Handleiding Verzoek tot Onderzoek voor de Raad voor de Kinderbescherming (VTO)

Transcriptie

1 Handleiding Verzoek tot Onderzoek voor de Raad voor de Kinderbescherming (VTO) Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 1 van 11

2 Voorwoord Met deze handleiding wil Bureau Jeugdzorg het doen van een Verzoek tot Onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (VTO) voor hulpverleners vergemakkelijken en de procedure verduidelijken. Bureau Jeugdzorg gaat ervan uit dat het proces van beschermen van kinderen door een goede handleiding en door professionele ketensamenwerking sneller gaat en dat kinderen eerder de zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben. In de handleiding staat een inhoudelijke toelichting op het formulier Verzoek tot Onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Een VTO wordt ook wel raadsmelding genoemd. Zowel de handleiding als het formulier zijn te vinden op onze website: onder de knop Professionals in het menu Verzoek tot Raadsonderzoek. Bij het schrijven van de handleiding is gebruik gemaakt van: --De nieuwe OTS uitgelegd voor de gezinsvoogd, Bosch, Ayal, Jonkers, Vedivo De kleine gids, ondertoezichtstelling 2010; Kluwer Deventer Wegomlegging, Veldkamp; Ministerie van Justitie 1999 Inhoudsopgave: Inleiding pag Wanneer doe je een raadsmelding pag Wat is een ondertoezichtstelling pag Wat is een voorlopige ondertoezichtstelling pag Wat is een voorlopige voogdij pag Toelichting bij het formulier Verzoek tot Onderzoek pag. 6 Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 2 van 11

3 1. Inleiding: In Nederland is het gebruikelijk dat professionele melders niet anoniem een Verzoek tot Onderzoek door de Raad van de Kinderbescherming (VTO) kunnen indienen. Er wordt verwacht dat hulpverleners hun verantwoordelijkheid nemen ten opzichte van het kind en zijn gezin in nood. Tevens wordt verwacht dat zij tegenover de ouders hun zorgen over de ontwikkeling van het kind verwoorden en de ouders informeren over de stappen die ze nemen. Ouders hebben het volste recht te weten dat er zorgen omtrent hun gezin en kinderen bestaan en welke die zorgen zijn. Ook hebben zij er recht op te weten welke informatie over hen aan de Raad voor de Kinderbescherming wordt overgedragen en met welk doel dat gebeurt. Jos van der Lans schrijft in zijn boek Eropaf! 1 : Keer op keer moet men aldus op zoek naar een balans tussen tegengestelde krachten, een evenwicht dat per situatie kan verschillen. Een balans tussen controleren en hulpverlenen, tussen vertrouwen winnen en gezag uitoefenen, tussen corrigeren en stimuleren, tussen vooruithelpen en tegenspreken. Voor, bij of achter die voordeur zijn dat ineens cruciale kwesties geworden, kwesties die ertoe doen, die om keuzen vragen, om initiatief, om verantwoordelijkheid nemen, om durf en moed. (blz 67) Vaak is een heel traject aan een VTO voorafgegaan waarin hulp niet het gewenste resultaat heeft gehad. Er zijn zorgen over kinderen en ouders, maar er is ook sprake van loyaliteit naar cliënten. Met het indienen van een VTO verandert de hulpverleningsrelatie, verandert de aard van het contact. Hulpverleners worstelen met vragen en dilemma s bij het nadenken over de veiligheid van kinderen. Van groot belang hierbij is welke ondersteuning hulpverleners hierbij wordt geboden. Hoe komen beslissingen tot stand, hoe worden risico s ingeschat, is er intervisie en/of werkbegeleiding, is er een veiligheidsbeleid? Anders gezegd: hoe heeft een organisatie de ondersteuningstructuur ingericht? Vaak is het moeilijk te bepalen wanneer de mogelijkheden in het vrijwillige kader uitgeput zijn; wanneer is het punt bereikt dat een situatie voor kinderen niet meer verantwoord is. Hoe weeg je de beschikbare informatie? Waarom meld je nu? Een ander lastig punt bij het schrijven van een VTO is mogelijk gelegen in