AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V3 en /2/V3. Datum uitspraak: 7 mei 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000, op het hoger beroep van: (hierna: de vreemdelingen), appellanten, mede voor haar minderjarige kinderen, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank), van 12 november 2009 in zaken nrs. 08/25314 en 08/25316 in de gedingen tussen: en de vreemdelingen de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris).

2 /1/V3 en 3 7 mei /2/V3 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk voorzitter w.g. Van Leeuwen ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 mei Verzonden: 7 mei 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

3 19/12/ : WOLFFSVOLCKMANN ADV PAG. 04/17 Éêlp tspraak 4FSCHR/FT ^CHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector Bestuursrecht vreemde! in genkamer ncvcnzittingsplaats Almelo regnr: Awb 08/25314 BEPTDN/BE en 08/25316 BEPTDN/BE uitspraak van de enkelvoudige kamer inzake: geboren op eiser, en geboren op, eiseres, mede ten behoeve van hun minderjarige kinderen, allen van Iraakse nationaliteit, IND dossiernummer , gemachtigde mr. T. Volckmnnn, advocaat te Zwolle; en De Staatssecretaris van Justitie, (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-gravenhage, verweerder, vertegenwoordigd door M.M. Luik, ambtenaar ten departemente. 1. Procesverloop Op 22 januari 2008 hebben eisers aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluiten van 11 juli 2008 heeft verweerder de aanvragen afgewezen omdat Griekenland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. Bij brief van 14 juli 2008 is daartegen beroep ingesteld. Eisers mogen de behandeling daarvan niet in Nederland afwachten. De beroepen zijn voorzien van gronden bij brief van 27 juli Bij verzoeken van 14 juli 2008 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op de beroepen is beslist. De voorzieningenrechter heeft in een uitspraak van l september 2008 de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen.

4 18/12/ : tclffsvolckmann ADV PAG. 85/17 Zaaknummer AWB 08/25314 BEPTDN/BE en 08/25316 BEPTDNBE De beroepen zijn ter zitting van 7 mei 2009 behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2. Overwegingen Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, afgewezen, indien een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag Ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk Is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval is van toepassing Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: Vo 343/2003). Griekenland heeft niet tijdig gereageerd op de bij dat land, op grond van artikel 17 Vo 343/2003, ingediende overnameverzoeken. Op grond van artikel 18, zevendo lid, Vo 343/2003 staat dit gelijk met aanvaarding van de overnameverzoeken. Eisers wijzen er op dat zij hebben ervaren dat Griekenland diverse Europeserichtlijnenniet naleeft. Tevens voeren zij aan dat verweerder niet mag afgaan op het Interstate!ijk vertrouwensbeginsel nu uit diverserapportages,onder meer van Pro Asyl, blijkt dat Griekenland zich niet houdt aan het refoulementverbod van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna; het EVRM). Bij de dochter van eisers is sprake van een psychische problematiek als gevolg van de in Griekenland ondergane detentie. Verzoekers doen in verband daarmee een beroep op het Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: rvrk). In de genomen besluiten is hieraan ten onrechte geen aandacht besteed, wat, gezien de detentie - en opvangpraktijken in Griekenland, zeker op de weg van verweerder had gelegen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij mag afgaan op het interstatelljk vertrouwensbeginsel. In het algemeen mag verweerder er van uit gaan dat asielzoekers in Griekenland in staat worden gesteld een asielaanvraag in te dienen. In Griekenland bestaat de mogelijkheid ingeval van een dreigende uitzetting een interim measure te vragen aan de president van het Europees Hof tot bescherming van de Rechten van de Mens (hierna: EHRM). De rechtbank overweegt als volgt Artikel 3, tweede lid, Vo 343/2003 geeft verweerder het recht om, In afwijking van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, juncto de artikelen 5 tot en met 14, Vo 343/2003 het asielverzoek te behandelen. Volgens paragraaf C3/2J.6,1 van de Vc 2000, zoals deze luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, wordt van de mogelijkheid om op grond van artikel 3, tweede lid, van Vo 343/2003 het asielverzoek zelf te behandelen, terughoudend gebruik gemaakt Volgens paragraaf C3/ wordt ten principale op grond van het interstatelljk vertrouwensbeginsel ervan uitgegaan dat de lidstaten van de Europese Unie de verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat het land waaraan de betrokkene wordt overgedragen zijn internationale

