Inhoud. p. 81 Een krimpend en vitaal dorp. Essay

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Inhoud. p. 81 Een krimpend en vitaal dorp. Essay"

Transcriptie

1 Inhoud p. 81 Een krimpend en vitaal dorp Essay 79

2 Een krimpend en vitaal dorp Op zoek naar een perspectief voor een vitaal Sas van Gent OPEN SAS - Belvedere gebiedsvisie 80

3 dr. Frans Thissen, AMIDSt, Universiteit van Amsterdam Er wordt alarm geslagen over de krimp op het Nederlandse platteland. Daarbij wordt vaak een relatie gelegd tussen de daling van het aantal inwoners van dorpen en de leefbaarheid en vitaliteit van die dorpen. Die relatie wordt bovendien nog vaak gelegd via de ontwikkeling van lokale voorzieningen. Of het nu gaat om winkels, de basisschool, het openbaarvervoer, een geldautomaat, de apotheek houdende huisarts, de bibliotheek of bibliobus: men ziet het verdwijnen van zulke voorzieningen vaak primair als uitvloeisel van het dalend aantal inwoners en men beschouwt het verdwijnen van die voorzieningen als de belangrijkste bedreiging van de leefbaarheid en vitaliteit van dorpen. In dit essay worden deze relaties nader onderzocht en genuanceerd. Maar allereerst wordt de ontwikkeling van dorpen nader bekeken en in een historisch perspectief geplaatst en gezocht naar betekenisvolle indicatoren van lokale ontwikkeling. Op basis daarvan worden de relaties op het niveau van het dorp tussen de bevolkingsontwikkeling en de ontwikkeling van de sociale infrastructuur, waartoe voorzieningen behoren, en de leefbaarheid en vitaliteit genuanceerd. Tenslotte worden de bevindingen vertaald naar de ruimtelijke ontwikkelingen in Zeeuws-Vlaanderen en wordt gezocht naar mogelijke perspectieven voor een ommekeer voor Sas van Gent. Dorpen en bewoners op weg naar een nieuwe verscheidenheid In het verleden, tot ongeveer 1970, was op het Nederlandse platteland sprake van een duidelijke relatie tussen de ontwikkeling van het aantal inwoners van dorpen en de ontwikkeling van voorzieningen. Dorpen waren, in samenhang met de ontwikkelingsfase van de wijdere samenleving (een agrarische of industriële economische structuur met een beperkte automobiliteit en welvaart) nog relatief autonoom. Dorpen waren nog werelden op zichzelf waar de tot op dat moment opgebouwde welvaart van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog vaak weer lokaal werd geïnvesteerd of geconsumeerd (Van Esterik, 2003). De kwantitatieve ontwikkeling van het aantal inwoners was nog direct te verbinden met de ontwikkeling van voorzieningen, zoals een school, een winkel voor eerste levensbehoefte en een halte openbaar vervoer, voorzieningen die toen in het ruimtelijk beleid vaak als basisvoorzieningen voor de leefbaarheid werden gezien. Ook waren andere onderdelen van de lokale sociale infrastructuur, zoals de activiteiten die in het dorp werden georganiseerd en de lokale civil society (verenigingsleven, vrijwilligerswerk), nog in belangrijke mate gebaseerd op het eigen draagvlak en gericht op de eigen bevolking. Ook was sprake van een, heterogene, evenwichtige bevolkingssamenstelling. Veel dorpen waren de woonplaats van jong en oud, van rijk en arm, van zowel werkgever als werknemer (Van Engelsdorp Gastelaars, 2003). De verscheidenheid tussen dorpen hing voor een groot deel samen met hun positie in een verzorgingshiërarchie, lokale verschillen in de bedrijvigheid en lokale verschillen in cultuur, waaronder verschillen in religie. In deze autonome dorpen zijn de ontwikkeling van de lokale werkgelegenheid, de lokale voorzieningen en de lokale volkshuisvesting belangrijke lokale thema s (Thissen, 1995). Vanaf 1970 verliest deze oude verscheidenheid op het Nederlandse platteland in snel tempo aan betekenis. Daarbij spelen de opkomst van een postindustriële samenleving, een groeiende automobiliteit en toenemende welvaart een belangrijke rol. Er is sprake van een sterke regionalisering van het leven: steeds meer economische relaties, de relatie tussen wonen en werken voorop, en sociale relaties van dorpsbewoners, zoals contacten met familie en vrienden maar ook deelname aan verenigingen, komen buiten het eigen dorp te liggen. Voor vrijwel alle dorpen is sprake van functieverlies op diverse 81

4 Figuur 1 Bevolkingsontwikkeling in Zeeland, , naar gemeente en nederzetting (Bron: van Dam et al., 2006, figuur 42 en 43) Figuur 2 Prognose ontwikkeling van het aantal inwoners (links) en het aantal huishoudens (rechts) in Nederland, , naar gemeente (rpb/cbs (pearl)) Bron: van Dam et al., 2006, figuur 18, 20 krimp < 5% groei < groei Nederland groei > groei Nederland bevolkingsgroei Nederland 19,9% krimp 5-10% aantal inwoners 2005 krimp 0-5 % > groei 0-5% groei 5-15% groei > 15% < bevolkingsgroei Zeeland 15,2% 1. krimp >15% 2. krimp % 3. krimp 5-10% 4. krimp < 5% 5. groei < groei Nederland 6. groei > groei Nederland bevolkingsgroei Nederland 3,86% 1. krimp >10% 2. krimp 5-10 % 3. krimp < 5% 4. groei < groei Nederland gemiddeld 5. groei > groei Nederland gemiddeld huishoudensgroei Nederland: 12,9% terreinen. Het gaat daarbij om woonkernen tot ongeveer inwoners, hoewel vergelijkbare vormen van functieverlies zich voordoen in woonkernen tot ongeveer inwoners. Voor het functieverlies van kernen speelt het aantal inwoners, al enige tijd een steeds geringere rol (Borchert & De Kruyf, 1991; Bekkema et al., 2000; Van Dam, 1995); etc. Het zijn in toenemende mate de ontwikkelingen binnen de voorzieningenstructuur zelf en de veranderingen in het gedrag van de bewoners die ten grondslag liggen aan het functieverlies van dorpen. Vooral commerciële voorzieningen vereisen een steeds hogere omzet en een groter klantenbestand om te kunnen voortbestaan. De schaalvergroting in bepaalde sectoren is zo groot dat deze van een andere orde van grootte is dan de denkbare bevolkingsgroei van dorpen (Van Dam, 1995). De groeiende automobiliteit en de toenemende welvaart zijn de belangrijkste achtergronden voor belangrijke veranderingen in het ruimtelijk gedrag van bewoners. Steeds vaker wordt de voorkeur gegeven aan grotere en goedkopere of meer gespecialiseerde voorzieningen op afstand boven de lokaal aanwezige voorzieningen. Ook wordt steeds vaker de voorkeur gegeven aan het gebruik van voorzieningen die men gemakkelijk kan bereiken vanuit de werkplek of onderweg van woonplaats naar werkplek v.v. (Verwest et al., 2008). Ondanks het feit dat in het eigen dorp voorzieningen zijn verdwenen, zijn de meeste voorzieningen voor veel bewoners van kleine dorpen steeds beter bereikbaar geworden door de steeds verder toenemende automobiliteit (Lammerts & Doğan, 2004). Plattelanders lijken in het algemeen zelfs beter af dan stedelingen als het gaat om de mogelijkheden voorzieningen te bereiken (Vermeij & Mollenhorst, 2008). Zelfs allerlei voorzieningen die vaak zijn opgevat als versterking van het lokaal voorzieningenniveau, zoals de bibliobus, worden door de meeste bewoners steeds minder bezocht. Zij geven, in het geval van de bibliotheekvoorziening, steeds vaker de voorkeur aan het gebruik van een vaste voorziening op grotere afstand boven de bibliobus (Bethlehem, 2006). Dergelijke voorzieningen functioneren vooral voor de steeds kleinere groep dorpsbewoners die niet over een auto kan beschikken, i.c. jeugd en ouderen. De woonfunctie ontwikkelt zich onder invloed van deze schaalvergroting van het leven tot de belangrijkste functie van dorpen. De woonfunctie krijgt nog een extra impuls omdat culturele en politieke oriëntaties van bewoners neigen tot schaalverkleining naar de eigen woning en het woondomein (Van Engelsdorp Gastelaars, 2003). Dorpen transformeren zich onder invloed van regionalisering en woondomeinvorming van autonome dorpen tot woondorpen. In woondorpen verschuift de aandacht van bewoners naar thema s die te maken hebben met de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de kwaliteit van de woonomgeving. Karakteristiek voor de ontwikkeling van dorpen van autonoom dorp naar woondorp, is dat dagpaden (ruimtelijke verplaatsingen samenhangend met dagelijkse routines) en leefpaden (de woongeschiedenis) van de bewoners van autonome dorpen in belangrijke mate binnen het dorp lagen. Maar met de ontwikkeling tot woondorpen komen deze dag- en leefpaden steeds meer buiten het eigen dorp te liggen. Zo beschouwd zijn het autonome dorp en het woondorp ook typen die in hun uiterste vorm niet bestaan. De essentie van de opkomst van een nieuwe verscheidenheid is dat de Nederlandse dorpen een transformatie doormaken van autonoom dorp naar woondorp. Het begrip krimp kan in eerste instantie worden opgevat als een afname van het aantal inwoners van een woonkern, gemeente of streek. Het gaat dan om een transformatie die primair kwantitatief en vanuit de demografie wordt benaderd. In veel gevallen wordt de getalsmatige ontwikkeling nog ontleed naar de vier demografische factoren, geboorte, sterfte, vestiging en vertrek. Het is zinvol om deze kwantitatieve OPEN SAS - Belvedere gebiedsvisie 82

