De colleges van burgemeester en wethouders in het Land van Cuijk. Ambtelijke overleg Wmo-breed (beoogde projectgroep transitie AWBZ)

Transcriptie

1 Memo Aan: Van: Betreft: I-SZ//97 De colleges van burgemeester en wethouders in het Land van Cuijk Ambtelijke overleg Wmo-breed (beoogde projectgroep transitie AWBZ) Overheveling AWBZ-begeleiding naar Wmo Datum: 6 maart De overheveling van de AWBZ-begeleiding naar de Wmo Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aangekondigd dat onderdelen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) worden overgeheveld naar de gemeente (Wet maatschappelijke ondersteuning; Wmo). Het gaat hier onder andere om de functies dagbesteding en begeleiding. Het kabinet stuurt aan op volledige inwerkingtreding per 2014, met 2013 als overgangsjaar voor bestaande AWBZ-cliënten. De nieuwe instroom zou al per 1 januari 2013 voor Wmo-ondersteuning in aanmerking moeten komen. De lijn dat lichte vormen van zorg en ondersteuning dichtbij mensen - dus via de gemeente - wordt georganiseerd, sluit aan bij de ontwikkelingen (rijksbeleid) van de afgelopen jaren. De overheveling van de dagbesteding en begeleiding naar de Wmo is een logisch vervolg op de overheveling van de huishoudelijke hulp in 2007 en de pakketmaatregel AWBZ 1 in De functies dagbesteding en begeleiding passen bij de participatie-doelstelling van de Wmo. Eerdere informatiemomenten in poho Welzijn Land van Cuijk In het portefeuillehoudersoverleg Welzijn van 23 maart 2011 zijn de verantwoordelijke wethouders voor de eerste maal via een memo om de hoogte gesteld van de voorgenomen maatregelen op landelijk niveau en de mogelijke gevolgen voor de gemeenten in het Land van Cuijk. Geconstateerd werd dat de doelgroep die een beroep doet op begeleiding heel divers is, en afkomstig is uit alle gelederen van de bevolking. De overheveling werd als een flinke operatie ingeschat. Inmiddels zijn we een flink aantal maanden verder. Nu worden voorstellen gedaan voor een verdere aanpak in het land van Cuijk. Op het poho Welzijn van 16 december 2011 en 27 januari is aanvullende informatie aan de portefeuillehouders verstrekt over de transitie AWBZ en een verdere voorgestelde invulling voor het Land van Cuijk. De portefeuillehouders hebben ingestemd met de voorgestelde structuur in het voorstel. Besluit poho Welzijn Land van Cuijk op basis onderstaand advies: 1. Kennis te nemen van deze memo Land van Cuijk en overheveling AWBZ-begeleiding naar Wmo en deze door te geleiden aan de afzonderlijke colleges. 2. Het invoeringsproces overheveling van AWBZ-begeleiding naar de Wmo op de schaal Land van Cuijk te organiseren. 3. De beschikbare invoeringsmiddelen in en 2013 per gemeente vast te stellen als maximumbijdrage voor het invoeringsproces Wmo-begeleiding binnen het Land van Cuijk. 4. Oormerken van de door de gemeente(n) ontvangen invoeringsmiddelen voor de transitie AWBZ. 5. Oormerken van een deel van de middelen voor de inzet van projectleiding voor het Land van Cuijk, volgens de aangegeven verdeling die is opgenomen in bovenstaand schema. 6. De ambtelijke stuurgroep opdracht geven om de projectleiding in te vullen. 7. De voorgestelde projectaanpak en organisatie met een bestuurlijke taskforce, ambtelijke stuurgroep en projectgroep te accorderen en deze voor te leggen aan de individuele colleges in het Land van Cuijk. 8. Op basis van de gebundelde collegestandpunten nadere afspraken te maken omtrent verdere voortgang, acties, prioritering, verdeling van de kosten, inzet middelen en capaciteit. 1 Door de pakketmaatregel AWBZ verloren veel mensen met psychosociale problemen en lichte beperkingen (een gedeelte van) hun indicatie voor begeleiding. 1

2 Het poho Welzijn Land van Cuijk biedt haar standpunt naar aanleiding van haar vergadering op 27 januari aan ter besluitvorming in de afzonderlijke colleges. De ambtelijke inzet zal eveneens ter besluitvorming worden ingebracht in de afzonderlijke MT s van de gemeenten. De aangereikte informatie aan de portefeuillehouders is gebundeld in deze memo. VNG-ledenbrief over decentralisatie AWBZ-begeleiding Met deze memo wordt inzicht verschaft in de huidige stand van zaken. Hierbij is de VNG-ledenbrief van 11 november 2011 (11/069) met de laatste stand van zaken over de decentralisatie van de AWBZ-begeleiding naar de Wmo eveneens betrokken. Inmiddels is geconstateerd dat de besluitvorming over het wetsvoorstel niet op 1-1- afgerond is. Gezien de noodzakelijke