Minimaal 144 EC behaald van het Bachelorprogramma ASW, waaronder VKO-1 en VKO-2. Marg van Eenbergen,

Transcriptie

1 Bachelorscriptie ASW Studiegidsnummer Studielast Ingangsvoorwaarden Voertaal Y 18 EC Minimaal 144 EC behaald van het Bachelorprogramma ASW, waaronder VKO-1 en VKO-2. Nederlands Periode(n) , Semester 1, Blok 1, 2 en 3 Locatie en tijdstip Docenten Marg van Eenbergen, M.A.vanEenbergen@uva.nl Dorine Greshof (coördinator); D.Greshof@uva.nl Anouk Kootstra; A.Kootstra@uva.nl Sander Mensink; s.b.mensink@uva.nl Hylke de Vries; H.B.deVries@uva.nl Rosanne van Wieringen; R.vanWieringen@uva.nl Literatuur Optioneel: Blad, S, de Roo, M & Rutting, L. (2013). An Introduction to Interdisciplinary Research. Instituut voor Interdisciplinaire Studies. Verkrijgbaar bij Pegasus (REC C0.05). Boeije, H. (2014). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Boom Lemma uitgevers, Den Haag. Leerdoelen Na het succesvol afronden van deze module hebben studenten: Een sociaalmaatschappelijk vraagstuk omgezet tot een werkbare onderzoeksvraag; Relevante literatuur geëvalueerd en een kritisch theoretisch kader opgesteld; Een werkbaar onderzoeksvoorstel geschreven waarin onderzoekbeslissingen worden gefundeerd; Binnen een probleemstelling verantwoord hoe en waarom deze zowel theoretisch als methodologisch interdisciplinair moet worden benaderd Mogelijke ethische vraagstukken binnen het onderzoekproces kritisch benaderd; Relevante onderzoeksmethoden en -technieken van dataverzameling op een correcte manier toegepast; Eigen data middels relevante onderzoeksmethoden en -technieken geanalyseerd en verwerkt tot een onderzoeksverslag; 1

2 Bovenstaande verwerkt tot een volwaardige Bachelorscriptie; De Bachelorscriptie op een heldere en correctie manier gepresenteerd en verdedigd. Dit vak draagt bij aan alle eindtermen van de Bachelor Algemene Sociale Wetenschappen zoals vermeld in de OER 2017/2018. Inhoud De Bachelorscriptie is de afsluiting van de opleiding Algemene Sociale Wetenschappen. Gedurende Blok 1, 2 en 3 werken studenten aan een onderzoek, eventueel in combinatie met een stage, gerelateerd aan de domeinspecialisatie. Binnen de domeinspecialisatie is de keuze voor het onderwerp vrij. Het onderzoek wordt afgesloten met een individuele scriptie. De Bachelorscriptie is een proeve van bekwaamheid in het opzetten en uitvoeren van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Dit houdt in dat studenten in staat zijn zelfstandig een onderzoek te ontwerpen en uit te voeren, theoretische kennis te verbinden met eigen empirische data, en daarover op correcte wijze te rapporteren binnen de daarvoor beschikbare tijd. Naast theoretische inzichten, kennis van een specifiek onderwerp, methodologische kennis en vaardigheden en analytisch vermogen vereist het Bacheloronderzoek ook een behoorlijke dosis organisatievermogen en goede schrijfkwaliteiten. Alleen papers die voldoen aan de richtlijnen voor het maken van academische werkstukken worden in behandeling genomen. Zie voor deze richtlijnen: Werkvorm In het begin van de cursus komen studenten wekelijks in werkgroepen bij elkaar; aanwezigheid bij deze werkgroepen is verplicht. Daarna zal er regelmatig individueel overleg zijn met de docent, waarbij de docent kan besluiten de werkgroep incidenteel nog bijeen te laten komen. De Bachelorscriptie ASW geniet een vaste opzet, met achtereenvolgens: het onderzoeksvoorstel, de dataverzameling, data-analyse, het schrijven van de scriptie, een publieke eindpresentatie, en een eindgesprek met de docent en de tweede lezer. In de werkgroepen worden studenten bekend gemaakt met de verschillende onderdelen van het onderzoeksproces. Door het maken van weekopdrachten wordt stap voor stap vormgegeven aan het onderzoeksproject. Daarop ontvangen studenten feedback van zowel de docent als hun medestudenten. Studenten kunnen van elkaars kennis en van de expertise van de docent gebruikmaken om verder te komen in het onderzoeksproces. Er wordt daarom veel van de studenten gevraagd met betrekking tot participatie en peer review. Concreet betekent dit dat studenten continu van elkaars vorderingen op de hoogte gehouden worden en elkaar van kritische en opbouwende feedback voorzien. Om dit te bewerkstelligen worden eisen gesteld aan participatie en aanwezigheid. Naast de werkgroepen wordt een plenair minicollege aangeboden: een college data-analyse en rapportage. Hier dienen alle scriptiestudenten bij aanwezig te zijn. 2

