Doe- en koopgebouwen rond de Cristal Arena te Genk

Transcriptie

1 Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportage Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: Doe- en koopgebouwen rond de Cristal Arena te Genk Initiatiefnemer: Genk vzw Stadionplein Genk 6 juli 2010 PRMER-0435-GK

2 1 Inleiding Dit milieueffectrapport werd opgesteld met het oog op het aanvragen van de nodige vergunningen voor de bouw van een Doe- en Koopcentrum in de omgeving rond het stadion van KRC Genk te Genk. Het voorgenomen project is gelegen in het noordoosten van Genk, meer bepaald op de huidige terreinen van KRC Genk. Het projectgebied maakt deel uit van het in 2008 opgemaakt ruimtelijk uitvoeringsplan Waterschei Sport- en Recreatiecluster. Het RUP omvat de juridische voorwaarden voor de mogelijke toekomstige ontwikkelingen rond het stadion. Het geplande initiatief behelst de ontwikkeling van een deel van dit RUP, met name de inplanting van 2 doe- en koopgebouwen op de bouwvlakken B en C ten noorden van het stadion, de aanleg van de voorpleinen van deze gebouwen, de heraanleg van de bestaande onverharde parking, de aanleg van een trappenhal en loopbrug van de parking naar het stadion en de aanleg van een ontsluitingsweg. De initiatiefnemer voor dit project is KRC Genk vzw, Stadionplein 4, 3600 Genk. Overeenkomstig het Besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 zijn deze activiteiten onderworpen aan een milieubeoordelingsplicht volgens de rubriek 10b uit de bijlage II, m.n.: Stadsontwikkelingsprojecten met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, o Met betrekking tot de bouw van 1000 of meer woongelegenheden, of o Met een brutovloeroppervlakte van 5000 m 2 handelsruimte of meer, of o Met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur. De initiatiefnemer heeft, hoewel het om een bijlage II-project gaat, er voor gekozen om een MER op te stellen en geen gebruik te maken van de mogelijkheid een verzoek tot ontheffing in te dienen. De milieubeoordeling (in dit geval het MER) is vereist voor het vervolledigen van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning. Het kennisgevingdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie volledig verklaard op 15 juni Afschriften van dit volledig verklaarde kennisgevingdossier werden door de initiatiefnemer rondgestuurd op 24 juni De terinzagelegging bij het stadsbestuur van Genk liep van 2 juli 2009 tot en met 31 juli Deze terinzagelegging werd aan de bevolking op een gepaste wijze aangekondigd (aanplakking op de site, aan het gemeente-, stads- en districtshuis, aankondiging op de webstek, ). Parallel werden adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Aan de hand van de ingebrachte adviezen en opmerkingen heeft de dienst Mer op 28 september 2007 richtlijnen opgesteld. De richtlijnen werden betekend op 1 oktober Tijdens de milieueffectrapportage werd er overleg gepleegd: een eerste bespreking voor de vaststelling van de richtlijnen en een tweede als ontwerptekstbespreking. Het ontwerprapport werd naar de verschillende administraties rondgestuurd voor opmerkingen en er werd een ontwerptekstbespreking georganiseerd op 2 april Het definitieve milieueffectrapport werd door de Dienst Mer ontvangen op 12 mei 2010 en de goedkeuring ervan wordt samen met dit goedkeuringsverslag betekend. Aangezien bij de opmaak van het MER ingeschat werd dat mogelijke effecten op het aangrenzend Habitatrichtlijngebied niet uit te sluiten zijn, werd er binnen het MER ook een Dienst Mer 06/07/2010 2

