Mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de Westelijke Veenweidegebieden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de Westelijke Veenweidegebieden"

Transcriptie

1 Mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de Westelijke Veenweidegebieden Verdergaande bodemdaling of herstel van veengroei? Tussenrapport I Juni 2 Drs. B.P. van de Riet Landscape Ecology Group Institute of Environmental Biology

2 Voorwoord Het ICES-KIS project Waarheen met het veen? is een samenwerkingsverband tussen onderzoeksinstituten, waterbeheerders en beleidsmakers. Het doel van dit project is om de verschillende mogelijkheden voor waterbeheer in de Westelijke Veenweiden te onderzoeken op hun gevolgen voor landschap, landgebruik, milieukwaliteit en natuur. In dit rapport wordt een inleiding gegeven op het project en worden de onderzoeksvragen geformuleerd die betrekking hebben op het deelonderzoek natuurontwikkeling op voormalige landbouwgronden van de groep Landschapsecologie van de Universiteit Utrecht (UU). Begeleiding van dit deelonderzoek ligt bij Prof. Dr. Jos Verhoeven (Landscape Ecology, Institute of Environmental Biology, UU) en Dr. A. Barendregt (Environmental Sciences, Faculty of Geosciences, UU). Deze rapportage is de eerste in een reeks van drie tussenrapporten en een eindrapport. In dit rapport wordt overzicht gegeven van het werk dat is gedaan in het afgelopen jaar en worden plannen gepresenteerd voor vervolgonderzoek. Utrecht, 3 juli 2 Bas van de Riet 2

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Natuurontwikkeling: moerasnatuur en veenweidenatuur 1.2 Kennisleemtes 1.3 Primaire onderzoeksvragen Plan van aanpak 8 2. Veldinventarisatie: vegetatie, bodem, waterpeil en beheer Onderzoeksopzet en methoden Statistische analyse en planning 9 3. Effecten van inundatie op bodemchemie en vegetatie Onderzoeksvragen Methode en onderzoeksopzet Resultaten Verdere planning Zaadvoorraden in veenweidegraslanden Inleidng Onderzoeksvragen Opzet van het experiment Resultaten Verdere planning 2. Overige activiteiten 2 3

4 4

5 1. Inleiding Het cultuurlandschap van het westen van Nederland bestaat voor een groot deel uit veenweiden met bodem van veen of klei-op-veen. Het huidige landgebruik in dit landschap is voornamelijk de grondgebonden melkveehouderij. Voor deze vorm van agrarisch grondgebruik is het noodzakelijk dat veenbodems worden ontwaterd. Echter, rondom bebouwing en infrastructuur is handhaving van een hoog peil juist noodzakelijk om schade als gevolg van verzakking te voorkomen. Hoog peil is tevens een voorwaarde voor het behoud van karakteristieke ecosystemen in natuurgebieden. Een verlaging van de grondwaterstand veroorzaakt een daling van de veenbodem als gevolg van oxidatie en mineralisatie van organische stof. Dit proces is reeds gestart in de Middeleeuwen toen mensen het uitgesterkte veengebied in cultuur zijn gaan brengen. In eerste instantie gebeurde dit door begreppeling, later door windmolens en tegenwoordig door electrische gemalen, die nauwkeurig het waterpeil in de polders kunnen reguleren. Door de veenoxidatie is het noodzakelijk om regelmatig een nieuw peil in te stellen, omdat het maaiveld door zakking dichter in de buurt van het grondwaterpeil komt te liggen. Zodoende is sinds de Middeleeuwen door oxidatie een metersdik veenpakket verdwenen en is het maaiveld in veel veenweidepolders gezakt tot enkele meters beneden zeeniveau. In het algemeen wordt gesteld dat per 1 cm ontwatering het maaiveld 1 à 2 mm per jaar daalt, waarbij het oxideren van organische stof voor 9% plaatsvindt in het zomer-halfjaar. De bodemdaling in de veenweiden heeft een aantal grote consequenties, zoals een vergroot risico op overstromingen, sterkere verdroging in natuurgebieden en steeds hoger wordende bemalingskosten. Naast de problematiek van bodemdaling moeten in de discussie omtrent de toekomst van de veenweidegebieden ook andere aspecten worden meegenomen zoals de zeespiegelstijging (geschat op cm in de komende eeuw) en de tektonische kanteling van West Nederland. Het dilemma van de Nederlandse Veenweidegebieden is dat enerzijds ontwatering noodzakelijk is voor agrarisch gebruik, terwijl anderzijds een hoog peil nodig is om de oxidatie van veen te remmen en het veen(weide)landschap te behouden. In het project Waarheen met het veen? wordt onderzocht wat de effecten zijn van het verhogen van het waterpeil voor landschap, landgebruik, milieukwaliteit en natuur. 1.1 Natuurontwikkeling: moerasnatuur en veenweidenatuur Het onderzoek van de leerstoelgroep Landschapsecologie van de Universiteit Utrecht richt zich binnen het project Waarheen met het veen? op de mogelijkheden en beperkingen voor het ontwikkelen van natuur op (voormalige) landbouwgronden. Sturend hierbij zijn de gevolgen van de veranderingen in peilbeheer op bodemchemie en vegetatieontwikkeling. Het project heeft tot doel om te voorspellen welke plantengemeenschappen zich zullen gaan ontwikkelen wanneer verschillende peilstrategieën worden gevolgd: -2 cm, 3-4 cm en - cm beneden maaiveld. In geval van peilverhoging tot aan of in de buurt van maaiveld zal zich moerasnatuur gaan ontwikkelen. De bodem zal waterverzadigd zijn, waardoor veenoxidatie gestopt wordt en grote veranderingen in bodemchemie zullen optreden. Bij voldoende biomassaproductie zal zelfs weer veen kunnen aangroeien, waardoor bodem weer wordt opgehoogd. Op veenweidebodems die (licht) ontwaterd worden (3-4 cm beneden maaiveld) zal nog steeds bodemdaling optreden. Deze is waarschijnlijk wel minder in vergelijking met dieper ontwaterde percelen. Natuurontwikkeling op deze percelen vereist een extensivering van het agrarisch beheer, waardoor in deze situatie de ontwikkeling mogelijk is van matig voedselrijke weidevogelgraslanden en ook van bloemrijke en soortenrijke graslanden, zoals blauwgraslanden, Dotterbloemhooilanden en Kamgrasweiden. Voor de ontwikkeling van soortenrijke graslanden is het van belang dat zaadvoorraden van doelsoorten in de bodem aanwezig zijn of dat diasporen vanuit relictvegetaties in de omgeving kunnen worden aangevoerd.

6 1.2 Kennisleemtes Om uiteindelijk deze geformuleerde natuurdoeltypen te kunnen realiseren zijn er echter nog enkele kennisleemtes die moeten worden aangepakt (zie ook Quick Scan Natuur): 1. De effecten van vernatting op bodemchemie moeten verder worden onderzocht. Hoewel mobilisatie van bijvoorbeeld fosfaat is aangetoond en ook de effecten van waterkwaliteit hierop deels bekend zijn, blijven veranderingen in bodemchemie zeer complexe reacties die met elkaar samenhangen. Een eenduidig antwoord op de vraag wat de gevolgen van vernatten voor de westelijke veenweiden zijn vergt daarom nog meer studie van deze interacties. Samenstelling van de bodem (veen of klei-op-veen) en historie van het beheer (bemesting, maaien of begrazen, diepte van de ontwatering) zijn factoren die daarbij een rol kunnen spelen. 2. Er bestaat onduidelijkheid over de vraag welke vegetaties zich ontwikkelen bij de nieuw ontstane bodemchemische omstandigheden. Iedere plantensoort heeft voor zijn groei bepaalde ecologische voorwaarden voor wat betreft bodemchemie, beheer en waterpeil. Wanneer bekend is welke bodemchemische veranderingen optreden na vernatting, kunnen met behulp van logistische regressietechnieken voorspellingen worden gegenereerd van te verwachten plantengemeenschappen. Ook kan met behulp van een correlatieve veldstudie de relatie tussen het voorkomen van plantensoorten, bodemchemie en (peil)beheer onderzocht worden. 3. Er is onvoldoende kennis aanwezig over de wijze waarop vegetatieontwikkelingen te sturen zijn in de richting van vooraf geformuleerde doelstellingen. Bij de mogelijke maatregelen kan gedacht worden aan peilbeheer, inrichtingswerkzaamheden zoals plaggen of vergraven en aan introductie van soorten. Ecosystem engineers, zoals Riet of Zeggensoorten, kunnen worden aangeplant om ontwikkeling te faciliteren richting bepaalde doelvegetaties. 4. Het is belangrijk om meer inzicht te krijgen in het verschijnsel dat de plantensoorten die zich als eerste dominant vestigen, bepalen hoe het vervolg van de vegetatieontwikkeling gaat verlopen. Bij het uitblijven van beheer vindt natuurlijke successie plaats. De vraag is hoe de nieuw ontstane vegetatie zich op de lange termijn zal ontwikkelen.. Bij de sturing van vegetatieontwikkeling zijn bestaande (rest)populaties een belangrijk instrument. Nabij gelegen vegetaties kunnen een bron zijn van diasporen (zaden, wortelstokken) van waaruit soorten zich kunnen vestigen. Ook zaadvoorraden in de bodem kunnen een hulp zijn bij het herstellen of ontwikkelen van natuur. Vraag is op welke manier deze optimaal kunnen worden gebruikt voor het creëren van vegetatiedoeltypen. Door voorafgaand aan plagwerkzaamheden een analyse van zaadvoorraden te doen op verschillende bodemdiepten kunnen resultaten worden geoptimaliseerd.

7 1.3 Primaire onderzoeksvragen Op basis van de hierboven genoemde kennisleemtes zijn voor het onderzoek de volgende onderzoeksvragen geformuleerd. 1a. Wat is het effect van het verhogen van waterstanden op de biogeochemische processen in veenweidebodems? 1b. Wat is het effect van verschillend agrarisch beheer op deze processen? 2a. Welke plantengemeenschappen kunnen zich vestigen onder de nieuw ontstane biogeochemische omstandigheden? 2b. Hoe zullen deze plantengemeenschappen zich ontwikkelen op lange termijn (2,, 1 jaar)? 2c. In welke mate zijn deze plantengemeenschappen veenvormend? 3a. Hoe kan de ontwikkeling of het herstel van soortenrijke plantengemeenschappen op voormalige veenweidegraslanden worden bereikt? 3b. Zijn zaadvoorraden van de doelsoorten van deze plantengemeenschappen aanwezig in de bodem? 3c. Welke knelpunten voor kieming en vestiging van doelsoorten zijn aanwezig? 3d. Zijn (relicten van) doelvegetaties aanwezig in de veenweiden en hoe kunnen deze worden benut voor herstel en ontwikkeling van soortenrijke plantengemeenschappen? 7