3 Cursusevaluaties & aanpassingen van de cursus Aanpassingen: Er zijn in de huidige cursus twee veranderingen ten opzichte van vorig jaar. Er bleek veel overlap te zijn tussen de miniseminars en de werkgroepen. Daarom is ervoor gekozen om het aantal miniseminars terug te brengen van twee naar een miniseminar (mini-college data-analyse en resultaten). Daarnaast is besloten om op het beoordelingsformulier waarmee de Bachelorscriptie wordt geëvalueerd het aspect interdisciplinariteit uit te breiden. Toetsvorm en toetsdata, criteria bij beoordeling, inspanningsverplichtingen Dit vak kent de volgende inspanningsverplichting (OER, artikel A. 1.2 en Artikel B. 5.3) voor het recht op deelname en toetsing en herkansing. Na zes weken leveren studenten een onderzoeksvoorstel in. Een gedegen onderzoeksvoorstel is een belangrijke stap in het onderzoeksproces. Deze wordt binnen 15 werkdagen na de inleverdatum beoordeeld door de docent en de tweede lezer met een go of no-go. Een no-go staat gelijk aan een negatief studieadvies. In dit geval volgt een herkansing, waarbij de student binnen één week na de uitslag de nodige verbeteringen dient aan te brengen. Wordt daar niet aan voldaan, dan volgt uitschrijving van de cursus en dient de student in het volgend semester het gehele traject van de Bachelorscriptie opnieuw te doorlopen. Na het ontvangen van de go gaan studenten zelfstandig aan de slag met de dataverzameling. Hierbij dienen studenten een strakke planning aan te houden en regelmatig verslag te doen van hun vorderingen bij de docent. Studenten dienen ook tijdig te beginnen met de dataverwerking en -analyse en de verslaglegging van de resultaten. Op de deadline van de conceptscriptie dienen studenten een zo volledig mogelijk stuk in te leveren, waar de docent vervolgens feedback op geeft. De definitieve scriptie wordt beoordeeld door de docent en de tweede lezer. De beoordeling geschiedt binnen de termijn van 15 werkdagen. Hierna volgt een eindgesprek met beide docenten (of één docent wanneer de ander verhinderd is), waarin kritische vragen zullen worden gesteld over de inhoud van de scriptie en het onderzoeksproces. Na afloop van dit gesprek zal het cijfer bekend worden gemaakt. De probleemstelling, het onderzoeksvoorstel, de conceptscriptie en de definitieve scriptie dienen te worden ingeleverd via het inleverpunt op Blackboard. Voor deze stukken geldt een harde deadline. De deadlines zijn als volgt. 25 september 09:00u Probleemstelling 16 oktober 09:00 Onderzoeksvoorstel 18 december 09:00u Conceptversie scriptie 22 januari 09:00 Definitieve scriptie Mocht de deadline voor het onderzoeksvoorstel of de scriptie wegens medische of andere zwaarwegende omstandigheden niet haalbaar zijn, dan moet de student, in overleg met de docent, tijdig een beargumenteerd verzoek tot uitstel indienen bij de Examencommissie. Indien dit verzoek wordt gehonoreerd, zal er een nieuwe deadline worden vastgesteld. Indien ook deze deadline niet wordt behaald, zal de student een no-go of onvoldoende krijgen. Indien de scriptie wordt beoordeeld met een onvoldoende (eindcijfer 0-5.5) volgt een herkansingsmogelijkheid. De herkansingstermijn bedraagt maximaal twee weken na de bekendmaking van het cijfer, met als uiterste datum 26 februari. Deze mogelijkheid staat alleen 3

4 open voor studenten die de scriptie op de gestelde deadline hebben ingeleverd. Indien ook de herkanste scriptie wordt beoordeeld met een onvoldoende, of de herkansingstermijn wordt overschreden, dient de student in het volgend semester het gehele traject van de Bachelorscriptie opnieuw te doorlopen. Bij de beoordeling van de Bachelorscriptie telt zowel het proces als het eindproduct. In het kort zijn de beoordelingscriteria voor de scriptie als volgt: Een heldere, nauwkeurige en goed geformuleerde probleemstelling en onderzoeksvraag; Een relevant en kritisch theoretisch kader; Een gedegen rapportage van uitgevoerd empirisch onderzoek; Een duidelijke opbouw en