voorbereidingstijd voor gemeenten van 1 jaar is het niet ondenkbaar dat de invoeringsdatum van 1 januari 2013 zal opschuiven. Het Ministerie van VWS houdt vooralsnog vast aan de ingangsdatum 1 januari 2013 voor alle nieuwe gevallen. In verband met de wetswijziging Wmo zullen ook de Verordening, beleidsregels en financieel besluit wederom moeten worden aangepast. De VNG zal hiervoor naar verwachting in april een modelverordening aanleveren. Betekenis decentralisatie begeleiding uit AWBZ naar Wmo voor gemeente De functie begeleiding wordt geschrapt uit de AWBZ en onder de reikwijdte van de compensatieplicht van de Wmo gebracht. Gemeenten zijn vanaf 2013 verantwoordelijk voor die mensen die voor het eerst of opnieuw een beroep doen op begeleiding en vanaf 2014 voor alle mensen die in aanmerking komen voor begeleiding. Cliënten die al voor 1 januari 2013 een AWBZ-indicatie hebben, behouden hun recht totdat die indicatie afloopt, met dien verstande dat dit recht uiterlijk eindigt op 1 januari Bestaande rechten gaan dus niet over. Uitgangspunt is dat gemeenten minimaal één jaar voorbereidingstijd krijgen tussen de afronding van de wetgeving in Tweede en Eerste Kamer en de inwerkingtreding daarvan. Formulering ambitie en visie van de gemeente De decentralisatie van begeleiding naar de Wmo biedt kansen om op lokaal niveau deze ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie dichterbij de burger te organiseren. Gemeenten zijn in staat de eigen kracht en mogelijkheden van burgers en hun sociale netwerk aan te spreken, en maatwerk in de directe omgeving te realiseren. Ook kunnen zij verbindingen leggen met andere Wmo-voorzieningen en andere gemeentelijke domeinen, zoals jeugd, re-integratie, de bijstand of het woonbeleid. Het regionaal Wmo-beleidsplan voor het Land van Cuijk voor de periode geeft hiervoor een handvat. De Wmo laat hierin immers de vraag wat mensen wel kunnen leidend zijn over de vraag wat ze niet kunnen. Daarvoor moet ook de begeleiding op de Wmo-manier gekanteld worden. Dat betekent, niet meer claimgericht, samen met de burger zoeken naar oplossingen die soms individueel maar vaak ook gevonden worden in collectieve of algemene voorzieningen. Gemeenten moeten vanaf 2013 adequate ondersteuning bieden aan hen die dat nodig hebben. De gemeente doet dat niet alleen. Zij organiseert die ondersteuning in samenspraak met zorg-en welzijnsaanbieders, burgers, clientorganisaties, vrijwilligers en mantelzorgers. Gemeenten doen dit vanuit het gedachtengoed en met het instrumentarium van de Wmo (denk aan Welzijn Nieuwe Stijl en de Kanteling). Nieuwe rol en verantwoordelijkheid gemeente De Wmo kent een compensatieplicht voor kwetsbare burgers, die niet op eigen kracht aan de samenleving kunnen deelnemen. Deze opdracht wordt nu verbreed tot de bevordering van zelfredzaamheid. Bij de invulling van deze taak heeft de gemeente beleidsvrijheid, zodat ze recht kan doen aan de lokale situatie en maatwerk kan leveren. De gemeente staat voor de opgave om de zorg te verbeteren en tegelijkertijd 5% te bezuinigen. Dit denken we te realiseren door het bieden van collectieve oplossingen en de eigen kracht van burgers en sociale netwerken te stimuleren. 2

3 Door de decentralisatie van begeleiding krijgt de gemeente de volgende wettelijke taken en verantwoordelijkheden: 1. De wettelijke verantwoordelijkheid verschuift van het rijk naar de gemeente 2. Het budget gaat van het rijk naar de gemeente 3. De administratieve afhandeling en controle gaat van het zorgkantoor naar de gemeente 4. De toegangsbepaling gaat van het CIZ en BJZ (Bureau Jeugdzorg) naar de gemeente 5. Cliëntondersteuning gaat volledig over naar de gemeente 6. De controle op de kwaliteit van de zorg gaat van de IGZ (Inspectie voor de gezondheidszorg) naar de gemeente De Wmo-compensatieplicht wordt uitgebreid en aangepast De gemeente krijgt in het kader van de Wmo-compensatieplicht op de 8 resultaatgebieden een aanvullende (9 e ) opdracht, namelijk het bieden van ondersteuning zodat een burger dagelijkse levensverrichtingen kan uitvoeren en het persoonlijk leven structureert en daarover regie voert. In de Wmo zijn gemeenten verplicht cliënten die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen hulp in natura of een PGB. In de Bestuurlijke afspraken is afgesproken deze verplichting in de Wmo om te zetten naar een kan-bepaling. Met de kan-bepaling kunnen gemeenten zelf lokaal bepalen voor welke categorieën cliënten en