External quality assessment for in vitro allergy testing

Transcriptie

1 IPH J. Wytsmanstreet 14 B-1050 Brussels FEDERAL PUBLIC SERVICE, HEALTH, FOOD CHAIN SECURITY AND ENVIRONMENT CLINICAL BIOLOGY COMMISSION CLINICAL BIOLOGY SECTION COMITY OF EXPERTS External quality assessment for in vitro allergy testing survey 2007/2 global results IPH 07/02/Allergy 42 This report may not be reproduced, published or distributed without permission of the IPH.

2 Ad hoc committee of experts Tel. Fax. Dr. Bossuyt X. (KU Leuven) 016/ / Dr. Cavalier E. (CHU, UlG) 04/ / Prof. Duchateau J. (ULB) 02/ / Dr. Sourdeau L. (WIV-ISP) 02/ / Coördinator Dr. Smitz J. (AZ VUB) 02/ / Dr. Van Campenhout (WIV-ISP) 02/ /

3 GLOBAL REPORT EXTERNAL QUALITY ASSESSMENT Survey 2007/2 ALLERGY Casus monster jarige huisvrouw werd 3 jaar geleden gestoken door een wesp. Er ontstond direct een heftige overgevoeligheidsreactie met gegeneraliseerde huidklachten, acuut astma en een collaps. Ze werd succesvol behandeld met ondermeer intramusculair adrenaline. Bij het allergologisch onderzoek daarna werd een IgE sensibilisering aangetoond tegen wespengif door een positieve huidtest intracutane huidtestdrempel met een gestandaardiseerd wespengif extract (ALK-Abello; HEIC-index 1 bij een concentratie van 0,001 microgram/ml) en een positieve RAST titer Pharmacia CAP wespengif > 100 ku/l. De anamnese toentertijd was verder niet verdacht voor een atopie syndroom. Ze werd de afgelopen jaren behandeld met allergeenspecifieke immunotherapie wespengif Alutard, (ALK-Abello). In die periode is zij in het tweede jaar weer gestoken door een wesp echter zonder adverse reacties. Momenteel wordt de IgE sensibiliseringsgraad tegen wespengif na 3 jaar immunotherapie onderzocht. Intracutane huidtesten met wespengif in verdunningsreeks (ALK-Abello): directe huidreactie HEIC-index 0,8) bij een gifconcentratie van 0,1 microgram/ml. Intracutane huidtesten met bijengif ALK-Abello): negatief Conclusie: Status na anafylactische reactie graad IV qua ernst (volgens de indeling van Müller) door een wespengifallergie. Sterke afname IgE sensibilisering tegen wespengif na 3 jaar allergeenspecifieke immunotherapie. 1/20

4 Cas clinique Ménagère âgée de 42 ans a été piquée par une guêpe il y a 3 ans. Il se produisit immédiatement une violente hypersensibilité entraînant des plaintes généralisées au niveau de la peau, un asthme aigu et un collapsus. Elle fut traitée avec succès, entre autres, avec de l adrénaline intramusculaire. La consultation en allergologie a permis de démontrer une sensibilisation IgE contre le venin de guêpe par un test cutané positif (seuil de test intracutané avec un extrait standardisé de venin de guêpe (ALK-Abello); HEIC-index 1 par une concentration de 0,001 microgramme/ml) et un RAST positif Pharmacia CAP venin de guêpe > 100 ku/l). A cette époque, l anamnèse ne portait pas à suspecter un syndrome atopique. La patiente a été traitée durant les années écoulées par immunothérapie allergènespécifique venin de guêpe Alutard, (ALK-Abello). Pendant la deuxième année, elle a été à nouveau piquée par une guêpe; mais n a toutefois pas eu de réaction. L état de sensibilisation IgE contre le venin de guêpe est actuellement analysé après 3 années d immunothérapie. Tests intracutanés au venin de guêpe par dilutions en série ALK-Abello: réaction cutanée directe HEIC-index 0,8) avec une concentration de venin de 0,1 microgramme/ml. Tests intracutanés avec venin d abeille ALK-Abello): négatif Conclusion: Etat après une réaction anaphylactique grade IV de gravité suivant le classement de Müller provoqué par une allergie au venin de guêpe. Forte diminution de la sensibilisation IgE contre le venin de guêpe après 3 années d immunothérapie allergènespécifique. 2/20