5 demografische ontwikkeling op verschillende ruimtelijke schaalniveaus te beschrijven, waarbij het ruimtelijk schaalniveau van de woonkern de voorkeur heeft. In elk geval blijkt dat binnen gemeenten een zinvol onderscheid gemaakt kan worden tussen woonkernen met een uiteenlopende ontwikkeling (figuur 1). Gezien de primaire woonfunctie van dorpen is het duidelijk dat de ontwikkeling van het aantal inwoners als indicator van lokale ontwikkeling te beperkt is. In veel studies (Thissen, 1995; De Roo & Thissen, 1997; Verwest et al., 2008; Provincie Zeeland, 2008) wordt dan ook benadrukt dat de ontwikkeling van het aantal huishoudens een betekenisvoller kwantitatieve indicator is van het transformatieproces dat woonkernen doormaken. Zoals uit figuur 2 blijkt wordt het beeld dan minder dramatisch, hoewel ook dan sprake blijft van (toekomstige) krimp. Ook de ontwikkeling van de leegstand (van woningen) kan als een betere kwantitatieve indicator van de kwantitatieve ontwikkeling van woonkernen worden beschouwd. In een recente studie naar krimp in het Groene Hart (Hollander & Musterd, 2009) wordt de lokale ontwikkeling geïndiceerd door de ontwikkeling van het aantal inwoners, het aantal huishoudens, het migratiesaldo en de woningwaarde. Slechts in een beperkt aantal woonkernen lijkt sprake van vraaguitval. Woonkernen met neergang worden gekenmerkt door bevolkingsafname in combinatie met een dalend of stabiel aantal huishoudens, een bovenmatig vertrek en een ondergemiddelde ontwikkeling van de woningwaarde. Daar lijkt sprake van weinig vraag naar woningen, terwijl veel mensen vertrekken. Verklaringen lijken te liggen in een combinatie van een zwakke economische structuur (relatief veel industrie) in combinatie met beperkte woonmilieukwaliteiten of relatief grote afstand ten opzichte van grootstedelijke voorzieningen. Een aantal van deze kernen heeft wellicht ook te maken met een duidelijk eigen signatuur waardoor buitenstaanders er zich niet gemakkelijk op oriënteren. In de hiervoor genoemde studies over de bevolkingsontwikkeling van dorpen wordt echter nog een stap verder gezet. Het transformatieproces van dorpen (en buurten) kan het beste kwalitatief worden benaderd, waarbij het uiteindelijk gaat om het onderscheiden van lokale stagnatie of neergang vs. lokale dynamiek. Het gaat dan om een verandering in bevolkingssamenstelling waarbij dorpen een bepaald sociaal profiel binnen de regionale woningmarkt in samenhang met de lokale woonfunctie ontwikkelen (Thissen, 1995). De recente problematiek is in Zeeland dan ook terecht gedefinieerd als de veranderende bevolkingssamenstelling van woonkernen (Provincie Zeeland, 2008): zo neemt het aandeel oudere huishoudens (met een hoofdbewoner tussen 60 en 80 jaar en met een hoofdbewoner van 80+), het aandeel alleenstaanden, en meer in het algemeen het aandeel minder traditionele huishoudens in de provincie Zeeland snel toe. Bovendien is daarbij sprake van een aanzienlijke regionale en lokale variatie. De omvang van deze ontwikkelingen is groter dan de ontwikkeling van het aantal inwoners en aantal huishoudens en bovendien heeft de aard ervan veel grotere consequenties voor de ontwikkeling van de provincie, gemeenten en woonkernen. Achtergronden voor de actuele ontwikkeling van de bevolkingssamenstelling van woonkernen in Nederland zijn te vinden op zowel het regionale als het lokale schaalniveau. Factoren werkzaam op het regionale niveau zullen door gemeenten vaak als gegevenheden moeten worden beschouwd. Op het regionale schaalniveau spelen regionaal-economische factoren en demografische ontwikkelingen een belangrijke rol. Het is geen toeval dat het op dit moment vooral Zeeuws-Vlaanderen, Parkstad Limburg en de Veenkoloniën zijn die met een afnemend aantal 83

6 Figuur 3 Vergrijzing op regionaal niveau in Nederland en aangrenzende NUTS3-gebieden in 2005 en 2025 Bron: B. Poelman, CBS GRIJZE DRUK 2005 [verhouding 65+ tov 20-64] GRIJZE DRUK 2025 [verhouding 65+ tov 20-64] Grijze druk 2005 <15% % % % % % % % Grijze druk 2025 <15 % % huishoudens te maken hebben (figuur 2) (Musterd & Latten, 2009). Grensstreken hebben traditioneel eerder met stagnatieverschijnselen te maken dan gebieden die een gunstige ligging hebben ten opzichte van centra van de nationale economie (Thissen & Poelman, 2009). Afstanden tot nationale centra blijken van belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, zowel wat betreft de omvang en aard van de beschikbare arbeidsplaatsen als de omvang en de aard van het arbeidsaanbod. Binnen de regionale economie zijn in deze regio s vooral die sectoren van belang die nationaal aan betekenis afnemen. Dat geldt op dit moment vooral voor de relatief grootschalige industriële bedrijven die de werkgelegenheid binnen deze regio s domineren. De industrialisatie van deze streken bood oorspronkelijk aan de laaggeschoolde bewoners die hun werk verloren in de landbouw (en mijnbouw) de mogelijkheid om in de streek en vaak ook in hun eigen dorp te blijven wonen. De opkomst van autochtoon forensisme in de dorpen van deze streken was daarvoor dan ook karakteristiek. Deïndustrialisatie betekent niet alleen het verdwijnen van banen, maar in feite ook de noodzaak voor werkzoekenden die aangewezen zijn op deze banen, naar elders te vertrekken. Voor de actuele demografische ontwikkeling op regionaal niveau zijn twee zaken van belang: de snel toenemende vergrijzing en de steeds grotere betekenis van migratiecycli die samenhangen met de sociale mobiliteit gedurende de levensloop. Vergrijzing is een van de belangrijkste demografische achtergronden van de veranderende bevolkingssamenstelling. Op dit moment is Nederland ten opzichte van aangrenzende gebieden nog relatief jong, maar dat zal de komende 20 jaar snel veranderen (figuur 3). Binnen Zeeland betekent het dat de bevolkingsontwikkeling in toenemende mate wordt beïnvloed door steeds grotere sterfteoverschotten (Provincie Zeeland, 2008). Een tweede demografische ontwikkeling is de toenemende betekenis van selectieve processen van migratie in samenhang met sociale mobiliteit van huishoudens in opeenvolgende levensfasen. Veel plattelandsgebieden hebben te maken met opleidingsmigratie : het wegtrekken van jongeren om redenen van een voortgezette opleiding en een start op de (nationale) arbeidsmarkt naar grote steden met centra voor hoger onderwijs en een gedifferentieerde arbeidsmarkt. Deze migratie stimuleert via ontgroening de relatieve vergrijzing op regionaal niveau. De regio s die deze jonge migranten ontvangen, de zgn. roltrapregio s, leveren een belangrijke bijdrage aan de sociale mobiliteit van deze jongeren. In latere levensfasen is sprake van vertrek van sociaal gestegen huishoudens naar plattelandsgebieden, althans voor zover deze gebieden lokaal aantrekkelijke woonmilieus bieden aan deze huishoudens. Ook deze migratie stimuleert de vergrijzing, maar veel meer op lokale schaal. Het zijn de woonplaatsen die een zekere aantrekkelijkheid voor deze migranten hebben die met deze vorm van vergrijzing te maken krijgen. De betekenis van dergelijke migratiecycli voor Nederland neemt op dit moment duidelijk toe. Het is echter vooral de opleidingsmigratie die in betekenis toeneemt, de pensioenmigratie richting plattelandsgebieden is minder omvangrijk en meer diffuus (Harts a en b; 2009). Tenslotte is voor grensstreken de grensligging zelf van belang (Thissen & Poelman, 2009). Veel grensgebieden hebben relaties met het grensland. De ontwikkelingen in de Kanaalzone tussen Gent en Terneuzen hangen traditioneel samen met de ontwikkelingen in de Gentse conurbatie. Maar ook veel ontwikkelingen op het Zeeuws-Vlaamse platteland hebben traditioneel een relatie met Vlaanderen (Dieleman, 1989). De relaties hebben echter vooral betrekking op zaken in de sfeer van productenlevering, financiering en kennisuitwisseling. Grensplaatsen hebben bovendien vaak te maken OPEN SAS - Belvedere gebiedsvisie 84

7 Figuur 4 Samenhangen op lokaal niveau in het autonome dorp: de spiraal omlaag Bron: B. Poelman, CBS Figuur 5 Samenhangen op lokaal niveau in het woondorp: de spiraal omhoog Regiovorming Ontwikkeling aantal inwoners Ontwikkeling aantal voorzieningen Ontwikkeling gemeenschapsinitiatieven Ontwikkeling woonfunctie binnen de streek Ontwikkeling leefbaarheid Ontwikkeling leefbaarheid met kenmerken die een dubbele periferiteit (of rugligging, vooral ten opzichte van wegeninfrastructuur) verraden, niet alleen interregionaal maar ook intraregionaal. Die wordt in een aantal gevallen gecompenseerd door het feit dat in grensplaatsen vanuit het grensland de eerste mogelijkheid wordt geboden op zaken die daar niet voorhanden zijn. De aanwezigheid van banken, uitgaansgelegenheden, sexindustry en coffeeshops is in een groot aantal grensplaatsen nog steeds op basis daarvan te verklaren. Wat de bewoners betreft valt op dat in Parkstad niet zozeer sprake was van grensoverschrijdende migratie maar eerder van grensoverschrijdende pendel (Bouwens, 2008). Vanaf 1970, als sprake is van een algemene regionalisering van het leven en ook de nationale grenzen een minder belangrijke barrière gaan vormen voor het personenverkeer, neemt in de eerste plaats het gebruik van allerlei voorzieningen in het grensland een grote vlucht. Vooral de nabijheid van stedelijke centra vlak over de grens (Aken voor Parkstad, Gent en Brugge voor Zeeuws-Vlaanderen) is in dit verband van betekenis. Van grensoverschrijdende migraties vanuit Nederland naar omringende landen is eerder sprake dan andersom. Daarbij spelen woonargumenten in combinatie met fiscale argumenten en relatievorming een belangrijke rol. In Parkstad Limburg leveren de aantrekkelijke woonmogelijkheden vlak over de Duitse grens een belangrijke bijdrage aan de neergaande ontwikkeling in het aangrenzende Nederland. Ook de woonmogelijkheden in België zijn voor Nederlanders een belangrijke reden om vlak over de grens te gaan wonen. In 2006 woonden er drie keer zoveel Nederlanders in België als andersom, een groot deel ervan woont vlak over de grens (Latten & Musterd, 2009). De grensgebieden van Vlaanderen met Nederland vertonen echter belangrijke verschillen. Zo vertoont het platteland grenzend aan Zeeuws-Vlaanderen een grotere en andere achterstandssituatie dan het platteland grenzend aan Noord-Brabant en Limburg (Kesteloot et al 1996; Kesteloot & Meijs, 2008). Het voorgaande laat zien dat de achtergronden van neergang of dynamiek voor een deel op regionaal niveau worden gevonden maar dat binnen regio s steeds sprake is van aanzienlijke variatie die primair samenhangt met de lokale woonfunctie. De betekenis van de woonfunctie blijkt zelfs regionaal van betekenis: voor bijvoorbeeld het aantrekken van huishoudens in een latere levensfase en in de concurrentieverhouding met woonmogelijkheden vlak over de grens. Veranderende relaties op lokaal niveau Alhoewel de hiervoor geschetste ontwikkeling van autonome dorpen naar woondorpen zich al meer dan een halve eeuw voordoet, blijven veel bewoners en bestuurders het autonome dorp als referentiekader hanteren wanneer zich veranderingen in hun woonkern voordoen (Ostendorf & Thissen, 2001). Daarbij worden oorzakelijke relaties verondersteld tussen de ontwikkeling van het aantal inwoners, de ontwikkeling van het aantal voorzieningen en de ontwikkeling van de leefbaarheid op het lage ruimtelijke schaalniveau van het dorp (figuur 4). Omdat een daling van het aantal inwoners en het aantal voorzieningen voor veel dorpen een gegeven is geeft dit referentiekader aanleiding tot een somber beeld. Men ziet de lokale samenhangen als een vicieuze cirkel die slechts aanleiding kan geven tot een spiraal omlaag. In het voorgaande is echter duidelijk gemaakt dat de geschetste relaties, op het ruimtelijke schaalniveau van het dorp, steeds minder realiteitswaarde hebben en dat ook steeds meer bewoners andere referentiekaders hanteren die passen bij hun veranderde dag- en leefpaden. Er is dan ook een andere visie op de lokale samenhangen in dorpen mogelijk. Daarbij wordt de ontwikkeling van de woonfunctie van dorpen binnen een regionaal kader als de basis gezien voor 85