8 1.4 Plan van aanpak Om bovengenoemde onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zal gebruik worden gemaakt van een gecombineerde aanpak van vergelijkende veldstudies, veldexperimenten, mesocosm-experimenten in de kas en computermodellering. Deze aanpak volgt de volgende hoofdlijnen: A. Effecten op bodemchemie Het bepalen van de meest belangrijke processen en factoren die het voorkomen van verschillende plantengemeenschappen in de Westelijke Veenweiden bepalen. Dit zal worden gedaan door een uitgebreidde veldstudie, waarin van zoveel mogelijk verschillende vegetatietypen de soortensamenstelling en de abiotiek wordt onderzocht. In hoofdstuk 2 volgt een samenvatting van dit onderzoek. Het bepalen van relevante veranderingen in biogeochemische processen die optreden na vernatting van veenweidegraslanden. Dit zal enerzijds worden onderzocht met behulp van mesocosm-experimenten in de kas. Anderzijds zal op enkele locaties vernatting van veenweiden in het veld worden gemonitord. In hoofdstuk 3 volgt een samenvatting van het onderzoek betreffende dit onderdeel. B. Ontwikkeling plantengemeenschappen en mogelijkheid veenvorming De gegevens die gegenereerd worden met de metingen in hoofdlijn A kunnen dienen als invoergegevens van het computermodel ICHORS. Met behulp van logistische regressietechnieken kunnen voorspellingen worden gedaan over de plantengemeenschappen die zich mogelijk vestigen onder de nieuw ontstane bodemchemische omstandigheden. Dit onderzoek met behulp van computersimulaties zal worden gestart in de winter 2-27, na het afsluiten van bovengenoemd kasexperiment. De ontwikkeling en successie op lange termijn van deze voorspelde plantengemeenschappen zal worden onderzocht met behulp van literatuur- en bronnenonderzoek. Ook de mate van veenvorming zal op deze manier worden ingeschat voor de verschillende vegetatietypen. Met betrekking tot dit onderwerp is een deelvraag onderzocht door een masterstudent, die begeleid is bij het schrijven van een literatuurscriptie. In aansluiting hierop zal een vervolgonderzoek worden gestart. Afhankelijk van het aanbod van scriptiestudenten zal dit starten in het voorjaar van 27. C. Herstel van soortenrijke vegetatietypen Dit onderzoek omvat het bepalen van de samenstelling van de zaadvoorraden in bodems van veenweidegraslanden. Hierdoor kan worden nagegaan of deze een bron kunnen zijn van waaruit doelsoorten zich kunnen hervestigen. In hoofdstuk 4 wordt een samenvatting gegeven van dit onderzoek. Het uitvoeren van een herintroductie-experiment waarbij zaden en kiemplanten worden uitgeplant en kieming/overleving van verschillende plantensoorten wordt gevolgd. De planning is om voorjaar 27 een herintroductie experiment te starten, waarbij kieming van zaden en overleving van kiemplanten zal worden gemonitord. 8

9 2. Veldinventarisatie: vegetatie, bodem, waterpeil en beheer 2.1 Onderzoeksopzet en methoden Om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen vegetatie, bodem, waterpeil en beheer is in de zomer van 2 gestart met een veldonderzoek op een groot aantal verschillende plekken verspreid over de westelijke veenweiden. Dit betreft locaties die een hele range van bodem- en watertypen representeren: zwak brakke condities met veenbodem (Zeevang, Ilperveld, Eilandspolder) en klei-op-veenbodem (Noorderham & Crommenije), zoetwatergebieden met veenbodem (Krimpenerwaard, Nieuwkoop, Zegveld, Polder Stein) en met klei-op-veenbodem (Meije, Ruwiel). Op deze locaties zijn vegetatieopnamen gemaakt van verschillende vegetatietypen die daar werden aangetroffen. Ook is hierbij een brede range van vegetatietypen in het onderzoek betrokken: plantengemeenschappen van moerassen en verlandingsstadia, van hooi- en 'vegetatietype' # opnamen # locaties Berkenbroekbos 11 3 Elzenbroekbos 2 1 Riet-struweel 2 1 Rietland 1 veenheide 7 3 veenmosrietland 2 verland petgat 3 1 cultuurgrasland cultuurgras -extensief 7 3 cultuurgras-plas/dras 8 4 Pitrusveld 3 2 vochtig hooiland 11 4 Dotterbloemhooiland 3 1 schraalland 2 totaal weidegraslanden, van oligotrofe tot sterk eutrofe standplaatsen. Tabel 2.1: Overzicht van het aantal opnamen en locaties van de proefvlakken per type vegetatie. Foto 2.1: Voorbeeld van een proefvlak. In dit geval een moerasheide in het Ilperveld (Noord-Holland). Van ieder proefvlak (2 x 2 m) is een vegetatieopname gemaakt, waarbij abundantie en bedekking per plantensoort geschat is (methode volgens Braun-Blanquet). In ieder proefvlak is bodemvocht verzameld met behulp van rhizons. Dit zijn dunne kunststof slangetjes waaraan vacuumflesjes worden gekoppeld worden om water aan de bodem te onttrekken (foto 2.1). Van dit bodemvocht is de nutriëntensamenstelling bepaald. Tevens is een boorgat gemaakt, waardoor de actuele grondwaterstand (meetperiode eind augustus begin oktober) en het bodemtype beschreven konden worden. Via terreinbeheerders en boeren is zoveel mogelijk geprobeerd te achterhalen wat het beheer van deze terreinen is: wanneer en hoe vaak gemaaid wordt, of er bemest en eventueel bekalkt wordt. 2.2 Statistische analyse en planning De dataset zal gebruikt worden om te onderzoeken welke sturende processen het voorkomen van de verschillende plantengemeenschappen in de veenweidegebieden bepalen. Voor analyse zal een DCA (Detrended Correlation Analysis) of een PCA (Principle Component Analysis) worden gebruikt. Voorafgaand aan de analyse zal deze zomer opnieuw de grondwaterstand worden opgenomen op een aantal van de locaties. Dit is noodzakelijk omdat in de meetperiode een aantal cultuurgraslanden (vnl. in klei-op-veen gebieden) tijdelijk plas-dras stonden door hevige regenbuien. De toen gemeten grondwaterstanden zijn daardoor niet representatief. Ook zal het aantal proefvlakken worden vergroot door metingen en opnamen in vegetatietypen die momenteel nog ondervertegenwoordigd zijn, zoals Dotterbloemhooiland, Pitrusveld en Elzenbroekbos. In de herfst van 2 zal gestart worden met het schrijven van een wetenschappelijk artikel. 9

10 3. Effecten van inundatie op bodemchemie en vegetatie Zoals eerder is aangegeven is vernatting van veenweiden noodzakelijk om bodemdaling ten gevolge van veenoxidatie te voorkomen. De effecten van vernatting zijn o.a. afhankelijk van de bodemgesteldheid en de historie van het agrarisch beheer. Met behulp van een kasexperiment is onderzocht wat de effecten zijn van vernatten op bodemchemie en vegetatie in graslanden die een verschillend agrarisch beheer kennen. 3.1 Onderzoeksvragen 1. Wat zijn de verschillen in bodem- en bodemwaterchemie tussen extensief gebruikte Dotterbloemhooilanden en intensieve gebruikte veenweidegraslanden, wanneer deze worden geïnundeerd? 2. Wat is het effect van inundatie op vegetatie? 3.2 Methode en onderzoeksopzet Voor dit experiment zijn in de Polder Zegveld twee graslanden geselecteerd, te weten een veenweideperceel (intensief) en een Dotterbloemhooiland (extensief). Op ieder grasland zijn tien plaggen (incl. vegetatie) gestoken (4x3x12 cm) en in plastic containers geplaatst. Van ieder grasland werden vijf plaggen geïnundeerd met regenwater tot enkele centimeters boven maaiveld. Een serie van vijf andere plaggen werd gebruikt als controle (fig. 3.1 en foto 3.1). In iedere plag werden rhizons geplaatst om bodemvocht te kunnen verzamelen voor analyse van de chemische samenstelling Figuur 3.1 : Schematische weergave van de proefopstelling. De plaggen werden in plastic containers geplaatst, welke op hun beurt in een waterbassin werden geplaatst met een contante temperatuur van 12 graden. Rhizons werden in de bodem geplaatst om wekelijks bodemvocht te bemonsteren. Vóór inundatie (t=) en nadien werd wekelijks van iedere plag bodemvocht bemonsterd met rhizons. Later in het experiment is de frequentie van monstername verminderd tot 1 x per twee weken of 1 x per maand. Monsters werden opgeslagen bij -2 graden Celsius tot verdere analyse. Tevens is van ieder monster een submonster aangezuurd met HCl om neerslaan van ijzerzouten en fosfaat te voorkomen. Alle monsters zijn geanalyseerd met een continuous flow autoanalyser (SA-4, Skalar Analytical, Breda). De vegetatiesamenstelling en biomassaproductie is bepaald door twee maanden na de start van het experiment, ongeveer ten tijde van maximale biomassaproductie, de vegetatie af te knippen en het drooggewicht te bepalen. Daarbij is onderscheid gemaakt in de grassen (Poaceae), zeggen (Cyperaceae), kruiden en dood materiaal. 1

11 3.3 Resultaten Bodemchemie De ph in het bodemvocht lijkt gedurende het experiment te stijgen stijgen in zowel de geïnundeerde plaggen als in de controleseries (fig. 3.1A). Er zijn echter in zowel de intensieve als in de extensieve serie geen significante verschillen te vinden tussen de behandeling en de controle (p=.3). Als gevolg van inundatie is de EGV in de intensieve serie significant hoger in de geïnundeerde situatie dan in de controle. Er is geen significant behandelingseffect in de extensieve serie (fig. 3.1B). 7,8 Foto 3.1 en 3.2: De containers met plaggen zijn geplaatst in een waterbassin (links). Na twee maanden bloeien in de extensieve plaggen de eerste Dotterbloemen en Koekoeksbloemen (rechts). A Ex ctr Ex inundation In ctr In inundation B, 4 ph,4 E C 3,2 2 1, days Fig. 3.1: Veranderingen in ph (A.) en in electrische geleidbaarheid (in µs/cm) (B.) van het bodemvocht gedurende de eerste 4 dagen van het experiment (n=). EX = extensief hooiland; IN = intensief gebruikt veenweidegrasland; ctr = controle, niet geïnundeerd; in = geïnundeerd. Days In fig 3.2A. zijn de veranderingen in fosfaatconcentratie weergegeven voor de verschillende graslanden en behandelingen. In de intensief gebruikte graslanden wordt als gevolg van inundatie een enorme hoeveelheid fosfaat gemobiliseerd in vergelijking met de controle (p =.). Na ongeveer vier weken bereikt de concentratie in het bodemvocht een maximale waarde van ongeveer 4 mg fosfaat/l. Ook in de extensieve graslanden vindt fosfaatmobilisatie plaats (p =.), maar hier ligt de maximaal bereikte waarde ongeveer bij. mg/l (niet zichtbaar in fig 3.2A vanwege de grote verschillen tussen het intensieve en extensieve grasland). Ook de ijzerconcentraties stijgen significant in plaggen van zowel het extensieve als het intensieve grasland (fig. 3.2B; p =.). Opvallend is dat hier de concentraties van de extensieve en intensieve graslanden van dezelfde ordegrootte zijn in tegenstelling tot de fosfaatconcentraties. 11