5 i1 Apis mellifera (04143) ku/l 04 METHOD Median SD CV No.labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT % SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE 1 Global results (all methods and all measuring systems) % 87 Extended Statistical Report per KIT for ALLERGY, Survey 2007/2, parameter=i1 Apis mellifera i1 Apis mellifera (ku/l) Survey 2007/2 sample 04 oldmeth Median SD CV No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME (006) Results : < BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE (008) Results : /20

6 i3 Vespula spp. (04144) ku/l 04 METHOD Median SD CV No.labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT % SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE % BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE 1 Global results (all methods and all measuring systems) % 89 Extended Statistical Report per KIT for ALLERGY, Survey 2007/2, parameter=i3 Vespula spp. i3 Vespula spp. (ku/l) Survey 2007/2 sample 04 oldmeth Median SD CV No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : < BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME (006) Results : BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE (008) Results : 1 1 4/20

7 T4 Hazel pollen (04147) ku/l 04 METHOD Median SD CV No.labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT % SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE 4 Global results (all methods and all measuring systems) % 92 Extended Statistical Report per KIT for ALLERGY, Survey 2007/2, parameter=t4 Hazel pollen T4 Hazel pollen (ku/l) Survey 2007/2 sample 04 oldmeth Median SD CV No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE (008) Results : < < /20

8 Casus monster jarige huismoeder (niet roker) met al enige jaren persisterend mild hyperreactieve luchtwegklachten: persisterend matig-ernstige congestieve rhinopathie en mild intermitterend astma. Tevens mild intermitterend eczeem. Acute en heftige exacerbaties van de luchtwegklachten ontstaan bij contact met katten. Ze vermijdt dat contact nauwlettend. Ondanks huisstof saneringsmaatregelen in het binnenhuis en ondanks dagelijks medicatiegebruik oraal antihistaminicum in combinatie met een nasaal corticosteroïd, sporadisch gebruik van een kortwerkende luchtwegverwijderaar) heeft ze veel hinder van haar verstopte neus. De kno-arts vond geen anatomische afwijkingen in de neus en stuurt patiënte naar de allergoloog voor behandeling met allergeenspecifieke immunotherapie. De voedings anamnese is niet verdacht. De algemene en de tractus anamnese vermelden geen aanvullende bijzonderheden Bij het algemeen lichamelijk onderzoek zijn er geen afwijkende bevindingen, m.n. niet over de longen en geen zichtbaar eczeem. Bij het oriënterende KNO onderzoek rhinoscopia anterior) worden bleke en gezwollen slijmvliezen gezien. Intracutane huidtesten met standaard luchtwegallergenen: directe huidreacties voor kat epitheel (HEIC-index: 1,2) en huisstofmijt D.pter (HEIC-index: 1,2), in geringe mate ook voor gras- en boompollen.verder negatief. Huidpriktesten met standaard voedingsmiddelen: negatief Longfunctie onderzoek: Licht obstructief spirogram; bronchiale histamine drempel 8 mg/ml indicatief voor milde hyperreactiviteit. Nasale provocatie test met een commercieel kat epitheel extract: positief Nasale provocatie met een commercieel huisstofmijt extract: positief Conclusie: Persisterend matig-ernstige allergische rhinopathie en mild intermitterend allergisch astma door een IgE gemedieerde allergie voor huisstofmijt en kat epitheel. Dreigende therapie resistentie voor de standaard medicatie Beleid: Er werd informatie verstrekt over bovenstaande bevindingen, m.n. de chroniciteit ervan. Er werden sanerings- en vermijdadviezen verstrekt voor de bekende allergenen en voor luchtwegirritantia. Er werd gestart met aangepaste symptomatische behandeling volgens de ARIA richtlijnen. Patiënte gaat starten met allergeenspecifieke immunotherapie voor huisstofmijt. 6/20