8 de lokale ontwikkeling. De ontwikkeling van de woonfunctie vormt dan de belangrijkste basis van de ontwikkeling van de leefbaarheid ter plaatse, terwijl deze ontwikkeling weer de voedingsbodem vormt voor de ontwikkeling van diverse gemeenschapsinitiatieven, waarbij gedacht kan worden aan zaken als een straatbijeenkomst met Kerstmis, een plaatselijke bibliotheek georganiseerd door vrijwilligers, een dorpskrant, een basketbalplein dat in de winter dienst kan doen als schaatsbaan, gezamenlijk autovervoer van kinderen van en naar school, een lokaal onderzoek naar een plaatselijke aangelegenheid, een winkel voor tweedehands boeken, het samen onderhouden van kleine monumenten, een lokaal natuurproject, een internetsite over het dorp, het openstellen van de woning voor mensen die geïnteresseerd zijn in tuin- en binnenhuisarchitectuur, etc. De essentie van deze initiatieven is dat zij op hun beurt ook weer bijdragen aan de ontwikkeling van de woonfunctie van het dorp binnen het kader van de streek (de regionale woningmarkt) en zo de verdere ontwikkeling van het sociaal profiel van het dorp wordt beïnvloed. Deze visie is niet alleen meer reëel, maar bovendien meer perspectiefvol en kan worden gekarakteriseerd als de spiraal omhoog. Voor het thema van dit essay betekent de overgang van (het referentiekader van) het autonome dorp naar (het referentiekader van) het woondorp dat de sociale infrastructuur van positie verandert. Was de ontwikkeling van de sociale infrastructuur (in de vorm van de voorzieningen) in het autonome dorp primair een voorwaarde voor de ontwikkeling van de leefbaarheid, in het woondorp is de ontwikkeling van de sociale infrastructuur (in de vorm van gemeenschapsinitiatieven) primair een resultaat van de ontwikkeling van de leefbaarheid. Het oordeel dat bewoners over hun dorp hebben blijkt steeds minder gebaseerd op het oordeel over het lokaal voorzieningenniveau en steeds meer op het oordeel over de lokale woonfunctie (Van der Meer et al., 2008). Leefbaarheid en vitaliteit Het voorgaande past bij het idee dat sociale structuren gezien moeten worden als voorwaarde én als resultaat van menselijk handelen (Giddens, 1984). Dit idee is recent als uitgangspunt genomen van de door Scoop en AMIDSt-UvA ontwikkelde Leefbaarheidsbarometer voor de woonkernen in de provincie Zeeland (Van der Meer et al., 2008; Scoop a; b, te verschijnen). De barometer bevat gegevens over een groot aantal feitelijke kenmerken van woonkernen die de zgn. veronderstelde leefbaarheid (Van Dorst, 2005) beschrijven. De kenmerken hebben betrekking op zowel voorzieningen als verenigingen en in het dorp georganiseerde activiteiten volgens de zgn. VVA-methodiek (voorzieningen, verenigingen, activiteiten) (Provincie Utrecht, 2007). Deze barometer beziet de sociale infrastructuur op lokaal niveau dus niet alleen als voorwaarde voor maar ook als resultaat van de leefbaarheid ter plaatse. In de Leefbaarheidsbarometer is bovendien een verbijzondering aangebracht naar levensfase. Voor een aantal kenmerken wordt de lokale sociale infrastructuur beschreven vanuit het perspectief van zowel gezinnen met jonge kinderen als ouderen, twee groepen die vaker dan andere groepen op de lokale situatie zijn aangewezen. Naast de lokale sociale infrastructuur, de veronderstelde leefbaarheid, zijn ook gegevens opgenomen die de lokale woonsituatie beschrijven. Naast de bevolkingsomvang zijn gegevens opgenomen die betrekking hebben op de woningvoorraad, de woonomgeving en de bevolkingssamenstelling. De aantrekkelijkheid van de woonomgeving is geïndiceerd door een score per woonkern voor de cultuurhistorische aantrekkelijkheid (Thissen, 1994; De Klerk, 2004). Bovendien zijn door middel van een survey een aantal gegevens verzameld over de door bewoners ervaren leefbaarheid, de door bewoners ervaren overlast en het oordeel dat bewoners hebben over de relatie tussen overheid en burger (Scoop a; b, te verschijnen). OPEN SAS - Belvedere gebiedsvisie 86

9 De aantrekkelijkheid van de woonfunctie, i.c. de kwaliteit van de woningen en de aantrekkelijkheid van de woonomgeving, speelt dus een steeds belangrijker rol voor de ontwikkeling van woonkernen in rurale gebieden. Andere elders gebruikte indicatoren voor de lokale woonfunctie betreffen de kwaliteit van de woningvoorraad, de aantrekkelijkheid van het landschap voor natuurbeleving en recreatie en diverse feitelijke indicatoren van overlast (Thissen, 1995; De Roo & Thissen, 1997). Ook de sociale samenhang in een dorp kan een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid in een dorp. In navolging van Putnam (2000) spreken Vermeij & Mollenhorst (2008) van sociaal kapitaal in een dorp indien de sociale samenhang ter plaatse een bijdrage levert aan leefbaarheid en vitaliteit. In dit verband is allereerst het onderscheid tussen leefbaarheid en vitaliteit van belang. Hoewel leefbaarheid kan worden herleid tot een aantal objectieve kenmerken, zoals hiervoor omschreven als de veronderstelde leefbaarheid, is het ijkpunt van leefbaarheid de beleving van de bewoners (Liedelmeijer et al., 2008), hiervoor omschreven als de ervaren leefbaarheid. Een leefbaar dorp is een dorp waar bewoners naar tevredenheid leven en waar terugkerende problemen, zorgen en ergernissen beperkt zijn (Vermeij & Mollenhorst, 2008, p. 23). Bij sociale vitaliteit gaat het volgens Vermeij & Mollenhorst (2008, p. 23) om de bijdragen van bewoners aan hun omgeving waar waardevolle zaken tot stand komen dankzij vrijwillig handelen van bewoners, een omschrijving die aansluit bij het hiervoor beschreven begrip gemeenschapsinitiatieven. Bepaalde vormen van sociale vitaliteit zijn traditioneel goed op het Nederlandse platteland aanwezig. Lokale culturele tradities zouden er beter in stand worden gehouden dan in stedelijke gebieden. Dergelijke uitingen van sociale vitaliteit worden aangeduid als verbindende sociale vitaliteit. Maar een dorp toont ook sociale vitaliteit indien het weet om te gaan met veranderingen, zoals de komst van nieuwe bewoners en indien men, tezamen met nieuwe bewoners en andere partijen zoals overheden, met succes initiatieven neemt in veranderingssituaties. Vermeij & Mollenhorst (2008) spreken in dit verband over vernieuwende sociale vitaliteit. Wat deze vormen van vitaliteit betreft heeft het Nederlandse platteland een minder goede naam. Tussen oorspronkelijke bewoners en nieuwkomers in dorpen zou regelmatig sprake zijn van een kloof en ook zouden dorpen zich vaker kenmerken door achterdocht ten opzichte van nieuwe ontwikkelingen en zich minder initiatiefrijk tonen in veranderingssituaties. In de studie van Vermeij & Mollenhorst (2008) wordt onderzocht in hoeverre Nederlandse dorpen door de bewoners als leefbaar worden ervaren, in hoeverre sprake is van verbindende en vernieuwende sociale vitaliteit en of de sociale samenhang in dorpen een bijdrage levert aan leefbaarheid en de onderscheiden vormen van vitaliteit. Zij komen tot de conclusie dat de leefbaarheid op het Nederlandse platteland positief afsteekt ten opzichte van stedelijke gebieden, maar dat de verschillen niet groot zijn en voor een deel samenhangen met de andere bevolkingssamenstelling van het platteland. Zo vormt het kleinere aandeel alleenstaanden op het platteland voor een deel de verklaring voor het verschil in ervaren leefbaarheid tussen platteland en stad. Wat verbindende vormen van sociale vitaliteit (kerklidmaatschap, kerkgang en vooral de deelname aan lokale culturele tradities) betreft zijn er aanwijzingen dat het platteland vitaler is dan de stad. Wat deelname aan het verenigingsleven en vrijwilligerswerk betreft scoort het platteland ook hoger, maar dat onderscheid verdwijnt als wordt gekeken naar actieve deelname aan verenigingsleven en vrijwilligerswerk. Ook bij het bieden van mantelzorg zijn geen verschillen tussen stad en platteland te constateren. Het Nederlandse platteland onderscheidt zich 87

