Hoofdstuk I: Wat is psychologie? (pp. 1-96) 1. Studieobject van de psychologie (pp. 1-67)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoofdstuk I: Wat is psychologie? (pp. 1-96) 1. Studieobject van de psychologie (pp. 1-67)"

Transcriptie

1 Hoofdstuk I 1 / 1 Hoofdstuk I: Wat is psychologie? (pp. 1-96) 1. Studieobject van de psychologie (pp. 1-67) 1.1 Voorgeschiedenis van de psychologie als wetenschap (pp. 1-9) Inleiding (pp. 1-2) 1. Ebbinghaus zei ooit (1907): die Psychologie hat eine lange Vergangenheit, doch nur eine kurze Geschichte. Psychologie als wetenschap is immers vrij jong, maar men heeft altijd al aan psychologie gedaan is de startdatum voor de psychologie. Het is het jaar waarin het eerste psychologisch laboratorium, nl dat van Wundt, erkend werd door de universiteit van Leipzig. 3. De benaming psychologie bestond pas vanaf de Middeleeuwen, al kende de Oudheid boeken als peri psychès of de anima. De introductie van de term psychologie gebeurde door Göckel (1590) of door Marulic (vroeger). 4. Invloed van het christendom op de menselijke natuur. Daarenboven veronderstelt ontwikkelen van regels voor de samenleving een kennis van het menselijk handelen (maar steunende op een gevoel) De erfenis uit de wijsbegeerte (pp. 2-6) 5. Plato en Aristoteles brengen de eerste concepties over de ziel van de mens 6. Augustinus houdt zich bezig met de analyse van de menselijke geest. De studie van de menselijke persoonlijkheid verheldert het mysterie van de drie-eenheid (De interiore habitat veritas). Daarnaast vertrekt hij net als Descartes van de twijfel als enige onwrikbare zekerheid, naast God. 7. Thomas van Aquino maakt een onderscheid tussen geest en lichaam door de mens als centrum te nemen dat beheerst wordt door de driften van de wil. 8. Descartes maakt een onderscheid tussen res extensa en res cogitans. Res extensa weerspiegelt het lichamelijke, dat onderhevig is aan de natuurwetten. De res extensa wordt beheerst door de res cogitans, de mens als denkend wezen, die ontsnapt aan de natuurwetten en dus niet wetenschappelijk kan benaderd worden. Interactie tussen beiden vindt plaats in de pijnappelklier. 9. De ontwikkeling van de wetenschappelijke psychologie wordt door de stelling van Descartes verhinderd, vermits volgens hem de geest niet wetenschappelijk kan worden gevat. 10. Copernicus stelt als eerste dat de aarde rond de zon draait en niet omgekeerd (heliocentrisme). In zijn de revolutionibus orbium caelestium weerlegt hij de theorie van Ptolemeus (geocentrisme), wat in de christelijke samenleving als brutaliteit wordt aanzien. De aarde is niet meer het centrum van het heelal.

2 Hoofdstuk I 1 / Giordano Bruno gaat nog een stap verder en stelt dat er meerdere zonnen en aarden zijn. Als dominicaan wordt hem dit zwaar kwalijk genomen en hij wordt op de brandstapel gegooid. 12. Kepler ontdekt de ellipsvormige banen van de planeten en formuleert een reeks wetten over de beweging van planeten. 13. Galileo Galilei ontdekt de manen van Jupiter en de fasen van Venus. Hij wordt verplicht openlijk afstand te nemen van zijn bewerkingen, maar mompelt volgens de legende: eppur si muove. 14. De bevindingen van Copernicus, Bruno, Kepler en Galilei vormen de eerste Copernicaanse Revolutie. De mens is niet langer het summum van Gods creatie, maar ingeschakeld in het grote heelal. Het heliocentrisme wordt slechts langzaam aanvaard en pas door de Kerk in 1993 toegegeven. 15. De tweede Copernicaanse Revolutie komt er onder impuls van Darwin en zijn werk The Origin of Species by means of Natural Selection or the preservation of favoured races in the Struggle for Life. Dit toont aan dat de mens ook maar een dier onder de dieren is. 16. Sigmund Freud beweerde de derde Copernicaanse Revolutie voltrokken te hebben. Volgens zijn theorie heerst de mens niet over zijn eigen handelen, maar wordt hij gedetermineerd door onbewuste drijfveren. Deze benadering is wel absoluut niet wetenschappelijk De impliciete mensopvatting (pp. 6-9) 17. In onze dagelijkse omgang is een psycholoog iemand die inzicht heeft in de motieven en drijfveren van de mens. Men veronderstelt dat dit een soort gave is, een flair, of als vrucht van langdurige observatie. Die worden dan ook vaak vastgelegd in spreuken. Iedereen ontdekt overigens wel na verloop van tijd bepaalde (onwetenschappelijke) regelmatigheden. 18. Opvattingen over het menselijk gedrag vallen onder de zogenaamde impliciete mensopvatting. De mens is tot op zekere hoogte vrij, kan zelfstandig keuzes maken en knopen doorhakken, waar hij dan ook meteen verantwoordelijk voor is. 19. De psychologie van alledag wordt tegenwoordig folk psychology genoemd (ook wel commonsense psychologie of belief-desire psychologie). De inhoud van de gedachte of het verlangen is bepalend voor de identificatie van de mentale toestand. Die mentale toestanden spelen dan weer een beslissende rol voor het gedrag (causale relatie). Meningen en wensen zijn onafhankelijk van elkaar en dus functioneel discreet (mogelijkheid tot vergeten of bijleren). 20. Folk psychology is onderhevig aan culturele verschillen. Dit wordt bestudeerd in de ethnopsychologie. 21. Er zijn heel wat nadelen aan de folk psychology. Ze is vaag (geen duidelijke termen), aspecifiek en dus inconsistent, niet kritisch en dus niet wetenschappelijk, en te normatief-richtinggevend (zo moét het, en dit is zeer moeilijk te weerleggen). 22. Wanneer kan een psychologie wetenschappelijk genoemd worden? Hiervoor bestaan 3 criteria. Uitgangspunt moeten empirisch geobserveerde gegevens zijn (iedereen moet ze onder dezelfde omstandigheden kunnen vaststellen). Daarnaast moeten ze systematisch en representatief verzameld zijn (kritiek op Freud en zijn theorie over homoseksualiteit). Ten slotte

3 Hoofdstuk I 1 / 3 is er het causale aspect: de methodologie moet eenvormig zijn, met het oog op duidelijke conclusies. Een vastgesteld feit moet zó verklaard worden, dat andere mogelijke verklaringen uitgesloten worden. 1.2 Studieobject en werkwijze van de verschillende stromingen in de psychologie (pp ) Academische stromingen (pp ) 23. Deze ontstaan in de laatste decennia van de 19 de, en de eerste van de 20 ste eeuw. Als tegenstellingen op de introspectie van Wundt ontstaat het behaviourisme in de VS, en de Denk- Akt- en Gestaltpsychologie in Europa. Door het massale uitwijken van joden naar de VS tijdens WO II wordt de VS een melting pot van beide stromingen. Finaal ontwikkelen zich 4 stromingen, waar sommige tot op vandaag de dag nog ingang vinden Introspeciepsychologie (pp ) 24. Wundt is de stichter van het eerste psychologisch laboratorium in Leipzig in Hij is dus de vader van de psychologie, al werd dit eerst betwist door de Amerikanen. In zijn labo voerde hij vooral experimenten uit over de snelheid van bewustzijnsprocessen. Hij was echter niet de eerste die in de problemen kwam met reactietijden. 25. In 1796 speelde zich in Greenwich een arbeidsconflict af tussen Maskeleyne, de hofastronoom, en diens assistent Kinnebrook, over de waarnemingen inzake snelheid van sterren. De halve seconde verschil in hun waarnemingen kostte Kinnebrook zijn job. 26. De Duitse astronoom Bessel deed deze waarnemingen in 1816 over met zijn collega Walbeck. Ook zij verschilden (meer dan) een halve seconde. Hun conclusie was dat er een Persönliche Differenz moest zijn tussen 2 waarnemers, en die werd sindsdien ook per paar waarnemers vastgelegd. 27. Ook Wundt was gefascineerd door de mentale chronometrie. In zijn Geschwindigkeit des Gedankens beschreef hij een experiment waarbij op een slinger van een klok een dwarspen werd aangebracht, die tegen een bel tikte. De proefpersoon moest aanduiden waar de pen de bel geraakt had. De waargenomen afwijking noemde Wundt de tijdsduur van de snelste gedachte. Ons bewustzijn kan dus geen 2 simultane gedachten verwerken. Dit experiment staat als de Gedankenmesse beschreven. 28. Ook toonde hij het verschil tussen perceptie en apperceptie (aandacht) aan. Wanneer in een experiment waarin een proefpersoon na het branden van de lamp op een knop moest drukken, gebeurde dit trager wanneer hij zich fixeerde op de lamp, dan wanneer hij op de knop fixeerde, met de lamp in de rand van zijn gezichtsveld. De aandacht die op de lamp gevestigd werd, is verantwoordelijk voor het tijdsverlies. 29. Naast deze experimenten over bewustzijnsprocessen van buitenaf, onderzocht Wundt de interne processen door introspectie. Wundt deed dit met getrainde proefpersonen, en hield uitwendige onnauwkeurigheden streng in de hand. De proefpersoon kreeg eenvoudige stimuli te verwerken en moest onmiddellijk reageren (dit in tegenstelling tot retrospectie).

4 Hoofdstuk I 1 / De bewuste ervaring blijkt volgens Wundt uit 2 kenmerken te bestaan: gewaarwordingen en gevoelens. Gewaarwordingen zijn in te delen in 4 eigenschappen: modaliteit (auditief, visueel), kwaliteit (vorm, kleur, ), intensiteit (diepe kleur) en duur. Gevoelens hebben 3 dimensies: aangenaam of niet, spanning (bevoorbeeld meer net voor een regelmatige tik dan erna) en activatie (door snel tikken). In navolging van de apperceptionisten, is er bij Wundt sprake van mentale chemie: je herkent de afzonderlijke delen niet als dusdanig. 31. Titchener, een leerling van Wundt, wilde deze mentale chemie toepassen in een tabel van Mendeljev over elementaire gewaarwordingen. Dit was echter vrij extreem. 32. Wundt werd bekritiseerd omdat hij naast de experimentele introspectie ook een geesteswetenschappelijke aanpak had, die naar het eind van zijn leven de bovenhand ging nemen (oa de Völkerpsychologie). Zijn theorie kreeg 4 antagonisten: 1 in de VS (behaviourisme), en 3 in Europa (Denk-, Akt- en Gestaltpsychologie) Behaviourisme (pp ) 33. Het behaviourisme wijst zowel studieobject (mentale) als werkwijze (introspectie) van de introspectiepsychologie af. De werkwijze is niet wetenschappelijk omdat de verbaal beschreven mentale gebeurtenissen niet objectief waarneembaar zijn. Bewustzijn en bewustzijnstoestanden zijn overbodig. Verder is de introspectie ook niet nuttig voor bepaalde beroepen, waar vormen van testpsychologie eerder succes hebben (geneeskunde). 34. Het behaviourisme vertrekt van objectieve feiten : in bepaalde omstandigheden (prikkels of stimuli) voert een persoon bepaalde handelingen (reacties) uit. Het studieobject wordt daarom verschoven naar het zoeken van verbanden tussen stimuli en reacties. Het is daarom een S-Rpsychologie. 35. De theorie van Watson, de geestelijke vader van het behaviourisme, en Skinner, beperkt zich dus tot het gedrag, en is dus een zuivere experimentele tak van de natuurwetenschap (en dus geen psychologie). Doel is gedrag te voorspellen, zowel bij mens en dier (geen scheidingslijn). 36. Het behaviourisme was ook sociaal aantrekkelijk. Alle verschillen tussen mensen waren te herleiden tot verschillen in omgeving. Er was geen genetische last (Watson, 1925). 37. Om het behaviourisme een praktische dimensie te geven, werd beroep gedaan op de conditioneringsonderzoeken van Sechenov en diens leerling Bektherev (reflexen), en een andere leerling, Pavlov (de beroemde hond die al watertandde als de deur openging of het belletje rinkelde). 38. Watson maakt de reflex als basiseenheid voor het menselijk handelen (bij geboorte). Door klassieke conditionering wordt een reflex gekoppeld aan een geconditioneerde stimulus. Zo kan een reflex niet alleen uitgelokt worden door een ongeconditioneerde stimulus, maar ook door een geconditioneerde. De reflex is dus voortgesproten uit de erfelijke bagage, maar door gewoonten is de eraan ten grondslag gelegen stimulus de enige echte variabele. 39. Volgens deze theorie zijn psychiatrische patiënten ook het resultaat van verkeerde conditionering (bvb de invloed van rituelen voorafgaand aan toediening drugs, brengen reeds bepaalde effecten teweeg).