structuur van de scriptie; Een gefundeerde keuze voor specifiek interdisciplinaire onderzoeksmethoden; Een schrijfstijl en lay-out overeenkomstig met ASW-richtlijnen; Correcte en volledige referenties in de tekst alsmede in een uitgewerkte bibliografie; Mate van zelfstandigheid tijdens het onderzoeksproces; Mondelinge presentatie van onderzoeksresultaten; De gebruikte literatuur omvat minstens vijftien relevante publicaties; De tekst van scriptie is rond de woorden lang, exclusief bijlagen. Voor meer gedetailleerde informatie over hoe de scriptie beoordeeld wordt, wordt verwezen naar de onderstaande handleiding en het scriptiebeoordelingsformulier. Fraude- en Plagiaatregeling Studenten van de UvA worden geacht op de hoogte te zijn van de regeling Fraude en plagiaat studenten UvA : Binnen de academische wereld worden fraude en plagiaat als ernstige vergrijpen beschouwd. Kort gezegd is fraude of plagiaat het handelen (of nalaten) van een student, dat een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. Ook wanneer een student bijvoorbeeld per ongeluk vergeet bij een citaat aanhalingstekens te gebruiken, wordt dit als plagiaat aangemerkt. De student is dus verantwoordelijk voor opname van juiste verwijzingen, bronvermeldingen, citaties en parafraseringen in de gehele scriptie. Wanneer er in een opdracht (vermeende) onregelmatigheden worden geconstateerd, zal de docent dit bij de examencommissie melden. De commissie zal een oordeel vellen of er werkelijk is geplagieerd en eventueel een sanctie opleggen. Schriftelijke opdrachten moeten door studenten worden ingediend in het plagiaatdetectieprogramma Turnitin. Programma Let op: per werkgroep kan de precieze invulling afwijken. Week 4 sept 8 sept Werkgroep 1: Introductie & Brainstormen (opdracht 1) Week 11 sept 15 sept Werkgroep 2: Literatuur en theoretisch kader (opdracht 2) Week 18 sept 22 sept Werkgroep 3: Probleemstelling (opdracht 3) Ma 25 september, 09:00 Deadline: Probleemstelling Week 25 sept 29 sept Werkgroep 4: Interdisciplinariteit (opdracht 4) 4

5 Week 2 okt 6 okt Werkgroep 5: Methode & Onderzoeksinstrument (opdracht 5) Week 9 okt 13 okt Werkgroep 6: Dataverwerking/-analyse, onderzoeksvoorstel Ma 16 oktober, 09:00 Deadline: Onderzoeksvoorstel Week 23 oktober Individuele besprekingen; voorbereiding data-verzameling Na GO Individuele data-verzameling Week nov Minicollege: Data-analyse en resultaten Ma 18 dec, 09:00 Deadline: Conceptscriptie Ma 22 januari, 09:00 Deadline: Definitieve scriptie Vrij 26 januari Eindpresentaties (openbaar) Begin februari Individueel eindgesprek en eindcijfer 5

6 Handleiding voor de student Voorbereiding en uitvoering In het ASW afstudeerproject dien je in vijf maanden tijd een gedegen sociaalwetenschappelijk onderzoek op te zetten, bestaande uit de volgende stappen: een onderzoeksvoorstel schrijven op basis van literatuuronderzoek; eigen data verzamelen aan de hand van systematisch uitgevoerde onderzoeksmethoden; de data analyseren en verwerken tot een logisch verslag van resultaten; een conclusie formuleren waarin theorie en empirie aan elkaar worden verbonden; en van het geheel een consistente scriptie maken. Om dit tot een succesvol einde te brengen is een goede voorbereiding cruciaal. Een aantal algemene tips: Zorg voor een goed afgebakend onderwerp en onderzoeksopzet, waarvan je zeker weet dat het binnen vijf maanden goed is af te ronden; wees niet bang dat je niet al je kennis en vaardigheden kunt etaleren, het gaat erom dat je laat zien dat je over academisch denken werkniveau beschikt. Zorg voor een heldere doelstelling; wat wil je achterhalen en bereiken met je onderzoek? Een heldere doelstelling biedt een leidraad en houvast bij het schrijven van je voorstel, en vervolgens bij het onderscheiden van hoofd- en bijzaken in de uitvoering van je onderzoek en het schrijven van de resultaten. Zorg voor een realistische planning, afgestemd op de onderzoeksstrategie; bij kwantitatief onderzoek kost de voorbereiding vaak meer tijd dan de dataverzameling en -verwerking, bij kwalitatief onderzoek is dit vaak andersom. Ruim ook voldoende tijd in voor inhoudelijke analyse en terugkoppeling van de resultaten naar de theorie. Blijf met regelmaat en discipline werken aan de scriptie, houd de afgesproken deadlines in de gaten, kom goed voorbereid naar de bijeenkomsten en begeleidingsgesprekken en maak voldoende backups van je vorderingen. Het afstudeerproject is een proeve van bekwaamheid maar ook een leerproces; onthoud dat ook tegenslagen er zijn om van te leren. Opbouw scriptie en inhoudelijke criteria Een ASW bachelorscriptie bestaat uit de volgende onderdelen; de inhoudelijke criteria worden hieronder uitgewerkt, zie ook het beoordelingsformulier in de bijlage. 