Fiscale actualiteiten zorg

Transcriptie

1 Fiscale actualiteiten zorg Maart 2017 Pagina 1

2 Voorwoord Voor u ligt een korte maar niet minder waardevolle fiscale nieuwsbrief. Voor de zorgsector is er het goede nieuws dat de rechter heeft geoordeeld dat een alarmeringsdienst onder voorwaarden toch kwalificeert voor een btw-vrijstelling. In deze nieuwsbrief gaan wij in op de voorwaarden waaronder deze prestatie vrijgesteld is. In de algemene media is er vrij veel aandacht voor de veranderingen in de fiscale behandeling van de auto van de zaak. In deze nieuwsbrief geven wij in overweging om ter behoud van rechten bezwaar te (laten) maken tegen de 25% bijtelling voor ter beschikking gestelde auto s. Verder vragen wij (wederom) uw aandacht voor de gewijzigde fiscale positie van de toezichthouders. We sluiten af met de verhuurderheffing. Inmiddels is duidelijk met ingang van wanneer de verschillende onderdelen in de al eerder aangekondigde wetswijziging van toepassing zijn. In dit nummer: Voorwoord 2 Omzetbelasting 3 Vrijstelling alarmeringsdienst 3 Loonbelasting 4 25% bijtelling op ter beschikking gestelde auto's 4 De Toezichthouders 4 Scholingskosten en premie aansprakelijkheidsverzekering 4 Verhuurderheffing 5 Inwerkingtreding diverse maatregelen 5 Fiscale actualiteiten zorg is een uitgave van Verstegen accountants en belastingadviseurs, bestemd voor relaties in de Zorgsector. Vragen over of naar aanleiding van deze nieuwsbrief kunt u stellen via: Redactie: mr. G.E. (Gosse) Hoekstra RB L.G.J. (Bert) Mostert RA geregeldindezorg@verstegenaccountants.nl gh@verstegenaccountants.nl bm@verstegenaccountants.nl Bij het samenstellen van deze uitgave is uiterste zorgvuldigheid in acht genomen. Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijk onjuiste of onvolledige informatie of voor schade die als gevolg hiervan ontstaat. Gezien het algemene karakter van de uitgave kunnen wij niet instaan voor toepassingsmogelijkheden in specifieke situaties. Alle rechten voorbehouden Pagina 2

3 Omzetbelasting Vrijstelling alarmeringsdiensten Met ingang van 1 januari 2014 zijn leveringen en diensten door ouderenzorgorganisaties in het kader van personenalarmering uitgesloten van de voor dergelijke organisaties geldende btw-vrijstelling. Achterliggende gedachte van de wetgever was dat dergelijke diensten ook aangeboden werden door commerciële partijen, waardoor toepassing van de vrijstelling tot een ongewenste concurrentieverstoring zou leiden. De uitsluiting zag in beginsel alleen op de ter beschikking stelling van de alarmeringsapparatuur en het beantwoorden van de alarmoproep. De naar aanleiding van een oproep geboden opvolgzorg bleef in de regel vrijgesteld. Op basis van recente jurisprudentie blijkt dat deze uitsluiting niet in alle situaties van toepassing is. In een door het Hof Arnhem Leeuwarden beoordeelde situatie kwam het Hof tot het oordeel dat de wijze waarop een vergoeding voor alarmeringsdiensten wordt berekend, niet beslissend is bij de beoordeling of sprake is van één prestatie. Van belang is of twee of meer elementen of handelingen die de belastingplichtige verricht, zo nauw met elkaar zijn verbonden dat zij objectief gezien één niet te splitsen economische prestatie vormen, waarvan het kunstmatig zou zijn die uit elkaar te halen. Deze -enigszins cryptische- formulering is van belang, omdat het Hof hieraan vervolgens de conclusie verbond dat de procederende ouderenzorgorganisatie op het samenstel van de ter beschikkingstelling van apparatuur, het beantwoorden van de alarmeringsoproep en het bieden van opvolgzorg een btw-vrijstelling kon toepassen. Om ook een succesvol beroep op de vrijstelling te kunnen doen, is het van belang dat de oproepen uitsluitend werden beantwoord en, indien noodzakelijk, werden opgevolgd door BIG-geregistreerde verpleegkundigen, dan wel verzorgenden IG die te allen tijde konden terugvallen op een BIG-er. Het totaal van de alarmeringsdiensten had ten doel aan cliënten paramedische zorg of thuiszorg te verlenen bij calamiteiten. De deskundige en adequate reactie op de oproep en de opvolgzorg vormden de hoofdprestatie en de technische diensten vormden de bijkomstige prestaties, die het verlenen van de hoofdprestatie faciliteerden. Wij geven in overweging om vast te (laten) stellen of bij uw organisatie de feiten vergelijkbaar zijn. Als dat het geval is, kunt u vanaf heden ook een vrijstelling toepassen. Als er ter zake van de alarmeringsfunctie btw in vooraftrek is gebracht, is dat wel een aandachtspunt! Als u voldoet aan de voorwaarden, kunt u eventueel ook bezwaar maken tegen de eerdere afdrachten. Voor al verstreken tijdvakken moet u er alleen rekening mee houden dat de Belastingdienst een teruggaaf weigert. Overigens moet u er rekening mee houden dat de staatssecretaris van Financiën tot 26 april a.s. de Hoge Raad om een oordeel kan vragen. Ten slotte merken wij nog op dat wanneer uw organisatie woningen/appartementen verhuurt en daarnaast woon- en zorgservices biedt aan die huurders ook om die reden personenalarmering onder een vrijstelling kan vallen. Pagina 3