9 Cas clinique Ménagère âgée de 26 ans (non fumeuse) présentant depuis quelques années une hyperréactivité modérée des voies respiratoires: rhinopathie congestive persistante modérée à sévère et asthme intermittent modéré. Avec également un eczéma intermittent léger. Des exacerbations aigues et sévères des plaintes respiratoires se produisent lors de contacts avec des chats. Elle essaie attentivement de les éviter. Malgré les règles d assainissement concernant la poussière de maison et l usage journalier de médicaments (antihistaminique par voie orale en combinaison avec un corticoïde nasal, utilisation sporadique d un broncho-dilatateur à courte durée d action), elle est fortement gênée par un nez bouché. L ORL n a découvert aucune anomalie anatomique au niveau du nez de la patiente et l a envoyé consulter un allergologue pour un traitement d immunothérapie spécifique aux allergènes. Il n y a pas d élément suspect au niveau de l anamnèse alimentaire. L anamnèse générale et tronculaire ne présente pas de particularité. L examen clinique général n a pas montré d anomalie, plus particulièrement ni anomalies pulmonaires ni eczéma visible. L examen ORL (rhinoscopie antérieure) permet de voir une muqueuse pâle et gonflée. Tests intracutanés aux allergènes aériens standards: réactions immédiates à l épithélium de chat (HEIC-index : 1,2) et aux acariens. D.pter (HEIC-index : 1,2), de façon moins importante aussi aux pollens de graminées et d arbres. Les autres tests sont négatifs. Tests cutanés aux allergènes alimentaires standards: négatif Examen de la fonction respiratoire: Spirogramme légèrement obstructif; seuil bronchique à l histamine 8 mg/ml indicatif d une hyperréactivité modérée. Test de provocation nasale avec un extrait commercial d épithélium de chat : positif Test de provocation nasale avec un extrait commercial d acariens: positif Conclusions: Rhinopathie allergique persistante modérée à sévère et asthme allergique intermittent léger dus à une sensibilisation IgE aux acariens et à l épithélium de chat. Menace de résistance à la thérapie standard. Politique de traitement: La patiente a été informée des constatations ci-dessus, notamment de la chronicité. Des conseils lui ont été donnés quant à l assainissement et l élimination des allergènes connus et des irritants des voies respiratoires. Un traitement symptomatique adapté a été débuté suivant les directives ARIA. La patiente suivra une immunothérapie spécifique pour les acariens. 7/20

10 d1 Dermatophag pt (04107) ku/l 05 METHOD Median SD CV No.labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT % SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE % BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME BIOLINE/ISOTOPE BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE BIOMERIEUX RAST/FLUORESCENT SIEMENS CENTAUR/CHEMILUMINESCENCE % 8 Global results (all methods and all measuring systems) % 147 Extended Statistical Report per KIT for ALLERGY, Survey 2007/2, parameter=d1 Dermatophag pt d1 Dermatophag pt (ku/l) Survey 2007/2 sample 05 oldmeth Median SD CV No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME (006) Results : BIOLINE/ISOTOPE (007) Results : BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE (008) Results : > BIOMERIEUX RAST/FLUORESCENT (013) Results : SIEMENS CENTAUR/CHEMILUMINESCENCE (016) Results : /20

11 f3 fish cod (04159) ku/l 05 METHOD Median SD CV No.labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT % SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME BIOLINE/ISOTOPE BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE 3 Global results (all methods and all measuring systems) % 116 Extended Statistical Report per KIT for ALLERGY, Survey 2007/2, parameter=f3 fish cod f3 fish cod (ku/l) Survey 2007/2 sample 05 oldmeth Median SD CV No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME (006) Results : < BIOLINE/ISOTOPE (007) Results : < BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE (008) Results : /20

12 g5 Lolium perenne (04134) ku/l 05 METHOD Median SD CV No.labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT % SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE % BIOLINE/ISOTOPE BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE 2 Global results (all methods and all measuring systems) % 61 Extended Statistical Report per KIT for ALLERGY, Survey 2007/2, parameter=g5 Lolium perenne g5 Lolium perenne (ku/l) Survey 2007/2 sample 05 oldmeth Median SD CV No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : BIOLINE/ISOTOPE (007) Results : BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE (008) Results : /20

