Fiscale actualiteiten zorg

Transcriptie

1 Fiscale actualiteiten zorg Pagina 1 Februari 2015

2 Voorwoord Uit de veelheid aan fiscale nieuwsfeiten in de eerste weken van 2015 hebben wij voor u de voor de VGZ sector (Volksgezondheid, Gemeenten en Zorg) meest relevante berichten verzameld en samengevat in deze nieuwsbrief. Er zijn geen ingrijpende wijzigingen in de fiscale wetgeving te melden, maar wel een aantal berichten omtrent de interpretatie en toepassing van bestaande regelgeving. Wij vragen met name uw aandacht voor de berichtgeving omtrent de btw-heffing bij samenwerkende zorgorganisaties. In de laatste fiscale nieuwsbrief van 2014 hebben wij u geïnformeerd dat besluitvorming omtrent het wetvoorstel voor verlaging van de beloningsmaxima binnen de WNT was uitgesteld tot Eind 2014 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel echter toch alsnog behandeld. In deze nieuwsbrief informeren wij u over de gevolgen hiervan voor In dit nummer: Voorwoord 2 Omzetbelasting 3 Loonheffing 5 WNT 6 ANBI-status 7 Fiscale actualiteiten zorg is een uitgave van Verstegen accountants en belastingadviseurs, bestemd voor relaties in de gezondheidszorg. Voor logistieke vragen: Voor inhoudelijke vragen: Redactie: geregeldindezorg@verstegenaccountants.nl mr. G.E. (Gosse) Hoekstra RB, gh@verstegenaccountants.nl L.G.J. (Bert) Mostert RA, bm@verstegenaccountants.nl Bij het samenstellen van deze uitgave is uiterste zorgvuldigheid in acht genomen. Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijk onjuiste of onvolledige informatie of voor schade die als gevolg hiervan ontstaat. Gezien het algemene karakter van de uitgave kunnen wij niet instaan voor toepassingsmogelijkheden in specifieke situaties. Alle rechten voorbehouden Pagina 2

3 Omzetbelasting Standpunten van het Ministerie van Financiën inzake diverse BTW vrijstellingen ActiZ heeft in samenwerking met o.a. VNG en GGZ-Nederland overleg gevoerd met de Ministeries van Financiën en VWS over een aantal btw-vraagstukken. Het betreft vraagstukken rondom de gewijzigde btw-vrijstelling voor de Wmo, de btw-positie bij samenwerkingen en/of uitleen van personeel en de btw-positie van de sociale wijkteams. Het dossier is onder andere te vinden op de website van ActiZ. Hieronder treft u de conclusies. Reikwijdte btw-vrijstelling Wmo 2015 Per 1 januari 2015 is de Wmo 2015 in werking getreden. De betreffende btw-vrijstelling is aangepast aan de wijzigingen in de Wmo. Daarbij is geen inhoudelijke wijziging van de vrijstelling beoogd. Vrijgesteld zijn de diensten die gefinancierd worden op grond van de Wmo 2015 mits deze diensten: worden verricht door de gemeente zelf of ter uitvoering van een overeenkomst die door de gemeente daartoe is gesloten (met uitzondering van de diensten die worden verricht voor de cliënt aan wie een pgb is verstrekt); worden verleend aan personen die op grond van de Wmo 2015 worden ondersteund; bestaan uit: o het schoonhouden van de woonruimte; o het schoonhouden van kleding en huishoudlinnen behorende tot het huishouden van de cliënt; o het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de verzorging van de cliënt; o ondersteunende activiteiten gericht op de bevordering van de participatie en zelfredzaamheid. Tot de vrijgestelde diensten behoren in ieder geval niet: het doen van aanpassingen aan, op of in de woonruimte; het verrichten van onderhoud of herstelwerkzaamheden aan, op of in de woonruimte; hovenierswerkzaamheden; vervoersdiensten. De eerdere toezegging van de Staatssecretaris van Financiën over het kunnen toepassen van de vrijstelling op door de cliënt bijgekochte uren, blijft van toepassing. Samenwerkings(overeenkomsten) Bij een samenwerking tussen zorgorganisaties is het voor het vaststellen van de btwpositie van belang of er sprake is van uitleen van personeel of levering van de zorg in de vorm van een overeenkomst van opdracht (onderaanneming). Op prestaties die in onderaanneming worden verricht, is mogelijk een btw-vrijstelling van toepassing. De uitleen van personeel is in principe belast met btw. Pagina 3

