AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 > Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 13 december 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: mede voor haar minderjarig kind, appellante, tegen de uitspraak in zaak nr. 06/27346 van de rechtbank 's-gravenhage van 29 mei 2007 in het geding tussen: en appellante de minister van Buitenlandse Zaken.

2 \ / december Procesverloop Bij besluit van 6 januari 2006 heeft de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister) een aanvraag van appellante om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen. Bij besluit van 11 mei 2006 heeft de minister het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 29 mei 2007, verzonden op 30 mei 2007, heeft de rechtbank 's-gravenhage het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 27 juni 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 / december Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat. w.g. Sevenster Lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Loon ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 13 december Verzonden: 13 december 2007 Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze. mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak

4 Rechtbank 's-gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, enkelvoudige kamer UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht Reg.nr.: AWB 06/27346 S1813 Inzake : eïseres, V-nummer woonplaats mede namens haar minderjarige kind, kiezende ten kantore van haar gemachtigde, mr. J. Groen, advocaat te Den Haag, tegen : de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder, gemachtigde mr. H. Heinink, ambtenaar ten departemente van het Ministerie van Justitie. I. PROCESVERLOOP 1. Eiseres, geboren op _, bezit de Turkse nationaliteit. Op 13 juni 2005 heeft zij mede namens haar minderjarige kind een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mw) met als doel verblijf bij partner c.q. vader, Op deze aanvraag om afgifte van een visum op basis van het Soeverein Besluit van 12 december 1813 is door verweerder op 6 januari 2006 afwijzend beslist. Eiseres heeft een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit. Verweerder heeft op 11 mei 2006 het bezwaar ongegrond verklaard. 2. Op 2 juni 2006 heeft eiseres mede namens haar minderjarige kind tegen deze beschikking beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. 3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 17 april Eiseres heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig (hierna referent). II. OVERWEGINGEN 1. In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Daartoe moet worden bezien of dit besluit de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2. Ingevolge artikel 72, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder

5 Reg.nr. AWB 06/27346 S18I3 2 begrepen een machtiging tot voorlopig verblijf, voor de toepassing van het hoofdstuk over rechtsmiddelen gelijkgesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens de Vw Eiseres stelt dat zij in aanmerking komt voor de gevraagde mw omdat aan het middelenvereiste wordt voldaan. Zij stelt zich op het standpunt dat referent een uitvoerig arbeidsverleden heeft. Gelet hierop diende verweerder rekening te houden met de aanvraag van referent om uitkering ingevolge de Werkloosheidwet, aangezien hij zeker en voor langere tijd recht op de uitkering zou hebben. Er is geen sprake van een onzekere gebeurtenis. 4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet voor een mw in aanmerking komt, daar niet is voldaan aan het middelenvereiste. 5. De aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf wordt getoetst aan de voorwaarden die worden gesteld met het oog op het verlenen van een verblijfsvergunning (regulier) in Nederland (Vreemdelingencirculaire 2000 Bl/1.1). 6. Ingevolge artikel 14, tweede lid, Vw 2000, wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperkingen verleend, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. Daarbij is bepaald dat aan de vergunning voorschriften kunnen worden verbonden. Artikel 3.4, eerste lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) vermeldt dat de in artikel 14, tweede lid, Vw 2000 bedoelde beperkingen verband kunnen houden met gezinsvorming. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdende met gezinsvorming kan ingevolge het bepaalde in artikel 3.13 Vb 2000 worden verleend aan het in artikel 3.14 genoemde gezinslid van de in artikel 3.15 bedoelde hoofdpersoon, indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3,16 tot en met 3.22 genoemde voorwaarden. Het beleid met betrekking tot gezinsvorming is neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) in deel B, hoofdstuk 2. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, voor zover thans van belang, kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 van die wet, worden afgewezen, indien de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. 7. De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 3:22, tweede lid, Vb voor zover hier van belang - bepaalt dat ingeval van gezinsvorming de referent duurzaam en zelfstandig dient te beschikken over een netto-inkomen dat ten minste gelijk is aan 120 procent van het minimumloon. Blijkens artikel 3.73, eerste lid, aanhef en onder c, Vb 2000 zijn de middelen van bestaan in elk geval zelfstandig, indien zij zijn verworven uit inkomensvervangende uitkeringen krachtens een sociale verzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen.