voorzieningen PGB s kunnen bijdragen aan vraagsturing en meer eigen regie. Gemeenten zullen in hun verordening of beleidsregels moeten opnemen in welke gevallen, voor welke situaties en voor welke voorzieningen (en onder welke voorwaarden) mensen in aanmerking komen voor een PGB. De VNG heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet voorstelbaar en onverantwoordelijk is als in de AWBZ het PGB praktisch wordt afgeschaft terwijl gemeenten het PGB zonder onderscheid aan alle cliënten moeten aanbieden. Hierdoor zou het PGB in de Wmo onbeheersbaar gaan groeien. Deze kan-bepaling is echter nog onderwerp van discussie bij de parlementaire behandeling. Samenhang met andere maatregelen De decentralisatie hangt samen met andere overheidsmaatregelen op het zelfde moment, bijvoorbeeld: - Uitvoering AWBZ door zorgverzekeraars in plaats van het zorgkantoor - Wegvallen AWBZ-zorg voor cliënten met een IQ van 70 en hoger - Scheiding tussen wonen en zorg - Ontschotting van Wajong, Wet Sociale Werkvoorziening en Wet Werk en Bijstand - Decentralisatie van de jeugdzorg naar het lokale niveau. Deze decentralisaties hangen met elkaar samen en hebben deels gevolgen voor dezelfde doelgroepen. Er valt winst te behalen door afstemming tussen de decentralisaties. Het stadium van besluitvorming en het tempo van doorvoering verschilt echter van elkaar. Begeleiding voor Maatschappelijke Opvang (MO) en Vrouwenopvang (VO) Veel instellingen voor MO en VO hebben een AWBZ-erkenning en bieden begeleiding aan hun cliënten die wordt bekostigd met middelen uit de AWBZ. Rond de decentralisatie van de begeleiding uit de AWBZ naar gemeenten komt dan ook de vraag aan de orde of de middelen voor begeleiding die in de MO en VO wordt geboden ook over deze centrumgemeenten verdeeld zou moeten worden. Het is helaas nog niet duidelijk om hoeveel geld het hier precies gaat. Inloop GGZ Met ingang van 1 januari 2013 vervalt de functie inloop GGz in de AWBZ. Vanaf die datum zijn gemeenten verantwoordelijk voor de organisatie van deze voorzieningen. De middelen gaan op die datum dan ook over naar gemeenten. Kortdurend verblijf Het kortdurend verblijf is een aparte functie binnen de functie begeleiding en wordt ook gedecentraliseerd naar gemeenten. Het gaat hier om een logeervoorziening voor mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking of ouderen met dementie die nog thuis wonen. Het doel is de mantelzorgers te ontlasten waardoor zij de zorg langer vol kunnen houden en intramurale opname van degene met de beperking wordt voorkomen. Gemeenten zijn vrij in hoe zij het kortdurende verblijf willen organiseren. 3

4 Decentralisatie MEE In haar brief aan de Tweede Kamer van 23 september kondigt de staatssecretaris aan dat het budget voor de cliëntondersteuning door de MEE-organisaties met ingang van 1 januari 2015 zal worden gedecentraliseerd naar de gemeenten. Tevens is afgesproken dat gekeken gaat worden hoe MEE een ondersteunende rol kan spelen in de transitie van de begeleiding. Cijfers begeleiding gemeenten Land van Cuijk Afgesproken is dat gemeenten in de inventarisatiefase een beroep kunnen doen op de zorgkantoren om betrouwbare cijfers en aantallen te krijgen met betrekking tot de huidige doelgroep die AWBZbegeleiding ontvangt. Van het Zorgkantoor is nog geen cijfermateriaal bekend van alle gemeenten in het Land van Cuijk. Ook het CAK en het Bureau Jeugdzorg komen nog met informatie over de nieuwe doelgroep ten behoeve van gemeenten. Inmiddels heeft het CIZ een rapportage beschikbaar gesteld waarin alle gemeenten in het Land van Cuijk gegevens beschikbaar hebben over gestelde indicaties voor AWBZ-zorg voor de doelgroep extramurale cliënten. Deze doelgroep is uitgesplitst in cliënten die wel en geen begeleiding in het kader de AWBZ ontvangen. Het is op dit moment nog niet duidelijk in hoeverre deze doelgroep al bekend is in de Wmo. Het betreft de situatie op peildatum 1 januari In het Land van Cuijk waren er op 1 januari cliënten met een extramurale indicatie. Er waren 1056 cliënten (51%) met een indicatie voor de functie begeleiding. Het overzicht voor het Land van Cuijk is als volgt: Tabel 1: Extramurale indicaties voor AWBZ-zorg in het Land van Cuijk per 1 januari 2011* Gemeente Cliënten zonder Cliënten met Totaal begeleiding begeleiding Boxmeer Cuijk Grave Mill en Sint Hubert Sint Anthonis Totaal *Gebaseerd op beschikbare CIZ informatie per gemeente in Nederland. De indicaties van het bureau jeugdzorg