12 P O 4 (m g /l) EX ctr EX in IN ctr IN in A F e ( m g /l) Time (days) Time (days) Fig. 3.2: Veranderingen in fosfaatconcentratie (A.) en de concentratie oplosbaar ijzer (B.) in het bodemvocht gedurende de eerste 4 dagen van het experiment (n=). Bodemvochtmonsters zijn aangezuurd met HCl. Voor verklaring van de legenda zie fig De nitraatconcentraties zijn voorafgaand aan inundatie (t=) in het intensieve grasland niet verschillend, terwijl net na inundatie (t=1) de gemidelde concentratie in de geïnundeerde situatie veel lager ligt dan in de controle (p=.28). Echter, later in de tijdreeks is geen significant behandelingseffect meer aanwezig. In de plaggen van het extensieve grasland zijn geen significante verschilen aanwezig tussen de behandeling en controle (fig. 3.3A). De gemiddelde ammoniumconcentraties zijn niet verschillend over de tijd tussen de controle en de geïnundeerde plaggen, maar duidelijk is een stijging van de ammoniumconcentratie te zien over de tijd in beide series en beide behandelingen (fig. 3.3B). Na t= is een sterke stijging te zien in ammoniumconcentratie in de geïnundeerde intensieve plaggen, terwijl de concentratie in de overige series juist sterk afneemt. B A EX ctr EX in IN ctr IN in 1, B N O 3 (m g /l) , Time (days), Time (days) Fig. 3.3: Veranderingen in nitraat- (A.) en ammoniumconcentratie (B.) in het bodemvocht gedurende de eerste 4 dagen van het experiment (n=). Voor verklaring van de legenda zie fig

13 Fig. 3.4: Kaliumconcentratie in het bodemvocht gedurende de eerste 4 dagen van het experiment (n=). Voor legenda zie fig Inundatie van beide graslanden laat geen significante effecten zien op de kaliumconcentraties in het bodemvocht (fig. 3.4). Wel is duidelijk het verschil te zien in intensiteit van het agrarische beheer tussen beide graslanden Time (days) Vegetatie Tijdens het experiment is van iedere plag de maximale hoogte van de vegetatie gemeten. In figuur 2. A is te zien dat de maximale hoogte van de vegetatie ongeveer gelijk is voor het extensieve hooiland en het intensief beheerde veenweidegrasland. Ook lijkt er weinig effect te zijn van inundatie op de maximale vegetatiehoogte. Toch waren duidelijk fysiologische effecten zichtbaar zoals chlorose van de bladeren van grassen in de geïnundeerde plaggen. Na de eerste oogst, op t=7 lijkt het erop alsof er nog steeds geen verschil zit in de maximale hoogte tussen de behandelingen en tussen de graslanden. m axim ale vegetatiehoogte (cm ) A ex ctr ex inundatie in ctr in inundatie,, 4, 3, 2, 1, B kruiden Cyperaceae Poaceae dood days, EXT ctr EXT inund INT ctr INT inund Fig. 3. A.: De groei van de vegetatie op de plaggen van het extensief en intensief beheerde grasland weergegeven als maximale hoogte van de vegetatie. Voor verklaring van de legenda zie fig B. Drooggewicht van de bovengrondse delen van de vegetatie na de oogst op t=7; biomassa is uitgesplitst in kruiden, zeggen, grassen en dood materiaal (n=). De biomassa van de vegetatie op het moment van de oogst (t=7) staat weergegeven in fig. 3. B. Ten eerste zien we een verschil in totale biomassa tussen geïnundeerde plaggen en de controle. Wanneer we naar de verdeling van biomassa bekijken zien we dat in de extensief beheerde hooilanden dit duidelijk een gevolg is van een verminderde productie van grassen (Poaceae). De overige onderdelen van de vegetatie blijven redelijk gelijk. Ook in de intensief beheerde plaggen neemt de biomassa van de grassen af als gevolg van inundatie, maar het verschil met de controle wordt vooral veroorzaakt door een afname in de hoeveelheid dode biomassa in de geïnundeerde plaggen. 13

14 2.4 Verdere planning Het experiment is gestart eind januari 2. Tot nog toe (juni 2) wordt het bodemvocht nog steeds eenmaal per maand bemonsterd. De tweede oogst vindt binnenkort plaats, waarna de nutrientengehalten in de biomassa van beide oogsten kunnen worden bepaald. Het experiment biedt mogelijkheden tot vervolgonderzoek. Ten eerste kan van de plaggen in de opstelling de emissie van broeikasgassen (koolstofdioxide, methaan, lachgas) worden gemeten om de effecten van vernatten op gasemissie te onderzoeken. Hierbij is het streven om samen te werken met onderzoekers van het brugproject Ruimte voor Klimaat. Een tweede mogelijkheid is om het effect van droogval te onderzoeken op bodemchemie (en eventueel broeikasgasemissies). De invulling en planning van het vervolgonderzoek is mede afhankelijk van het aanbod van masterstudenten. 14

15 4. Zaadvoorraden in veenweidegraslanden 4.1 Inleiding In de loop van de cultuurgeschiedenis is de intensiteit van het landbouwkundig gebruik in het westelijk veenweidegebied steeds verder toegenomen. De oudste cultuurgraslanden zijn schraallanden, zoals blauwgraslanden, die tot begin 2 e eeuw een veel voorkomende verschijning zijn geweest. Blauwgraslanden en andere schraallanden komen voor op veen- en klei-op-veengronden die slechts licht ontwaterd zijn en niet of zelden bemest worden en dus voedselarm zijn. In vroeger tijden bestond deze bemesting slechts uit het opbrengen van organisch materiaal of bagger verkregen door het opschonen van poldersloten. Tegenwoordig is het areaal van deze schraallanden zeer sterk afgenomen. Men schat dat in de Krimpenerwaard het areaal vroeger 1. à 1. ha moet zijn geweest. In 1924 besloeg dat 7-8 ha, terwijl momenteel in hetzelfde gebied slechts 1, ha redelijk ontwikkeld blauwgrasland resteert. Op matig voedselrijke tot voedselrijke locaties in het vroegere veenlandschap ontwikkelden zich Dotterbloemhooilanden. Veelal waren dit boezem- en vlietlanden met een vaak kleiïge veen- of klei-op-veenbodem. Deze plantengemeenschappen hebben een hoge biodiversiteit (flora en fauna) en zijn relatief productief. Net als schraallanden komen deze vochtige hooilanden voor op licht ontwaterde bodems, die één tot twee maal per jaar worden gemaaid. Tot de jaren zestig waren Dotterbloemhooilanden vrij algemeen in de westelijke veenweiden, maar tegenwoordig is maar weinig overgebleven van het areaal. Als gevolg van toegenomen intensiteit van het agrarisch beheer, d.w.z. sterke ontwatering en bemesting en de daardoor toegenomen maaifrequentie, zijn schraallanden en Dotterbloemhooilanden vrijwel allemaal omgezet in intensief gebruikt veenweidegrasland (fig. 4.1). In geval van vernatting van veenweiden (en de daaruit voortvloeiende extensivering) lijkt het opnieuw ontwikkelen van soortenrijke hooilanden het meest opportuun. Een zeer belangrijke factor bij ontwikkeling en herstel van de daarvoor karakteristieke plantengemeenschappen wordt gevormd door de zaadvoorraden die nog aanwezig zijn in de bodem. Een zaadvoorraad bouwt zich in de bodem op doordat zaden vanuit de bovenstaande vegetatie vallen (zaadregen) of doordat ze worden aangevoerd van elders (dispersie). Over het algemeen kan worden aangenomen dat zaden in diepere bodemlagen een grotere ouderdom hebben dan zaden die meer aan het oppervlak liggen (hoewel bodemdieren in staat zijn om zaden te transporteren door de bodem). Omdat de levensduur van zaden in de bodem beperkt is en deze verschilt per plantensoort is het wenselijk om te weten welke zaden nog aanwezig zijn en vooral of doelsoorten nog aanwezig zijn. 4.2 Onderzoeksvragen 1. Welke plantensoorten zijn aanwezig in de zaadvoorraad van een veenweidegrasland, een Dotterbloemhooiland en respectievelijk een blauwgrasland? 2. Is er een verschil tussen de zaadvoorraden in bovengenoemde graslanden in bodemlagen op verschillende diepten? Zijn in diepere lagen nog zaden aanwezig van doelsoorten? 4.3 Opzet van het experiment In dit onderzoek zijn in de Polder Krimpenerwaard drie type graslanden geselecteerd die verschillen in historie en intensiteit van het landbouwkundig gebruik en daardoor in soortensamenstelling van de huidige vegetatie (tabel 4.1). Deze typen betreffen twee schraallanden en twee Dotterbloemhooilanden, waarvan de huidige vegetatietypen te beschouwen zijn als doeltypen van herstelbeheer. Twee intensief gebruikte veenweidepercelen zijn opgenomen om te onderzoeken welke soorten nog resteren in de zaadvoorraad. 1

16 Figuur 4.1: Schema van de veranderingen in de vegetatie als gevolg van de toenemende intensiteit van het agrarisch landgebruik. RG= rompgemeenschap = begroeiing waarvan de samenstelling zo sterk beïnvloed is door de mens dat geenszins sprake kan zijn van een volledig ontwikkelde vegetatie. Ingezaaid veenweidegrasland met een natuurlijke inmenging van ruderale kruiden is daar een voorbeeld van. 1

17 Tabel 4.1: Overzicht van de locaties in de Krimpenerwaard, waar de samenstelling van de zaadvoorraad is bepaald in verschillende type graslanden. Type Locatie 1 (alfa) Locatie 2 (beta) Schraalland Veerstalblok, Gouderak Kooilust, Berkenwoude Dotterbloemhooiland Veerstalblok, Gouderak Kattendijkblok, Gouderak Veenweide Berkenw. Driehoek, perceel 31 Berkenw. Driehoek, perceel 9 Op iedere locatie zijn met behulp van een grondboor vijf bodemkernen gestoken, waarna deze in drie verschillende lagen van tien centimeter zijn verdeeld (-1 cm, 1-2 cm en 2-3 cm)(foto 4.1). Deze monsters (ca. 3 g) zijn uitgespreid op steriele zandbodems en in een kas geplaatst bij 22 C (foto 4.2). Een submonster van iedere kern werd gedroogd (48h, 1 C) en opnieuw gewogen om de bulk density te kunnen bepalen. Kieming van zaden werd gestimuleerd door regelmatig water te geven, door de bakken tijdelijk een periode uit te laten drogen en door gedurende twee weken de zaden bloot te stellen aan temperatuurfluctuaties groter dan 1 C. Ook werd de bodem in de bakken verstoord door regelmatig de grond te mengen. Zowel presentie als abundantie van plantensoorten in de zaadvoorraad is in ieder monster is bepaald aan de hand van de totale hoeveelheid gekiemde zaden per soort. Kiemplanten die niet direct konden worden gedetermineerd zijn verspeend en opgekweekt tot dit wel mogelijk was (foto 4.3). 3.4 Resultaten Werk ik nog uit Foto 4.1, 4.2 en 4.3: De bodemkernen zijn in het veld in drie lagen verdeeld (links). Van iedere laag werd een monster uitgespreid in bakken in de verwarmde kas (midden). De gekiemde planten werden apart opgepot en opgekweekt om later gedetermineerd te kunnen worden (rechts). 4.4 Resultaten In figuur 4.1 is een dendrogram te zien waarin de verschillende bodemkernen zijn gegroepeerd op basis van de Sørensen similariteitsindex. Deze index is een maat voor de gelijkenis in soortensamenstelling tussen de verschillende kernen. Voor deze analyse is het totaal aantal aanwezige soorten gebruikt door de presentie van soorten in de drie verschillende lagen waaruit een bodemkern bestaat op te tellen. Te zien is dat beide Loliumgraslanden (LO) een goed vergelijkbare zaadvoorraad hebben op basis van de kernen (1 t/m ) die per grasland (a en b) zijn gestoken. Idem voor het Dotterbloemhooiland (CA = Calthion). Alleen de beide schraallanden (CI = Cirsio- Molinietum) vormen twee aparte groepen, omdat CI-a flink verzuurd is en daardoor te beschouwen is als een sterk gedegradeerd blauwgrasland, dit i.t.t. CI-b, waar nog redelijk wat karakteristieke soorten voorkomen, zoals Spaanse ruiter (Cirsium dissectum) en Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe). 17