13 Casus monster jarige scholier (niet roker) met al enige jaren persisterend mild rhinopathie en mild intermitterend astma. De afgelopen 4 jaar ontstaan heftige hooikoortsklachten en nachtelijke astma klachten in de zomermaanden. Ze werd er symptomatisch voor behandeld bij de huisarts, desondanks dreigt er therapieresistentie. Door de hooikoorts is er afgelopen zomer sprake geweest van langdurig schoolverzuim. Ze heeft de laatste jaren ook acute verergering van rhinoconjunctivitis en astma in de buurt van katten en paarden. De voedingsanamnese is sterk verdacht. Ze wordt acuut misselijk door het eten van pinda s en pindabevattende voeding. Vaak gaat dit ook gepaard met buikpijn. Ze walgt van de geur van pinda s. Ze vermijdt nauwgezet elk contact met pinda; desondanks gaat het wel eens mis omdat er achteraf pinda verwerkt is in voeding waarop ze reageert. Ze heeft geen last bij het eten van noten, overige peulvruchten of tarwe producten. De familie anamnese is atopisch belast. De algemene en de tractus anamnese vermelden geen aanvullende bijzonderheden. Bij het algemeen lichamelijk onderzoek zijn er geen afwijkende bevindingen, m.n. niet over de longen en geen zichtbaar eczeem. Bij het oriënterende KNO onderzoek rhinoscopia anterior) worden bleke en gezwollen slijmvliezen gezien. Intracutane huidtesten met standaard luchtwegallergenen: sterke directe huidreacties voor graspollen (HEIC-index: 2,6), voor kat epitheel (HEIC-index: 1,3) en voor paardepitheel (HEIC-index: 1,7). In geringe mate ook voor boompollen en hond epitheel. Verder negatief Huidpriktest met standaard voedselallergenen: sterke directe huidreacties voor commerciële extracten van pinda (HEP-index: 2), sperzieboon (HEP-index: 1,4) en tarwe (HEP-index: 1,4). Negatief voor een serie boomnoten. Longfunctie onderzoek (bepaald buiten het graspollenseizoen): Licht obstructief spirogram; bronchiale histamine drempel 4 mg/ml indicatief voor hyperreactiviteit. Nasale provocatie test met een commercieel graspollen extract: positief Nasale provocatie met een commercieel kat epitheel extract: positief Nasale provocatie met een commercieel extract van paard epitheel: positief Conclusies: 1. Intermitterend ernstige allergische rhinopathie en mild intermitterend allergisch astma door een IgE gemedieerde allergie voor graspollen, kat- en paardepitheel. Meer persisterend een matig-ernstige allergeengeïnduceerde nasale hyperreactiviteit. 2. Pinda allergie; anamnestisch pas op latere leeftijd ontstaan en mogelijk geïnduceerd door kruisreactiviteit bij de sterke graspollen allergie. 3. Kruisreagerend met de graspollenallergie is er sensibilisering voor tarwe klinisch (niet relevant) 11/20

14 4. Kruisreagerend met pinda en/of graspollen is er sprake van een sensibilisering voor sperzieboon (klinisch niet-relevant ) Beleid: Er werd informatie verstrekt over bovenstaande bevindingen, m.n. de chroniciteit ervan. Er werden adviezen verstrekt voor de vermijding van allergenen, luchtwegirritantia en met name ook voor pinda. V.w.b. dit laatste werd de hulp ingeschakeld van een in voedselovergevoeligheid gespecialiseerde diëtist. Er volgt mogelijk nog provocatie onderzoek om te bezien hoe zwaar de vermijdadviezen voor pinda ingeregeld moeten worden. Omdat de combinatie van astma en de aard van het voedselallergeen (pinda) risicofactoren vormen voor potentieel meer heftige reacties werd een medicamenteus beveiligingsbeleid ingeregeld met een adrenaline auto-injector. Voor de allergische en hyperreactieve luchtwegklachten werd er gestart met de symptomatische behandeling volgens de ARIA en GINA richtlijnen. Patiënte komt in aanmerking voor allergeenspecifieke immunotherapie met graspollen; geopteerd wordt voor de sublinguale smelttablet methode. 12/20