1. Titelblad 2. Inhoudsopgave 3. Voorwoord 4. Samenvatting 5. Inleiding 6. Theoretisch kader 7. Probleemstelling 8. Methode 9. Resultaten 10. Conclusie 11. Literatuurlijst 12. Bijlagen Bij de beoordeling van de scriptie worden daarnaast criteria gehanteerd die betrekking hebben op: 13. Betoog en schrijfstijl 14. Vormgeving en uiterlijke verzorging 6

7 15. Controleerbaarheid 16. Proces De omvang van de scriptie ligt niet vast, dit is afhankelijk van het soort empirie (de beschrijving van kwalitatieve data vergt vaak meer woorden dan kwantitatieve data). Gestreefd wordt naar een scriptie van ongeveer 35 pagina s, of tussen en woorden lang, zonder bijlagen. De vuistregel is: hoe beknopter en bondiger het betoog zonder aan de inhoud afbreuk te doen, hoe beter. 1. Titelblad Titel en ondertitel: een goede titel is aantrekkelijk, beschrijvend en niet te lang, met vaak een korte, pakkende hoofdtitel en een ondertitel die de inhoud duidelijk maar bondig weergeeft. Naam en studentnummer. Vak, opleiding, universiteit. Naam begeleider & tweede lezer. Datum. Aantal woorden. 2. Inhoudsopgave Zorg voor een heldere lay-out waarbij de genummerde hoofdstukken en paragrafen duidelijk te onderscheiden zijn, en correcte verwijzing naar paginanummers. Vergeet ook niet de pagina s te nummeren. 3. Voorwoord Persoonlijke noot, dankwoord aan degenen die je in het onderzoeksproces hebben geholpen. 4. Samenvatting Licht in maximaal 300 woorden je onderwerp toe, de onderzoeksvraag, de methode en de belangrijkste resultaten en conclusies. Zorg voor een heldere lijn in de opbouw. 5. Hoofdstuk 1: Inleiding Introductie: begin met een sterke openingsalinea, waarin je de actualiteit en relevantie van het onderwerp meteen goed neerzet en de interesse van de lezer wekt. Onderwerp en onderzoeksprobleem: leg uit waar je scriptie over gaat, benoem niet alleen het onderwerp maar ook de bredere (maatschappelijke en wetenschappelijke) kwestie erachter. Waarom is dit een interessant onderwerp? Wat is het probleem? Wat is hierover al bekend en onderzocht, en wat niet? Waar gaat het debat over? Verwijs naar relevante literatuur. Doel en algemene vraag: duidelijk moet zijn wat het doel van de scriptie is, vanuit wetenschappelijk en maatschappelijk oogpunt. Welke vraag wil je beantwoord krijgen? Dit is nog niet de specifieke onderzoeksvraag, die je pas formuleert in het hoofdstuk Probleemstelling. Omschrijving casus en/of onderzoekspopulatie (afhankelijk van de opzet van het onderzoek). Welke casus wordt behandeld en waarom? Op welke populatie richt het onderzoek zich, en waarom? Relevantie van het onderzoek (maatschappelijk en wetenschappelijk); dit kan hier beknopt en uitgebreider in het hoofdstuk Probleemstelling. In het kort: de aanpak van het onderzoek. 6. Hoofdstuk 2: Theoretisch kader In dit hoofdstuk dien je er blijk van te geven op de hoogte te zijn van relevante, recente sociaalwetenschappelijke theorieën en onderzoeksliteratuur die betrekking hebben op het 7

8 onderwerp. Het probleem moet worden beschreven vanuit een theoretisch debat over het onderwerp en de hierin relevante concepten, waarin vervolgens het onderzoek moet worden gekaderd. Theorieën dienen helder te worden beschreven, en consistent te worden gekoppeld aan het onderwerp. Theoretische keuzen dienen te worden verantwoord; deze sturen de formulering van de onderzoeksvraag en de interpretatie van de onderzoeksresultaten. Bij ASW speelt interdisciplinariteit een grote rol. Laat dus niet alleen zien welke theoretische perspectieven relevant zijn, maar ook hoe ze zich tot elkaar verhouden (tegenstellingen en raakvlakken), en hoe je ze integreert tot een logisch geheel. Hier dient een mooi lopend