zijn hierin niet meegenomen. Invoeringsbudget in en 2013 gemeenten Land van Cuijk Het Kabinet heeft in de septembercirculaire van 2011 helderheid gegeven over de transitiekosten decentralisatie AWBZ-begeleiding naar de Wmo. Voor het jaar komt (eenmalig) een bedrag van 47,6 mln en in ,0 mln beschikbaar via de algemene uitkering. De middelen worden verdeeld via een vast bedrag (25%) en een bedrag per inwoner (75%). De invoeringsmiddelen zijn noodzakelijk om voldoende extra inzet en capaciteit bij gemeenten te realiseren voor de decentralisatie van de begeleiding. Voor de gemeenten in het Land van Cuijk ziet dit er als volgt uit: Tabel 2: Beschikbare invoeringsmiddelen in het Land van Cuijk* Gemeente Invoeringsmiddelen Invoeringsmiddelen Totaal 2013 Boxmeer , , ,-- Cuijk , , ,-- Grave , , ,-- Mill en Sint Hubert , , ,-- Sint Anthonis , , ,-- Totaal , , ,- *Gebaseerd op de septembercirculaire gemeentefonds 2011, afgerond op 1000,--. Prognose uitvoeringsbudgetten begeleiding gemeente Land van Cuijk De voorgenomen hervormingen Langdurige Zorg worden door het ministerie van VWS aangeduid als één van de grootste hervormingen van de AWBZ sinds haar onstaan in Het doel is te komen tot beheersing van de uitgaven, zodat de AWBZ behouden blijft voor hen die deze zorg het meest nodig hebben. 4

5 De bandbreedte van het over te hevelen macrobudget is bijgesteld naar 2,7 miljard (ondergrens) en 3,1 miljard (bovengrens). In de meicirculaire van zal de hoogte van het macrobudget en de verdeling ervan over de gemeenten bekend worden. Het bedrag dat de gemeenten in een in te stellen decentralisatie-uitkering zullen ontvangen wordt gebaseerd op de werkelijke uitgaven 2010 van de huidige uitvoerders. De cijfers 2010 worden geïndexeerd. Op het totale geïndexeerde budget dat wordt overgeheveld in 2013/2014 wordt een korting toegepast van 5%. Het budget voor 2013 betreft alleen de nieuwe instroom en zal proportioneel uit het budget van 2014 worden afgeleid. Het budget voor de (structurele) uitvoeringskosten is nog niet bekend. Rapportage van het CIZ (juni 2010) geeft aan dat mensen worden geholpen met extramurale begeleiding. Het gaat om mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke of zintuiglijke handicap, mensen met een psychiatrische stoornis en ouderen met problematiek met een psychogeriatrische grondslag (bijvoorbeeld dementie). Het huidige budget voor de functie begeleiding bedraagt ca. 2,8 miljard. De overheveling van begeleiding gaat gepaard met een bezuiniging van 5% van het uiteindelijke bedrag dat voor de overheveling wordt vastgesteld. Dat exacte bedrag is nog niet bekend. De kosten per geïndiceerde bedragen gemiddeld, afhankelijk van de vraag op men individueel of groepsbegeleiding heeft, tussen de 8000,-- en 9000,--. Op basis hiervan en de beschikbare aantallen kan een indicatie worden gegeven van de benodigde budgetten om vanuit de Wmo ondersteuning in de begeleiding te bieden. Met nadruk wordt gesteld dat het hier gaat om een indicatie omdat exacte gegevens over de overheveling van het uitvoeringsbudget nog niet bekend zijn. Tabel 3: Uitvoeringsmiddelen extramurale begeleiding in het Land van Cuijk* Gemeente Cliënten met Benodigde budget begeleiding Boxmeer ,-- Cuijk ,-- Grave ,-- Mill en Sint Hubert ,-- Sint Anthonis ,-- Totaal ,-- *Indicatieve berekening op basis van beschikbare aantallen CIZ per 1 januari 2011 en gemiddelde kosten per begeleidingsindicatie. Regionale organisatievorm De taken en verantwoordelijkheden die op de gemeenten afkomen zijn van grote omvang en vragen daarom om regionale samenwerking vanuit onze regionale Wmo visie. Het is voor kleinere gemeenten lastig om voldoende expertise en ervaring te krijgen met de nieuwe doelgroepen. Om dubbel werk te voorkomen is het gezamenlijk opzetten van scholing van loketmedewerkers en beleidsmedewerkers nodig. Ook voor de grotere gemeenten is samenwerken noodzakelijk, omdat zorg niet zelden buiten de woongemeente wordt afgenomen. De huidige voorzieningen, bijvoorbeeld rondom dagbesteding, zijn verspreid over de regio en niet in elke gemeente aanwezig. Uit eerste signalen van aanbieders blijkt ook dat veel aanbieders het hele Land van Cuijk als werkgebied hebben en dat zij zich zorgen maken om met elke gemeente apart afspraken te moeten maken. Zo wordt het voor aanbieders erg kostbaar om bij 5 gemeenten apart aan te besteden. Een gezamenlijke inkoop voor de gemeenten in het Land van Cuijk ligt daarom voor de