra opgaven hoofdstuk 13 Extra opgaven hoofdstuk 13 Opgave 1 Stel, dat een markt voor product X zich als volgt ontwikkelt. Aanvankelijk zijn er voor dit product veel aanbieders en veel vragers. Na verloop van tijd loopt de vraag

Nadere informatie

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten Economie, een Inleiding Hoofdstuk 7: Productie en Kosten 1 Productie en Kosten Constructie van kostenfunctie Resultaat van optimale keuze van productiefactoren gegeven prijzen gegeven te produceren output

Nadere informatie

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging Economie, een Inleiding Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging 1 Volmaakte mededinging - Inhoudstafel 1. Kenmerken van de competitieve marktvorm 2. Individueel aanbod van de competitieve onderneming 3. Het

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken Hoofdstuk 1 arbeid budgetlijn categoriale huishouden kapitaal kapitaalgoederen loonquote natuur ondernemerschap overdrachtsinkomens overig-inkomensquote participatiegraad primair inkomen productiefactoren

Nadere informatie

1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren van productiefactoren; arbeid kapitaal en natuur.

1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren van productiefactoren; arbeid kapitaal en natuur. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 16 april 2007 5,2 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Samenvatting economie Module 2. Hoofdstuk 1 1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting door een scholier 1851 woorden 28 maart 2006 2 2 keer beoordeeld Vak Economie Module 1, Hoofdstuk 2, Consumeren 1. Hoe consumenten in hun behoeften

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 3

Samenvatting Economie Module 3 Samenvatting Economie Module 3 Samenvatting door een scholier 2066 woorden 16 juni 2003 8,3 38 keer beoordeeld Vak Economie Economie module 3 Teksten 1 t/m 23 & 27 t/m 37 Op de veiling ontmoeten vragers

Nadere informatie

Kaarten module 4 derde klas

Kaarten module 4 derde klas 1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef

Nadere informatie

Literatuur: Onderneming en omgeving. Docent: Jan Coppens

Literatuur: Onderneming en omgeving. Docent: Jan Coppens Literatuur: Onderneming en omgeving Docent: Jan Coppens Algemene economie Economie in combinatie met de maatschappij. Er wordt onderzocht hoe er met beperkte middelen keuzes worden gemaakt uit oneindige

Nadere informatie