verhaal van te worden gemaakt (geen verzameling van losse samenvattingen), met goede overgangen waaruit de relatie tussen de centrale concepten blijkt. Een zandloper of trechter model, waarbij van breed naar specifiek wordt geschreven, werkt vaak goed. Zorg dat je met het theoretisch kader de volgende punten behandelt. Theoretische onderbouwing van het probleem. Met welke relevante concepten en theorieën ga jij het onderwerp benaderen? Beschrijf deze concepten en theorieën en de relatie daartussen, benoem vanuit welke disciplines de aangehaalde theorieën komen, en laat zien hoe ze betrekking hebben op jouw onderwerp. Gebruik hiervoor voldoende recente, relevante literatuur, tenminste 15 wetenschappelijke publicaties (handboeken niet meegerekend). Is er sprake van een debat in jouw onderzoeksveld? Benoem, indien relevant, de verschillende argumenten en tegenstrijdigheden in de onderzoeksliteratuur. Benoem ook, indien relevant, verschillende onderzoeksmethoden en -strategieën en tegenstrijdige onderzoeksuitkomsten in de literatuur. Hoe sluit jouw onderzoek aan bij bestaande onderzoeksliteratuur; op welke manier bouwt jouw onderzoek voort op bestaand onderzoek, en vult jouw onderzoek een lacune in de literatuur? Hoe zie je de interdisciplinariteit terug in je theorie? De interdisciplinariteit dient in het hele theoretische kader naar voren te komen. Daarnaast dien je in een aparte paragraaf de interdisciplinariteit van je onderzoek helder te onderbouwen. Beschrijf, op basis van je theoretisch kader, welke disciplines relevant zijn voor jouw onderzoek en waarom; hoe de verschillende disciplines zich tot elkaar verhouden; en hoe je ze gaat integreren in je onderzoek. Afhankelijk van de opbouw van je betoog, kun je deze aparte paragraaf aan het eind van het theoretisch kader plaatsen, of in het hoofdstuk Probleemstelling na de formulering van je deelvragen. Maak gebruik van het handboek An Introduction to Interdisciplinary Research (2014) en eventueel Repko s Interdisciplinary Research (2009). 7. Hoofdstuk 3: Probleemstelling Belangrijk in dit hoofdstuk is enerzijds de afbakening van de probleemstelling en anderzijds het ruimere kader waarin deze wordt geplaatst (conceptueel, theoretisch en/of qua relevantie). Probleemomschrijving: wat is het onderzoeksprobleem en hoe wordt dit in je onderzoek benaderd? Koppel hierbij kort terug naar het theoretisch kader zodat duidelijk wordt hoe dit probleem zich verhoudt tot de theoretische onderbouwing. Hoe sluit jouw onderzoek aan op de behandelde theorie en onderzoeksliteratuur? Welke lacune beoog je met jouw onderzoek te vullen? Maak ook expliciet duidelijk wat het doel van je onderzoek is, wat precies de focus is van je onderzoek, en waarom dit belangrijk is. Vraagstelling, bestaande uit de onderzoeksvraag (hoofdvraag) en de deelvragen. Deze moeten helder en nauwkeurig geformuleerd zijn, en duidelijk in verband staan met het onderzoeksprobleem en de doelstelling. Wat is de hoofdvraag in je onderzoek? Welke deelvragen heb je nodig om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden ( onderzoekbaar te maken)? Zie de deelvragen als een stappenplan om de hoofdvraag goed beantwoord te 8

9 krijgen; de deelvragen kunnen bijv. elk een dimensie omvatten van het kernconcept in de hoofdvraag. De deelvragen moeten logisch voortvloeien uit de hoofdvraag (dus geen nieuwe concepten/thema s aandragen) en goed op elkaar aansluiten. Onderbouw elke deelvraag en koppel daarbij kort terug naar de theorie; wat wil je met deze deelvraag precies achterhalen? Bij kwantitatief onderzoek: hierna verwerk je de hoofd- en/of deelvragen in hypothesen. Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie; hoe draagt jouw onderzoek en jouw specifieke benadering van het probleem bij aan het hierover gevoerde maatschappelijke en wetenschappelijke debat? Welke originele inzichten kan het opleveren en waarom is dit belangrijk? 