4 Loonbelasting 25% bijtelling op ter beschikking gestelde auto s Met ingang van 2017 is het hoogste bijtellingstarief voor een aan een werknemer ter beschikking gestelde auto verlaagd van 25% naar 22%. Het van toepassing zijnde tarief is echter afhankelijk van de datum van eerste toelating op de weg. Bij een toelating vóór 1 januari 2017 waardoor voor die auto in 2016 een bijtellingstarief werd gehanteerd van 25%, moet ook in 2017 voor dat percentage worden bijgeteld. Als diezelfde auto pas in 2017 is toegelaten, hoeft er maar 22% te worden bijgeteld. Binnenkort zullen de eerste gerechtelijke (proef)procedures starten waarin de bovenstaande ongelijke behandeling van gelijke gevallen wordt aangevochten. Over de slagingskans van deze procedures zijn de meningen verdeeld. Om geen rechten te verspelen, geven wij toch in overweging om als werkgever bezwaar te maken tegen de aangiften loonheffing. Dit uiteraard alleen indien er ook dit jaar één of meerdere auto s zijn bijgeteld tegen 25%. De bezwaartermijn eindigt zes weken nadat de loonheffingen zijn afgedragen. Dat kan betekenen dat voor sommige aangiften de bezwaartermijn al verlopen is. Zeker in die situatie moet er tijdig voor de komende tijdvakken bezwaar worden gemaakt. Maar ook wanneer uw eerste bezwaar tijdig is, moet u vooralsnog bezwaar blijven maken. Als er veel bezwaarschriften worden ontvangen, kan het Ministerie van Financiën een bijzondere regeling treffen. Vanaf dat moment is het niet meer nodig om elke maand (of elke vier weken) bezwaar te maken. Niet alleen de werknemer, maar ook de werkgever kan in bepaalde situaties een direct (financieel) belang hebben bij het bezwaarschrift. Dit is het geval wanneer door de verlaging van de bijtelling minder premies werknemersverzekeringen en bijdrage zorgverzekeringswet zijn verschuldigd. Dit doet zich voor bij werknemers die niet (veel) meer dan het premiemaximum verdienen (in 2017: ) én uiteraard een auto rijden tegen 25% bijtelling. De verwachte belastingbesparing voor de werkgever is overigens beperkt en wordt geschat op circa 13 per maand per kwalificerende werknemer. De toezichthouders Scholingskosten en premie aansprakelijkheidsverzekering Per 1 januari jl. is de fictieve dienstbetrekking van een toezichthouder uit de wet gehaald. Hoewel de maatregel als een administratieve lastenverlichting was bedoeld, moet hierin een aantal onverwachte, vrijwel zeker ongewenste en mogelijk ook niet zo door de wetgever bedoelde effecten onderkend worden. Pagina 4 In het onderstaande gaan wij in op de fiscale behandeling van eventueel door de instelling betaalde scholingskosten en premies voor een aansprakelijkheidsverzekering. In de situatie dat een toezichthouder nog verplicht verloond moest worden, kon de instelling gebruik maken van de werkkostenregeling. Voor scholingskosten geldt dan een gerichte vrijstelling mits de scholing is gericht op het onderhouden en/of verwerven van kennis ter vervulling van de taak als toezichthouder.