5 Hoofdstuk I 1 / Er is echter weinig ruimte voor aanpassingen van een organisme aan de situatie (bvb verhuis naar ander territorium), en zelfs helemaal geen als de omstandigheden dezelfde blijven, ook al is het gedrag niet aangepast aan een constante omgeving, of het nu de overleving bevordert, of niet. 41. Het naïef behaviourisme vindt weinig aanhangers, en ontwikkelt zich verder tot een neobehaviourisme. 42. Het neo-behaviourisme maakt gebruik van tussenliggende variabelen. Dit maakt het behaviourisme aannemelijker (een hond die al langetijd honger heeft, zal op redelijke basis steeds watertanden, stimulus of niet). Analoog is het wanneer pupildiameter gemeten wordt na diastimulatie (een pin-up zal s mans ogen verwijden, terwijl een vrouw geraakt wordt door een dia van een babytje). Deze psychologie (Hull ea) is een S-O-R-psychologie, waarbij de O staat voor het organisme (de tussenliggende variabelen). 43. Hull geeft de tussenliggende variabele O weer onder vorm van een excitatiepotentiaal E, dat het product is van H (habit) en D (drive). H is een gewoonte, D een momentane nood. Hierdoor krijgt de overlevingswaarde van gedrag een stem in het kapittel Denkpsychologie (pp ) 44. Deze strekking vormt een duidelijke weerlegging van de introspectie van Wundt. Zo blijkt beeldloos denken wél mogelijk, en moet er ergens een denkproces aan de grondslag liggen van een zogenaamde vrije associatie (en niet louter het reflexmatige). Dit denkproces doet uiteraard de associatietijd toenemen. 45. Daarenboven was men er in het Würzburgse laboratorium van Külpe van overtuigd dat in de proeven met gericht denken, het mogelijk was te antwoorden vanaf een bepaalde Einstellung (instelling), vergelijkbaar met een soort apperceptieproces. De associatietaak werd minder vrij: er moest gecategoriseerd worden, of een ander type uit dezelfde categorie noemen. 46. Deze taak werd ingedeeld in 4 fasen: de voorbereidingsfase (uitleggen van de taak), de presentatiefase (stimuluswoord), de zoekfase (selectie van een woord) en de benoemingsfase (uitspreken van het woord). Men zou verwachten dat de grootste tijd van het denkproces in de zoekfase zit, maar eigenlijk zit die vooral in de voorbereidingsfase (Einstellung op de taak). 47. De Einstelling zou op een manier moeten overeenkomen met een onbewust proces. Daarom werd ook net dat punt door de associationisten aangevallen als zijnde niet wetenschappelijk (ook associaties met het stimuluswoord mogelijk). 48. De finale conclusie is zelfs nog sterker dan zeggen dat denken soms beeldloos is. Denken heeft heel weinig met beelden te maken, laat staan met associatie. Zo is een reeks lettergrepen vanbuiten leren (klankassociaties) moeilijker dan de inhoud van een gans boek vertellen. Zo zijn bewustzijnsinhouden niet meer dan symptomen van het denken, en niet het denken zelf. Op die manier is Einstellung een bepaald doel, waarop de handeling gericht is Akt -psychologie (pp ) 49. Vanaf de filosofie van Aristoteles, ging von Brentano uit van het bewustzijn, waarin niet de inhoud, maar wel de activiteit (Akten) van het bewustzijn centraal stond. Het gaat dus om de

6 Hoofdstuk I 1 / 6 herinnering of gebeurtenis, en niet over de in ons bewustzijn aanwezig structuur ervan. Kleur, geur en geluid zijn object van de fysiologie en niet van de psychologie (in tegenstelling tot Wundt). 50. Brentano onderscheidt volgende Akten: voorstellingsakten (horen, zien, ), oordeelsakten (verwerpen, erkennen, ) en gevoelsakten (haten, liefhebben). Vervolgens is basiskenmerk van een Akt dat hij betrekking heeft op een object (maar dit object mag evengoed in de verbeelding bestaan, dan nog is het een object). Fysische objecten hebben geen intentionaliteit, mentale objecten hebben dat steeds. Ten slotte is er de Akt van het waarnemen van Akten, de interne perceptie, die toekomt aan de psychologie. Retrospectie is dus de techniek van de psychologie. 51. Husserl, een leerling van Brentano, verfijnde de Akt-psychologie tot de fenomenologie, om de menselijke betrokkenheid op de wereld te beschrijven. Zo is de idee water verschillend voor een brandweerman als voor een zwemmer Gestaltpsychologie (pp ) 52. De gestaltpsychologie zal blijven een beroep doen op de introspectiemethode, zij het dan als illustratie van de eigen theoretische inzichten. 53. De gestaltpsychologie verwijt de introspeciepsychologie té moleculair te werk te gaan. De De gestaltpsychologie van Ehrenfels beslaat het geheel (Gestalten). Zo zal een melodie als dusdanig herkend worden (getransponeerd of niet), en niet als een geheel van verschillende afzonderlijke tonen (die bij transpositie verschillend zijn). 54. Dit laatste zal worden aangetoond door Köhler. Hij stelt dat de geheeleigenschappen direct worden waargenomen Cognitieve psychologie (pp ) 55. De oudste vormen van cognitieve psychologie (Tolman en Bartlett) vertrekt vanuit hetzelfde schema als het neo-behaviourisme, dus een S-O-R-psychologie met tussenliggende variabelen O tussen S en R. 56. Verschil zit m in de variabelen. De cognitieve psychologie gaat ervan uit dat de fysische prikkels door het organisme verwerkt worden tot betekenisvolle situaties (als 1 geheel, cf gestaltpsychologie), die dus geen motorische reacties as such met zich meebrengen, maar wel doelgerichte handelingen. 57. Voorbeelden van tussenliggende variabelen zijn onder meer de verwachtingen van het organisme (d.i. dus de rol van het verstand, een cognitieve psychologie is een verstandspsychologie). 58. Uit de klassieke cognitieve psychologie ontstaan de zogenaamde new look psychology, die focust op de invloed van kennis op de perceptuele objecten Informatieverwerkingstheorieën (pp ) 59. Deze theorieën vinden een historische grond met de ontwikkeling van de informatietechnologie en telecommunicatie. Men wilde een methode ontwerpen om fysische kanalen op een efficiënte

7 Hoofdstuk I 1 / 7 manier te gebruiken: zo veel mogelijk informatie op zo kort mogelijke tijd. Dit noemt men de informatietheorie. 60. De informatiebron (brein van de zender bij een face-to-face conversatie) selecteert een boodschap uit een universum van mogelijke berichten, de overbrenger (stem) zet de boodschap om in signalen (klanken) die via een kanaal (lucht) wordt verstuurd naar een ontvanger (het oor), waar de signalen terug worden omgezet in een voor de bestemming (brein van de gesprekspartner) verstaanbare boodschap. Dit communicatieproces kan verstoord worden door ruis. 61. Volgens de informatietheorie is de informatie meetbaar. De informatiemaat wordt berekend aan de hand van het aantal ja/neen vragen die moeten gesteld worden om finaal tot het enige juiste antwoord te leiden (uitgedrukt in bits). Dit gaf problemen (esthetische waarde uitdrukken in bits?!), en dus werd de informatietheorie afgevoerd en vervangen door een theorie die de metafoor van de computer als model nam, de informatieverwerkingstheorieën. 62. Als tweede invalshoek, naast de informatietheorieën, is er de historische context. De geheimtaal van de Duitsers tijdens WO II moest worden ontcijferd (de universele Turingmachine, die werkte met relaisschakelaars 1 of 0), en bij IBM groeide de fascinatie voor schaken (hoe kunnen we dat denken simuleren door een machine). 63. Een derde uitgangspunt is de linguïstische revolutie onder leiding van Noam Chomsky. Hij stelde dat taalleren aangeboren was, en dat er zoiets bestond als een universele grammatica. 64. Hieruit kunnen we besluiten dat de mens werkt als een computer (geheugenpsychologie): buffergeheugen, centrale executieve en output (scherm of print). 65. Hoe moeten we de analogie met de computer nu beter begrijpen? De mens lost problemen stap voor stap op, de computer doet dat ook (general purpose machine). Binnen de informaticatoepassingen bestaan subroutines en compilers, om het programma in versnelde vorm te laten werken. Dit doet de mens ook. Verder werken mensen net als computers ook volgens een conditioneel principe: if then Mensen en computers kunnen ten slotte ook programma s en data in dezelfde symbolische vorm (taal) opslaan. 66. Het uitgangspunt van de informatieverwerkingstheorieën grijpt terug naar het kijken naar het mentale, zoals bij Wundt. Het gedrag is niet meer relevant. De informatieverwerkingstheorieën gebruiken 3 methodes: de substractieve methode van Donders, verfijnd tot de additieve methode van Steinberg, én de dubbele taaktechnieken. 67. Donders stelde zich de vraag of het mogelijk was de verschillende fasen van het menselijk gedrag te onderscheiden, en er dus ook de duur van te bepalen. Hij stelde dat tussen prikkel en reactie verschillende gebeurtenissen zich afspeelden, als het ware een reflexboog. Maar hoeveel tijd namen voorstellen en willen in beslag? 68. Hiervoor maakte Donders een onderscheid tussen het onderscheid maken, het kiezen, én de motorische uitvoering. Het geheel van de 3 noemde hij de b-reactie. Vervolgens verdeelde hij de taak in deeltaken: enkel de motorische uitvoering was de a-reactie; onderscheiden en reageren noemde hij c-reactie. Het proces van antwoorden was dus de a-reactie, kiezen komt overeen met b c; en onderscheiden met c a. Op die manier kon hij dus de tijdsduur van de verschillende deelprocessen berekenen.