10 in veel opzichten niet van de stad als het gaat om vernieuwende sociale vitaliteit. Alleen ten opzichte van etnische minderheden blijken plattelandsbewoners een meer gesloten houding te hebben dan stedelingen. In dat opzicht toont het platteland zich minder sociaal vitaal dan de stad. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat er een samenhang bestaat tussen de sociale samenhang in dorpen en de door dorpsbewoners ervaren leefbaarheid. Als men de eigen buurt als hecht beoordeelt (men groet elkaar, voelt zich verantwoordelijk voor de buurt en is actief betrokken bij buren), is men ook positiever over een aantal aspecten van leefbaarheid (men ervaart minder problemen met vervoer, is minder eenzaam, meer tevreden met de woonomgeving en voelt zich relatief gelukkig). Hechte dorpen blijken dus in veel opzichten leefbare dorpen te zijn. Deze samenhang betreft echter vooral die dorpen die hiervoor als relatief autonoom zijn aangemerkt. De daar geconstateerde grotere leefbaarheid is dus voor een deel terug te voeren op de voor deze dorpen kenmerkende sociale samenhang. Van een relatie tussen sociale samenhang en sociale vitaliteit blijkt in het algemeen geen sprake. In hechte dorpen doen bewoners meer aan lokale culturele tradities en hebben zij meer vertrouwen in hun politieke invloed. Maar in het algemeen zijn gezellige, hechte dorpen niet vanzelfsprekend meer sociaal vitale dorpen. De belangrijkste achtergrond voor sociale vitaliteit blijkt de omvang van het individuele sociale netwerk. Het zijn vooral bewoners met een omvangrijk sociaal netwerk die een bijdrage leveren aan de sociale vitaliteit van dorpen en stedelijke buurten, een relatie die overigens ook in omgekeerde richting kan worden geïnterpreteerd. Maar duidelijk is dat bewoners met omvangrijke sociale netwerken als belangrijk sociaal kapitaal kunnen worden beschouwd: zij leveren een belangrijke bijdrage aan vernieuwende sociale vitaliteit in dorpen en buurten. In dit opzicht is er geen verschil tussen stad en platteland en typen dorpen. De ruimtelijke ontwikkeling van Zeeuws-Vlaanderen De ontwikkeling van het aantal inwoners van de woonkernen in Zeeuws- Vlaanderen heeft lange tijd het karakter gehad van een schaalvergrotingsproces (Thissen, 1995). In de periode verloren vrijwel alle woonkernen terrein aan de woonkern Terneuzen en een aantal kleinstedelijke kernen in het gebied. Zelfs de hoofdkernen van de toenmalige plattelandsgemeenten zagen in die periode hun aandeel in het totaal aantal inwoners in de regio continu teruglopen. Dit interne schaalvergrotingsproces paste bij een achterblijvende ontwikkeling van het inwonertal tot begin van de jaren tachtig, waarna een absolute daling inzette. Dit ruimtelijk schaalvergrotingsproces hangt samen met de relatief grootschalige industrialisatie langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen in een streek die van oorsprong vooral een agrarische functie had. Alhoewel een aantal grote industriële bedrijven zich pas in de jaren zestig in het gebied vestigde, dateert de industriële ontwikkeling in de Kanaalzone van rond De meeste fabrieken waren een voortzetting van de Gentse industrie en gefinancierd met buitenlands kapitaal, behalve twee suikerfabrieken die puur Nederlands waren. Deze voor Nederlandse begrippen vroege industriële ontwikkeling heeft zowel in het woningbestand als in de bevolkingskenmerken zijn sporen achtergelaten, vooral in Terneuzen en Sas van Gent. Ook de industriële ontwikkeling buiten de Kanaalzone was veelal een voortzetting van Belgische bedrijvigheid vlak over de grens. De ontwikkeling van woonkernen bleef lang een directe relatie houden met de lokale werkgelegenheid. De meeste dorpen hadden een verzorgende functie voor het dagelijks leven van de eigen bewoners en het omliggende gebied. De (kleine) steden bezaten van oudsher een wat grotere verzorgende functie, maar in het algemeen speelde het eigen dorp voor de verzorging tot OPEN SAS - Belvedere gebiedsvisie 88

11 ver na de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste rol (Steigenga-Kouwe, 1950; Dieleman, 1989). Ondanks de nabijheid van Belgische stedelijke centra bleef het gebied het karakter houden van een perifeer landelijk gebied, althans binnen de Nederlandse context. Ruimtelijke keuzevrijheid en sociaal-ruimtelijk isolement werden relevante begrippen gevonden om de situatie van de bewoners te beschrijven (Thissen, 1991). Voor de sociale kaart van Zeeuws- Vlaanderen en de ontwikkeling van de woonkernen nemen rond 1990 de levensfase en de financiële positie op de woningmarkt in betekenis toe. Was het aantal inwoners en de ontwikkeling daarvan nog lang bijzonder relevant voor de woonkernen binnen de streek, de ontwikkeling van de bevolkingssamenstelling nam duidelijk in betekenis toe. Omstreeks 1990 woonde in de kern Terneuzen weliswaar nog steeds een groot deel van het kader, maar was deze groep al positiever over een woning en woonomgeving in bepaalde woonkernen buiten de Kanaalzone. Bovendien bleken kleine woonkernen weliswaar sterk gedomineerd door oudere huishoudens met een zwakke financiële positie, maar weinig toegankelijk voor jonge huishoudens met een laag opleidingsniveau. Bovendien waren in een aantal woonkernen, waaronder Terneuzen, de gevolgen merkbaar van deïndustrialisatie en herstructurering. Op basis daarvan werd toen de voorspelling geformuleerd dat door regionalisering zich binnen Zeeuws-Vlaanderen een omkering ontwikkelt van sociaal-economische posities. Daarbij zouden aantrekkelijke plattelandskernen met toenemend succes huishoudens met een sterke financiële positie aantrekken, terwijl huishoudens met een zwakke positie in toenemende mate in bepaalde buurten van Terneuzen zouden terechtkomen (Thissen, 1995). In het in 1990 uitgevoerde onderzoek (Thissen, 1991) bleek dat de hoofdkernen van de toenmalige gemeenten, mede door het gevoerde huisvestings- en voorzieningenbeleid relatief veel huishoudens aantrekken met een zwakke positie. Kleine dorpen met een geringe woonkwaliteit en veel overlast voor bewoners bleken het duidelijkst te maken te hebben met stagnatieverschijnselen. In een samenvattende Zeeuwse woonmilieutypologie (Thissen, 1994) vertegenwoordigden deze als schraal getypeerde woonkernen dan ook de lokale stagnatie. Daarnaast werden in Zeeland buiten de regionale stedelijke centra mooie en suburbane plattelandskernen onderscheiden. Deze twee typen vertegenwoordigden de lokale dynamiek gelet op de lokale bevolkingsontwikkeling. Beide dynamische types worden gekarakteriseerd door huishoudens met een sterke positie op de woningmarkt; de mooie kernen met relatief veel oudere huishoudens, de suburbane kernen met relatief veel jonge huishoudens. Lokale stagnatie in rurale grensgebieden kan echter twee gezichten hebben (De Roo & Thissen, 1997). Bij een deel van de stagnerende woonkernen in de Vlaamse Westhoek is sprake van stagnatie in de allerkleinste dorpen die is terug te voeren tot functieverlies en gebrekkige mogelijkheden dat met de woonfunctie te compenseren (kleine stagnerende dorpen, sterk gelijkend aan het type schraal in de Zeeuwse typologie). Door afnemende werkgelegenheid in de landbouw en door schaalvergroting in de voorzieningenstructuur is sprake van relatief omvangrijk functieverlies. Het ontbreken van amenities (aantrekkelijke zaken zoals cultuurhistorische waarden, een aantrekkelijk landschap voor natuurbeleving en recreatie en lokale identiteit) en/of de aanwezigheid van elementen die het woongenot aantasten (zoals een doorgaande weg of milieubelastende activiteiten) blijken een hindernis voor een gunstige ontwikkeling binnen de regionale woningmarkt. Daarnaast vindt men in de Vlaamse Westhoek relatief wat grotere woonkernen die zich in een vroegere fase (in de periode van de agrarische en 89

12 Figuur 6 Zeeuws-Vlaanderen De leefpaden van de bewoners van de rurale viercijferige postcodegebieden in Figuur 7 Zeeuws-Vlaanderen De dagpaden van de bewoners van de rurale viercijferige postcodegebieden in industriële samenleving) hebben ontwikkeld tot een centrum van verzorging en/of industriële werkgelegenheid, maar deze functie in de postindustriële samenleving hebben verloren (zogenaamde oude centra). Het gaat vaak om woonkernen die een bestuurlijke functie of een marktfunctie hadden in de periode van de agrarische samenleving of woonkernen die in samenhang met hun ligging op kruispunten van transportroutes, nabij overslagpunten (waaronder nogal wat grensplaatsen), of nabij grondstoffen een vroege industriële functie hebben opgebouwd. De daarmee samenhangende werkgelegenheid heeft vooral geleid tot lokale bevolkingsgroei en de bouw van een scala van gebouwen: fabrieksgebouwen, gemeentehuizen, gerechtsgebouwen, waterschapskantoren, maar ook woningbouw voor zowel arbeiders als middenkader en hoger kader. Schaalvergroting en deïndustrialisatie hebben vanaf ongeveer 1970 in een deel van deze woonkernen geleid tot het verdwijnen van deze werkgelegenheid en het loslaten van de korte woonwerkrelatie die tot dat moment nog vaak regel was. Het herbestemmen van vrijkomende gebouwen, het behoud van de woonfunctie in oude arbeiderswoningen geeft in een deel van deze oude centra aanleiding tot stagnatie. De aanwezigheid van milieubelastende industrie, verloedering van ongebruikte gebouwen en openbare ruimten, de aanwezigheid van doortochten van zwaar verkeer en de ouderdom en het gebrek aan comfort van een deel van de woningvoorraad vormen dan belangrijke belemmeringen voor een succesvolle ontwikkeling van de woonfunctie. Een belangrijke kwaliteit van dergelijke oude centra is overigens wel de aanwezigheid van overruimte. Naast stagnerende woonmilieus zijn in de Vlaamse Westhoek ook dynamische woonmilieus te onderscheiden, die zich overigens niet noodzakelijk van stagnerende milieus onderscheiden door een positieve ontwikkeling van het aantal inwoners. Het zijn vooral de kleinere woonkernen met een duidelijke identiteit, cultuurhistorische kwaliteiten en geen verstoringen in het woondomein die een nieuwe dynamiek vertonen die toch vaak gepaard gaat met een negatieve bevolkingsontwikkeling. Daarnaast is vaak een meer op jonge gezinnen gericht type woonmilieu te onderscheiden dat vaak gunstig ligt ten opzichte van regionale centra van werkgelegenheid en voorzieningen en dat zich kenmerkt door kwantitatieve groei in samenhang met nieuwbouw. De positie van Sas van Gent binnen Zeeuws-Vlaanderen Op basis van gegevens verzameld door het Sociaal en Cultureel Planbureau ten behoeve van het project de Sociale Staat van het Platteland (Vermeij & Mollenhorst, 2008) is in een viertal kaarten de actuele positie geschetst van Sas van Gent binnen Zeeuws- Vlaanderen. Het gekozen ruimtelijk schaalniveau is dat van het viercijferige postcodegebied. Dat sluit goed aan bij het rurale nederzettingenpatroon en de indeling in buurten in stedelijke gebieden (een aantal postcodegebieden/ buurten binnen Terneuzen). Vanwege de vraagstelling van het project zijn alleen gegevens opgenomen van postcodegebieden die als ruraal kunnen worden beschouwd (de postcodegebieden met een omgevingsadressendichtheid van minder dan 1000 adressen per vierkante kilometer). Daardoor blijven vijf postcodegebieden binnen Terneuzen buiten beschouwing. Achtereenvolgens worden voor de rurale viercijferige postcodegebieden beschreven: 1. De leefpaden van de bewoners: op basis van vier kenmerken is beschreven of de woonbevolking als meer of minder lokaal kan worden beschouwd (figuur 6). De gebruikte vier kenmerken zijn 1 : a. Het aandeel niet-westerse allochtonen (Woonmilieudatabase (WMD) 2006, ABF Research); b. Het aantal verhuizingen naar andere gemeenten gedeeld door de bevolkingsomvang (Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) 2006); OPEN SAS - Belvedere gebiedsvisie 90