3 passende beoordeling (bijlage I) gemaakt. M.b.t. die passende beoordeling werd door de dienst Mer op 7 juni 2010 advies gevraagd aan het Agentschap Natuur en Bos. Het advies werd ontvangen op 30 juni 2010 en concludeert dat er geen significante negatieve effecten ontstaan op habitats en/of soorten opgenomen binnen de aangrenzende speciale beschermingszones en dat een passende beoordeling in de zin van art.36ter Natuurdecreet dan ook niet noodzakelijk is. Het ANB wijst er echter op dat in de vergunningsfase bijkomende initiatieven moeten genomen worden om de effecten maximaal te milderen. Deze opmerkingen zijn in bijlage bij dit verslag opgenomen. Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel van het decreet betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. 2 Vorm en presentatie Het voorliggende milieueffectrapport, bestaande uit een tekstgedeelte, een kaartenatlas en een aparte Niet-technische samenvatting, is naar vorm en presentatie een bijna voldoend verzorgd document geworden. Het document bevat een inhoudstafel, een verklarende woordenlijst, een lijst met afkortingen, een literatuurlijst, lijsten met tabellen, afbeeldingen, kaarten en bijlagen. Kaarten zijn in de tekst of als kaartenatlas opgenomen en de verwijzingen ernaar zijn duidelijk in de tekst verwerkt. De effecten en milderende maatregelen worden meestal cartografisch gesitueerd. Het rapport bevat echter geen leeswijzer zoals bedoeld in het Richtlijnenboek m.e.r.. Toch omvat het MER nog slordigheden: de tekst bevat hier en daar nog een paar tikfouten en een paar verkeerde of onduidelijke verwijzigingen (bijv. op p.132 dient te verwijzing naar 12.2 gelezen te worden als 11.2, op p.146 moet gelezen te worden als ,. en is de verwijzing op p.136 naar 10 Oppervlaktewater onduidelijk). Ook loopt de nummering van de alinea s op p grondig fout. De literatuurlijst is ook vrij onvolledig: verwijzingen naar publicaties op bijv. de pagina s 140 en 142 ontbreken in de lijst. De Inleiding (Deel 0) beschrijft, naast een zeer beknopte beschrijving van het project, de toetsing aan de MER-plicht. De nodige informatie over de initiatiefnemers en het team van deskundigen, verantwoordelijk voor het opstellen van dit MER werd opgenomen in de colofoon voorafgaand aan de inhoudstafel. De volgende stappen in het besluitvormingstraject (vergunningen) werden opgenomen in deel 1. Ook de vervolgmogelijkheden voor actieve en passieve openbaarheid van het MER zijn in dit deel opgenomen. De delen 0 en 1 geven daarmee ook het concrete doel van dit milieueffectrapport aan. De taak van elke betrokken partij kan hierdoor duidelijk afgeleid worden. De niet-technische samenvatting werd in een apart boekje opgenomen. De kwaliteitsbeoordeling van deze samenvatting volgt verder in 12 van dit verslag. Dienst Mer 06/07/2010 3

4 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b van het D.A.B.M. De doelstelling, de voorgeschiedenis en de verantwoording van het project worden duidelijk toegelicht in deel 1 van het MER. Met de realisatie van dit project wil de initiatiefnemer invulling geven aan de vraag vanuit de recreatieve sector om naast de Cristal Arena infrastructuur te voorzien t.b.v. bijkomende sportactiviteiten, zoals opgenomen in o.a. het Ruimtelijk Structuurplan van Genk en door het gemeentebestuur intussen ook omgezet in een gemeentelijk RUP. De doelstelling zoals beschreven in het MER bestaat erin de effecten aan te tonen van de geplande investeringen op het omliggende leefmilieu. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar volgens art van het decreet moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER heeft bij de formulering van de mogelijke alternatieven, de milderende of compenserende maatregelen daar duidelijk rekening mee gehouden. Deel 1 heeft duidelijk opgave gedaan van de aan te vragen vergunningen. De te volgen vervolgprocedure zijn er voldoende behandeld. 4 Voorgenomen project en alternatieven art ,1,c, d en e van het D.A.B.M. 1.4 van deel 1 van het MER, m.n. de Beschrijving van het project, omvat een summiere maar voldoende duidelijke beschrijving van het project, de afbakening van het projectgebied, een korte technische beschrijving van de projectwerken, de fasering van de werken en een soort van ruimtebalans. Mogelijke locatiealternatieven voor dit project zijn niet beschreven gezien de ruimte voor deze voorziene activiteiten reeds in het recent goedgekeurde RUP, zoals beschreven in deel 2, zijn voorzien en de gronden eveneens in eigendom zijn van de