8 Hoofdstuk I 1 / Hier kwam al snel kritiek op. Hoe kan men nu zeker zijn dat de aard en de duur van de simpele processen hetzelfde blijven indien ze verweven zijn in een complexe taak? Is de duur van de deeltaken constant als een nieuwe deeltaak wordt toegevoegd? En, stel dat A en B dezelfde eigenschappen hebben, verkrijg je dan de unieke eigenschappen van A door van B A af te trekken? 70. Een alternatief kwam van Steinberg en de additieve methode. Deze verfijnde vorm ging ervan uit dat een taak gelijk was aan de som van verschillende deeltaken. Zo is de woordherkenning opgebouwd uit het zien van een geschreven woord, het herkennen van de kenmerken van letters (feature detection), de identificatie van de letter, en zo de woordherkenning. 71. Experimenteel kan gesteld dat wanneer we een bepaalde fase verstoren (degradatie van letters, en woorden vs niet-woorden), de herkenningsduur zal verlengd worden. De effecten van 2 factoren kunnen we bij elkaar optellen, wat tot uiting komt in het parallel lopen van 2 curven; indien niet spreekt men van een ordinale interactie. 72. Om het bestaan van sequentiële verwerkingsprocessen af te leiden, wordt vaak gebruik gemaakt van dubbele taaktechnieken. Een experiment test de reactietijd op een neventaak, als functie van de concentratie op de hoofdtaak. Zo ben je door geluid makkelijker afgeleid als de cursus niet zo interessant is. Vertragingen in de reactie worden merkbaar in de aanloop naar en op het moment van de vergelijking van 2 gegevens in de hoofdtaak. 73. Er zijn 4 puntjes van kritiek op de informatieverwerkingstheorieën. De computer is veel sneller dan het menselijk brein, en toch gaat dat onder bepaalde condities sneller antwoorden. Vervolgens was de PC initieel zwak om patronen te herkennen. Ten derde heeft de PC moeite met afwijking en uitzondering, terwijl dat voor de mens zeer normaal is. Ten slotte is een PC onderhevig aan graceful degradation, damage and noise. Wij mensen verstaan de boodschap, zij het moeilijker, ook bij ruis; een PC doet dit niet Connectionisme (pp ) 74. Als reactie op de sequentiële aanpak van de informatieverwerkingstheorieën, stelt het connectionisme niet meer het computermodel voor de mens voor, maar de hersenen zelf als een parallel systeem, een PDP-benadering (parallel distributed processing), waardoor snelheid opeens geen probleem meer is (wegens het bestaan van parallelle systemen). Dit systeem vertrekt van een aantal mathematische modellen, vertaald naar hun morfologische substraten (nl de neuronen). 75. De werking van neuronen gebeurt in gigantische aantallen, waardoor er per dag een paar honderden verloren gaan. Het brein werkt als een netwerk van cellichamen, gliacellen en axonen. 76. Connectionistische modellen geven de synapsen een gewicht tussen 1 en +1, of er al dan niet, én hoe sterk, een synaptische overdracht is. 77. De menselijke observatie bestaat volgens Rosenblatt uit perceptrons, structuren die bepaalde sensoriële patronen kunnen herkennen. Dit wordt snel bekritiseerd door o.m. Minsky en Papert (1966), die bepaalde processen niet met perceptrons kunnen verklaren.

9 Hoofdstuk I 1 / De perceptron-theorie wordt verfijnd door Hopfield, die de impulsen in de netwerken omkeerbaar maakt, én de perceptrons synchroniseert. Dit was natuurlijk neurologisch onrealistisch. 79. Waar volgens de informatietheorieën het leerproces georganiseerd was volgens hiërarchische semantische netwerken en knopen (vaak via omwegen langs hogere hiërarchische structuren ), gaat het connectionisme uit van een aanpassen van de verschillende units (zeer krachtige leeralgoritmen). 80. Het connectionisme is tevens een microscopische benadering van de cognitie, en geen louter fenomenologische aanpak. Dit laat toe een aantal fenomenen beter te begrijpen. 81. Het connectionisme maakte snel opgang in de jaren , om daarna snel weer afgevoerd te worden. Positieve punten waren uiteraard een fysiologische plausibiliteit (parallelle systemen, en een flexibiliteit in het oplossen van niet-monotone problemen als gevecht tussen verschillende redenen), de oplossing voor het probleem van de snelheid, en een verminderde kwetsbaarheid aan storing (een ander deel van het netwerk lost het zij het gedeeltelijk- op), gepaard met een afstappen van de scheiding tussen inhoud en locatie zoals in een computer (inhoudadresseerbaarheid). Negatief zijn een verabsolutering, het bestaan van veel algoritmes (je kan alles verklaren, en op den duur gaat dus alle verklaringskracht verloren), het nietempirische (niet-toetsbare) en een andere neurale plausibiliteit, nl. het niet steeds betrokken zijn van alle delen bij een bepaalde activiteit Cognitieve neurowetenschappen (pp ) 82. Deze stroming ontwikkelde zich vanaf 1995 in een stormachtig tempo, door de ontwikkelingen in de medische beeldvorming. Men ging nu daadwerkelijk de hersenen bestuderen, en ze niet enkel als model gebruiken. Doel was om concrete activiteiten toe te schrijven aan een bepaald hersendeel. 83. De cognitieve neurowetenschappen gaan over de vraag hoe de hersenen de vele werken verrichten die we aanduiden met emotie, perceptie en categorisatie, denken en geheugen, taal, motoriek, aandacht, planning, bewustzijn, en over de vragen hoe de mens aan die vermogens komt, en hoe een individu deze capaciteiten ontwikkelt. 84. Een eerste beeldvormingsmethode was het EEG. Wat men deed was het meten van ERP s (event related potentials), elektrische activiteit die verband hield met een bepaalde gebeurtenis/activiteit. Dit gebeurde met een grote temporele resolutie (1/ms). Zo verkreeg een logische fout een negatieve uitwijking, en een syntaxische fout een positieve. Dit model was echter té mathematisch, en men wist niet wat een positieve/negatieve uitwijking dan wel betekende. Ook de spatiale resolutie is beperkt. 85. Wat op proefdieren wel lukt, maar uiteraard om evidente ethische redenen niet bij mensen, is de single cell recording. Hersencellen werden uit de schedel geëvacueerd, en er werd getest wat de functie ervan was. 86. Een recente techniek is de PET-scan (positron-emissie-tomografie), een lokaliseren van radioactief glucose dmv scan. De lokalisatie is vrij precies (enkele mm spatiale resolutie). De temporele resolutie is echter slecht, door radioactief verval moet je immers een hele tijd (1 min) wachten voor de meting betrouwbaar is.

10 Hoofdstuk I 1 / Via magnetische straling is er de MRI-scan (magnetic resonance imaging). Zulke scans zijn zowel spatiaal als temporeel zeer goed. Er moet geen radioactieve substantie worden toegediend. Zulke scans zijn echter zeer duur, zeker voor psychologische doeleinden. 88. De recentste techniek is de TMS, de transcraniale magnetische stimulatie. Deze maakt gebruik van een tijdelijke verlamming van bepaalde hersendelen, om dan de loss-of-function te detecteren. Buiten het feit dat deze techniek vrij pijnlijk is, is hier weinig over bekend, en is het dus te vroeg voor evaluatie Niet-academische stromingen (pp ) 89. Met niet-academische stromingen wil de psychologie geen minachting tonen t.a.v. academische stromingen als zouden ze minder waard zijn, maar deze stromingen zijn gewoon ontwikkeld buiten het wetenschappelijk onderzoek Dieptepsychologie (pp ) 90. De dieptepsychologie beweert d at menselijk gedrag hoofdzakelijk bepaald wordt vanuit drijfveren, instincten en verlangens. Vele drijfveren kennen we, en we hebben er dus vat op. Andere zijn ons echter totaal onbekend (diepere lagen). Deze onbewuste impulsen vinden hun uitdrukking dan ook in dromen, versprekingen en neurotische symptomen (vaak ook in artistieke, literaire en wetenschappelijke activiteiten). Bewustzijn is dus een illusie, alle gedragingen worden gedreven door drijfveren. 91. De naam dieptepsychologie is eigenlijk veeleer een verzamelnaam van verschillende stromingen, waarin de psychoanalyse van Freud zeker opvalt. 92. De dieptepsychologie maakt gebruik van praatkuren, waardoor de gelijkenis met de introspectie qua methode treffend is. De dieptepsychologie grijpt echter terug naar oudere tradities: magnetisme en hypnose. 93. De Weense geneesheer Mesmer stelde dat hysterie bij vrouwen toe te schrijven was aan magnetische onevenwichten, die konden verholpen worden door hypnose. Dit werd in Wenen niet geaccepteerd, en Mesmer week uit naar Parijs, waar zijn techniek door Liébault werd verfijnd. 94. Een andere opvolger, Charcot, die vele van die onevenwichten toeschreef aan seksuele problemen, raakte zwaar in de clinch toen Bernheim, hoogleraar in Nancy, de hypnose als het ware ontmaskerde, en de techniek als berustend op suggestie afdeed. 95. Sigmund Freud bezocht beide scholen, maar bracht het meest tijd door bij Charcot. Hij bracht de ideeën van Charcot in praktijk (Studien über Hysterie), maar stapte over naar het gebruik van vrije associaties (vooral omdat hij een slecht hypnotiseur was). Deze vrije associaties werden daarna geïnterpreteerd. 96. Dé drijfveer bij uitstek was volgens Freud het streven naar macht, zelfbehoud en zelfrealisatie. (Individual-psychologie).