8. Hoofdstuk 4: Methode De methodekeuze dient logisch aan te sluiten op de probleemstelling en op elk onderdeel te worden verantwoord. Geef bij elk onderdeel argumenten, maak daarbij gebruik van Bryman s Social Research Methods en wat je hebt geleerd bij de ASW methodevakken, maar kopieer niet blindelings uit het handboek; koppel je argumenten aan jouw onderzoeksprobleem en doel. Onderzoeksstrategie: onderbouw waarom de gekozen onderzoeksstrategie (kwalitatief, kwantitatief, of mixed methods) het meest geschikt is voor de beantwoording van de onderzoeksvraag, leg uit wat de kenmerken zijn van de gekozen strategie (o.a. doel, ontologie, epistemologie), en koppel dit aan het doel van je onderzoek. Onderzoeksontwerp: leg uit welk ontwerp (case-study, cross-sectioneel, etc.) het meest geschikt is voor jouw onderzoek en hoe de kenmerken van dit ontwerp aansluiten bij jouw onderzoeksprobleem en doel. Methode(n): leg uit welke methode(n) je kiest, wat de kenmerken zijn van de gekozen methode(n), waarom je voor deze methode(n) kiest en wat je ermee beoogt te bereiken; wat voor soort data wil je met deze methode(n) verzamelen? Operationalisering: leg uit hoe je van je probleemstelling tot je onderzoeksinstrument komt door de concepten uit je hoofdvraag en deelvragen om te zetten in onderzoekbare eenheden: dimensies en indicatoren. Maak van je operationalisering een overzichtelijke tabel of andere grafische weergave; deze komt in een bijlage en is geen vervanging van je tekstuele uitleg. Verwijs bij je uitleg naar de eerder besproken theorie, en geef voorbeelden van vragen uit je onderzoeksinstrument. Voeg het onderzoeksinstrument (interviewgids, vragenlijsten, etc.) toe in een bijlage. Populatie en sampling (kwantitatief)/respondentengroep en -werving (kwalitatief): beschrijf je onderzoekspopulatie, onderbouw je keuzes daarin, en leg uit hoe je gaat steekproeftrekken of respondenten werven; noem ook het streefaantal respondenten. Dataverwerking en analyse: leg uit hoe je je data gaat verwerken, coderen en analyseren. Ethische verantwoording: hoe ga je verantwoordelijk om met je respondenten en data; hoe voorkom je bias ; hoe voorkom je mogelijk nadelige gevolgen voor respondenten? 9. Hoofdstuk 5: Resultaten De samenstelling van dit hoofdstuk is sterk afhankelijk van het soort onderzoek dat is uitgevoerd (kwalitatief, kwantitatief, of mixed methods). In alle gevallen dient het empirische materiaal logisch en overzichtelijk te worden weergegeven (gegevens uit bijvoorbeeld interviews worden gecodeerd weergegeven en tabellen en grafieken dienen goed geïllustreerd te zijn) en ook goed toegelicht te worden; cijfers, citaten en andere data dienen zodanig te worden geduid dat voor elke lezer duidelijk wordt hoe ze geïnterpreteerd moeten worden. Begin het hoofdstuk met een inleidende alinea waarin je de hoofdstukindeling kort toelicht. In de eerste paragraaf dient vervolgens de data-preparatie (bij kwantitatief) of het onderzoeksproces te worden uitgewerkt. Leg bij kwalitatief onderzoek uit hoe de respondentenwerving verliep; hoeveel interviews, focus groepen en/of observaties er zijn gehouden en waar/onder welke 9

10 omstandigheden, en hoe lang ze duurden; introduceer kort de respondentengroep en leg uit hoe ze in dit verslag worden benoemd, met nummers of pseudoniemen (verwijs naar een uitgebreid overzicht in een bijlage). Indien grounded theory is toegepast, moet je ook toelichten of, welke, en op welke manier, nieuwe concepten uit het onderzoek zijn gekomen die afwijken van de eerdere operationalisering. De indeling van de volgende paragrafen is afhankelijk van de onderzoeksstrategie en dataanalyse. Bij kwantitatief onderzoek vormen de hypothesen een leidraad; bij kwalitatief onderzoek kan de volgorde van de deelvragen worden aanhouden, maar kan de indeling ook wat creatiever worden aangepakt, zolang deze maar logisch is en onderbouwd wordt; mochten via grounded theory nieuwe concepten naar voren zijn gekomen, dan kan dit aanleiding zijn voor een alternatieve paragraafindeling. Zowel bij kwalitatief als kwantitatief is het raadzaam om elke paragraaf af te sluiten met een korte samenvattende alinea. 