vanstate /1/V2 en /2/V2. Datum uitspraak: 1 april 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V2 en /2/V2. Datum uitspraak: 1 april 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000, op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage van 13 februari 2009 in zaak nr. 08/28633 in het geding tussen: en de staatssecretaris van Justitie.

2 /1 A/2 en 2 1 april /2/V2 1. Procesverloop Bij besluit van 3 juni 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Bij besluit van 31 juli 2008 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 13 februari 2009, verzonden op 19 februari 2009, heeft de rechtbank 's-gravenhage het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 18 maart 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Voorts heeft de vreemdeling de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V2 en 3 1 april /2/V2 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, ambtenaar van Staat. w.g. Offers voorzitter w.g. Bossmann ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 april Verzonden: 1 april 2009 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze. mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak

4 1V : ïi/uj *uwv ü:ïi üi3ü*3a^ftü ADV KAHT ELSHARKAWI #:00i P.G05 /00S «1295?.0C4 /007 uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Vreemdelingenkamer, enkelvoudige kamer Reg-nr : AWB 08/28633 BEPTDN UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb) Inzake : eiser, woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, mr. E. Ei-Sharkawi, advocaat ie 's-<ïravenhage, tegen : de staatssecretaris van Justitie, %'enveerder, gemachtigde mr. M.H. Belevska, ambtenaar ten departemente. I PROCESVERLOOP 1 Eiser, geboren op en van Egyptische nationaliteit, verblijft als vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in Nederland. Hij is op 26 november 2006 Nederland binnengekomen. Op 2 februari 2007 is hij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 onder de beperking "aanvul lend(e) examen(s) met het oog op studie aa«de Haagse Hogeschool te 's-gravenhage*' met een geldigheid van 8 december 2006 tot 8 december Op 21 december 2007 heeft hij een aanvraag ingediend tot het wijzigen van deze vergunning in een verblijfsvergunning met de beperking "studie". Op deze aanvraag is door verweerder op 3 juni 2008 afwijzend beslist Eiser heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 31 juli 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. 2 Bij schrijven van 8 augustus 2008 heeft eiser tegen dît besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak belrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. 3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 28 januari Eiser noch zijn gemachtigde is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. H OVERWEGINGEN 1 In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit ia het licht van de daartegen aangedragen beroepsgronden detoetsingaan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2 Eiser stelt dal verweerder in het bestreden besluit ten onrechte zijn oordeel, dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel "studie" heeft gehandhaafd. Daartoe heeft hij - samengevat - aangevoerd dat hij de aanvraag binnen de redelijke termijn van 6 maanden heeft ingediend. Hij voldoet voorts weliswaar niet aan de toelatingsvoorwaarden, doch tracht voor de inschrijving van het studiejaar 2008/2009 alle onderdelen van het staatsexamen NT2 niveau 2 alsnog te halen. Hij is ten onrechte niet gehoord en daarom heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld.

5 #1001 P.C06,' uu j&j KANT SiSHARKAKl **296 P.Ü05 /0C7 Reg.nr. AWB 0S/2S633 BEPTDN 2 3 Verweerder stelt zich onder verwijzing naar de ingediend«stukken op het standpunt dat eiser niet voor de gevraagde vergunning in aanmerking komt. 4 Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, h verweerder bevoegd een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te wijzigen, hetzij op aanvraag van de houder van de vergunning hetzij ambtshalve wegens veranderde omstandigheden. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperkingen verleend, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. fagevolge artikel 16» eerste lid, onder g, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen, indien de vreemdeling niet voldoet aan de beperking, verband houdende met het doel waarvoor hij wi] verblijven. Artikel 3-4, lid 1, onder o, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) vermeldt dat de m artikel 14, lid 2, Vw 2000 bedoelde beperkingen verband kunnen houden met de voorbereiding op studie. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdende met de voorbereiding op studie kan ingevolge het bepaalde in artikel 3.41, lid 3, van het Vb 2000 worden verleend aan de vreemdeling die in Nederland wil verblijven ar voorbereiding op hoger onderwijs in Nederland, indien uit een door de bevoegde autoriteiten afgegeven schriftelijke verklaring blijkt dat de vreemdeling als student zal worden ingeschreven voor volüjdsonderwys. Ingevolge artikel 3.69 van het Vb 2000 wordt de Verbujfsvergunning voor bepaalde tyd, bedoeld in artikel 14 Vw 2000 onder een beperking verband houdend met de voorbereiding op een studie ïn afwijking van artikel 3.57 Vb 2QO0 verleend voor ten hoogste één jaar en wordt de geldigheidsduur ervan na eenjaar niet verlengd. Ingevolge artikel 3.41 van het Vb 2000 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met het volgen van studie worden verleend aan de vreemdeling: a die voltijds hoger, voortgezet of beroepsonderwijs volgt aan een bij ministeriele regeling aan te wijzen onderwijsinstelling; b die met een door de bevoegde autoriteiten van de onder a bedoelde onderwijsinstelling afgegeven schriftelijke verklaring aantoont dat hij als student is of zal worden ingeschreven voor vorajdsonderwijs, en e wiens vertrek uit Nederland na voltooiing of tussentijdse beëindiging van de studie naar het oordeel van verweerder redelijkerwijs is gewaarborgd. Het beleid met betrekking tot verblijf voor het verlengen en voorbereiden van een studie is neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000} in B/ De rechtbank stelt vast dat eiser bij besluit van 2 februari 2007 in het bezit ts gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "aanvullende examens mei het oog op studie aan de Haagse Hogeschool te 's-oravenhage" met ingang van 8 december 2006 geldig tot 8 december De rechtbank overweegt dat uit artikel 3.69 van het Vb 2000 volgt dat deze bepaling geen reimte biedt voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, onder de beperking verband houdend met de voorbereiding op een studie.