initiatiefnemer. Inrichtingsalternatieven werden niet onderzocht, zoals voorzien in de kennisgeving en de richtlijnen. Indien deze het gevolg waren van milderende maatregelen werden ze verder in het MER als dusdanig ook voldoende beschreven. De gevolgde redenering m.b.t. de alternatieven zoals opgenomen in deel 3 van het MER is dan ook terecht. Het MER beschrijft in deel 1 de verschillende mogelijke stappen van de aanleg en de afwerking procesmatig. Alle activiteiten en deelactiviteiten van aanleg- en exploitatiefase in het kader van het voorgenomen project zijn in het rapport volledig beschreven en waar relevant op een duidelijke wijze cartografisch gepresenteerd. Deze beschrijving vormt de basis van het ingreep-effectschema (in deel 7 op p.46-47). In het kader van de uit te voeren werkzaamheden waarvan de locaties nog niet precies gekend zijn, heeft het MER geen mogelijke sites aangeduid op basis van minimale (tijdelijke) effecten. Deze omvatten o.a. opslagruimtes voor in te zetten materieel, de werfkeet, Gezien de aard van het project komt mogelijks bijna het gehele projectgebied in aanmerking. Dienst Mer 06/07/2010 4

5 5 Juridische en beleidsmatige context art ,f van het D.A.B.M. Deel 4 in het MER heeft opgave gedaan van het juridisch en beleidsmatige kader dat voor dit project van belang is. Het rapport geeft telkens duidelijk aan waar de projectrelevantie zich situeert. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component worden duidelijk cartografisch gepresenteerd. 6 Algemene methodologische aspecten Artikel , 1, 2, a) van het D.A.B.M Er is geen apart hoofdstuk voorzien waarin de algemene methodologische aspecten behandeld worden. Deze komen aan bod per discipline in de desbetreffende delen. Het vastleggen van de referentietoestand (hier de huidige toestand van het studiegebied) is behandeld per discipline in hun respectievelijke delen 8 t.e.m. 14. De gebruikte informatiebronnen voor de beschrijving van de referentiesituatie worden er binnen elke discipline aangegeven. Ook de gehanteerde methodologie voor de beschrijving van de referentiesituatie wordt voldoende aangegeven. De te verwachten effecten per fase en per deelingreep werden aangegeven in een duidelijk ingreep-effectschema in deel 7. Dit schema kan zoals eerder gesteld als leidraad gebruikt worden voor de lectuur van de delen 8 t.e.m. 14 van het rapport, m.n. de effectbeschrijvingen waarin de beschrijving van de effecten aan bod komen. De disciplines die door een erkende deskundige onderzocht worden zijn Mobiliteit, Geluid en Trillingen, Lucht, Bodem en Grondwater, Oppervlaktewater, Fauna & Flora, Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie en tenslotte Mens-Ruimtelijke aspecten. Gezondheidsaspecten komen aan bod in de disciplines Lucht en Geluid. In de delen 8 t.e.m. 14 wordt een duidelijke ruimtelijke afbakening van het studiegebied gegeven voor elk van de beschouwde disciplines. Deze studiegebieden worden voor elke discipline voldoende omschreven, doch zelden cartografisch voorgesteld.. De gebruikte methodologie voor de effectbeschrijvingen en beoordelingen wordt, per discipline, beschreven vanaf p.48. Voor matig en sterk negatief beoordeelde effecten worden per discipline, waar mogelijk en noodzakelijk, in de delen 8 t.e.m. 14 na de effectbeschrijvingen en beoordelingen milderende maatregelen voorgesteld. 7 Bestaande toestand en milieueffecten 7.1 Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art ,1, g van het D.A.B.M Per discipline wordt de referentiesituatie van het gebied (hier de huidige toestand) in de delen 8 t.e.m. 14 goed en volledig beschreven en worden de huidige milieuwaarden en Dienst Mer 06/07/2010 5

