Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen"

Transcriptie

1 Agenda Algemeen bestuur Op 27 juni 2007, aanvang uur Plaats: Hof van Breda Nummer : *07I001416* Barcode : *07I001416* Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen 1. Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming 2. Notulen* en besluitenlijst Notulen en besluitenlijst van het algemeen bestuur van 4 april Besluit: het algemeen bestuur stelt de notulen en de besluitenlijst vast. 3. Mededelingen a. Jaarverslag Calamiteitenzorg 2006 b. Overzicht ontvangen klachten 2006 c. Evaluatie 2006 beheer & onderhoud IBA s d. Bedrijfsresultaten Zuiveringstechnische werken 2006 e. Masterplan duurzaam haven- en industrieterrein Moerdijk ( ) f. Mededeling inzake Vlaanderen g. Uniformering onttrekkingsverbod uit oppervlaktewater h. Resultaten klanttevredenheidsonderzoeken i. Atlas van lokale lasten COELO j. Stand van zaken reglementswijziging/nieuwe Waterschapswet Besluit: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan. Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Nazending Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage 4. Ingekomen stukken a. Brief Vereniging Vrienden van het Markdal + antwoord dagelijks bestuur b. Brief Brabantse Milieufederatie + antwoord dagelijks bestuur Besluit: het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan. 5. Verslagen Regiocommissies a. Verslag regiocommissie West d.d. 19 april 2007 b. Verslag regiocommissie Oost d.d. 16 april 2007 c. Verslag regiocommissie Midden d.d. 17 april 2007 Besluit: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan. Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage

2 6. Verslagen AB-commissies Nazending Besluit: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan. 7. Managementletter Nazending 8. B&M / J. Coppens Jaarrekening 2006 Het waterschap heeft per saldo een positief saldo gerealiseerd van ,-. Gemeld kan worden dat het waterschap de voorgenomen activiteiten op exploitatiebasis voor het overgrote deel heeft uitgevoerd. Besluit: Het AB stelt de jaarrekening over 2006 vast en stemt in met de onderstaande verdeling van het positieve exploitatiesaldi over 2006 van ,-. : ,- te onttrekken aan de egalisatiereserve waterkering; ,- toe te voegen aan de egalisatiereserve waterkwantiteit; ,- te onttrekken aan de egalisatiereserve waterkwaliteit; ,- toe te voegen aan de calamiteitenreserve waterkwaliteit; ,- toe te voegen aan de wachtgeldaanspraken personeel. 9. B&I / P. de Gier Investeringsplan Het investeringsplan geeft aan welke projecten de komende 5 jaar uitgevoerd gaan worden, voor welk bedrag en wanneer binnen de planperiode. Jaarlijks wordt het investeringsplan geactualiseerd waarbij een nieuwe jaarschijf wordt meegenomen. Besluit: het AB stemt in met het voorliggende investeringsplan B&M / J. Coppens Beschrijving waterstaatsgeschiedenis gebied Brabantse Delta Op basis van een vooronderzoek is het dagelijks bestuur tot de conclusie gekomen dat het een goede zaak zou zijn om aan een historicus opdracht te geven tot het beschrijven van de waterstaatsgeschiedenis van het gebied van Brabantse Delta. Voor dit gebied is nog geen complete wetenschappelijke geschiedschrijving van de waterstaatsgeschiedenis voorhanden en het dagelijks bestuur vindt mede gelet op de maatschappelijke rol van het waterschap op dit terrein een dergelijke geschiedschrijving zeer belangrijk. Besluit: het AB stemt in met een opdracht aan de historicus dr. J. van de Noort tot het beschrijven van de waterstaatsgeschiedenis van het gebied van Brabantse Delta. Bijlage Bijlage Bijlage * Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen en de verslagen van de AB-commissies kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf. -2-

3 11. B&M/ A. Dielissen Samenvoeging van de laboratoria waterschap Hollandse Delta en waterschap Brabantse Delta Om redenen van efficiency, vermindering van de kwetsbaarheid in de toekomst, en de mogelijkheden voor continue kwaliteitsborging, -verbetering en innovatie is opschaling van het laboratorium sterk gewenst. Samenvoeging met het laboratorium van waterschap Hollandse Delta biedt hiertoe, als eerste stap naar verdere schaalvergroting, een goede mogelijkheid. Inhoudelijk levert de samenvoeging door de schaalvergroting en specialisatie de gewenste voordelen op. Dit is uitgewerkt in de bijgesloten rapportage. Uitgangspunt bij de samenvoeging is dat de huisvesting in Rotterdam en Breda in elk geval de komende 5 tot 10 jaar in gebruik blijven door het gezamenlijke laboratorium; dit om desintegratiekosten zoveel als mogelijk te voorkomen. Besluit: Het AB stemt in met: de conclusies van het rapport; - het oprichten van een gemeenschappelijke regeling laboratoriumorganisatie per 1 mei 2008 waarin zowel het fysisch-chemisch laboratorium (inclusief metalen en organisch onderzoek), een deel van de monstername als het hydrobiologisch onderzoek worden ondergebracht; - opdrachtverlening aan het DB een en ander uit te werken en voor te bereiden; - het daartoe instellen van een Stuurgroep waarin de Secretaris Directeur en het Sectorhoofd SBO zullen plaatsnemen vanuit waterschap Brabantse Delta. Vanuit waterschap Hollandse delta nemen de Algemeen Directeur en de Directeur RL deel; Onder de voorwaarde van positieve besluitvorming door het AB, stemt het DB in met: 1. het verlenen van volmacht aan de Stuurgroep voor het aantrekken van een kwartiermaker; 2. het verlenen van mandaat aan de stuurgroep voor: het voorbereiden van hetgeen inzake sociaal statuut, het plaatsingsreglement en overige personele regelingen aan het AB ter besluitvorming moet worden gebracht; het vaststellen van functiebeschrijvingen, functiewaarderingen en statusbepalingen van medewerkers; 3. het verevenen van verschillen in uitgangspositie van beide laboratoria in financiële zin conform een gezamenlijk overeen te komen methodiek en over de periode 2008 tot en met Bijlage * Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen en de verslagen van de AB-commissies kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf. -3-

4 11a. B&M/ A.Dielissen Verordening Bijzonder Georganiseerd Overleg Nazending 11b. Benoeming leden BGO Nazending 12. B&I /P. de Gier Voortgang IP 7910: KRW, waterbeheerplan en beheerplan waterkeringen Het proces van het waterbeheerplan en de KRW verlopen conform Plan van aanpak waterbeheerplan en KRW stroomgebiedbeheerplan (goedgekeurd door het AB op 6 december 2006). In de nota wordt de stand van zaken toegelicht en een voorstel gedaan voor de bestuurlijke agenda (2007 tot en met 2009). Het nieuwe beheerplan waterkeringen wordt integraal onderdeel van het waterbeheerplan Het huidige beheerplan waterkeringen loopt tot 1 januari Voor het overgangsjaar 2009 wordt in de nota een voorstel gedaan. Besluit: het AB stemt in met het voorstel om het bestaande Beheerplan Waterkeringen geldig te houden en een actieprogramma op te stellen voor het jaar Het AB neemt de voortgang van IP7910 voor kennisgeving aan en stemt in met het voorstel voor de bestuurlijke agenda 2007 tot en met Bijlage 13. B&I/ P. de Gier Beschrijving bestuursroute uitvoeringsprogramma In deze nota wordt mede aan de hand van een tabel en een stroomschema de bestuursroute van het uitvoeringsprogramma beschreven. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in tien stappen: 1. bestuursprogramma 2. opstellen IGA 3. voteren uitvoeringskrediet per gebiedsgericht project 4. opstellen ontwerp-inrichtingsplan 5. opstellen inspraaknota 6. vaststelling definitief inrichtingsplan 7. eventueel verschuivingen binnen uitvoeringskrediet tussen verschillende activiteiten binnen gebiedsgericht plan 8. in uitvoering nemen plan 9. oplevering 10. beheer, monitoring en evaluatie. Besluit: het AB neemt voor kennisgeving aan de beschrijving bestuursroute uitvoeringsprogramma. Bijlage 14. B&M/ A. Dielissen Vaststellen juridisch instrumentarium waterberging en legger Albano In de vergadering van 19 december 2006 heeft het DB het juridisch instrumentarium waterberging en de legger voor bergingsgebied Albano in ontwerp vastgesteld. De stukken hebben vervolgens van 16 januari tot en met 26 februari 2007 ter inzage gelegen waarbij op onderdelen zienswijzen konden worden ingediend. Daarnaast hebben de regiocommissies adviezen uitgebracht. Nu is de definitieve vaststelling van het instrumentarium en de legger Albano door het AB aan de orde. Besluit: het AB besluit tot het vaststellen van de Keur waterberging, de Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden, de legger bergingsgebied Albano 2006 en de nota van inspraak. Het AB stemt in met de Beleidsnota waterberging en schade en het AB neemt over de reactie van het dagelijks bestuur op de adviezen van de regiocommissies. Bijlage * Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen en de verslagen van de AB-commissies kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf. -4-

5 15. B&I / J. van der Aa Wijziging plan Vierde Bergboezem Het inrichtingsplan voor de Vierde Bergboezem dat in het AB van 7 december 2005 is vastgesteld dient te worden gewijzigd. Aangepast moeten worden de buitengrenzen die in het oorspronkelijke besluit soms buiten de begrenzingen van het reconstructieplan de Baronie vielen. Hierdoor is de planologische doorwerking van het reconstructieplan niet gewaarborgd. Daarnaast toonde nadere berekening aan dat de kades vanwege opwaaiing 40 cm hoger moeten zijn dan eerder berekend. Met de genoemde voorgenomen wijzigingen is het plan in de inspraak geweest. Hierop zijn echter geen zienswijzen ingediend. Besluit: het AB stemt in met wijziging van het definitieve plan voor de Vierde Bergboezem conform bijgevoegd besluit. 16. B&I / J. van der Aa Project De Ham inrichtingsplan EVZ Spoorzone e.a. In het projectgebied 19 "De Ham" wordt de EVZ spoorzone volledig ingericht, daarbuiten worden drie stapstenen langs andere EVZ's gedeeltelijk ingericht. Bijbehorende gronden zijn in eigendom dan wel worden ze op dit moment verworven. Het inrichtingsplan is gereed en er is gestart met het opstellen van het bestek. Besluit: het AB stemt in met het definitief ontwerp Inrichtingsplan "EVZ Spoorzone" en de verdere uitwerking en uitvoering hiervan. 17. B&O / P. Oonincx Aanvraag UVK voor de plaatsing van een kantelstuw Vierbundersweg (IP 8237; voorheen verplaatsing stuw Tichelrijt) Aanvraag van een uitvoeringskrediet voor de plaatsing van kantelstuw Vierbundersweg tussen het industrieterrein Tichelrijt en het achterliggend landbouwgebied in de gemeente Dongen. Besluit: het AB stemt in met toekenning van een uitvoeringskrediet voor uitvoering van de plaatsing van stuw Vierbundersweg. Bijlage Bijlage Bijlage 18. B&O/ C. Coppens Aanvraag UVK waterbodemsanering de Donge (IP 6263) In een gedeelte van de Donge tussen rijksweg A59 en het separatiepunt in de gemeente Oosterhout en gemeente Geertruidenberg en twee zuidelijk gelegen waterlopen bevindt zich m3 verontreinigde baggerspecie. De kwaliteit van de baggerspecie is onderzocht en blijkt klasse 2, 3 en 4 te zijn. Om het afvoerend vermogen van de Donge weer te herstellen wordt het profiel tot het leggerprofiel uitgebaggerd. Concreet houdt dit in dat er m3 verontreinigde onderhoudsbaggerspecie verwijderd wordt en dat er m3 verontreinigde waterbodem onder het leggerprofiel aanwezig blijft. Besluit: het AB stemt in met de uitvoering van de onderhoudsbaggerwerkzaamheden (waterbodemsanering) aan de Donge en stelt hiervoor een uitvoeringskrediet beschikbaar. Bijlage * Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen en de verslagen van de AB-commissies kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf. -5-

6 19. B&O / P. Oonincx Aanvraag UVK aanpassing scheepvaartklasse 4 Mark en Dintel Aanvraag uitvoeringskrediet voor het opwaarderen van de scheepvaartklasse op riviervak II van de Mark. Besluit: het AB stemt in met de toekenning van een uitvoeringskrediet voor de werkzaamheden die nodig zijn voor de aanpassing van de scheepvaartklasse op riviervak II van de Mark. 20. B&O / C. Coppens Aanvraag UVK mechanische slibindikking rwzi Dongemond De slibgisting op de rwzi Dongemond is overbelast. Volgens de strategische slibstudie van 2004 kan het probleem het beste opgelost worden door middel van het installeren van een mechanische bandindikker. Uit doelmatigheidsoverweging zijn er in het project enkele andere ontwikkelings- en instandhoudingsinvesteringen ondergebracht. Besluit: het AB stemt in met de realisatie van project mechanische slibindikking rwzi Dongemond en stelt daartoe een uitvoeringskrediet beschikbaar. 21. B&O / P. Oonincx Aanvraag UVK voor instandhouding Zimpro-installatie rwzi Nieuwveer tot 2011 In het AB van 4 april 2007 is het principe-besluit genomen de Zimpro-installatie Nieuwveer te vervangen door slibgisting en slibontwatering met een planning gericht op inbedrijfstelling met ingang van Tot het moment dat de nieuwe voorzieningen in bedrijf worden genomen zal de huidige installatie bedrijfszeker en conform vergunningsvereisten in bedrijf moeten blijven. Het benodigde uitvoeringskrediet daarvoor wordt hierbij aangevraagd. Besluit: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een krediet voor de korte termijn instandhouding van de Zimpro installatie tot Bijlage Bijlage Bijlage 22. B&O / C. Coppens Aanvraag VBK nieuwbouw slibverwerking rwzi Nieuwveer vanaf 2011 In het AB van 4 april 2007 is het principebesluit genomen de Zimpro-installatie Nieuwveer te vervangen door een nieuw te bouwen slibgisting en slibontwatering. Deze moet in 2011 in bedrijf genomen worden. Voor de voorbereiding van deelstudies, een voorontwerp, een definitief projectplan en het ontwerp inclusief aanbesteding is een voorbereidingskrediet van ,-- nodig. Volgens planning zal dan in juni 2008 een uitvoeringskrediet aangevraagd kunnen worden. Realisatie moet in 2009 en 2010 plaatsvinden. De installatie kan dan begin 2011 in bedrijf gesteld te worden. Besluit: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet ten behoeve van de vervanging van de slibverwerkingsinstallatie op de rwzi Nieuwveer. Bijlage * Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen en de verslagen van de AB-commissies kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf. -6-

7 23. Rondvraag 24. Sluiting Breda, 25 mei 2007 * Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen en de verslagen van de AB-commissies kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf. -7-

8

9 Agendapunt 2 Nummer : *07I001424* Barcode : *07I001424* Notulen van de vergadering van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta d.d. 4 april 2007 om uur te Breda Aanwezig: De voorzitter: J.A.M. Vos De leden: J.J.M. van der Aa, A.P.H. Aarts, Ph.A. Aertssen, E.C. Baartmans, P.J.N.M. van Bavel, D.J.P.M. van den Berg, W.J.H. de Boer, R.J.M. van den Broek, L.A.C.M. Brooijmans, J.A.M. Bruurs, A.J.J. de Bruijn, J.D.G. van der Burg, A.M.E. Castelein-Hoogeveen, C.C.A. Coppens, J.G. Coppens, J.M. van Dalen, Z. Demirel, J.H.C. Dielissen, S.W.M.M. Dresen-Hoogvelt, J.J.M. van der Heijden, P.C. de Geuze (ged.), P. de Gier, J.J.M. van der Heijden, P.M.N. Hendrickx, C. Huijssoon, C.A.J. Jochems, G.H.M. de Jong, A.J. Jongevos, L.H. van der Kallen, M.L.P.L. Knipscheer, C.C.F. Mureau, D.A. Notenboom, C.W.F.M. Ooms, P.W.C.M. Oonincx, H.J.M. Poppelaars, J.A. van Riet, E.H.N. Rokx, C.G.J.J. Rubbens, J.N.M. Schrijen, Th.J.J.M. Schots (ged.), J.A.M. Slenders, W. Spierings, A.C.L.M. Spronk- Schölvinck, R. van der Wal en C.J.A. Welten en A.A.F.M. Wijnen De secretaris-directeur: H. van Stokkom Notulist: H. Mutsaerts van Het Notuleercentrum Afwezig met kennisgeving: C.W.F.M. Ooms, J.J.M. van der Heijden, J.A.M. Slenders, Z. Demirel 1. Opening De voorzitter: Dames en heren, van harte welkom op deze vergadering. De heren Ooms, Van der Heijden, Slenders en mevrouw Demirel zijn afwezig. Het is aardig om aan het begin van de vergadering Kees Jochems te feliciteren met zijn koninklijke onderscheiding. Ik heet uiteraard ook welkom ons nieuwe lid, de heer De Bruijn. Spreekrecht De voorzitter: Er hebben zich geen insprekers gemeld. Bepaling primus bij hoofdelijke stemming De voorzitter: Ik bepaal de primus bij hoofdelijke stemming. Dat is nummer 38, de heer Baartmans. 2. Instellen Commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven en onderzoek van de benoemingsbescheiden van de heer A.J.J. de Bruijn. De voorzitter: Ik ga over tot het instellen van de commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven en onderzoek van de benoemingsbescheiden van de heer A.J.J. de Bruijn. 1

10 Besluit: Het AB wijst de heren Schots, Poppelaars, Spierings en Jochems aan voor de Commissie Geloofsbrieven. 3. Besluit inzake toelating tot lid van het algemeen bestuur. De heer Schots: De heer de Bruijn voldoet aan alle eisen om toegelaten te worden als lid van het algemeen bestuur. Besluit: Het AB besluit de heer A.J.J. de Bruijn te Hooge Zwaluwe per 4 april 2007 toe te laten als lid van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta ter vervulling van de opengevallen plaats in de belangencategorie Ingezetenen, kiesdistrict Afleggen Eed/Belofte De voorzitter: Ik lees de eed/belofte voor. Ik beloof dat ik. De heer De Bruijn: Dat verklaar en beloof ik. 5. Notulen en besluitenlijst van het algemeen bestuur van 26 januari De voorzitter: Er zijn twee wijzigingen voorgesteld, beide op pagina 8, een van de heer Van Riet en een van de heer Huijssoon. De heer Huijssoon geeft aan op dezelfde pagina dat Kalsdonk moet zijn Kelsdonk. De heer Van Riet stelt de volgende wijzigingen voor:.. consultatie gezegd is en door het DB in een 8-1 verhouding vertaald is. Ik stel voor deze wijzigingen over te nemen. Besluit: het algemeen bestuur stelt de gewijzigde notulen en de besluitenlijst vast. 6. Mededelingen a. Stand van zaken IP project 7910 (stroomgebiedbeheersplan KRW/WBP/beheerplan waterkeren) De heer Van der Kallen: Wij zullen gezamenlijk een afweging moeten maken. Alleen is mijn vraag: wie houdt daar nou toezicht op? Het afwentelen van verantwoordelijkheid is een notoire kwaal van diverse bestuurslagen, wie houdt daar toezicht op? Er komen extra rijksmiddelen beschikbaar. Ik wil horen van het DB hoe zij via innovatieve projecten subsidiemiddelen gaat binnenharken. De voorzitter: Niet afwentelen, daar zullen wij op de eerste plaats zelf alert op zijn. Volgens mij is het zo dat het binnen het stroomgebied helder moet worden dat er niet afgewenteld wordt. De staatssecretaris zal het niet afwentelen tussen de gebieden. Schelde, Maas en Volkerak moeten bewaken, dat zijn vraagstukken van afwentelen. In mijn beleving moet de laagste schaal in eerste aanleg verantwoordelijk zijn. En vervolgens de staatssecretaris. Ten aanzien van innovatieve projecten heeft het Rijk mooie voornemens uitgesproken, maar in het kabinetsakkoord is daar geen geld voor beschikbaar gesteld. Wij hebben wel ideeën ten aanzien van dit soort projecten voor de kwaliteit voor de landbouw bijvoorbeeld. Er zijn aanknopingspunten om daarmee aan de slag te gaan. Maar eerst moet er geld komen. De heer Van der Kallen: Persoonlijk zou ik zeggen, maak vast plannen, zodat als de centen er zijn, wij het eerste op de stoep staan. b. Stand van zaken Vlaams waterschap Mark en Weerijs De heer Van Riet: Ik spreek mijn waardering uit voor de voortgang in de uitwisseling met Mark en Weerijs, ook in de voorjaarsnota hebben wij daar iets over gezegd. Wij moeten elkaar een keer in de ogen kunnen kijken en weten dat wij er samen de schouders onder moeten zetten. De voorzitter: Het waterschap Mark en Weerijs is een overlegorgaan tussen gemeenten, provincies en waterschappen en komt gemiddeld twee keer per jaar bijeen. Daar zit geen algemeen bestuur onder. Wij zoeken naar het intensiveren van contacten. c. Slotdocument Water Wegen en reactie DB 2

11 d. Afronding planstudie waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer De heer Van der Kallen: Ik heb waardering voor het niet afserveren van de zoete variant, zout is niet alleen zaligmakend, natuurelementen spelen een rol. Dat gebied is ook heel belangrijk voor de foeragering van vleermuissoorten. Ik ben nieuwsgierig en zie graag in de informatieve sfeer welke voorwaarden cruciaal zijn of afvallen, zodat een eventuele schriftelijke inbreng op tijd mogelijk is. De heer Aartsen: Ik wil heel concreet weten van u welke invloed het waterschap kan hebben op de besluitvorming. Als dat zo is, op welk moment en op welke manier wordt het AB daarbij betrokken. De voorzitter: De staatssecretaris heeft een paar jaar geleden, gezien de problematiek, een opdracht uitgezet naar regionale partijen om dit vraagstuk te onderzoeken. In dat bestuurlijk overleg zitten naast Rijkswaterstaat Zeeland, ook de waterschappen, de gemeenten maar vooral de drie provincies. De staatssecretaris heeft destijds randvoorwaarden meegegeven. Het BOKV heeft haar werk nu afgerond en heeft advies gegeven aan de staatssecretaris. Aanbevolen wordt om dezelfde partijen weer in te schakelen voor vervolgonderzoek. Welke randvoorwaarden nu veranderen of toegelaten worden bij een nieuwe studie moet nu uitgesproken worden door de staatssecretaris. Het is nu afwachten wat de staatsecretaris gaat doen. Zoet lost het niet op, zout zou het op kunnen lossen, mits een aantal risico s hanteerbaar wordt gemaakt. Wij staan redelijk alleen, wij hebben gezegd: serveer de zoete variant nu niet af, want je zult toch een keuze moeten maken. De invloed van het bestuur is nu even beperkt omdat er eerst een uitspraak moet komen van de staatssecretaris. Uiteindelijk wordt het besluit genomen door de Tweede Kamer. Het is even afwachten. De heer Van der Kallen: Welke randvoorwaarden zijn cruciaal? Ik verzoek u het algemeen bestuur te informeren, zodat er eventueel schriftelijk suggesties kunnen worden gedaan. De voorzitter: Wij hebben inderdaad gereageerd op het ontwerp, en dan kunt u zien waar wij op gewezen hebben en waar wij belang aan hebben gehecht. Volkerak is een Natura 2000 gebied. Men wacht met de uiteindelijke keuze op de definitieve besluitvorming rondom zout en zoet. Nederland heeft met Brussel afgesproken dat dit de keuze zou zijn. De heer Van der Kallen: In dat belang heb ik gewezen op het belang van het foeragegebied van vleermuizen. Mijn innovatieve methode is iets van 100 jaar geleden, dat is wel een manier van denken die ik mis. Als je land zou winnen, zou je ook op een andere manier hier naar kijken. Misschien brengt het geld op. De heer Aartsen: U zegt op dit moment is de invloed beperkt, omdat de staatssecretaris aan zet is. De voorzitter: Bij mijn weten hebben wij de afgelopen tijd minstens twee thema AB s gewijd aan dit onderwerp. Als er formele momenten zijn, respecteren wij deze en zullen wij het AB informeren. e. Plaatsvervanging secretaris-directeur De voorzitter: Ik wil een wijziging doorvoeren, hier wordt aangegeven dat de plaatsvervanger van de plaatsvervanger de heer Versteeg zal worden. De heer Versteeg heeft aangegeven dat hij ons wil verlaten. De heer Van Hal, sectorhoofd W&W, heeft zich beschikbaar gesteld. f. Kwijtschelding g. Inhoudelijk eindrapport Interregionaal project IASM 6641 h. Juridisch kwaliteitszorgsysteem De heer Schots: Wij willen daarover geen vragen stellen, maar verzoeken u om het stuk zo snel mogelijk toe te sturen. De voorzitter: Wij zullen een en ander zo snel mogelijk toe zenden naar de leden van de subcommissie Financiële Jaarstukken. i. Uniformering onttrekkingsverbod. i. Mondelinge mededeling inzake Strijbeekse Beek 3