13 Figuur 8 De sociaal-economische positie van de bewoners van de rurale viercijferige postcodegebieden in Zeeuws-Vlaanderen Figuur 9 De leeftijdsopbouw van de bewoners van de rurale viercijferige postcodegebieden in Zeeuws-Vlaanderen c. Het aandeel nieuwe bewoners van buiten Zeeuws-Vlaanderen (GBA 2006); d. Het aandeel nieuwe bewoners vanuit een stedelijk gebied in de grote stad (een gemeente met inwoners of meer) (GBA 2006). 2. De dagpaden van de bewoners en bezoekers: op basis van twee kenmerken is beschreven of de woonbevolking als meer of minder lokaal georiënteerd kan worden beschouwd en in hoeverre bezoekers van elders zich naar het postcodegebied verplaatsen (figuur 7). De gebruikte twee kenmerken zijn 2 : a. Het aandeel verplaatsingen waarmee bewoners buiten het postcodegebied komen (Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON) 2004 t/m 2007); b. Het aantal verplaatsingen waarmee bewoners van andere postcodegebieden in het desbetreffende postcodegebied komen (MON 2004 t/m 2007). 3. De sociaal-economische positie van de woonbevolking: Op basis van twee kenmerken is beschreven of deze positie als hoog dan wel laag kan worden beschouwd (figuur 8). De gebruikte twee kenmerken zijn: a. Het gemiddelde inkomen per huishouden (WMD 2006); b. Het aandeel hoger opgeleide bewoners naar inschatting van de bewoners (Geomarktprofiel 2006). 4. De leeftijdsopbouw van de woonbevolking: Op basis van drie kenmerken kan de woonbevolking als jong dan wel oud worden beschouwd (figuur 9). De gebruikte drie kenmerken zijn 3 : a. Het aandeel kinderen (0-14 jaar), een indicatie voor de aanwezigheid van gezinnen (WMD 2006); b. Het aandeel twintigers (WMD 2006); c. Het aandeel 65 plussers (WMD 2006). Zoals uit figuur 6 en 7 blijkt is er geen noodzakelijke samenhang tussen het karakter van leefpaden en dagpaden. Een aantal woonkernen, waaronder Sas van Gent, laten zien dat waar bewoners van een kern in geringe mate een lokale herkomst hebben ze toch een lokale oriëntatie in hun dagpaden kunnen hebben. In Sas van Gent wonen bijvoorbeeld relatief veel huishoudens die gelet op hun woongeschiedenis weinig lokaal zijn en tegelijkertijd treft men er in het dagelijks leven voor allerlei activiteiten in belangrijke mate vooral eigen bewoners aan. Lokale leefpaden treft men relatief minder aan in de Kanaalzone en aan de Noordzeekust. Een geringe lokale oriëntatie in de dagpaden treft men vooral aan in de belangrijkste voorzieningencentra (centrum Terneuzen en Hulst). De combinatie van weinig lokale leefpaden en sterk lokale dagpaden hangt mogelijk samen met de relatief lage sociaal-economische status van de bewoners. Dat geldt voor Sas van Gent, maar ook in de aangrenzende viercijferige postcodegebieden (Sluiskil en Westdorpe) is dit patroon aanwezig. Gelet op de leeftijdsopbouw is Sas van Gent relatief vergrijsd. De combinatie vergrijsd en een lage sociaal-economische status blijft overigens een belangrijk kenmerk van het westelijk deel van Zeeuws- Vlaanderen. Van de hiervoor voorspelde omkering van sociaal-economische posities is (nog) weinig te constateren. In elk geval lijkt het kader in bepaalde delen van de woonkern Terneuzen nog steeds goed vertegenwoordigd. Het zijn slechts een beperkt aantal rurale woonkernen die recent hun sociaal-economische positie wisten te verbeteren (Cadzand, IJzendijke). Het is duidelijk dat kenmerken van de bestaande woningvoorraad voor langere tijd samenhang vertonen met de sociaaleconomische positie van de bewoners. In samenhang daarmee doen veranderingen in sociaal-economische positie zich waarschijnlijk voor op een lager ruimtelijk schaalniveau dan het viercijferige postcodegebied. Besluit 6 Samenvattend kan worden geconcludeerd dat woonkernen op het Nederlandse platteland te maken hebben met een ingrijpend en continu 91

14 transformatieproces. Dat transformatieproces gaat enerzijds gepaard met functieverlies en anderzijds met een in belang toenemende woonfunctie. Al doet deze transformatie zich in feite in alle Nederlandse dorpen voor, dorpen nemen wel een verschillende positie in binnen dit transformatieproces. Die positie kan worden afgemeten aan de reikwijdte van de dag- en leefpaden van de bewoners. Bovendien blijkt het traditionele dorp een machtig beeld, het blijft voor veel bewoners en bestuurders een belangrijk referentiekader. Ook Sas van Gent heeft te maken met dit transformatieproces al lijkt deze zich primair te manifesteren in de leefpaden van de bewoners. In samenhang met de aanwezige industrie in de Kanaalzone vestigen zich al langere tijd arbeiders van elders in de voor hen passende woningen in Sas van Gent. Voor een deel van de bewoners in de goedkopere huursector is mogelijk nog steeds sprake van een korte woon-werkafstand. Bovendien lijkt nog steeds een groot deel van de bewoners van Sas van Gent op de in Sas van Gent aanwezige voorzieningen georiënteerd. Men moet zich echter realiseren dat ook Sas van Gent zal opschuiven richting woondorp. Strategieën die zich baseren op Sas van Gent als autonoom dorp zullen steeds minder effectief blijken te zijn. In de beoordeling van de leefbaarheid van Zeeuwse dorpen is sprake van een verschuivende onderbouwing van het oordeel over de leefbaarheid. Daarbij neemt de betekenis van het oordeel over voorzieningen af en de betekenis van de kwaliteit van de woonfunctie en het oordeel daarover toe. In samenhang daarmee krijgt de lokale sociale infrastructuur steeds minder het karakter van een voorwaarde voor de leefbaarheid, ook omdat andere delen van de lokale sociale infrastructuur, zoals verenigingen en activiteiten, (steeds meer) als resultaat van de leefbaarheid ter plaatse kunnen worden beschouwd. Het gaat dan vooral om delen van de sociale infrastructuur die het resultaat zijn van gemeenschapsinitiatieven of sociale vitaliteit. Sociale vitaliteit, de bijdrage van bewoners aan hun omgeving, is naast leefbaarheid dan ook van cruciaal belang voor de ontwikkeling van dorpen. Daarbij moet overigens een onderscheid worden gemaakt tussen verbindende sociale vitaliteit en vernieuwende sociale vitaliteit. Dorpen onderscheiden zich van stedelijke buurten door een meer positief ervaren leefbaarheid. Deze is voor een deel toe te schrijven aan de bevolkingssamenstelling van dorpen, maar ook aan de sociale samenhang die kenmerkend is voor de (traditionele) dorpssamenleving. De sociale vitaliteit van dorpen hangt vooral samen met het voorkomen van bewoners met sociaal kapitaal in de vorm van omvangrijke sociale netwerken. In dat opzicht bestaan er weinig kenmerkende verschillen tussen stad en platteland. Voor de ontwikkeling van dorpen als woondorp is dan ook vooral de ontwikkeling van het sociaal profiel binnen de regionale woningmarkt van belang. Daarbij gaat het in de eerste plaats om verschillen in levensfase en verschillen in sociaal-economische positie. Ook in Sas van Gent zal de leefbaarheid steeds minder worden gebaseerd op het lokaal voorzieningenniveau en steeds meer op de kwaliteit van de woonfunctie. Wat dat betreft heeft Sas van Gent zowel te maken met kwaliteitsproblemen in de woningvoorraad (oudere arbeiderswoningen) als overlast in de woonomgeving (overlast van zwaar verkeer door het centrum en milieuoverlast van de aanwezige industrie). Bovendien kan omvangrijke leegstand aanleiding geven tot verloedering van de woonomgeving. Wat dat betreft is de opgave voor gemeente en beheerders van woningen in Sas van Gent bijzonder groot. Het ontwikkelen van kwaliteit in de woonomgeving is gegeven de uitgangssituatie niet eenvoudig, ook omdat ruimtelijke kwaliteit geen eenduidig begrip is (PARK Noord- Holland, 2008; Janssen-Jansen et al., 2009). De cultuurhistorische aantrekkelijkheid van Sas van Gent is binnen de Zeeuwse context niet groot (De Klerk, OPEN SAS - Belvedere gebiedsvisie 92