6 Reg.nr. AWB 06/27346 S18I3 3 Ingevolge de Vc 2000, B 1/ , betreft het onder meer uitkeringen ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Hiervoor geldt dat slechts die uitkering wordt meegeteld die daadwerkelijk is toegekend met een beschikking van de betreffende uitkeringsinstantie. Met de omstandigheid dat een persoon in de toekomst op grond van premieafdracht aanspraak zou kunnen maken op een dergelijke uitkering, wordt geen rekening gehouden, aldus de Vc De rechtbank is van oordeel dat voornoemd beleid de redelijkheidstoets kan doorstaan. Het vorenstaande overziend heeft verweerder terecht geen rekening gehouden met de destijds lopende aanvraag om een WW-uitkering, nu deze nog geen neerslag had gekregen in een beschikking. Hetgeen door eiseres met betrekking tot de WW-rechten is aangevoerd kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden. Dat de betreffende uitkering inmiddels is toegekend, maakt dit evenmin anders. Hetgeen namens eiseres is aangevoerd ten aanzien van de inschrijving van het huwelijk in de Gemeentelijke Basisadministratie behoeft geen nadere bespreking, daar verweerder de toetsing aan de desbetreffende voorwaarde in het bestreden besluit achterwege heeft gelaten, aangezien niet aan het middelenvereiste was voldaan. 8. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft besloten dat eiseres ingevolge genoemd beleid niet in aanmerking komt voor de gevraagde machtiging tot voorlopig verblijf. Voorts is niet gebleken van overige feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat het bestreden besluit geen stand kan houden. 9. Het beroep is derhalve ongegrond. 10. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. m. BESLISSING De rechtbank 's-gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. J.E.M.G. van Wezel en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2007, in tegenwoordigheid van J.J. Kip, griffier.

7 Reg.nr. AWB 06/27346 S RECHTSMIDDEL Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na de verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC Den Haag (Nadere informatie afschrift verzonden op: T fl MET De griffier van de rec^f

8 KORTMAN Raad van State Afdeling Bestuursrechtsp ADVOCATEN Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Per telefax RAAD VAN STATE INGEKOMEN ZAAKNR MN: -BEHfffDELD:DD: 2 7 JüH Z j PAR: mr F.A. Kortman, adviseur mr J. Groen mr H.J.R. Reinders mr M.Chr. Oosterhuis-Smits mr H.C.M. Kortman mrvr.vrijlandt mr M.K. van den Berge mr E.A. Vermeer- Wartna mr H.P.J. van der Eerden mr C.G. Versteeg mr J.P. Sanchez Montoto 's-gravenhage, 26 juni 2007 Uw kenmerk : Ons kenmerk : JG/wl Inzake : Hoger Beroep mevrouw ; Doorkiesnummer: Geachte Heer/Mevrouw, Bijgaand treft U aan het hoger beroepschrift in opgemelde zaak. Ik moge ü vriendelijk verzoeken mij de ontvangst van zowel het beroepschrift alsmede de uitspraak waartegen het hoger beroep zich richt te bevestigen. lede re M n Sp[a k c ijkhcid is beperk, conform de aan ommezijde vermelde bepalingen. Kortman Advocaten Raamweg HL 's-gravenhage Postadres Postbus CR 's-gravenhage Tel. +31 {0) Fax +31 (0) info@kortmanadvocaten.nl