4 Het Ministerie van Financiën heeft aangegeven, dat op het moment dat er een overeenkomst aanwezig is waarin de feitelijk uit te voeren zorgtaken expliciet zijn vastgelegd de prestatie wordt aangemerkt als een overeenkomst van opdracht. In die gevallen is de prestatie vrijgesteld voor de btw. Zonder een dergelijke expliciete vastlegging is (volgens het Ministerie van Financiën) sprake van uitleen van personeel en is btw-heffing aan de orde. Om er voor te zorgen dat een overeenkomst niet (alsnog) als uitleenovereenkomst wordt aangemerkt, is het dus van belang dat de overeenkomst zorgvuldig is vormgegeven. Uiteraard moet een overeenkomst in overeenstemming zijn met de feiten. Om btwheffing achteraf te voorkomen, is het mogelijk om de overeenkomst voorafgaande aan de samenwerking voor te leggen bij de Belastingdienst. Uitleen van personeel Heffing van omzetbelasting is het uitgangspunt bij het ter beschikking stellen van personeel. Heffing blijft bijvoorbeeld achterwege als sprake is van een zogeheten structurele detachering dan wel bij nauw samenhangende prestaties. Structurele detachering: De structurele detachering van personeel in de gezondheidszorg, het onderwijs en de sociale (culturele) sector kan onder voorwaarden buiten de heffing van omzetbelasting blijven. Het Ministerie van Financiën heeft aangegeven dat de voorwaarden strikt worden toegepast. Op de eerste plaats moeten zowel de uitlener als de inlener ondernemers zijn die zich met betrekking tot hun primaire activiteiten kunnen beroepen op een btw-vrijstelling in één van de voornoemde sectoren. Daarbij is nog van belang dat een zorginstelling volgens de voorwaarden personeel kan detacheren bij zowel andere zorginstellingen, als onderwijs- en sociale instellingen. Beide laatstgenoemde typen instellingen voldoen alleen aan de voorwaarde als zij binnen dezelfde sector personeel uitlenen. Een uitleen van personeel aan bijvoorbeeld een gemeente voldoet niet aan deze voorwaarde. Daarnaast gelden, onder andere, de volgende voorwaarden: De inlener moet in materieel opzicht de positie van een werkgever innemen. Ook ingeval van ziekte/arbeidsongeschiktheid draagt de inlener bij in de kosten. Met de uitleen mag geen winst worden beoogd. De vergoeding voor het ter beschikking stellen van het personeel moet daarom beperkt blijven tot de brutoloonkosten van de betreffende werknemers. Alleen een in redelijkheid bepaalde opslag voor overheadkosten is toegestaan. De uitleen moet structureel van aard zijn. Nauw samenhangende prestaties: Afgezien van een structurele detachering, blijft btw-heffing op basis van jurisprudentie ook achterwege in de volgende situaties: De uitleen wordt verricht door een ondernemer die soortgelijke vrijgestelde diensten verricht. De gelijkwaardigheid van de dienst kan niet worden verzekerd zonder de uitleen van het personeel. De uitleen heeft niet in hoofdzaak het doel extra opbrengsten te verschaffen. Pagina 4