15 2004) en mogelijk ook moeilijk verder te ontwikkelen. Een onderbouwing van een positief oordeel over de leefbaarheid in Sas van Gent is mogelijk wel de bestaande sociale cohesie in Sas van Gent. De lokale oriëntatie in de dagpaden kan de basis zijn voor betrekkelijk traditionele vormen van sociale cohesie. Die hechtheid van de lokale samenleving lijkt echter geen garantie voor de toekomst en voor (vernieuwende) sociale vitaliteit. De leefbaarheidsbarometer van Scoop (b, te verschijnen) kan een beeld geven van de (verbindende) vitaliteit (omvang verenigingsleven en activiteiten). Voor de kwantitatieve ontwikkeling van Zeeuwse woonkernen is, gegeven de groeiende betekenis van de woonfunctie, niet zozeer de ontwikkeling van het aantal inwoners van belang als wel de ontwikkeling van het aantal huishoudens. Nog belangrijker is de ontwikkeling van de bevolkingssamenstelling. Daarbij gaat het primair om de sociaal-economische positie van de bewoners en de leeftijdsopbouw. In de provincie Zeeland bestaat een groeiend besef dat de veranderende bevolkingsopbouw de belangrijke beleidsopgave is voor de komende jaren (Provincie Zeeland, 2008). Het sociale profiel van Sas van Gent (lage sociaal-economische status, vergrijsd) wijst primair op stagnatie, c.q. het ontbreken van vernieuwende sociale vitaliteit (het ontbreken van bewoners met omvangrijke sociale netwerken). Sas van Gent past daarbij eerder in een woonmilieutype dat kenmerkend is voor het Vlaamse platteland (oude centra (De Roo & Thissen, 1997) dan eerder in Zeeland onderscheiden woonmilieutypes (Thissen, 1995). In Vlaanderen gekozen strategieën hadden betrekking op het verbeteren van de kwaliteit van het publieke domein (dorpsversterking) en het bevorderen van gemeenschapsinitiatieven door het creëren en ondersteunen van de ontmoetingsfunctie. Een belangrijke beleidsopgave in dergelijke kernen is het herbestemmen van ruimte. Soms kan de aanwezigheid van overruimte overigens als een kwaliteit worden ingezet. Hoewel strategieën primair betrekking zullen hebben op lokale dynamisering is een regionale samenhang in het te voeren beleid onontbeerlijk. Een grensligging van woonkernen blijkt geen eenduidig effect te hebben op lokale ontwikkeling. Naast negatieve effecten zijn ook positieve effecten te constateren. Vooral de aanwezigheid van grotere stedelijke centra vlak over de grens kan een belangrijke bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid van woonkernen in een grensgebied. De ervaring van Parkstad Limburg maakt echter duidelijk dat lokale woonmilieus aan de Nederlandse kant van de grens in een ongunstige concurrentiepositie kunnen geraken met lokale woonmilieus aan de andere kant van de grens (Musterd & Latten, 2009). Woonkernen in Zeeuws-Vlaanderen profiteren nog steeds weinig van hun gunstige ligging ten opzichte van Gent en Brugge. Dat geldt ook voor Sas van Gent. Tegelijkertijd moet men er rekening mee houden dat woonmogelijkheden vlak over de grens in Vlaanderen steeds vaker in een directe concurrentiepositie zullen geraken met de geboden mogelijkheden in Nederland. Het gaat daarbij om de aanwezigheid van bouwkavels, het prijsniveau en de prijs-kwaliteit verhouding. Kwaliteitsproblemen in de woningvoorraad, problemen met leefbaarheid en sociale achterstand lijken, ook in Zeeuws-Vlaanderen, vaak lokaal samen te vallen en een cumulatief karakter te hebben. Dat blijkt een te eenvoudige zienswijze die vaak aanleiding geeft tot een weinig effectieve puur ruimtelijke (wijk)benadering. Zonder kwaliteitstekorten in de woningvoorraad te bagatelliseren, lijken leefbaarheid en sociale achterstand de belangrijkste problemen, problemen waarvoor vaak verschillende verklaringen gelden en verschillende oplossingen moeten worden gevonden (Musterd & Ostendorf, 2009). 93

Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Ontwikkelingen op het platteland en de leefbaarheid en vitaliteit van dorpen

Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Ontwikkelingen op het platteland en de leefbaarheid en vitaliteit van dorpen Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Ontwikkelingen op het platteland en de leefbaarheid en vitaliteit van dorpen Frans Thissen Begrippen Voorzieningen (sociale infrastructuur):

Nadere informatie

Dorpen in verandering de veranderende positie van lokale voorzieningen

Dorpen in verandering de veranderende positie van lokale voorzieningen de veranderende positie van lokale voorzieningen Frans Thissen Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Nisse, een dorp in verandering 1955 Nisse, een dorp in verandering 1979

Nadere informatie

Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Wat houdt een dorp leefbaar en vitaal?

Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Wat houdt een dorp leefbaar en vitaal? Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Wat houdt een dorp leefbaar en vitaal? Frans Thissen Een dorp: Nisse 1955 Wat houdt een dorp leefbaar en vitaal? 2 Een dorp: Nisse

Nadere informatie

Leefbaar platteland. Frans Thissen Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies

Leefbaar platteland. Frans Thissen Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Leefbaar platteland Frans Thissen Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Structuur presentatie Vier concrete dorpen SCP-project Sociale staat van het Platteland Leefbaarheid:

Nadere informatie

Leefbaarheid is mensenwerk. Leeuwarden, 21 maart 2013 Roosje van Leer, STAMM

Leefbaarheid is mensenwerk. Leeuwarden, 21 maart 2013 Roosje van Leer, STAMM Leefbaarheid is mensenwerk Leeuwarden, 21 maart 2013 Roosje van Leer, STAMM Programma Wat is leefbaarheid? Krimp en leefbaarheid Ontwikkelingen op het platteland Hoe meet je leefbaarheid? Wat is van invloed

Nadere informatie

Brabantse Dorpen. Frans Thissen. en de veranderingen van binding en identiteit UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Brabantse Dorpen. Frans Thissen. en de veranderingen van binding en identiteit UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM en de veranderingen van binding en identiteit Frans Thissen Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Het verhaal van Brabant Veranderende dorpen Oebele van Zuilen: (over de

Nadere informatie

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Krimp in Fryslân. Inwonertal Krimp in Fryslân Bevolkingsdaling, lokaal en regionaal, is een vraagstuk van nu én de komende jaren. Hoewel pas over enkele decennia de bevolking van Fryslân als geheel niet meer zal groeien, is in sommige

Nadere informatie

Kwartaalbericht Woningmarkt

Kwartaalbericht Woningmarkt Woningmarktregio Parkstad In verschillende delen van ons land neemt de bevolkingsomvang af. Deze demografische krimp heeft grote gevolgen voor de woningmarkt. Parkstad Limburg is in ons land koploper op

Nadere informatie

De achterkant van de stad

De achterkant van de stad De achterkant van de stad 44 Terwijl de woningmarkt in de meeste steden van Nederland oververhit is, is dat meerendeels op het platteland niet het geval. Waar je voor de gemiddelde Nederlandse woningprijs

Nadere informatie

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland Wonen in Hilversum Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland De Nederlandse woningmarkt staat momenteel in het middelpunt van de belangstelling. Deze aandacht heeft vooral betrekking op de ordening

Nadere informatie

Bevolkingskrimp & leefbaarheid

Bevolkingskrimp & leefbaarheid Bevolkingskrimp & leefbaarheid 15 juni 211 Discussiebijeenkomst Van krimp naar kans Gebiedsplatform Alblasserwaard Vijfheerenlanden Anja Steenbekkers Sociaal en Cultureel Planbureau INHOUD 1. Bevolkingsontwikkeling

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktprognose

Regionale arbeidsmarktprognose Provincie Zeeland Afdeling Economie Regionale arbeidsmarktprognose 2011-2012 Inleiding Begin juni 2011 verscheen de rapportage UWV WERKbedrijf Arbeidsmarktprognose 2011-2012 Met een doorkijk naar 2016".

Nadere informatie

De Dorpenmonitor Ontwikkelingen in de leefsituatie van dorpsbewoners

De Dorpenmonitor Ontwikkelingen in de leefsituatie van dorpsbewoners De Dorpenmonitor Ontwikkelingen in de leefsituatie van dorpsbewoners Anja Steenbekkers 25-10-2013 Symposium VKKL Samen bouwen aan (Lim)burgerschap Thema s en indicatoren Algemene conclusies: Dorpen rond

Nadere informatie

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 1: Gemiddelde leeftijd en leeftijdsopbouw Mathieu Vliegen en Niek van Leeuwen De se bevolkingskernen vertonen niet alleen een ongelijkmatig ruimtelijk spreidingspatroon, maar ook regionale verschillen

Nadere informatie

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit Middelburg, december 2013 Colofon SCOOP 2013 Samenstelling Dick van der Wouw Nadet Somers SCOOP Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling

Nadere informatie

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014 in Houten Burgerpeiling 2014 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Houten Projectnummer 598 / 2015 Samenvatting Goede score voor Sociale Kracht in Houten Houten scoort over het algemeen goed als

Nadere informatie

De sociale draagkracht van de dorpen in Borsele

De sociale draagkracht van de dorpen in Borsele De sociale draagkracht van de dorpen in Borsele Frans Thissen Universiteit van Amsterdam Myrthe Vooraf Leefbaarheid, sociale cohesie en community care: Moeilijke begrippen voor betrekkelijk gewone zaken

Nadere informatie

De leefbaarheid van het moderne platteland

De leefbaarheid van het moderne platteland De leefbaarheid van het moderne platteland In 1955 maakte de Nederlandse Onderwijs Film een korte documentaire over een dag uit het dagelijks leven in een klein dorp. Het doel was stadskinderen een idee

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht.