5 Voor een door de instelling betaalde premie voor een aansprakelijkheidsverzekering voor de toezichthouder geldt geen vrijstelling. Voor zover de vrije ruimte echter voldoende was, kon het voor de toezichthouders verschuldigde premiedeel ten laste van de vrije ruimte worden gebracht. Tenzij een toezichthouder met ingang van 1 januari jl. heeft gekozen voor opting-in, kan de instelling ten aanzien van de aan of voor de toezichthouders betaalde kosten geen gebruik meer maken van de werkkostenregeling. De aan of voor een toezichthouder betaalde kosten, kunnen door de Belastingdienst als een (belastbare) bevoordeling beschouwd worden. Als de instelling de kosten draagt, leidt dat in beginsel tot een hogere effectieve belastingheffing dan wanneer de toezichthouder de kosten zelf draagt. Dat laatste heeft ons inziens dan ook de voorkeur. Zie ook het onderstaande voorbeeld. Bij een doorbelasting van kosten, zal de toezichthouder in de regel ook btw moeten berekenen. Dat is vooral een aandachtspunt bij toezichthouders die de kleine ondernemersregeling toepassen of zelfs ontheven zijn van de btw-verplichtingen. Stel dat de toezichthouder: een cursus heeft gevolgd waarvan de kosten ad (exclusief 21% btw) zijn voldaan door de instelling; van de instelling een vergoeding ontvangt van per jaar (te vermeerderen met btw); inkomstenbelasting verschuldigd is naar een gemiddeld tarief van 40%. Als de instelling de kosten van de cursus draagt, moet de toezichthouder uitgaan van een belastbaar resultaat van De verschuldigde belasting bedraagt dan Van de ontvangen vergoeding ad resteert na belastingen een liquide beschikbaar bedrag van Als de instelling de opleidingskosten voldoet aan de aanbieder, doorbelast aan de toezichthouder en vervolgens de vergoeding verhoogd ziet worden met dit bedrag, moet de toezichthouder uitgaan van een belastbaar resultaat van Na aftrek van de daarover verschuldigde belasting resteert een liquide bedrag ad Afgezien van het directe heffingsbelang is de fiscale verwerking ook van belang voor de toetsing aan het WNT bezoldigingsmaximum! Verhuurderheffing Inwerkingtreding diverse maatregelen In onze nieuwsbrieven van augustus 2016 en januari jl. hebben wij aandacht besteed aan de beoogde wetswijziging verhuurderheffing. Naast een verhoging van de zogeheten heffingsvrije voet van 10 naar 50 woningen bevatte het wetsvoorstel ook een aantal andere interessante tegemoetkomingen. Pagina 5

6 Omdat de Eerste Kamer pas begin 2017 akkoord is gegaan, is de wet niet per 1 januari 2017 effectief geworden. Op 15 maart jl. is bekend gemaakt dat de wet per 1 april 2017 in werking treedt voor alle bepalingen die betrekking hebben op de wijzigingen van de heffingsvermindering. Deze heffingsverminderingen kunnen derhalve vanaf deze datum worden aangevraagd. De bepalingen die betrekking hebben op de verhoging van de heffingsvrije voet naar 50 woningen, de vrijstelling voor monumenten en de maximering van de woningwaarde waarover geheven wordt, treden in werking per 1 januari Voor de aangifte verhuurderheffing die in 2017 gedaan moet worden, geldt dus nog steeds een heffingsvrije voet van maar 10 woningen. Pagina 6