hand. Daarnaast is afstemming op het terrein van maatschappelijke opvang en ggz in groter regionaal verband belangrijk en noodzakelijk. Afstemming over de transitie AWBZ met de gemeenten in Brabant- Noordoost met centrumgemeente Oss is belangrijk gebleken. Ambtelijke inzet om al deze facetten goed op te pakken is noodzakelijk. De mate waarin zal nog nader worden uitgewerkt. Samenvattend zijn de redenen voor een regionale samenwerking bij de decentralisaties: Regionale schaal van aanbieders van voorzieningen. Omvang van de taken en verantwoordelijkheden. Snelheid van de decentralisaties (er is nu al inzet nodig). Gezamenlijke scholing en expertiseontwikkeling om dubbel werk te voorkomen. 5

6 De zorg en ondersteuning wordt regelmatig buiten de eigen woongemeente afgenomen (gezamenlijk inkopen is gewenst en werkbaar voor ketenpartners). Taken, activiteiten en doelen overlappen en raken elkaar Om lokaal goed te kunnen uitvoeren moet je regionaal samenwerken. De regio moet ondersteunen bij het opzetten van lokale netwerken door de betrokkenen te faciliteren met de goede informatie en gereedschappen. Het uitgangspunt is om lokaal de vrijheid te hebben om het ondersteuningspakket vorm te geven, maar dat er wel zoveel mogelijk dezelfde randvoorwaarden gelden op regionaal niveau waarbij ook de ICT ondersteunend is. Kortom: Regionale kaders en randvoorwaarden; lokale voorkeuren en verbindingen. De regionale (project)organisatie zal ongeveer twee jaar bestaan (-2013). De kaders moeten dan zo sterk zijn dat het lokaal uitgevoerd kan worden met een minimale regionale regie. In grote lijnen kan de inzet projectmatig plaatsvinden op basis van onderstaande invulling. De nadere uitwerking van deze inzet is naar inschatting verderop weergegeven. De projectstructuur voor de besluitvorming op de schaal Land van Cuijk is als volgt: Gemeenteraad College van burgemeester en wethouders Bestuurlijke taskforce Transitie AWBZ (portefeuillehoudersoverleg welzijn Land van Cuijk) Ambtelijke stuurgroep Transitie AWBZ Ambtelijke Projectgroep Transitie AWBZ Afstemming met de andere gemeenten in Brabant-Noordoost. Op 8 december 2011 is in het portefeuillehoudersoverleg Maatschappelijke Opvang (po MO) besloten dat de transitie AWBZ waar mogelijk regionaal wordt opgepakt. Het po MO wordt bij deze samenwerking gebruikt als regionaal bestuurlijk gremium. Dit overleg vindt in verband met de tijdsdruk van de transitie AWBZ in ieder geval vier maal in plaats. De gemeente Oss is voor wat betreft de transitie regionaal kartrekker. De gemeenten Boxmeer, Veghel en Oss maken deel uit van het bestuurlijk en ambtelijk aanjaagteam, zodat elke subregio hierin is vertegenwoordigd. In deze wordt kortheidshalve verwezen naar een uitgewerkt Plan van Aanpak opgesteld vanuit de kartrekker-gemeente Oss. Hierin wordt aandacht besteed aan het proces, de fasering (in 2 sporen) en het communicatietraject. Met betrekking tot dit laatste aspect is een begroting opgesteld om gezamenlijk met de 12 regiogemeenten, waar mogelijk, zo veel mogelijk gezamenlijk af te stemmen en samen te werken in de voorbereidingen van deze AWBZ-transitie. Voorgesteld wordt om het bijgevoegde Regionale Plan van aanpak Transitie AWBZ van de gemeente Oss vast te stellen met betrekking tot de afstemming, informatie en communicatie op de schaal Brabant Noordoost. 6

7 De structuur voor de afstemming (regionale overlegstructuur) op de schaal Brabant-Noordoost is als volgt: PO Maatschappelijke Opvang Bestuurlijk Aanjaagteam Ambtelijk overleg Aanjaagteam Transitie AWBZ Subregio Uden/Veghel Subregio Land van Cuijk Subregio Maasland Boekel, Landerd, Uden, Veghel Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill & St- Hubert, St. Anthonis Bernheze, Maasdonk, Oss Tabel 4: Bijdrage gemeenten Land van Cuijk in voorgestelde bijdrage in plan van aanpak van regio Brabant Noordoost-oost. Gemeente Aandeel in bijdrage transitie AWBZ Brabant Noordoost-oost voor Boxmeer 6.886,- Cuijk 5.960,- Grave 3.132,- Mill en Sint Hubert 2.656,- Sint Anthonis 2.853,- Totaal ,- Bestuurlijk taskforce Land van Cuijk (5 Wmo-portefeuillehouders) Het onderwerp vraagt om bestuurlijke afstemming. Vandaar dat in dit model is gekozen voor een bestuurlijke taskforce die door de Wmo-portefeuillehouders van de 5 gemeenten in het Land van Cuijk vertegenwoordigd zal worden. De gemeente Boxmeer is als voorzitter van het overleg bestuurlijk woordvoerder en lid van het bestuurlijk aanjaagteam in Brabant