11 Hoofdstuk I 1 / Het succes van de psychoanalyse was toe te schrijven aan het alledaags karakter ervan, het leek wel een gezelschapsspel. Voordeel was ook dat mensen konden praten over onderwerpen die toen nog taboe waren (seks enz ). Kritieken waren vooral de onwetenschappelijkheid, en het echt niet thuisvoelen in de empirische wereld (je kan de psychoanalyse niet evalueren). 98. Leerlingen van Freud waren Adler en Jung, die eerst tot de school van Freud behoorden, maar zich later van het moeilijke karakter afscheidden en hun eigen weg gingen Humanistische psychologie (pp ) 99. Deze stroming kwam er aanvankelijk als reactie op een academische, wetenschappelijke psychologie, die op den duur de mens was vergeten (zelfde periode als bvb Leuven Vlaams, reactie tegen wetenschappelijk establishment). Volgens de humanistische stroming is iedere persoon verantwoordelijk voor zijn eigen handelingen, die dus bij gevolg niet samen te vatten zijn in wetmatigheden. Ze benadrukt de menselijke kwaliteiten waardoor de mens zich onderscheidt van de rest (vrije wil en mogelijkheid tot zelfactualisatie en zelfrealisatie) Eén van de belangrijkste themata is de individuele subjectieve ervaring. De eigen perceptie van zichzelf en van de wereld is belangrijker dan de studie van de handeling as such Rogers, de vader van de humanistische psychologie, legt sterk de nadruk op het vermogen van de persoon om inzicht in zichzelf te verwerven en zijn problemen op te lossen. De mens is hiertoe positief geörienteerd, hetgeen vertrouwen en kansen impliceert Deze niet-directieve manier is bijgevolg ook toepasbaar in andere context: werk, onderwijs, 103. Rogers kwam op den duur in conflict met Maslow, hetgeen een ongezonde antithese veroorzaakte Psychologie is de wetenschappelijke studie van het gedrag (pp ) 104. De zinvolheid van het gedrag omschrijven we met vier hoofdkarakteristieken die meteen de psychologische draagwijdte van de gedragsverschijnselen definiëren: intentionaliteit, integratie van processen, personalisatie en biologische basis Intentionaliteit (doelmatigheid) (pp ) 105. Het gedrag is steeds gericht op het bereiken van een aantal doeleinden. Sommige doeleinden kunnen echter door verschillende gedragingen bereikt worden (equifinaliteit) (ontplooiing op psychosociaal niveau door veel kinderen te hebben op jonge leeftijd (Afrika), of door goed te studeren en dus geen kinderen te hebben (Europa). Verschillende doeleinden kunnen echter met eenzelfde gedrag bereikt worden (hoger sociaal aanzien vs wetenschappelijk idealisme). Een gedrag kan ook verschillende doeleinden realiseren, hetgeen vaak tot neurotisch gedrag leidt (geval Mia, Van Gogh, ). Dit noemt men dan overdeterminatie Elk doel is ingeschakeld in een ruimere middeldoelstructuur, dus elk doel is maar een middel om een verder doel te bereiken Het geheel van deze middeldoelgerichtheden vormt de typische motivationele structuur van een persoon: de latente levensstijl of levensdoel van deze persoon. Deze gebeuren veelal onbewust.

12 Hoofdstuk I 1 / Integratie van processen (p. 62) 107. Als we gericht zijn op een doel, zullen alle psychische processen die tot dat doel leiden gemobiliseerd worden. Eén of enkele processen zullen dominant zijn, andere ondergeschikt. Elke handeling, hoe eenvoudig ook, is een integratie van deze verschillende processen Een handeling vertoont vaak een enorme densiteit, dwz dat bvb het typen als dusdanig, zowel elleboog-, voorarm-, hand- en vingerbewegingen impliceert. Deze densiteit doet (gelukkig) de efficiëntie toenemen, maar maakt het des te moeilijker een analoge machine te ontwerpen Gepersonaliseerd (pp ) 109. Door de integratie van processen in functie van bepaalde doeleinden, krijgt het gedrag een globaal, centraal karakter. Het is het IK dat op een zinvolle manier tracht te reageren op een situatie, voortgebracht uit een bepaald persoonlijk doel. (Zo HEEFT een persoon een bepaalde aandoening, maar IS hij ziek of gedeprimeerd) 110. Een belangrijke problematiek hierin is deze van de homunculus. De alchimisten uit de vroege renaissance dachten dat het menselijk bewustzijn bestond uit een mannetje in de hersenen, gevormd door zon en maan. In de huidige context bedoelt men een beslissingnemende mens in de mens. Er zijn diverse pogingen ondernomen om die kleine mens weg te cijferen Biologische basis van het gedrag (pp ) 111. Elk gedrag is een fysiologisch, biologisch gebeuren met een eigen psychologische context. Alle fysiologische functies worden in het gedrag geïntegreerd t.o.v. een gesteld doel. De persoon zal die handelingen stellen om dat doel te bereiken. Soms kan bij eenzelfde fenomeen (bvb kuch) de tendens eerder fysiologisch zijn (droge keel), soms psychologisch (aandacht) De band tussen het fysiologische en het psychologische is vaak verwaarloosd. Dit leidt tot discussies omtrent het mind-body-probleem. Als we gedrag willen verklaren, moeten we dit dan doen in onstoffelijke, geestelijke processen, of in stoffelijke hersenprocessen? Hierover bestaan verschillende theorieën Het interactionistisch dualisme van Descartes gaat uit van 2 instanties (het mentale dat iets fysisch kan voortbrengen, en omgekeerd, maar waar mentale en fysische substantie verschillend (stoffelijk vs onstoffelijk) zijn. Volgens Descartes de indeling tussen res extensa, onderhevig aan natuurwetten en res cogitans, dat zich eraan onttrekt. Interactie zou volgens Descartes plaatsvinden in de pijnappelklier, die in het midden van beide hersenhelften gelocaliseerd is (en vermits de gedachte één is, is dus ook het gedachteproducerend centrum een geheel) Een tweede theorie is het psychofysisch parallellisme. Mentale processen en hersenprocessen moeten opgevat als twee afzonderlijke causale systemen. Vraag is natuurlijk hoe het dan mogelijk is dat er zulk een harmonisatie optreedt Ten slotte is er het materialistisch monisme, dat mentale processen louter fysisch verklaart. Dit vindt een uiting in de frenologie van Gall. Dit is uiteraard bedreigend voor de psychologie, vermits alles kan gevat worden binnen de neurowetenschappen. Redding is het gebruik van de computer als metafoor voor de mens, waar de psycholoog de softwareprogrammeur is.

13 Hoofdstuk I 2 / 13 Hoofdstuk I: Wat is psychologie? (pp. 1-96) 2. Methodes (en domeinen) van de psychologie (pp ) 2.1 Methodes in de wetenschappelijke psychologie (pp ) Beschrijvend onderzoek (pp ) 1. Beschrijvend onderzoek bestaat erin gegevens en feiten te verzamelen. Dit is een belangrijke fase in het wetenschappelijk onderzoek, omdat het een inspiratiebron ervoor is, maar dit betekent geenszins dat er functionele vooruitgang wordt geboekt in de wetenschappelijke kennis, vermits er geen verbanden tussen feiten gelegd worden. 2. In het beschrijvend onderzoek krijgt men een verzameling van verslagen of protocollen over hetgeen zich volgens de observatoren heeft afgespeeld. Men zal dit bruikbaar maken door de verschillende protocollen te categoriseren. Dit noemt men coderen, en het systeem van coderen moet vooraf bepaald worden. (Waar let je op in een conversatie? Wie het meest praat? Non-verbale gedrag? Woordgebruik? Klemtonen?) 3. In opinieonderzoek wordt aan een representatieve groep uit de bevolking een reeks vragen gesteld. Deze kunnen open zijn, of men kan reeds een aantal opties voorselecteren (geprecodeerde vragen). 4. Enquêtes zijn vaak schriftelijk, en de respondent is vrij het formulier terug te sturen. Dit fenomeen van zelfselectie tast de representativiteit aan. Het zou kunnen dat de nietrespondenten afwijken van de respondenten. Hieruit conclusies trekken is dus een hachelijke ondernemen. 5. Voorts bestaan er nog verschillende soorten interviews. Een duidelijk gestructureerd interview wordt gekenmerkt doordat alle vragen in dezelfde volgorde aan alle deelnemers worden gesteld. Een minder gestructureerd interview kan naast een vooraf opgestelde vragenlijst, ook nog volgens een aantal criteria, bijkomende, diepgaande vragen stellen. Ten slotte is er nog het ongestructureerde interview, waar de interviewer aan verschillende kwaliteiten moet voldoen, waarbij het luisteren de voornaamste is. De volgorde van de vragen staat niet vast, en kan dus variëren bij de verschillende deelnemers. 6. Er is ook nog de interfererende invloed van het vragen zelf, nl. dat mensen anders gaan antwoorden op idiote vragen als die gesteld worden los van een onderzoek Relationeel onderzoek (pp ) 7. Wetenschappelijk werk start wanneer gedragsfenomenen met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Men maakt gebruik van klinische én statistische methodes Klinische methodes: de gevalsstudies (pp ) 8. De gevalsstudies maken gebruik van de anamnese (vraaggesprek) als techniek. Gebeurtenissen en ervaringen uit het verleden worden naar boven gehaald. (Zo kan een beenverlamming te maken hebben met een verkrachting) Uiteraard is deze techniek retrospectief.

14 Hoofdstuk I 2 / Net om deze retrospectiviteit is deze methode zo subjectief. De gegevens zijn niet systematisch verzameld, elk geval is uniek, en dus is geen eenduidige verklaring voor welke case study dan ook te vinden. 10. In de klinische neuropsychologie worden gedragsproblemen gekoppeld aan problemen in de hersenen. Een uitvoerige gevalsbeschrijving is vanzelfsprekend essentieel, en in de neuropsychologie wordt ook duidelijk van gevallen gesproken. Blijft opnieuw de vraag in welke mate specifieke gedragsstoornissen samengaan met een diagnose van bepaalde hersenletsels: causale relatie is onbekend, al is men geneigd snel conclusies te trekken Statistische methodes (pp ) 11. Het statistisch of correlationeel onderzoek doet beroep op statistische technieken om verbanden tussen 2 of meer gedragsvariabelen te onderzoeken. Doch is de statistiek zeer uitgebreid, en moet een geijkte methode gebruikt worden om tot eenduidige conclusies te komen. 12. Een eerste gebruik is de eenvoudige correlatie. Een verband tussen 2 variabelen wordt weergegeven met een correlatiecoëfficient, die zich situeert tussen 1 (strikt negatieve correlatie), 0 (0-correlatie), en +1 (strikt positieve correlatie). Echter, dit geeft in een situatie A correleert met B +0.56, A B beïnvloedt (B kan ook A beïnvloeden, of een derde variabele C kan A en B beïnvloeden). Via deze methode kunnen gegevens ook gemanipuleerd worden, en dus foute conclusies getrokken worden (Leeftijdsafhankelijk onderzoek over roken en longcapaciteit, toont aan dat de oudsten die het meest roken de grootste capaciteit hebben. Kinderen hebben kleinere longen en dus een kleinere longcapaciteit, onafhankelijk van roken) 13. Om redenen van juistheid wordt vaak gebruik gemaakt van cross-correlaties. Hieruit kan wel een causaal verband afgeleid worden (gewelddadig TV-kijken kan 10 jaar later een gewelddadig karakter veroorzaken, alhoewel geen correlaties tussen TV-kijken en geweld op de 2 tijdstippen zelf). 14. Een pad-analyse is de ingewikkeldste methode, waar gebruik wordt gemaakt van verschillende kruiscorrelaties om daaruit 1 causale relatie (sequentieel) te detecteren. De pad-analyses vertalen een correlatiematrix naar een zogenaamd causaal pad Causaal onderzoek (pp ) Hypothese (p. 74) 15. Vanuit reeds vaststaande wetenschappelijke feiten of vanuit dagdagelijkse observaties leidt men een bepaalde wetmatigheid af. Dit is de inductieve methode. Daarnaast bestaat ook de deductieve methode, m.n. uit bestaande theorieën gedragsafleidingen maken voor een nieuw aspect van die theorie. Men maakt gebruik van data die tot een causale relatie kunnen leiden Operationalisatie en resultaten (pp ) 16. De hypothese wordt in een toetsbare vorm gegoten, zodat een proef kan ontworpen worden die de hypothese met geobserveerde feiten kan bevestigen of ontkennen.