6 milieukwaliteiten voldoende aangegeven. Voor alle disciplines is, globaal gezien, voldoende invulling gegeven aan de vastgestelde richtlijnen en de opmerkingen uit de ontwerptekstbespreking. Er wordt maximaal gebruik gemaakt van de beschikbare informatiebronnen en ondersteunend kaartmateriaal. In dit MER, geïntegreerd binnen elke discipline, krijgt de lezer een goed overzicht van de huidige status van het studiegebied. Naast de beschrijving van de referentiesituatie is er in dit MER ook een beschrijving gebeurd van een geïntegreerd gestuurde ontwikkelingscenario voor het studiegebied. Dit scenario werd in het MER gebruikt om (vooral) langetermijneffecten en mogelijke cumulatieve effecten te gaan beoordelen. 7.2 Milieueffecten en milderende maatregelen art ,2, a, b, c van het D.A.B.M In de delen 8 t.e.m. 14 van het rapport worden per relevante discipline de effecten tijdens de aanleg en de exploitatie van het project besproken en beoordeeld. De delen 8 t.e.m. 14 beschrijven eveneens per discipline de beoordelingsmethodologie. De effecten werden -waar mogelijk- kwantitatief omschreven. Locatiegebonden effecten worden niet cartografisch vertaald. Dit is jammer. De effectbespreking vangt aan met de beschrijving van de mobiliteitseffecten zoals voorgeschreven door de richtlijnen. Daarna volgen op een logische wijze de andere disciplines. In de discipline mobiliteit worden de verschillen in verkeerstromen tussen de huidige toestand, en de geplande toestand met het voorliggende project voldoende gerapporteerd a.d.h.v. modelresultaten. De verkeersgenererende werking van het project wordt zeer duidelijk gerapporteerd duidelijk cartografisch gepresenteerd. Jammer is wel dat de verkeersgenerende werking tijdens de aanlegfase zelf slechts summier en kwalitatief werd beschreven. Toch wordt in de discipline bodem (zie p.131) aangegeven dat er ongeveer m³ zand tijdens de bouwfase, t.b.v. stabilistaie van de gebouwen, zal moeten worden aangevoerd. Dit betekent toch, ingeval men vrachtwagens met een laadcapaciteit van 15 m³ gebruikt (andere modi lijken onmogelijk, tenzij men zou gebruik maken van het kolenspoor ), toch bijna om 2000 transporten te gaan. Op piekmomenten kan dat tot 100 à 150 transporten betekenen. Dit is niet verwaarloosbaar. Verder beoordeelt men binnen deze discipline de exploitatiefase aan de verschillende aspecten van het mobiliteitsbeleid, m.n. de capaciteit van de weg en dit in combinatie met toe- of afname van de verkeersintensiteit, de hinder t.a.v. het langzaam verkeer en het openbaar vervoer (bereikbaarheid en doorstroming), de verkeersveiligheid, de verkeersleefbaarheid en de parkeerdruk. De meeste effecten worden gering tot licht negatief beoordeeld. Locatiegebonden effecten werden niet cartografisch vertaald. Locatiegebonden milderende maatregelen werden niet cartografisch vertaald maar voldoende duidelijk omschreven. Onder de discipline geluid en trillingen worden de geluidseffecten voor de verschillende relevante deelingrepen (aanleg van het project, exploitatie van het Doe- en Koopcentrum en de verkeersgeneratie ervan) beschreven en dit vooral op basis van de voorspelde verkeersintensiteiten. De rapportage voor de exploitatiefase gebeurt zowel in tabelvorm als cartografisch (incl. geluidscontourplots), zoals voorgesteld in de m.e.r.-richtlijnen. Verschilplots werden echter niet gepresenteerd. Geconcludeerd wordt dat er geen Dienst Mer 06/07/2010 6

7 aanzienlijke toename van het geluid binnen het project- en studiegebied te verwachten valt t.g.v. het Doe- en Koopcentrum. Bij de discipline Lucht zijn voor de verschillende relevante deelingrepen (aanleg van het project, exploitatie van het Doe- en Koopcentrum, incl. de verwarming, en de verkeersgeneratie) berekeningen gebeurt van de specifieke luchtkwaliteit voor de parameters NO2 en PM10 uitgaande van de achtergrondwaarden en de bijdragen van het verkeer en dit op basis van de voorspelde verkeersintensiteiten en uitgaande van het voorgestelde programma. De rapportage voor de exploitatiefase en de effecten tgv. het verkeer gebeurt zeer duidelijk in tabelvorm. Voor de effecten tgv. het verkeer gebeurt dit voor relevante wegsegmenten binnen het studiegebied. Het is jammer dat de verschillen in luchtkwaliteit tussen de referentiesituatie en de verkeersstromen met het project in exploitatie, zoals voorgesteld in de m.e.r.