6 ia<m 20*9 15:40 C #:ooi p.co" /o: 1 e ADV KANT ELSHAÄKAW: #1295 P. 006 /007 Reg.hr. AWB 08/28633 BEPTDN 3 6 Met betrekking tot de aanvraag toi wijziging van de vergunning in een verblijfsvergunning met de beperking "studte'*ovetweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft zkh naar het oordeel van derechtbankop goede gronden op bet standpunt gesteld dal niet is aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarden om voor een vergunning onder de beperking "studie" in aanmerking te komen. Immers, niet in geschil is dat geen recent bewijs van inschrijving ter zake ontvangen is. Nu eiser niet is ingeschreven voldoet hij niet aan de voorwaarden. De omstandigheid dat eiser zijn best zaf doen om het NT2 examen te behalen leidt niet tot een ander oordeel De rechtbank stelt vast dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om het NT2 examen te behalen, nu hijreeds op 26 november 2006 Nederland ïs ïngereisd en vanaf die darum in de gelegenheid was om aan de vereisten te voldoen. De rechtbank merkt op dat de omstandigheid dat eiser daarin tot op heden niet is gestaagd, niet binnen de invloedssfeer van verweerder ligt en derhalve n iet tot het oordeel leidt dal verweerder ten onrechte heeft geweigerd de gevraagde vergunning te verlenen, 7 Met betrekking tot de grond van eiser dat hij niet op zijn bezwaarschrift is geboord, overweegt de rechtbank het volgende. De vraag of in bezwaar al dan niet een hoorpiicht bestaat wordt beheerst door het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uitgangspunt is dat er een hoorpiicht bestaat, tenzij een van de uitzonderingen van artikel 7;3 Awb zich voordoet De rechtbank is, gelet op de inbond van het bezwaarschrift bezien in samenhang met hetgeen eiser in eerste instantie heeft aangevoerd en hetgeen in de primaire beslissing daaromtrent is overwogen, van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat deswege van het horen van eiser kon worden afgezien. De beroepsgrond rsaft derhalve. 8 Op grond van bet vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser ingevolge genoemd beleid niet in aanmerking komt voor de gevraagde vergunning. Voorts is niet gebleken van overige reiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat bet bestreden besluit geen stand kan houden, 9 Het beroep is derhalve ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskosten veroordel ing.

7 al 0^ ADV KANT ELSUARiCAWI.ooi P.C03 /ooe #1295 P.O07 /007 Reg.nr. AWB Ö&28633 BEPTDN UT BESLISSING De rechtbank 's-gravenhage, RECHTDOENDE: verklaart het beroep ongegrond A klus gedaan door mr. A.P. Pereira Horta en In het openbaar uitgesproken op 13 februari 2009, in tegenwoordigheid van P J.C. de Jong; griffier. RECHTSMIDDEL Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na de verzending van de uitspraak door de griffier. Bij bet beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus \6\ 13,2500 BC Den Haag. (Nadere informatie afschrift verzonden op: i g C g?c53

8 13/ :38 D noo- P.COI /ODE HOGERBEROEPSCHRIFT ADVOCATENKANTOOR M EL-SHARKAWI $» Raad van State, Afdeling Bestuursrechtspraak T.a.v. Hoger beroep Vreemdelingenzaken Postbus BC Den Haag RAAD VAN STATE INGEKOMEN 13 MRT 2009 Per post en telefax: ^LL :CSirt.\-:-n.l.*:<=>a: PA* AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE Nr. AWB 08/28633 BEPTDN HOGER BEROEPSCHRIFT ïn^afo Appellant Gemachtigde: tnr El-Sharkawi, E. Advocaat te Den Haag Tegen De Staatssecretaris van Justitie Verweerder 1