10. Hoofdstuk 6: Conclusie Beantwoording onderzoeksvraag: In dit slothoofdstuk beantwoord je de hoofd- en deelvragen met expliciete terugkoppeling naar de theorie. Hoe en in hoeverre wordt de theorie uit het theoretisch kader door jouw onderzoeksresultaten en conclusies bevestigd, verworpen, of genuanceerd? Benadruk ook hier weer de interdisciplinariteit. Discussie: beschrijf in dit onderdeel de meerwaarde van het onderzoek door het in een breder wetenschappelijk en maatschappelijk kader te plaatsen; benoem de beperkingen en kanttekeningen die bij het onderzoek geplaatst kunnen worden; en geef aanbevelingen voor vervolgonderzoek of eventueel beleidsaanpassingen. Evaluatie: beschrijf wat er goed en minder goed ging in het onderzoeksproces en welk leerproces je daarbij hebt doorgemaakt. 11 & 12. Literatuurlijst en bijlagen De literatuurlijst dient te worden opgesteld volgens de regels die je hebt geleerd tijdens je studie (zie de Schrijfhandleiding ASW). Bijlagen dienen na de literatuurlijst te komen en te worden genummerd. Denk aan: operationaliseringstabel; volledig onderzoeksinstrument; overzicht respondenten (evt. in tabel); coderingsschema; gecodeerd interviewtranscript. 13. Betoog en schrijfstijl Gestreefd dient te worden naar een systematisch opgebouwd betoog. De probleemstelling, theorie, resultaten en conclusie moeten duidelijk op elkaar aansluiten. De scriptie dient een heldere argumentatielijn te bevatten, met expliciete denkstappen en duidelijke overgangen van hoofdstuk naar hoofdstuk en paragraaf naar paragraaf. Conclusies dienen voort te vloeien uit het daaraan voorafgaande betoog. De helderheid van het betoog wordt bevorderd door een goede indeling in hoofdstukken en paragrafen. Het is van belang zorgvuldig aandacht te besteden aan het taalgebruik. De scriptie dient in goed, grammaticaal correct Nederlands (of Engels) te zijn geschreven. Hanteer correct-wetenschappelijke taal (vermijd spreektaal), maar bedenk dat je voor een lezer/publiek schrijft. Onthoud dat je de aandacht van de lezer wilt trekken en behouden (niet alleen van de beoordelaars), vermijd al te veel jargon, vermijd onnodige herhalingen en uitweidingen, en zorg voor een heldere en plausibele argumentatie. In betoog en schrijfstijl staan nauwkeurigheid, duidelijkheid en leesbaarheid voorop. 14. Vormgeving en uiterlijke verzorging Tot de vereisten van de uiterlijke verzorging behoren: een volledige inhoudsopgave, goede titels en nummering van hoofdstukken en paragrafen; een overzichtelijke lay-out (gebruik van interlinie, ruime marges, paginanummering, consistente typografie in hoofdstuk- en paragraaftitels), een correcte interpunctie en een functionele en heldere weergave van schema's, 10

11 tabellen en grafieken. Regelafstand 1,5, lettertypes Times New Roman, Arial, Garamond of Tahoma zijn helder en prettig leesbaar. 15. Controleerbaarheid In iedere wetenschappelijke verhandeling, dus ook in de bachelorscriptie, dienen beweringen zoveel mogelijk controleerbaar te zijn: de schrijver dient aan te geven op basis waarvan hij of zij tot een bewering komt, zodat de lezer deze eventueel op juistheid kan controleren. Voor zover de bewering berust op eigen onderzoek, gebeurt dit door een adequate methodische verantwoording, waarbij de bewering onderbouwd dient te worden door correct gebruik van citaten uit interviews (die in de bijlage te herleiden zijn in de transcripten) en/of tabellen. Voor zover de bewering ontleend is aan geschreven bronnen, dient dit te worden aangegeven door verwijzingen. Correct gebruik van citaten (uit interviews en geschreven bronnen), verwijzingen en bronvermelding, noten en literatuurlijst verhogen alle de controleerbaarheid. Plagiaat: Indien in de scriptie sprake is van het overnemen van teksten uit andere bronnen (boeken, tijdschriften, webpages), zonder vermelding van de bron, is er sprake van plagiaat. In de wetenschap is dit een zeer ernstig vergrijp dat altijd bestraft wordt. De opleiding controleert de scriptie op plagiaat. Indien er sprake is van plagiaat dienen de begeleiders een klacht in bij de Examencommissie, op schrift en met toevoeging van bewijsstukken. De Examencommissie nodigt de betrokken student uit voor een gesprek waarin deze zijn werkwijze kan toelichten; hiervan wordt een kort verslag gemaakt. Op basis van dit gesprek bepaalt de Examencommissie de eventuele sanctie. De sanctie die de Examencommissie kan opleggen houdt in dat de betreffende student gedurende een door de Examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar, het recht wordt ontnomen een of meer daarbij aan te wijzen tentamens of examens aan de instelling af te leggen. Deze beschikking wordt schriftelijk meegedeeld, waarbij gewezen wordt op de mogelijkheid van beroep bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX). De schriftelijke uitspraak van de Examencommissie wordt binnen uiterlijk drie maanden meegedeeld, alleen in de maanden juli en augustus moet rekening worden gehouden met een langere termijn. 