12 De voorzitter: Wij beheren 3500 km waterlopen en van die 3500 km waterlopen is ondertussen zo n 250 kilometer ingericht, met natuurontwikkeling en EVZ. Ten aanzien van die 250 km mag je zeggen dat wij kennelijk het werk dermate inhoud weten te geven, dat dit grotendeels uitstekend loopt. Ook waar in beginsel spanning zou kunnen zijn tussen landbouw en natuur, wordt dat goed inhoud gegeven. Bij de Strijbeekse beek niet. Daar lopen al langere tijd klachten. Enerzijds door de natuurvertegenwoordigers die wijzen op het soms rigoureus hanteren van de zaag, en anderzijds door de landbouw die zorgen uitspreekt over voldoende waterafvoer in dat gebied. Het is op zich een mooie kans hoe daar als waterschap mee om te gaan, zodat ook een goede bedrijfsvoering voor de landbouw mogelijk houdt. Ook daarop is intensief gestudeerd en zijn plannen gemaakt en is gecommuniceerd zowel met de landbouw als met de natuur. Als je ziet wat er feitelijk aan de hand is, moet gezegd worden dat op een aantal plaatsen het rigoureus gegaan is. Daarvoor biedt het DB excuses aan. Maar wij hebben aan onafhankelijke mensen verzocht daar nog eens langs te lopen. 300 Meter kun je onderscheiden waar het beter had gekund. Dat is jammer, maar ik wil het wel in die context plaatsen in een leerproces met trainingen en hulpmiddelen die wij ontwikkeld hebben. Kennelijk niet overal en op elk moment even goed, excuses waar het mis is gegaan. De heer Van Riet: Ik ben blij voor de opkomst op de tribune. Dat heet dan een thuiswedstrijd spelen. Dank voor uw excuses, deze zijn terecht, er zijn fouten gemaakt. Ik wil er toch nog even bij stilstaan. Ik citeer het kaartje van het waterschap dat aan een miljoen burgers is gestuurd. Het waterschap beschermt de natuur door het schoonmaken en door het aanleggen van stroken. Wat daar gebeurd is, dat wat u gezien hebt, daar schaam ik me diep voor en voel mij medeverantwoordelijk. Het is schandalig dat over 3 km lengte alles tot op het maaiveld kaal gemaakt is en dat is voorkomen dat de boomstronken ooit nog zullen uitlopen, zowel in de natuur als in de ecologische verbindingszone. Ik denk dat u als organisatie goed moet kijken waar het aan kan liggen. Naar aanleiding van eerdere klachten zijn aparte cursussen gegeven, wij hebben knappe koppen in het MT, er is een DB van zes leden en toch voor de tweede keer gaan ze in de uitvoering helemaal mis. Ik wijs er ook nog op dat er overleg is geweest. Er is afgesproken dat er gefaseerd onderhoud wordt gepleegd. Waar dit nu aan ligt, er zal geen sprake zijn van onwil, de enige verantwoordelijkheid ligt bij het DB en het MT, het ligt aan de aansturing. Ik hoop dat hier verbetering in komt, want ik kan niet aan de burgers uitleggen waarom zij belastinggeld aan het waterschap betalen. Bovendien is het strategisch gevaarlijk, wij zitten in een discussie over herbouw. Als je dit ziet, wordt onze geloofwaardigheid aangetast. Het DB moet nogmaals nagaan wat er is fout gegaan en hoe men dit in de toekomst kan voorkomen. Ik wil dit graag terug zien komen in een brief aan de leden. Er moet worden afgestemd met de natuurvereniging Mark en Lij. Het DB moet zich houden aan de gemaakte afspraken. Ik begin mijn vertrouwen in het waterschap te verliezen. De voorzitter: Laten wij ons bij de feiten houden. Ik heb geprobeerd aan te geven dat wij voor de Strijbeekse Beek geconstateerd hebben dat over een lengte van 300 m ongeveer alles is weggehaald. Wij moeten voorzichtig zijn met het overtrekken van beelden. Mevrouw Dresen: Ik bedank u voor het boekje voor het bloeden. Verder wil ik u vragen, ik kan het niet zo snel in het boekje vinden, zijn wij gehouden aan het beschermen, in stand houden en beheren van bomen langs ecologische verbindingszones. Hier is een aantal bomen omgekapt, ik zit in de commissie beheer en onderhoud. In de laatste vergadering is een vraag gesteld of er niet snel iets aan de bomen langs de Strijbeekse Beek gedaan kon worden, anders konden zij niet meer gekapt worden. De heer Van Hal zou voor 4 april antwoord geven, maar ik vind dit wel een rigoureus antwoord. De heer Bruurs: Het is niet mijn bedoeling het vuurtje brandend te houden. In het verleden is hier een reactie op gekomen, er zou een onderhoudsplan komen voor de Strijbeekse Beek. Wij kregen toen een natte periode. Ik ben benaderd door agrarische eigenaren dat hun percelen onvoldoende water kwijt kunnen. Kunnen jullie hier iets aan doen? Het is mijn taak om daarop te reageren. Ik ben ter plaatse gaan kijken, ik vond zelf dat er onvoldoende waterafvoer was. Er was ook geen sloot gemaaid. Het waterschap zelf had zijn sloten niet geruimd en gemaaid. Ik krijg vragen over agrariërs die hun sloten moeten schoonmaken en het waterschap die dat niet doet. Er is nu rigoureus onderhoud gepleegd, er zijn bomen en struiken gezaagd, er is gekapt in ieder geval. Het beginsel dat de sloten zuiver moeten zijn, was de aanleiding van het geheel. Wij moeten er in de toekomst voor zorgen dat natuur en agrarische belangen door één deur kunnen gaan. 4

13 De voorzitter: Ik wil aangeven dat voor elke waterloop een streefbeeld gemaakt wordt. Dat kan zijn met meer groen en bomen of minder. Wij maken bewust een streefbeeld met daarbij aangegeven de hoeveelheid bomen op de taluds. Dat streefbeeld wordt in het onderhoudsplan bewerkstelligd. Hier stonden teveel bomen, dat paste niet in het streefbeeld. Ik ga het liefst uit van het creëren van een goed streefbeeld. Als daarvoor bomen weg moeten, gaan ze weg. Als er een kapvergunning voor nodig is, dan wordt deze aangevraagd De laatste woorden van de heer Bruurs geven een juiste boodschap aan. Wij moeten als DB en MT aangeven wat wij willen. De oplossing is inderdaad communiceren. Het moet ook hier gaan lukken. Wij hebben daar gesprekken over gehad. Laten wij helder proberen te zijn naar de medewerkers toe en vanuit de gemeenschappelijke doelstelling het onderhoud steeds beter uitvoeren. Besluit: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan. 7. Ingekomen stukken a. Beleidsbegroting 2007 b. Sanering risicovolle riooloverstorten De heer Van der Kallen: Het waterschap schrijft: thans zijn alle overstorten. Ze vergeten daar risicovolle bij te zetten. De basisinspanning moet nog gerealiseerd worden. Nog niet alle overstorten zijn gesaneerd, als dat zo was, dan kreeg u van mij een staande ovatie. c. Brief West Brabantse Vogelwerkgroep vervroeging Breda Hippique en reactie DB De heer Van Riet: Mijn vraag bij het antwoord op de brief van het waterschap, is: voelt u zich mede verantwoordelijk? De voorzitter: Het is een theoretische discussie. Het Concours Hippique is dit jaar niet meer aan de orde. De vraag is hoeveel bestuurlijke druk je wilt organiseren. d. Brief Buurtvereniging Bieberglaan en reactie loco-dijkgraaf e. Brief AB-lid Van Riet e.a. en DB-reactie De heer Van Riet: Dank voor uw antwoord. Ik wil zeggen dat het antwoord op vraag 6 over het democratisch gehalte uitgaat van de huidige situatie, terwijl bedoeld was de huidige situatie die gaat over hoe wij de ambassadeursrol kunnen blijven vervullen als het democratisch gehalte aangetast wordt. Ik wil zeggen dat een aantal leden van het AB vindt dat in de toekomst bij de standpuntbepaling het AB betrokken zou moeten worden. Hiervoor dien ik een motie in namens zes leden. Ik lees deze voor. Procedure standpuntbepaling voor de inbreng in de nieuwe Waterschapswet. De Algemene Bestuursvergadering van het waterschap Brabantse Delta in vergadering bijeen op 4 april Overwegende dat: De opvatting van het algemeen bestuur over de toekomstige bestuurssamenstelling en met name de verdeling van de zogenaamde geborgde zetels, van groot en democratisch belang is voor het goed maatschappelijk functioneren van het waterschap, Dat die toekomstige verdeling van de zetels gedragen dient te worden door een zo groot mogelijk deel van het waterschap. Draagt het DB op: In het vervolg haar visie op de toekomstige bestuurssamenstelling (waaronder de verdeling van de geborgde zetels) in een voorstel aan het Algemeen Bestuur aan te bieden. Het resultaat van de bespreking in het Algemeen Bestuur in het overleg met GS van Noord- Brabant in te brengen. En gaat over tot de orde van de dag. 5

14 Ik wijs er als toelichting op dat niet gezegd wordt hoe de toekomstige inbreng van het DB moet zijn, maar dat het gaat om het betrekken van het AB. De voorzitter: Ik wil namens het DB een reactie geven op de motie. Er is een nieuwe Waterschapswet in de maak, waarin een aantal randvoorwaarden staat waaraan het waterschap moet voldoen. Dit krijgt zijn vorm door middel van een provinciaal reglement. Ook in de wet staat hoe de provincie dat moet voorbereiden. In de wet staat aangegeven dat GS voordat zij een ontwerpreglement gaan maken, daarvoor het DB gaat consulteren. Dit is het zgn artikel 4-overleg. Wij zitten nu in de fase tussen drie en vier, waarbij GS het ontwerpreglement met ons bespreekt. Als ik probeer alles te overzien, hebben wij het uiteindelijk nog over één verschilpunt. Van de mogelijke keuzes: de omvang AB, het aantal geborgde zetels en de onderverdeling daarvan. Juist de onderverdeling is het spanningsveld. Het DB heeft in het artikel 3-overleg aangegeven dat zij suggereert een verhouding 4:4:1, een voor natuur, maar daarbij is vermeld dat er een minderheidsgevoelen is in het AB dat meer zetels wil voor groen. Het signaal is overgebracht. Als ik het nou goed inschat, zal GS terugkomen met 4:3:1. Daar gaat het over. Misschien moeten wij het daar met elkaar meer over hebben. De procedure gaat naar de finale. Als de motie wordt aangenomen, moet er een extra AB gehouden worden eind april om over de zetelverdeling te praten. Daarin moet helderheid komen. In formele zin houdt het DB het bij wat in de brief staat. GS moeten het reglement voorbereiden voor provinciale staten. Wij hebben via het thema AB geprobeerd uw gevoelens te peilen en deze gecommuniceerd met GS. U bent de baas, dus als u het zegt, dan krijgt het DB die opdracht. Maar misschien kunnen we beter voor de inhoud gaan. De heer Van Riet: Ik denk dat als u het over de inhoud gaat hebben, dezelfde fout wordt gemaakt als op de thema-avond, dat iedereen onvoorbereid standpunten moet gaan innemen. Sommige mensen worden overvallen door nieuwe dingen. Dat is de kern van de motie, hoe zorg je dat het AB-bestuur betrokken wordt bij beslissingen over het toekomstig functioneren. De heer Spierings: Ik wil complimenten maken aan het bestuur. De minderheidsgevoelens zijn goed weergegeven. Ik ben het niet eens met wat de heer Van Riet zegt over onvoorbereid. Wij weten goed waar wij het over hebben. De heer Jochems: De fractie gebouwd is verdeeld en vraagt een hoofdelijke stemming. De heer Aartsen: Ik ben heel erg tevreden over de manier waarop het gevoelen van het AB is overgebracht aan GS. Dit zou geformaliseerd kunnen worden. De peiling die destijds plaatsvond, was te beperkt om met een visie naar het AB te komen. Uiteindelijk kan het AB zich daarover uitspreken. Mevrouw Castelein: Onze fractie kan zich goed vinden in de gelopen route. Zij heeft wel degelijk de achterban gepolst en het gevoel is goed weergegeven. Wij hebben geen behoefte om procedures over te doen. Wij kunnen ons prima vinden in de gang van zaken. De heer Van der Kallen: Mij is van een mandaat niets bekend. Het is normaal dat een DB verkondigt wat leeft in het AB. De ene keer weet het DB dat instinctmatig, de andere keer moet zij daarvoor leden consulteren. Ik constateer dat ook in andere waterschappen. Ook daar worden voor alle beslispunten waarover verschil van mening kan bestaan, de leden geraadpleegd. Negen leden betekent een verdunning van het democratisch gehalte. Ieder waterschap kiest daarin zijn eigen weg binnen de wet. De wet verbiedt niet het AB te consulteren. Voor mij is belangrijk dat het democratisch gehalte zo hoog mogelijk is en dat de AB-leden geïnformeerd zijn over alle opties. Een goede voorbereiding is belangrijk en dat de AB-leden van tevoren hun achterban kunnen raadplegen. Hoe die vertegenwoordiging wordt samengesteld en dat er een mogelijkheid van inspraak is. Ik heb niet het idee dat het thema-ab een openbaar karakter heeft. De motie doet recht aan mijn behoefte. De voorzitter: Ik breng de motie in stemming. De voorzitter: Er zijn 30 stemmen tegen en 10 voor. De motie is verworpen. Besluit: het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan. 8. Verslagen Regiocommissies 6

15 a. Verslag overleg regiocommissie Midden d.d. 23 januari 2007 b. Verslag overleg regiocommissie Oost d.d. 22 januari 2007 c. Verslag overleg regiocommissie West d.d. 25 januari 2007 Besluit: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan. 9. Verslagen AB-commissies Besluit: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan. 9a. Personele wijziging in AB-commissie Bestuur & Middelen Besluit: het AB gaat akkoord met de voorgestelde wijziging. 10. Managementletter De heer Schots: Onze fractie heeft twee vragen: de opmerkingen op pagina 4 over de weergave van de realisatiecijfers. Wanneer wij de nota verder doorlezen, zitten er grote verschillen tussen de prognoses en de realisatie. De opmerking onderaan pagina 4 suggereert dat wij dit jaar nog geen realisatiecijfers krijgen waarin indirecte kosten zijn verwerkt. Kan hier een oplossing voor gevonden worden? De tweede vraag is dat bij de bijgestelde schattingen wordt aangegeven dat de belastingopbrengsten uit de regio 1,5 miljoen euro gaan tegenvallen. Waarop is deze schatting gebaseerd? De heer J. Coppens: De doorberekening van de indirecte kosten in het systeem zelf kan op dit moment nog niet in het systeem worden gerealiseerd. Men wil dat dit jaar nog doen. Ik zou u willen verzoeken het nog een jaar op deze wijze te doen. Over het achterblijven van de belastingopbrengst kan ik u zeggen dat een aantal bedrijven, zoals Coca Cola, de flessen niet meer op locatie gaat spoelen, maar zij gaan dat elders doen. Door het anders aanpakken van de productie en het verplaatsen van bedrijven naar andere locaties zullen de waterschapsbelastingen lager uitkomen. Het is een complexe materie. Besluit: het AB neemt de Managementletter voor kennisgeving aan. 11. Voorjaarsnota 2007 De voorzitter: Vanochtend behandelen wij de tweede termijn. Ik moet vragen als er wijzigingen, moties of amendementen zijn, die in deze termijn in te dienen. 1. woordvoerder fractie Ongebouwd De heer Van Bavel: De categorie Ongebouwd geeft complimenten over de beantwoording van vragen en opmerkingen door het DB en de ambtelijke dienst. Voor de belangen van onze doelgroep beperken wij ons tot vier speerpunten: de tariefsontwikkeling, de gebiedsverwerving, de classificatie en het Volkerak/Zoommeer. De tariefsontwikkeling zal volgens het DB binnen de grenzen blijven. Een grote zorg van ons is wat er na deze bestuursperiode gebeurt. Zal een goede voorlichting de burger tevreden kunnen stellen? Een suggestie zou kunnen zijn dat toegespitst wordt op het informeren over de reden van de stijging van de tarieven in de toekomst. De grondverwerving: dat is een taak die moeilijk is te realiseren. Keulen en Aken zijn ook niet op een dag gebouwd. Onze beleidsnota grondverwerving is een eerste aanzet, waar men mee aan de slag moet gaan. De positieve aandacht zal zeker bijdragen tot succes. Dit zal de voortgang zeker niet bespoedigen. Wij willen meedenken aan oplossingen. Wij vragen de vergadering hiervoor begrip. Wij ondersteunen het onderliggende beleid. De classificatie: voor ons is het moeilijk uit te leggen. Het DB heeft hierover geen standpunt. De Waterschapswet staat dit niet toe en er is enige tariefsdifferentiatie mogelijk, zoals bij glasopstanden en verharde openbare wegen. Waar zijn wij met zijn allen het beste mee af en hoe gaan we hiermee om? Dat moet duidelijk uitgelegd worden aan de inwoners. De keerzijde zal zijn dat alles minder vanzelfsprekend is. De categorie Ongebouwd is begripvol en verdeeld hierover. Wij nemen een afwachtende houding aan ten aanzien van de nieuwe tariefstructuur. Een algemene opmerking: wij waarderen de inzet van het DB. Wij zijn afhankelijk van een solide en adequaat reagerend waterschap. Dat is voor onze bedrijven van 7

16 groot belang. De bestrijding van blauwalgen zal een groter probleem worden. In de aanpak van het DB hebben wij ook in de toekomst vertrouwen. De toezegging van voldoende zoet water voor de landbouw is geen garantie dat verzilting niet zal optreden. Wij begrijpen de situatie van het waterschap. Wij vragen het standpunt van de algemene vergadering mee te nemen. Wij stemmen in met de voorjaarsnota, maar vragen aandacht voor deze vier speerpunten. 2. woordvoerder fractie Gebouwd De heer Jochems: Onze fractie bedankt u voor de vlotte en goede beantwoording van de algemene beschouwingen. Wij hebben deze het schip De Brabantse Delta genoemd. Het schip heeft nog geen averij opgelopen. Laten wij hopen dat het op volle kracht kan doorvaren. Op de eerste plaats het antwoord over het voorstel voor samenwerking met de gemeente. Het DB doet deze vraag simpel af. In het huis van Thorbecke staat het waterschap op de laagste trede, maar op gelijke hoogte met de gemeente. Als waterautoriteit had naar onze opvatting de belangenbehartiging hierbij bijzonder goed gepast. Het had ook een signaal afgegeven naar de burger. De fractie blijft het een gemiste kans vinden. In het algemeen vindt de fractie de antwoorden de trend hebben van: gaat u maar rustig slapen, alles komt goed. Wij hebben in uw beantwoording gezien dat u het serieus bedoelt. Maar de zin: Wij hebben er alle vertrouwen in dat het allemaal gehaald zal worden komt te vaak voor. Wij geloven in uw goede bedoelingen, maar verwachten op een aantal onderwerpen een meer concreet antwoord, zoals over de waterkering. Onze fractie wil hiervoor een motie indienen. Het halen van onze doelstellingen is het belangrijkste. Wij blijven van oordeel dat wij het DB het voordeel van de twijfel geven, onder het motto: vertrouwen is goed, maar controle is beter. Wij verzoeken het DB het AB vroegtijdig te informeren als bepaalde doelstellingen niet gehaald worden. Bij bedrijfsgebouwd staat dat er nog een flinke heuvel genomen moet worden. Hier zijn wij het mee eens. Het nemen van een heuvel kan op het laatst flink opbreken en de pijp kan te vlug leeg zijn. Is het mogelijk in 2007 nog een tandje bij te zetten, zodat de medewerkers meer zuurstof overhouden voor het einde van de top? De vragen over de salarisstructuur DB zijn niet helder beantwoord. Wij moeten niet weglopen voor onze eigen verantwoordelijkheid in deze. De grondverwerving komt onder punt 15 nogmaals aan de orde. Wij ondersteunen de fractie Ingezetenen over beregeningsverboden en noodmaatregelen bij extreme weersomstandigheden. Wij hebben niet veel ingebracht over Bouvigne en de bouw van het laboratorium. Een van onze leden is tegen. Wij vonden in onze vertegenwoordiger, de heer Mureau, een goede vertegenwoordiger. Wij hopen dat de eerste spade spoedig de grond in kan. Wij bedanken het DB en alle medewerkers voor hun inzet. 3. woordvoerder fractie Ingezetenen De heer Poppelaars: In onze fractie wordt over verschillende onderdelen verschillend gedacht. Er is ook veel eensgezindheid over zaken van het waterschap. Over de medefinanciering vanuit andere overheden lezen wij in de voorjaarsnota bezorgdheid over de bijdrage van provincie en Rijk voor onze projecten. Wij zitten in een cruciale fase van het bestuursakkoord en de samenwerking van de provincie met het waterschap zal gestalte moeten krijgen. Wanneer de medefinanciering vanuit andere overheden gaat veranderen, zal dit gevolgen hebben voor de tarieven. De bezorgdheid over de tarieven is al verschillende malen genoemd. De ambities zullen bijgesteld moeten worden. Wij onderkennen dat de samenwerking met de gemeente verbeterd is. Toch proeven wij een achterstelling in de prioriteiten bij zaken van het waterschap. Het waterschap staat op een lager niveau. Wij vragen uw blijvende inspanning om dit ten goede te keren. Wij zien voor 2009 een behoorlijke stijging van de tarieven. Ook de nieuwe huisvesting komt dan aan de orde. Het is een slechte zaak als er een hogere stijging dan gewenst gepresenteerd gaat worden. Wij vragen het DB om bij de voorbereiding van de meerjarenbegroting al het mogelijke te doen om de piek van 2009 af te vlakken. Vorig jaar bij de behandeling van de voorjaarsnota is aangegeven om een gebiedsgericht project te maken van de samenwerking met Vlaanderen. Wanneer gaat dit gebeuren? Een goede communicatie met de burgers is van groot belang. 4. woordvoerder fractie Bedrijfsgebouwd. Mevrouw Castelein: Bij het bestuursprogramma ben ik misschien wat te streng geweest. Ik vraag net als de heer Jochems een nadere kwantificering over de realisatie. Bij financiën hebben wij ons standpunt om de egalisatiereserves in te zetten, onderstreept, laat dat nou in deze periode ook ten goede komen aan de belastingbetaler. Wij handhaven ons standpunt. Wij hebben de tabel niet goed 8

17 begrepen. Er komt een gemiddelde lastenstijging waarbij het spoor van 4% wordt aangehouden. Wij vragen specifiek naar de ontwikkeling van ve s. Over de nieuwe huisvesting is genoeg gezegd. Wij hebben er waardering voor dat het DB zijn rug heeft recht gehouden in alle stormen. Bij de Kaderrichtlijn Water hebben wij een vraag gesteld over de vertaalslag die wordt gemaakt bij de brede visie over wat de Kaderrichtlijn lokaal betekent. Hebben wij hier voldoende vat op? Daar wil ik graag een reactie op. Een laatste punt is de beloning van het DB. Wij zijn het erover eens dat het AB hierover een duidelijk standpunt achterlaat voor het komende bestuur. Wij praten over de totale beloning voor het DB, ongeacht het aantal leden. Dat houdt de discussie zuiver. Wij zijn op de goede weg. De heer Jochems: Ik lees de motie voor. Het AB van het Waterschap De Brabantse Delta in vergadering bijeen op 4 april Overwegende dat: De discussie over de financiering van de primaire waterkeringen thans volop wordt gevoerd en dat naar verwachting in juni a.s. in de Unie van Waterschappen een standpunt wordt bepaald. Dat het in stand houden en verbeteren van de primaire waterkeringen van nationaal belang en een centrale verantwoordelijkheid is. Dat het daarom ook een rijkstaak is en centraal wordt gefinancierd. Dat een eventuele spreiding van deze verantwoordelijkheid over de diverse waterschappen leidt tot een ongewenste versnippering van financiering en aansturing van projecten. Dat het waterschap alleen die taken moet blijven uitvoeren waarvoor zij qua financiering en aansturing direct verantwoordelijk kan zijn. Draagt het DB op: Binnen de Unie van Waterschappen het standpunt in te nemen dat de financiering van de primaire waterkeringen niet bij de waterschappen mag worden ondergebracht en dus een rijkstaak dient te blijven. En gaat over tot de orde van de dag. De heer Van der Kallen: Ik vind de motie goed maar ik mis dat wij leren uit het verleden. Al in de 16 e en 17 e eeuw kenden de staten een regeling voor calamiteuze waterschappen. Die tijd leerde al dat dit een heel slecht idee is om de waterschappen voor de financiering te laten opdraaien. Ik geef u mee om niet dezelfde fouten te maken als in de 16 e en 17 e eeuw. De voorzitter: Ik dank u voor uw bijdragen en de steun die u geeft aan het DB en de organisatie om de ambities waar te maken en de manier waarop hier inhoud aan wordt gegeven. Een aantal onderwerpen gaat over geld. Ik vraag de heer Coppens hier een reactie op te geven. De onderwerpen over de grondverwerving worden behandeld bij agendapunt 15 om te voorkomen dat dit twee keer wordt besproken. Over de blauwalgen kan ik zeggen dat uw zorg begrepen wordt. Ik heb uitgelegd hoe het proces verloopt. De heren Jochems en Poppelaars spreken over de gemeenten. De heer Jochems vindt het jammer dat het DB in haar schriftelijke reactie aangeeft op afstand te staan in het samenwerkingstraject binnen West-Brabant. Ik wil daar toch een positiever beeld over neerzetten. Ik heb gesproken met de burgemeester van Breda. Er zal gekeken worden of er ook andere partijen zoals het waterschap zich kunnen verbinden aan dat traject van samenwerking bij economie en andere onderwerpen in West-Brabant. Op de tweede plaats hebben wij besproken of het waterschap de initiatiefnemer kan zijn voor een groen/blauwe visie, wat kan water betekenen. Het zou een mooie taak van het waterschap kunnen zijn om het beeld van waterautoriteit in West-Brabant te bevestigen. De voorstellen zijn nog pril. Wij staan er ook positiever in als het gaat over de voortgang bij de gemeenten, meneer Poppelaars. We maken voortgang, als je kijkt naar het traject van OAS en berging. Ik houd overeind dat wij via die lijn meer kunnen bereiken dan vroegtijdig te gaan handhaven. Wij zijn wel streng. Ik heb er vertrouwen in dat dit op langere termijn leidt tot een aanmerkelijke verbetering van datgene waar we twee jaar geleden zaten toen wij er aan begonnen. Veel sprekers praten over de haalbaarheid van het bestuursprogramma en het vertrouwen dat wij daarin hebben. Het waterschap moet in staat worden geacht die ambities waar te maken, omdat er voldoende cofinanciering van Europa en de provincie beschikbaar is. Voor de ecologische 9

