AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 6 april 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, (hierna: de vreemdeling), tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, (hierna: de rechtbank) van 31 december 2009 in zaken nrs. 09/4562 en 09/5299 in de gedingen tussen: en de vreemdeling de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris).

2 /1/V1 2 6 april Procesverloop Bij besluit van 1 augustus 2008 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om ten aanzien van hem artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) toe te passen afgewezen. Bij besluit van 21 januari 2009 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 31 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 27 januari 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V1 3 6 april Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat. w.g. Borman lid van de enkelvoudige kamer w.g. De Vink ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 april Verzonden: 6 april 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 Are/O HR! P itspraak RECHTBANK 's-gravenhage / /;"o;iü 'v;\ Nevenzittingsplaats Assen Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer Zaaknummers: AWB 09/4562 en AWB 09/5299 Uitspraak van de rechtbank van 31 december 2009 inzake: geboren op van Afghaanse nationaliteit, IND-dossiemummer: , V-nummer: eiser, gemachtigde: mr. R. Kakes, advocaat te Lemmer, tegen: de Staatssecretaris van Justitie, (Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)), te 's-gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr. J.C. aan l t Goor, ambtenaar bij de IND. Procesverloop Op 14 december 2007 heeft eiser een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) gedaan. Bij besluit van 1 augustus 2008 heeft verweerder beslist geen toepassing te geven aan artikel 64 Vw Eiser heeft daartegen op 4 augustus 2008 een bezwaarschrift ingediend. Op 6 augustus 2008 heeft eiser verzocht om afgifte van een W- dan wel W2-document. Bij besluit van 20 oktober 2008 heeft verweerder de aanvraag om afgifte van een W- dan wel een W2-document afgewezen. Bij brief van 17 november 2008 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen laatst vermeld besluit. Bij besluit van 21 januari 2009 heeft verweerder het bezwaar gericht tegen het besluit om geen toepassing te geven aan artikel 64 Vw 2000 ongegrond verklaard.

5 Zaaknummers: AWB 09/4562 en AWB 09/ Bij besluit van 29 januari 2009 heeft verweerder het bezwaar gericht tegen het besluit tot afwijzing van het verzoek om een W- dan wel W2-document, ongegrond verklaard. Bij beroepschrift van 12 februari 2009 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het besluit geen toepassing te geven aan artikel 64 Vw Dit beroep is geregistreerd onder nummer AWB 09/4562. Bij beroepschrift van 18 februari 2009 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het besluit om hem geen W- dan wel W2- document te verstrekken. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AWB 09/5299. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 november Met voorafgaande kennisgeving is eiser noch zijn gemachtigde ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigde. Motivering ten aanzien van het beroep op artikel 64 Vw 2000 (AWB 09/4562) In geschil is de vraag of verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw In artikel 64 van de Vw 2000 is bepaald dat uitzetting achterwege blijft zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen. In het beleid zoals neergelegd in onderdeel B8/10 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) is bepaald dat uitzetting op grond van artikel 64 van de Vw 2000 achterwege blijft indien de medisch adviseur aangeeft dat het vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen of de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan en de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of ander land waarheen betrokkene zich kan verwijderen en de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze noodsituatie naar verwachting één jaar of korter zal duren. Voorts is in B8/3.1 van de Vc 2000 bepaald dat onder medische noodsituatie die situatie wordt verstaan, waarbij de vreemdeling lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling op korte termijn zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade. Onder 'op korte termijn' wordt verstaan binnen een termijn van drie maanden. Verweerder heeft zich over de medische problematiek van eiser laten adviseren door het Bureau Medische Advisering (BMA). Volgens het op 29 juli 2008 door het BMA uitgebrachte advies heeft eiser last van slecht slapen, een verminderde geheugenfunctie, moeheid, angstklachten, nare herinneringen, somberheid. Hij hoort ook geluiden en durft