9 13/03 20C-9 15: #1001 P.C02 /0?5 A0V0CATEN:<ANÏ0G3 M EL-SHARKAWI Geeft eerbiedig te kennen: De heer van Egyptische nationaliteit; man, geboren op wonende te aan de hierna appellant te noemen, te de^en vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. El- Sharkawi, advocaat te Den Haag, kantoorhoudeode aan de Anna Paulownastraat nummer 105 te Den Haag (2518 BD), die voorts verklaart tot her. indienen van dit hoger beroepschrift; tegen de uitspraak van de Rechtbank VGravenhage, sector bestuursrecht - Vreemdelingenkamer, uitgesproken op 13 februari 2009, aan gemachtigde verzonden op 19 februari 2009, hierna de uitspraak van 19 februari 2009 te noemen, kenmerk AWB 08/28633, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, een kopie van de uitspraak van 19 februari 2009 gaat hierbij. L Inleiding Appellant komt in hoger beroep van de uitspraak van de Rechtbank te VGravenhage, sector Bestuursrecht, Vreemdelingenkamer, van 19 februari 2009 AWB 08 / (Productie 1) in welke uitspraak de Rechtbank het beroep tegen het besluit van verweerder van 31 juli 2008, waarbij het bezwaarschrift van appellant ongegrond is verklaard, ongegrond heeft verklaard. Appellant is van oordeel dat de uitspraak van 19 februari 2009 rechtens onjuist is. Tn het onderstaande volgen de grieven met een toelichting daarop. 2. Grief 1 Ten onrechte heeft de Rechtbank in r.o. 6. overwogen dat appellant voldoende gelegenheid beeft gehad om het Staatsexamen NT2 te behalen. Naar de mening van appellant is deze rechtsoverweging onjuist 3. Toelichting Appellant stelt zich op hec standpunt dat het behalen van het Staatsexamen NY2 binnen cen termijn van 1 jaar vrijwel onmogelijk is. Appellant is van mening dat de norm voor toelating tot studie, het behalen van Staatsexamen NT2, te hoog is gesteld en tevens dat een termijn van een jaar opmerkelijk onvoldoende is voor het behalen van het Staatsexamen NT2. Derhalve is appellant van mening dat verweerder met deze omstandigheid enige rekening diende te houden hetgeen door verweerder niet is geschied en door de Rechtbank in haar rechtsoverweging niet is betrokken. Ofschoon appellant van mening is dat de Rechtbank juist heeft opgemerkt dat de omstandigheid, dat appellant in het behalen van het Staatsexamen NT2 toe op heden niet is geslaagd, niet binnen de invloedsfeer van verweerder ligt en derhalve niet tot het oordeel leidt dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd de gevraagde vergunning te verlenen, merkt appellant echter op dat appellant nooit heeft gesteld dat het niet behalen van het Staatsexamen NT2 binnen de invloedsfeer van verweerder ligt Appellant heeft aangevoerd dat hij meer tijd nodig had om een poging te doen het Staatsexamen NT2 af te leggen om aan de norm te voldoen en de mschrijving voor de studie te kunnen overleggen. Daarmee heeft verweerder geen rekening gehouden terwijl dat juist wel in de invloedsfeer van verweerder ligt 2

10 13/ :39 0^ #1001 P.C03,'006 ADVOCATENKANTOOR EL-SHARKAWJ f. M 4. Grief 2 Ten onrechte heeft de Rechtbank in r.o. 7 geootdeeld dat verweerder terecht van het verhoor van appellant gedurende de bezwaarprocedure heeft afgezien, temeer omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Appellant is van mening dat bovengenoemde overweging van de Rechtbank onjuist is. 5 Toelichting Appellant is van mening dat hij de kans nodig had om zijn taalvaardigheden aan verweerder te kunnen laten zien. Appellant wilde tijdens een hoorzitting zijn Nederlandse taalvaardigheid bewijzen en zijn belangen ïn persoon verdedigen. Dat was ook naar de mening van appellant doorslaggevend bij het oordeel of appellant, na het gunnen van een nieuwe kans voor het afleggen van het Staatsexamen NT2, al dan niet erin zou zijn geslaagd 6. Conclusie Appellant concludeert tot vernietiging van het bestreden uitspraak voor *over het de beslissing van de Rechtbank op het beroep betreft en tot gegtondverklaring van het door appellant tegen de uitspraak van 19 februari 2009 ingestelde hoger beroep. Den Haag, 18 februari