5 Medewerkers die geen vrijgestelde activiteiten verrichten, zoals administratief personeel, voldoen niet aan de voornoemde voorwaarden, waardoor sprake is van een btw-belaste uitleen van personeel. Op basis van recente jurisprudentie kan aansturend personeel die een directe bijdrage leveren aan de kwaliteit van de btw-vrijgestelde activiteiten wel voor de vrijgestelde uitleen van personeel in aanmerking komen. Sociale wijkteams In veel gemeenten wordt sinds enige tijd gewerkt met zogenoemde sociale wijkteams. Het betreft veelal een samenwerking tussen verschillende typen aanbieders van zorg- en welzijnsdiensten die op verschillende wijzen vormgegeven kan zijn. Zolang het sociale wijkteam een informele samenwerking behelst en er tussen de verschillende aanbieders geen vergoedingen over en weer betaalbaar worden gesteld, valt het wijkteam volgens het Ministerie van Financiën niet als een afzonderlijke btwondernemer aan te merken. Dat wordt anders wanneer het sociale wijkteam als een zelfstandige eenheid naar buiten treedt. Bijvoorbeeld door als wijkteam overeenkomsten aan te gaan. De coördinatie tussen de verschillende deelnemers in het team is volgens het Ministerie van Financiën aan te merken als een btw-belaste prestatie als deze coördinatie geen betrekking heeft op zorg rond/voor een individuele cliënt. Als de coördinatie van de zorg echter onlosmakelijk verbonden is met een btw-vrijgestelde zorgverlening is ook de coördinatie vrijgesteld van btw. Het Ministerie van Financiën heeft gemeld dat wie zekerheid wenst, de casus moet voorleggen aan de bevoegde eenheid van de Belastingdienst. ActiZ overlegt op dit moment nog met het Ministerie om te komen tot een generieke uitleg. Op het moment dat het sociale wijkteam als een zelfstandige btw-ondernemer wordt beschouwd, komt de vraag op of de deelnemers in het team personeel ter beschikking stellen aan het sociale wijkteam of dat er sprake is van onderaanneming. Het antwoord op die vraag is uiteraard afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Bij de beoordeling van de feiten zijn de twee voorgaande paragrafen van overeenkomstige toepassing. Loonheffing Werkkostenregeling en kasstelsel In de administratie moet u voor de loonbelasting het zogenaamde kasstelsel toepassen. Dit geldt ook voor de werkkostenregeling. Het uitgangspunt van het kasstelsel is dat u kosten beoordeelt aan hand van de wetgeving die van toepassing is op het moment dat de kosten vorderbaar en inbaar zijn. Als een werknemer nu een declaratie indient, beoordeelt u deze kosten per het moment van declareren en dus niet naar het moment waarop de kosten door de werknemer zijn gemaakt. Pagina 5 Voor veel kosten die de werknemer declareert, zal een gerichte vrijstelling gelden. Kosten die niet gericht zijn vrijgesteld, moet u als loon behandelen. Dat doet u door ze tot het loon van de werknemer te rekenen of onder te brengen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

6 Kosten die de werknemer in 2014 heeft gemaakt, maar in 2015 declareert, kunnen dus ten laste van de vrije ruimte van 2015 komen. Crisisheffing niet strijdig met internationale verdragen In eerdere nieuwsbrieven is gemeld dat er bezwaar gemaakt kon worden tegen de zogeheten crisisheffing. Deze eenmalige heffing was in 2013 door de werkgever verschuldigd ingeval een werknemer in 2012 een inkomen had van meer dan Overigens bleek deze eenmalige heffing in 2014 nogmaals toegepast te worden ingeval het inkomen in 2013 deze grens overschreed. In de ingediende bezwaarschriften is in de regel (ten minste) een beroep gedaan op de bescherming die het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna IVBPR) bieden tegen een willekeurig handelende overheid. Recent heeft de rechtbank Den Haag in de procedure die gevoerd is door de betaalde voetbalorganisatie Feyenoord geoordeeld dat de crisisheffing niet in strijd is met voornoemde verdragen. Volgens de rechtbank is geen sprake van een ontoelaatbare aantasting van het eigendomsrecht, zoals geformuleerd in art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Hoewel er aspecten van terugwerkende kracht in de regeling zijn te onderkennen, is de wetgever gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid. Evenmin is er sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel van art. 26 van het IVBPR en art. 14 EVRM. Feyenoord heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan. Als u ook bezwaar hebt gemaakt, moet u er vanuit gaan dat er vooralsnog geen definitieve beslissing volgt. WNT Kasstelsel van toepassing bij vaststellen WNT bezoldiging De WNT stelt dat een bezoldiging aan een topfunctionaris niet hoger mag zijn dan het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum. Bezoldigingscomponenten worden tot de bezoldiging gerekend voor zover de bedragen in het boekjaar ten laste van de instelling zijn gekomen. Dit betekent dat de bezoldiging moet worden vastgesteld op basis van het kasstelsel. Het vorenstaande is bijvoorbeeld van belang bij instellingen die de toezichthouders één keer in het jaar een vergoeding betalen. Als de vergoeding bijvoorbeeld in mei aan de toezichthouder wordt uitbetaald, dan vormt deze betaalde vergoeding de bezoldiging in het desbetreffende jaar. Het is niet van belang dat de vergoeding betrekking heeft op de maanden juni december van het voorgaande jaar en de maanden januari mei van het desbetreffende jaar. Op basis van de betaalde bezoldiging wordt vastgesteld of het op het betalingsmoment geldende bezoldigingsmaximum wordt overschreden. Pagina 6