18 hoofdstructuur is de provincie verantwoordelijk. De Management Letter geeft zo goed mogelijk inzicht in de voortgang. Wij hebben die ambitie en staan er voor klaar. Er zijn externe factoren die het kunnen blokkeren. Laten wij per kwartaal bekijken hoe het loopt. Natuurlijk zijn wij zelf verantwoordelijk voor het salaris van het DB en hebben het ingebracht in het artikel 3-overleg in GS. De vorige poging strandde door de politieke vraagstukken. Wij proberen te komen tot een lijn waar wij ons goed in voelen en zullen u als AB daarbij betrekken. De samenwerking met Vlaanderen is al eerder aan de orde geweest. Partijen moeten aan elkaar wennen, cultuurverschillen en verantwoordelijkheden spelen ons parten. Wij streven nog steeds de gebiedsgerichte samenwerking na. Het zijn onderwerpen van gesprek, maar we zijn er nog lang niet. Wij blijven daaraan werken. Bij de Kaderrichtlijn zitten wij nu in fase 3. Op dit moment zijn de werkgroepen concreet bezig om per deelgebied doelen en maatregelen te formuleren. Wij gaan ervan uit dat dit aan het einde van het jaar leidt tot concrete voorstellen. Wij hebben het volgende thema-ab ingeruimd voor het spelen van een spel, waarbij u in groepjes opdracht krijgt dat traject te doorlopen voor een bepaalde waterloop, over wat het kost in geld en tijd. Hiervoor is een mooi spel ontwikkeld dat op veel plaatsen al gedaan is. Wij bieden u dit aan om u het gevoel te geven hoe dit nou loopt. Communicatie blijft een punt van aandacht. Over de motie van de heer Jochems zeg ik u dat in de vergadering van de Unie afgelopen vrijdag is geoordeeld dat dit onderwerp niet tot een standpunt kan leiden zonder dat de AB s van de waterschappen daar iets van vinden. De afspraak is nu dat uiterlijk eind juni een standpuntbepaling vanuit het bestuur van de Unie plaatsvindt en dat wij de kans hebben dit te agenderen in uw AB voordat de Unie tot uitspraken komt. Ik zeg u toe niet met een standpunt richting Unie te gaan, voordat het standpunt van het AB bekend is. Daarom vraag ik u deze motie aan te houden totdat het AB kennis heeft kunnen nemen van het dossier. De heer Jochems: Moeten wij hiervoor een speciale vergadering houden? De voorzitter: Ik stuur aan op de oktobervergadering. Zullen wij deze motie in portefeuille houden? Bedankt voor de complimenten voor het houden van een rechte rug bij de nieuwbouw. Wij blijven ervan overtuigd dat wij een zeer zorgvuldig voorbereidingstraject hebben gehad. Wij zijn in afwachting van het besluit van de gemeente, wij zien dat met vertrouwen tegemoet. Ik denk dat dit zowel voor de organisatie als de medewerkers een ware toevoeging zal blijken te zijn. De heer Coppens: Er zijn drie categorieën die aandacht vragen voor de tariefsontwikkeling. Op 24 februari 2005 hebt u het plafond vastgesteld van de egalisatiereserve van de drie taken waar wij voor staan. Dat waren de plafondbedragen rond de egalisatiereserve. In juni 2006 hebben wij de jaarrekening 2005 vastgesteld. Er was ongeveer 9 miljoen euro over. Uit de vergadering kwamen signalen om dit bedrag terug te betalen aan de burgers. Dat betekent dat in 2007 en miljoen euro moet worden teruggeven aan de burger. In de begroting van 2007 hebben wij daarmee rekening gehouden en dat zullen wij ook voor 2008 doen. Tenzij er een bijsturing moet komen van de 9 miljoen, euro, dan doen wij dat. Vooralsnog willen wij doorgaan met datgene wat u bij de vaststelling van de begroting 2007 hebt afgesproken. Ongebouwd en ingezetenen zitten daar nu wat anders in, bedrijfsgebouwd wil de lijn voortzetten. Ongebouwd heeft vragen over de classificatie. U krijgt nog een exact lijstje van de beslispunten die de nieuwe Waterschapswet en aanverwante regelingen nog open laat voor het AB. U wordt hierover t geïnformeerd. De ontwikkeling van de ve s is mogelijk wat zorgelijk. Wij komen binnenkort met een overzicht over hoe alles zich op termijn gaat ontwikkelen. De heer Poppelaars: De fractie Ingezetenen staat iets anders in de tariefsontwikkeling. Dat besluit hebben wij genomen over de 9 miljoen euro om deze in 2007 en 2008 terug te geven. Wij willen hier niet aan tornen. Het gevolg is dat in 2009 een piek ontstaat. Wij vragen van het DB bij de meerjarenbegroting 2008 om alle mogelijkheden goed tegen het licht te houden om de piek af te vlakken. Dit zal afhangen van de stand van de egalisatiereserves op dat moment, dat is ook weer afhankelijk van het resultaat over Onze insteek is om te proberen de piek voor 2009 af te vlakken. Naar de burger komt het slecht over dat de mensen geconfronteerd worden met een tariefstijging. Als u die toezegging niet doet, willen wij hierover een uitspraak aan de hand van een motie. De heer Van Bavel: Wij zien die grote hobbel ook komen, hier moeten wij zorgvuldig mee omgaan. De heer Jochems: Ik bedank u voor uw antwoord. Wij zijn blij dat u positief hebt gereageerd op ons verzoek om met de gemeenten in zee te gaan. Dan weet u wat er gaande is, daar hebt u een 10

19 belangrijke taak in. Over de salarisstructuur DB gaat het niet over de hoogte. Wij vinden dat dit bestuur het voor het volgende bestuur moet regelen, anders krijgen wij weer hetzelfde probleem als twee jaar geleden. De heer van der Kallen: Ik kijk anders naar uw betoog over de gemeenten. Ik ga niet graag in zee met de gemeenten. Als je naar de begrotingsvergelijking 2006 kijkt, dan schaam ik mij, terwijl ik mij als een van de weinigen niet hoef te schamen, want ik roep dit al sinds Maar 5% van de gemeenten voldoet aan de basisinspanningen. Dat het eerstvolgende slechte waterschap toch 50% scoort en het gemiddelde 80% is, is het tijd voor een andere opstelling richting gemeenten. Ik verwacht van u een aanzienlijk mindere aimabelheid richting gemeenten. Er is geen bezwaar tegen samenwerking met de gemeenten, maar als ze onwillig zijn, moeten zij achter de vodden worden gezeten. Als het niet goedschiks kan, dan kwaadschiks. De buitengewoon slechte prestatie reken ik alle besturen aan sinds 1995, want dat roep ik al sinds Ik verwacht van u een andere houding. Uiteindelijk wordt de wet wel uitgevoerd, maar niet op het tijdstip waarop dit had gemoeten. Ik ben een vertegenwoordiger van het bedrijfsgebouwd. Het bedrijfsleven is gehouden aan de uitvoering van de wet. Als overheden gaat men te lankmoedig in West-Brabant met elkaar om dan elders in het land. Ik roep alle collega s op om dat ook op andere plekken te benadrukken. De heer Jochems: Wij gaan niet in zee, wij blijven op het droge. Wij stellen voor op het droge met elkaar de zaken af te werken. Ik bedoel hetzelfde als wat u bedoelt. Mevrouw Castelein: Wat betekent ons inspannen om de tariefssprong naar 2009 te voorkomen? Daar zijn wij voor. De heer Coppens: Als u het meerjarenperspectief bij de begroting 2007 voor de geest haalt, dan ziet u dat wij aan het eind van het plafond van de egalisatiereserves zitten. U moet ermee rekening houden dat er straks geen exploitatieoverschotten meer zullen zijn. Het gaat mij om de overgang van 2008 naar Juist vanwege de inzet van de 9 miljoen euro zullen wij daar een sprong krijgen, dat kan ik niet voorkomen, dat is inherent aan de beslissing van het AB bij de begroting over Wij willen nog wel eens goed kijken om dat meer geleidelijk aan op te lossen richting het eindejaarsperspectief. U moet ermee rekening houden dat de knip 2008/2009 minder zal zijn. De heer Van der Kallen: Het DB kan toch een voorstel doen om de maxima van de reserves op te hogen. De heer Coppens: Als de maxima voor de egalisatiereserves worden opgehoogd, worden de tarieven nog hoger. De heer Van der Kallen: Ik verlang dat u zich aan de kaders houdt, als het AB iets anders wil, moeten zij zelf de consequenties trekken. Ik verlang van u een flexibele houding, maar wel een die binnen de wettelijke kaders past. Mevrouw Castelein: Wij hebben het over plafondbedragen voor de egalisatiereserves. In hoeverre moeten die potjes tot de top gevuld zijn? De voorzitter: De eerdere besluiten over het benutten van de reserves voor de tarieven 2007 en 2008 zijn niet in het geding, maar gezien de aankondiging van het DB rekening te houden met een stijging in 2009 en omdat die reserves maar eenmalig kunnen worden ingezet, zegt u, dit is een zorgpunt en kijk hier nog eens naar. Wij zullen met voorstellen komen, maar wij draaien niets terug. Meneer Jochems, ik denk dat uw woorden heel wijs zijn. Meneer Van der Kallen, u heeft vragen gesteld over de rapportages en percentages. Uw punt is niet nieuw. In het kader van de OAS hebben wij de gemeenten de ruimte gegeven om op basis van de investeringen die volgen op de OAS, verder te werken. Mogen wij er van uitgaan dat u instemt met de voorjaarsnota 2007? Besluit: Het AB stemt in met de Voorjaarsnota Aanpassing heffingsverordening 11

20 Besluit: het AB stemt in met de vierde wijziging van de heffingsverordening. 13. Verkoop percelen Havendijk Oudenbosch Besluit: het AB stemt in met de verkoop van het blote eigendom van de percelen aan de Havendijk te Oudenbosch, kadastraal bekend gemeente Oudenbosch, sectie E, nummers 432, 433, 434 en 436, groot resp ha, ha, en ha, aan de Hoop Terneuzen BV. 14. Verkoop grond Benedensas Besluit: het AB besluit tot verkoop van de polder Benedensas, groot ha landbouwgrond en ha ingerichte natuur aan Natuurmonumenten. 15. Vervolg beleidsnota grondverwerving De heer Mureau: Onze fractie kan zich vinden in de beleidsnota. Uiteraard is het van belang de partners en het ambitieniveau te verhogen. In hoofdstuk 5 geeft u aan dit in eigen hand te houden. Ik wijs u graag op het inschakelen van agrarische natuurverenigingen. Wij willen het DB uitdagen met deze organisaties contact te leggen en hun adviezen niet naast zich neer te leggen. Dit heeft betrekking op alle bestaande en nieuw aan te leggen evz s. Tijdens de behandeling in de commissie werd enthousiast gereageerd en dit heb ik in het verslag niet kunnen terugvinden. De heer De Boer: Er zijn vier instrumenten van belang: prijsvorming, onteigening, aankopen van compenserende gronden en het beheersinstrumentarium. De rek is uit de prijsvorming. Uit een publicatie van de Boerderij blijkt dat het ruim boven de gemiddelde marktprijs zit. Als je zegt, er moet nog meer betaald worden voor het omzetten van landbouwgrond naar natuurgrond, dan prijs je jezelf uit de markt en krijg je andere overheden niet mee. Ook onteigening hebben wij niet in eigen hand. Het is een wettelijk instrumentarium. Dat is een moeilijk traject om te bewandelen. Als waterschap heb je wel invloed op het meer aankopen van compensatiegrond. Hier liggen kansen voor het waterschap. Boeren staan niet graag grond af, maar als zij grond voor grond kunnen ruilen, kan er onderhandeld worden. Een ander punt is het beheer. Boeren zijn bang als zij smalle stroken langs hun perceel moeten afstaan, waar onkruid gaat ontstaan. Ik wil benadrukken om het beheer zodanig in te vullen dat deze angst kan worden weggenomen. Ik zoek het meer in concrete maatregelen en meer in te zetten op het beheer van aangekochte gronden. De heer Van Riet: Wij vinden het als Ingezetenen een goede nota. De nota brengt alle mogelijke invalshoeken in beeld en het zal blijken of het voldoende is om knooppunten op te lossen. Er is een aantal knelpunten dat opgelost kan worden. Men moet streven naar vrijwilligheid bij de aankoop van gronden. De vorige spreker heeft al gezegd dat dit niet altijd werkt, en is ook daar de rek er uit. De agenda zelf heeft ook een concreet voorbeeld, punt 22, over de polder waar de eigenaresse weigert mee te werken en dat er onredelijke eisen aan het waterschap gesteld worden. Voor dit soort vragen moet je toch een onteigeningstitel hebben, om toch te zorgen dat er voortgang komt in zo n project. Hierdoor stagneert een gehele ontwikkeling. Een onteigeningstitel ontbreekt hiervoor bij het waterschap. De vraag is willen wij het laten zoals het nu is of wil het toekomstige waterschapsbestuur hierin iets veranderen? Binnen de fractie Ingezetenen vindt een deel dat het moet worden gelaten zoals het is. Een wat groter deel wil dat het waterschap zich gaat inzetten voor een aanpassing van de wet. De discussie speelt landelijk. Als een meerderheid in het AB hierop aandringt, welke inzet gaat dan het DB plegen? De heer Aertssen: Vanuit de fractie Gebouwd een ander geluid. Ik vind het ook een goede nota. Er worden echter niet voldoende conclusies getrokken en er zijn geen verbeteracties voor lastige situaties aangekondigd. Er zou een uiterste middel moeten zijn om door te kunnen gaan. Als de wil en de medewerking ontbreekt, moet men het middel van onteigening kunnen inzetten. Het bestuur moet dit instrument hebben om dat akkoord uit te voeren. Andere overheden hebben wel het middel van onteigening en wij kunnen dat niet toepassen. Ik pleit ervoor in de toekomst het middel van onteigening mogelijk te maken en de discussie hierover binnen de Unie op te starten. Ik heb hiervoor een motie opgesteld die mede ondertekend is door de heren Van Riet en Van der Kallen. 12

21 De heer Spierings: Ook bij onze achterban moet draagvlak zijn voor de grondproblematiek. Er moet meer duidelijkheid komen. Ik kies voor de insteek van praktisch werken, maar met name het beheer. Een onteigeningstitel is voor ons niet aan de orde. De heer Aertssen: Ik lees mijn motie voor. Het Algemeen Bestuur van het waterschap de Brabantse Delta in vergadering bijeen op 4 april Overwegende dat: Talloze projecten van het waterschap vertraging oplopen of dreigen op te lopen omdat de benodigde gronden niet verworven kunnen worden. Dat deze projecten in het kader van het bestuursprogramma zijn opgesteld en een maatschappelijk doel dienen. Dat alle categorieën binnen het waterschap middels heffingen bijdagen aan deze projecten. Dat onteigening voor natuurdoelen wegens ontbreken van een titel, thans niet mogelijk is, terwijl andere overheden deze mogelijkheid wel hebben, Dat onteigening een uiterste middel kan zijn als andere pogingen tot grondverwerving hebben gefaald. Roept het DB op: Om samen met de andere waterschappen binnen de Unie van Waterschappen te gaan werken aan de mogelijkheid om ook voor natuurdoelen in de toekomst onteigening als uiterste middel tot grondverwerving in te kunnen zetten. En gaat over tot de orde van de dag. De heer De Gier: Ik verontschuldig mij aan de heer Mureau. Hij heeft gelijk. Ik ben teruggefloten, maar door de tot dan gemaakte afspraken waar ik onvoldoende van op de hoogte was. Agrarisch natuurbeheer is in bepaalde mogelijk maar de vraag is hoe dit kan worden ingezet. Men heeft ook te maken met aanbestedingsbeleid. Dat is mijn formele antwoord aan u. Ik zeg u toe dat ik mij zal inspannen gegeven het bestaande beleid. Het is zo dat, als je samenwerkt, de grondeigenaren dienen het belang van agrarische natuurgebieden. Ik zeg u toe de nodige inspanningen te doen. Meneer De Boer, bedankt voor uw college over de vier instrumenten. Ik kom straks terug over het punt van onteigening. Het waterschap streeft niet na een grootgrondbezitter te worden. Het beheer heeft mijn volle aandacht. Voortdurende communicatie is van groot belang. De heer Van Riet zegt, er zijn knelpunten. Het DB omarmt de vrijwilligheid. Dat is in uw reacties te weinig geaccentueerd. Het feit dat de tegenpartij weet dat er sprake is van vrijwilligheid, beïnvloedt de onderhandelingen. Er is geen dwingend instrument voor het waterschap voorhanden. Ik dank de heer Aertssen voor zijn motie. Als uw beslissing van vandaag hierop positief is, dan moet er nog naar de Tweede Kamer gegaan worden, dan moet er nog een wet aangepast worden etc. Wij hebben het hier over jaren en jaren. Maar u bent de baas. De voorzitter: De provincie heeft specifiek voor de grondverwerving in de natte natuurparels een notitie in de Staten aan de orde gesteld, die uitspreekt dat er prioriteiten moeten worden gesteld over welke gebieden moeten worden aangekocht tot en met onteigening als het nodig is. In algemenere zin is er ondertussen een goed functionerend grondoverleg waarin alle partijen deelnemen, die hebben een aanpak van aankoopplannen en per gebied wordt er een aankoopplan gemaakt en met welke partij wordt overlegd en welke mogelijkheden van kavelruil er zijn. De suggestie dat het waterschap als waterschap geen onteigeningstitel zou kunnen verwerven, is genuanceerder. Er zijn wel degelijk mogelijkheden, maar bij natuur heeft geen enkele overheid het instrument van onteigening in handen. De heer Mureau: Ik kom terug op de agrarische natuurvereniging. Het gaat om een organisatie die onder andere ook kan worden betrokken bij bijvoorbeeld beheer en onderhoud. U zegt, ik zou met alle plezier willen, maar ik kan niet. Wat weerhoudt u om die afspraken te maken? In navolging daarop wil ik graag concrete resultaten zien, waarin u aangeeft hoe die organisaties betrokken worden bij de activiteiten van het waterschap. De heer Aertssen: Ik heb uit het commissieoverleg begrepen dat andere overheden wel de mogelijkheid van onteigening hebben en het waterschap niet. Het gaat erom dat ook het waterschap in 13

22 staat moet zijn het beoogde doel te bereiken. Het antwoord van de heer De Gier, die zegt dat wij er al volop mee bezig zijn, geeft niet aan of u de motie wel of niet overneemt. Ik wil daar graag duidelijkheid over hebben. Ik stel vast dat het hier gaat om een behoedzame benadering van het probleem. Het is een proces van lange adem, maar in het uiterste geval moet men dit als middel kunnen gebruiken. Laten wij die lange weg ingaan. Als het DB de motie niet overneemt, breng ik deze in stemming. De heer Spierings: De wet kan enorm veel duidelijkheid geven. Er worden prioritaire gebieden aangegeven. Wat valt daaronder? Ik proef bij het aankoopprijsbeleid vage gevoelens. Ik denk dat wij samen zaken kunnen doen. Geeft u eens duidelijkheid. De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer De Gier. De heer De Gier: Het verdergaan bestaat uit het toezeggen van een notitie. Wij vinden eigenlijk dat alles afwegende, de formulering van de motie om te gaan werken aan de mogelijkheid net iets te ver gaat. Als u tegen de dijkgraaf zegt, gaat u naar Den Haag en gaat u praten, dan kan ik mij daarin vinden. Dus ik val terug op het aanvankelijke standpunt van het DB, wat een formele handdruk aan u is. Het DB gaat uit van vrijwilligheid bij grondverwerving. Als uw AB deze motie aanvaardt, dan wordt deze uitgevoerd en gaat de dijkgraaf naar Den Haag. De voorzitter: De oproep van de heer Spierings gaat over duidelijk zijn. De heer De Gier: Ik kan u geen duidelijkheid geven op de manier waarop u daar naar vraagt. De heer Aertssen: Dit is al iets meer vergaand. Het gaat erom dat je verder gaat dan het punt alleen op de agenda te krijgen. Ik wil de strekking van de motie aanhouden, behoudens de opmerking dat andere overheden ook niet het middel van onteigening kunnen toepassen bij natuurgebieden. Ik wil de motie toch in stemming brengen. De voorzitter: Het DB beveelt aan deze motie niet te steunen. Wij gaan over tot stemming. Wie steunt deze motie? 13 mensen zijn voor de motie, 17 wijzen de motie af. De motie is afgewezen. Besluit: het AB steunt de lijn van het DB, zijnde: het door het DB vastgestelde grondverwervingsbeleid zoals omschreven in de beleidsnota 'Beschikbaar krijgen van gronden voor waterdoelstellingen'; het (vertrouwelijk) meer marktconform omgaan met grondprijzen; het aansporen van de reconstructiepartners (m.n. provincie/gemeenten) tot grotere voortvarendheid op het gebied van grondverwerving. De heren De Boer en Schrijen verlaten de vergadering om uur. 16. Wijziging strategisch beleid ten aanzien van Zimpro-slibverwerking rwzi Besluit: het AB stemt in met: a) een principebesluit de Zimpro-installatie Nieuwveer te vervangen door een systeem met slibgisting en slibontwatering; b)een planning gericht op inbedrijfstelling van de nieuwe voorzieningen met ingang van De aanvraag van een voorbereidingskrediet zal in juni 2007 aan het algemeen bestuur worden voorgelegd; c) het opstellen van een sociaal plan voor de betrokken medewerkers van de Zimproinstallatie; d) de voor de instandhouding van de Zimpro-installatie noodzakelijke korte termijn investeringen tot een bedrag van circa ,-- per jaar, waartoe een aanvraag van een uitvoeringskrediet aan het algemeen bestuur op 27 juni 2007 zal worden voorgelegd. 17. Bestrijding blauwalgen Mark-Vliet boezem en wijziging wateraanvoerbeleid Besluit: het AB stemt in met de voorgestelde maatregelen om de blauwalgen in de Mark- 14

23 Vliet boezem te bestrijden en met de aanpassingen in het wateraanvoerbeleid. 18. Aanvraag krediet voor strategische grondverwerving Besluit: het AB stelt een krediet beschikbaar voor de aankoop van ruilgrond en anticiperende aankoop in 2007 en Aanvraag UVK grondverwerving waterdoelen De heer Jochems: De commissie wil u erop wijzen, wij krijgen 40 ha in eigendom. Wij weten dat vanuit particuliere en gemeentezijde er voldoende belangstelling is. Wij willen u de opdracht geven deze gronden te gebruiken in eerste instantie. De heren Rubbens, Wijnen en De Bruijn en mevrouw Castelein verlaten de vergadering om uur. De heer Oonincx: Vandaag gaat het om het inzetten van het beleid. Besluit: het AB besluit tot aankoop van ha landbouwgrond en ha dijktalud. 20. Aanvraag aanvullend UVK Gemaal Hollandsch Diep aanpassing pompen Besluit: het AB stemt in met het toekennen van een aanvullend uitvoeringskrediet voor het toerengestuurd maken van een tweetal pompen van gemaal Hollandsch Diep. 21. Aanvraag UVK Brabantse Wal en participatie in Dal van de Molenbeek De heer Van Riet: Ik wil als uitgangspunt houden dat namen die in de adviesnota gehanteerd worden, ook op het kaartje worden vermeld. Besluit: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een krediet voor het opstellen van de IGA Brabantse Wal en het leveren van een financiële bijdrage in de kosten voor concrete realisatie van 2 km EVZ, 29 ha verdrogingbestrijding, de mogelijkheid voor 20 ha waterberging, alsook het verbeteren van de waterkwaliteit. 22. Aanvraag UVK gebiedsgericht ontwikkelingsproject Oude Prinslandse Polder De heer Aertssen: In de commissie is gevraagd waardoor het komt dat bij de inrichting van de Mariakreek de eigenaresse van een groot gebied niet wil meewerken. Hier zou nadere informatie over komen. De heer Van der Aa: Ik kan mij niet herinneren dat wij een toezegging hebben gedaan over de eigenaresse. De heer Van der Kallen: Ik heb uitvoerig het woord gevoerd in die commissie over de haalbaarheid en verwezen naar de workshop. In die workshop is gezegd dat men nog een keer bij elkaar komt om die dingen nog een keer nader uit te werken. Te zijner tijd zouden wij daar informatie over krijgen. De heer Van der Aa: Ik kan op dit moment geen mededelingen doen over de bewuste eigenaresse. In de loop van het traject komen wij hier nog op terug. De heer Aertssen: Het staat zo nadrukkelijk in het stuk genoemd als een van de mensen die niet wil meewerken. Ik wil graag meer achtergrondinformatie. De voorzitter: Wij kijken er naar. Besluit: Binnen het projectgebied Oude Prinslandse Polder wordt op basis van het IP voor de periode tot en met 2008 realisatie van de volgende doelen nagestreefd: 6 km EVZ, 5 km water-natuur lijnvormig; 23 ha opheffen verdroging; 5 km inrichten viswateren; 23 ha natte natuurparels; 6 km beek- en kreekherstel, alsook 1,4 ha 15