15 Cas clinique Etudiante de 15 ans (non fumeuse) présentant chaque année une rhinopathie modérée et un asthme intermittent modéré. Ces 4 dernières années, elle s est plainte de violent rhume des foins et d asthme nocturne pendant les mois d été. Elle a été traitée de façon symptomatique par son médecin traitant. Cependant, une menace de résistance au traitement apparaît. L été dernier, le rhume des foins a provoqué un absentéisme scolaire de longue durée. Elle a également développé durant les dernières années une aggravation sévère de rhinoconjonctivite et d asthme lors de contacts avec des chats et des chevaux. L anamnèse alimentaire est fortement suspectée. Lorsqu elle mange des cacahuètes ou toute alimentation qui en contient, elle en est immédiatement écoeurée. Cela va également souvent de pair avec des crampes d estomac. Elle est dégoûtée par l odeur des cacahuètes. Bien qu elle évite attentivement tout contact direct avec la cacahuète, il lui arrive d avoir des problèmes car elle réagit aux aliments qui en contiennent. Elle ne présente aucun problème en mangeant des noix, d autres légumes secs ou produits à base de froment. L anamnèse familiale est nettement atopique. L anamnèse générale et tronculaire ne présente pas de particularité. L examen clinique général n a pas montré d anomalie, plus particulièrement ni anomalies pulmonaires ni eczéma visible. L examen ORL (rhinoscopie antérieure) permet de voir une muqueuse pâle et gonflée. Tests intracutanés aux allergènes aériens standards: fortes réactions immédiates aux pollens de graminées (HEIC-index : 2,6), à l épithélium de chat (HEIC-index : 1,3) et à l épithélium de cheval (HEIC-index : 1,7). De façon moins importante aussi aux pollens d arbres et à l épithélium de chien. Les autres tests sont négatifs. Tests cutanés aux allergènes alimentaires: fortes réactions immédiates cutanées pour les extraits commerciaux de cacahuète (HEP-index : 2), les haricots verts (HEP-index : 1,4) et le froment (HEP-index : 1,4). Le reste est négatif pour une série de noix d arbres. Examen de la fonction respiratoire (en dehors de la saison des pollens): Spirogramme légèrement obstructif ; seuil bronchique à l histamine 4 mg/ml indicatif d une hyperréactivité. Test de provocation nasale avec un extrait commercial de pollen de graminées: positif Test de provocation nasale avec un extrait commercial d épithélium de chat: positif Test de provocation nasale avec un extrait commercial d épithélium de cheval: positif Conclusions: 1 Rhinopathie allergique intermittente sévère et asthme allergique intermittent léger dus à une sensibilisation IgE aux pollens de graminées, à l épithélium de chat et de cheval. De plus, une hyperréactivité nasale persistante modérée à sévère causée par l induction d allergènes. 13/20

16 2 Allergie aux cacahuètes; présence dans l anamnèse à un âge plus avancé et probablement induite par une réaction croisée avec la forte allergie aux graminées. 3 Réaction croisée avec l allergie aux pollens de graminées provoquant une sensibilisation au froment (cliniquement non relevante). 4 Probable sensibilisation au haricot vert (cliniquement non relevante) par réaction croisée avec la cacahuète et/ou les pollens de graminées. Politique de traitement: La patiente a été informée des constatations ci-dessus, notamment de la chronicité. Des conseils lui ont été donnés pour éviter le contact avec les allergènes, les irritants des voies respiratoires et aussi les cacahuètes. Ils ont été donnés par une diététicienne spécialisée en hypersensibilité alimentaire. Il reste encore un examen de provocation à réaliser afin de déterminer le niveau de précautions à prendre afin d éviter les cacahuètes. Comme la combinaison de l asthme et la nature des allergènes alimentaires (cacahuète) sont des facteurs de risque de réactions potentiellement plus violentes, une politique de protection médicamenteuse a été instaurée avec possibilité de recours à l auto-injection d adrénaline. Un traitement symptomatique a été débuté suivant les directives ARIA et GINA pour les plaintes allergiques et d hyperréactivité au niveau des voies respiratoires. La patiente suivra une immunothérapie spécifique pour les pollens de graminées; on a opté pour la méthode de thérapie sublinguale. 14/20

17 e3 Horse dander (04122) ku/l 06 METHOD Median SD CV No.labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT % SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE % BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME BIOLINE/ISOTOPE BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE SIEMENS CENTAUR/CHEMILUMINESCENCE 1 Global results (all methods and all measuring systems) % 114 Extended Statistical Report per KIT for ALLERGY, Survey 2007/2, parameter=e3 Horse dander e3 Horse dander (ku/l) Survey 2007/2 sample 06 oldmeth Median SD CV No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME (006) Results : BIOLINE/ISOTOPE (007) Results : 1 1 BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE (008) Results : SIEMENS CENTAUR/CHEMILUMINESCENCE (016) Results : /20

18 f13 Peanut (04126) ku/l 06 METHOD Median SD CV No.labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT % SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE % BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME BIOLINE/ISOTOPE BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE SIEMENS CENTAUR/CHEMILUMINESCENCE 3 Global results (all methods and all measuring systems) % 108 Extended Statistical Report per KIT for ALLERGY, Survey 2007/2, parameter=f13 Peanut f13 Peanut (ku/l) Survey 2007/2 sample 06 oldmeth Median SD CV No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : < SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : BIOCHEM IMMUNOSYSTEMS/ENZYME (006) Results : < BIOLINE/ISOTOPE (007) Results : BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE (008) Results : SIEMENS CENTAUR/CHEMILUMINESCENCE (016) Results : < /20