18 UPGMA CI b CI b4 CI b2 CI b3 CI b1 CI a CI a3 CI a2 CI a1 LO b4 LO b3 LO a LO a4 LO a2 LO b LO a3 LO b2 LO b1 LO a1 CI a4 CA b CA a CA a3 CA b3 CA b2 CA a4 CA b4 CA a2 CA b1 CA a1,4,2,3,2,8,84 1 Sorensen's Coefficient Figuur 4.1: Dendrogram op basis van de berekende similariteit tussen de verschillende bodemkernen. Van ieder type grasland, t.w. veenweide (LO= Loliumgrasland), Dotterbloemhooiland (CA= Calthion) en schraalland (CI= Cirsio-Molinietum) zijn twee percelen (a en b) geselecteerd. Per perceel zijn bodemkernen (1 t/m ) gestoken van 3 cm lang. 18

19 Veenweide alfa -1 cm Veenweide alfa 1-2 cm Veenweide alfa 2-3 cm Stellaria media Juncus 'rechtop gev ulde stengel' Juncus 'gev ulde stengel mini' Lolium perenne Juncus 'gev ulde stengel' Ranunculus acris/repens Polygonum aviculare Ranunculus flammula Ranunculus sceleratus Sagina procumbens Alopecurus geniculatus Gly ceria f luitans Rorippa palustris Epilobium ciliatum Epilobium tetragonum Lepidium sativum Lythrum salicaria Juncus buf onius Bellis perennis Festuca rubra Cerastium fontanum Juncus bulbosus Persicaria hydropiper Carex 'smal blad' Dactylis glomerata Epilobium parviflorum Holcus lanatus Plantago major Senecio vulgaris Betula pubescens Matricaria inodora # zaden / m2 Stellaria media Juncus 'rechtop gevulde st engel' Juncus 'gevulde st engel mini' Lolium perenne Juncus 'gevulde st engel' Ranunculus acris/ repens Juncus art iculatus Polygonum aviculare Ranunculus flammula Ranunculus sceleratus Sagina procumbens Alopecurus geniculatus Glyceria f luitans Rorippa palust ris Epilobium ciliat um Epilobium tet ragonum Lepidium sat ivum Lythrum salicaria Agrostis st olonifera Bellis perennis Fest uca rubra Cerast ium f ont anum Juncus bulbosus Persicaria hydropiper Carex 'smal blad' (acuta) Dactylis glomerat a Epilobium parviflorum Holcus lanatus Plantago major Senecio vulgaris Bet ula pubescens Matricaria inodora # zaden / m2 Stellaria media Juncus 'gevulde stengel mini' Lolium perenne Ranunculus acris/repens Polygonum aviculare Ranunculus flammula Ranunculus sceleratus Sagina procumbens Alopecurus geniculatus Glyceria fluitans Rorippa palustris Epilobium ciliatum Epilobium tetragonum Lepidium sativum Lythrum salicaria Bellis perennis Festuca rubra Cerastium fontanum Juncus bulbosus Persicaria hydropiper Carex 'smal blad' (acuta) Dactylis glomerata Epilobium parviflorum Holcus lanatus Plantago major Senecio vulgaris Betula pubescens M atricaria inodora # zaden / m2 47 Figuur 4.2 : Samenstelling van de zaadvoorraad van een veenweidegrasland (alfa) in intensief agrarisch beheer. Per plantensoort zijn weergegeven het aantal zaden per vierkante meter verdeeld over de verschillende dieptelagen in de bodem, -1 cm, 1-2 cm, respectievelijk 2-3 cm diep. 19

20 Veenweide beta -1 cm Veenweide beta 1-2 cm Veenweide beta 2-3 cm Stellaria media Juncus 'recht op gevulde stengel' Juncus 'gevulde stengel mini' Lolium perenne Ranunculus acris/repens Juncus art iculatus Polygonum aviculare Ranunculus f lammula Ranunculus sceleratus Sagina procumbens Alopecurus geniculatus Glyceria fluit ans Rorippa palustris Epilobium ciliatum Epilobium tetragonum Lepidium sativum Lythrum salicaria Juncus buf onius Agrostis st olonif era Bellis perennis Festuca rubra Cerast ium fontanum Juncus bulbosus Persicaria hydropiper Carex 'smal blad' (acuta) Dactylis glomerat a Epilobium parvif lorum Holcus lanatus Plant ago major Senecio vulgaris Bet ula pubescens Matricaria inodora # zaden / m Stellaria media Juncus 'gevulde stengel mini' Lolium perenne Ranunculus acris/repens Polygonum aviculare Ranunculus flammula Ranunculus sceleratus Sagina procumbens Alopecurus geniculatus Glyceria fluitans Rorippa palustris Epilobium ciliatum Epilobium tetragonum Lepidium sativum Lythrum salicaria Bellis perennis Festuca rubra Cerastium fontanum Juncus bulbosus Persicaria hydropiper Carex 'smal blad' (acuta) Dactylis glomerata Epilobium parviflorum Holcus lanatus Plantago major Senecio vulgaris Betula pubescens M atricaria inodora # zaden / m2 2 Stellaria media Juncus 'gevulde stengel mini' Lolium perenne Ranunculus acris/ repens Juncus art iculatus Polygonum aviculare Ranunculus f lammula Ranunculus scelerat us Sagina procumbens Alopecurus geniculat us Glyceria f luit ans Rorippa palustris Epilobium ciliatum Epilobium tetragonum Lepidium sativum Lythrum salicaria Juncus buf onius Agrostis st olonif era Bellis perennis Festuca rubra Cerast ium fontanum Juncus bulbosus Persicaria hydropiper Carex 'smal blad' (acut a) Dactylis glomerata Epilobium parviflorum Holcus lanat us Plantago major Senecio vulgaris Bet ula pubescens Matricaria inodora # zaden / m2 488 Figuur 4.3: Samenstelling van de zaadvoorraad van een veenweidegrasland (beta) in intensief agrarisch beheer. Per plantensoort zijn weergegeven het aantal zaden per vierkante meter verdeeld over de verschillende dieptelagen in de bodem, -1 cm, 1-2 cm, respectievelijk 2-3 cm diep. 2

21 Dotterbloemhooiland alfa -1cm Dotterbloemhooiland alfa 1-2cm Dotterbloemhooiland alfa 2-3 cm Lychnis flos-cuculi Ranunculus acris/repens Ranunculus flammula Lolium perenne Holcus lanatus Cardamine pratensis Carex spec. Plantage laceolata Cerastium fontanum Rhinanthus angustifolius Juncus 'gevulde stengel mini' Caltha palustris Glyceria fluitans Betula pubescens/pendula Cirsium palustris Agrostis canina Eriophorum spec Carex 'smal blad' Urtica dioica Juncus 'met knol' Carex 'groot/breed' Festuca rubra Lythrum salicaria Anthoxanthum odoratum Persicaria maculosa Stellaria media Galium plaustre Galium uliginosum Ranunculus sceleratus Carex scirpus Alopecurus geniculatus Epilobium parviflorum M olinia caerulea Rumex acetosa # zaden/m2 371 Lychnis flos-cuculi Ranunculus acris/repens Ranunculus flammula Lolium perenne Holcus lanatus Cardamine pratensis Carex spec. Plantage laceolata Cerastium fontanum Rhinanthus angustifolius Juncus 'gevulde stengel mini' Caltha palustris Glyceria fluitans Betula pubescens/pendula Cirsium palustris Agrostis canina Eriophorum spec Carex 'smal blad' Urtica dioica Juncus 'met knol' Carex 'groot/breed' Festuca rubra Lythrum salicaria Anthoxanthum odoratum Persicaria maculosa Stellaria media Galium plaustre Galium uliginosum Ranunculus sceleratus Carex scirpus Alopecurus geniculatus Epilobium parviflorum M olinia caerulea Rumex acetosa # zaden/m2 Lychnis flos-cuculi Ranunculus acris/repens Ranunculus flammula Lolium perenne Holcus lanatus Cardamine pratensis Carex spec. Plantage laceolata Cerastium fontanum Rhinanthus angustifolius Juncus 'gevulde stengel mini' Caltha palustris Glyceria fluitans Betula pubescens/pendula Cirsium palustris Agrostis canina Eriophorum spec Carex 'smal blad' Urtica dioica Juncus 'met knol' Carex 'groot/breed' Festuca rubra Lythrum salicaria Anthoxanthum odoratum Persicaria maculosa Stellaria media Galium plaustre Galium uliginosum Ranunculus sceleratus Carex scirpus Alopecurus geniculatus Epilobium parviflorum M olinia caerulea Rumex acetosa # zaden/m2 Figuur 4.4: Samenstelling van de zaadvoorraad van een Dotterbloemhooiland (alfa) in extensief hooiland beheer. Per plantensoort zijn weergegeven het aantal zaden per vierkante meter verdeeld over de verschillende dieptelagen in de bodem, -1 cm, 1-2 cm, respectievelijk 2-3 cm diep. 21

22 Dotterbloemhooiland beta -1 cm Dotterbloemhooiland beta 1-2 cm Dotterbloemhooiland beta 2-3 cm Lychnis flos-cuculi Ranunculus acris/repens Ranunculus flammula Lolium perenne Holcus lanatus Cardamine pratensis Carex spec. Plantage laceolata Cerastium fontanum Rhinanthus angustifolius Juncus 'gevulde stengel mini' Caltha palustris Glyceria fluitans Betula pubescens Cirsium palustris Agrostis canina Juncus 'grijze goot met knol' Carex 'smal blad' Urtica dioica Juncus 'met knol' Carex 'groot/breed' Festuca rubra Lythrum salicaria Anthoxanthum odoratum Persicaria maculosa Stellaria media Galium palustre Galium uliginosum Ranunculus sceleratus Carex 'scirpus' Alopecurus geniculatus Epilobium parviflorum M olinia caerulea Rumex acetosa Lychnis f los-cuculi Ranunculus acr is/ r epens Ranunculus f lammula Lolium per enne Holcus lanatus Juncus ar ticulatus Car damine pr atensis Car ex spec. Plantage laceolata Cer astium f ontanum Rhinanthus angustif olius Juncus 'gevulde stengel mi ni' Agr ostis stoloni f er a Caltha palustr is Glycer ia f luitans Betula pubescens Cir sium palustr is Agr ostis canina Juncus 'gr ijze goot met knol' Juncus buf onius Juncus 'r echtop gevulde stengel' Car ex 'smal blad' Ur tica dioica Juncus 'met knol' Car ex 'gr oot/ br eed' Festuca r ubr a Lythr um salicar ia Anthoxanthum odor atum Per sicar ia maculosa Stellar ia media Galium palustr e Galium uliginosum Ranunculus sceler atus Car ex 'scir pus' Alopecur us geniculatus Epilobium par vif lor um Molinia caer ulea Rumex acetosa Lychnis flos-cuculi Ranunculus acris/repens Ranunculus flammula Lolium perenne Holcus lanatus Cardamine pratensis Carex spec. Plantage laceolata Cerastium fontanum Rhinanthus angustifolius Juncus 'gevulde stengel mini' Caltha palustris Glyceria fluitans Betula pubescens Cirsium palustris Agrostis canina Juncus 'grijze goot met knol' Carex 'smal blad' Urtica dioica Juncus 'met knol' Carex 'groot/breed' Festuca rubra Lythrum salicaria Anthoxanthum odoratum Persicaria maculosa Stellaria media Galium palustre Galium uliginosum Ranunculus sceleratus Carex 'scirpus' Alopecurus geniculatus Epilobium parviflorum M olinia caerulea Rumex acetosa Figuur 4.: Samenstelling van de zaadvoorraad van een Dotterbloemhooiland (beta) in extensief hooiland beheer. Per plantensoort zijn weergegeven het aantal zaden per vierkante meter verdeeld over de verschillende dieptelagen in de bodem, -1 cm, 1-2 cm, respectievelijk 2-3 cm diep. 22