Noordoost-oost en zorgt voor afstemming met overige portefeuillehouders (incl. de projectgroep en projectleider). De voorgestelde bestuurlijke taskforce bestaat uit: Dhr. D. Schaap (gemeente Boxmeer) Mevr. W. Vervoort (gemeente Cuijk) Dhr. G. Adams (gemeente Grave) Dhr. E. van Schipstal (gemeente Mill en Sint Hubert) Dhr. G. Bollen (gemeente Sint Anthonis) Ambtelijke stuurgroep Land van Cuijk (6 hoofden van dienst en projectleider) De ambtelijke stuurgroep moet op managers-niveau van de afdelingen/diensten waar de Wmo is ondergebracht worden gevormd om ambtelijk de dwarsverbanden te kunnen leggen vanuit een helicopterview, maar ook om voorstellen of ontwikkelrichtingen hiërarchisch te kunnen borgen in de gemeentelijke organisaties. De verantwoordelijke managers begeleiden het project in sturende en faciliterende zin. Zij bewaken de voortgang, de planning, de communicatie, zorgen voor bijstelling en afstemming. De ambtelijke stuurgroep zal gevormd worden door 6 afdelingshoofden waarbij vanuit het portefeuillehouderoverleg aangedrongen is op een goede mix tussen de afdelingen welzijn en sociale zaken. De projectleider zal eveneens deel uitmaken van de stuurgroep. De stuurgroep 7

8 wordt ondersteund en geïnformeerd door de projectleider van de ambtelijke projectgroep. De gemeente Boxmeer is daarbij trekker. De stuurgroep zal bij aandachtspunten en/of knelpunten tijdens het invoeringsproces van deze transitie AWBZ met elkaar afstemmen en eventueel voorstellen ter besluitvorming aandragen. De voorgestelde stuurgroep bestaat uit: Dhr. R. Rongen (ISD Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert) Mevr. M. Vink (gemeente Cuijk) Dhr. W. Kroes (gemeente Grave) Dhr. H. de Bekker (gemeente Mill en Sint Hubert) Nadere invulling (gemeente Sint Anthonis) Mevr. A. Koch (gemeente Boxmeer) Projectleiding Land van Cuijk Voor de projectleider is een cruciale rol weggelegd gedurende de periode tot Zowel afstemming met Brabant-Noordoost, in het Land van Cuijk alsmede een trekkersfunctie voor de ambtelijke projectgroep en de waarborging van integraliteit met de decentralisaties in het kader van de jeugdzorg en de Wet werken naar vermogen vraagt voor deze periode om extra capaciteit (zie schatting personele inzet ). Vanuit de ambtelijke stuurgroep is een voorstel tot invulling van de projectleiding (projectleider en administratieve ondersteuning) gedaan. Het voorstel is om de ambtelijke projectleiding (intern) vanuit de gemeente Boxmeer in te vullen. Ambtelijke projectgroep Land van Cuijk (Regionaal Ambtelijk Overleg Wmo-breed) Voor de ontwikkeling en voorbereiding van voorstellen wordt aansluiting gevonden bij het bestaande regionale ambtelijke overleg (RAO)Wmo-breed. Ook de projectleider maakt deel uit van deze projectgroep. In het Wmo-breed overleg zijn alle vijf gemeenten vertegenwoordigd vanuit zowel de afdeling Welzijn als de afdeling Sociale Zaken (of ISD). Het overleg heeft eerder onder meer gefungeerd als projectgroep voor de ontwikkeling van het Wmo-beleidsplan De projectleider zal namens de ambtelijke projectgroep (en ambtelijke stuurgroep) deelnemen aan het ambtelijke aanjaagteam Brabant Noordoost. De projectleider zorgt ook voor een goede terugkoppeling van de informatie uit het aanjaagteam naar de projectgroepleden. De projectleider kan voor de benodigde ambtelijke voorbereiding (voor de duur van de invoeringsperiode) een beroep doen op de volledige projectgroep binnen de beschikbaar gestelde uren. De voorgestelde projectgroep bestaat uit: Dhr. M. Dekkers (projectleider, gemeente Boxmeer) Dhr. E. van Maaren (ISD Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert) Mevr. B. Heijmen (gemeente Cuijk) Mevr. M. Emmelkamp (gemeente Grave) Mevr. M. Robben (gemeente Mill en Sint Hubert) Dhr. R. Fleuren (gemeente Sint Anthonis) Dhr. H. Passier (gemeente Boxmeer) Afstemming binnen de eigen gemeente In iedere gemeente zorgt de projectgroep-vertegenwoordiger voor de noodzakelijke en gewenste inhoudelijke ambtelijke afstemming. De stuurgroep-vertegenwoordiger doet dit voor de bestuurlijke afstemming. Beiden naar de vorm van lokaal gebruik. Schatting personele inzet Ambtelijke inzet De leden van de ambtelijke projectgroep hebben op advies van de ambtelijke stuurgroep naar schatting totaal 2 uur per 100 inwoners per jaar nodig voor de inzet. Deze ureninzet van de projectgroep-leden moet vooral gericht zijn op de voorbereidingsactiviteiten in het Land van Cuijk en een beperktere inzet m.b.t. de afstemming in Brabant Noordoost. Daarnaast is het de verwachting dat kleine gemeenten relatief meer tijd per 100 inwoners kwijt zijn dan grotere gemeenten. Om die reden dient de aangegeven ureninzet te worden gezien als indicatie. De projectleider is verantwoordelijk voor een goede terugkoppeling vanuit de afstemming met de andere gemeenten in Brabant-Noordoost. 8