15 Hoofdstuk I 2 / De operationalisatie bestaat dikwijls in het nauwkeurig omschrijven van 3 soorten variabelen. Die leiden tot een set van gegevens en verbanden, die vervolgens nauwkeurig moeten geïnterpreteerd worden. 18. Een eerste soort variabele is de onafhankelijke variabele. Dit is een variabele waarvan verwacht wordt dat hij een invloed heeft op het gedrag (zonder dat bewezen is dat dat wel degelijk zo is). Vervolgens onderscheidt men onafhankelijke variabelen die door de proefleider worden ingevoerd (en bijgevolg ook manipuleerbaar zijn). Dit noemt men experimentele variabelen. Belangrijk is hier een onderscheid te maken tussen een experimentele conditie en een controleconditie, waar vaak ook de invloed van de experimentele versus controleconditie een rol speelt (bvb een rokerspubliek waar de experimentele groep mag roken, en de controlegroep niet; dit zorgt voor wrevel). Hiertoe gebruikt men vaak verschillende experimentele condities, en geen controleconditie. En zelfs zulke omstandigheden zijn vaak nog interpreteerbaar. 19. Derde type variabele is de afhankelijke variabele of de metingsvariabele. Dit is nl. exact wat je meet, numeriek (metingsvariabele) of niet (gewone afhankelijke variabele). Zulke variabelen zijn resultaat van een meting. 20. De laatste groep zijn de controlevariabelen. Dit is een potentiële onafhankelijke variabele, die binnen het experiment constant worden gehouden om de invloed te neutraliseren. Voor om het even welk experiment is deze lijst oneindig lang, m.a.w. het is dus onmogelijk om alle controlevariabelen in de hand te houden (constante temperatuur, tijdstip, ). T.a.v. een minimum aan variabelen die slechts minieme invloed hebben, wordt dit soms verwaarloosd; en vaak bieden ook statistische methoden een oplossing om controlevariabelen onafhankelijk te maken. 21. Na de uitvoering van de proef, het verzamelen van gegevens en de statistische verwerking ervan, kan men al dan niet tot uitsluitsel komen i.v.m. het bevestigen dan wel ontkennen van de hypothese. 22. Hiervoor maakt men gebruik van het cartesiaans assenstelsel (2D, abscis en ordinaat). (Multidimensionele modellen zijn mogelijk op PC, maar niet praktisch om mee te werken. De analyse berust dus vaak op de interactie tussen de grafieklijnen in 2D, waar men spreekt over hoofdeffecten en interacties. 23. Wanneer de twee lijnen in de grafiek elkaar kruisen, snijden of raken, spreekt men van een disordinale interactie. Wanneer de lijnen ongeveer parallel zijn, dan is er een hoofdeffect van het verschil tussen 2 groepen die door de parallellen worden voorgesteld. Dit telt dubbel, dus een verschil op de abscis is constant, en dat op de ordinaat-as ook. Ten slotte kan het ook zijn dat de lijnen niet parallel zijn, maar ook niet snijden. Dan verwijst men naar een ordinale interactie (waarbij één hoofdeffect wél af te lijnen valt). Op te merken valt dat wanneer je abscis en ordinaat verwisselt, de interactie ook anders is, hetgeen meteen ook het relatieve belang van de begrippen illustreert Interpretatie (pp ) 1. Interne validiteit (p. 77) 24. Een eerste probleem is dat van de interne validiteit. Is de operationalisatie correct, m.a.w. is de proef correct uitgevoerd? Dit beslaat meestal de keuze van de controleconditie, zoals wanneer

16 Hoofdstuk I 2 / 16 de experimentele conditie een kopje koffie aangeboden krijgt (extra motivatie en betere prestatie). 2. Externe validiteit (pp ) 25. Een nog belangrijker probleem, dat moeilijker te controleren valt is de externe validiteit. Dit probleem behelst alle factoren van buitenuit die de resultaten kunnen beïnvloeden. Vaak kan een resultaat niet veralgemeend worden tot situaties die de specifieke situatie van de proef overstijgen. Dit impliceert vaak een 2 e test, en achteraf een meta-analyse (vergelijking van de 2 tests) om tot een conclusie te kunnen komen. Een tweede probleem is dat van de ecologische validiteit, nl. het niet steeds te overbruggen verschil tussen laboratoriumconditie en dagelijkse realiteit. 26. Twee andere problemen omtrent externe validiteit zijn vaak nog markanter. Vooreerst zijn er zgn. vraag-kenmerken (demand-characteristics). Een belachelijke taak zou al lang zijn opgegeven, ware het niet dat door de vraag van de proefleider om de taak te vervullen, ze veel langer wordt volgehouden. Het gaat hier om gedrag dat je dus enkel vertoont na de specifieke vraag. Markant zijn hierin de productiviteitsstijgingen in een bedrijf, indien betrokkenheid gevoeld wordt (los van het feit of de werknemers ook daadwerkelijk betrokken zijn!). 27. In de beroepsethiek van psychologen geldt dat niemand anders dan vrijwilligers proefpersoon mogen zijn in een experiment. Met onwillige proefpersonen is immers weinig te beginnen. Verder is er in vele landen geen vergoeding voorzien, en waar dat wel is, onderscheiden de valse proefpersonen (die op geld uit zijn), zich van de echte. Die zijn vaak gemotiveerder, komen uit welgestelde milieus en hebben wat meer neurotische trekken. Betaling van proefpersonen kan tot een systematische fout leiden. 28. Naast de vraag-kenmerken zijn er ook zgn. proefleiderseffecten, nl. de invloed van toevallige reacties van de proefleider op het gedrag van de proefpersonen. Een proefleider beseft soms niet dat hij grijnst bij een fout, en knikt bij een juist antwoord. Historisch is het geval van Knappe Hans, een paard dat door stampen exact de uitkomsten van rekenoefeningen wist. 29. Daarnaast zijn er de zogenaamde experimenten van Rosenthal. Een eerste is het leerexperiment met slimme ratten, waar ratten uit een zelfde populatie, ingedeeld als slim, beter presteerden door een onbewust betere behandeling door de proefleider. Ten tweede is er het zogenaamde fotobeoordelingsexperiment (is iemand met succes of mislukking geconfronteerd, beoordelen a.d.h.v. foto, waar de foto s indifferent waren tot de vraag, maar waar door de proefleider een bepaald gemiddelde werd aangegeven, en de finale resultaten ook leidden naar een waarde richting dat gemiddelde). Het laatste fenomeen is het Pygmalioneffect. Pygmalion was een beeldje dat de beeldhouwer voorstelde, en in de psychologie beslaat dit de imitatie naar een verwachting toe (indien een leerkracht verwacht dat je goed presteert, zal dat ook vaak zo zijn). Er zijn echter ook condities aangetoond waar dit effect niet speelt. 30. Dé oplossing voor vraagkenmerken én proefleiderseffecten is het dubbelblindexperiment, d.w.z. dat de proefpersoon niet bewust is van het feit dat hij/zij aan een proef deelneemt, én de proefleider niet op de hoogte is van de hypothese. 3. Deontologie en ethische problemen (pp ) 31. Vele situaties en experimenten zijn echter onuitvoerbaar volgens de gestelde, causale, experimentele methodes. Ze zijn onethisch, en deontologisch niet toelaatbaar. In Europa bestaan hierover duidelijke richtlijnen, maar in de VS werd hier vaak een loopje mee genomen.

17 Hoofdstuk I 2 / casussen zijn in dit verband historisch. Vooreerst is er het beroemde Milgram-experiment, waar de proefpersoon een fictieve leerling moest ondervragen, en bij elk foutief antwoord een elektroshock toedienen. 65% van de proefpersonen gingen hierin tot het maximale voltage, dat normaal de dood tot gevolg zou hebben, ondanks herhaaldelijk gekerm van de leerling. 33. Een tweede geval is het experiment met de gesimuleerde gevangenis. N.a.v. de vraag waarom Nazi-soldaten zo slaafs de bevelen konden opvolgen, zelfs tot mensonterende omstandigheden toe. Een proefgroep werd verdeeld in een groep cipiers, en een groep gedetineerden. Op den duur moest het experiment worden afgebroken, omdat de cipiers té wreed, en de gedetineerden te onderdanig werden. 34. Belangrijk is het respecteren van de rechten van de proefpersoon, door de verschaffing van een openhartige debriefing, waarin de ware toedracht van het experiment werd onthuld. Vraag is echter of men de proefpersoon überhaupt mag bedriegen, maar dit bedrog wordt afgedaan als één van zo weinig gewicht, dat het meteen ook verwaarloosbaar is. Een andere optie is de rechtvaardiging van het experimenteel bedrog in de publieke moraal, door aan een willekeurige groep te ondervragen of het experiment verantwoord is. 35. Om zulke onethische experimenten voortaan onmogelijk te maken, heeft de APA, de American Psychologist s Association een lijst ethische codes voor experimenten met humane proefpersonen opgesteld. Vaak gaat het hier over topics die in Europa logisch lijken, en vindt de code ook makkelijk ingang in de Europese psychologie. 2.2 Domeinen in de wetenschappelijke psychologie (pp ) 36. Een eerste onderscheid is dat tussen de algemene psychologie en de toegepaste psychologie, waarbij het verschil ligt in het al dan niet gebruikmaken van praktische problemen als uitgangpunt. 37. Een ander onderscheid is een meer systematisch onderscheid in de algemene psychologie, tussen dierpsychologie (vergelijkende psychologie), sociale psychologie, ontwikkelingspsychologie (doorheen de verschillende levensfasen, follow-up studies of longitudinale onderzoeken) en differentiële psychologie (interpersoonlijke karakterverschillen). 38. In de toegepaste psychologie is dit onderscheid minder makkelijk te maken.