23 Schraalland alfa -1 cm Schraalland alfa 1-2 cm Schraalland alfa 2-3 cm Drosera rotundifolia 87 Drosera rotundifolia Drosera rotundifolia Erica tetralix 124 Erica tetralix Erica tetralix Molinia caerulea 73 Molinia caerulea Molinia caerulea Betula pubescens/pendula 9 Betula pubescens/pendula Betula pubescens/pendula Carex spec. Carex spec. Carex spec. Urtica dioica Urtica dioica Urtica dioica Agrostis canina Agrostis canina Agrostis canina Juncus 'met knol' Juncus 'met knol' 28 Juncus 'met knol' Potentilla erectus Potentilla erectus Potentilla erectus Lychnis flos-cuculi Lychnis flos-cuculi Lychnis flos-cuculi Danthonia decumbens Danthonia decumbens Danthonia decumbens Sagina procumbens Sagina procumbens 37 Sagina procumbens Carex 'smal blad' (acuta?) Carex 'smal blad' (acuta?) Carex 'smal blad' (acuta?) Juncus bulbosus Juncus bulbosus Juncus bulbosus Cirsium dissectum Cirsium dissectum Cirsium dissectum Senecio spec Senecio spec Senecio spec Hydrocotyle vulgaris Hydrocotyle vulgaris Hydrocotyle vulgaris # zaden / m # zaden / m # zaden / m2 Figuur 4.: Samenstelling van de zaadvoorraad van een Schraalland (alfa) in extensief hooiland beheer. Per plantensoort zijn weergegeven het aantal zaden per vierkante meter verdeeld over de verschillende dieptelagen in de bodem, -1 cm, 1-2 cm, respectievelijk 2-3 cm diep. 23

24 Schraalland beta -1 cm Schraalland beta 1-2 cm Schraalland beta 2-3 cm Drosera rotundifolia Drosera rotundifolia Drosera rotundifolia Erica tetralix Erica tetralix Erica tetralix Molinia caerulea 11 Molinia caerulea Molinia caerulea 187 Betula pubescens/pendula Betula pubescens/pendula Betula pubescens/pendula Carex spec. Carex spec. Carex spec. Urtica dioica Urtica dioica Urtica dioica 42 Agrostis canina 287 Agrostis canina Agrostis canina Juncus 'met knol' Juncus 'met knol' Juncus 'met knol' 182 Potentilla erectus 133 Potentilla erectus Potentilla erectus Lychnis flos-cuculi Lychnis flos-cuculi Lychnis flos-cuculi Danthonia decumbens 44 Danthonia decumbens Danthonia decumbens Sagina procumbens Sagina procumbens Sagina procumbens Carex 'smal blad' (acuta?) 22 Carex 'smal blad' (acuta?) Carex 'smal blad' (acuta?) Juncus bulbosus Juncus bulbosus Juncus bulbosus Cirsium dissectum Cirsium dissectum Cirsium dissectum Senecio spec Senecio spec Senecio spec Hydrocotyle vulgaris Hydrocotyle vulgaris Hydrocotyle vulgaris # zaden / m # zaden / m # zaden / m2 Figuur 4.7: Samenstelling van de zaadvoorraad van een Schraalland (beta) in extensief hooiland beheer. Per plantensoort zijn weergegeven het aantal zaden per vierkante meter verdeeld over de verschillende dieptelagen in de bodem, -1 cm, 1-2 cm, respectievelijk 2-3 cm diep. 24

25 In fig. 4.2 tot en met 4.7 staat voor ieder grasland weergegeven welke plantensoorten aangetroffen zijn in de verschillende bodemlagen en in welke aantallen (berekend naar aantal zaden per vierkante meter). Op basis van de gekiemde zaden kunnen een aantal (voorlopige) conclusies worden getrokken: De zaden van doelsoorten kunnen lange tijd overleven in de bodem. In Dotterbloemhooiland worden in de diepste lagen (2-3 cm) nog talrijke kiemkrachtige zaden gevonden van Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi) en Grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius). Ook is in deze laag een breedbladige Zegge aanwezig (Carex riparia?). In oppervlakkige bodemlagen zijn veel karakteristieke soorten van de vegetatie, zoals Dotterbloem (Caltha palustris) en Pinksterbloem (Cardamine pratensis) aanwezig. In schraalland zijn in de diepste laag alleen nog zaden aanwezig van Zomprus (Juncus articulatus). Meer aan het oppervlak werden wel doelsoorten aangetroffen, zoals Rondbladige zonnedauw (Drosera rotundifolia), een Zegge-soort (Carex sp.) en Dopheide (Erica tetralix). De zaadvoorraad van veenweidegrasland bestaat hoofdzakelijk uit één- en meerjarige grassen ( en Lolium perenne), enkele langlevende kruiden zoals Kruipende boterbloem (Ranunculus repens) en Madeliefje (Bellis perennis). Verder is het voorkomen van eenjarige ruderale kruiden opvallend hoog, zoals Vogelmuur (Stellaria media), Varkensgras (Polygonum aviculare), Waterpeper (Persicaria hydropiper) en Reukloze kamille (Matricaria inodora). Er zijn nauwelijks doelsoorten aangetroffen van Dotterbloemhooilanden of schraallanden. Wel zijn op 1-2 cm diepte nog enkele kiemkrachtige zaden van een Zegge (Carex acuta?) gevonden. Waarschijnlijk zijn deze zaden decennia geleden in de bodem terecht gekomen toen dit nog een drassig hooiland was. Idem geldt voor het voorkomen van enkele Russen, zoals Knolrus (Juncus bulbosus) en Egelsboterbloem (Ranunculus flammula). Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige vegetatie in hoge mate de samenstelling van de zaadvoorraad bepaalt en dat zaden van doelsoorten die aanwezig waren vóór de intensivering niet meer kiemkrachtig zijn. In alle drie de graslanden neemt het aatal soorten af met toenemende diepte. In diepere lagen zijn vooral zaden van planten uit de families van Russen (Juncaceae) en Zeggen (Cyperaceae) aanwezig. Uitgaande van deze resultaten lijkt voor herstel en ontwikkeling van natte en vochtige hooi- en schraallanden op voormalige veenweidegraslanden de (her)introductie van doelsoorten noodzakelijk. Verdere planning De analyse van zaadvoorraden loopt nog steeds. Wekelijks worden nog nieuwe kiemplanten geteld en verspeend. De resultaten en conclusies die hierboven zijn besproken zijn dus slechts voorlopig, omdat een complete analyse van de samenstelling van de zaadvoorraden nog niet is voltooid. Om het onderzoek robuuster te maken is besloten om komende herfst opnieuw te starten met een analyse van zaadvoorraden. Dit keer zullen graslanden in de Polder Zegveld en Nieuwkoop worden onderzocht (tevens Pilotgebied voor de peilscenarios). In de Polder Zegveld zijn de Schraallanden van de Meije van Staatsbosbeheer gelegen, een complex van blauwgraslanden met een unieke vegetatie. Langs de Meije en in Nieuwkoop zijn twee Dotterbloemhooilanden in beheer bij Natuurmonumenten. Overige graslanden zijn veenweiden. Echter, deze graslanden waren tot de jaren zeventig nog redelijk vochtig en sommige percelen waren nog bloemrijk. Op basis van een CABO-vegetatiekartering (191) zullen een aantal veenweidepercelen worden geselecteerd waar 4 jaar geleden nog graslandvegetaties met Dotterbloemen aanwezig waren. 2

26 . Overige activiteiten Naast het opzetten en uitvoeren van experimenten en veldonderzoek zijn ook andere activiteiten ondernomen voor het project: 1. Het onderzoek naar de effecten van inundatie van plaggen en de samenstelling van zaadvoorraden in veenweidebodems wordt ten dele uigevoerd door masterstudenten van de Universiteit Utrecht. Deze studenten worden momenteel nog begeleid in het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, analyseren van gegevens en uiteindelijk de vastlegging in de vorm van een masterverslag. 2. In april 2 is literatuuronderzoek afgerond naar de mogelijkheden tot ontwikkeling van veenvormende vegetaties in vernatte veenweiden in het westelijk veenweidegebied. Onderzoek en verslaglegging zijn uitgevoerd door een masterstudent van de Universiteit Utrecht als onderdeel van een scriptie. 3. In juni 2 is de definitieve versie van de Quick Scan Natuur in de Westelijke Veenweiden afgerond en online beschikbaar gekomen via de website van Waarheen met het veen ( 4. In juni 2 is bijgedragen aan een Landschappelijke Visie op de Polder Zegveld. Hierin wordt een overzicht gegeven van de uitdagingen en mogelijkheden die vernatting biedt om de ecologische waarden in het gebied te behouden en conflicten tussen Natura-2-gebieden (Nieuwkoop en De Haeck) en activiteiten in aangrenzend land te voorkomen.. In augustus 2 zullen de in dit rapport genoemde onderzoeksresultaten worden gepresenteerd op een internationaal congres te Greifswald, Duitsland (th European Conference on Ecological Restoration). 2

27 27

Kansen voor natuur in de veenweiden. - Eindsymposium Waarheen met het Veen

Kansen voor natuur in de veenweiden. - Eindsymposium Waarheen met het Veen Kansen voor natuur in de veenweiden - Eindsymposium Waarheen met het Veen Bas van de Riet Universiteit Utrecht 8 oktober 29 Overview Introductie: Ontwikkeling in historisch perspectief Natuurwaarden: moeras-

Nadere informatie

Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen

Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen Roland Bobbink, Leon van den Berg, Huig Bergsma, Henk Siepel, Joost Vogels, Evi Verbaarschot, Bas van de Riet & Maaike Weijters BIOGEOCHEMICAL

Nadere informatie

Landschapsecologische visie op natuurontwikkeling bij vernatting van de Polder Zegveld

Landschapsecologische visie op natuurontwikkeling bij vernatting van de Polder Zegveld Touch Table Workshop Waarheen met het Veen? 11 december 2007 Landschapsecologische visie op natuurontwikkeling bij vernatting van de Polder Zegveld B.P. van de Riet A. Barendregt J.T.A. Verhoeven Middels

Nadere informatie

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Drasland in de Zouweboezem, provincie Zuid-Holland Bron: provincie Utrecht Drasland Drasland is niet bemest kruidenrijk hooiland dat maximaal 30 cm boven het oppervlaktewaterpeil

Nadere informatie

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek Vegetatieopnamen Kievitsbloem-associatie Polder Stein periode 1992-2012 2003 => Opnamenummer: 66108 Datum (jaar/maand/dag) : 2003/04/25 X-coordinaat : 113.098000 Y-coordinaat : 448.244000 Bloknummer :

Nadere informatie

Veldwerkplaats dotterbloemgraslanden in de veenweiden. Bas van de Riet Landschap Noord-Holland 26 augustus 2010

Veldwerkplaats dotterbloemgraslanden in de veenweiden. Bas van de Riet Landschap Noord-Holland 26 augustus 2010 Veldwerkplaats dotterbloemgraslanden in de veenweiden Bas van de Riet Landschap Noord-Holland 26 augustus 21 Overview Introductie: Introductie project waarheen met het veen? Korte schets: wat zijn dotterbloemgraslanden

Nadere informatie

Van G7 was het met name het subtype: - G7b Matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige bodem; voedselrijk tot zeer voedselrijk

Van G7 was het met name het subtype: - G7b Matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige bodem; voedselrijk tot zeer voedselrijk Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland twitter: KNNVafdDelfland facebook: KNNV-afdeling-Delfland

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 Nat is zeer laagproductief hooiland op natte, onbemeste, basenrijke veen- en zandgrond dat gewoonlijk een keer per jaar worden gemaaid in de nazomer.