het feit dat het een andere manier van rapporteren is dan waaraan men gewend is en het moet ook nog in het format van een ander. Daarbij komt dat het schrijven van een VTO veelal niet tot de dagelijkse werkzaamheden behoort en men geen routine kan opbouwen. Misschien is dat maar goed ook, want het dwingt ons iedere keer tot nadenken. In Nederland is afgesproken dat Bureaus Jeugdzorg de noodzaak tot een VTO beoordelen en dat BJZ hierover een beslissing neemt. BJZ vervult in deze de intake functie van de Raad voor de Kinderbescherming. Deze werkwijze is vanaf het jaar 2000 landelijk ingevoerd. De beoordeling van het VTO en een beslissing hierover wordt door een medewerker van het Voordeurteam van BJZ in samenspraak met een gedragswetenschapper van BJZ gedaan. Nadat BJZ het besluit heeft genomen dat een situatie raadswaardig is, neemt de Raad voor de Kinderbescherming de zaak in onderzoek. Op basis van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming besluit zij tot het al dan niet indienen van een rekest bij de Kinderrechter. De Kinderrechter neemt vervolgens de beslissing of er een ondertoezichtstelling moet komen. Wanneer er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van een kind en als een raadsmelding overwogen wordt, kan een hulpverlener het Voordeurteam van BJZ consulteren. Het is vaak zo dat we elkaar in de hulpverlening pas op zoeken als we klaar zijn, als we niet meer weten hoe verder te gaan. Vroegtijdig consulteren kan en mag altijd en daar wil BJZ ook uitdrukkelijk toe uitnodigen. Het Voordeurteam van BJZ geeft ook uitleg over de procedure en biedt ondersteuning bij het invullen van het formulier Verzoek tot Onderzoek. Of als het AMK eerder bij de situatie betrokken is geweest, dan biedt het AMK deze ondersteuning. 1 Jos van der Lans, Eropaf!, De nieuwe start van het sociaal werk; Augustus 2010 Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 3 van 11

4 2. Wanneer doe je een raadsmelding? Een raadsmelding doe je als er in de thuissituatie van een kind risico s zijn die de ontwikkeling ernstig bedreigen, terwijl de mogelijkheden (lijken te) ontbreken om deze risico s op een andere manier af te wenden, dan door middel van overheidsingrijpen. De risico s hoeven niet te worden bewezen, maar moeten aannemelijk worden gemaakt. Kerncriteria raadsmelding: 1. ernstig vermoeden dat het fundamentele recht van het kind op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en uitgroei naar zelfstandigheid wordt bedreigd 2. het ontbreken van mogelijkheden om de bedreigde ontwikkeling met behulp van vrijwillige hulpverlening af te wenden, waardoor overheidsingrijpen noodzakelijk wordt. Het criterium het ontbreken van mogelijkheden om de bedreigde ontwikkeling met behulp van vrijwillige hulpverlening af te wenden wordt soms verward met het gegeven dat de mogelijkheden voor hulpverlening door de eigen instelling uitgeput zijn. In dat laatste geval is er eerder de noodzaak tot doorverwijzing. De bovenstaande gronden moeten zich altijd samen voordoen. Daarnaast is er nog een derde criterium om te melden: 3. er sprake is van een gezagsvacuüm. Er is sprake van een gezagsvacuüm in de volgende gevallen: - wanneer het juridisch gezag ontbreekt - wanneer er onduidelijkheid bestaat over wie het juridisch gezag over het kind hoort uit te oefenen - wanneer de gezagsdrager het juridisch gezag over het kind niet kan uitoefenen. Een gezagsvacuüm is altijd grond om te melden. Wat is een ondertoezichtstelling Een ondertoezichtstelling is een kinderbeschermingsmaatregel. Een andere kinderbeschermingsmaatregel is de voogdij. Niet de ouder, maar het kind wordt onder toezicht gesteld. Bij een ondertoezichtstelling blijft de ouder met gezag belast, maar het gezag van de ouder wordt beperkt doordat gezag van een gezinsvoogdij instelling (GVI) wordt toegevoegd. De