7 Vooralsnog geen verlaging van het bezoldigingsmaximum in 2015 in de zorgsector In onze nieuwsbrief van december 2014 hebben wij gemeld dat de behandeling van het wetsvoorstel Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT uitgesteld zou worden tot een nader te bepalen moment in Eind 2014 is dit wetsvoorstel echter alsnog goedgekeurd door de Eerste Kamer. De wet is per 1 januari 2015 in werking getreden. Pagina 7 Het gevolg is dat de maximale bezoldiging van een topfunctionaris verlaagd is van 130% van een ministersalaris naar 100% van een ministersalaris. Voor zorginstellingen wordt het bezoldigingsmaximum in 2015 echter nog niet verlaagd. Het bezoldigingsmaximum wordt bij zorginstellingen vastgesteld op basis van de Regeling bezoldigingsmaxima zorg- en welzijnssector. De regeling resulteert er in dat de sector in klassen wordt ingedeeld met daarbij behorende bezoldigingsmaxima. De minister van Volksgezondheid heeft eind 2014 aangegeven, dat zij de resterende tijd vóór 1 januari 2015 te kort vond om op zorgvuldige wijze tot een evenwichtige indeling in klassen te komen met het daarbij behorende nieuwe bezoldigingsmaxima. Om die reden zijn de bezoldigingsmaxima in 2015 gelijk aan de bezoldigingsmaxima Overige wijzigingen WNT in 2015 De Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT heeft tevens de volgende wijzigingen in de WNT tot gevolg: De regels rondom interim-topfunctionarissen gaan wijzigen. Indien de interimtopfunctionaris binnen een periode van 18 maanden zijn functie langer dan 12 maanden (i.p.v. 6 maanden) vervult, wordt de WNT bij de interimtopfunctionaris van toepassing vanaf de eerste dag van de dertiende maand. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur moeten aanvullende regels worden gesteld over de maximale bezoldiging voor het geval de functie van de interim-topfunctionaris minder dan 12 maanden wordt vervuld. De algemene maatregel van bestuur is echter nog niet bekend gemaakt. Totdat deze regels bekend worden gemaakt, zijn de regels uit 2014 van toepassing. ANBI-status Voor de leden van de Raad van Toezicht geldt dat de bezoldigingsmaxima per 1 januari 2015 zijn gestegen. Voor de leden van de Raad van Toezicht geldt dat de bezoldiging per kalenderjaar niet meer mag bedragen dan 10% (i.p.v. 5%) van het bezoldigingsmaximum. De voorzitter van het toezichthoudende orgaan mag maximaal 15% (i.p.v. 7,5%) van het bezoldigingsmaximum ontvangen. Geen uitvoerige administratie vereist bij kleine ANBI Eén van de voorwaarden voor het verkrijgen / behouden van de ANBI-status is dat de administratie zodanig is ingericht dat daaruit duidelijk de volgende informatie blijkt: de aard en omvang van de aan de afzonderlijke leden van het bestuur toekomende onkostenvergoedingen en vacatiegelden; de aard en omvang van de kosten die door de goeddoelinstelling zijn gemaakt ten behoeve van de werving van gelden en het beheer van de goeddoelinstelling, alsmede de aard en omvang van de andere uitgaven van de goeddoelinstelling; de aard en omvang van de inkomsten van de goeddoelinstelling; de aard en omvang van het vermogen van de goeddoelinstelling.

8 De rechtbank Noord-Holland heeft eind januari jl. besloten dat van een ANBI met activiteiten van eenvoudige aard en beperkte omvang niet kan worden verlangd dat zij een dergelijke uitgebreide administratie voert. De tekortkomingen in de administratie stonden niet in de weg aan het behoud van de ANBI-status. Het was volgens de rechtbank voldoende dat uit de administratie bleek dat de beschikbare gelden waren besteed aan het algemeen nuttige doel. De rechtbank heeft niet toegelicht welke activiteiten eenvoudig van aard zijn en hoe beperkt de omvang van de activiteiten moet zijn om in aanmerking te komen voor de beperkte administratie. De uitspraak van de rechtbank is ons inziens voornamelijk van belang voor bijvoorbeeld steunstichtingen of zuivere vermogensfondsen. Indien u in aanmerking denkt te komen voor de beperkte administratie, adviseren wij om dit af te stemmen met de Belastingdienst. Dit om te voorkomen dat de Belastingdienst de ANBI-status intrekt, omdat zij van mening zijn dat niet aan alle voorwaarden wordt voldaan ter behoud van de ANBI-status. Pagina 8