Nadere informatie

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Aan : Provincie Noord-Holland Van : Joost Rink en Tom van den Broek Datum : 9 januari 2015

Nadere informatie

De burger wil best betalen voor veenweidenatuur

De burger wil best betalen voor veenweidenatuur De burger wil best betalen voor veenweidenatuur Huidige situatie: tamelijk eenvormige weinig soortenrijke polder. Foto: Lex Broere V eenweidegebieden hebben unieke natuurwaarden en zijn vanuit internationaal

Nadere informatie

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS Milieu MO41B 2017-2018 KLEINE ZONNEDAUW (DROSERA INTERMEDIA) KENMERKEN SOORTNAAM Soortgroep/familie Hoofd-biotoop Uiterlijke kenmerken Extra foto s Zonnedauwfamilie

Nadere informatie

foto inzet: Staf de Roover

foto inzet: Staf de Roover foto inzet: Staf de Roover 1 2 3 4 Het woord grasland doet veronderstellen dat grassen het grootste aandeel van de vegetatie moeten vormen. Veelal is dit zo, maar er zijn graslanden waarin andere dan grassen

Nadere informatie

Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling. Fosfaatverzadiging als uitgangspunt

Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling. Fosfaatverzadiging als uitgangspunt Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling Fosfaatverzadiging als uitgangspunt fosfaatverzadigingsindex (PSI) Plaggen en fosfaatverzadiging van de grond Plaggen is een veelgebruikte methode om de voedingstoestand

Nadere informatie

Dotterbloemhooilanden

Dotterbloemhooilanden Dotterbloemhooilanden Verslag veldwerkplaats ---Laagveen en zeeklei Woerdense Verlaat, 26 augustus 2010 Inleiders: Bas van de Riet (Landschap Noord-Hollands) Martijn van Schie (Natuurmonumenten) Bij en

Nadere informatie

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Grasland en Heide Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Planning Grasland Voedselweb opdracht Heide Voedselweb opdracht Grasland Grasland is een gebied van enige omvang met een vegetatie die gedomineerd wordt door grassen

Nadere informatie

Bodemdaling in veengebieden Pompen of verzuipen?

Bodemdaling in veengebieden Pompen of verzuipen? Bodemdaling in veengebieden Pompen of verzuipen? Ilperveld Waaierverkaveling van voormalige hoogveenkoepel bij Nieuw-Loosdrecht Foto: Theo Baart Het mooie veen achter de duinen 100 na Christus Vos, P.C..

Nadere informatie

25-3-2015. Sturen op Nutriënten. Sturen op Nutriënten. Doel. Sturen met Water. Sturen op Nutriënten. Waar kijken we naar. Bijeenkomst 19 februari 2015

25-3-2015. Sturen op Nutriënten. Sturen op Nutriënten. Doel. Sturen met Water. Sturen op Nutriënten. Waar kijken we naar. Bijeenkomst 19 februari 2015 Bijeenkomst 19 februari 2015 Jouke Velstra (Acacia Water) 4 Sturen met Water De basisgedachte is dat per perceel de grondwaterstand actief wordt geregeld. Onderwater drainage (OWD) geeft een directe relatie

Nadere informatie

VLAAMS IMPULSPROGRAMMA NATUURONTWIKKELING

VLAAMS IMPULSPROGRAMMA NATUURONTWIKKELING VLAAMS IMPULSPROGRAMMA NATUURONTWIKKELING Praktijkgericht onderzoek naar kansen en belangrijke stuurvariabelen voor natuurontwikkeling op gronden met voormalig intensief landbouwgebruik: Deel II: Analyse

Nadere informatie

Bermbesluit. Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen

Bermbesluit. Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen Bermbeheer Beveren Bermbesluit Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen Datum : 27/06/1984 Pagina B.S. :13392

Nadere informatie

Duurzame landbouw door bodemschimmels

Duurzame landbouw door bodemschimmels Duurzame landbouw door bodemschimmels Omdat er in natuurgebieden over het algemeen veel bodemschimmels leven, wordt vaak gedacht dat de aanwezigheid van schimmels in een akker of in grasland een kenmerk

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7 SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7 De wandeling naar het Munsterbos had veel van de processie van Echternacht! Twee voorwaarts en een achterwaarts. Net voor het vertrekuur zag de voorspelling op de buienradar er gewoon

Nadere informatie

Het effect van ratelaar (Rhinanthus spec.) op de biomassa van de vegetatie.

Het effect van ratelaar (Rhinanthus spec.) op de biomassa van de vegetatie. Het effect van ratelaar (Rhinanthus spec.) op de biomassa van de vegetatie. Inleiding Ratelaar (Rhinanthus spec.) is een half-parasiet. Een plant die met zijn wortels binnen de wortels van andere planten

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Zeventiende jaargang, no 4 24 mei 2019 Oosterdel In het Oosterdelgebied worden verschillende eilandjes van Staatsbosbeheer beheerd door de Stichting

Nadere informatie

De invloed van zout op natuurlijke vegetatie

De invloed van zout op natuurlijke vegetatie Zoet-Zout Tweedaagse Wageningen De invloed van zout op natuurlijke vegetatie Sija Stofberg, Flip Witte, Milou Huizinga 1 Zoet-Zout Tweedaagse Wageningen 2 Inleiding Verzilting in Nederland en tolerantie

Nadere informatie

Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied Boterdiepstrook te Groningen

Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied Boterdiepstrook te Groningen Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied Boterdiepstrook te Groningen Rapport 2016-005 G.J. Berg J. van Goethem Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied Boterdiepstrook te Groningen

Nadere informatie

Toelichting bij de inzending

Toelichting bij de inzending Toelichting bij de inzending Door de diepe ontwatering van de Friese veenweiden oxideert het veen waardoor het maaiveld daalt. Dat proces gaat door zolang de polderpeilen aan het dalende maaiveld wordt

Nadere informatie

Veldbiologische Werken

Veldbiologische Werken Veldbiologische Werken Ecologisch onderzoek en advies Rapportage PQ s golfclub Kagerzoom (incl. aanbevelingen ecologische ontwikkelingskansen) Rapportage PQ s golfclub Kagerzoom (incl. aanbevelingen ecologische

Nadere informatie

Waardevolle slootkantplanten in het werkgebied van de Utrechtse Venen Een hulpmiddel bij herkenning

Waardevolle slootkantplanten in het werkgebied van de Utrechtse Venen Een hulpmiddel bij herkenning Agrarische Natuur- en Landschapsvereniging Waardevolle slootkantplanten in het werkgebied van de Utrechtse Venen Een hulpmiddel bij herkenning Voorwoord Deze brochure wordt uitgegeven voor het project

Nadere informatie

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen Workshop 1.4 Kennisconferentie Deltaprogramma Jan van den Akker Alterra / Wageningen UR janjh.vandenakker@wur.nl Bodemdaling Component

Nadere informatie

Bodemdaling afremmen, stoppen en zo mogelijk herstellen

Bodemdaling afremmen, stoppen en zo mogelijk herstellen Bodemdaling afremmen, stoppen en zo mogelijk herstellen Niets houdt ons tegen Peter Hoogervorst 470 km 2 veengebied PBL: 34 cm bodemdaling 2050 HHNK: 27 cm bodemdaling 2050 zeespiegel stijgt dit proces

Nadere informatie

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL Bekijk op https://www.youtube.com/watch?v=pgyczqy-krm voor het herinirichtingplan Sarsven en De Banen. Begin vorige eeuw kwamen plantenliefhebbers uit het hele land al naar

Nadere informatie

Onderzoekcentrum B-WARE BV

Onderzoekcentrum B-WARE BV Onderzoekcentrum B-WARE BV Opgericht in 2002 Emiel Brouwer Natuur- en waterbeheer in Nederland - Biotoopvernietiging, versnippering, atmosferische depositie, verdroging, vervuiling van grond- en oppervlaktewater,

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Onderzoek naar mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de depressie van de Moervaart in relatie tot fosfor

Onderzoek naar mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de depressie van de Moervaart in relatie tot fosfor Onderzoek naar mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de depressie van de Moervaart in relatie tot fosfor Doelstelling Onderzoek naar geschiktheid van bodem voor natte natuur te creëren 72 ha open water

Nadere informatie

waarheen met de Veenweidenatuur? Er is een nieuwe en duurzame visie op de natuur van het veen nodig. Versneller van duurzaamheid

waarheen met de Veenweidenatuur? Er is een nieuwe en duurzame visie op de natuur van het veen nodig. Versneller van duurzaamheid waarheen met de Veenweidenatuur? Er is een nieuwe en duurzame visie op de natuur van het veen nodig. Versneller van duurzaamheid 2 - Veenweide Het landschap van veen en veenweiden dat iedereen zo mooi

Nadere informatie

Naar een duurzaam beheer van het veenweidegebied. Piet-Jan Westendorp Aquatisch ecoloog Witteveen+Bos

Naar een duurzaam beheer van het veenweidegebied. Piet-Jan Westendorp Aquatisch ecoloog Witteveen+Bos Naar een duurzaam beheer van het veenweidegebied Piet-Jan Westendorp Aquatisch ecoloog Witteveen+Bos Inleiding Is een duurzaam beheer mogelijk? Nederland veenland Huidige toestand veenweidegebied Streefbeeld

Nadere informatie

Natuur in het Friese veengebied van de toekomst. Eddy Wymenga, Marion Brongers, Wibe Altenburg Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek

Natuur in het Friese veengebied van de toekomst. Eddy Wymenga, Marion Brongers, Wibe Altenburg Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek Natuur in het Friese veengebied van de toekomst Eddy Wymenga, Marion Brongers, Wibe Altenburg Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek Friese veenweidegebied KLEI ZAND 26 mei 2016 Biologiysk Wurkferbân