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht. Onderzoeksflits Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons IB Onderzoek, 22 mei 2015 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Nederlands-Duitse grensstreek Sociaal-economische foto

Nederlands-Duitse grensstreek Sociaal-economische foto Nederlands-Duitse grensstreek Sociaal-economische foto 1 Rabobank Groep Duits-Nederlandse grensstreek Inhoudsopgave Demografie Dynamiek, groen-grijs, beroepsbevolking, inkomen, migratie Werkgelegenheid

Nadere informatie

Zeeuwse Verhuisatlas deel III

Zeeuwse Verhuisatlas deel III Zeeuwse Verhuisatlas deel III Verhuizen meer mensen naar de stad of naar het platteland? Zeeuws-Vlaanderen Middelburg, augustus 2012 Sociale Staat van Zeeland Colofon SCOOP 2012 Samenstelling Ankie Smit

Nadere informatie

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum Primos-model Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum 2 Het Primos-model Werking Primos-model Het Primos-model voorspelt de bevolkingsontwikkeling als gevolg van geboorte, sterfte, buitenlandse en binnenlandse

Nadere informatie

drenthe rapportage september 2016 leefbaarheid

drenthe rapportage september 2016 leefbaarheid kennis. onderzoek. advies drenthe rapportage september 2016 Hoe tevreden is het Drents panel over leven in Drenthe en hoe ervaren zij de gevolgen van bevolkingskrimp op de? vooraf Drenthe heeft te maken

Nadere informatie

Beter leven voor minder mensen

Beter leven voor minder mensen 1 Beter leven voor minder mensen Het verbeteren van de leefbaarheid in de regio Eemsdelta is het centrale uitgangspunt van het Woon- en Leefbaarheidplan Eemsdelta. Om te kijken hoe de regio zich ontwikkelt

Nadere informatie

Enkele lessen van krimpprofessor Derks:

Enkele lessen van krimpprofessor Derks: 7 september 2011 Enkele lessen van krimpprofessor Derks: Zorg dat je de demografische cijfers kent Anticipeer tijdig Krimp is geen rampscenario Er moet een omslag komen van kwantiteit naar kwaliteit Prognose

Nadere informatie

People. Europa telt niet de meeste inwoners, maar heeft. wel de hoogste bevolkingsdichtheid van alle regio s

People. Europa telt niet de meeste inwoners, maar heeft. wel de hoogste bevolkingsdichtheid van alle regio s People Europa telt niet de meeste inwoners, maar heeft wel de hoogste bevolkingsdichtheid van alle regio s in de wereld. De gemiddelde Europeaan wordt steeds ouder en krijgt steeds minder kinderen. Veel

Nadere informatie

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015 Migratie en pendel Twente Special bij de Twente Index 2015 Inhoudsopgave Theorieën over wonen, verhuizen 3 Kenmerken Twente: Urbanisatiegraad en aantal inwoners 4 Bevolkingsgroei grensregio s, een vergelijking

Nadere informatie

TOT IN DE KERN MET BEWONERS

TOT IN DE KERN MET BEWONERS SYMPOSIUM TOT IN DE KERN MET BEWONERS 26 SEPTEMBER 2013 AGENDA INLEIDINGEN STAMTAFEL DISCUSSIES LAGERHUIS STELLINGEN CONCLUSIES Omgaan met verandering, de rol van dorpsraden UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Masterclass Krimp. Presentatie Angelique vanwingerden. 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN)

Masterclass Krimp. Presentatie Angelique vanwingerden. 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN) Masterclass Krimp Presentatie Angelique vanwingerden 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN) Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsontwikkeling in Noord-Drenthe 2000-2010 Bevolkingsontwikkeling

Nadere informatie

Brabant in demografisch perspectief

Brabant in demografisch perspectief Brabant in demografisch perspectief Actuele bevolkingsontwikkelingen, prognoses en provinciaal (ruimtelijk) beleid Provinciale Raad voor de Leefomgeving 4 november 2016 Niek Bargeman Senior adviseur bevolking

Nadere informatie

BEVOLKINGSGROEI VERGELEKEN

BEVOLKINGSGROEI VERGELEKEN 31 mei 2016 KERNCIJFERS BUNNIK BEVOLKINGSOPBOUW De grafiek geeft de bevolkingspiramide voor Bunnik in 2013 weer. Iedere staaf representeert een leeftijdsklasse en toont het percentage dat deze leeftijdsklasse

Nadere informatie

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 2: Huishoudensgrootte

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 2: Huishoudensgrootte Deel 2: Huishoudensgrootte Mathieu Vliegen en Niek van Leeuwen Er bestaan soms aanzienlijke regionale verschillen in de grootte van huishoudens binnen hetzelfde type bevolkingsconcentratie. Het grootst

Nadere informatie

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2005 Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Het inwonertal van Amsterdam is in 2004 met ruim 4.000 personen tot 742.951

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2017 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Persbericht PB13 062 1 oktober 2013 9:30 uur Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Tussen 2012 en 2025 groeit de bevolking van Nederland met rond 650 duizend tot 17,4 miljoen

Nadere informatie

Kernprofiel Zuiddorpe

Kernprofiel Zuiddorpe Kernprofiel Zuiddorpe mei 2017 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Demografie 1. Inwoneraantal 2. Migratie 3. Geboortes en sterftes 4. Huishoudens 5. Bevolkingsopbouw 6. Huishoudenssamenstelling 7. Prognoses

Nadere informatie

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12 inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Bevolking 9 1.1 Bevolkingsontwikkeling 9 1.2 Bevolkingsopbouw 10 1.2.1 Vergrijzing 11 1.3 Migratie 11 1.4 Samenvatting 12 2. Ontwikkelingen van de werkloosheid 13 2.1 Ontwikkeling

Nadere informatie

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 211: een samenvatting Onderzoek en Statistiek Gooitske Marsman Februari 212 In deze notitie staat een samenvatting van De bevolkingsprognose-

Nadere informatie

SOCIAAL PERSPECTIEF. sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020

SOCIAAL PERSPECTIEF. sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020 SOCIAAL PERSPECTIEF sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020 SOCIAAL PERSPECTIEF sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020 De sociale ambitie: Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam

Nadere informatie

Sociale samenhang in Groningen

Sociale samenhang in Groningen Sociale samenhang in Groningen Goede contacten zijn belangrijk voor mensen. Het blijkt dat hoe meer sociale contacten mensen hebben, hoe beter ze hun leefsituatie ervaren (Boelhouwer 2013). Ook voelen

Nadere informatie

Kernprofiel Zuiddorpe

Kernprofiel Zuiddorpe Kernprofiel Zuiddorpe mei 2018 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Demografie 1. Inwoneraantal 2. Migratie 3. Geboortes en sterftes 4. Huishoudens 5. Bevolkingsopbouw 6. Huishoudenssamenstelling 7. Prognoses

Nadere informatie

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2018

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Engelen Engelen ligt ten noordwesten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit de dorpen Engelen en Bokhoven. Ook staat de wijk bekend om de kastelen. Engelen heeft zich in de

Nadere informatie

Beter leven voor minder mensen

Beter leven voor minder mensen 1 Beter leven voor minder mensen Om te kijken hoe de regio Eemsdelta zich ontwikkelt en te monitoren op het gebied van demografie, leefbaarheid, de woningmarkt en bijvoorbeeld woon-, zorg en andere voorzieningen

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Berenschot. De ambities, opgaven en uitdag ngen van de gemeente Bladel Rapport. Philip van Veller Johannes ten Hoor

Berenschot. De ambities, opgaven en uitdag ngen van de gemeente Bladel Rapport. Philip van Veller Johannes ten Hoor De ambities, opgaven en uitdag ngen van de gemeente Bladel Rapport Philip van Veller Johannes ten Hoor Laurens Vellekoop Pepijn van der Beek De ambities, opgaven en uitdagingen van de gemeente Bladel lnhoud

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2016 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie.

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie. notitie Wonen in Molenwaard april 2012 Inleiding De woningmarkt is de laatste jaren sterk aan veranderingen onderhevig. De economische situatie heeft grote gevolgen gehad voor de woningmarkt, evenals nieuwe

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-245 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving Waardering van leefbaarheid en woonomgeving Burgerpeiling Woon- en Leefbaarheidsmonitor Eemsdelta 2015 In de Eemsdelta zijn verschillende ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de leefbaarheid.

Nadere informatie

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal De grijze golf Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot 23 In deze factsheet rapporteren we over de uitkomsten van de bevolkings- en huishoudensprognose en de gevolgen ervan voor de Drechtsteden. De

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

1 Dorpen in verandering; over veranderende binding en identiteit

1 Dorpen in verandering; over veranderende binding en identiteit 1 Dorpen in verandering; over veranderende binding en identiteit 2 Laat ik beginnen u te feliciteren. Maar waarmee eigenlijk? Natuurlijk kan ik u feliciteren met het feit dat de naam van Bakel 1300 jaar

Nadere informatie

Bijlage bij persbericht Hoe prettig is het wonen in Borger-Odoorn? Korte samenvatting van de resultaten uit het Leefbaarheidsonderzoek

Bijlage bij persbericht Hoe prettig is het wonen in Borger-Odoorn? Korte samenvatting van de resultaten uit het Leefbaarheidsonderzoek Bijlage bij persbericht Hoe prettig is het wonen in Borger-Odoorn? Korte samenvatting van de resultaten uit het Leefbaarheidsonderzoek Hoe prettig is het wonen in Borger-Odoorn? De leefbaarheid waar het

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-248 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Onderwerp Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011

Onderwerp Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011 Onderwerp Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011 Status Informerend Voorstel Kennis te nemen van de bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011

Nadere informatie

Lokale binding in de provincie Groningen. Een vergelijking tussen stad en platteland

Lokale binding in de provincie Groningen. Een vergelijking tussen stad en platteland Lokale binding in de provincie Groningen. Een vergelijking tussen en Uit recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat de betrokkenheid in de dorpen niet altijd even vanzelfsprekend

Nadere informatie

Kernprofiel Zuiddorpe

Kernprofiel Zuiddorpe Kernprofiel Zuiddorpe Jan 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Demografie 1. Inwoneraantal 2. Migratie 3. Geboortes en sterftes 4. Huishoudens 5. Bevolkingsopbouw 6. Huishoudenssamenstelling 7. Prognoses

Nadere informatie

Van autonoom dorp naar woondorp

Van autonoom dorp naar woondorp Van autonoom dorp naar woondorp Inleiding provinciale dorpendag Noord-Holland 22 september, Schoorl Aan het begin van een college over de ontwikkelingen in dorpen vroeg ik eens aan een groep studenten

Nadere informatie

Leefbaarheidonderzoek Sluis

Leefbaarheidonderzoek Sluis Leefbaarheidonderzoek Sluis Presentatie Concept rapportage 26 mei 2009 Concept rapportage 26 mei 2009 Inwoneraantal 2009 Aanpak van het onderzoek Demografische ontwikkelingen prognose per kern Veronderstelde

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

1. Branding en voorzieningen in gehele subregio Cultuurhistorie benadrukken Toegankelijkheid zorg vergroten (sociaal, fysiek) Wie: overheid,

1. Branding en voorzieningen in gehele subregio Cultuurhistorie benadrukken Toegankelijkheid zorg vergroten (sociaal, fysiek) Wie: overheid, Transformatie van de woningvoorraad Een afname van het aantal huishoudens heeft gevolgen voor de woningvoorraad. Dit geldt ook vergrijzing. Vraag en aanbod sluiten niet meer op elkaar aan. Problemen van

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Verhuisplannen en woonvoorkeuren Verhuisplannen en woonvoorkeuren Burgerpeiling Woon- en Leefbaarheidsmonitor Eemsdelta 2015 Bevolkingsdaling ontstaat niet alleen door demografische ontwikkelingen, zoals ontgroening en vergrijzing of

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-244 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Utrecht bij de hand 2014. Utrecht.nl

Utrecht bij de hand 2014. Utrecht.nl bij de hand 204.nl Bevolking per --204 Met 328.000 inwoners, is de vierde stad van Nederland. is een studentenstad met een relatief jonge bevolkingsopbouw en de hoogst opgeleide beroepsbevolking van de

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-243 Datum Juli 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Het Noorden: Wat is er aan de hand? Wat is er nodig?