6 Zaaknummers: AWB 09/4562 en AWB 09/ niet in het donker te slapen. Door de GGZ is de diagnose depressie gesteld. De BMAadviscur sluit niet uit dat ook gesproken kan worden van kenmerken van een posttraumatische stressstoornis. Verder is melding gemaakt van pijn en gevoeligheid in de vingers van de linkerhand, een verminderde kracht en klachten van verminderd/koud gevoel aan de voet na een herniaoperatie in 2007, maagklachten, darmklachten, middenrifbreuk, lactose intolerantie en allergie voor lidocaine. Eiser is in behandeling bij huisarts, diëtist, internist en GGZ. Hij krijgt medicijnen. De adviseur van het BMA concludeert, uitgaande van de juistheid van de beschikbare informatie met betrekking tot de therapiemogelijkheden in het land van herkomst, dat er voldoende behan delmoge lijkheden in Afghanistan aanwezig zijn. Op basis van de beschikbare gegevens zijn er geen aanwijzingen dat uitblijven van de medische behandeling van eiser zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Zowel de psychiatrische voorgeschiedenis, het actuele beeld en de wijze van behandeling bieden geen aanknopingspunten voor een te verwachten crisissituatie. Vanuit de maagdarmproblematiek valt een dergelijke situatie eveneens niet te verwachten. Voorts wordt er in het BMA-advies vermeld dat er geen medische contra-indicaties ten aanzien van reizen in het algemeen zijn. Eiser is in staat te reizen met gangbare vervoermiddelen als boot, trein, bus, auto en vliegtuig onder de voorwaarden dat hij de medicatie dient mee te nemen en te continueren tijdens de reis en hij een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt. Volgens vaste jurisprudentie is een aan de afwijzing ten grondslag gelegd advies van het BMA een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Daartoe dient het op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie te verschaffen. Het is de rechtbank niet gebleken dat hiervan geen sprake is, zodat verweerder bij de besluitvorming in beginsel van de juistheid van die informatie mag uitgaan. Voorts heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank geen concrete aanknopingspunten geleverd voor het oordeel dat niet van de juistheid en volledigheid van de informatie uit het BMA-advies van 29 juli 2008, dan wel de actualiteit daarvan, zou kunnen worden uitgegaan. Voorts heeft eiser geen medische gegevens ter weerlegging van de BMAadviezen verschaft en geen contra-expertise laten verrichten. Derhalve heeft verweerder zich, op grond van het voldoende gemotiveerd te achten BMAadvies, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser gelet op zijn gezondheidstoestand in staat moet worden geacht om te reizen naar zijn land van herkomst en dat hij bij terugkeer niet in een medische noodsituatie zal geraken. Verweerder heeft hierbij kunnen wijzen op de conclusie in het BMA-advies dat uitblijven van de medische behandeling van eiser niet zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn en dat eisers behandeling en medicatie beschikbaar zijn in Afghanistan. Eisers enkele stelling dat in ieder geval de combinatie van zijn medische klachten een beroep op artikel 64 Vw 2000 rechtvaardigen en verweerder dit ten onrechte niet heeft onderkend, kan gelet op de motivering van het BMA-advies niet slagen. Eisers niet nader gemotiveerde stelling dat algemeen bekend is dat de situatie in Afghanistan het afgelopen jaar aanzienlijk is verslechterd, kan gelet op de ex tune toetsing in beroep, niet leiden tot het ermee beoogde doel. Ook de omstandigheid dat eisers psychische problematiek is gerelateerd aan Afghanistan, kan in het kader van een beoordeling van een uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw 2000 niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder heeft aldus in het bestreden besluit terecht geconcludeerd dat er geen aanleiding