5 10/12/ : WOLFFSVOLCKMANN ADV PAG. 87/17 Zaaknummer: AWB 08/25314 BEPTDN/BE en 08/25316 BEPTDN BE blad 4/4 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van De beroepen redeliikerwiia heeft mneten mak*n 3, Beslissing De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Aldus gedaan door mr. W.M.B. Elfcrink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Middelhuis, griffier. De griffier, De griffier is buiten staat te tekenen. De rechter, lojuuyl. Uitgesproken in het openbaar op j 2 NOV 200!) Tegen deze uitspraak kunnen partyen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113,2500 BC 's-gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Afschrift verzonden op: 1 2 NOV 2009 VOORAFS^fi INFORM DE GW FF 7nv D RECHTBANK TE 's-gravenhagê

6 10/12/ : WOLFF&VOLCKMANN ADV PAG. 02/17 p - WOLFF & VOLCKMANN A D V O C. A T E N Grief Appellanten hebben een beroep gedaan op de psychische problematiek waarmee hun dochter behept is tengevolge van de ondergane detentie in Griekenland. De rechtbank heeft onder meer het navolgende overwogen (blz.3): Het beroep van eisers op de psychische situatie van hun dochter en in samenhang daarmee op het IVRK kan evenmin tot de conclusie leiden dat verweerder toepassing zou moeten geven aan artikel 3, tweede lid, Vo 343/2003, nu niet aannemelijk is gemaakt middels verklaringen van een arts dat de psychische situatie van de dochter van eisers zodanig ernstig is dat sprake zou zijn van een noodsituatie ingeval van uitzetting naar Griekenland, Niet kan worden ingezien dat eventuele psychische problemen niet in Griekenland zouden kunnen worden behandeld De rechtbank gaat hiermee echter voorbij aan het navolgende. In de aanvullende motivering van het beroep; d.d. 5 mei 2009., is subsidiair gesteld dat onderzoek dient te worden gedaan naar een impact van een gedwongen terugkeer op de psychische gesteldheid van de dochter. Het aanknopingspunt hiervoor is te vinden in het overgelegde medisch journaal (Prod.6) en de verklaring van de basisschool (Prod.5).Uit het medisch overzicht blijkt dat dit is opgesteld door een gespecialiseerde sociaal verpleegkundige Jeugdgezondheidszorg van dé GGD. Uit de aantekeningen kan worden opgemaakt dat de detentie een grote impact op haar heeft gehad. In de verklaring van de basisschool wordt het navolgende opgemerkt: Er is een afspraak met de GGD arts die verbonden is aan het centrum, (...). Tijdens het MDO is het vermoeden uitgesproken dat dit kind waarschijnlijk gespecialiseerde hulp nodig heeft. Appellanten stellen dat de rechtbank niet zondermeer aan het subsidiaire standpunt voorbij had mogen gaan, nu uit de overgelegde informatie expliciet blijkt dat vanuit medisch perspectief nader onderzoek nodig werd bevonden. Nu de rechtbank ronder nadere motivering voorbij is gegaan aan deze stelling van appellanten, dient de uitspraak o.g.v. dit gebrek te worden vernietigd. Redenen waarom Uw Afdeling wordt verzocht: I het hoger beroep gegrond te verklaren; II de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenziltingplaats Almelo van 12 november 2009, onder AWBnr. 08/25314 en 08/25316, te vernietigen; III de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond te verklaren;