24 waterberging. 23. Aanvraag UVK gebiedsgericht ontwikkelingsproject Turfvaart-Bijloop De heer Van Riet: Ik heb een vraag die te maken heeft met de inspanningen als waterschap. In dit gebied ligt daar een natuurlijke mogelijkheid, die inmiddels anders gebruikt wordt. Dat zou een mooie mogelijkheid zijn. Ik kan niet ontdekken hoe het waterschap hierop ingezet heeft. De vraag is: heeft het waterschap zich hier niet te volgend en te passief in opgesteld? De heer Van der Aa: Dit gebied is een landbouwkundig gebied voor het realiseren van waterdoelen, zoals een natuurparel. Om te zeggen dat alle grond in de toekomst ooit een andere bestemming kan krijgen, dan hebben wij een verdubbeling van onze ambities. Dat is een. Wij hebben de functie van het gebied gevolgd, en dat is een agrarische functie. De heer Van Riet: Ik proef hier duidelijk een volgende opstelling uit. Dat blijkt uit het feit dat er wateroverlast is. En dan zijn wij precies terug bij af, want dat gaat uit van eerst bergen, dan opvangen en dan pas afvoeren. Het is een omgekeerde gang van zaken. Ik vraag mij af of er een herkansing of heroverweging komt. De heer Hendrickx: Volgens mij is het gebied niet geschikt om als waterberging te dienen. Er is namelijk geen water in de buurt. Het is agrarisch gebruikt. Als er niets gebeurt, dan zal het onderlopen. Er is geen water in de buurt. In de IGA is gekeken waar dat het beste kan en dit is niet geschikt bevonden. Volgens mij kan het gewoon niet. De heer Van der Aa: Ik kan de heer Van Riet niet overtuigen. Ik heb kennis genomen van zijn wensen. Wij hebben de IGA en de doelstellingen uit het bestuursprogramma. Besluit: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet ten behoeve van de realisatie van project Turfvaart-Bijloop (fase 1). Hierbij wordt gestreefd naar 50% aan subsidie en/of externe financiering uit de ILG. 24. Aanvraag UVK gebiedsgericht ontwikkelingsproject Chaamse Beken Besluit: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet voor het gebiedsgericht ontwikkelingsproject Chaamse beken voor de periode tot en met Aanvraag UVK waterberging polder Westland Steenbergen De heer Huijssoon: Bij de behandeling van de voorjaarsnota is gezegd dat men de gemeente meer achter de broek moet zitten, maar niet op deze manier. Ook voor de gemeente geldt dat men moet betalen. Het lijkt erop dat er een soort koehandel plaatsvindt. In de commissie is door de betreffende aandachtsveldhouder gezegd dat er een streep onder gezet moet worden. Dat kan ook een precedentwerking hebben. Een goede relatie is essentieel, maar niet tot elke prijs. Dat hier gezegd is om 50/50 te betalen, men moet niet meer betalen dan noodzakelijk. De heer Van der Kallen: In de commissie heb ik daar met de nodige felheid bij stilgestaan. Wij zijn tegen het voorstel. De gemeente Steenbergen en dit waterschap hebben een lange geschiedenis die gekenmerkt wordt dat de gemeente Steenbergen het laat gebeuren en het waterschap moet het maar oplossen. Degene die krijgt de centen en wordt beloond. Voor mij is dit een slecht voorbeeld. Met twee woorden in de tekst heb ik echt een probleem, namelijk met de woorden zeer goed in de zin: En mogelijk ook tot verstoring van de zeer goede relatie tussen gemeente en waterschap. Met name de woorden zeer goed. Het DB en de representanten hebben zich niet goed van hun taak gekweten. Natuurlijk hebben wij een relatie met de gemeente Steenbergen, maar een goede? Ik hoop dat de woorden zeer goede zullen vervallen. Ik verzoek zowel voor de heer Jongevos als mijzelf de aantekening tegen het voorstel te hebben gestemd. De heer C. Coppens: De heer Huijssoon en de heer Van der Kallen hebben dit al in de commissie naar voren gebracht. Wij hebben ons laten bijstaan door de juridische dienst van het waterschap. De 16

25 medewerker is teruggekomen met dit resultaat en het DB heeft hem gefeliciteerd met het bereikte resultaat. De voorzitter: Het verleden moet je niet wegpoetsen, maar je hebt ook te maken met de feiten van dit moment. Het anker is het nationaal bestuursakkoord water (NBW) en in het daarbij artikel 10 staat het fenomeen kostenveroorzakingsbeginsel. Dit artikel zegt dat bij de waterberging een rolverdeling is afgesproken. Binnen het bestaande bestemmingsplan dient het waterschap investeringen te vergoeden. Bij nieuwe plannen zijn de initiatiefnemers verantwoordelijk. Steenbergen zegt nu dat zij een bestemmingsplan hebben dat ouder is dan het NBW. Wij hebben gezegd dat het bestemmingsplan eerder geactualiseerd had moeten worden. Hier kwamen wij niet uit en hebben juridische hulp gevraagd. Omdat het bestemmingsplan ouder was dan het NBW, maar ook veel ruimte geeft, is het waterschap samen met de gemeente verantwoordelijk voor deze berging. Daaruit is deze afspraak voortgekomen in plaats van jarenlang procederen met elkaar. Ik heb de tekst over de goede verhoudingen niet nodig. Wat mij betreft komen er niet te veel voorstellen van 50/50. Ik dacht dat wij toch met de twijfelachtige juridische positie een goed resultaat hebben behaald. De heer Huijssoon: Ik wil mij distantiëren van hetgeen de heer Van der Kallen heeft gezegd. Besluit: het AB stelt een UVK beschikbaar ten behoeve van de aanleg van een waterberging van 4 ha. in het glastuinbouwgebied Westland in de gemeente Steenbergen onder de aantekening dat de AB-leden Van der Kallen en Jongevos geacht worden te hebben tegenstemd. De heren Baartmans en Schots verlaten de vergadering om uur. 26. Aanvraag UVK oplossen wateroverlast Oudeweg Lage Zwaluwe Besluit: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet van voor het treffen van maatregelen om de wateroverlast te verhelpen. 27. Rondvraag Mevrouw Spronk: Anderhalve week geleden hoorde ik een enthousiaste presentatie. Degene die de presentatie gaf, gaf aan dat door een betere beheersing van de grondwaterstand diverse soorten flora en fauna in het bos terug zullen komen. En krijgt de helaas nu zeldzame bosanemoon weer alle kans, en dit komt de biodiversiteit ten goede. Ik wil pleiten voor het meer aandacht geven aan de bosanemoon. Er zijn nu twee vacatures in het MT. Deze vacatures zijn voor mij aanleiding uw aandacht te vragen voor het ambtelijk functioneren. Mede namens een grote meerderheid van diverse AB-leden van andere fracties richt ik dit verzoek tot u om extra inspanning te doen om voor deze vacatures vrouwen te benoemen. Wij doen een beroep op u te streven naar een evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen. Diversiteit binnen een team, zo blijkt uit onderzoeken, komt de sfeer en de samenwerking van het team ten goede. Het geeft meer rendement dan een eenzijdig uit mannen of een eenzijdig uit vrouwen bestaand team. Wij kunnen het aan u overlaten. De geijkte kanalen zullen waarschijnlijk niet het gewenste resultaat opleveren. Wij adviseren u een wervings- en selectiebureau in te schakelen om een of twee vrouwen te benoemen op een niveau waarop binnen ons waterschap nu uitsluitend mannen werkzaam zijn. Dit heeft een positieve uitstraling, laat ons in 2007 niet werkzaam zijn in een waterschap waar één soort dominant is, en ga actief op zoek naar een bloeiende bosanemoon. De voorzitter: Mevrouw Dielissen heeft zich enorm ingespannen voor dit onderwerp. Het DB kan zich goed vinden in het beginsel dat u schetst. De hoe-vraag is een bedrijfsvoeringaangelegenheid. Het algemene idee dat evenwicht nagestreefd moet worden, wordt ondersteund. De heer Van Riet: Als categorie Ingezetenen hebben wij al behoorlijk wat vrouwen in ons midden. Ik wil aan de orde stellen de muskusratbestrijding. Ik zou u willen vragen om als waterschap betrokken te worden bij de muskusratbestrijding en na te gaan of het op een diervriendelijker manier kan. De heer Oonincx: Het is niet ondenkbaar dat de bestrijding van dit soort dieren terugkomt bij het waterschap. De provincie laat het dan los. Over diervriendelijk en op een goede manier, hier zijn al 17

26 veel boeken over geschreven. Inderdaad wordt gezocht naar een betere manier van vangen van dat soort dieren. Het is in Den Haag besproken, het heeft de aandacht. De heer Van den Burg: Voorzitter, u heeft toegezegd terug te komen op de realisatie van een vijfde lijn voor slibverbranding. Is dat heilloze voorstel voor een vijfde lijn nu van tafel of blijven zij zo doorgaan? De voorzitter: Ook voor ons geldt een radiostilte. De laatste AVA is niet gehouden. Er is wel een nieuwe datum gereserveerd. Zodra wij relevante informatie hebben, zullen wij u informeren. De heer Huijssoon: Ik heb begrepen dat ik niet hoef te solliciteren? De voorzitter: Wij sluiten de andere soort niet uit! 28. Sluiting De voorzitter: Ik sluit de vergadering om uur. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom 18

27 Actielijst algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta Uit vergadering Actie Tijdstip AB 26 januari 2007 In eerstkomende adviesnota inzake toekomst laboratorium nader uitleg geven omtrent BTW-problematiek AB zomer 2007 (afgewerkt) AB 4 april 2007 Legal audit met voorloper toezenden aan de leden van de subcommissie Financiële Jaarstukken. z.s.m. (afgewerkt) AB 4 april 2007 Lijstje met nog openstaande beslispunten voor het AB die voortvloeien uit de nieuwe Waterschapswet en daarmee samenhangende regelgeving toezenden aan de AB-leden. Meteen zodra voorhanden AB 4 april 2007 Geen standpunt inbrengen bij de Unie van waterschappen over het rapport Financiering primaire waterkeringen (commissie Vellinga) vóórdat dit een AB is behandeld. AB 3 oktober 2007 of eerder AB 4 april 2007 Inzicht geven in de ontwikkeling van het aantal v.e. s. AB 3 oktober 2007 AB 4 april 2007 Notitie over de inzet van agrarische natuurverenigingen AB 3 oktober

28

29 Vergadering algemeen bestuur d.d. 27 juni 2007 Agendapunt 2 Nummer : *07I001080* Barcode : *07I001080* Besluitenlijst d.d. 4 april 2007 agendapunt Onderwerp 1. Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming: de heer Baartmans 2. Instellen Commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven en onderzoek van de benoemingsbescheiden van de heer A.J.J. de Bruijn. Besloten: Het AB wijst de heren Schots, Poppelaars, Spierings en Jochems aan voor de Commissie Geloofsbrieven. 3. Besluit inzake toelating tot lid van het algemeen bestuur. Besloten: Het AB besluit de heer A.J.J. de Bruijn te Hooge Zwaluwe per 4 april 2007 toe te laten als lid van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta ter vervulling van de opengevallen plaats in de belangencategorie Ingezetenen, kiesdistrict Afleggen Eed/Belofte 5. Notulen* en besluitenlijst Notulen en besluitenlijst van het algemeen bestuur van 26 januari Besloten: het algemeen bestuur stelt de gewijzigde notulen en de besluitenlijst vast. 6. Mededelingen a. stand van zaken IP project 7910 (stroomgebiedbeheerplan KRW/WBP/beheerplan waterkeren) b. stand van zaken Vlaams waterschap Mark en Weerijs c. Slotdocument Water Wegen en reactie DB (vervallen; momenteel is er niets te melden) d. Afronding planstudie waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer e. Plaatsvervanging secretaris-directeur f. Kwijtschelding g. Inhoudelijk eindrapport Interreg project IASM 6641 h. Juridisch kwaliteitszorgsysteem i. Uniformering onttrekkingsverbod uit oppervlaktewater Besloten: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan. 7. Ingekomen stukken a. Beleidsbegroting 2007 b. Sanering risicovolle riooloverstorten c. Brief West Brabantse Vogelwerkgroep vervroeging Breda Hippique en reactie DB d. Brief Buurtvereniging Bieberglaan en reactie loco-dijkgraaf e. Brief AB-lid Van Riet e.a. en DB-reactie Besloten: het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan.

30 8. Verslagen Regiocommissies a. verslag overleg regiocommissie Midden d.d. 23 januari 2007 b. verslag overleg regiocommissie Oost d.d. 22 januari 2007 c. verslag overleg regiocommissie West d.d. 25 januari 2007 Besloten: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan. 9. Verslagen AB-commissies Besloten: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan. 9a. Personele wijziging in AB-commissie Bestuur & Middelen Door het ontslag van mevrouw Pals-Wouters vindt er een personele wijziging plaats in deze commissie voor de categorie Ingezetenen. Besloten: het AB benoemt: als lid van de commissie Bestuur en Middelen: mevrouw N. Demirel; als plaatsvervangend lid van de commissie Beleid en Investeringen: de heer A.J.J. de Bruijn als plaatsvervangend lid van de commissie Beheer en Onderhoud: de heer Brooijmans (in de plaats van mevrouw N. Demirel) overeenkomstig bijgevoegd concept-besluit. 10. Managementletter Besloten: Het AB neemt de Managementletter voor kennisgeving aan. 11. Voorjaarsnota 2007 Algemene beschouwingen door de fracties naar aanleiding van de Voorjaarsnota. De fracties wordt gelegenheid gegeven om gedurende 10 minuten hun beschouwing te geven over de Voorjaarsnota 2006 in onderstaande volgorde: 1. woordvoerder fractie Ongebouwd 2. woordvoerder fractie Gebouwd 3. woordvoerder fractie Ingezetenen 4. woordvoerder fractie Bedrijfsgebouwd. Antwoord DB naar aanleiding van de Algemene beschouwingen. Besloten: Het AB stemt in met de voorjaarsnota Aanpassing heffingsverordening In het algemeen bestuur van december 2006 is de wijziging van de heffingsverordening behandeld waarin onder meer de betaaltermijnen van alle aanslagen zijn gewijzigd. De bepaling over de betaaltermijnen van de voorlopige aanslagen leidt tot onduidelijkheid. Tevens vervallen de termijnen aan het einde van de maand hetgeen nadelig kan zijn voor de heffingsplichtige indien de voorlopige aanslag bijvoorbeeld op de 20 e is gedagtekend. De 1 e betaaltermijn kan dus korter zijn dan een maand hetgeen niet de bedoeling is (was). Besloten: het AB stemt in met de vierde wijziging van de heffingsverordening. 13. Verkoop percelen Havendijk Oudenbosch Betreft de verkoop van het blote eigendom van percelen in Oudenbosch. Besloten: het AB stemt in met de verkoop van het blote eigendom van de percelen aan de Havendijk te Oudenbosch, sectie E, nummers 432, 433, 434 en 436, groot resp ha, ha, ha en ha, aan de Hoop Terneuzen BV. 14. Verkoop grond Benedensas Betreft verkoop van de polder Benedensas, groot ha landbouwgrond en ha ingerichte natuur aan natuurmonumenten. Besloten: het AB besluit tot verkoop van de polder Benedensas, groot ha landbouwgrond en ha ingerichte natuur aan Natuurmonumenten. -2-

31 15. Vervolg beleidsnota grondverwerving In de vergadering van het algemeen bestuur van 6 december 2006 werd bij de mededelingen de beleidsnota 'Beschikbaar krijgen van gronden voor waterdoelstellingen' aan het AB gepresenteerd. Deze beleidsnota is op 24 oktober 2006 door het DB vastgesteld met als doel een helder en integraal instrumentarium voor grondwerving. Het AB heeft gevraagd deze beleidsnota alsnog ter bespreking te agenderen en heeft het DB gevraagd aan te geven "of deze inventarisatie voldoende is of dat er toch extra nieuwe instrumenten en werkwijzen ontwikkeld moeten worden. Besloten: het AB steunt de lijn van het DB, zijnde: het door het DB vastgestelde grondverwervingsbeleid zoals omschreven in de beleidsnota 'Beschikbaar krijgen van gronden voor waterdoelstellingen'; het (vertrouwelijk) meer marktconform omgaan met grondprijzen; het aansporen van de reconstructiepartners (m.n. provincie/gemeenten) tot grotere voortvarendheid op het gebied van grondverwerving. 16. Wijziging strategisch beleid ten aanzien van Zimpro-slibverwerking rwzi In 2004 heeft het algemeen bestuur het strategisch slibbeleid vastgesteld. Voor de rwzi Nieuwveer werd besloten de Zimpro-installatie voor onbepaalde tijd te handhaven. Bij het uitwerken van de plannen is gebleken dat sinds de besluitvorming een aantal uitgangspunten gewijzigd is en dat heroverweging van dit besluit nodig is. Door wijziging van de tariefstructuur van SNB, stijging van de energieprijzen en verhoging van de kosten van de instandhouding is handhaving van de Zimpro niet langer aantrekkelijk. Door toepassing van slibgisting wordt een besparing bereikt van 1,2 miljoen per jaar. Besloten: Het AB stemt in met: a) een principebesluit de Zimpro-installatie Nieuwveer te vervangen door een systeem met slibgisting en slibontwatering; b)een planning gericht op inbedrijfstelling van de nieuwe voorzieningen met ingang van De aanvraag van een voorbereidingskrediet zal in juni 2007 aan het algemeen bestuur worden voorgelegd; c) het opstellen van een sociaal plan voor de betrokken medewerkers van de Zimpro-installatie; d) de voor de instandhouding van de Zimpro-installatie tot 2011 noodzakelijke kortetermijn investeringen tot een bedrag van circa ,-- per jaar, waartoe een aanvraag van een uitvoeringskrediet aan het algemeen bestuur op 27 juni 2007 zal worden voorgelegd. 17. Bestrijding blauwalgen Mark-Vliet boezem en wijziging wateraanvoerbeleid Tijdens de droge en warme zomermaanden van 2006 is er geconstateerd dat het wateraanvoerbeleid aanpassingen behoeft. Tevens kreeg het waterschap in deze periode te kampen met blauwalgen problemen in de Mark-Vliet boezem. In deze nota worden voorstellen beschreven om in voorkomende situaties de problemen op het gebied van watertekorten en waterkwaliteit op een adequate meer afgestemde manier aan te pakken. Besloten: het AB stemt in met de voorgestelde maatregelen om de blauwalgen in de Mark-Vliet boezem te bestrijden en met de aanpassingen in het wateraanvoerbeleid. 18. Aanvraag krediet voor strategische grondverwerving Voor de realisatie van onze waterdoelen is de beschikbaarheid van grond van essentieel belang. In de praktijk blijkt verwerving van direct inzetbare grond moeilijk. Het is daarom van belang te beschikken over een voldoende aantal ha gunstig gelegen ruilgrond. Voorts is het belangrijk om, indien zich kansen voordoen gronden die binnen een toekomstig project te koop komen, aan te kunnen kopen, ook al is hier nog geen projectkrediet voor beschikbaar. Besloten: het AB stelt een krediet beschikbaar voor de aankoop van ruilgrond en anticiperende aankoop in 2007 en Aanvraag UVK grondverwerving waterdoelen Uitvoeringskrediet ten behoeve van eigendomsverwerving van gronden van de Dienst der Domeinen ten behoeve van directe realisatie van waterdoelen dan wel als ruilobject. Besloten: het AB besluit tot aankoop van ha landbouwgrond en ha dijktalud. -3-

32 20. Aanvraag aanvullend UVK Gemaal Hollandsch Diep aanpassing pompen Betreft een uitvoeringskrediet voor het toerengestuurd maken van twee pompen. Besloten: het AB stemt in met het toekennen van een aanvullend uitvoeringskrediet voor het toerengestuurd maken van een tweetal pompen van gemaal Hollandsch Diep. 21. Aanvraag UVK Brabantse Wal en participatie in Dal van de Molenbeek Voor projectgebied Brabantse Wal is recent gestart met een Integrale Gebiedsanalyse. Tezamen met het benodigde uitvoeringskrediet voor de IGA en algemene projectkosten wordt -vooruitlopend op de resultaten van de IGA- het AB gevraagd een UVK beschikbaar te stellen voor de no-regret deelactiviteit Dal van de Molenbeek van gemeente Bergen op Zoom. Participatie in dit binnenkort uit te voeren project resulteert in realisatie van EVZ s (2 km), opheffen van verdroging (29 ha) en mogelijkheid voor waterberging (20 ha). Besloten: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een krediet voor het opstellen van de IGA Brabantse Wal en het leveren van een financiële bijdrage in de kosten voor concrete realisatie van 2 km EVZ, 29 ha verdrogingbestrijding, de mogelijkheid voor 20 ha waterberging, alsook het verbeteren van de waterkwaliteit. 22. Aanvraag UVK gebiedsgericht ontwikkelingssproject Oude Prinslandse Polder Binnen het projectgebied Oude Prinslandse Polder wordt op basis van het IP voor de periode tot en met 2008 realisatie van de volgende doelen nagestreefd: 6 km EVZ, 5 km water-natuur lijnvormig; 23 ha opheffen verdroging; 5 km inrichten viswateren; 23 ha natte natuurparels; 6 km beek- en kreekherstel, alsook 1,4 ha waterberging. Besloten: Binnen het projectgebied Oude Prinslandse Polder wordt op basis van het IP voor de periode tot en met 2008 realisatie van de volgende doelen nagestreefd: 6 km EVZ, 5 km water-natuur lijnvormig; 23 ha opheffen verdroging; 5 km inrichten viswateren; 23 ha natte natuurparels; 6 km beek- en kreekherstel, alsook 1,4 ha waterberging. 23. Aanvraag UVK gebiedsgericht ontwikkelingsproject Turfvaart-Bijloop) De Integrale gebiedsanalyse voor het Turfvaart-Bijloop gebied is afgerond. Op dit moment lopen er diverse activiteiten, waarin de volgende waterdoelen nagestreefd worden: herstel natte natuurparel (+ verdrogingsbestrijding), herstel vlakvormige waternatuur, beekherstel (aanleg Helofytenfilters) en realisatie EVZ's. Belangrijkste knelpunt voor realisatie van de doelen wordt gevormd door grondverwerving binnen de EHS. Besloten: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet ten behoeve van de realisatie van project Turfvaart-Bijloop (fase 1). Hierbij wordt gestreefd naar 50% aan subsidie en/of externe financiering uit de ILG. 24. Aanvraag UVK gebiedsgericht ontwikkelingsproject Chaamse Beken In het projectgebied Chaamse Beken is sprake van een grote verwevenheid van landbouw en waterafhankelijke natuur. Op bijna alle beken liggen hoge water- en natuurdoelstellingen ( viswater en/of waternatuur. Benedenstrooms van de Chaamse beken liggen natuurgebieden (Strijbeekse Heide en diverse landgoederen), die verdroogd zijn ( natte natuurparels, Cork fase 1). Met de volgende doelrealisaties wordt in deze periode een aanvang gemaakt (afronding in 2009): - 22 km Ecologische Verbindingszones (EVZ) ha verdrogingsbestrijding ha herstel natte natuurparel (Cork fase 1) - 20 km beekherstel - 25 ha waterberging - herstel 5 vennen Besloten: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet voor het gebiedsgericht ontwikkelingsproject Chaamse beken voor de periode t/m

33 25. Aanvraag UVK waterberging polder Westland Steenbergen Ter compensatie van de glastuinbouwontwikkeling in polder Westland is extra waterberging noodzakelijk. Oorspronkelijk zou de aanleg van de waterberging volledig voor rekening komen van de gemeente Steenbergen. Het waterschap zou in een later stadium (2009) de waterberging overnemen en natuurvriendelijk inrichten. In de loop van 2006 zijn waterschap en gemeente op grond van het kosten-veroorzakingsbeginsel overeengekomen dat de realisatie van de waterberging een gezamenlijke taak is. Besloten: het AB stelt een UVK beschikbaar, met de aantekening dat de AB-leden Van der Kallen en Jongevos geacht worden te hebben tegengestemd. 26. Aanvraag UVK oplossen wateroverlast Oudeweg Lage Zwaluwe In de watergang langs de Oudeweg te Lage Zwaluwe treedt met regelmaat wateroverlast op vanwege een te kleine berging- en afvoercapaciteit. Een ander probleem vormt de bestaande overstort ter plaatse van kruising Oudeweg en de Flierstraat die overlast geeft voor de aanliggende eigenaar. In samenwerking met de gemeente is gezocht naar passende maatregelen ter voorkoming van de wateroverlast en de aanpak van de lozing van de overstort. Besloten: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet van voor het treffen van maatregelen om de wateroverlast te verhelpen. 27. Rondvraag 28. Sluiting om 12:58 uur De actielijst van het algemeen bestuur vindt u voortaan direct onder de notulen van de vorige vergadering. -5-

34

35 Nummer : *07I000881* Barcode : *07I000881* Mededeling 3a voor het algemeen bestuur van 27 juni 2007 Onderwerp: Jaarverslag calamiteitenzorg 2006 Het jaarverslag bevat een overzicht van gebeurtenissen en activiteiten die met betrekking tot calamiteitenzorg en bestrijding zijn gebeurd en uitgevoerd. Dit verslag is opgesteld voor het bestuur, managementteam en alle medewerkers van Brabantse Delta om inzicht te geven in de gebeurtenissen en resultaten. Het verslag is tevens bedoeld om ook de externe te informeren over wat het waterschap het afgelopen jaar heeft gedaan met betrekking tot calamiteitenzorg en de bestrijding. Het jaarverslag moet naar gedeputeerde staten en het kabinet van de provincie Noord-Brabant verzonden worden op basis van een wettelijke verplichting uit de Waterstaatswet 1900 artikel 68 lid 3, om een overzicht te geven van de gehouden oefeningen, activiteiten en gebeurtenissen../. Het jaarverslag calamiteitenzorg 2006 is bijgevoegd. 1