18 Hoofdstuk II 0 / 18 Hoofdstuk II: De studie van het geheugen (pp ) 0. Inleiding (pp ) 1. De fysische wereld wordt door ons op een bepaalde zinvolle wijze waargenomen. We ervaren dit beeld wel als direct, maar toch is er een ganse omweg, een verwerking, te maken door het geheugen. Het maken van een situatie tot een zinvol geheel gebeurt via verwerkingsprocessen, die plaats vinden in het geheugen. 2. We krijgen de indruk dat geheugen enkel onthouden en herinneren behelst, maar de functie van het geheugen omvat veel meer: alle kennis en ervaring is erin opgeslagen die we in de loop der jaren hebben vergaard. Het maakt ons tot wie we zijn, en laat toe te anticiperen op toekomstige situaties door te leren uit het verleden. 3. We zijn ons vaak niet bewust van geheugenprocessen, maar iedere waarneming omvat herkenning en interpretatie van patronen; en iedere gedachte berust op kennis en ervaring. (Om een afspraak te maken moet je niet alleen een aantal handelingen in de juiste volgorde uitvoeren, maar ook de formaliteiten voor elke individuele handeling kennen.) We zijn ons meestal pas van het belang van het geheugen bewust als het misgaat (geheugenverlies etc ). 4. Geen enkel literair werk heeft zoveel met geheugen te maken als A la recherche du temps perdu. De obsessie van de auteur, Marcel Proust, is zo groot dat hij zich van de samenleving afzonderde en kleine, gelukzalige situaties (als het dopen van een cakeje in de koffie) beschrijft en analyseert hoe het komt dat ze zo gelukzalig zijn. Verder ontwikkelt hij ook zijn optische analogie: wat we ervaren als een episode uit het verleden is gebaseerd op een combinatie van informatie uit het heden (de ogen), en in het verleden (zoeken in de database). Herinnering is betekenisloos indien het niet verbonden is met een aspect uit het heden. 5. Niet iedereen onderscheidt het de scheiding tussen het drieluik verleden-heden(-toekomst). Gibson zegt dat de drie delen subjectief wél bestaan, maar dat er geen objectieve aanwijzingen hiervoor zijn. Zo heeft volgens hem objectieve tijd geen verleden, tegenwoordige of toekomende tijd (in de taal bestaat dat wel, maar die is té beperkt). Perceptie is niet vast te pinnen op het nu, maar enkel een extractie van informatie, die net zo goed in het verleden te vinden is. ( Knowing is an extension of perceiving ) De theorie van Gibson is evenwel weinig aanvaard. 6. Vroeger werd vaak een onderscheid gemaakt tussen geheugen in enge, en geheugen in ruime zin. Het geheugen in ruime zin omvat de invloed van vorige ervaringen op huidige gedragingen, zonder dat de persoon bewust zich inspant om die zich te herinneren. Indien daarentegen echt bewust zoeken en herhalen noodzakelijk is bij het oproepen van een bepaald iets, spreken we van het geheugen in enge zin. Heuristisch gezien heeft dit onderzoek echter minder waarde gedurende de laatste 20 jaar, aangezien men het geheugen in ruime zin kon laten samenvallen met de leerpsychologie (het is immers door leren dat we er op den duur niet meer hoeven over na te denken), die zich bij de overgang van behaviorisme naar informatieverwerkingstheorieën nadrukkelijk manifesteerde bij de studie van het geheugen. 7. Bij het onderscheid tussen eng (episodisch) en ruim (procedureel) geheugen moet echter deze kanttekening gemaakt: er bestaan gevallen waarbij het episodisch geheugen faalt (de context van elektroshock), maar het oproepen van opgeslagen kennis nog normaal werkt (het feit elektroshock en de wetenschap dat het pijn doet). Analoge experimenten vindt men onder

19 Hoofdstuk II 0 / 19 meer met de toren van Hanoi. Warrington en Weiskrantz verklaren dit door middel van het indirect geheugen. Verbeterde prestatie wordt vastgesteld zonder voorafgaande aanbieding van informatie. 8. Het geheugen dient op verschillende wijzen te worden benaderd, aangezien het ook uit drie deelaspecten bestaat. Sommige theorieën bespreken vooral hoe kennisverwerving of inprenting van nieuwe informatie verloopt; andere bestuderen het bijhouden zelf (vorming van een fysiologisch spoor); nog andere proberen het oproepen (en dan vooral het niet meer kunnen oproepen of het vergeten) te verklaren. 9. Het is zo dat in de evolutie van de verschillende theorieën, elementen behouden zijn in de nieuw gevormde theorie. De oudere theorieën hieromtrent zijn niet volledig te vergeten, aangezien er nog steeds waardevolle elementen bestaan die de studie van het geheugen vanuit een vaak correcte invalshoek benaderen.

20 Hoofdstuk II: De studie van het geheugen (pp ) 1. De filosofische traditie (pp ) Hoofdstuk II 1 / De oudste theorie over het menselijk geheugen is waarschijnlijk de tabula rasa van Plato, waar het opslaan van het geheugen vergeleken werd met een wasbord (metafoor van het wastablet). Alles wat onze centrale verwerkingseenheid binnenkomt, wordt vastgelegd via een afdruk in het bord. Zolang het afgedrukt staat, kunnen we het ons herinneren. 2. Plato doet hiervoor een beroep op zijn leermeester Socrates. In de Theaetetus, waarin een leerling met Socrates debatteert, stelt Socrates dat we een blok in onze ziel hebben (geschenk van één van de Muzen), bij de één al kleiner dan de ander, bij de één al wat zuiverder was dan de ander 3. Het concept van een wastablet komt ook voor bij Aristoteles (de memoria et reminiscentia). De ervaring opgenomen door de zintuigen wordt in ons geheugen omgezet tot een beeld (eikon). Afhankelijk van de kwaliteit van de was blijft de ervaring beter bewaard (kinderen en ouderen hebben slechtere was). De pneuma, het centrale begrip van de fysica, is transportmiddel voor de herinnering en dit gebeurt met een verzwakkende beweging van zintuiglijke indrukken door het lichaam, en waarbij het eindpunt het hart is als zetel van de emoties (iemand iets op het hart drukken). Hierna verder transport naar hersenen. 4. De idee van het wastablet wordt overgenomen in de literatuur (Cicero), waarbij de geoefende spreker beelden in de achtergrond kan zetten om ze daarna naar believen weer naar voor te halen. Thomas van Aquino schrijft in de 13 e eeuw dat de herinnering een reductie is van de oorspronkelijke gewaarwording (de was neemt het beeld van de zegelring over, maar het materiaal van de zegelring speelt geen rol). 5. Wat betreft het terugzoeken van informatie in het geheugen gebruikt Plato een andere metafoor. Hij vergelijkt het geheugen met een vogelkooi, waar we, wanneer we een herinnering of feit oproepen, lukraak een vogel vastgrijpen. Zo kan kennis op 2 manieren voorhanden zijn: kennis bezitten betekent de vogel in je hok zitten hebben, kennis hebben betekent de vogel in je hand hebben. Onderwijs voegt vogels aan de kooi toe. Zich vergissen is eigenlijk gewoon de verkeerde vogel vastgrijpen. 6. Aristoteles is de eerste die een uitgebreide analyse maakte van de condities waaronder associaties gevormd worden, en de rol van associaties bij het ophalen van informatie uit het geheugen. Zintuiglijke indrukken worden in het geheugen opgeslagen als verbanden, associaties genoemd (gelijkenis qua kleur, vorm, klank, aard, ). 7. Aristoteles formuleert 3 wetten: de wet van gelijkenis (gedachte hond roept andere hond op), de wet van contrast (warm-koud ), en de wet van contiguïteit (koppeling tussen beelden wanneer de ermee corresponderende waarnemingen op zelfde plaats en tijd gedaan zijn; verband tussen beker wijn en het leegdrinken ervan; zogenaamde contigue waarnemingen). Vooral de laatste wet maakt duidelijk dat er geleerd kan worden, dus dat door herhaling associaties kunnen gemaakt worden. 8. Aristoteles heeft een grote invloed op de hieruit voortvloeiende stroming, met name het Brits associationisme (Mill en de mentale mechanica van samenvoeging van complexe ideeën). Het geheel heeft geen volledig, doch wel partieel verschillende eigenschappen dan de delen. Dit uit zich uiteraard ook in de mentale chemie (zie ook Wundt). 9. Descartes geheugentheorie ligt in de lijn van zijn dualisme: er bestaat een spiritueel en een lichamelijk geheugen

A. De wetenschap van psychologie

A. De wetenschap van psychologie A. De wetenschap van psychologie Psychologische wetenschap Psychologie is de studie naar mentale activiteiten en gedrag. Psychologen proberen het mentale leven te begrijpen en gedrag te voorspellen. Alle

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 13 25

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 13 25 De beginselen van de moderne psychologie: de introspectiepsychologie 2 verschillende beginjaren van de psychologie Wundt (1876) Eerste psychologische laboratorium voor onderzoek William James (1879) Eerste

Nadere informatie

Inhoud. Woord vooraf 11. 1. Inleiding Kennismaking met de psychologie 13. 2. Biologie en gedrag De hardware van het psychisch functioneren 51

Inhoud. Woord vooraf 11. 1. Inleiding Kennismaking met de psychologie 13. 2. Biologie en gedrag De hardware van het psychisch functioneren 51 Inhoud Woord vooraf 11 1. Inleiding Kennismaking met de psychologie 13 1.1 Een definitie van de psychologie 14 1.2 Wetenschappelijke psychologie en intuïtieve mensenkennis 16 1.2.1 Verschillen in het verzamelen

Nadere informatie

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie De menselijke natuur, week 9 De opkomst van de filosofische antropologie Overzicht van reeds behandelde mensbeelden en de mechanistische visie uit de late 19e eeuw Wat is de mens? - Context Plato / Descartes

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie havo I

Eindexamen Filosofie havo I Opgave 2 Denken en bewustzijn 8 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een omschrijving van het begrip bewustzijn 2 argumentatie aan de hand van deze omschrijving of aan Genghis bewustzijn kan

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

VERBETERSLEUTEL MINI-EXAMEN STOP MET BLOKKEN

VERBETERSLEUTEL MINI-EXAMEN STOP MET BLOKKEN VERBETERSLEUTEL MINI-EXAMEN STOP MET BLOKKEN 1 Examen /20 1. Wat is binnen de theorie van de psychoanalyse belangrijk? Duid het juiste antwoord aan. ( /1) a. Het statistisch meten b. Het begrijpen c. Gemiddelden

Nadere informatie

Opgave 3 De gewapende overval

Opgave 3 De gewapende overval Opgave 3 De gewapende overval 12 maximumscore 2 een argumentatie dat het idee van vrije wil als bovennatuurlijke kracht in het kader van vrije wil als bewuste aansturing voor veel mensen aantrekkelijk

Nadere informatie

Opgave 2 Neuroplasticiteit en wilsbekwaamheid

Opgave 2 Neuroplasticiteit en wilsbekwaamheid Opgave 2 Neuroplasticiteit en wilsbekwaamheid 6 maximumscore 3 een argumentatie dat de opvatting van Kahn niet tot het dualistisch epifenomenalisme kan behoren, omdat daarin bewuste gedachten geen invloed

Nadere informatie

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets 11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets Opdracht 1 Wat is de Sokratische methode? Opdracht 2 Waarom werd Sokrates gedwongen de gifbeker te drinken? Opdracht 3 Waarom zijn onze zintuigen

Nadere informatie

Opgave 2 Doen wat je denkt

Opgave 2 Doen wat je denkt Opgave 2 Doen wat je denkt 7 maximumscore 2 een argumentatie waarom Swaab het bestaan van vrije wil verwerpt op grond van de experimenten van Libet: bewustzijn komt pas na de beslissingen van de hersenen

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain Rene Descartes René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben. Een uitspraak van René Descartes. Een belangrijk wiskundige en filosoof in de geschiedenis. Volgens

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie vwo 2001 - I

Eindexamen Filosofie vwo 2001 - I Eindexamen Filosofie vwo 00 - I 3 Antwoordmodel Opgave Het ontstaan van leven Een juist antwoord bevat de volgende elementen: een goede uitleg van wat inductie is; een goede uitleg van het inductieprobleem

Nadere informatie

de verzwakkingscorrectie uit te voeren op basis van de berekende verzwakkingscorrectie.

de verzwakkingscorrectie uit te voeren op basis van de berekende verzwakkingscorrectie. De ultieme uitdaging in het veld van neurowetenschappelijk onderzoek is om te begrijpen wat de biologische basis is van emoties, cognitie en, uiteindelijk, van bewustzijn. Het verkennen van de menselijke

Nadere informatie

Auteurs SlimStuderen is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar als je interesse hebt!