-richtlijnen, hier niet cartografisch werd vertaald (enkel in tabelvorm). De meeste effecten binnen de discipline worden gering tot matig negatief beoordeeld. Na milderende maatregelen worden de resterende effecten gering negatief. Locatiegebonden milderende maatregelen werden niet cartografisch vertaald. Bij de discipline bodem en grondwater worden de milieueffecten besproken per effectgroep. De behandelde effectgroepen zijn grondverzet, profielverstoring en structuurwijziging, wijziging van bodemkwaliteit, bodemzetting, wijzigingen in grondwaterkwaliteit en kwantiteit. Effecten worden waar mogelijk kwantitatief beschreven. De meeste effecten worden gering tot zeer negatief (enkel t.g.v. calamiteiten) beoordeeld. Na milderende maatregelen blijven er geen zeer negatieve effecten over. Locatiegebonden effecten en milderende maatregelen werden niet cartografisch vertaald. Wel ontstaat er binnen deze discipline onduidelijkheid over de afstand tussen het projectgebied en de drinkwaterwinning te As. Op p.135 in spreekt men van 1,3 km, in de voetnoot op p. 134 van 3,3 km en op p. 138 opnieuw van 1,3 km. We gaan er van uit dat het 1,3 km bedraagt. De deskundige Bodem en Grondwater had deze informatie met meer zorg moeten rapporteren daar het ook in de eerder gemelde ontwerptekstbespreking aan bod is gekomen. Ook bij de discipline oppervlaktewater gebeurt de bespreking per effectgroep. De behandelde effectgroepen zijn wijzigingen oppervlaktewaterkwantiteit/hemelwater en de afvalwaterproductie/wijziging in oppervlaktewaterkwaliteit. Effecten worden waar mogelijk kwantitatief beschreven. Wijziging in oppervlaktewaterkwaliteit worden er door de deskundige niet verwacht daar aangetoond wordt dat alle afvalwater van het nieuwe project samen met het afvalwater van de Crystal Arena in een voldoende grote collector afgevoerd kan worden naar het bestaande RWZI, met een voldoende grote zuiveringscapaciteit. Ook bij de discipline fauna en flora is er een bespreking van de milieueffecten per effectgroep. Zo worden achtereenvolgens ecotoopinname en -creatie, versnippering en barrièrewerking, licht- en rustverstoring, verstoring van de waterhuishouding en verontreiniging besproken en dit telkens in de aanleg- en de exploitatiefase. Effecten worden niet kwantitatief, enkel kwalitatief, beschreven en beoordeeld. De meeste effecten worden gering tot significant negatief beoordeeld. Na realisatie van milderende maatregelen, beschreven in , blijven nog, slechts licht negatieve affecten over. Locatiegebonden milderende maatregelen werden niet cartografisch vertaald. Aanvullend bij deze discipline dient nogmaals gewezen te worden op de opmerkingen van het Agentschap voor Natuur en Bos, zoals opgenomen in bijlage, op de tekst passende beoordeling van het project-mer. Dienst Mer 06/07/2010 7

8 Voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden drie effectgroepen behandeld: structuur- en relatiewijzigingen, verlies erfgoedwaarde (zowel bouwkundig als archeologisch), en wijziging perceptieve kenmerken. Effecten worden vooral kwalitatief beschreven en dit zowel voor de aanleg- als de exploitatiefase. De meeste effecten worden gering tot significant negatief beoordeeld. Na milderende maatregelen blijven nog enkel kleine negatieve effecten over. Locatiegebonden effecten en milderende maatregelen werden niet cartografisch vertaald. Bij de discipline mens-socio-organisatorische aspecten worden achtereenvolgens de volgende effecten behandeld: impact op ruimtegebruikfuncties, wijziging ruimtelijke kwaliteit, impact op de belevingswaarden, en hinder- of verstoringaspecten. Voor deze laatste wordt verwezen naar de disciplines Lucht en Geluid. Effecten worden enkel kwalitatief beschreven. Elke effect werd ook beoordeeld t.o.v. een vooraf afgebakend beoordelingskader. De milieueffecten worden hier positief negatief beoordeeld. Bijkomende milderende maatregelen worden vanuit deze discipline dus niet noodzakelijk geacht m.u.v. architecturale aard (p.184).. Uit de delen 8 t.e.m. 14 en uit deel 17 kan afgeleid worden dat, gezien de ligging van het projectgebied en de aard van de vastgestelde effecten, er geen gewestgrensoverschrijdende effecten vastgesteld zijn. Dit werd wel niet duidelijk bij de effectbeschrijvingen, en in de conclusies van dit MER zo expliciet gesteld. Dat is jammer. 