36

37 Nummer : *07I001402* Barcode : *07I001402* Mededeling 3b voor het algemeen bestuur van 27 juni 2007 Onderwerp: overzicht ontvangen klachten 2006 Door het AB is gevraagd naar een overzicht van de door het waterschap ontvangen klachten in Onder klachten wordt verstaan klachten in de zin van hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht: Iedereen heeft het recht om bij een bestuursorgaan een klacht in te dienen als hij ontevreden is over de manier waarop dat bestuursorgaan of ambtenaren die onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan werken hem bejegent. Voordat een klacht formeel wordt afgehandeld (met hoorprocedure) wordt altijd bekeken of ambtelijk de klacht op een andere (praktische) wijze, naar tevredenheid van de klager kan worden opgelost. Vaak is een telefoongesprek waarin een heldere uitleg wordt gegeven of een snelle reactie voldoende. Klacht klacht met betrekking tot een opgelegde aanslag waterschapsbelastingen 2005, Klager was naar Zweden geëmigreerd. Klacht inzake niet terugbellen bij wateroverlast in kelder. Klacht tegen de dijkgraaf in zijn rol als voorzitter van de AB-commissie Definitieve Huisvesting. Twee klachten wegens uitblijven reactie van de afdeling handhaving van het waterschap inzake verzoeken handhavend op te treden. Klacht inzake vervuiling van sloten met folders en daarmee hangende telefonische bereikbaarheid van het waterschap om dit te melden. Klacht inzake opleggen waterschapslasten 2004 Resultaat Brief met heldere uitleg waarom ondanks emigratie toch nog een aanslag was opgelegd. Met betrekking tot het tijdstip van verzenden van het aanslagbiljet bepaalt artikel 11 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dat binnen 3 jaar na het ontstaan van de belastingschuld een aanslag kan worden opgelegd. In de wet staan geen belemmeringen over het verzenden van aanslagbiljetten naar het buitenland. Relevant voor het opleggen van de aanslag is of het belastbare feit zich heeft voorgedaan. Niet relevant is waar iemand op het moment van verzenden van het aanslagbiljet woont. Het enkele feit dat iemand emigreert doet dus niet af aan zijn plicht tot betaling van de verschuldigde belasting. Er was sprake van een onduidelijke afspraak ondanks dat medewerker kaartje met telefoonnummer had achtergelaten. Telefonisch opgelost en daarna via brief een heldere afspraak vastgelegd. Klacht ongegrond. Deze klacht met antwoord was ook geagendeerd als ingekomen stuk AB 4 april Beide klachten gegrond. Binnen twee weken na ontvangst klachten zijn alsnog reacties uitgegaan waar vervolgens bezwaar en beroep tegen openstond. Heldere uitleg gegeven over hoe de verantwoordelijkheden liggen bij vervuiling van sloten door folders. Inzake de telefonische bereikbaarheid van het waterschap: dit is onderdeel van het lopende klantgerichtheidsonderzoek geworden.. Klacht niet in behandeling genomen nu de betreffende gedragingen langer dan een jaar voor indiening van de klacht hebben plaatsgevonden (artikel 9:8 Algemene wet bestuursrecht). Uit een check van het dossier bleek overigens dat de

38 betreffende afdeling zeer veel tijd en moeite hadden besteed om aan klager (en zijn advocate) een en ander inzichtelijk te maken. Advocate was tevreden, klager niet. Klacht inzake het niet aanleggen van een waterbergingsgebied op door klager te koop aangeboden grond. Klacht inzake automatische incasso s. Aan klager heldere uitleg verschaft over het beleid van het waterschap inzake waterbergingsgebieden met toezenden van informatie. Met klager gesproken en heldere uitleg verschaft. Klacht inzake het met terugwerkende kracht opleggen van aanslagen en de gevolgen hiervan voor huishoudens met een minimumbudget. Heldere uitleg verschaft over de bevoegdheden van het waterschap in deze en gewezen op de mogelijkheden van betalingsregelingen. Klacht van enkele buurtbewoners inzake vertraging bij bagger- en herinrichtingswerkzaamheden o.a. de aanleg van een visstoep. Een medewerker van het waterschap is ter plaatse langs geweest, heeft uitleg gegeven over de vertragingen en afspraken gemaakt over de finale afwerking van de werkzaamheden. Klacht inzake project ecologische herinrichtingswerkzaamheden Mark-Vlietkanaal: door vertraging van de werkzaamheden niet over eigen grond kunnen beschikken, niet nakomen afspraken bijv inzake hemelwaterafvoer. Klacht gegrond: aan klager wordt een (extra) vergoeding betaald over de periode waarin hij niet over zijn grond heeft kunnen beschikken. Tevens afspraken over de wijze waarop de laatste werkzaamheden aan het perceel op een juiste wijze zullen worden afgerond. 4 Klachten inzake kwijtschelding. Tegen afwijzingen van het dagelijks bestuur inzake verzoeken op kwijtschelding staat geen hogere beroepsgang meer open bij een rechter. De klachtenprocedure is nog een mogelijkheid om na te gaan of wet- en regelgeving en de procedure juist zijn toegepast. In alle 4 gevallen was dit het geval. Aan klagers duidelijke uitleg verschaft waarom zij niet voor kwijtschelding in aanmerking kwamen.

39 Nummer : 07I Barcode : 07I Mededeling 3c voor het algemeen bestuur van 27 juni 2007 Onderwerp: evaluatie 2006 beheer & onderhoud IBA s Per 1 januari 2006 verzorgt afdeling Bouwzaken het beheer & onderhoud van de systemen voor Individuele Behandeling Afvalwater (IBA s) voor gemeentes in het kader van de verbrede zorgplicht. In 2006 betreft het totaal 341 IBA s voor de gemeentes Dongen, Geertruidenberg, Halderberge, Rucphen en Woensdrecht. In 2007 zullen er nog ruim 375 IBA s bijkomen van de gemeentes Steenbergen en Tilburg. Met gemeente Breda is nog contact over deelname. De looptijd van de overeenkomsten met de gemeentes is 30 jaar. Het doel van de mededeling is om het AB te informeren over de gang van zaken en de aan de hand daarvan geformuleerde aanbevelingen ter verbetering van het beheer & onderhoud. Verantwoordelijkheid De IBA s liggen verspreid binnen het werkgebied van waterschap Brabantse Delta. De sector Zuiveringsbeheer heeft het beheer & onderhoud formeel toegewezen aan regio Afval Water Persleiding (AWP). De daadwerkelijke uitvoering van de overeenkomsten met de gemeentes is opgedragen aan afdeling Bouwzaken. De beheer- en onderhoudstaken zijn per 1 januari 2006 door middel van een openbare aanbesteding voor de komende 10 jaar opgedragen aan een externe partij, te weten BAM Infratechniek Zuid te Sittard. Afdeling Bouwzaken onderhoudt contact met de uitvoerende partij en rapporteert jaarlijks aan de deelnemende gemeentes in de vorm van jaarrapportage. De beheer- en onderhoudstaken in 2006 De beheer- en onderhoudstaken zijn onderverdeeld naar: preventief onderhoud aan 337 stuks IBA s, bestaande uit: a) preventieve vervanging van onderdelen en; b) afstellen van de regeling van de IBA; correctief onderhoud (het verhelpen van 77 storingen in 2006); bemonsteren en analyseren van effluent. De belangrijkste bevindingen gedurende het eerste onderhoudsjaar zijn: Alle partijen komen de afspraken na met betrekking tot beheer & onderhoud (inclusief de financiële bijdrages door de gemeentes). Soms is er onduidelijkheid over de voorwaarden voor oplevering en overdracht van IBA s door de gemeente (realisatie) aan waterschap Brabantse Delta (beheer & onderhoud). De werkwijze qua informatie en communicatie verloopt goed. De documentatie en technische gegevens van de leveranciers zijn belangrijk voor het preventieve onderhoud en bij het verhelpen van storingen; de beschikbaarheid van de gegevens van de leveranciers heeft veel aandacht gevraagd, waardoor er soms geen inzicht was in de geldende garantiebepalingen van een IBA en het afstellen van de regeling van de IBA moeilijk was. Enkele type IBA s bevatten nog kinderziektes en vragen derhalve meer aandacht dan verwacht. Er is behoefte om op landelijk niveau kennis en ervaring uit te wisselen op gebied van beheer & onderhoud van IBA s. Aanbevelingen voor het vervolg De volgende aanbevelingen zijn geformuleerd: het voortzetten van de werkwijze qua informatie en communicatie met gemeentes en de uitvoerende partij; het deelnemen aan de landelijke klankbordgroep waterschappen met als thema IBA s; het doorvoeren van constructiewijzigingen in enkele type IBA s met als doel om de kinderziektes weg te nemen; het in de documentatie laten opnemen van de wijze waarop de regeling van de IBA moet worden afgesteld; het definiëren van oplevering en overdracht van IBA s door de gemeente (realisatie van de IBA s) aan waterschap Brabantse Delta (beheer & onderhoud van de IBA s). De aanbevelingen, voor zover nog niet opgevolgd, zullen in overleg met de betrokken partijen geïmplementeerd worden.

40

41 Nummer : *07I001388* Barcode : *07I001388* Mededeling 3d voor het algemeen bestuur van 27 juni 2007 Onderwerp: Bedrijfsresultaten Zuiveringstechnische werken 2006 Hierbij, ter informatie, een samenvattend overzicht uit het rapport Bedrijfsresultaten Zuiveringstechnische werken 2006.

42

43 Samenvatting Algemeen De sector Zuiveringsbeheer heeft sinds 2002 een KAM-managementssysteem bestaande uit de onderdelen Kwaliteit, Arbeidsomstandigheden en Milieu. In 2006 is door middel van een hercertificerings-audit het KAMsysteem opnieuw beoordeeld en goed bevonden. Hierna zijn de nieuwe certificaten voor de normen ISO 9001, OHSAS en ISO-NEN verstrekt. Hydraulische belasting Het waterschap heeft 18 zuiveringsinstallaties in beheer. Hier werd in 2006 via het stelsel van riolering, transportleidingen en gemalen 99 miljoen m 3 rioolwater aangevoerd. Dit is nagenoeg gelijk aan Ook de regenval was in 2006 bijna gelijk aan 2005 namelijk 839 mm in 2006 ten opzichte van 827 mm in In onderstaande afbeelding zijn deze gegevens grafisch weergegeven. 120 belasting (mln m3 / jr) regenval (mm / jr) totaal rioolwater aanvoer regenval Afbeelding 1. Rioolwateraanvoer in relatie tot de regenval Afnameverplichting Het waterschap heeft de verplichting rioolwater afkomstig van de gemeenten over te nemen en te zuiveren. In een, samen met de gemeenten, uit te voeren OAS studie wordt de optimale verdeling tussen te nemen maatregelen en daarbij horende kosten bepaald. De wederzijdse verplichtingen voortvloeiend uit de OAS studie worden vastgelegd in een afvalwaterakkoord. In 2007 zullen de eerste afvalwaterakkoorden worden afgesloten. De planning is dat eind 2008 met alle gemeenten afvalwaterakkoorden zijn afgesloten. De totale afnameverplichting in 2006 bedroeg m 3 /h. In 2006 was er een tekort van m 3 /h. Dit getal is niet hard omdat hierin onzekerheden zitten over een aantal hydraulische gegevens. Het project verdubbeling AWP wordt in 2007 gerealiseerd, waardoor het capaciteitstekort wordt teruggebracht met m 3 /uur. Voor gemalen met een capaciteitstekort worden projecten gedefinieerd. Voor het grootste deel van de gedefinieerde projecten geldt dat, voordat overgegaan wordt tot uitvoering, eerst de uitkomsten van de OAS studie afgewacht worden. Aangevoerde vuillast rwzi s De totale belasting van de rwzi s bedroeg gemiddeld i.e. In afbeelding 2 is het verloop van de belasting in grafiekvorm weergegeven. In deze grafiek is tevens het verloop van de restvervuiling en het zuiveringsrendement weergegeven.

44 i.e. a 136 g/d rendement (%) belasting (i.e.) restvervuiling (i.e.) rendement Afbeelding 2. Verloop van de belasting en de restvervuiling over de periode De totale gemeten belasting is, door afname van industriële activiteiten, de afgelopen jaren licht gedaald tot een niveau van i.e (5 jaar voortschrijdend gemiddelde). Het heffingsdraagvlak lag in dezelfde periode op een niveau van v.e. De discrepantie tussen de gemeten belasting en het aantal heffingseenheden bedroeg ongeveer v.e. ofwel 11% van de gemeten belasting. Dit percentage is lager dan het landelijk gemiddelde van 15% dat is afgeleid uit het rapport Bedrijfsvergelijking Zuiveringsbeheer De grens voor een aanvaardbare discrepantie ligt in de orde van grootte van 10%. Naar verwachting zal m.i.v. 1 januari 2008 de nieuwe Waterschapswet van kracht worden en zal de heffingsgrondslag wijzigen van 136 g TZV naar 150 g TZV/v.e. per dag. Hierdoor zal de discrepantie dalen tot ca 5%. Verwijdering van de zuurstofbindende stoffen De totale jaargemiddelde restvervuiling van de rwzi s in 2006 bedroeg i.e. Hiermee is de laagste emissie ooit behaald. Het zuiveringsrendement op i.e.-basis bedroeg 96%. Dit rendement (95-96%) is een optimum tussen enerzijds het kunnen voldoen aan de stikstofverwijderingseisen en anderzijds de hoogte van de restheffing. Een hoger rendement tot ongeveer 97% is wellicht haalbaar maar zal leiden tot een lagere stikstofverwijdering. Een lager rendement levert een geringe besparing op energiekosten, maar zal per saldo hogere kosten met zich mee brengen door een verhoging van de rijksheffing. Stikstof en fosfaatverwijdering Volgens het Lozingenbesluit WVO Stedelijk Afvalwater dient in het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta 75% van de op de rwzi s aangevoerde hoeveelheid fosfaat en stikstof uit het afvalwater verwijderd te worden. Deze eisen zijn vertaald in de Wvo-vergunningen van de rwzi s. Fosfaat Voor een aantal rwzi s zijn voor fosfaat strengere eisen opgenomen dan de generieke eisen van het Lozingenbesluit. Dit betreft een aantal kleinere zuiveringsinstallaties (Baarle-Nassau, Chaam, Dinteloord, Halsteren en Nieuw-Vossemeer) die effluent lozen in het stroomgebied van de Mark en het Zoommeer. De overige rwzi s waar defosfatering is toegepast zijn Alphen, Bath, Dongemond, Kaatsheuvel, Nieuwveer, Putte, Rijen en Waspik. Het totale fosfaat verwijderingsrendement in het beheersgebied bedroeg in 2006: 77%. Stikstof Het verwijderingsrendement in het beheersgebied bedroeg in 2006 gemiddeld 75,7%, en was daarmee lager dan de 77,0% in De stikstofverwijdering was in 2006 uitermate kritisch gelet op de eis van 75%. Dit is voornamelijk het gevolg van de slechtere stikstofverwijdering op de rwzi Nieuwveer als gevolg van een lang aanhoudende lage watertemperatuur in het voorjaar en beperkingen in de procesautomatisering. Om de stikstofverwijdering op de rwzi Nieuwveer te verbeteren zijn een aantal acties genomen waaronder het voorzien van de straten 1 en 2 van eigen ammoniumanalyzers en het optimaliseren van de effluentrecirculatieregeling. Toetsing aan WVO-vergunningen Alle rwzi s beschikken over een WVO-vergunning die is afgestemd op het Lozingenbesluit Wvo-Stedelijk Afvalwater. In 2006 zijn geen nieuwe vergunningen van kracht geworden. Aan alle vergunningseisen werd voldaan met uitzondering van een incidentele overschrijding van de nitriet eis op de rwzi Halsteren en een eenmalige slibuitspoeling op de rwzi Riel als gevolg van een storing aan de spuislibregeling.

45 Hergebruik van effluent In het kader van beperking van het drinkwaterverbruik en verdrogingsbestrijding wordt gestreefd naar hergebruik van het effluent van de rwzi s waar dit technisch en financieel verantwoord mogelijk is. De belangrijkste toepassingen op dit gebied zijn: a) levering van effluent van de rwzi Kaatsheuvel aan de Efteling. Deze deelstroom van het effluent wordt nabehandeld op de rwzi (vlokkingsfiltratie) en vervolgens door de Efteling nagezuiverd in een verticaal helofytenfilter met een oppervlakte van m 2 en een maximale capaciteit van 75 m 3 /h. In het filter vindt verwijdering van fosfaat, stikstof, zwevende stof en E-coli plaats. Het nagezuiverde effluent wordt gebruikt als suppletiewater voor het gehele watersysteem. Deze nazuivering is medio 1997 begonnen. In 2006 is in totaal m 3 effluent geleverd en nagezuiverd. b) oplossen en verdunnen van bij de rioolwaterzuivering toegepaste chemicaliën. Het betreft vooral het verdunnen van ferrosulfaat (defosfatering) en polyelectrolyt (slibontwatering). a) bedrijfswater. Op vrijwel elke zuivering wordt voor schoonmaakwerkzaamheden gebruik gemaakt van bedrijfswater. Tevens wordt bedrijfswater gebruikt voor het sproeien van filters. Dit bedrijfswater is effluent dat op de grotere rwzi s in continufilters wordt ontdaan van de zwevende stof. Slibverwerking In 2006 bedroeg de totale slibproductie ton droge stof. Dit is vrijwel even hoog als in De gehele slibproductie is afgevoerd naar de slibverbrandingsinstallatie van SNB. De na de verbranding van het zuiveringsslib in de installatie van de SNB resterende verbrandingsas werd nuttig afgezet, voornamelijk als vulstof in asfalt. Hierdoor is een vrijwel volledige volumereductie van de oorspronkelijke slibafzet naar de stortplaatsen bereikt. In 2006 heeft SNB een gedeelte van de verbrandingsas afgevoerd naar Thermphos in Terneuzen, waar het fosfaat uit de as wordt teruggewonnen. Deze proef zal in 2007 een vervolg krijgen in de vorm van een STOWA-project. Energieverbruik zuiveringstechnische werken Het energieverbruik van de zuiveringstechnische werken over 2006 is weergegeven in de navolgende tabel. Energiesoort Elektriciteit [ kwh] Aardgas [ m 3 ] Biogas [ m 3 ] Olie [ l] Totaal primair energieverbruik in: aardgasequivalenten (A.E.) [ m 3 ] [TJ] Het totaal energieverbruik is in 2006 vrijwel gelijk aan dat van Het energieverbruik voor de processen transport en zuiveren van afvalwater zijn bijna gelijk aan Het energieverbruik voor de slibverwerking is licht gestegen ten opzichte van De verklaring hiervoor is de slibverwerking Nieuwveer die in 2006, 258 ton ds slib meer heeft verwerkt dan in Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA) Per 1 januari 2006 verzorgt de afdeling Bouwzaken het beheer & onderhoud van de systemen voor Individuele Behandeling Afvalwater (IBA s) voor gemeentes in het kader van de verbrede zorgplicht. In 2006 betreft het totaal 341 IBA s voor de gemeentes Breda, Dongen, Geertruidenberg, Halderberge, Rucphen en Woensdrecht. In 2007 zullen er nog ruim 375 IBA s bijkomen van de gemeentes Steenbergen en Tilburg. De looptijd van de overeenkomsten met de gemeenten is 30 jaar. Innovatie Regencijfers zijn een belangrijke parameter om de werking van de rwzi s te verklaren. De hoeveelheid dun water bepaald voor een belangrijk gedeelte het rendement dat een zuivering kan halen. Het is nu niet goed bekend hoeveel regen wordt afgevoerd naar de rwzi. In samenwerking met de afdeling GEO-informatie wordt momenteel een methodiek ontwikkeld om via GIS analyse en radarbeelden de locale regenval te bepalen. Naar verwachting kan in 2007 deze methodiek worden toegepast. In het kader van het nieuwbouwproject slibverwerking Bath is een onderzoek gestart met slibdesintegratie door middel van cavitatie (met ultrageluid). Het betreft behandeling van ingedikt secundair slib voor de gisting en heeft tot doel de afbraak van het slib in de gisting te vergroten en daarmee minder slib af te voeren en meer energie op te wekken. Onderzoek naar deze techniek is gewenst omdat de techniek nog niet bewezen is onder Nederlandse omstandigheden. De slibdesintegratieproef op Bath maakt deel uit van een STOWA-onderzoek. Op basis van de proef zal besloten worden of slibdesintegratie op de rwzi Bath toegepast zal worden. De proef is 1 juni 2006 opgestart. De eerste 7 maanden zijn er naast een 5% hogere gasproductie geen verbeteringen in de drogestof afbraak gemeten. Naar aanleiding hiervan zijn er aanpassingen aangebracht en wordt wel een verbetering van de drogestof afbraak gemeten. Om een uitspraak te kunnen doen over de omvang van de verbetering is het echter nog te vroeg.

46

47 Nummer : *07I001377* Barcode : *07I001377* Mededeling 3e voor het algemeen bestuur van 27 juni 2007 Onderwerp: Masterplan Stuurgroep Duurzaam Haven- en Industrieterrein Moerdijk Het DB heeft ingestemd met de ondertekening van het Masterplan Duurzaam Haven- en Industrieterrein Moerdijk ( ) op 25 mei Via deze mededeling wordt dit plan ter kennis gebracht aan het AB van 27 juni Op haven- en industrieterrein Moerdijk wordt door verschillende partijen samengewerkt aan de duurzaamheid van het terrein. De samenwerking is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst, die in 1999 door alle deelnemers van de Stuur- en Coordinatiegroep Milieu en Veiligheid Moerdijk (SCMVM) is ondertekend. Aan de SCMVM neemt onder andere waterschap Brabantse Delta deel. Eind 2005 is geconstateerd dat de stuurgroep een belangrijk platform biedt om duurzaamheidsthema s op een open manier bespreekbaar te krijgen met respect voor elkaars belangen en positie. Tegelijkertijd werd geconstateerd dat de samenwerking gedurende de jaren (te) vrijblijvend is geworden waardoor de werking en slagkracht is verminderd. Naar aanleiding hiervan is besloten om de deelnemende partijen uit te nodigen voor een workshop om zo de samenwerking in de toekomst nieuw leven in te blazen. Als vervolg op deze workshop is een masterplan opgesteld, waarin onder andere onze doelstellingen ten aanzien van duurzaam waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer op bedrijventerreinen in terugkomen. De operationele doelstellingen voor water ( ) zullen leiden tot het instellen van een werkgroep water in Het optimaliseren van de waterketen (waaronder afvalwatersysteem) tegen laagst mogelijk maatschappelijke kosten heeft in het masterplan de prioriteit "urgent" gekregen. Deelonderwerpen van deze doelstelling zijn: verontreinigd afvalwater wordt hergebruikt (eventueel na zuivering) of afgevoerd via de AWP naar rwzi Bath. Bij (grote) volumestromen (onverdund) weinig schadelijk afvalwater met een lage vervuilingsgraad zonder mogelijkheid tot hergebruik zal een bredere afweging moeten plaatsvinden in relatie tot hoeveelheid, hydraulische belasting AWP, zuiveringsrendement rwzi Bath en effect op waterkwaliteit Hollandsch Diep; schoon hemelwater wordt (geïnfiltreerd dan wel) afgevoerd naar het oppervlaktewater van het Hollands Diep, indien niet aanwezig dan kleiner oppervlaktewater; vuilemissie vanuit riooloverstorten worden geminimaliseerd door afkoppelen van verharde oppervlakten van gemengde stelsels, schoon houden en scheiden van waterstromen en afhankelijk van het aanwezige rioleringsstelsel gescheiden lozen (verbeterd gescheiden stelsels, gescheiden stelsels); thermisch verontreinigd afvalwater (koelwater) wordt afgevoerd naar het Hollandsch Diep, de uitstoot wordt geminimaliseerd door warmte-efficiency en hergebruik. De overige operationele doelstellingen met een continue proces zijn: waterneutraal bouwen, inrichting passend bij eigenschappen van het watersysteem; het voorkomen van verontreinigingen. Het unieke, en daarmee ook een kans, is de samenwerkingsintentie tussen provincie, gemeente, havenschap, RWS Zuid-Holland, bedrijven en waterschap en de bredere kijk, waardoor het uiteindelijk eindresultaat voor het haven- en industrieterrein Moerdijk mogelijk verder gaat dan dat van een OAS-studie met de gemeente Moerdijk. Duurzaamheid is immers het hoofdthema.

48

49 Nummer : *07I001393* Barcode : *07I001393* Mededeling 3g voor het algemeen bestuur van 27 juni 2007 Onderwerp: uniformering onttrekkingsverbod uit oppervlaktewater Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta heeft op 15 mei 2007 het volgende besluit vastgesteld: Uniformering onttrekkingsverbod uit oppervlaktewater. Aanleiding Tijdens de waterschaarste in de zomer van 2006 is gebleken dat de normen voor het afkondigen van een onttrekkingsverbod uit oppervlaktewater niet uniform zijn. De verschillen binnen het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta kunnen zorgen voor onduidelijkheid in de besluitvorming en uitvoering ten tijde van waterschaarste. Zodoende is de wens uitgesproken om een uniformering door te voeren voor het gehele beheersgebied van waterschap Brabantse Delta met ingang van de zomer van Uniformering Het waterschap heeft de normen voor het instellen van een onttrekkingsverbod in zijn werkgebied aangepast. Hiermee zijn deze normen over het hele werkgebied zoveel mogelijk hetzelfde. Tevens maakt het waterschap overzichtelijk voor welk aaneengesloten stelsel van rivieren, beken en sloten (stroomgebieden) in West-Brabant zo n verbod kan gelden. De betreffende normen en stroomgebieden zijn vastgelegd in een beleidsregel. Op 15 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur deze beleidsregel vastgesteld nadat het conceptbesluit hierover vier weken ter inzage heeft gelegen. Drie partijen hebben een zienswijze ingediend. Twee zienswijzen gaven aanleiding tot een verdere detaillering van de specifieke onttrekkingsgebieden en hun referentie meetlocaties. De zienswijzen en de reactie hierop van het dagelijks bestuur zijn vastgelegd in een nota van inspraak. Het besluit en de nota van inspraak liggen met ingang van maandag 21 mei 2007 gedurende twaalf weken ter inzage op het centrale waterschapskantoor en op de regiokantoren. Op zaterdag 19 mei wordt dit bekendgemaakt middels een advertentie in regionale dagbladen en een brief aan de betrokken afdelingen van de ZLTO. Op staat de volledige tekst van het besluit. Het besluit treedt in werking met ingang van maandag 21 mei Samenvatting van de normen bij het instellen van onttrekkingsverboden Categorie A - Peilbesluitgebieden Dit zijn afvoergebieden waar een peilbesluit van kracht is. Voor deze gebieden geldt een getrapt onttrekkingsverbod met twee normen, gebaseerd op de oppervlaktewaterstand. Categorie B - Vrij afwaterende gebieden Dit zijn afvoergebieden waar geen peilbesluit van kracht is. Voor deze gebieden geldt een getrapt Normen Als de waterstand van het oppervlaktewater daalt tot beneden het zomerpeil én de waterstand niet meer gehandhaafd kan worden door bijvoorbeeld voldoende water in te laten, dan kan het waterschap een verbod instellen op de onttrekking van oppervlaktewater voor de beregening van grasland. Als de waterstand van het oppervlaktewater daalt tot meer dan 10 centimeter beneden het zomerpeil én de waterstand niet meer gehandhaafd kan worden door bijvoorbeeld voldoende water in te laten, dan kan het waterschap een totaal onttrekkingsverbod instellen. Normen op basis van de waterafvoer: Als de gemiddelde dagafvoer daalt tot beneden de minimale dagafvoer, dan kan het waterschap een verbod instellen voor het onttrekkingen van oppervlaktewater voor de beregening van grasland.