Auteurs SlimStuderen is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar als je interesse hebt! Voorwoord Dit is het overzicht van de studiestof voor het vak Functieleer. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur. Hoofdstuk A tot en met I behoren tot de verplichte literatuur van

Nadere informatie

Persoonlijkheidstesten

Persoonlijkheidstesten Persoonlijkheidstesten De gratis korte persoonlijkheid test De eerste test die ik heb gemaakt is een gratis test. Deze test bestaat uit één vraag waar wordt gevraagd een van de negen figuren te kiezen.

Nadere informatie

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN INHOUD Kwantitatieve onderzoeksmethoden Algemene kenmerken Enquête Experiment Kwalitatieve onderzoeksmethoden Algemene kenmerken Observatie Interview Kwaliteit van het onderzoek

Nadere informatie

Spinoza - ook tafels hebben een ziel

Spinoza - ook tafels hebben een ziel Spinoza - ook tafels hebben een ziel In de zeventiende eeuw kwam de filosoof René Descartes met de beroemde stelling dat alles in de wereld tot twee substanties teruggeleid kan worden: lichaam of geest.

Nadere informatie

20/04/2013: Kwalitatief vs. Kwantitatief

20/04/2013: Kwalitatief vs. Kwantitatief 20/04/2013: Kwalitatief vs. Kwantitatief Wat is exact het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief marktonderzoek in termen van onderzoek (wat doe je) in termen van resultaat (wat kan je er mee) in

Nadere informatie

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk BEGRIP VAN BEWIJS Herman Schalk Vragenlijst Toelichting bij de vragenlijst p. 3 Vragen bij de elementen van begrip van bewijs p. 4 vrije Universiteit amsterdam

Nadere informatie

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Het doel van deze opdracht is nagaan of je instrument geschikt is voor je onderzoek. Het is altijd verstandig

Nadere informatie

Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme

Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme Wouter Bouvy 3079171 October 15, 2006 Abstract Dit artikel behandelt Mental Events van Donald Davidson. In Mental Events beschrijft Davidson

Nadere informatie

Neurowetenschappen, taal en het onderwijs: Een verstandshuwelijk?

Neurowetenschappen, taal en het onderwijs: Een verstandshuwelijk? Neurowetenschappen, taal en het onderwijs: Een verstandshuwelijk? Esli Struys, CLIN, VUB Seminarie VLOR, 25 oktober 2012 30-10-2012 1 Overzicht -Mind, Brain, Language & Education (MBLE): mogelijkheden,

Nadere informatie

Psychologie bestudeert menselijk gedrag en probeert hiervoor een verklaring te vinden.

Psychologie bestudeert menselijk gedrag en probeert hiervoor een verklaring te vinden. Algemeen Psychologie bestudeert menselijk gedrag en probeert hiervoor een verklaring te vinden. Functieleer (of ook wel cognitieve psychologie) is een basisdiscipline en bestudeert cognitieve functies

Nadere informatie

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

SAMENVATTING (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Taal speelt een belangrijke rol in ons dagelijks leven. Het is een van de meest centrale aspecten bij de interactie tussen mensen. Ons taalgebruik wordt beïnvloed door onze

Nadere informatie

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Gevoel en emoties / definitie Emoties: in biologische zin: affectieve reacties. Prikkeling van dit systeem geeft aanleiding tot allerlei lichamelijke reacties.

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

BIOKLOK DE BIOLOGISCHE KLOK IN DE LES MODULE C. klok. www. bio. .nl

BIOKLOK DE BIOLOGISCHE KLOK IN DE LES MODULE C. klok. www. bio. .nl BIOKLOK DE BIOLOGISCHE KLOK IN DE LES MODULE C www. bio klok.nl EN DE BIOLOGISCHE KLOK IN DE PRAKTIJK Ready Set Go! galmt het door de stadions tijdens sportwedstrijden, zoals de Olympische Spelen. Olympische

Nadere informatie

Het toepassen van theorieën: een stappenplan

Het toepassen van theorieën: een stappenplan Het toepassen van theorieën: een stappenplan Samenvatting Om maximaal effectief te zijn, moet de aanpak van sociale en maatschappelijke problemen idealiter gebaseerd zijn op gedegen theorie en onderzoek

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de Proefexamen wetenschappelijke methoden 1) Een intervalschaal is: a) Een absolute schaal van afstanden b) Een absolute schaal van rangordeningen c) Een verhoudingsschaal van afstanden d) Een verhoudingsschaal

Nadere informatie

Big Ideas Great STEM. Katrien Strubbe

Big Ideas Great STEM. Katrien Strubbe + Big Ideas Great STEM Katrien Strubbe (Natuur)wetenschappen: doelen 2 Natuurwetenschappen geven leerlingen een fundamenteel en duurzaam inzicht in de structuren en processen die de mens, de natuur en

Nadere informatie

Geest, brein en cognitie

Geest, brein en cognitie Geest, brein en cognitie Filosofie van de geest en Grondslagen van de cognitiewetenschap Fred Keijzer 1 Overzicht: Wat is filosofie en waarom is dit relevant voor cognitiewetenschap en kunstmatige intelligentie?

Nadere informatie

In zintuigcellen (receptoren) ontstaan onder invloed van prikkels impulsen, zenuwcellen conductoren) geleiden en verwerken impulsen.

In zintuigcellen (receptoren) ontstaan onder invloed van prikkels impulsen, zenuwcellen conductoren) geleiden en verwerken impulsen. Samenvatting door B. 797 woorden 26 oktober 2014 8.1 19 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Gedrag: alle waarneembare activiteiten van een dier of een mens. Handeling: reactie op prikkels.

Nadere informatie

filosofie vwo 2015-II

filosofie vwo 2015-II Opgave 2 Onbewuste discriminatie 6 maximumscore 4 Een beschrijving van de twee groepen waarin bij Descartes de gedachten van de ziel uiteenvallen: acties en passies van de ziel 1 een antwoord op de vraag

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

Een ander domein is de wetenschap. Wetenschap kan men als volgt omschrijven:

Een ander domein is de wetenschap. Wetenschap kan men als volgt omschrijven: Pagina B 1 Samenvatting inleidende les ethiek 8/02/06 ETHIEK. Filosofie is denken, hard nadenken over vanalles en nog wat, en hoort eigenlijk bij ethiek. Ethiek zelf kan me ook een beetje vergelijken met

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2002-I

Eindexamen filosofie vwo 2002-I Opgave 1 Wetenschappelijke verklaringswijzen Maximumscore 3 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een antwoord op de vraag of de Weense Kring de uitspraak zinvol zou vinden: ja 1 een omschrijving

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Samenvatting. Synchronisatie met fractal ritmes: Complexiteit matching bij statistische structuur

Samenvatting. Synchronisatie met fractal ritmes: Complexiteit matching bij statistische structuur Samenvatting Synchronisatie met fractal ritmes: Complexiteit matching bij statistische structuur De uitvoering van dagelijkse fysieke activiteiten is sterk variabel. Deze variabiliteit kan worden beschreven

Nadere informatie

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming Exploratieve bewegingen in haptische waarneming Haptische waarneming is de vorm van actieve tastwaarneming waarbij de waarnemer de eigenschappen van een object waarneemt door het object met zijn of haar

Nadere informatie

filosofie Het IK en de vrije wil zin en onzin

filosofie Het IK en de vrije wil zin en onzin filosofie Het IK en de vrije wil zin en onzin Het bewustzijn Fasen van het bewustzijn Fysieke sector Mentale sector Verbeeldingen sector Zintuiglijke waarnemingen en impulsen. De ervaren werkelijkheid

Nadere informatie

Filosofie voor de Wetenschappen

Filosofie voor de Wetenschappen Date 15-10-2013 1 Filosofie voor de Wetenschappen Presentatie voor de Honours-studenten van de Rijksuniversiteit Gent Jan-Willem Romeijn Faculteit Wijsbegeerte Rijksuniversiteit Groningen Date 15-10-2013

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Samenvatting Levensbeschouwing LV \'Over wondere feiten\' Hoofdstuk 1

Samenvatting Levensbeschouwing LV \'Over wondere feiten\' Hoofdstuk 1 Samenvatting Levensbeschouwing LV \'Over wondere feiten\' Hoofdstuk 1 Samenvatting door L. 887 woorden 16 juli 2013 7,1 10 keer beoordeeld Vak Levensbeschouwing Samenvatting LV Over wondere feiten Hoofdstuk

Nadere informatie

De machinemens in de medische geschiedenis en in de huidige medische praktijk

De machinemens in de medische geschiedenis en in de huidige medische praktijk De machinemens in de medische geschiedenis en in de huidige medische praktijk Nel van den Haak Filosofisch Café Zwolle 19 januari 2015 Aandachtspunten: Wat zijn metaforen? De machinemens in de historische

Nadere informatie

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt genetische aanleg voor sportgedrag een rol? Hoe hangt sportgedrag samen met geestelijke

Nadere informatie

Feedback. Wat is feedback?

Feedback. Wat is feedback? Feedback Wat is feedback? Letterlijk vertaald is feedback terugvoeding. Het is het proces waarin informatie teruggevoerd wordt in een informatieverwerkend systeem, in dit geval de mens. Als het om mensen

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Voorwoord. Beste Psychologiestudenten,

Voorwoord. Beste Psychologiestudenten, Voorwoord Beste Psychologiestudenten, Als Slimstuderen.nl willen we jullie al graag op de hoogte brengen van onze werkzaamheden. Slimstuderen.nl biedt het hele jaar door samenvattingen aan voor elk tentamen

Nadere informatie

Bijlage 3. Symptomen van de eerste orde

Bijlage 3. Symptomen van de eerste orde Bijlage 3 Symptomen van de eerste orde Stoornissen in het kortetermijngeheugen* De persoon met dementie onthoudt de recente gebeurtenissen niet meer, of beter: slaat de nieuwe indrukken steeds moeilijker

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen Master Innovation & Leadership in Education Leerdoelen Aan het eind van deze lesdag heb je: Kennis van de dataverzamelingsmethodes vragenlijstonderzoek,

Nadere informatie

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën Pagina 1 Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën Je gaat een profielwerkstuk maken. Dan is euthanasie een goed onderwerp. Het is misschien niet iets waar je dagelijks over praat of aan denkt, maar

Nadere informatie

filosofie vwo 2016-II

filosofie vwo 2016-II Opgave 2 Theoriegeladenheid van de waarneming 5 maximumscore 3 Een goed antwoord bevat een uitleg met de afbeelding van het eend-konijn van: Kuhns Aristoteles-ervaring: plotselinge perspectiefverandering

Nadere informatie

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Onderzoek naar het gebruik van metaforen door kinderen werd populair in

Nadere informatie

Doelstelling: Bijsturing van de opvattingen van de leerlingen met betrekking tot magnetische eigenschappen

Doelstelling: Bijsturing van de opvattingen van de leerlingen met betrekking tot magnetische eigenschappen 6-8 jaar Wetenschappelijk inhoud: Natuurkunde Beoogde concepten: Magnetische eigenschappen van verschillende voorwerpen, intensiteit van een magnetisch vel. Beoogde leeftijdsgroep: Leerlingen van 8 jaar

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 188 Type 1 Diabetes and the Brain Het is bekend dat diabetes mellitus type 1 als gevolg van hyperglykemie (hoge bloedsuikers) kan leiden tot microangiopathie (schade aan de kleine

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Professionele workshops designsemantiek voor (interieur-)architecten en productontwikkelaars

Professionele workshops designsemantiek voor (interieur-)architecten en productontwikkelaars Professionele workshops designsemantiek voor (interieur-)architecten en productontwikkelaars Dag 1 INTRODUCTIE TOT ARCHITECTURALE DESIGNSEMANTIEK Dag 2 KLEUREN- EN VORMENKEUZE IN PRIVATE WONINGEN Dag 3

Nadere informatie

Populaties beschrijven met kansmodellen

Populaties beschrijven met kansmodellen Populaties beschrijven met kansmodellen Prof. dr. Herman Callaert Deze tekst probeert, met voorbeelden, inzicht te geven in de manier waarop je in de statistiek populaties bestudeert. Dat doe je met kansmodellen.