maatregel kan tegen de wil van ouders en kinderen worden uitgesproken. De maatregel wordt uitgevoerd door een gezinsvoogd. Een OTS duurt maximaal 1 jaar en kan ieder jaar met maximaal 1 jaar op verzoek van de gezinsvoogdij instelling worden verlengd. De GVI houdt toezicht op de minderjarige en biedt hulp en steun aan de minderjarige en de ouder met gezag om de bedreiging in de ontwikkeling af te wenden. De hulp en steun is erop gericht dat de ouder met gezag de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging zoveel mogelijk behoudt. Het betekent ook dat een eventuele uithuisplaatsing zoveel mogelijk moet worden voorkomen en dat moet worden gezocht naar alternatieven, die de gezinsband in stand houden. Dit betekent ook dat, mocht uithuisplaatsing van het kind in het belang van het kind toch noodzakelijk zijn, de mogelijkheid van terugkeer van het kind naar huis steeds een punt van aandacht is. Wat is een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) De behandeling van een regulier OTS-verzoek duurt zeker een aantal weken. In sommige gevallen kan de uitkomst van deze procedure niet worden afgewacht, omdat het kind snel door middel van een OTS moet worden beschermd. Daarom kan de kinderrechter, in acute levensbedreigende situaties, het kind tijdens de behandeling van het verzoek om een OTS, alvast voorlopig onder toezicht stellen (VOTS). Meestal wordt er dan ook verzocht om een machtiging uithuisplaatsing. Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 4 van 11

5 In tegenstelling tot een reguliere OTS, kan een Voorlopige OTS worden opgelegd zonder dat de ouders en het kind (vanaf twaalf jaar) vooraf zijn gehoord. Binnen veertien dagen worden ouders en kind alsnog door de kinderrechter gehoord. Wat is een voorlopige voogdij (VoVo) Naast een tijdelijke voorziening als de VOTS bestaat er nog een andere tijdelijke voorziening: de Voorlopige Voogdij (VoVo). Er zijn twee mogelijkheden om van deze maatregel gebruik te maken. In beide gevallen wordt het gezag over het kind tijdelijk overgedragen naar een voogdijinstelling. De eerste mogelijkheid betreft situaties waarin het gezag over het kind ontbreekt of niet wordt uitgeoefend (bijvoorbeeld ouders zijn spoorloos of kind is te vondeling gelegd). De andere mogelijkheid betreft situaties waarin de ouders moeten worden geschorst in de uitoefening van het gezag (bijvoorbeeld de weigering van de ouder om een kind medisch te laten behandelen). Ook bij het indienen van een verzoek tot VOTS of VoVo wordt gebruik gemaakt van het formulier VTO. Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 5 van 11

6 3. Toelichting bij het formulier Verzoek tot Onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming Vooraf: Het gaat in het formulier VTO niet om procesinformatie, maar om feitelijke informatie ten aanzien van de bedreiging van de ontwikkeling, gezins- en opvoedingsinformatie en informatie over alle relevante hulpverlening. Deze informatie dient ter onderbouwing van de raadsgronden. Juiste informatie bij het Verzoek tot Onderzoek is belangrijk. De informatie en de manier waarop met de ouders over het doen van een VTO is gesproken, is in hoge mate bepalend voor de start en het verdere verloop van de raadsbemoeienis en eventuele hulpverlening in het gedwongen kader. Wanneer bij de aanvang van het onderzoek al sprake is van misverstanden of een verschil in informatie over de aanleiding en doel van het raadsonderzoek dan kan dit het contact met het cliëntsysteem bemoeilijken en vertragen. De onderstaande nummering volgt de nummering van het formulier VTO 1. Gegevens melder: - Alle kinderen waar de melding voor geldt moeten worden genoemd, zowel naam als geboortedatum. - Of een tolk wel of niet noodzakelijk is, is voor de Raad voor de Kinderbescherming van belang. Een tolk moet van tevoren besproken worden en vanaf het begin van haar onderzoek kan de Raad voor de Kinderbescherming hier rekening mee houden. - Ook als meerdere hulpverleners bij een situatie betrokken zijn, dan moet er één contactpersoon worden genoemd die verantwoordelijk is voor het VTO. Een team kan geen verzoek indienen. 