7.3 Vergelijking van de alternatieven op projectniveau art ,2, e van het D.A.B.M In deel 3 werd aangegeven dat er geen locatie noch inrichtingsalternatieven zouden onderzocht worden. Dit werd ook voldoende gemotiveerd. Uit het MER blijkt ook dat hier ook geen alternatievenonderzoek aan de orde was. Enkel qua inrichting werden in een aantal disciplines zinvolle maatregelen gesuggereerd. 8 Leemten in de kennis art ,4 van het D.A.B.M In delen 8 t.e.m. 14 werden per discipline duidelijk de leemten in de kennis, die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld, behandeld. Uit de beschrijving kan duidelijk afgeleid worden over welk type van leemte het gaat: met betrekking tot inventarisatie en met betrekking tot voorspellings- en beoordelingsmethodes en met betrekking tot inzicht. Hierbij wordt meestal aangegeven hoe er met die leemte in de kennis is omgegaan in het rapport. 9 Monitoring en evaluatie art ,2, d van het D.A.B.M Monitoring en evaluatie wordt niet als een apart hoofdstuk vermeld in het MER maar zijn opgenomen in de delen 8 t.e.m. 14. Maatregelen voor bijsturing ingeval de doelstelling niet wordt gehaald zijn daar ook telkens in opgenomen. Dienst Mer 06/07/2010 8

9 10 Integratie en eindsynthese art ,2, e van het D.A.B.M Deel 17 geeft eerst per discipline (in tabelvorm) en daarna in tekst een goede en duidelijke leesbare eindbespreking van de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. Uit deze eindbespreking kan besloten worden dat het project geen onoverkomelijke milieueffecten zal teweegbrengen, mits rekening gehouden wordt met de milderende maatregelen. 11 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 van het D.A.B.M In dit MER wordt er een afzonderlijk deel (deel 16) besteed aan de tewerkstellingseffecten zoals voorgeschreven in de regelgeving. De totale investering werd niet gemeld en de het detail van de gebruikte materialen zijn nog niet bekend (allen de aanvoer van zand werd gemeld in de projectbeschrijving). 12 Niet-technische samenvatting art ,5 van het D.A.B.M De niet-technische samenvatting, opgenomen als een aparte tekstbundel, vormt een duidelijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer en bevat de meeste noodzakelijke figuren. Deze samenvatting kan als een apart geheel gelezen worden. 13 Besluit Gelet op wat voorafgaat wordt de project-mer, ingediend door Libost namens KRC Genk, bij de dienst Mer op 12 mei 2010, goedgekeurd. Brussel, 6 juli 2010 Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Dienst Mer 06/07/2010 9

10 Bijlage Geciteerd uit het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos zoals ontvangen op 30 juni 2010: Gelet echter op de potentiële effecten die kunnen ontstaan a.g.v. keuze in bouwhoogte, ruimtelijke invulling van de betreffende zones, verlichtingssystemen voor gebouwen, wegen en parkings, de waterwaterhuishouding e.d., is het ANB van oordeel dat er in de vergunningsfase bijkomende initiatieven moeten genomen worden om de effecten maximaal te milderen. Specifiek gaat het dan over de volgende punten (zie nummering in de toegevoegde tekst van het MER): * punt 5.2 Ecotoopinname en -creatie: geen opmerkingen * punt 5.3 Versnippering en barrièrewerking: Zoals uit de administratieve voorgeschiedenis blijkt, laat het RUP "Sport- en recreatiecluster Waterschei Genk (blz. 19 van het MER) allerhande doeactiviteiten toe. Die kunnen gaan van fitness tot discotheek en sportactiviteiten. Vermits de ontwikkeling van een duurzame natuurverbinding langs het kolenspoor ook afhankelijk is van andere planningsprocessen (o.a. industrieontwikkeling mijnterrein Waterschei) kan gesteld worden dat deze corridor tevens noodzakelijk is zonder verdere uitbouw van de voorliggende