9 De leden van de ambtelijke stuurgroep zullen naar schatting 40 uur nodig hebben voor stuurgroepoverleggen, afstemming en voorbereiding van overleggen. Bestuurlijke inzet De inzet voor AWBZ-transitie sluit aan bij reguliere inzet; aanwezigheid bij poho Welzijn en poho MO. Alleen gemeente Boxmeer heeft als lid van het bestuurlijke aanjaagteam extra overleg (naar verwachting ongeveer 30 uur inclusief voorbereiding). Projectleiding Er is 1 fte nodig aan extra capaciteit om het projectleiderschap te kunnen vervullen. Daarnaast zal ook administratieve ondersteuning nodig zijn. De kosten hiervan kunnen op basis van een verdeelsleutel voor de deelnemende gemeenten in het Land van Cuijk worden betaald uit het invoeringsbudget. Overzicht Tabel 5: De indicatie t.b.v. inzet voor de transitie AWBZ voor het Land van Cuijk ziet er in en 2013 als volgt uit: Gemeente Projectleider Ambtelijke projectgroep Ambtelijke stuurgroep* Bestuurlijke taskforce* Boxmeer 1 fte 2 uur per 100 inwoners 40 uur 30 uur + regulier Cuijk 2 uur per 100 inwoners 40 uur regulier Grave 2 uur per 100 inwoners 40 uur regulier Mill en Sint Hubert 2 uur per 100 inwoners 40 uur regulier Sint Anthonis 2 uur per 100 inwoners 40 uur regulier Overzicht van benodigde uren per jaar en per gemeente, geldend voor en * De genoemde uren worden niet ten laste van het invoeringsbudget meegenomen. In het overzicht gaat het om een indicatie van uren. De ambtelijke uren worden nader met de afdelingshoofden (stuurgroep) afgestemd. Tabel 6: Vertaling van de projectgroep-inzet in uren en budget op jaarbasis: Gemeente Inzet uren lid projectgroep* Inzet budget lid projectgroep Boxmeer 572 uren ,- Cuijk 492 uren ,- Grave 261 uren ,- Mill en Sint Hubert 220 uren 9.020,- Sint Anthonis 472 uren ,- ISD CGM 325 uren ,- Totaal 2342 uren ,- * Inzet is gebaseerd op uurtarief max. functieschaal 11 = 41,-- per uur. Inzet invoeringsmiddelen De invoeringsmiddelen zijn vooralsnog niet geoormerkt en per gemeente vrij inzetbaar. De middelen kunnen regionaal worden ingezet indien regionaal afstemming over de inzet van de middelen plaatsvindt. Tabel 7: In totaal zijn aan gemeenten in het Land van Cuijk de volgende invoeringsmiddelen beschikbaar gesteld: Gemeente Invoeringsmiddelen Invoeringsmiddelen Totaal 2013 Boxmeer , , ,-- Cuijk , , ,-- Grave , , ,-- Mill en Sint Hubert , , ,-- Sint Anthonis , , ,-- Totaal , , ,- 9

10 Omdat deze invoeringsmiddelen nodig zijn voor de invoering van de transitie AWBZ maar (nog) niet geoormerkt zijn, wordt aan u geadviseerd de middelen te oormerken voor deze transitie. Daarnaast wordt voorgesteld een deel van deze middelen beschikbaar te stellen voor de projectleiding in het Land van Cuijk, zoals eerder in dit stuk is aangegeven. Indien u akkoord gaat met het vormen van een projectleiding voor het Land van Cuijk, zullen de kosten voor de projectleiding naar schatting op maximaal ,- per jaar ( en 2013) uitkomen. Projectleiding houdt daarbij in; een projectleider met administratieve ondersteuning. Tabel 8: Bijdrage projectleiding per gemeente in het Land van Cuijk: Gemeente Verdeelsleutel Bijdrage aan Bijdrage aan Totaal (obv aantal inwoners 2011) projectleiding projectleiding 2013 Boxmeer (32,12%) , , ,- Cuijk (27,62%) , , ,- Grave (14,64%) , , ,- Mill en Sint Hubert (12,36%) , , ,- Sint Anthonis (13,26%) , , ,- Totaal (100%) , , ,- Overzicht inschatting bijdrage per gemeente t.b.v. projectleiding. Voorgesteld wordt deze bijdragen te reserveren voor de inzet van de projectleiding (projectleider en administratieve ondersteuning), projectgroep-leden en de voorgestelde bijdrage voor de afstemming en samenwerking in de regio Brabant-Noordoost. Facturering zal plaatsvinden via voorschotnota s en afrekening zal vervolgens plaatsvinden op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten. Tabel 9: Overzicht restant beschikbare invoeringsmiddelen na inzet op basis van het voorgaande: Gemeente Totaal beschikbaar invoeringsbudget Uitgaven projectleiding Uitgaven lid projectgroep -2013# Bijdrage begroting BNO Restant* invoeringsbudget Boxmeer , , , , ,- Cuijk , , , , ,- Grave , , , , ,- Mill & St , , , , ,- St Anthonis , , , , ,- Totaal , , , , ,- *Het restant invoeringsbudget is verder noodzakelijk om o.a. aanvullende invoeringskosten m.b.t. communicatie en scholing van medewerkers te kunnen dekken. #De uren-inzet van het projectgroeplid vanuit de ISD-CGM is verdisconteerd in genoemde bijdragen. Complexiteit van de decentralisatie Het gaat om een kwetsbare en diverse doelgroep. Het aantal huidige aanbieders is zeer groot. Er is een overlap en samenhang met de transities jeugd en Wet Werken naar vermogen. Afstemming en samenhang realiseren met de andere decentralisaties is noodzakelijk. Er is een groot bedrag mee gemoeid, inclusief een bezuiniging. Het betreft een relatief (politiek) groot afbreukrisico; er wordt een groot beroep gedaan op burgers, hun netwerken en informele zorg. De decentralisatie vraagt om een gestructureerde gezamenlijke aanpak in het Land van Cuijk met, last but not least, voldoende inzet en capaciteit om de invoering en implementatie tijdig te realiseren. Globaal tijdpad en planning Welke stappen moet ik als gemeente zetten om vanaf 1 januari 2013 ondersteuning te kunnen bieden? Het schema in de bijlage biedt hiervoor een handvat. 10

11 Bijlage: Beknopt schema extramurale begeleiding Tijdpad Tot 1 januari Tot 1 mei Tot 1 augustus Tot 1 januari 2013 Vanaf 1 januari 2013 In het jaar 2013 Vanaf 1 januari 2014 Vanaf 1 januari 2015 Korte omschrijving decentralisatie van AWBZ naar Wmo Inventarisatie en analyse Visie en keuzes Verwerking aanpak en keuzes Implementatie Nieuwe cliënten met een extramurale begeleidingsbehoefte kunnen een beroep doen op de Wmo. Huidige cliënten waarvan de bestaande AWBZ-extramurale begeleiding in 2013 wijzigt kunnen een beroep doen op de Wmo. Huidige cliënten waarvan de bestaande AWBZ-extramurale begeleiding in 2014 en verder doorloopt kunnen een beroep doen op de Wmo. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning door de MEE-organisaties De Wmo geeft de gemeente de regie over de volgende stappen: Welke cliënten komen over, welke aanbieders zijn hier bij betrokken, welke vragen moeten beantwoord worden, welke kansen liggen er. De relatie met de huidige Wmo. De samenhang met de andere decentralisaties. Krachtenveldanalyse. Samenwerking van de andere gemeenten. Afstemming in het Land van Cuijk Voorbereiding van de besluitvorming. Visie en aanpak begeleiding formuleren Uitwerken in een aantal keuzes (o.a. vorming beleidsarm of beleidsrijk, welke fasering, etc.). Verwerking van geformuleerde aanpak in concept verordening en beleidsregels. Schrijven en publicatie van bestek Start offertetraject Communicatie met burgers en cliënten over de veranderingen in aansluiting op landelijke campagne Organiseren van toegang en vraagverheldering Inrichten administratieve organisatie en werkprocessen Regelen eigen bijdrage en pgb Opstellen van beleidsregels Inkoop en aanbesteding Publicatie definitieve verordening. Voor inwoners die voor het eerst extramurale begeleiding nodig hebben geldt de Wmo. Aanbieders die aan deze cliënten extramurale begeleidings-(activiteiten) willen bieden, dienen contractafspraken te hebben met gemeenten voor de financiering daarvan. De voorwaarden en de bepalingen van het lokale Wmo beleid zijn van kracht. Gemeenten zijn verantwoordelijk over de inloop ggz en de logeervoorzieningen (kortdurend verblijf). Inwoners waarvan de extramurale begeleiding op grond van de AWBZ in 2013 afloopt/verandert, kunnen eveneens een beroep doen op de Wmo. Aanbieders die hen extramurale begeleidings- (activiteiten) boden en dat willen blijven doen, dienen contractafspraken te hebben met gemeenten voor de financiering daarvan. Het gaat om de gemeenten waar deze cliënten woonachtig zijn. De voorwaarden en de bepalingen van het lokale Wmo beleid zijn van kracht. Voor alle inwoners die extramurale begeleiding ontvangen op grond van de AWBZ, geldt dat vanaf 2014 een beroep gedaan kan worden op de Wmo. De aanbieders die deze extramurale begeleidings(activiteiten) boden en dat willen blijven doen, dienen contractafspraken te hebben met gemeenten voor de financiering daarvan. Het gaat om de gemeenten waar de cliënten woonachtig zijn. De voorwaarden en de bepalingen van het lokale Wmo beleid worden dan van kracht. De activiteiten en expertise van MEE passen in de Wmo. Enerzijds vanuit de rol van cliëntondersteuning en anderzijds vanuit de AWBZ-functie begeleidingsexpertise. 11