2. Spoedeisend - Zowel bij een regulier verzoek tot VTO als bij een verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) en voorlopige voogdij (VoVo) wordt het formulier Verzoek tot Onderzoek gebruikt. Gezien het spoedeisende karakter is het soms niet mogelijk alle informatie aan te leveren. Maar ook hierbij geldt dat het streven is zo volledig mogelijk te zijn en indien nodig wordt informatie achteraf toegevoegd. - Wanneer is een situatie VOTS-waardig? Uit feiten en omstandigheden moet concreet blijken: Waaruit de (vermoedelijke) acute en ernstige (levens)bedreigende situatie van de geestelijke of lichamelijke gezondheid voor de jeugdige bestaat waarvoor onmiddellijk hulp of zorg moet worden geboden. Waarom hulp of zorg op vrijwillige basis niet mogelijk is of ontoereikend om de acute bedreiging af te wenden. Waarom de bedreiging niet afgewend kan worden middels andere vormen van crisisinterventie. De onderstaande drie gronden komen tegelijkertijd voor. Zowel: De acute en ernstige problematiek. De gezagsdragers zijn niet bij machte of weigeren zich in te zetten voor opheffing van de acute bedreiging. De onmogelijkheid van andersoortig ingrijpen in een vrijwillig kader. Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 6 van 11

7 NB: het is van belang om te weten dat het niet hebben van een plek voor een jeugdige geen reden tot VOTS is. Het gaat dan om een plaatsingsprobleem dat niet is op te lossen met een VOTS. Wel kan het veiligstellen van een plek leiden tot een VOTS. Bijvoorbeeld: ouders willen een kind uit een pleeggezin ophalen, terwijl zij zelf niet in staat zijn dit kind op te voeden en te verzorgen. 3. Meldingsgegevens: 3a - Het gaat hier om de feitelijke personalia van alle gemelde kinderen. Het is van belang per kind aan te geven wie het gezag heeft, omdat de Raad voor de Kinderbescherming verplicht is contact op te nemen met in ieder geval de met gezag belaste ouders. Beide ouders ontvangen een brief van de Raad voor de Kinderbescherming. Ook voor stiefouders zal de Raad nagaan of zij bij het raadsonderzoek betrokken moeten worden. Het begrip family life hebben of kort geleden nog hebben gehad is hierbij van belang. In feite bekijkt de Raad wie belanghebbende is: dit is een juridisch begrip en betekent op wiens rechten en plichten een beslissing invloed heeft. De Raad maakt iedere keer in deze een afweging. 3b - Het is denkbaar dat niet alle kinderen onder toezicht worden gesteld. Soms vertoont het ene kind bepaald probleemgedrag en vraagt daardoor meer van zijn ouders, terwijl dit bij de andere kinderen niet het geval is. Het is daarom wel van belang aan te geven waarom de andere kinderen in het gezin niet worden gemeld. Voor de meldende organisatie geldt vaak dat over het ene kind meer informatie bekend is dan over het andere kind. Er moet dan aannemelijk gemaakt worden dat de problematiek van het gezinssysteem ook gevolgen heeft voor de andere kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming is verplicht altijd ambtshalve ook naar alle kinderen in het gezin te kijken. Ook voor ongeboren kinderen kan, vanaf de 24 ste week, een Verzoek tot Onderzoek worden ingediend. Ook dan moet aannemelijk worden gemaakt waaruit de bedreiging bestaat. 