7 Zaaknummers: AWB 09/4562 en AWB 09/5299 bestaat toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 64 van de Vw Het beroep onder nummer AWB 09/4562 is, gelet op het voorgaande, ongegrond. Motivering ten aanzien van het beroep met betrekking tot het verzoek om afgifte van een W- dan wel W2-document (AWB 09/5299) De rechtbank stelt vast dat partijen verdeeld worden gehouden over de vraag inzake eisers rechten op een W- dan wel een W2-document. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Ingevolge artikel 9, eerste lid, Vw 2000 verschaft Onze Minister aan de vreemdeling, die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder a tot en met d, f tot en met h en j tot en met 1, en aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, en gemeenschapsonderdaan is als bedoeld in artikel 1, onder e, sub 2, 4 en 6, een document of schriftelijke verklaring, waaruit het rechtmatig verblijf blijkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het bestreden besluit op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een W- dan wel een W2-document. Verweerder heeft er hierbij op gewezen dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft als hiervoor bedoeld. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat de omstandigheid dat er nog niet is beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat eiser naar aanleiding van het besluit van verweerder om geen toepassing te geven aan artikel 64 Vw 2000 heeft ingediend, het voorgaande niet anders maakt. Het betoog van eiser dat verweerder in ieder geval in zijn tijdelijk verblijf in Nederland berust door hem niet uit te zetten voordat er een beslissing is genomen op zijn verzoek om een voorlopige voorziening kan niet slagen. De omstandigheid dat verweerder eiser de uitkomst van het verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland laat afwachten, betekent immers niet dat eiser daarmee rechtmatig in Nederland verblijft als hiervoor bedoeld. Verweerder heeft zich voorts op goede gronden op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser zich thans niet kan identificeren en hij het risico loopt op een boete en op vreemdelingenbewaring geen aanleiding geeft om anders te beslissen, nu er geen sprake is van een situatie waarbij eiser op grond van artikel 9 Vw 2000 dan wel artikel 3.3 Vreemdelingenbesluit 2000 in het bezit dient te worden gesteld van een ander document. Gelet op het voorgaande dient het beroep, geregistreerd onder nummer AWB 09/5299, ongegrond te worden verklaard.

8 Zaaknummers: AWB 09/4562 en AWB 09/5299 Beslissing De rechtbank verklaart het beroep, geregistreerd onder nummer AWB 09/4562, ongegrond; verklaart het beroep, geregistreerd onder nummer AWB 09/5299, ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Läkamp, rechter, bijgestaan door mr. M.J.C, ten Hoopen, griffier. mr. M.J.C, ten Hoopen mr. E. Läka'mp / In het openbaar uitgesproken op 31 december /\^~ > Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC te 's- Gravenhage. In gevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing. Afschrift verzonden op; J j Qp ^n RECHTBANK TE 's-gravenhage

9 BRUINS me ki PF.W AANCTTF.lfF.Nny.PnST Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenkamer Postbus BC 'S-GRAVENHAGE ZAAKNR. RAAD V;V< STATE WGLrVV/.^-, JAN 2010 Mr T. Bruinsma Mr R. Kakes Mr S.R. Nohar mw. Mr E. Ebes Mr B. de Haan Mr R. Roelofsen M.M. Noorman NMI gecertificeerd mediator AAN: BEHANDELD PD: PAR: Lemmer, 26 januari 2010 Inzake Dossiernr Uw ref /N 09/4562 en 09/5299 /STAAT Edelachtbare griffier, Bijgaand gelieve u in bovenvermelde zaak aan te treffen het hoger beroepschrift d.d. 26 januari Een kopie van het hoger beroepschrift heb ik heden eveneens verzonden aan verweerder. Met vriendelijke groet, lôco Correspondentieadres: Postbus AB Lemmer Bezoekadres; Nieuwburen 32 Lemmer Tel.: Fax: infoé? bru ins maadvocaten.nl Betalingen kunnen uitsluitend plaatsvinden op bankrekening , t.n.v. Mr T. Bruinsma Stichting Derdengelden. Iedere aansnrakeliikheid wordt door ons beperkt tot het bedras dat in het betreftende geval door onze beroepsaansprakelijkheidsverzekering wordt gedekt.