Het Noorden: Wat is er aan de hand? Wat is er nodig? Het Noorden: Wat is er aan de hand? Wat is er nodig? Presentatie voor de werkconferentie Het Vitale Noorden Martiniplaza, Groningen, 22 mei 2013 Prof.dr. Jouke van Dijk, Hoogleraar Regionale Arbeidsmarktanalyse

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Demografische gegevens ouderen

Demografische gegevens ouderen In dit hoofdstuk worden de demografische gegevens van de doelgroep ouderen beschreven. We spreken hier van ouderen indien personen 55 jaar of ouder zijn. Dit omdat gezondheidsproblemen met name vanaf die

Nadere informatie

GEBIEDEN. 4 havo 3 Stedelijke gebieden 4-5

GEBIEDEN. 4 havo 3 Stedelijke gebieden 4-5 GEBIEDEN 4 havo 3 Stedelijke gebieden 4-5 Probleemwijken Groot aandeel sociale huurwoningen Slechte kwaliteit woonomgeving Afname aantal voorzieningen Toename asociaal gedrag Sociale en etnische spanningen

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-247 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Artikel 38 vragen Rvo

Artikel 38 vragen Rvo Partij van de Arbeid Kerkrade 6463 DB Kerkrade Aan het College van Burgemeester en Wethouders Postbus 600 6460 AP Kerkrade Datum: Betreft: Inzake: Artikel 38 vragen Rvo NIDI (Nederlands Interdisciplinair

Nadere informatie

Sociaal Rapport en de Jeugdmonitor Provincie Groningen

Sociaal Rapport en de Jeugdmonitor Provincie Groningen Groningen, 1 maart 2011 Persbericht nr. 34 Sociaal Rapport en de Jeugdmonitor Provincie Groningen SPECIALE AANDACHT VOOR KRIMPGEBIEDEN EN VOOR JEUGD De Groninger bevolking groeit nog door tot 2020, en

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de 5 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud Deze factsheet is de vijfde editie van de Economische Monitor Voorne-Putten en presenteert recente economische ontwikkelingen van Voorne-Putten

Nadere informatie

Woningmarkt- en bewonersonderzoek Noord- en Midden-Groningen

Woningmarkt- en bewonersonderzoek Noord- en Midden-Groningen Woningmarkt- en bewonersonderzoek Noord- en Midden-Groningen Managementsamenvatting gemeente De Marne 12 maart 2018 19 oktober 2017 1e concept versie In deze samenvatting geven we de belangrijkste uitkomsten

Nadere informatie

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Muntel/Vliert Ten noorden van de Binnenstad ligt de wijk Muntel/Vliert. De wijk bestaat uit drie verschillende buurten: de Muntel, de Vliert en Orthenpoort. In de wijk wonen

Nadere informatie

Bijeenkomst voor Tweede Kamerleden over bevolkingskrimp. Den Haag -14 oktober 2010

Bijeenkomst voor Tweede Kamerleden over bevolkingskrimp. Den Haag -14 oktober 2010 Bijeenkomst voor Tweede Kamerleden over bevolkingskrimp Den Haag -14 oktober 2010 Programma 10.30 uur -Welkom voorzitter WWI 10.35 uur -Algemene inleiding door Pim de Bruijne, gedeputeerde Groningen 10.45

Nadere informatie

4 doelstellingen. Woon- en Leefbaarheidsmonitor 2013. Belangrijkste uitkomsten. Beter leven met minder mensen. Over het Woon- en Leefbaarheidplan

4 doelstellingen. Woon- en Leefbaarheidsmonitor 2013. Belangrijkste uitkomsten. Beter leven met minder mensen. Over het Woon- en Leefbaarheidplan Woon- en Leefbaarheidsmonitor 2013 Belangrijkste uitkomsten Beter leven met minder mensen Dat is het uitgangspunt van het Woon- en Leefbaarheidplan Eemsdelta. Om te kijken hoe de regio zich ontwikkeld

Nadere informatie

Groningers zetten zich in voor leefbaarheid in dorp of wijk

Groningers zetten zich in voor leefbaarheid in dorp of wijk Groningers zetten zich in voor leefbaarheid in dorp of wijk De samenleving verandert. Bewoners pakken steeds meer zelf op en gemeenten geven meer ruimte aan lokale bewonersinitiatieven (CMO STAMM, 2015).

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Bijlage 1: DE ANALYSE

Bijlage 1: DE ANALYSE Bijlage 1: DE ANALYSE ONTWIKKELING KWANTITATIEVE BEHOEFTE Om deze voor de U10-gemeenten te achterhalen zijn 2 landelijk erkende prognoses gebruikt: Primos en Pearl. Deze verschillen in methodiek, maar

Nadere informatie

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant. actualisering Brabantse Agenda Wonen

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant. actualisering Brabantse Agenda Wonen Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant Hart van Brabant 28 augustus 2017 Niek Bargeman Senior adviseur bevolking en wonen Provincie Noord-Brabant actualisering 2017 ----- Brabantse Agenda

Nadere informatie

Kernprofiel Axel mei 2018

Kernprofiel Axel mei 2018 Kernprofiel Axel mei 2018 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Demografie 1. Inwoneraantal 2. Migratie 3. Geboorten en sterftes 4. Huishoudens 5. Bevolkingsopbouw 6. Huishoudenssamenstelling 7. Prognoses 3. Wonen

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2018 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant actualisering 2011

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant actualisering 2011 Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant actualisering 2011 ontwikkelingen van de (West-)Brabantse bevolking trends - prognoses - beleidseffecten --- Congres Regio West-Brabant 23 maart 2012

Nadere informatie

Grijs of groen Kadernotitie Woonvisie gemeente Dalfsen 2011 t/m 2015

Grijs of groen Kadernotitie Woonvisie gemeente Dalfsen 2011 t/m 2015 Grijs of groen Kadernotitie Woonvisie gemeente Dalfsen 2011 t/m 2015 1 Inleiding Ultimo 2010 eindigt de looptijd van het Geactualiseerd woonplan Dalfsen 2007-2011. De gemeente Dalfsen hecht aan een gefundeerd

Nadere informatie

Kernprofiel Koewacht

Kernprofiel Koewacht Kernprofiel Koewacht mei 2018 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Demografie 1. Inwoneraantal 2. Migratie 3. Geboortes en sterftes 4. Huishoudens 5. Bevolkingsopbouw 6. Huishoudenssamenstelling 7. Prognoses

Nadere informatie

Stefan Teeling Leeuwarden, november 2015 FACTSHEET METSLAWIER

Stefan Teeling Leeuwarden, november 2015 FACTSHEET METSLAWIER Stefan Teeling Leeuwarden, november 2015 FACTSHEET METSLAWIER Inhoud Inleiding... 3 Demografie... 4 Wonen... 7 Bronvermelding... 8 Inleiding In 2011 ging het experiment Duurzame beschermde dorpsgezichten

Nadere informatie

snel dan voorzien. In de komende jaren zal, afhankelijk van de (woning)marktontwikkeling/

snel dan voorzien. In de komende jaren zal, afhankelijk van de (woning)marktontwikkeling/ 2 Wonen De gemeente telt zo n 36.000 inwoners, waarvan het overgrote deel in de twee kernen Hellendoorn en Nijverdal woont. De woningvoorraad telde in 2013 zo n 14.000 woningen (exclusief recreatiewoningen).

Nadere informatie

Belang van voorzieningen welke acties willen mensen ondernemen om een voorziening te behouden?

Belang van voorzieningen welke acties willen mensen ondernemen om een voorziening te behouden? Belang van voorzieningen welke acties willen mensen ondernemen om een voorziening te behouden? Hoe belangrijk is de aanwezigheid van een voorziening in de directe woonomgeving? En wat doen de Groningers

Nadere informatie

Kansen voor Noord-Drenthe Triple P-monitor: onderzoek naar de duurzaamheid in Tynaarlo en Aa en Hunze.

Kansen voor Noord-Drenthe Triple P-monitor: onderzoek naar de duurzaamheid in Tynaarlo en Aa en Hunze. Kansen voor Noord-Drenthe Triple P-monitor: onderzoek naar de duurzaamheid in Tynaarlo en Aa en Hunze. Rabobank Noord-Drenthe. Een bank met ideeen. www.rabobank.nl/noord-drenthe Triple P-onderzoek Rabobank

Nadere informatie

Kernprofiel Biervliet

Kernprofiel Biervliet Kernprofiel Biervliet Jan 2019 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Demografie 1. Inwoneraantal 2. Migratie 3. Geboortes en sterftes 4. Huishoudens 5. Bevolkingsopbouw 6. Gezinssamenstelling 7. Prognoses 3.

Nadere informatie

Bijlagen. Bijlage C Selectiecriteria bij de werving van de gespreksdeelnemers... 2 Bijlage E Draaiboek focusgroepen senioren... 4

Bijlagen. Bijlage C Selectiecriteria bij de werving van de gespreksdeelnemers... 2 Bijlage E Draaiboek focusgroepen senioren... 4 Carola Simon, Lotte Vermeij en Anja Steenbekkers, Het beste van twee werelden. Plattelanders over hun leven op het platteland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, oktober 2007. Bijlagen Bijlage

Nadere informatie

Leefbare dorpen: van raamwerk tot ontwikkelingsmodel; Dr. J.F.C.M. Thissen, Universiteit Amsterdam

Leefbare dorpen: van raamwerk tot ontwikkelingsmodel; Dr. J.F.C.M. Thissen, Universiteit Amsterdam Leefbare dorpen: van raamwerk tot ontwikkelingsmodel; Dr. J.F.C.M. Thissen, Universiteit Amsterdam Als ik in Nederland een college over dorpen geef begin ik meestal deze foto aan de studenten te tonen

Nadere informatie

Minder, ouder, bonter in de Eems Dollard Regio

Minder, ouder, bonter in de Eems Dollard Regio HANZEHOGESCHOOL GRONINGEN Algemene informatie In 2008 viert de Hanzehogeschool Groningen haar 210-jarig bestaan! Keuze uit meer dan 70 opleidingen; het grootste hbo-onderwijsaanbod in Noord-Nederland 19

Nadere informatie