9 KORTMAN ADVOCATEN RAAD VAN STATE INGEKOMEN 2 7 JUN 2007 Hoger Beroepschrift ZAAKNR. AAN: BEHANDELD:DD: PAR: Afdeling Bestuursrechtspraak Van de Raad van State Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus BC 's-gravenhage Geeft eerbiedig te kennen: Mevrouw, wonende te in Turkije, van Turkse nationaliteit, optredende zowel voor zich zelf als ten behoeve van haar minderjarig kind geboren op beiden te dezer zake woonplaats kiezende te 's-gravenhage aan de Raamweg nr 3, ten kantore van de advocaat en procureur Mr J. Groen die ten deze door mevrouw bepaaldelijk is gevolmachtigd om dit hoger beroepschrift bij üw Raad van State in te dienen en haar terzake rechtsbijstand te verlenen; Dat zij kennis neemt van de beslissing van de rechtbank 's- Gravenhage van 29 mei 2007 aan ondergetekende toegestuurd op 30 mei 2007 van welke beslissing een kopie aan dit hoger beroepschrift wordt gehecht. Dat zij zich met de inhoud daarvan niet kan verenigen en dat zij daartegen in hoger beroep komt bij Uw afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de navolgende grond. In de beschikking overweegt de rechtbank als volgt (boven aan bladzijde 3) "Hiervoor geldt dat slechts die uitkering wordt meegeteld die daadwerkelijk is toegekend met een beschikking van de betreffende uitkeringsinstantie. Met de omstandigheid dat een per-

10 KORTMAN ADVOCATEN soon in de toekomst op grond van premieafdracht aanspraak zou kunnen maken op een dergelijke uitkering wordt geen rekening gehouden aldus de Vs De rechtbank is van oordeel dat voornoemd beleid de redelijkheidstoets kan doorstaan. Het vorenstaande overziend heeft verweerder terecht geen rekening gehouden met de destijds lopende aanvraag om een WW-uitkering, nu deze nog geen neerslag had gekregen in een beschikking. Hetgeen door eiseres met betrekking tot de WW-rechten is aangevoerd kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden. Dat de betreffende uitkering inmiddels is toegekend maakt dit evenmin anders". Zulks ten onrechte. Immers de heer ten deze de referent is jarenlang werkzaam geweest zoals terug te vinden is in de processtukken die hierbij gaan. Op basis daarvan kan iedereen die iets weet van verzekeringsrecht, nagaan dat, toen geheel buiten zijn schuld, zijn arbeidsovereenkomst met zijn werkgever niet werd verlengd, hij recht had op een ww-uitkering gedurende een langere periode. Het is noch aan mevrouw " noch aan de heer te wijten dat het UWV er lang heeft overgedaan alvorens die beslissing is genomen en die ww-rechten zijn toegekend. Zoals blijkt uit de beslissing, die in kopie hierbijgaat, is die ww-uitkering met terugwerkende kracht aan de heer ; toegekend. Ten onrechte heeft de toenmalige Minister, thans de Staatssecretaris van Justitie daarmee geen rekening willen houden, omdat achteraf nu is komen vast te staan dat ten tijde van de bestreden beslissing Santosa een ww-uitkering had en daar derhalve mee rekening had moeten worden gehouden. Dit klemt temeer nu hij op de datum van de verlening van de ww-uitkering geen enkele invloed heeft en dat derhalve dit ook niet aan hem te verwijten valt.

11 KORTMAN ADVOCATEN Toen deze situatie zich in de bezwaarfase voordeed had de IND moeten wachten met beslissen totdat de UWV bij beschikking de wwuitkering had toegekend, als ze zich zonodig op het standpunt hadden willen stellen dat ze geen rekening willen houden met een én toekomstige én zekere gebeurtenis. De opvatting van de Minister is kennelijk onredelijk en datzelfde geldt voor de opvatting van de rechtbank. Immers van een onzekere gebeurtenis was in deze geen sprake, hoogstens van een toekomstige gebeurtenis. REDENEN WAAROM: mevrouw zich wendt tot de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met het eerbiedig verzoek de beslissing waartegen het hoger beroep zich richt te vernietigen met zodanige verdere behandeling en beslissing als Uw raad zal vermenen dat in goede justitie behoort. 's-gravenhage, 26 juni 2007