50 onttrekkingsverbod met twee normen, meestal gebaseerd op de afvoer van water over de stuw. Soms zijn de normen gebaseerd op de waterstand, bij vlakke gebieden of gebieden met wateraanvoermogelijkheden. Categorie C - Grote waterlopen in hellend gebied Als er geen afvoer van water meer is, dan kan het waterschap een totaal onttrekkingsverbod instellen. Normen op basis van de waterstand: Als de waterstand van het oppervlaktewater daalt tot beneden het zomerstreefpeil én de waterstand niet meer gehandhaafd kan worden door bijvoorbeeld voldoende water in te laten, dan kan het waterschap een verbod instellen op de onttrekking van oppervlaktewater voor de beregening van grasland. Als de waterstand van het oppervlaktewater daalt tot meer dan 10 centimeter beneden het zomerstreefpeil én de waterstand niet meer gehandhaafd kan worden door bijvoorbeeld voldoende water in te laten, dan kan het waterschap een totaal onttrekkingsverbod instellen. Normen Als de gemiddelde dagafvoer daalt tot beneden de minimale dagafvoer, dan kan het waterschap een verbod instellen voor het onttrekkingen van oppervlaktewater voor de beregening van grasland. Als de gemiddelde dagafvoer daalt tot beneden 50% van de minimale dagafvoer, dan kan het waterschap een totaalverbod op onttrekking instellen voor beregening van alle gewassen behoudens kapitaalintensieve teelten. Als er geen afvoer van water meer is, dan kan het waterschap een totaal onttrekkingsverbod instellen. Opmerkingen bij alle categorieën: In de praktijk wordt voor het afkondigen van een onttrekkingsverbod gekeken naar de gemiddelde waterstand of gemiddelde afvoer van de voorgaande dag. Het intrekken van het verbod gebeurt in het algemeen nadat de waterstand of afvoer gedurende drie dagen achtereen boven de betreffende norm komt. De betreffende norm is geldig bij normale stuw-, en gemaalinstellingen voor de periode van het jaar. De term geen afvoer is gedefinieerd als minder dan 1 m3/d bij normale stuwinstellingen voor de periode van het jaar. De term minimale dagafvoer is gedefinieerd als de afvoer die gemiddeld 10 dagen per jaar wordt onderschreden. Hierbij wordt gekeken naar een hydrologisch gemiddeld jaar of naar het gemiddelde van een langjarige meetreeks, afhankelijk van de beschikbaarheid voor de betreffende afvoermeetlocatie.

51 Nummer : *07I001398* Barcode : *07I001398* Mededeling 3h voor het algemeen bestuur van 27 juni 2007 Onderwerp: resultaten klanttevredenheidsonderzoeken Inleiding In de algemene beschouwingen van april 2006 heeft u als algemeen bestuur de suggestie gedaan om in plaats van een algemene evaluatie van de fusie een klanttevredenheidsonderzoek uit te voeren. Klantgerichtheid is vanuit de fusie reeds als één van de belangrijke speerpunten voor de nieuwe organisatie benoemd. Het dagelijks bestuur onderschrijft het belang van klanttevredenheid en heeft in juni 2006 bepaald klanttevredenheidonderzoeken op te starten voor: Vergunningen, Belastingen, Onderhoud waterlopen en Bereikbaarheid. In november 2006 is het project klantgerichtheid opgestart. Het doel is tweeledig: het meten van klanttevredenheid voor de vier produkten enerzijds en het werken aan klantgerichtheid van medewerkers anderzijds. De onderzoeken In december 2006 bent u op de hoogte gebracht van de start van de klanttevredenheidsonderzoeken. De onderzoeken zijn zowel normatief (toetsend) als exploratief (verkennend) opgezet. In totaal zijn er van januari tot en met april 2007 voor de vier produkten elf deelonderzoeken uitgevoerd middels persoonlijke, telefonische en schriftelijke enquêtes. Ook is het klantenpanel twee avonden bij elkaar geweest. Respons van de onderzoeken In totaal zijn er 4888 enquêtes verstuurd en enquêtes geretourneerd. Dit levert een responspercentage van 21.6%. Dit is een goede score als je het vergelijkt met vergelijkbare onderzoeken van overheidsorganisaties in Nederland. Op twee na (bereikbaarheid balie centrale kantoor en bereikbaarheid balie regiokantoren 1 ) zijn alle steekproeven representatief (Dit is getoetst aan de hand van de variabele leeftijd ). Dat betekent dat de resultaten zijn te extrapoleren naar de totale populatie. De onderzoeksresultaten Het gemiddelde rapportcijfer dat de klant het waterschap geeft is 7,04. Het is een gemiddeld cijfer en interessanter zijn dan ook de cijfers per onderdeel. Voor Belastingen en Vergunningen ligt het gemiddelde rond de 7, voor de belastingtelefoon (na aanslag) zelfs op 7,5. Voor Onderhoud waterlopen ligt het gemiddelde net onder de 6,5. De Bereikbaarheid scoort gemiddeld een 7,5. Samen dus ongeveer een 7, maar let op! Hieruit kunnen we níet concluderen dat alle klanten ons een 7 geven (gemiddeld). Het is een gemiddeld cijfer voor de 4 onderzochte produkten. De waardering van de andere produkten kennen we niet. Voor een goed begrip van de cijfers is nadere bestudering van de resultaten vereist. Daarom is als bijlage de samenvatting van het onderzoeksrapport bijgevoegd. Voor belangstellenden ligt het volledige rapport ter inzage bij de concernstaf. Definitie van klantgerichtheid voor waterschap Brabantse Delta Met een brede groep van projectbetrokkenen is bij aanvang van het project de volgende definitie voor Klantgerichtheid vastgesteld: Alert zijn op de behoefte van de klanten en daar actief op inspelen binnen de missie van het waterschap. De invulling van de wijze waarop het waterschap moet inspelen op de behoefte van de klant, wilde het waterschap door de klant zelf laten bepalen en de onderzoeksresultaten worden hier dan ook voor gebruikt. Uit het klantenpanel is gebleken dat de klantbehoefte zich vooral richt op de volgende drie speerpunten: snelle en duidelijke informatie, correct contact en afspraken nakomen. Deze speerpunten werden door de resultaten van de enquêtes mede onderschreven. Hoe nu verder? Het dagelijks bestuur heeft op 15 mei 2007 kennis genomen van de onderzoeksresultaten en gesteld dat het waterschap het ruim drie jaar na de fusie heel behoorlijk doet. Het dagelijks bestuur kiest ervoor om naar aanleiding van deze resultaten vooral te focussen op de onderdelen die nog ruimte laten voor verbetering en op het vasthouden van de huidige tevredenheid. Een vijftigtal medewerkers die direct betrokken zijn bij de totstandkoming van één van de vier produkten bestuderen de onderzoeksresultaten om te zoeken naar de 1 Dit komt doordat de retour ontvangen enquêtes in verhouding tot de totale populatie onvoldoende aantallen opleverde.

52 ruimte voor verbetering. De verbeteringen worden vooral gezocht in de hoek van de drie speerpunten: snelle en duidelijke informatie, correct contact en afspraken nakomen. Dit resulteert in verbeterplannen, waarin zowel quick-wins als verbeteringen, die grotere investeringen vragen, naar voren komen. Het dagelijks bestuur zal uiteindelijk een ambitie uitspreken rondom klantgerichtheid en besluiten over de verbeterplannen. U wordt hier in uw vergadering van 3 oktober 2007 nader over geïnformeerd. Communicatieparagraaf Interne communicatie: Om te werken aan klantgericht gedrag van medewerkers is de gehele projectopzet zo ingericht dat de medewerkers die zelf dagelijks de klantcontacten onderhouden, een rol hebben (gehad) bij het inrichten van de onderzoeken en het opstellen van de verbeterplannen. Om op basis van dit pilot-project breed in de organisatie een leereffect te krijgen, is alle produktbeheerders gevraagd om op basis van het onderzoeksrapport na te gaan hoe zij de resultaten kunnen vertalen naar hun dienstverlening. Daarnaast wordt bij hen geïnventariseerd welke initiatieven op het gebied van klanttevredenheidsonderzoeken zij reeds hebben ondernomen of gepland hebben staan. Daarmee verkrijgen we ook een totaaloverzicht van alle initiatieven binnen het waterschap en kan een eventuele vervolgaanpak naar afronding van dit pilot-project bepaald worden. Externe communicatie: Omdat externe bekendheid van de onderzoeksresultaten positief kan bijdragen aan het waterschapsimago zal nog extern worden gecommuniceerd. Hiervoor wordt nog een gunstig moment gezocht.

53 Agendapunt 3i

54

55

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65 Nummer : *07I001407* Barcode : *07I001407* Mededeling 3j voor het algemeen bestuur van 27 juni 2007 Onderwerp: Stand van zaken reglementswijziging/nieuwe Waterschapswet./../. Stand van zaken reglementswijziging De komende nieuwe Waterschapswet noodzaakt de provincie tot het wijzigen van het Reglement voor waterschap Brabantse Delta. Via twee verplichte consultatieronden (het artikel 3-overleg en het artikel 4-overleg) is het dagelijks bestuur hierbij betrokken. In het artikel 3-overleg peilt GS de mening van het dagelijks bestuur over de noodzakelijke wijzigingen, in het artikel 4-overleg bespreekt GS aan de hand van een concept-reglement haar standpunt met het dagelijks bestuur. Na afloop van het artikel 4 overleg wordt het uiteindelijke concept-reglement door GS naar provinciale staten gezonden voor definitieve vaststelling. Het artikel 3-overleg heeft op 5 februari jl. plaatsgevonden. Het dagelijks bestuur heeft toen aan GS zijn wensen kenbaar gemaakt inzake omvang bestuur, zetelverdeling, omvang DB en kiesdistricten. Bij brief van 24 april 2007 (ontvangen 2 mei 2007) hebben GS het concept-waterschapsreglement (bijlage 1) toegezonden dat zij voorlopig hebben vastgesteld. Op 15 juni a.s. vindt het artikel 4-overleg plaats. Het DB heeft er vanaf gezien vooraf schriftelijk te reageren over het concept. Stand van zaken nieuwe Waterschapswet De behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft een kleine vertraging opgelopen. Tijdens de behandeling is uitgebreid en principieel gesproken over het voorgestelde kiesstelsel en de mogelijke spanningen met de Grondwet. Het hoofdpunt van de discussie betrof de voorgestelde benoemingsprocedure voor de vertegenwoordigers van de specifieke categorieën. Sommige fracties in de Eerste Kamer meenden dat een van de grote problemen ten principale zat in wat zij noemden het democratisch tekort. Zij koesterden bezwaren tegen de voorgestelde aanstellingswijze van vertegenwoordigers van de specifieke belangencategorieën. Zij waren van mening dat er sprake zou moeten zijn van (directe) verkiezingen in plaats van benoemingen. Op 20 april 2007 heeft de nieuwe Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat uitgebreid geantwoord (bijlage 2). De staatssecretaris heeft gewezen op het karakter van het waterschapsbestuur als functionele democratie en merkte op dat zelfs de stelling te verdedigen valt dat voor wat betreft de specifieke categorieën de procedure van voordracht en benoeming hier meer garantie biedt op representativiteit dan volledig vrije verkiezingen. De staatssecretaris heeft wel afgesproken met de verantwoordelijke koepelorganisaties in deze dat er sprake zal zijn van een open kandidaatstelling. De verantwoordelijke organisaties zullen dit in hun procedures gaan opnemen. De staatssecretaris heeft ook nog aan de Eerste Kamer toegezegd dat voor wat betreft de groeperingen die straks mee mogen doen aan de directe verkiezingen voor de categorie ingezetenen de eis van volledige rechtsbevoegdheid zal worden gesteld (statuten, inschrijving bij Kamer van Koophandel etc). Tot slot heeft de staatssecretaris in 2009 een evaluatie toegezegd van de nieuwe wet. De Eerste Kamer heeft zich tevreden getoond met het antwoord van de staatssecretaris en op 16 mei 2007 het wetsvoorstel goedgekeurd.

66

67 Bijlage 1 bij agendapunt 3j

68

69

70

71

72

73

74

75

76

77

78

79

80

81

82

83 Bijlage 2 bij agendapunt 3j De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG Contactpersoon - Datum 20 april 2007 Ons kenmerk DGW/BOI 2007/492 Onderwerp Wet modernistering waterschapsbestel Doorkiesnummer - Bijlage(n) - Uw kenmerk - Geachte voorzitter, Op dinsdag 6 maart 2007 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het wetsvoorstel modernisering waterschapsbestel (Kamerstukken I 2006/07, A). Tijdens die behandeling is uitgebreid en principieel gesproken over het voorgestelde kiesstelsel en de mogelijke spanningen met de Grondwet. Ik heb uw zorgen gehoord en enige tijd gevraagd om nog eens te kunnen bekijken of ik mogelijkheden zie om tegemoet te komen aan de aangedragen bezwaren. Het hoofdpunt van de discussie betreft de voorgestelde benoemingsprocedure voor de vertegenwoordigers van de specifieke categorieën. Sommige fracties menen dat een van de grote problemen ten principale zit in wat zij noemen het democratisch tekort. Zij koesteren bezwaren tegen de voorgestelde aanstellingswijze van vertegenwoordigers van de specifieke belangencategorieën. Zij zijn van mening dat er sprake zou moeten zijn van (directe) verkiezingen in plaats van benoemingen. In dit debat speelde artikel 4 van de Grondwet een grote rol. De woordvoerder van de CDA-fractie stelde dat de waterschappen een ontwikkeling hebben doorgemaakt waardoor zij zodanig algemeen zijn geworden dat zij thans niet langer gerekend dienen te worden tot het functionele bestuur maar tot het algemene bestuur zoals de provinciale besturen en de gemeentebesturen. Dit zou met zich meebrengen dat artikel 4 van de Grondwet van toepassing is op de verkiezing van het waterschapsbestuur en dat het voorliggende wetsvoorstel derhalve in strijd is met de Grondwet. Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Telefoon Fax bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

84 DGW/BOI 2007/492 Voorts zijn tijdens de behandeling zorgen uitgesproken over het ontbreken van de eis van volledige rechtsbevoegdheid voor groepen die een lijst willen indienen. Deze zorgen betreffen de aanspraak op de aanduiding, die mogelijk tot problemen zou kunnen leiden indien de groep geen volledige rechtsbevoegdheid heeft. Ik heb beide punten opnieuw overwogen. Ten aanzien van het ontbreken van de eis van volledige rechtsbevoegdheid kan ik meevoelen in de geuite zorgen. Ik zal de eis van volledige rechtsbevoegdheid daarom in de amvb opnemen. Op het punt van de benoemingen ligt het ingewikkelder. Alles afwegende kies ik er voor om de voorgestelde systematiek van benoemingen te handhaven. Ik heb echter wel de door u gewenste waarborgen voor een open kandidaatstelling vastgelegd in afspraken met de koepels. Ik heb er alle vertrouwen in dat de door u en mij zo belangrijk geachte democratische legitimatie van het waterschapsbestuur daarmee voldoende verzekerd is. Ik zal dit punt nadrukkelijk aandacht geven in de evaluatie van de verkiezingen. Hieronder licht ik mijn overwegingen toe. De democratische legitimatie van het waterschapsbestuur Reikwijdte van artikel 4 van de Grondwet Artikel 4 van de Grondwet is gericht op het actief en passief kiesrecht voor de algemeen vertegenwoordigende organen. Uitgangspunt is dat iedere Nederlander het recht heeft om de leden van de algemeen vertegenwoordigende organen te kiezen en om zelf verkozen te worden. De reikwijdte van dit kiesrecht wordt bepaald door de betekenis van de term algemeen vertegenwoordigende organen. Volgens de memorie van toelichting behoren in elk geval tot de algemeen vertegenwoordigende organen de beide kamers der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden. De besturen van functioneel gedecentraliseerde overheden, zoals waterschappen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties, vallen er volgens de grondwetgever daarentegen uitdrukkelijk niet onder (Kamerstukken II, 1976/77, , nr. 7, blz. 22). Volgens de grondwetgever ziet artikel 4 van de Grondwet alleen op overheidsambten die zware taken en bevoegdheden bezitten op een breed terrein. Of de waterschappen een ontwikkeling hebben meegemaakt waardoor zij nu gekarakteriseerd kunnen worden als algemeen vertegenwoordigende organen is nu de vraag. Het waterschap als functioneel bestuursorgaan Waterschappen hebben een beperkte taak: de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied, aldus artikel 1 van de Waterschapswet. Het taakaspect wijzigt niet met het voorliggende wetsvoorstel. Wel is er een zekere ontwikkeling te signaleren binnen de invulling van het begrip waterstaatkundige verzorging. Dit betreft allereerst 2

85 DGW/BOI 2007/492 de vergrote samenhang tussen de afzonderlijke deeltaken in het waterbeheer. Deze komt tot uitdrukking in de voorgestelde nieuwe taakomschrijving in artikel 1, tweede lid, van de Waterschapswet: de zorg voor het watersysteem. Daarnaast is er de aandacht voor de raakvlakken tussen waterbeheer en omgevingsbeleid, in de waterschapswereld veelal aangeduid met de term brede kijk. Waterschappen zijn zich in toenemende mate bewust geworden van de samenhang tussen de waterstaatkundige verzorging van een gebied en andere beleidsterreinen, zoals het milieubeleid of de ruimtelijke ordening. Het is echter de taak van de provincie om deze samenhang te waarborgen. Het waterschap kan zijn taak slechts uitoefenen binnen de door de provincie gestelde kaders. Het waterschap is dus niet bestuurlijk verantwoordelijk voor de behartiging van alle belangen die bij het watersysteem zijn betrokken. De taak van het waterschap blijft ook met de brede kijk betrekking hebben op de waterstaatkundige verzorging van het waterschapsgebied. Dit alles beschouwende is er naar mijn idee geen sprake van een algemener worden van de taakbehartiging van het waterschap. Daarmee is mijn conclusie ook dat artikel 4 van de Grondwet niet van toepassing is op de waterschappen. Naar aanleiding van het debat met uw Kamer heb ik ook het commentaar bij artikel 4 in het boek De Grondwet onder redactie van Koekkoek en Akkermans, grondig bestudeerd. De auteur baseert zich in zijn commentaar op de totstandkomingsgeschiedenis van de Waterschapswet in Ook toen speelde deze discussie. De uitkomst van deze discussie was dat waterschappen nog steeds organen van functioneel bestuur zijn. De auteur stelt dat de opvatting met betrekking tot het kiesrecht in deze sfeer een evolutie vertonen. Zijn bijdrage gaat echter uitdrukkelijk over het kiesrecht voor de categorie ingezetenen. Daarmee zijn waterschappen echter nog geen algemeen vertegenwoordigende organen geworden. De auteur zegt immers verder in zijn commentaar dat de wetgever bij de regeling van de directe verkiezingen voor de ingezetenen zelf openingen heeft gecreëerd ten behoeve van een meer democratische vertegenwoordiging in de sfeer van het functioneel bestuur met een overigens volstrekt gepast negeren van de Grondwet. Alles overwegende is er naar mijn mening geen spanning met artikel 4 van de Grondwet. Ook de Raad van State heeft dit niet geconstateerd. De Raad heeft op het punt van de benoemingen uitsluitend gewezen op het mogelijke risico dat de organisatie die het benoemingsrecht uitoefent onvoldoende representatief is voor haar achterban. De vertegenwoordiging van belangen in het functioneel bestuur Uit het functionele karakter van het waterschap vloeit voort dat de leden van het bestuur worden gekozen door de belanghebbenden, die ook de financiering van de waterschapstaak verzorgen. Dit wordt van oudsher aangeduid met de trits belangbetaling-zeggenschap. Heffingplichtig zijn in de nieuwe opzet de ingezetenen, eigenaren ongebouwd, eigenaren gebouwd (woningen en bedrijfspanden) en 3

86 DGW/BOI 2007/492 eigenaren natuurterreinen. Hun belangen dienen op grond van de trits in het bestuur vertegenwoordigd te zijn. Dit wordt naar mijn idee bevestigd door het door de PvdA-fractie aangehaalde adagium no taxation without representation. Dit adagium stelt immers dat degenen die belastingplichtig zijn ook vertegenwoordigd moeten zijn in het bestuur. Het spreekt niet vanzelf dat met volledig vrije verkiezingen alle specifieke belangen van (voldoende) vertegenwoordiging verzekerd zijn. Sommige categorieën zijn zelfs numeriek te klein om op eigen kracht de kiesdeler te halen. Het wetsvoorstel voorziet daarom in de vertegenwoordiging van specifieke categorieën door middel van geborgde zetels. Het aangehaalde adagium stelt echter geen eisen aan de procedure ter vervulling van deze zetels, anders dan de representativiteit. Naar mijn opvatting is die voldoende gewaarborgd met het wetsvoorstel. Ik kom daar bij de bespreking van de specifieke categorieën nader op terug. De vertegenwoordiging van zowel ingezetenen als specifieke categorieën in het waterschapsbestuur leidt per definitie tot een bestuurssamenstelling die in het debat hybride genoemd werd. Deze structuur is niet nieuw, en is in mijn ogen ook niet onwenselijk. Het waterschapsbestuur kent al sinds de inwerkingtreding van de Waterschapswet twee soorten vertegenwoordigers, namelijk ingezetenen als vertegenwoordigers van het algemene taakbelang en specifieke belangengroepen als vertegenwoordigers van de specifieke taakbelangen. Gelet op de ontwikkelingen in de taken van waterschappen is de categorie ingezetenen overigens in het wetsvoorstel aanzienlijk gegroeid ten opzichte van de huidige situatie. Het aantal bestuursleden waarop burgers rechtstreeks via verkiezingen invloed kunnen uitoefenen, is daarmee ook vergroot. Daarmee is voor de bovengenoemde specifieke categorieën een kleiner aantal zetels overgebleven. Gezien hun specifieke belang is er echter reden dit aantal zetels wettelijk te borgen. Ik ben het met u eens dat de democratische legitimatie van het waterschapsbestuur een belangrijk punt is. Er zijn in de loop van de tijd tekortkomingen in het huidige stelsel ontstaan, met name voor de categorie ingezetenen. De uitdrukkelijke wens van het kabinet is dan ook om de democratische legitimatie te verhogen. Dit doel is gesteld in het IBO-kabinetsstandpunt en verder uitgewerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. De herkenbaarheid van de kandidaten en de betrokkenheid van de kiezer moeten vergroot worden. Maar een nieuw stelsel moet ook aan meer algemene uitgangspunten voldoen: robuustheid, eenvoudig uit te leggen, uniformiteit, zo min mogelijke dubbele stembiljetten en minder kostbaar dan het huidige systeem. Ingezetenen: lijstenstelsel Tot de invoering van de Waterschapswet was de bestuurssamenstelling en de wijze van verkiezing/benoeming bij provinciaal reglement vastgelegd. Voor sommige categorieën was een benoemingsprocedure gebruikelijk, voor andere een voordracht met alleen in het geval van tegenkandidaten een verkiezing. In 1992, bij de invoering 4