doe-activiteiten. Vermits het op dit ogenblik niet duidelijk is hoe deze doe-activiteiten zich gaan ontwikkelen, moeten als gevolg van stijgende verkeersstromen, gebruik van de gebouwen in ruimte en tijd, niet gekende bouwhoogtes en feitelijk gebruik (vb. bij gebruik als discotheek) in het voorliggende dossier bijkomende milderende maatregelen genomen worden om de verbindingsfunctie te optimaliseren. Voorbeelden kunnen zijn: toepassen van groendaken, parkingaanleg i.f.v. migratie, e.d.); * punt Verstoring door licht: de tekst onderzoekt alleen de effecten door lichthinder afkomstig van de parking. Door de aard van de doe-activiteiten dienen tevens de effecten onderzocht te worden die ontstaan door reclameverlichting, gevelverlichting, verlichting langs toegangswegen, organisatie van avondactiviteiten in open lucht. Dit zowel wat betreft gebruik in ruimte als in tijd. Het RUP en het MER geven hierover geen bijkomende informatie. Binnen de context van lichtvervuiling moet er tevens voor gezorgd worden dat er geen bijkomende effecten ontstaan op de groene corridor van het kolenspoor die als milderende maatregel aangeven wordt bij de versnippering. Indien milderende maatregelen noodzakelijk zijn, dienen deze gezocht te worden in het al dan niet toelaten van gevel en/of reclameverlichting, beperken van de verlichting in ruimte en tijd, gebruik van indirecte verlichting e.d. * punt Verstoring door geluid: de tekst onderzoekt alleen de effecten door geluid afkomstig van de aanleg. Door de aard van de doe-activiteiten dienen tevens de effecten onderzocht te worden die ontstaan door in open lucht gelegen technische installaties, geluidsinstallaties, organisatie van avondactiviteiten en activiteiten in open lucht. Dit zowel wat betreft gebruik in ruimte als in tijd. Het RUP en het MER geven hierover geen bijkomende informatie. Ook geluidshinder kan bijkomende effecten geven op de functievervulling van de groene corridor van het kolenspoor Indien milderende maatregelen noodzakelijk zijn, dienen deze gezocht te worden in het al dan niet toelaten van in open lucht gehouden activiteiten, beperken van geluidsinstallaties, toepassen van daktuinen om allerhande ventilatoren en technische installaties te milderen, beperken van de geluidsproductie in ruimte en tijd, e.d. * punt 5.5 Vervuiling: er wordt een stijging in het overstortdebiet verwacht. Vermits op dit ogenblik niet duidelijk is wat het effect is (de tekst geeft geen enkel waardecijfer), dienen bijkomende milderende maatregelen genomen te worden om het lozingsdebiet aan huishoudelijk afvalwater tijdelijk te bufferen of het debiet in zijn totaliteit af te zwakken. * punt 5.6 Ecotoopwijziging door gewijzigde hydrografie: de aanleg van groene elementen (bomen, vegetatiesstructuren) en blauwe structuren (afvoergrachten, wadi's) kunnen maar een positieve bijdrage vormen, of als milderende maatregel in aanmerking komen, indien ze ook zo aangelegd en beheerd worden om die functie te waarborgen. Indien bijv. een migratie noodzakelijk is van oost naar west, dan heeft het geen zin om de migratie aan te leggen van noord naar zuid. De passende beoordeling geeft hier geen antwoord op. Opmerking: De effecten die door aanleg en exploitatie ontstaan zijn sterk afhankelijk van de aard van de activiteiten in de nieuwe gebouwen en de toekomstige activiteiten in de Cristal Arena zelf. Op dit Dienst Mer 06/07/

11 ogenblik is het nog duidelijk of op termijn enkel sportactiviteiten in de Arena blijven plaatsvinden, of dat zowel de Arena als de nieuwe gebouwen cumulatieve effecten genereren. Om de vraag tot opmaak passende beoordeling niet opnieuw in de verschillende vergunningsfases te moeten stellen, zijn bijkomende informatie en milderende maatregelen noodzakelijk binnen de vergunningsfase. Het ANB - Limburg is van oordeel dat de de gebouwen en de parking zowel landschappelijk als ecologisch kunnen geïntegreerd worden in de omgeving zonder merkbare negatieve effecten op de aangrenzende ruimtelijk kwetsbare gebieden. Dienst Mer 06/07/