4. Signalen en klachtgedrag - Het klachtgedrag moet per gemeld kind beschreven worden. Voor de meldende organisatie geldt vaak dat over het ene kind meer informatie bekend is dan over het andere kind. Er kan dan aannemelijk gemaakt worden dat de problematiek van het gezinssysteem ook gevolgen heeft voor de andere kinderen. En verder zoveel mogelijk opschrijven wat wel bekend is. - Hier feitelijk aangegeven wat de bedreiging van de ontwikkeling is op verschillende terreinen: sociaal, emotioneel, gedrag, cognitief, fysiek, derde milieu (school, vrienden, overige contacten), verwaarlozing, mishandeling. Ook kwetsbaarheid van het kind (bijvoorbeeld verstandelijk beperkt) en risicofactoren zijn hier van belang. Indien het IQ bekend is dit ook vermelden. Het hoeft geen uitgebreide opsomming te worden, het gaat om de meest relevante (ernstige) punten. Bij jonge kinderen (0-2 jaar) is er vaak nog geen aantoonbare schade in de ontwikkeling, maar gaat het met name om het doen of nalaten van opvoeders dat bedreigend is voor het kind. Bijvoorbeeld: een kind zonder toezicht alleen laten, onvoldoende voeding geven, het kind door elkaar schudden, etc. Indien er zorgen zijn over meerdere kinderen geef je per kind de signalen aan. Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 7 van 11

8 Geef de signalen kort en duidelijk aan. Gebruik het liefst een opsomming met aandachtsstreepjes en geef aan wat de bron van de informatie is. 5. De gezinssituatie en achtergrond - Wat is de huidige gezinssituatie. Geef alle relevante informatie over het functioneren van het gezin. Het betreft hier problemen en gezondheid van ouders (bijvoorbeeld handicap, verslaving, psychiatrische problemen, criminaliteit) de duur van de problemen, ondersteuning vanuit de omgeving, werksituatie en scholing van de kinderen etc.. Het gaat hier met name om informatie in relatie tot de ontwikkelingsbedreiging van het kind. LET OP: zie bij 8 als je informatie opneemt die mondeling van derden is verkregen! 6. Hulpverlening - Het is de bedoeling dat er een beknopt chronologisch overzicht gegeven wordt van de tot nu toe geboden hulp door uw instelling en/of door andere instellingen. Hier is hulp aan ouders vaak ook relevant. De nadruk hierbij ligt op de laatste twee jaar. Het gaat hierbij om feitelijke informatie over: Type hulpverlening periode van hulpverlening (jaartallen) probleem en reden van hulp de doelen van hulpverlening en resultaten van de hulpverlening Ook diagnostisch onderzoek is van belang. Geef bij diagnostisch onderzoek aan door wie het onderzoek is uitgevoerd, wat de beknopte conclusie is en welk advies is gegeven. Geef ook aan in hoeverre het advies is opgevolgd. Aandachtspunt: het kan zowel om een niet willen als een niet kunnen gaan, bijvoorbeeld weigeren van hulp die noodzakelijk wordt geacht of wel hulp willen, maar de hulp levert niets op. Het is van belang concreet te zijn welke hulp geprobeerd is en waarom het onvoldoende resultaat gaf. Daarnaast is het van belang of, wanneer en door wie het met ouders is besproken. Een verwijzing naar bijlagen is onvoldoende. Beleving/eigen mening betrokkenen: - Het gaat hier om de eigen mening en visie van de jeugdige (12 jaar en ouder) en de ouders. Hoe kijken ze zelf tegen de situatie en de door de melder aangegeven zorgen aan. Wat geven ze aan als reden dat eerder genoemde hulp niet heeft gewerkt. E nadruk ligt hierbij vooral op de laatste twee jaar. Er moet vooral weergegeven worden wat ouders en jeugdige zelf zeggen. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om een interpretatie van de melder en ook niet om de reactie op het formulier VTO. Deze wordt later in het formulier genoteerd. Jeugdigen van 12 jaar en ouder worden altijd geïnformeerd, jeugdigen onder de 12 jaar worden indien mogelijk en relevant geïnformeerd. Het is hierbij ook belangrijk aan te geven op welke datum de zorgen met ouders en jongere is besproken. Of als dat niet is gelukt waarom dat niet is gelukt. 7. Veiligheid - Het gaat bij dit item om het gebied tussen actueel ernstig of levensbedreigende risico s voor het kind (VOTS waardig) en de bedreigingen in de ontwikkeling die niet acuut of zeer ernstig zijn, maar die vooral op langere termijn schadelijk zijn voor het kind. Het Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 8 van 11