Nadere informatie

Effect van hydrologische maatregelen op maaivelddaling

Effect van hydrologische maatregelen op maaivelddaling Effect van hydrologische maatregelen op maaivelddaling Jan van den Akker, Rob Hendriks, Idse Hoving, Matheijs Pleijter, Frank Lenssinck, Karel van Houwelingen, e.v.a. Componenten maaivelddaling Consolidatie,

Nadere informatie

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer Bodem & Klimaat Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer Jaartemperaturen en warmterecords in De Bilt sinds het begin van de metingen in 1706 Klimaatverandering KNMI scenarios Zomerse dagen Co de Naam

Nadere informatie

Kennisdag 8 juni B Connect: meer biodiversiteit op bedrijventerreinen

Kennisdag 8 juni B Connect: meer biodiversiteit op bedrijventerreinen Kennisdag 8 juni 2017 2B Connect: meer biodiversiteit op bedrijventerreinen Fotogroep ISO 400 Het beheerplan Met dank aan Jens Verwaerde (Natuurpunt) Een goed beheerplan versterkt biodiversiteit werkt

Nadere informatie

Waterbeheer en landbouw

Waterbeheer en landbouw Waterbeheer en landbouw Melkveehouderij in veenweidegebieden Bram de Vos (Alterra) Idse Hoving (Animal Sciences Group) Jan van Bakel (Alterra) Inhoud 1. Probleem 2. Waterpas model 3. Peilverhoging polder

Nadere informatie

Maatschappelijke Kosten Baten Analyse Waarheen met het Veen

Maatschappelijke Kosten Baten Analyse Waarheen met het Veen Maatschappelijke Kosten Baten Analyse Waarheen met het Veen Ernst Bos en Theo Vogelzang (LEI) Opgave LEI: Beoordeel peilstrategieën Groene Hart op basis van Maatschappelijke Kosten en Baten Opbouw presentatie:

Nadere informatie

De Peelvenen. Hoogveenherstel op het randje. Gert-Jan van Duinen en vele anderen

De Peelvenen. Hoogveenherstel op het randje. Gert-Jan van Duinen en vele anderen De Peelvenen Hoogveenherstel op het randje Gert-Jan van Duinen en vele anderen 1. Op de grens van Brabant en Limburg 2. Ontstaan rondom de Peelrandbreuk De Verheven Peel op de Peelhorst: hoog en nat De

Nadere informatie

Herstelbeheer van natte heiden en natte heischrale graslanden. Roland Bobbink B-WARE Research Centre

Herstelbeheer van natte heiden en natte heischrale graslanden. Roland Bobbink B-WARE Research Centre Herstelbeheer van natte heiden en natte heischrale graslanden. Roland Bobbink B-WARE Research Centre Opbouw Presentatie Inleiding - heide landschap - karakterisering natte heiden en heischrale graslanden

Nadere informatie

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas reg.nr. 17.87199 17.100697 Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas 1. Hydrologie 1.1 Hydrologische voorwaarden voor Schoenetum : zomergrondwaterstanden die niet verder

Nadere informatie

Vegetatieontwikkeling en Pitrusdominantie op voormalige landbouwgronden in het Geeserstroomgebied

Vegetatieontwikkeling en Pitrusdominantie op voormalige landbouwgronden in het Geeserstroomgebied Vegetatieontwikkeling en Pitrusdominantie op voormalige landbouwgronden in het Geeserstroomgebied Praktijkexperiment Gees Francisca Sival Rolf Kemmers Wouter de Vlieger Bernard de Jong Alterra-rapport

Nadere informatie

Bodem en Water, de basis

Bodem en Water, de basis Bodem en Water, de basis Mogelijkheden voor verbeteringen 5 febr 2018 Aequator Groen & Ruimte bv Het jaar 2017 April tot 30 juni April tot sept Aequator Groen & Ruimte bv 2 Jaar 2017 2017 Zomer warmer

Nadere informatie

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN EENDENKOOI SCHIPLUIDEN 2015-16 C.J. Nonhof F. Severijn KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl

Nadere informatie

Verlanding een handje helpen gaat het dan vlotter?

Verlanding een handje helpen gaat het dan vlotter? Verlanding een handje helpen gaat het dan vlotter? Jeroen Geurts, Roos Loeb, Liesbeth Bakker, Jasper van Belle, José van Diggelen, Gijs van Dijk, Johan Loermans, Winnie Rip en vele anderen BIOGEOCHEMICAL

Nadere informatie

Toetsing erosiebestendigheid dijkgraslanden Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht

Toetsing erosiebestendigheid dijkgraslanden Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht Toetsing erosiebestendigheid dijkgraslanden 2002 Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht Toetsing erosiebestendigheid dijkgraslanden 2002 Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht Een vergelijking

Nadere informatie

Water Level Fluctuations in Rich Fens. An Assessment of Ecological Benefits and Drawbacks I.S. Mettrop

Water Level Fluctuations in Rich Fens. An Assessment of Ecological Benefits and Drawbacks I.S. Mettrop Water Level Fluctuations in Rich Fens. An Assessment of Ecological Benefits and Drawbacks I.S. Mettrop Hoofdstuk 1 Basenrijke trilveen, een beschermd habitattype binnen het Natura 2000-netwerk onder de

Nadere informatie

Accumulatie van C en N gedurende successie in kalkrijke en kalkarme duinen

Accumulatie van C en N gedurende successie in kalkrijke en kalkarme duinen Veldwerkplaats, 16 juni2015 1 Accumulatie van C en N gedurende successie in kalkrijke en kalkarme duinen Yuki Fujita & Camiel Aggenbach 2 Overzicht Wat zijn Grijze duinen? Atmosferische N-depositie en

Nadere informatie

Bijlage VIII - Land- en tuinbouw Provincie Noord-Brabant

Bijlage VIII - Land- en tuinbouw Provincie Noord-Brabant Westelijke Langstraat Bijlage VIII - Land- en tuinbouw Provincie Noord-Brabant 11 maart 2019 Project Opdrachtgever Westelijke Langstraat Provincie Noord-Brabant Document Bijlage VIII - Land- en tuinbouw

Nadere informatie

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan?

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan? Praktische-opdracht door een scholier 1523 woorden 16 januari 2006 6,4 18 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Wereldwijs Stap 1: De onderzoeksvraag Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN Samenvatting INTRODUCTIE Een groot deel van het landoppervlak op aarde is bedekt met graslanden en deze worden doorgaans door zowel inheemse diersoorten als door vee begraasd. Dit leidt vaak tot een zeer

Nadere informatie

COPYRIGHT. l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische. 02 juli Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap

COPYRIGHT. l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische. 02 juli Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap Veldwerkplaats: l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische fauna in poldergebieden 02 juli 2009 Rudi Terlouw, Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap KRIMPENERWAARD Veenweidepolder van

Nadere informatie

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN indeling inleiding: voorstelling a geschiedenis van het natuurbeheer b - biotopen en soorten en hun beheer pauze c - beheer richt zich op de omgeving d - natuurbeheer

Nadere informatie

. S. Zaadkapi taal en kieming en vestiging. Laboratorjum voor Plantenoecologie. Rijksuniversi tel t Groningen \ / / blj het An1or Diepje.

. S. Zaadkapi taal en kieming en vestiging. Laboratorjum voor Plantenoecologie. Rijksuniversi tel t Groningen \ / / blj het An1or Diepje. Rijksuniversi tel t Groningen Laboratorjum voor Plantenoecologie 1985 4 \ / / I lu f -1 / / k..., S S LPP S S. S. S..,p.5 S. S S. S. Zaadkapi taal en kieming en vestiging van ingezaaid zaad in vijf grasi

Nadere informatie

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Theunis Osinga, Wetterskip Fryslân Wiebe Terwisscha van Scheltinga, Wetterskip Fryslân Johan Medenblik, Provincie Fryslân Leeuwarden,

Nadere informatie

Community assembly game Een spel over constructieregels voor levensgemeenschappen

Community assembly game Een spel over constructieregels voor levensgemeenschappen Community assembly game Een spel over constructieregels voor levensgemeenschappen Inhoud en tijdsschema practicum Inleiding (11:30-12.00) Achtergrond spel Uitleg spel Uitleg opdrachten Practicum (12:00-12:30,

Nadere informatie

Veldwerkplaats. Natuurontwikkeling op voormalige landbouwgronden: fosfaat als adder onder het gras

Veldwerkplaats. Natuurontwikkeling op voormalige landbouwgronden: fosfaat als adder onder het gras Veldwerkplaats Natuurontwikkeling op voormalige landbouwgronden: fosfaat als adder onder het gras Leon Lamers, Fons Smolders, Esther Lucassen en Jan Roelofs Eutrofiëring ring Bodem- en waterprocessen droog

Nadere informatie

Opdracht Biologie Informatie planten voor herbarium

Opdracht Biologie Informatie planten voor herbarium Opdracht Biologie Informatie planten voor herb Opdracht door J. 1666 woorden 14 april 2013 4,2 16 keer beoordeeld Vak Biologie Duizendknoopfamilie Veldzuring Rumex acetose L. Plukdatum 14-05-12 Rood Duizendknoopfamilie

Nadere informatie

TOPSURFLAND. 1. Waterschappen

TOPSURFLAND. 1. Waterschappen TOPSURFLAND Hieronder wordt beschreven wat de toegevoegde waarde is van Topsurf voor de samenleving en wat de effecten zijn van het gebruik van Topsurfland voor alle belanghebbenden. 1. Waterschappen De

Nadere informatie

De waardering voor en de perceptie van problemen, oplossingen en verantwoordelijkheden rondom veenweide onder het Nederlandse publiek in kaart

De waardering voor en de perceptie van problemen, oplossingen en verantwoordelijkheden rondom veenweide onder het Nederlandse publiek in kaart De waardering voor en de perceptie van problemen, oplossingen en verantwoordelijkheden rondom veenweide onder het Nederlandse publiek in kaart brengen. Lang geleden bestond voor Nederland een groot deel

Nadere informatie

Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust. 3. Waddenzeedijk Ameland

Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust. 3. Waddenzeedijk Ameland Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust 3. Waddenzeedijk Ameland In opdracht van Wetterskip Fryslân 2 Alterra-rapport 880 Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust 3. Waddenzeedijk

Nadere informatie

Effecten van verhoogde N- depositie op natuur: is herstel nog nodig? Roland Bobbink, Leon van den Berg, Hilde Tomassen, Maaike Weijters & Jan Roelofs

Effecten van verhoogde N- depositie op natuur: is herstel nog nodig? Roland Bobbink, Leon van den Berg, Hilde Tomassen, Maaike Weijters & Jan Roelofs Effecten van verhoogde N- depositie op natuur: is herstel nog nodig? Roland Bobbink, Leon van den Berg, Hilde Tomassen, Maaike Weijters & Jan Roelofs Opbouw presentatie Inleiding - atmosferische depositie

Nadere informatie

It Fryske Gea. Herstel weidevogelgebieden in Friesland door meer bodemleven. Jacqueline Baar en Aafke van Erk Mei 2010 Eindrapportage

It Fryske Gea. Herstel weidevogelgebieden in Friesland door meer bodemleven. Jacqueline Baar en Aafke van Erk Mei 2010 Eindrapportage Herstel weidevogelgebieden in Friesland door meer bodemleven Jacqueline Baar en Aafke van Erk Eindrapportage Inhoudsopgave 1 Samenvatting 3 2 Aanleiding 5 2.1 Herstel van weidevogelgebied 5 2.2 Bodemleven