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

tudievragen voor het vak TCO-2B

tudievragen voor het vak TCO-2B S tudievragen voor het vak TCO-2B 1 Wat is fundamenteel/theoretisch onderzoek? 2 Geef een voorbeeld uit de krant van fundamenteel/theoretisch onderzoek. 3 Wat is het doel van fundamenteel/theoretisch onderzoek?

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Wijsgerige antropologie:

Wijsgerige antropologie: Wijsgerige antropologie: 1. De mens is een dier dat kan denken Een mens is tegelijkertijd het subject en het object van het onderzoek in de wijsgerige antropologie, zowel onderzoeker als datgene wat onderzocht

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Nederlandse samenvatting proefschrift Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Cerebral changes in Amyotrophic Lateral Sclerosis, 5 september 2017, UMC Utrecht Inleiding Amyotrofische

Nadere informatie

De klassieke tijdlijn

De klassieke tijdlijn De klassieke tijdlijn In de lessen geschiedenis heb je waarschijnlijk al gehoord over de tijdlijnen, of de historische periodes en waarschijnlijk ook over exacte datums zoals 476. In dit documentje kom

Nadere informatie

Het late gelijk van Darwin: het belang van een evolutionaire invalshoek in de psychologie. Psychologie 22-5-2014. Darwin: de mens als dier

Het late gelijk van Darwin: het belang van een evolutionaire invalshoek in de psychologie. Psychologie 22-5-2014. Darwin: de mens als dier 22-5-214 Het late gelijk van Darwin: het belang van een evolutionaire invalshoek in de psychologie Abraham Buunk Akademiehoogleraar Evolutionaire Sociale Psychologie Voordracht voor het SIGO Symposium

Nadere informatie

Ola Lanko en haar foto-genic installaties 14 oktober interview

Ola Lanko en haar foto-genic installaties 14 oktober interview Ola Lanko en haar foto-genic installaties 14 oktober interview Ola Lanko is altijd bezig met de werking van het medium fotografie. De kritische blik van de beschouwer is wat ze met haar werk wil overbrengen.

Nadere informatie

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

Doorbreek je belemmerende overtuigingen! Doorbreek je belemmerende overtuigingen! Herken je het dat je soms dingen toch op dezelfde manier blijft doen, terwijl je het eigenlijk anders wilde? Dat het je niet lukt om de verandering te maken? Als

Nadere informatie

Gegevensverwerving en verwerking

Gegevensverwerving en verwerking Gegevensverwerving en verwerking Staalname - aantal stalen/replicaten - grootte staal - apparatuur Experimentele setup Bibliotheek Statistiek - beschrijvend - variantie-analyse - correlatie - regressie

Nadere informatie

SOCIALE PSYCHOLOGIE VANUIT HET ONBEWUSTE? INLEIDING

SOCIALE PSYCHOLOGIE VANUIT HET ONBEWUSTE? INLEIDING SOCIALE PSYCHOLOGIE VANUIT HET ONBEWUSTE? INLEIDING Lieven Jonckheere HET VERLANGEN VAN FREUD IN VERBAND MET ORGANISATIES 1. waarom Freud zich lang beperkte tot het individu 'politieke remming' Freud om

Nadere informatie

Denkt u dat mensen gedreven worden door hun managers? Wij niet. De nieuwe benadering van organisaties en organisatievraagstukken

Denkt u dat mensen gedreven worden door hun managers? Wij niet. De nieuwe benadering van organisaties en organisatievraagstukken Denkt u dat mensen gedreven worden door hun managers? Wij niet. De nieuwe benadering van organisaties en organisatievraagstukken Denkt u dat mensen gedreven worden door hun managers? Wij niet. Ieder mens

Nadere informatie

1. Ouder en beter Inleiding

1. Ouder en beter Inleiding 1. Ouder en beter Inleiding Wat kan er fascinerender zijn dan ons brein? Het produceert de meest fantastische gedachten. Alles wat we weten over werelden zo ver weg als andere zonnestelsels of zo klein

Nadere informatie

Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen?

Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen? Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen? Geert Verbeke Biostatistisch Centrum, K.U.Leuven International Institute for Biostatistics and statistical Bioinformatics geert.verbeke@med.kuleuven.be http://perswww.kuleuven.be/geert

Nadere informatie

INTERVIEWTECHNIEKEN. Tjepke Zijlstra

INTERVIEWTECHNIEKEN. Tjepke Zijlstra + INTERVIEWTECHNIEKEN Tjepke Zijlstra + INTERVIEW n Een interview is: n het verzamelen van informatie; n uit mededelingen van een ondervraagde persoon of personen; n ter beantwoording van één of meer vooraf

Nadere informatie

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL INLEIDING DEEL I: DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: WAT EN HOE? 1. Doelstelling en Geschiedenis a. Doelstelling i. Wat? 1. Beschrijven van verschillen 2. Beschrijven van

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/32149 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/32149 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/32149 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Renema, Jelmer Jan Title: The physics of nanowire superconducting single-photon

Nadere informatie

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data Workshop Dataverzameling Van onderzoeksvraag naar data Even voorstellen: Suzanne van de Groep 24 jaar Promovendus (PhD-kandidaat) Universiteit Leiden Hoe gaan jongeren met andere mensen om? Hoe werkt dat

Nadere informatie

Het (on)meetbare brein

Het (on)meetbare brein Het (on)meetbare brein Proost op de wetenschap, SPUI25 Lukas Snoek Universiteit van Amsterdam Even voorstellen... Wie ben ik? Lukas Snoek, promovendus psychologie ("Brein & Cognitie") aan de UvA Interesse

Nadere informatie

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen Ten geleide Kants derde Kritiek: hoe kan de vrijheid worden verwerkelijkt? 15 Geraadpleegde literatuur 46 Verantwoording bij de vertaling 49 Immanuel Kant aan Johann Friedrich Reichardt 51 Immanuel Kant

Nadere informatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Thema Kernelementen Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Tips voor de trainer: Werken met mensen is werken met emotie. Leer emoties als signaal te herkennen, maar niet als leidraad te

Nadere informatie

Networks of Action Control S. Jahfari

Networks of Action Control S. Jahfari Networks of Action Control S. Jahfari . Networks of Action Control Sara Jahfari NEDERLANDSE SAMENVATTING Dagelijks stappen velen van ons op de fiets of in de auto, om in de drukke ochtendspits op weg te

Nadere informatie

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Universitair Medisch Centrum Utrecht Verplegingswetenschappen cursusjaar

Nadere informatie

Leerplanschema Minor Psychologie

Leerplanschema Minor Psychologie Minor Psychologie 1 Inleiding Waarom houden mensen zich niet aan dieetvoorschriften? Hoe kan ik ze dan stimuleren om dat wel te doen? Hoe kan ik teamsporters leren om beter om te gaan met zelfkritiek?

Nadere informatie

73 SAMENVATTING In dit proefschrift wordt een empirische toetsing van de machtafstandstheorie (Mulder, 1972, 1977) beschreven. In grote lijnen stelt deze theorie dat mensen macht prettig vinden, en dat

Nadere informatie

Samenvatting Filosofie Wijsgerige antropologie

Samenvatting Filosofie Wijsgerige antropologie Samenvatting Filosofie Wijsgerige antropologie Samenvatting door Cristel 1201 woorden 26 juni 2016 3,5 3 keer beoordeeld Vak Methode Filosofie Cogito Wijsgerige antropologie 1 Verschillen tussen mens en

Nadere informatie

8.2. Onderdelen van het klassieke experimentele ontwerp

8.2. Onderdelen van het klassieke experimentele ontwerp Deel 3: Kwantitatieve methoden Hoofdstuk 8: Experimentele ontwerpen 8.1. Inleiding Basisidee: twee situaties nl. situatie 1 met manipulatie en situatie 2 zonder manipulatie en je kijkt naar het effect

Nadere informatie

Logica en gedrag. mens. idee. doelen

Logica en gedrag. mens. idee. doelen Drijfveren In het menselijk denken en doen zijn veel aspecten te onderscheiden en te meten. Benaderingen en tests te over! De drijfveer is een boeiend aspect, omdat er veel aan te verbinden valt, en hij

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary)

Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary) Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary) 175 176 Corruptie heeft enorme negatieve gevolgen voor mensen over de hele wereld het laat het nationaal vermogen slinken (Kaufmann et al., 2006), veroorzaakt achteruitgang

Nadere informatie

Informatie over het werkgeheugen

Informatie over het werkgeheugen Informatie over het werkgeheugen Wat is het Werkgeheugen? De mogelijkheid om informatie van verschillende aard vast te houden en deze informatie te gebruiken in een denkproces waarbij nieuwe en reeds aanwezige

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/25829 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Nunspeet, Félice van Title: Neural correlates of the motivation to be moral Issue

Nadere informatie

Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden 06-01-13!!

Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden 06-01-13!! Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden 06-01-13 Stof hoorcollege Hennie Boeije, Harm t Hart, Joop Hox (2009). Onderzoeksmethoden, Boom onderwijs, achtste geheel herziene druk, ISBN 978-90-473-0111-0. Hoofdstuk

Nadere informatie

Workshop neuroblabla

Workshop neuroblabla Workshop neuroblabla De uitspraak de vrije wil bestaat niet, is een voorbeeld van neuroblabla Otto Dellemann, psychiater GGNet het interactieve brein 7 10 11 Geen sprake van belangenverstrengeling inhoudsopgave

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting In dit proefschrift werd de relatie tussen subjectieve intensiteit en aangenaamheid in smaak onderzocht. Gewoonlijk wordt aangenomen dat de sensorische aangenaamheid van een stimulus afhankelijk is van

Nadere informatie

Taal en Connector Ability

Taal en Connector Ability Taal en Connector Ability Nico Smid Taal en Intelligentie Het begrip intelligentie gedefinieerd als G ( de zogenaamde general factor) verwijst naar het algemene vermogen om nieuwe problemen in nieuwe situaties

Nadere informatie

DEELNEMEN AAN ONDERZOEK

DEELNEMEN AAN ONDERZOEK DEELNEMEN AAN ONDERZOEK DRAAG BIJ AAN DE WETENSCHAP Een bijdrage leveren aan de wetenschap? Dat kan! De KU Leuven doet onderzoek naar cognitieve beperkingen ten gevolge van een beroerte. Wij zijn steeds

Nadere informatie