9 gaat met name om risico s en bedreigingen rond gezondheid, basisverzorging en fysieke veiligheid van een kind. Bij bedreigingen en risico s betreffende o.a. pedagogische, psychische en affectieve verwaarlozing zal aangetoond moeten worden welke ernstige effecten dit op korte termijn zal hebben. - We gaan ervan uit dat de organisatie die de raadsmelding doet, ook een inschatting maakt ten aanzien van de veiligheid van het kind en actie onderneemt indien de veiligheid in het geding is. Er moet een taxatie worden gedaan en er moeten afspraken worden gemaakt om de risico s weg te nemen of te beperken tot aan de uitspraak van de Kinderrechter. Bij doorgeleidingen zal de taxatie afhangen van de kwaliteit en de mogelijkheden van de meldende organisatie. - Voor de taxatie van de eigen zaken gebruikt BJZ voor zover mogelijk de LIRIK (Licht instrument risico inventarisatie kindermishandeling). - De afspraken over veiligheid met het kind, gezin, netwerk en hulpverleners moeten zo concreet mogelijk worden vermeld. - BJZ wordt geïnformeerd indien er gedurende het raadsonderzoek en tot de uitspraak van de kinderrechter nieuwe informatie bekend is ten aanzien van de veiligheid van het kind. BJZ maakt een nieuwe taxatie ten aanzien van het spoedeisende karakter van het lopende VTO en BJZ communiceert dit met de Raad voor de Kinderbescherming. 8. Rapportages en mondelinge informatie. - Het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming verloopt sneller als zoveel mogelijk relevante informatie wordt meegezonden. - Relevante rapportage van de eigen instelling benoem je hier en zend je zoveel mogelijk mee (als bijlage). De informatie is relevant als het informatie bevat die de zorgen bevestigen en/of diagnostische informatie. In het kader van een VTO is toestemming van ouders niet nodig voor het meezenden, wel moeten ouders hiervan op de hoogte worden gesteld. - Tijdens het opstellen van een VTO is het toegestaan om zonder toestemming van ouders/jeugdige contact op te nemen met relevante derden (bij het kind betrokken organisaties/hulpverleners). Het is belangrijk om deze derden te laten weten dat je zonder toestemming van ouders/jeugdige contact opneemt in het kader van een VTO. Wel moet deze informatie geaccordeerd en gedateerd zijn (zie punt hieronder). - Mondelinge informatie die gebuikt wordt in de onderbouwing van het VTO moet altijd vooraf geverifieerd en gedateerd zijn. Dit houdt in dat gecheckt is of de informant het eens is met de tekst zoals deze in het VTO wordt opgenomen en dat is aangegeven wanneer de toestemming is verkregen. Je kunt dit doen door de informant de betreffende tekst per mail toe te zenden en de informant per ommegaande om aanvulling of correctie te verzoeken. Gebruik vanwege de privacy alleen de initialen van de betreffende jeugdige. De informatie moet open zijn, dat wil zeggen dat ouders/jeugdige op de hoogte zijn van de inhoud van de informatie. Bij mondelinge informatie moet het volgende dan ook vermeld worden: de naam, organisatie en functie van de bron en de datum waarop de informant akkoord is gegaan. - Schriftelijke rapportages van derden (andere bij het kind betrokken instanties of organisaties) kunnen slechts met toestemming van deze organisaties/hulpverleners mee worden gestuurd. Ook zij hoeven daarvoor van ouders geen toestemming te hebben. Zij moeten zelf de afweging maken of ze in het belang van het kind de rapportage vrijgeven. Het moet wel om open informatie gaan. Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 9 van 11