Nadere informatie

INNOVATIE PROGRAMMA VEEN IPV

INNOVATIE PROGRAMMA VEEN IPV INNOVATIE PROGRAMMA VEEN IPV presentatie Heel Holland Zakt, 31 maart 2016 Roel van Gerwen, Walter Menkveld Inhoud Het probleem bodemdaling Experimenteren met veengroei De toekomst van de landbouw in veenweidegebieden

Nadere informatie

OVERZICHT WERKZAAMHEDEN EN PRODUCTEN 2006 PROJECT WAARHEEN MET HET VEEN

OVERZICHT WERKZAAMHEDEN EN PRODUCTEN 2006 PROJECT WAARHEEN MET HET VEEN OVERZICHT WERKZAAMHEDEN EN PRODUCTEN 2006 PROJECT WAARHEEN MET HET VEEN Stand van zaken 1. Berekeningen effecten van peilscenario s In 2005 is een 5000 ha groot pilot gebied rond polder Zegveld in het

Nadere informatie

LMM e-nieuws 9. Inhoud. Modelleren van grondwateraanvulling. Neerslag vult vanaf de herfst het grondwater aan

LMM e-nieuws 9. Inhoud. Modelleren van grondwateraanvulling. Neerslag vult vanaf de herfst het grondwater aan LMM e-nieuws 9 Juli 2009 Heruitgave november 2017 Inhoud Modelleren van grondwateraanvulling - Astrid Vrijhoef, RIVM Greppelwaterbemonstering in de veenregio - Arno Hooijboer, RIVM Ook de Engelsen meten

Nadere informatie

Landscape Ecology, Institute of Environmental Biology, Utrecht University 2

Landscape Ecology, Institute of Environmental Biology, Utrecht University 2 Quick Scan Natuur in de Westelijke Veenweidegebieden B.P. van de Riet 1, A. Barendregt 2 & J.T.A. Verhoeven 1 Met medewerking van C. Kwakernaak 3 1 Landscape Ecology, Institute of Environmental Biology,

Nadere informatie

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR. analyse GGOR afweging en uitgangspunten Het GGOR voor Alm&Biesbosch richt zich op het realiseren van de gewenste peilen ten behoeve van de geambieerde natuurdoeltypen van de provincie Noord-Brabant voor

Nadere informatie

De vegetatiekartering ten behoeve van de graslandverbetering

De vegetatiekartering ten behoeve van de graslandverbetering De vegetatiekartering ten behoeve van de graslandverbetering TH. A. DE BOER, Proefstation foor de Akker- en Weidebouw. Wageningen. GEBRUIKSWAARDE VAN GRASLAND Wanneer men in een gebied de produktie-omstandigheden

Nadere informatie

Opzet. Streefbeelden Graslanden. Fasen van ontwikkeling. Hooilanden. Tussenfase 0: Raaigras-weide KNNV afdeling Delfland. Tussenfase 1: Grassen-mix

Opzet. Streefbeelden Graslanden. Fasen van ontwikkeling. Hooilanden. Tussenfase 0: Raaigras-weide KNNV afdeling Delfland. Tussenfase 1: Grassen-mix Opzet Streefbeelden Graslanden Wat is de doelstelling; Wat willen we er mee? Hooilanden Fasen van ontwikkeling Botanisch waardevolle graslanden De dominantfase als bottleneck Doelstelling bloemrijk: verschralen

Nadere informatie

AQUATISCHE LANDBOUW. haal meer uit land én water

AQUATISCHE LANDBOUW. haal meer uit land én water AQUATISCHE LANDBOUW haal meer uit land én water AQUATISCHE LANDBOUW Waarom wel het land, maar niet de sloot benutten in de veenweiden? Dat is de vraag waar het om draait in het icoon Aquatische landbouw

Nadere informatie

Begrazing in het Zwanenbroekje

Begrazing in het Zwanenbroekje Begrazing in het Zwanenbroekje De invloeden van begrazing op de ontwikkeling van natuurweides. Roel van Dijk Djessie Donkers Jeroen Jansen TB1-5a Ecoxperience Wat is de invloed van Begrazing op de ontwikkeling

Nadere informatie

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal Bestuurlijke samenvatting Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal De Groote Meer, deels gevuld met water De Brabantse Wal: een afwisselend natuurgebied met een grote variatie aan

Nadere informatie

Leucojum aestivum L. indigeen

Leucojum aestivum L. indigeen Leucojum aestivum L. indigeen in Nederland en België door J. Mennema (Rijksherbarium, Leiden) Het onderzoek naar de verspreiding van het zomerklokje (Leucojum aestivum L.) in Nederland en België (MENNEMA,

Nadere informatie

Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen

Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen Speuren naar bloeiende planten langs het Henri Dunantpad, 30 december 2015 foto: Pieter Hielema Theo van Schie Eindejaars Plantenjacht 2015 FLORON

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Resultaten onderzoek relatieve bronnen. B-ware en Royal Haskoning (proefsloten) HH Stichtse Rijnlanden en Aequator (polderanalyse)

Resultaten onderzoek relatieve bronnen. B-ware en Royal Haskoning (proefsloten) HH Stichtse Rijnlanden en Aequator (polderanalyse) Resultaten onderzoek relatieve bronnen B-ware en Royal Haskoning (proefsloten) HH Stichtse Rijnlanden en Aequator (polderanalyse) Overzicht Aanleiding Aanpak Vervolg Waterkwaliteit Lopikerwaard Welke bronnen

Nadere informatie

Bij de bespreking van het Noordelijke Weiland dienen we iets langer stil te staan. Dit toch

Bij de bespreking van het Noordelijke Weiland dienen we iets langer stil te staan. Dit toch I 8 S 1 S 1 S 1 S! S 1 S 1 S 1 Z ) LEVENDE NA TUUR B. Onderscheiding van onderkaken. i Lengte van de kiezenrij meer dan 7 mm Woelrat. Lengte van de kiezenrij minder dan 7 mm Kiezen met wortels elk, of

Nadere informatie

meer stad meer landschap

meer stad meer landschap meer stad meer landschap een nieuw perspectief Hanneke Kijne Academie van Bouwkunst Amsterdam Hoofd masteropleiding Landschapsarchitectuur meer klimaatverandering temperatuur stijgt meer klimaatverandering

Nadere informatie

. bepaald. + 15% klein % willekeurig. I.<5% vrij groot % willekeurig % willekeurig

. bepaald. + 15% klein % willekeurig. I.<5% vrij groot % willekeurig % willekeurig DE SAMENSTELLING VAN DE VEGETATIE OP DE DOOR SCHAPEN BEWEIDE GEDEELTEN OP "DE RUG", "ACHTER DE ZWARTEN" EN OP DE "ZUIDELIJKE LOB" IN DE LAUWERSZEE IN 1978 door P. Slager 1979-138 Abw. juni L. R I J K D

Nadere informatie

Vegetatie van Nederland

Vegetatie van Nederland Vegetatie van Nederland Vegetatie van Nederland Met Bosanemoon: Zomereik Gewone es Klimop Eenbes Daslook Bosvergeet-mij-nietje Slanke sleutelbloem Met scherpe boterbloem Grote vossenstaart Gestreepte witbol

Nadere informatie

Stroomdalgraslanden in Nederland

Stroomdalgraslanden in Nederland Stroomdalgraslanden in Nederland Ontwikkeling en beheer in de Vreugderijkerwaard Veldwerkplaats rivierenlandschap Vreugderijkerwaard, 16 mei 2008 Inleiders: Karlè Sýkora (Wageningen Universiteit, Leerstoelgroep

Nadere informatie

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen 14.52044 De peilvoorstellen en afwegingen van het ontwerp-peilbesluit voor de Zuid- en Noordeinderpolder worden hier gegeven. Dit ontwerppeilbesluit is opgesteld

Nadere informatie

Kansen voor natuur veenweidegebied

Kansen voor natuur veenweidegebied Kansen voor natuur veenweidegebied Biodiversiteit Veenweiden Peilbeheer Veranderend landgebruik Agrarisch gebruik met diepe drainage van veenweiden leidt tot snelle bodemdaling en verslechterende waterkwaliteit.

Nadere informatie

Fauna in de PAS. Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen

Fauna in de PAS. Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen Fauna in de PAS Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen De Programatische Aanpak Stikstof Natuurdoelen en economische ontwikkelingsruimte 1600

Nadere informatie

Schraal schraler schraalst

Schraal schraler schraalst Schraal schraler schraalst Van landbouwgrond naar natuur. Maakt het uit hoe we dit aanpakken? Rudy van Diggelen Camiel Aggenbach Matty Berg Jan Frouz Tjisse Hiemstra Leo Norda Jan Roymans Opmerking vooraf:

Nadere informatie

KEURING KUNSTGRASVELDEN. Uitloging zink in het drainage water en de drainage laag.

KEURING KUNSTGRASVELDEN. Uitloging zink in het drainage water en de drainage laag. KEURING KUNSTGRASVELDEN Uitloging zink in het drainage water en de drainage laag. eindrapport Opdrachtgever / Client RecyBEM B.V. t.a.v. de heer drs. C. van Oostenrijk Postbus 418 2260 AK LEIDSCHENDAM

Nadere informatie

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes Veldwerkplaats Herstel van vochtig schraalland 14 juli 2016 Fons Mandigers Natuurmonumenten Ecologische Hoofdstructuur (Natte

Nadere informatie

Monitoring bij Natuurboeren. 31 maart 2015

Monitoring bij Natuurboeren. 31 maart 2015 Monitoring bij Natuurboeren 31 maart 2015 problematiek Afname Plant- en dieren leven in het buitengebied Intensivering grondgebruik, verdroging Monitoring bij natuurboeren 2 Monitoring bij natuurboeren

Nadere informatie

Veenactualisatie Bodemkaart van Nederland Digitale Bodemkartering

Veenactualisatie Bodemkaart van Nederland Digitale Bodemkartering Veenactualisatie Bodemkaart van Nederland Digitale Bodemkartering Bas Kempen Symposium BIS2014 Wageningen, 14 Februari 2011 Inhoud Korte introductie: Bodemkaart van Nederland en noodzaak actualisatie Efficiënt

Nadere informatie

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II Vanavond krijgt u informatie over het project Ruygeborg II. Als u vragen heeft kunt u die aan ons stellen. Daarnaast zijn wij benieuwd naar uw ideeën over Ruygeborg.

Nadere informatie

Samenvatting 203 Klimaatverandering leidt volgens de voorspellingen tot een toename van de mondiale temperatuur en tot veranderingen in de mondiale waterkringloop. Deze veranderingen in de waterkringloop

Nadere informatie

Datum excursie: 23/07/2012 Hokcode: C Plaats: Tongerlo Gids: Peter Engelen. Sylvain Peeters LPW

Datum excursie: 23/07/2012 Hokcode: C Plaats: Tongerlo Gids: Peter Engelen. Sylvain Peeters LPW Datum excursie: 23/07/2012 Hokcode: C7 4534 Plaats: Tongerlo Gids: Peter Engelen Deelnemers: Bert Berten Lily Gora Theo Nulens Richard Pawlowski Georges Peters Luc Lenaerts Daniëlle Clits Marleen massonnet

Nadere informatie