16. Proces De manier waarop je het scriptieproces hebt doorlopen is een belangrijk punt in de beoordeling. Daarbij wordt gelet op het nakomen van gestelde deadlines, de mate van zelfstandigheid tijdens het werken aan het onderzoek en de scriptie, de communicatie met de begeleider, geleverde inspanning en eigen initiatief. 17. Eindpresentatie De publieke eindpresentatie wordt niet apart beoordeeld, maar wordt meegerekend als onderdeel van het algehele proces. Familie en vrienden zijn dan welkom. De opzet is als volgt. Elke student krijgt 10 minuten de tijd om zijn of haar scriptie te presenteren, bij voorkeur ondersteund met een aantrekkelijke en vooral heldere PowerPoint of Prezi. Houd de presentatie bondig en helder, het dient geen volledige samenvatting van de scriptie te zijn. Toon de grote lijnen en focus op opvallende zaken in de resultaten, de conclusies en/of het onderzoeksproces. Na elke presentatie is er 5 minuten de gelegenheid tot het stellen van vragen vanuit het publiek. 11

12 Beoordelingsformulier Algemene Sociale Wetenschappen Onderzoek Naam: Studentnummer: Datum: Aantal EC: 18 Module: bachelorscriptie Domein: Titel onderzoek: Eerste beoordelaar: Tweede beoordelaar: Derde beoordelaar: Cijfer: 1. INLEIDING Hoe is de introductie van het onderwerp? Is de probleemstelling duidelijk gedefinieerd, voldoende afgebakend en relevant? Is het onderzoek maatschappelijk relevant? Is het onderzoek wetenschappelijk relevant? 2. THEORETISCH KADER Hoe is de theoretische onderbouwing van de probleemstelling? Is er recente, relevante literatuur gebruikt? Is het onderzoek voldoende interdisciplinair? 3. ONDERZOEKSVRAAG Is de onderzoeksvraag helder geformuleerd? Sluit de onderzoeksvraag aan bij het theoretisch kader? Zijn de hoofdvraag en de deelvragen consistent met elkaar? 4. METHODE Worden strategie-/ontwerp- en methodekeuze onderbouwd? Sluiten strategie, ontwerp en methode aan bij probleemstelling, theoretisch kader en onderzoeksvraag? Is de operationalisering op een logische wijze gedaan? Wordt de methode van data-analyse uitgewerkt? Volstaat de respondentengroep en steekproeftrekking voor beantwoording van de probleemstelling? 5. RESULTATEN nvt Wordt de data-preparatie/ het onderzoeksproces uitgewerkt? Zijn de resultaten inhoudelijk bruikbaar om antwoord te geven op de probleemstelling? Zijn de resultaten op een logische wijze weergegeven? Worden de resultaten gekoppeld aan de deelvragen en/of hypothesen? Wordt de empirie op correcte wijze geïllustreerd (tabellen, grafieken, citaten, observaties etc)? 12

13 6. CONCLUSIE Hebben de conclusies betrekking op de probleemstelling? Zijn de conclusies verbonden met de theorie? Wordt het onderzoek geëvalueerd? Wordt het onderzoek in een groter kader geplaatst? (inzicht, meerwaarde van het onderzoek) 7. STIJL EN STRUCTUUR Is de scriptie logisch opgebouwd, helder en consistent? Hoe is de samenvatting opgebouwd? Hoe is het taalgebruik? Is op correcte wijze verwezen naar de literatuur? Is de literatuurlijst correct? Hoe is de uiterlijke verzorging? 8. PROCES Zijn de (tussentijdse) deadlines gehaald? Hoe zelfstandig heeft de student gewerkt? 9. EINDCONCLUSIE 1 = Het niveau is onaanvaardbaar. Er zijn fundamentele tekortkomingen en een grondige herschrijving is vereist. 2 = Het niveau is matig. Er zijn veel tekortkomingen. 3 = Het niveau is voldoende. Er is een aantal kleinere tekortkomingen. 4 = Het niveau is ruim voldoende. Er zijn geen noemenswaardige tekortkomingen. 5 = Het niveau is uitstekend en ligt boven de verwachtingen. Er zijn nauwelijks tekortkomingen. N.B. met betrekking tot het eindcijfer: niet alle hierboven genoemde criteria wegen even zwaar; daarbij geldt dat aan de toelichting van de docent onder de kruisjes de meeste waarde dient te worden gehecht. 13