10 Psychologische onderzoeken kunnen alleen meegezonden worden met toestemming van ouders en jeugdige van 12 jaar en ouder. Indien derden geen toestemming verlenen voor gebruik of meezenden rapportage dan wel graag aangeven waar deze rapportage aanwezig is. De raad kan deze stukken dan zelf opvragen. 9. Reden waarom de raad onderzoek moet verrichten - Dit is de kern van het formulier VTO. Het is de onderbouwing van de raadsgronden op grond van de voorafgaande feitelijke opsomming. Kerncriteria: bedreiging ontwikkeling, noodzakelijk geachte vrijwillige hulp is niet mogelijk of geboden hulp geeft niet het gewenste resultaat en/of er is sprake van een gezagsvacuüm. Beschrijf kort waaruit de ernstige bedreiging bestaat. Waarom is hulpverlening in het vrijwillig kader niet meer mogelijk? En indien de melding gebaseerd is op een gezagsvacuüm, wat is hiervan de oorzaak? Bijvoorbeeld: Er is sprake van een bedreiging van de ontwikkeling van X. Bij vader is er geen stabiele en veilige opvoedingssituatie. Daarnaast heeft X. gezien haar problematiek hulpverlening nodig, hetgeen door zowel X. als vader wordt afgewezen. BJZ vindt de situatie bij vader zeer zorgelijk, mede gezien de voorgeschiedenis waarin vader heeft laten zien het gezag niet te kunnen invullen. Er is momenteel geen zicht op X., omdat hulpverlening is stopgezet. 10. Mening van de ouders en de jeugdige - Uitgangspunt is dat het formulier Verzoek tot Onderzoek (raadsmelding) gelezen en besproken is met betrokkenen, tenzij dit absoluut niet mogelijk is (ouder dreigt bijvoorbeeld het kind te doden). Dit is echter een uitzondering. In zo n geval moet duidelijk worden aangegeven waarom de melding niet ter inzage gegeven en besproken is. Dus ook bij een VOTS en een VoVo is het de bedoeling dat de melding met ouders en met het kind ouder dan 12 jaar is besproken. Er moet in ieder geval een inschatting gemaakt zijn of het wel of niet besproken kan worden en er moet dus aangegeven worden waarom iets niet met ouders en/of jongere besproken kan worden. - Aangeven wanneer de ouders en jongere kennis hebben genomen van de uiteindelijke tekst van dit Verzoek tot Onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming en hun reactie. Het betreft dus zowel de datum als de inhoud van de reactie. Dit is een belangrijk onderdeel van het formulier VTO. Mochten ouders niet reageren op het verzoek tot reactie of komt het niet tot een gesprek, dan kun je aangeven wanneer je het formulier op hebt gestuurd en dat bijvoorbeeld een eventuele reactie van ouders en/of jeugdige van 12 jaar en ouder wordt nagezonden. Het is van belang het formulier VTO naar ouders op te sturen of met ouders te bespreken nadat het formulier VTO door BJZ is getoetst en BJZ een beslissing heeft genomen over de raadswaardigheid van de situatie. Op deze manier wordt voorkomen dat ouders verschillende concepten krijgen. Deze werkwijze geeft de Raad voor de Kinderbescherming duidelijkheid dat de ouders een reactie hebben gegeven op de laatste versie van het Verzoek tot Onderzoek. 11. Lijst van bijlagen - Alle bijlagen vermelden. Zoals eerder aangegeven versnelt volledigheid het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 10 van 11

11 12. Adressen en telefoonnummers van belangrijke contactpersonen - Vermeld hier alle belangrijke contactpersonen zoals AMW, politie, GGzJeugd, GGd, school, huisarts, consultatiebureau en dergelijke. Ook hierbij geldt dat volledigheid het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming versnelt. Gedurende het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming - BJZ wordt geïnformeerd indien er gedurende het raadsonderzoek en tot de uitspraak van de kinderrechter nieuwe informatie bekend is ten aanzien van de veiligheid van het kind. BJZ maakt een nieuwe taxatie ten aanzien van het spoedeisende karakter van het lopende VTO en BJZ communiceert dit met de Raad voor de Kinderbescherming. Handleiding bij formulier VTO AdJ 16 augustus 2012 Pagina 11 van 11