19 f4 Wheat (04113) ku/l 06 METHOD Median SD CV No.labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT % SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE % BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE SIEMENS CENTAUR/CHEMILUMINESCENCE 1 Global results (all methods and all measuring systems) % 95 Extended Statistical Report per KIT for ALLERGY, Survey 2007/2, parameter=f4 Wheat oldmeth Median SD CV No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : BIPHARCO ULTRA/ISOTOPE (008) Results : > SIEMENS CENTAUR/CHEMILUMINESCENCE (016) Results : /20

20 OPMERKINGEN m.b.t. HET RAPPORTEREN VAN RESULTATEN <. Vanwege een recente aanpassing van het meetbereik voor sige in het lage gebied, bestaat nu voor sige van het systeem van Phadia de mogelijkheid om 2 soorten resultaten te rapporteren, nl. <0.1 ku/l en <0.35 ku/l. Met het huidige statistische programma gebruikt voor de verwerking van de EKE resultaten, is het echter niet mogelijk om binnen één reeks gegevens 2 verschillende gecensureerde waarden te verwerken. Wij vragen dan ook om in het vervolg alle resultaten <0.35 (dus vb. ook 0.34, 0.21, 0.1, <0.1) in te voeren als <0.35 voor de rapportering van EKE resultaten. Tijdens de enquête 2007/2 rapporteren een aantal gebruikers van het systeem Phadia ook numerieke resultaten lager dan de detectielimiet 0.1 zoals beschreven door de producent (vb. van rapporteringen: 0.06, 0.03, 0.004,.of zelfs 0). Het rapporteren van waarden beneden de detectielimiet en dit zowel voor wat betreft de EKE als voor de patiënten is incorrect daar in dit gebied de bijdrage van de aspecifieke binding te groot is. Deze laboratoria moeten er voor zorgen dat resultaten kleiner dan de detectielimiet systematisch worden gerapporteerd als <0.1 ku/l. Het is aanbevolen de firma te contacteren om de nodige software aanpassingen aan het apparaat uit te voeren. Wij willen er eveneens op wijzen dat het klinisch belang van deze lagere waarden (<0.35) eerder beperkt is; de graad van sensitizatie is zeer laag en de relatie met de symptomen is niet vanzelfsprekend. Het belang van de toepassingen situeert zich eerder in het domein van de pediatrie en voor bepaalde allergenen zoals medicatie en giften. 18/20

21 REMARQUES concernant le rapport des résultat «<». En raison d un ajustement récent du domaine de mesure pour sige dans la zone basse, il est à présent possible de rapporter 2 sortes de résultats pour sige avec le système de Phadia : à savoir <0.1 ku/l et <0.35 ku/l. Avec le programme statistique actuellement utilisé pour le traitement des résultats de l EEQ, il est toutefois impossible de traiter 2 valeurs censurées différentes au sein d une même série de données. C est pourquoi, nous demandons donc d introduire à l avenir tous les résultats <0.35 (par conséquent par ex. aussi 0.34, 0.21, 0.1, <0.1) comme résultat <0.35 pour le rapport des résultats de l EEQ. Durant l enquête 2007/2, un nombre d utilisateurs du système Phadia rapportent également des résultats numériques plus bas que la limite de détection «0.1» telle que décrite par le fabricant (ex. de résultats : 0.06, 0.03, 0.004, ou même 0). Fournir des valeurs situées en dessous de la limite de détection, et ceci aussi bien pour les EEQ que pour les patients, n est pas correct puisque dans cette zone, la part de la liaison aspécifique est trop grande. Ces laboratoires doivent veiller à transmettre systématiquement leurs résultats en dessous de la limite de détection sous forme censurée, à savoir «<0.1 ku/l». Il est recommandé de contacter la firme afin d effectuer les ajustements informatiques nécessaires sur l appareil. Nous voulons également attirer l attention que l importance clinique de ces valeurs plus basses (<0.35) est plutôt limitée ; le grade de sensibilisation est très bas et la relation avec les symptômes n est pas évidente. L importance des applications se situe plutôt dans le domaine de la pédiatrie et pour certains allergènes comme les médicaments et les poisons. 19/20

22 ALLERGY GRADES REPORT - EXTERNAL QUALITY ASSESSMENT Survey 2007/2 ALLERGY Sample : i1 Apis mellifera Sample : i3 Vespula spp. Sample : T4 Hazel pollen Sample : d1 Dermatophag pt Sample : f3 fish cod Sample : g5 Lolium perenne Sample : e3 Horse dander Sample : f13 Peanut Sample : f4 Wheat Grade n % Grade n % Grade n % Grade n % Grade n % Grade n % Grade n % Grade n % Grade n % /20