87 DGW/BOI 2007/492 van de Waterschapswet, werd de categorie ingezetenen geïntroduceerd. De vraag deed zich voor welk kiesstelsel voor deze categorie het meest adequaat zou zijn. Er is een afweging gemaakt tussen personenstelsel en lijstenstelsel. De conclusie was toen dat het lijstenstelsel minder goed aansloot bij het waterschapsbestuur. Dit was voor een belangrijk deel gebaseerd op de overweging dat de verkiezingen destijds bij voorkeur per kiesdistrict georganiseerd werden, waardoor een verkiezing zelden betrekking had op meer dan vijf zetels. Partij- of groepsvorming en het kandidaat stellen naar programmatische achtergrond, zoals in het lijstenstelsel, sloot daar niet goed op aan. Toch signaleerde de wetgever destijds ook wel voordelen aan het lijstenstelsel, met name een optimale evenredige vertegenwoordiging. Maar voor de waterschapsverkiezingen van destijds, die veelal per vacature plaatsvonden, was dat niet van toepassing. Een lijstenstelsel binnen het functioneel bestuur werd dus niet ten principale afgewezen. De omstandigheden zijn inmiddels veranderd. Er heeft een schaalvergroting plaatsgevonden van ca. 200 naar 26 waterschappen. Daarmee is de kenbaarheid van kandidaten voor de kiezer sterk afgenomen. De sterke voorkeur van destijds voor verkiezingen per kiesdistrict is er niet meer. Integendeel, kiesdistricten worden gezien als een optie voor uitzonderingssituaties. De verkiezingen worden nu voor grotere aantallen zetels georganiseerd dan destijds. Bovendien blijken de belangen binnen de categorie ingezetenen toch minder eenduidig dan destijds werd aangenomen. Groepen van kandidaten met een eigen visie en programma blijken wel degelijk goed voorstelbaar. Al deze factoren tezamen geven nu de doorslag in de keuze voor het lijstenstelsel. Het lijstenstelsel voor de categorie ingezetenen wordt breed gesteund. In diverse adviezen die ten grondslag hebben gelegen aan het IBO-kabinetsstandpunt werd het reeds bepleit. Specifieke categorieën: benoeming Voor de vervulling van de zetels voor de specifieke categorieën gelden uiteraard dezelfde doelstellingen van representativiteit, robuustheid en vereenvoudiging als voor de ingezetenen. De uitwerking heeft gaandeweg het wetgevingstraject echter tot een andere systematiek geleid. In eerste instantie is wel het uitgangspunt geweest om voor de specifieke categorieën dezelfde keuze na te streven als voor de ingezetenen, zie het IBO-kabinetsstandpunt. Bij nadere uitwerking doemden echter al snel bezwaren op en bleek dit uitgangspunt niet houdbaar. De conclusie was dat bij de specifieke categorieën niet alleen de noodzaak voor een lijstenstelsel ontbrak, maar dat het systeem bovendien niet geschikt was voor deze categorieën. Het gaat hier om één tot enkele zetels per categorie. Niet binnen alle categorieën is sprake van voldoende diversiteit van belangen voor lijstvorming. De argumenten van destijds tegen het lijstenstelsel blijken voor de specifieke categorieën ook nu nog onverkort te gelden. 5

88 DGW/BOI 2007/492 Vervolgens is de optie om directe verkiezingen via het personenstelsel te houden afgewogen. Dit stelsel heeft echter in de praktijk aangetoond ook zijn beperkingen te hebben, althans niet voor alle categorieën even goed te functioneren. Bovendien leefde de wens tot vereenvoudiging. Alles afwegende heeft het kabinet geconcludeerd dat benoeming door de koepelorganisaties het best tegemoet zou komen aan de wens tot vereenvoudiging en kostenbesparing, zonder de representatieve vertegenwoordiging aan te tasten. Deze keuze wordt door de betrokken koepels en de Unie van Waterschappen onderschreven. De koepelorganisaties dienen te zorgen voor een representatieve vertegenwoordiging volgens een vooraf openbaar te maken procedure. Er zijn ervaringen met dergelijke procedures opgedaan binnen de huidige Waterschapswet. In de praktijk gebeurt het immers regelmatig dat voor bepaalde categorieën het aantal kandidaten precies overeenkomt met het aantal zetels en dat er geen verkiezingen nodig zijn. De koepelorganisaties hebben zich dan ingespannen om te komen tot een representatieve vertegenwoordiging van hun categorie, door kandidaten voor te dragen uit de verschillende groepen binnen hun achterban. Vrije verkiezingen blijken in dit geval niet wezenlijk om tot een representatieve vertegenwoordiging te komen. De stelling is zelfs te verdedigen dat de procedure van voordracht en benoeming hier meer garantie op representativiteit biedt dan volledig vrije verkiezingen. Dit is het meest duidelijk bij de categorie bedrijven. In de nieuwe situatie, waarin de huidige categorieën gebruikers bedrijfsgebouwd en eigenaren gebouwd (bedrijfspanden) zijn samengevoegd, zouden alle bedrijven met gebouwde eigendommen en alle bedrijfsmatige lozers stemgerechtigd zijn. Een stem van een groot bedrijf, bijvoorbeeld in de levensmiddelenindustrie of de petrochemie, telt dan even zwaar mee als de stem van de eigenaar of gebruiker van een klein winkelpand. Deze laatsten zijn numeriek veruit in de meerderheid en maken dus ondanks hun beperktere belang veel meer kans op vertegenwoordiging in het waterschapsbestuur dan de grotere lozers. Daarnaast zijn er praktische bezwaren aan het houden van directe verkiezingen. Zo zal het samenstellen van een betrouwbaar kiesregister voor de categorie bedrijven de nodige inspanningen vergen. Uit de belastingregisters voor het gebouwd moeten de eigendommen van bedrijven geselecteerd worden en deze bestanden moeten worden samengevoegd met het belastingbestand van bedrijfsmatige lozingen. Vervolgens moet dit bestand ontdubbeld worden, want iedere stemgerechtigde heeft maar recht op één stem. En hoe te handelen als de eigenaar van het pand en de lozer niet blijken te handelen onder dezelfde naam? Mede dit soort praktische bezwaren leiden tot de conclusie dat directe verkiezingen voor de categorie bedrijven geen reële optie zijn. De organisatorische inspanningen en de daarmee gemoeide kosten staan niet in verhouding tot het resultaat. 6

89 DGW/BOI 2007/492 Het is om redenen van eenvoud en helderheid wenselijk voor alle geborgde zetels een gelijke systematiek te hanteren. Daarmee is de optie van directe verkiezingen ook voor het ongebouwd en de natuurterreinbeheerders vervallen. Er is gekozen voor een rol van de koepelorganisaties in de vervulling van de zetels. De leden van de algemene besturen van de Kamers van Koophandel, het Bosschap en de organisaties van de eigenaren ongebouwd (LTO) wijzen de vertegenwoordigers voor hun categorie in het waterschapsbestuur aan. De woordvoerder van de CDA-fractie stelde dat de voorgestelde benoeming door private organisaties in strijd is met artikel 133 van de Grondwet. In zijn visie dient alles wat met de samenstelling van het bestuur te maken heeft, geregeld te worden door de provincie bij verordening ofwel door de formele wetgeving. Dat laatste standpunt deel ik. Ik ben van mening dat hieraan voldaan wordt, zodat er geen sprake is van strijdigheid met artikel 133. De samenstelling van het algemeen bestuur wordt immers geregeld in het voorgestelde artikel 12 van de Waterschapswet, met aanvullende bepalingen in het provinciale reglement. De samenstelling van het waterschapsbestuur is hiermee op het juiste niveau geregeld. De aanwijzing van de vertegenwoordigers van de specifieke belangencategorieën door de in de wet genoemde organisaties ziet uitsluitend op de personele invulling van de geoormerkte zetels. De woordvoerder van de PvdA-fractie heeft zijn zorgen uitgesproken over de druk die een benoeming zou kunnen zetten op de onafhankelijkheid van de betreffende bestuurders. De bestuursleden dienen hun werk te kunnen doen zonder last. Ik begrijp dat het woord benoeming tot deze gedachte aanleiding kan geven, maar ik deel de uitgesproken zorg niet. De bedoelde vertegenwoordigers worden geacht de belangen van hun categorie in het bestuur te vertegenwoordigen, maar tegelijkertijd moeten zij als lid van het algemeen bestuur hun beslissingen kunnen nemen onder de evenwichtige afweging van alle belangen. Daartoe verplicht de eed of belofte die alle bestuursleden bij hun aantreden afleggen. Afspraken met organisaties De wet stelt de eis van openbaarmaking van de te volgen procedure. Gezien de ervaringen in de huidige praktijk zijn aanvullende eisen niet nodig geacht. Uw Kamer maakt zich daar zorgen over, zo is mij in het debat gebleken. Ik heb u daarop toegezegd dat ik bereid ben met de koepels nadere afspraken te maken. Het zou dan met name moeten gaan om een open kandidaatstelling. Inmiddels heb ik contact gehad met het Bosschap, LTO Nederland en enkele Kamers van Koophandel, evenals met de koepelorganisaties van het bedrijfsleven VNO-NCW en VEMW. De verantwoordelijke organisaties zien alle het belang hiervan in en zijn voornemens in hun procedure de open kandidaatstelling op te nemen. Het bedrijfsleven ondersteunt dit. Ik kan u dan ook toezeggen dat deze open kandidaatstelling er komt. Ik heb de organisaties verzocht om mij dit schriftelijk te bevestigen. 7

90 DGW/BOI 2007/492 De koepels zijn overigens al bezig de procedure uit te werken. Uit de informatie die ik daarover ontvangen heb, blijkt dat zij alle zeer hechten aan een zo goed mogelijk representatieve vertegenwoordiging en dat zij hun procedure zodanig zullen inrichten dat deze representativiteit gewaarborgd wordt. Dit is immers ook in het belang van de categorie zelf. Bovendien voorzien zij in deskundigheidsbevordering bij hun vertegenwoordigers en onderlinge kennisuitwisseling, hetgeen de kwaliteit van het waterschapsbestuur ten goede komt. Dit bevestigt mijn vertrouwen dat de koepels hun nieuwe wettelijke rol zorgvuldig zullen invullen. Volledige rechtsbevoegdheid De eis van volledige rechtsbevoegdheid is bij de voorbereiding van het wetsvoorstel uitgebreid aan de orde geweest. Het ging daarbij om de afweging tussen enerzijds de drempel die deze eis zou kunnen vormen voor een groep die een lijst wil indienen en anderzijds de waarborgen die deze eis kan bieden. Geconcludeerd is toen dat de waarborgen ook zonder de eis van volledige rechtsbevoegdheid af te dekken zouden zijn met regels in de amvb en dat de eis van volledige rechtsbevoegdheid een ongewenste extra drempel kan vormen bij het indienen van een lijst. In de argumenten van uw Kamer en de geuite zorgen van de voorzitter van de Kiesraad, de heer Kummeling, in zijn artikel in de Staatscourant zie ik voldoende aanleiding om de volledige rechtsbevoegdheid alsnog wettelijk te regelen. Dit zal ik doen in de amvb. Tot slot In het debat hebben wij al gesproken over de evaluatie van de verkiezingen, die op grond van het wetsvoorstel in 2009 dient plaats te vinden. Mochten uit die evaluatie knelpunten naar voren komen, dan zal ik uiteraard onderzoeken op welke wijze deze aangepakt kunnen worden en zonodig de wet aanpassen. Ik verzoek u de behandeling van het wetsvoorstel voort te zetten. Hoogachtend, DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT, mw. J.C. Huizinga-Heringa 8

91 Agendapunt 4a

92

93 Bijlage bij agendapunt 4a

94

95

96

97 Bijlage bij agendapunt 4a

98

99 Agendapunt 4b

100

101

102

103 Bijlage bij Agendapunt 4b

104

105 Agendapunt 5a BESPREKINGSVERSLAG Nummer : Barcode : *07I001231* *07I001231* Betreft : Overleg regiocommissie West Datum : 19 april 2007 Plaats : Kantoor regio West te Heerle Aanwezig : R. Lambregts (secretaris), C.A.A. Coppens (voorzitter), J. van Hal, H. Baptist (namens BMF), E. Buijs (namens ZLTO), L.A.C.M. Brooijmans (namens categorie ingezetenen), R.G. van Engelen (namens HISWA/KvK), mw. Jansen (namens ZLTO, als plaatsvervanger voor C. Stoutjesdijk), O. Kavelaars (namens ZLTO), C.W.M.F. Ooms (namens categorie gebouwd, ), C.G. Schreuders (namens de georganiseerde sportvisserij) H. van Kapel/A.van Vugt voor agendapunt 1 Afwezig : J.J.M. van der Heijden (namens categorie ongebouwd), L.H. van der Kallen (categorie bedrijfsgebouwd), G. Kamp (namens woningbouwvereniging West-Brabant), C. Stoutjesdijk (namens ZLTO), A. Vos (namens Bosgroep) Opgesteld door : S. Peeters Kopie aan : Aanwezigen, afwezigen, Regiomanagers Oost en Midden, Concernstaf 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Hij geeft aan een afmelding te hebben van de heren Van der Kallen, Kamp en Vos. Aanwezig als plaatsvervanger van de heer Stoutjesdijk is mevrouw Jansen. Plaatsvervanging bij de commissie is eigenlijk niet de gewoonte, maar de andere leden hebben geen bezwaar tegen de waarneming. Verder stelt de voorzitter ook Jan van Hal, Angelique van Vugt en Hans van Kapel voor. Deze laatste zal een toelichting geven op het gedifferentieerd Beheer en Onderhoud. De voorzitter geeft aan dat de KRW in dit overleg niet aan de orde komt, er wordt daarvoor in oktober een gezamenlijke bijeenkomst van de regiocommissies gepland. De heer Schreuders zou graag zien dat de regiocommissieleden uitgenodigd worden voor de workshops KRW. De voorzitter geeft aan dat de maatschappelijke organisaties een uitnodiging ontvangen hebben. De heer Baptist geeft aan dat hij van mening is dat de agendapunten 3 en 4 ter advisering op de agenda hadden moeten staan in plaats van ter informatie. De voorzitter deelt hem mede dat de besluiten hierover al zijn genomen door het bestuur. Hans van Kapel geeft een toelichting op het gedifferentieerd Beheer en Onderhoud middels een presentatie. Naar aanleiding daarvan geeft de heer Baptist aan dat het theoretisch wel een goed verhaal is, maar dat het in de praktijk onuitvoerbaar is om nesten en dergelijke onaangetast te laten. Hans van Kapel geeft aan dat het volgens de machinisten vaak wel mogelijk is om de nesten te zien. Bij waterlopen is het waterschap ook niet verplicht om er actief naar op zoek te gaan. Van planten zijn de locaties vaak wel bekend waardoor vermijden gemakkelijker is. Verder informeert de heer Baptist naar hoe de inventarisatie van de flora en fauna heeft plaatsgevonden, op papier of in het veld. Er zitten nogal wat gaten in de kennis over met name vissen, vogels en amfibieën in West-Brabant. Het mag niet zo zijn dat het waterschap zich met

106 betrekking tot hiaten in de gegevens verschuilt achter de vrijwilligers die de gegevens hebben verzameld. Het waterschap heeft de verplichting de gegevens te verzamelen en eventuele gaten op te vullen. In reactie op de vraag vanuit de commissie geeft Hans van Kapel aan dat ingeval van een spanningsveld tussen onderhoud en Flora- en Faunawet de primaire taak voor gaat, maar dat wel bijzonder goed moet kunnen worden aangetoond dat het onderhoud noodzakelijk is ter voorkoming van schade. Bij het bloksgewijs sparen zal rekening worden gehouden met de verkeersveiligheid, sparen derhalve niet op gevaarlijke plekken of kruisingen, wellicht kan het soms wel nodig zijn om daar de machinist op te wijzen omdat hij niet overal exact bekend is met de verkeerssituatie. De leden zijn van mening dat communicatie en voorlichting over dit onderwerp heel belangrijk is, bij voorkeur door middel van informatieavonden. Het waterschap moet in samenwerking met ZLTO en natuurbeschermingsorganisatie richting de pers aangeven waarom er anders omgegaan wordt met het onderhoud en zou een streefbeeld moeten laten zien. Dan brengt het duidelijk het beeld naar buiten dat er goed over de manier van onderhouden is nagedacht en waarom het op die manier wordt uitgevoerd. 2. Verslag en actiepuntenlijst Het verslag wordt inhoudelijk en tekstueel voor kennisgeving aangenomen. Naar aanleiding van punt 2 van de actielijst geeft de secretaris aan dat de gemeente Roosendaal projectleider is van het project baggeren haven Roosendaal en dat het waterschap alleen participeert. Door de gemeente is verzekerd dat rekening gehouden wordt met de gevolgen voor het systeem. Naar aanleiding van agendapunt 7 van het verslag informeert de heer Baptist naar het beleid van het waterschap om recht te doen aan alle belangen, dus niet alleen visserij maar ook natuur en milieu. De heer Van Hal geeft aan dat in het kader van de KRW alle partijen met elkaar rond de tafel zitten. Naar aanleiding van de rondvraag van de heer Van der Kallen geeft de heer Baptist aan dat hij graag in een volgende regiocommissiebijeenkomst dieper wil ingaan op het Water uit de Wal-verhaal. Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Voorstel uniformering onttrekkingsverbod uit oppervlaktewater De voorzitter geeft aan dat de insteek van de nota is uniformering van het onttrekkingsverbod over de drie regio s zodat de verschillen tussen de regio s worden opgeheven. Naar aanleiding van vragen/opmerkingen vanuit de commissie deelt hij mede dat het grondwateronttrekkingverbod voor de beregening van grasland tussen januari en mei provinciaal beleid is dat los staat van het beleid van het waterschap. Wel is in de verdringingsreeks bepaald dat ingeval van waterschaarste graslandberegening als eerste vervalt. Dit is de meest logische keuze, het economisch belang prevaleert. De heer Baptist geeft aan dat het stuk eerst ter advisering aan de regiocommissie voorgelegd had moeten worden en pas daarna naar het AB. De voorzitter geeft aan dat in het AB alle geledingen vertegenwoordigd zijn en dat sprake is van reeds lang gehanteerd beleid dat nu geüniformeerd wordt. Mevrouw Jansen spreekt haar waardering uit over het gevoerde beleid van de afgelopen zomer. Door in goed overleg te besluiten over te gaan tot alleen avondberegening is het mogelijk geweest de gehele droogteperiode te beschikken over water. De heer Kavelaars geeft aan dat het aanbeveling verdient om wellicht voor het hele gebied eerder naar die situatie toe te werken waardoor misschien een volledige onttrekkingsstop kan worden voorkomen. 4. Bestrijding blauwalgen Mark-Vlietboezem en wijziging wateraanvoerbeleid De voorzitter geeft aan dat de meeste essentiële beleidswijziging betreft dat de beslissing om de inlaatduiker Oosterhout te openen ligt bij de regiomanager wanneer het water afkomstig is uit de Amer. Wordt water vanuit het Wilheminakanaal aangevoerd (met bruinrotpotentie) dan blijft het een besluit voor het beleidsteam. -2-

107 Reeds nu is sprake van een nachtsluiting van de Mandersluis om zoveel mogelijk stroming te creëren en zodoende te trachten de vorming van blauwalg zoveel mogelijk te beperken. De heer Van Engelen geeft aan blij te zijn met deze ontwikkeling, maar vraagt zich af waarom pas nu na zoveel jaar is gekozen voor deze optie, nu er inmiddels blauwalg in het systeem aanwezig is. Aangegeven wordt dat blauwalg inherent is aan het systeem door de aanwezigheid van stikstof, fosfaten, de waterdiepte etc. Reeds in 1989 was het in de waterlopen aanwezig. Vanwege het bruinrotprobleem is niet eerder besloten over te gaan tot deze oplossing, vorig jaar is echter door de ZLTO aangegeven dat zij opteren voor waterinlaat ondanks het bruinrotrisico. Vorig jaar is de blauwalg ook wel explosief toegenomen. Verder is ook de kwaliteit van het effluentwater van de zuivering veel verbeterd zodat het water nu kwalitatief voldoende is om mee door te spoelen. De heer Baptist informeert of het waterschap wel een Natuurbeschermingswetvergunning heeft aangevraagd bij de provincie Zuid-Holland. Die vergunning is noodzakelijk vanwege de rechtstreekse gevolgen van het beleid voor het Krammer-Volkerak. De voorzitter deelt mede dat gebruik van de inlaatduiker Oosterhout altijd mogelijk geweest is. De beleidswijziging houdt in dat nu gebruik gemaakt gaat worden van het systeem zoals het bedoeld is. De heer Baptist geeft aan dat dit besluit is genomen na de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet Uitvoering van het besluit houdt in dat meer dan andere jaren water geloosd zal gaan worden op het Krammer-Volkerak en dat betekent dat vergunning is vereist. Hij geeft verder aan dat hij bezwaar zal maken tegen het besluit, onder meer omdat bij de uitwerking van het besluit de gevolgen voor het toekomstige Natura 2000 gebied niet betrokken zijn. Ook zal hij het bestuur schriftelijk wijzen op de vergunningplicht. Hij is van mening dat het beleid op het Krammer-Volkerak gefrustreerd wordt door het peilbeheerbeleid, wat hem al jaren een doorn in het oog is. Pas nu het waterschap hierover een besluit neemt kan hij hiertegen optreden. De heer Van Engelen deelt mede dat de stichting Vaarroute West-Brabant positief staat tegenover de Zevenbergenvariant als alternatieve watervoorziening/inlaat. Hij geeft aan dat het waterschap ook de SRN-subsidiemogelijkheden moet onderzoeken en benutten. 5. Evaluatie Keur en ontheffingenbeleid De voorzitter geeft aan dat automatisch gekeken zal worden naar de input vanuit het KRW. Dit agendapunt wordt zonder discussie voor kennisgeving aangenomen. 6. Beleidsontwikkeling water vasthouden in de haarvaten De heer Baptist informeert naar het rapport dat februari 2007 gereed zou zijn. De heer Schreuders geeft aan dat hij niets terugvindt over de mogelijke ecologische impact van het verhogen van de stuwtjes aangezien het paaigronden voor vis en andere dieren betreft. De heer Van Hal deelt mede dat in de voorfases al uitgebreid is gekeken naar de gevolgen. De heer Baptist zou dit onderwerp graag samen met Water uit de Wal op de agenda van een volgende bijeenkomst zien. De schattingen over de hoeveelheden water lopen ver uiteen. Door een gewijzigd beheer op de Brabantse Wal zou het mogelijk zijn om veel meer water op te slaan en zou het mogelijk zijn om door een geleidelijke afstroming in de zomer Tholen van water te voorzien. Verder is discussie in een vroegtijdig stadium gewenst zodat advies aan het DB kan worden uitgebracht. 7. Stand van zaken IGA s De secretaris geeft een overzicht van IGA s per gemeente. De heer Buijs vraagt zich af wat er gebeurt als het draagvlak voor de IGA s in het gebied ontbreekt. De heer Van Hal geeft aan dat de IGA s geen draagvlak nodig hebben, slechts inbreng vanuit het gebied. De IGA s zijn geen plannen, de planvorming vloeit voort uit de IGA s. Voor de planvorming is uiteraard wel draagkracht nodig. Ontbreekt die draagkracht dan wordt niet uitgevoerd. Met uitzondering van waterberging waarvoor een wettelijke gedoogplicht geldt gebeurt alles op basis van vrijwilligheid. Naar aanleiding van de laatste klankbordgroepbijeenkomst van IGA OPP zou de heer Baptist graag zien dat het eindrapport op basis van de door TNO getrokken conclusies eerst voorgelegd wordt aan de deelnemers voor een inspraakronde om vervolgens met opmerkingen naar het AB gestuurd te worden. De voorzitter geeft aan dat 2 klankbordgroepen per IGA gepland zijn. Bij de IGA OPP hebben er zelfs al 3 plaatsgevonden. De planning voorziet niet in nog een bijeenkomst. Er is nog voldoende gelegenheid voor inspraak als er plannen voortkomen uit de IGA s. -3-

108 De heer Baptist geeft aan dat het isoleren van de kreken een groot twistpunt was waar LTO en natuurinstanties op tegen waren. Toch ligt er nu een voorstel aan het AB voor de uitvoering. De heer Van Hal geeft aan dat het AB een krediet beschikbaar moet stellen, dat is alleen om geld te regelen, zegt verder niets over het plan. Naar aanleiding van de opmerkingen van de regiocommissie geeft de secretaris aan dat meegenomen zal worden dat de klankbordgroepen betrokken wensen te worden in de verdere planvorming en dat de terugkoppeling van de inbreng op de juiste manier dient te gebeuren. Die verplichting moet het waterschap nemen. 8. Stand van zaken huisvesting De vestiging van het kantoor op Bouvigne is alleen in de editie Breda van BV/De Stem uitgebreid aan de orde geweest en niet in de overige edities. Daarom geeft de voorzitter een overzicht van de stavaza. De eerste bouwtekeningen zijn afgewezen. Daarop zijn de plannen aangepast, bedoeling is nu dat alles wat niet historisch is wordt afgebroken en dat de vrije ruime passend bij de omgeving bebouwd wordt. Deskundigen hebben positief geadviseerd over het nieuwe plan. B&W moet nu besluiten over het nieuwe plan. 9. Persberichten De persberichten geven geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. 10. Wat leeft/speelt er in de regio - A4: Ontwikkelingen zijn reeds bezig richting Halsteren. Tracékeuze is definitief. Discussie is nu wel/geen aquaduct in plaats van een brug. De secretaris geeft aan dat er zo n groot kostenverschil zit tussen een platte brug en een aquaduct dat de voordelen voor het waterschap bij een aquaduct niet zodanig zijn dat het een miljoenenbijdrage rechtvaardigt. De heer Van Engelen geeft aan dat de verschillen in de pers enorm gechargeerd zijn en dat de kosten van het acceptabel maken van het geluidsniveau vele malen hoger zijn dan het aanbrengen van een aquaduct (volgens de heer C. de Neve). In reactie daarop geeft de secretaris aan dat het waterschap zich baseert op de officiële studie van Witteveen en Bos waarin het prijsverschil 10 miljoen euro bedraagt. - AFC: gewacht wordt op de MER - Water uit de Wal: De stavaza Water uit de Wal komt de volgende vergadering aan de orde. In de eerste fase is onderzoek gedaan naar het vrij afstromende water uit de Wal waarbij diverse partijen betrokken zijn (waterschap, provincie, Evides). Er is een grove schatting gedaan naar de hoeveelheid water, maar het blijkt een aanzienlijke hoeveelheid te zijn dat nu onbenut in de Westerschelde stroomt. Verzocht is toen om mogelijke plannen voor het gebruik van dit water en Evides is daarop ingesprongen en wil het water gebruiken voor de zoetwatervoorziening van Zeeland. Dit gezien de verwachte problemen met het Biesbosch en de grondwateronttrekking. 2 e fase is nu dat Evides het plan nader uitwerkt en dat de hoeveelheden beter in beeld worden gebracht. Vragen die aan de orde komen zijn onder meer: wiens water is het, hoe zit e.e.a. juridisch en beleidsmatig, is het mogelijk ook het effluent van de zuivering Bath te gebruiken in plaats van dat de Westerschelde in te laten stromen. Hierin moeten verdere stappen worden genomen. E.e.a. komt in de volgende bijeenkomst van de regiocommissie aan de orde. 11. Rondvraag De heer Baptist geeft aan dat het waterschap altijd adverteert/publiceert in de Steenbergse Bode. Die Bode wordt niet bezorgd in het buitengebied waardoor de daar wonende ingelanden geen kennis kunnen nemen van de besluiten van het waterschap. Verder geeft hij aan dat langs het Mark-Vlietkanaal ter plaatse van de Zuidlangeweg pijpen over de dijk liggen tbv het noodgemaal dat zeer onregelmatig in bedrijf is. De manier van lozen creëert een bijzonder gevaarlijke situatie waarbij bootjes dreigen om te slaan en naar de andere oever gedrukt worden. Met betrekking tot EVZ s geeft de heer Baptist aan dat onduidelijk is welke maatstaven/- ontwerprichtlijnen het waterschap gebruikt en verzoekt dit op de agenda te plaatsen. De EVZ s worden aangelegd op basis van vrijwilligheid. Er zijn veel kleine stukjes aangelegd die geen functie hebben. Ook vraagt hij zich af hoe het zit met het ophogen van de kanten van de Ligne. Er is veel grond gebracht op plaatsen die later wellicht afgegraven moeten worden in het kader van de EVZ. -4-