10 BRUINSty\vulï uw HOGER BEROEP Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenkamer Postbus BC 'S-GRAVENHAGE Betreft mijn cliënt: geboren op van Afghaanse nationaliteit Dossiernr: V-nr: Procedurenr: 09/4562 en 09/5299 Geeft eerbiedig te kennen:, thans verblijvende te, te dezer zake domicilie kiezende te Lemmer, aan de Nieuwburen no. 32, ten kantore van de advocaat en procureur Mr R. Kakes die in deze door appellant bepaaldelijk gevolmachtigd is tot het instellen van het hoger beroep en als zodanig voor appellant zal optreden en dit hoger beroep zal ondertekenen. 1. Appellant heeft op 12 en 18 februari 2009 beroep ingesteld bij de Rechtbank te 's- Gravenhage tegen de afwijzende beschikkingen van de Staatssecretaris van Justitie d.d. 21 en 29 januari Bij zijn uitspraak van 31 december 2009 heeft de Rechtbank de beroepen van appellant ongegrond verklaard (productie 1). 2. Appellant kan zich niet verenigen met de uitspraak van de Rechtbank te 's- Gravenhage d.d. 31 december Naar aanleiding van deze uitspraak dient appellant thans hoger beroep in bij uw Afdeling. Appellant meent dat hij procesbelang heeft bij zijn appel. Hij dreigt immers uit Nederland te worden gezet, nu de uitspraak van de Rechtbank negatief is.

11 BRUINS^\)YOC TLi: GRIEVEN NAAR AANLEIDING VAN DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK TE 'S- GRAVENHAGE, ZITTINGHOUDENDE TE ASSEN D.D. 31 DECEMBER 2009 In voornoemde uitspraak heeft de Rechtbank ten onrechte het beroep van appellant tegen de afwijzing door verweerder om op hem artikel 64 Vreemdelingenwet van toepassing van te verklaren, ongegrond verklaard. Ter onderbouwing van bovengenoemde uitspraak is de Rechtbank ten onrechte van oordeel dat verweerder zich, op grond van het medisch advies van 29 juli 2008, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat appellant gelet op zijn gezondheidstoestand in staat moet worden geacht om te reizen naar het land van herkomst en dat hij bij terugkeer niet in een medische noodsituatie zal geraken. In dit verband overweegt de Rechtbank ten onrechte dat de stelling van appellant dat de situatie in Afghanistan het afgelopen jaar aanzienlijk is verslechterd, gelet op de ex tune toetsing in beroep, niet kan leiden tot het door appellant beoogde doel. Appellant merkt als grief het volgende op. Appellant heeft in de procedure naar voren gebracht dat hij de nodige medische hulp in Afghanistan niet zal kunnen krijgen. Appellant heeft een beroep gedaan op de verslechterde situatie in Afghanistan. Appellant heeft derhalve gesteld dat verweerder dient te onderzoeken of er voor appellant daadwerkelijk voldoende medische behandeling bestaat bij aankomst in het land van herkomst. Appellant heeft gelet op het voorgaande gesteld dat verweerder zich niet heeft gehouden aan de vergewisplicht. Nu verweerder zich niet heeft gehouden aan de vergewisplicht, verweerder heeft immers niet onderzocht of bij terugkeer er voor appellant daadwerkelijk voldoende medische behandeling zal bestaan, had de Rechtbank niet kunnen oordelen dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat appellant gelet op zijn gezondheidstoestand in staat moet worden geacht om te reizen naar zijn land van herkomst en dat hij bij terugkeer niet in een medische noodsituatie zal geraken. De Rechtbank heeft het voorgaande in de uitspraak miskend. REDENEN WAAROM appellant zich wendt tot uw Afdeling bestuursrechtspraak met het eerbiedige verzoek de bestreden uitspraak van de Rechtbank te 's-gravenhage d.d. 31 december 2009 te vernietigen, met veroordeling van de Staat der Nederlanden in de proceskosten in beide instanties. Lemmer, 26 januari 2010 jk gevolmachtigde /o co