109 Tot slot heeft hij een klacht over het onderhoud van de eelkanten van de Nauwbeek. Deze kanten worden door een aanliggend bedrijf onder meer gebruikt om puin op te storten. Naar aanleiding van de vraag van de heer Buijs mbt de aanbesteding van de maaibestekken deelt de voorzitter mede dat Nederlandstaligheid één van de eisen van het bestek is. De heer Van Engelen geeft aan dat RWS een nieuw sluiswachterskantoor bouwt op de plaats van de huidige uitzichttoren voor de bediening van sluizen en bruggen. Wellicht is het een mogelijkheid voor het waterschap om met hen in overleg te treden over sluisbedieningen vanuit dat kantoor, uiteraard onder strikte toezicht van het waterschap. Voordeel zou zijn dat er sprake is van een 24- uursbediening waardoor beroepsvaart en weekenddienst niet meer aan de orde zou zijn. Bediening is mogelijk van de Prinslandsebrug, Mandersluis, Bergse Diepsluis, sluis De Heen. Mevrouw Jansen spreekt haar dank uit voor het feit dat zij als plaatsvervanger aanwezig mocht zijn bij de bijeenkomst. 11. Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om uur. -5-

110 Actiepuntenlijst Regiocommissie West Actie door: Tijdstip beantwoording Opvragen planning baggeren haven Roosendaal René Opvragen tekeningen 2 varianten A4 (brug en aquaduct) René Uitnodigen leden regiocommissies voor een gezamenlijke Sannie/Leo bijeenkomst KRW Santbergen Op agenda volgende bijeenkomst plaatsen Water uit de Wal / zoet-zoutverhaal Krammer-Volkerak Afstemming met communicatie mbt niet bezorgen Steenbergse René Bode in buitengebied Bekijken eventueel mogelijke maatregelen om gevaarlijke situatie noodgemaal Zuidlangeweg te beperken Navragen waarom de kanten van de Ligne zijn opgehoogd / zand gestort op plaatsen die in het kader van de EVZ wellicht afgegraven moeten worden Nagaan klacht gebruik eelkanten Nauwbeek door aanliggende gebruiker om puin te storten Nagaan mogelijkheid sluisbedieningen Prinslandsebrug, Mandersluis, Bergse diepsluis en sluis De Heen door het nieuwe sluiswachterskantoor van RWS René René René René -6-

111 Besluitenlijst regiocommissie West bij verslag van 25 januari 2007 Advies ontwerp juridisch instrumentarium waterberging De regiocommissie adviseert positief aan het algemeen bestuur met inachtneming van onderstaande punten: de opmerking van de heer Van der Kallen m.b.t. de onafhankelijkheid van de deskundigen het gebruik van technische mogelijkheden (bijv. plaatsen pomp) om water te kunnen bergen toestaan indien noodzakelijk om anderen te ontlasten. Advies naar aanleiding van het persbericht Waterschap werkt volgens Flora- en Faunawet Geadviseerd wordt goede afspraken te maken met Rijkswaterstaat over het niet inlaten van met bruinrot besmet water gelijktijdig met het uitlaten van water uit het Wilhelminakanaal richting Mark-Vlietsysteem. -7-

112 Vragen/aktielijst n.a.v. de regiocommissie West Effecten afbreekbaar polymeer het toepassen van PE in de persleiding is in de jaren 1999/2000 ter sprake gekomen en beproefd als mogelijke oplossing van het capaciteitstekort van de AWP. Dit naar aanleiding van publicaties over onderzoeksresultaten bij Watlab (of TU-Delft?). De conclusie van de praktijktesten was dat geen significante capaciteitsverhoging kon worden aangetoond en dat het idee voor de AWP niet levensvatbaar was. De polyelektrolyten zijn overigens wel afbreekbaar en zouden geen negatief effect op de rwzi Bath hebben veroorzaakt. Onderzoeken mogelijkheid organiseren cursus gedifferentieerd beheer en onderhoud voor grondgebruikers. Na de behandeling in de regiocommissies is er intern veel gebeurt op het gebied van ged. B&O. Volstrekt duidelijk is geworden dat de externe communicatie t.a.v. dit punt onvoldoende is geweest. Dit punt is dan ook nu zeer nadrukkelijk meegenomen in de vervolgstappen. Het organiseren van informatieavonden is daarbij meegenomen. Het liefst wordt aangesloten bij bestaande organisatieverbanden. Informeren naar kunststof palen Allereerst, we hebben niet de intentie om overal langs de oever de gecreosoteerde beschoeiing te verwijderen. Langs de Steenbergsche Vliet zijn een aantal locaties waar de constructie is versleten en waar de "kerende hoogte" moet worden gegarandeerd (m.n. langs landbouwpercelen). Daar waar mogelijk is gekozen om in samenwerking met de aanliggende eigenaar het maaiveld te verlagen zodat slechts een lage beschoeiing nodig is, ca. 10 cm boven het normale waterpeil. Voor de beschoeiing komt een lichte bestorting zodat een natuurvriendelijke oever ontstaat (functie EVZ). De klassieke constructie, maar nu in onbehandeld materiaal, kan wanneer deze wat forser van afmeting wordt gekozen, een even lange levensduur garanderen. Vanuit het verleden is gebleken dat de constructie veelal slijt door mechanische belasting door bijv. maaien. Materiaalkeuze: hout versus kunststof? Vanuit de functie EVZ is het gewenst om natuurlijke (liefst gebiedseigen) materialen te verkiezen boven kunststof. Kostentechnisch zal hout zeker goedkoper uitvallen; exacte bedragen heb ik echter momenteel niet beschikbaar. Langs de Bovenmark (geen scheepvaart!) zijn in het verleden proeven gedaan met alternatieve vormen; van Enkamatten met grindasfaltvulling voor flauwe taluds tot en met "levende" constructies van wilgenbussels voor ca. 0,50 m kerende hoogte. Meenemen of reactie vanuit commissie richting politiek gewenst is. Hoeft niet separaat te gebeuren namens de Unie is een collectieve reactie gegeven. Waarom voor IBA's die in eigen beheer zijn aangelegd slechts 1 ve betaald dient te worden en voor IBA's die via de gemeente zijn aangelegd 3 ve's. Klopt dit zo ja waarom? voor de lozing vanuit één woning waarin meer dan 1 persoon woont wordt bij lozing op de riolering of op oppervlaktewater normaliter 3 v.e. betaald. Als de lozer een IBA aanlegt en beheert wordt een behoorlijk zuiveringsredement behaald. Om die reden wordt een gereduceerde heffing opgelegd van 1 v.e. Indien de gemeente bij die woning een dergelijke IBA aanlegt (verbrede zorgplicht) en laat beheren door het waterschap, dus een ontzorging van de bewoner, behoort dit uiteraard financieel gecompenseerd te worden. In de praktijk betaalt de bewoner een bedrag aan de gemeente overeenkomend met het rioolrecht en een bedrag aan het waterschap voor de ongezuiverde lozing op de IBA van 3 v.e. Van dit bedrag besteed het waterschap 2 v.e. in de beheers- en onderhoudstaak van de IBA en de rest 1 v.e. voor de kosten van de restlozing. Toelichting KRW op 19 april Als zodanig geagendeerd Stand van zaken studie vismigratie Project is van 2006 naar 2007 doorgeschoven en zal dit jaar gaan plaatsvinden. Mogelijke locatie gemaal Brooijmans, Cruijslandse kreken. -8-

113 Stand van zaken IGA s regio West Oude Prinslandse Polders Mede op basis van de resultaten van de bijeenkomst van de klankbordgroep in oktober vorig jaar is een maatregelenpakket samengesteld. Dit pakket is doorgerekend om de effecten van de maatregelen te beoordelen en er zijn keuzes gemaakt voor het pakket dat we verder willen gaan uitwerken. Momenteel worden de rapportages opgesteld met de bevindingen uit de studie en worden de maatregelen nader uitgewerkt. De rapportages worden rond week 8 opgeleverd en vervolgens toegelicht tijdens de volgende bijeenkomst van de klankbordgroep in week 10. Na deze bijeenkomst wordt het definitieve maatregelenpakket opgesteld en, naar verwachting, ter goedkeuring voorgelegd aan het bestuur van het waterschap. Tonnekreek Mede op basis van de resultaten van de bijeenkomst van de klankbordgroep in oktober vorig jaar is een maatregelenpakket samengesteld. Dit pakket is doorgerekend om de effecten van de maateregelen te beoordelen. Momenteel is voor een groot aantal van de vraagstukken binnen het gebied een keuze gemaakt voor de maatregelen die hiertoe uitgewetk gaan worden. Voor de waterbergingsproblematiek moet nog worden beoordeeld of de voorgestelde maatregelen toereikend zijn of dat aanvullende ingrepen noodzakelijk zijn. De verdere planning en afronding van het project is afhankelijk van deze keuze. Naar verwachting wordt de definitieve rapportage april 2007 opgeleverd. Rietkreek - Langewater Deze IGA is begin december 2006 opgestart. Momenteel wordt gewerkt aan de modelbouw en het op orde krijgen van de basisgegevens. Binnenkort zal de eerste bijeenkomst van de projectgroep plaatsvinden om de eerste resultaten van de modelberekingen te bespreken. Molenbeek Voor deze IGA is onlangs opdracht verleend aan een adviesburo. Het startoverleg zal begin februari plaatsvinden. Cruijslandse kreken Idem aan Rietkreek. Deze trajecten gaan gelijk op. Brabantse Wal Modellering komt in week 6 gereed. Eerste klankbordgroep heeft in december plaatsgevonden, hierbij zijn kansen en knelpunten geïnventaiseerd. Hiervan wordt bekeken in welke mate ze bijdragen aan de doelrealisatie binnen het gebied. In opdracht het grenspark loopt een aparte modellering rond het groote meer door Royal Haskoning. Dit wordt beschouwd als een autonoom proces. D.w.z. dat daar voorgestelde maatregelen voor het Groote meer ook door het IGA model worden doorgerekend maar uitkomsten van het grensparkmodel zijn leidend. UIt de IGA zal voor het water uit de wal project de totale waterbergingsopgave (NBW) voor de Noordpolder Ossendrecht inzichtelijk worden gemaakt. Ook zal er een verdere concretisering van de hoeveelheid kuubs aan water wat uit de Brabantse Wal komt plaatsvinden. Planning is dat IGA gereed is in week

114

115 Agendapunt 5b BESPREKINGSVERSLAG Nummer : Barcode : *07U003136* *07U003136* Betreft : Regiocommissie Oost Datum : 16 april 2007 Plaats : 's Gravenmoer Aanwezig : De heren: J. van der Aa (voorzitter), B. Dankers, G. de Jong, A. Jongevos, P. de Leeuw, A. Theuns, W. Spierings, C. Weterings, J. Rombouts, J. van Hal en mevr. S. Dresen Afwezig : de heren H. van der Linden, R. Mutsaers, C. Schonewille, C. Segers Opgesteld door : mevr. A. Michielsen Kopie aan : aan- en afwezigen, de heren L. van den Broek, concernstaf, regiomanagers, archief Agenda punt Verslag Actie door 1. Opening en mededelingen De voorzitter heet de aanwezigen welkom. Er is een bericht van verhindering ontvangen van de heren Mutsaers, Van der Linden, Schonewille en Segers. De heer Dankers komt later. Wisselingen personeel: de voorzitter geeft een nadere toelichting over wisselingen van enkele personeelsleden bij regio oost. Tevens stelt de heer Rombouts stelt zich voor als nieuwe regiomanager Oost per 1 mei 2007 en in het vervolg secretaris van de regiocommissie. De heer Weterings verzoekt om t.z.t. aan hem kenbaar te maken wie het nieuwe aanspreekpunt is van district De Ham. De voorzitter zegt dit toe. Maaibestekken: Komend jaar zal de aanbesteding van maaiwerkzaamheden via een Europese aanbesteding plaatsvinden. Voor regio Oost is één bestek opgesteld, bestaande uit drie percelen n.l. voor elk district één. Gebieden welke worden uitbesteed zijn globaal: 1.Gebied ten westen van A16 en gebied ten noorden van Zevenbergschen Hoek tussen Lage Zwaluwe en A16. 2.Gebied ten noorden van Halve Zolenlijntje tussen Raamsdonkveer en Waalwijk. 3.Gebied gelegen ten zuiden van de lijn Oosteind- Kaatsheuvel en ten noorden van het Wilhelminakanaal. In dit bestek is rekening gehouden met de nieuwe richtlijnen Flora en Faunawet. Het onderhoud van de watergangen zal gedifferentieerd plaatsvinden. De overige watergangen zullen gemaaid worden in eigen beheer. Ook bij deze watergangen zal gedifferentieerd beheer en onderhoud worden toegepast. 2. Presentatie gedifferentieerd uitvoeren maaibeheer ivm de Flora en Faunawet door H. van Kapel De heer Van Kapel geeft aan de hand van een presentatie een toelichting op gedifferentieerd beheer en onderhoud na 2006 in relatie tot de nieuwe richtlijnen in de Flora en Faunawet. Een uitdraai van de presentatie wordt bij het verslag gevoegd. De heer Weterings vraagt om kritisch te kijken naar het beschikbare materiaal in relatie tot de breedte van de watergangen, zowel bij uitbesteden als bij uitvoeren in eigen beheer. J.Rombouts

116 Agenda punt Verslag Actie door De heer Spierings vraagt om tijdige goede communicatie en informatie naar de ingelanden en tevens plaatsing bekendmakingen in regionale kranten en Brabantse Dagblad. Het verzoek zal worden doorgegeven aan de afdeling Communicatie. De heer Weterings vraagt aandacht voor diegenen wiens perceel grenst aan een nietleggerwatergang en zelf het onderhoud doen. Wordt van hen ook gedifferentieerd onderhoud verlangd en hoe wordt dit gecontroleerd. De heer Van Hal geeft aan dat dit in de controle wordt meegenomen in de schouwvoering. De voorzitter geeft aan dat v.w.b. de leggerwaterlopen e.e.a. ook middels een brief kenbaar gemaakt zal worden aan betrokkenen. Dit zal worden opgenomen met de afdeling Communicatie. De veldgids Flora- en Faunawet is uitgereikt aan bestuursleden, ZLTO en Brabants Landschap. Getracht zal worden om eventuele leden die nog niet in het bezit zijn van de gids deze zo snel mogelijk aan hen toe te sturen (eventueel de 2 e druk). 3. Voorstel uniformering onttrekkingsverbod uit oppervlaktewater De nota is ter advisering aan de commissie toegezonden. Het betreft geen formeel verzoek om advies maar stuk ligt ter inzage (is in kranten gepubliceerd). De commissieleden kunnen op deze wijze hun zienswijze inbrengen. De heer De Leeuw vraagt hoe wordt bepaald dat de oppervlaktewaterstand tot meer dan 10 cm. beneden het zomerpeil is gedaald en waterstand niet langer gehandhaafd kan blijven door voldoende water in te laten. De voorzitter en de heer Van Hal wijzen op het bijgevoegde kaartje waarbij in rood de peilgebieden worden aangegeven. Het groene gebied heeft geen meetnet. Verder vraagt de heer De Leeuw of is er verschil wordt gemaakt tussen versmarkt en industriemarkt bij de groenten v.w.b. kapitaalintensieve teelt. De voorzitter antwoordt ontkennend. Naar aanleiding van een vraag omtrent aardbeien wordt geconstateerd dat deze teelt kan vallen onder de intensieve teelten (groentegewassen dan wel zachtfruitteelt). De heer Weterings merkt op dat tijdens de droogte van 2006 diverse bedrijven in problemen zijn gekomen. Dit wordt met deze nota niet opgelost. De heer Van Hal geeft aan dat de nota is bedoeld om te uniformeren zodat in het gehele gebied dezelfde regels worden gehanteerd. Voor het overige neemt de commissie kennis van de nota. 4. Evaluatie Keur en ontheffingenbeleid. De commissie neemt de evaluatie voor kennisgeving aan 5. Vervolg Beleidsnota Grondverwerving Het Algemeen bestuur heeft ingestemd met het meer marktconform omgaan met grondprijzen De nota wordt door de regiocommissie ter kennisgeving aangenomen 6. Bestrijding blauwalgen Mark-Vlietboezem en wijziging wateraanvoerbeleid. De nota is voor de regiocommssie van belang voor wat betreft de inlaat vanuit Wilhelminakanaal om de Mark-Vlietboezem door te spoelen en de bruinrotbacterie. Gemeld wordt dat het beregeningsgebied ten aanzien van de bruinrotbacterie ten oosten van de A16 is aangepast. De nota wordt verder voor kennisgeving aangenomen. 7. Projecten stand van zaken relevante projecten. Actuele projecten in de Regio welke komende periode uitgevoerd gaan worden zijn: 1. Baggeren klasse 3 en 4 watergangen te zuiden van Oosteind, Buitenpolder van Waalwijk en ter hoogte van Sluisweg te Made. 2. Oudeweg Lage Zwaluwe Betreft het herstel en aanpassing van waterlopen en duikers, verplaatsing van lozingspunt van een overstort en het maken van berging voor de afvoer van het stedelijk water uit de kom Lage Zwaluwe Krediet voor dit project is in het AB van 4 april verleend. Start van dit project J.Rombouts -2-

117 Agenda punt Verslag Actie door mei/juni 3. Stuw Tichelrijt Het plan voor de aanleg van een nieuwe stuw langs de Vierbundersweg in Dongen is in een vergevorderd stadium. Stuw is noodzakelijk om bovenstrooms van de genoemde weg een hoger peil te kunnen blijven hanteren en een noodzakelijke berging te kunnen realiseren. Daarnaast kan hierdoor een lager peil op het industrieterrein gehandhaafd worden. Bedoeling is deze stuw nog dit jaar te realiseren. 4. Ecoduiker Bredaseweg De gemeente Tilburg gaat nog dit jaar starten met de aanleg van een ecoduiker bij/naast de bestaande duiker van de Donge onder de Bredaseweg. Het waterschap verleent hieraan een bijdrage van ,- 5. Burgemeester Thijssenlaan Waalwijk In samenwerking met de gemeente wordt binnenkort gestart met de verbetering van de waterpartij nabij de Burg. Thijssenlaan. Aanpassing was noodzakelijk door de aanhoudende waterkwaliteits- en stankproblemen in deze waterpartijen. D.m.v. doorspoeling, het ecologisch herinrichten van waterpartijen en afkoppelprojecten zal naar verwachting de waterkwaliteit aanzienlijk verbeteren. 6. Waterberging Rielsedijk/Groene Leij Samen met de gemeenten Tilburg en Goirle gaat het waterschap in combinatie met de Stichting Golfbaan Groene Leij naast de Katsbogte en ten zuiden van de A58 een regionale waterberging, een golfbaan een GHS tracé realiseren. Aanleg vermoedelijk medio Vistrap Prise d eau In gelijktijdigheid met de aanleg van de uitbreiding van de golfbaan Prise d eau legt het waterschap een vistrap aan in de Donge. Daarnaast vindt er ook nog een herinrichting bovenstrooms van de vistrap plaats. Uitvoering is net gestart. Er wordt gediscussieerd over de vistrappen in het gebied. Activiteiten zullen voortvloeien uit de voorstellen in verband met stroomgebiedsplan Kaderrichtlijn. 8. Overname Stedelijk Water Met enkele gemeenten zijn overleggen bezig over de overname van stedelijke wateren. Concreet zijn de plannen voor enige waterpartijen in Oosterhout en Gilze-Rijen. Alle wateren in Drimmelen moeten nog worden overgenomen. De gemeente gaat deze eerst opknappen waarna, vermoedelijk nog voor 2010, alle stedelijke wateren binnen deze gemeente kunnen zijn overgenomen. 9. Vijf Eiken Oosterhout In samenwerking met de gemeente wordt aan de Oostzijde van het industrieterrein Vijf Eiken een regionale waterberging gerealiseerd. Deze berging doet ook dienst voor een deel van het stedelijke gebied. Realisering naar verwachting begin IGA Gat van de Ham: is inmiddels gestart. De tweede klankbordgroepbijeenkomst is gehouden met een redelijk goede opkomst. 11. IGA Oosterhout-Waalwijk is inmiddels gestart met de klankbordgroep. 12. IGA s Groote Hultense Leij en Oude Leij. Deze zullen in de loop van de zomer 2007 starten. De voorzitter vraagt om suggesties voor de bemensing van de klankbordgroep. Opgave via de heer Rombouts. De heer Spierings verzoekt om hem van de lijst van klankbordgroep-leden Gat van den Ham te verwijderen. Mevr. Michielsen zal hiervoor zorgdragen. 8. Wat leeft er in de regio. De heer Dankers: In Vossenberg West wordt water ingelaten ivm risico voor brand zodat de brandweer beschikking heeft over water. Dit watert af in de Onkelsloot. Inlaat water voor landbouw is in het verleden geweigerd ivm waterkwaliteit. De heer Dankers vraagt hoe dit kan en of er naar kwaliteit is gekeken. Hierover zal antwoord geformuleerd worden. De heer Dankers: is het waterschap nog steeds betrokken is bij de droge EVZ vanaf het Wilhelminakanaal richting Huis ter Heide (Lobelia). De voorzitter antwoordt dat waterschap hierbij betrokken is. I.v.m. het feit dat het om een droge EVZ gaat ligt A.Michielsen J.Rombouts -3-

118 Agenda punt Verslag Actie door hier geen verplichting voor het waterschap. De heer De Jong: de gemeente Dongen heeft het idee opgevat om een recreatieve wandel- en fietsroute langs de Donge te ontwikkelen. Voor het waterschap liggen hier wellicht kansen om bv. bergingen aan te leggen of het meanderen van de Donge. De voorzitter geeft aan dat de suggestie wordt gewaardeerd en het Waterschap hier open voor zal staan. De heer Weterings: Grondverwerving: als opgelegd wordt dat grond verworven moet worden voor bv. EVZ s of waterbergingen, betreft het dan een maatschappelijke opdracht zodat een maatschappelijke prijs kan worden gegeven. De voorzitter verwijst naar de beleidsnota grondverwerving en het advies in het AB-besluit omtrent marktconform omgaan met grondprijzen. De heer Weterings: wordt het waterschap in een vroeg stadium betrokken bij waterplannen. De heer Van Hal antwoordt bevestigend. De heer Spierings: draagvlak in het gebied voor de Westelijke Langstraat is laag i.v.m. voorgenomen aanpassingen van de grondwaterstanden. Burgers maken zich zorgen en verlangen duidelijkheid. De heer De Leeuw: er wordt in de regio veel beregend dmv haspels met gebruik van oppervlaktewater. Hij vraagt aandacht voor betere benutting van grondwater met behulp van drainage. De heer Theuns: Oranjewoud en gemeente Waalwijk zullen binnen twee weken het rapport presenteren m.b.t. het maken van een doorsteek van het Zuiderafwateringskanaal richting Waalwijkse haven dmv een keersluis. In het rapport zullen twee alternatieven worden aangegeven. Rapport zal t.z.t. ook naar het waterschap worden gezonden zodat overleg kan starten. 9. Verslag 22 januari Punt 9: Verschil deponeren van maaisel in de gemeente Loon op Zand en gemeente Dongen. Dit was een gevolg van een verzoek van de gemeente Dongen. Districtopzichters en gemeente Dongen hadden omtrent de verdeling van het maaisel met de gemeente Dongen afspraken gemaakt, welke afweken van het gestelde in de keur. Gebied van de gemeente Dongen is nu opgenomen in het Europese bestek. In het bestek zijn de regels zoals gesteld in de keur opgenomen. Oneven jaren maaisel (stroomopwaarts gezien) rechts. Even jaren maaisel (stroomopwaarts gezien) links. Mevr. Dresen vraagt nogmaals om het onderwerp Jacobskruiskruid op internetpagina te plaatsen bij tuintips. Voor het overige stemt de vergadering in met het verslag. 10. Rondvraag Mevr. Dresen: naar aanleiding van klachten over zakken cement die in het water terechtgekomen, is gebleken dat het voor burgers niet altijd duidelijk is met wie contact opgenomen dient te worden in het geval van klachten over o.a. onderhoud van watergangen. De heer Van Hal antwoordt dat in principe een afspraak is gemaakt tussen de verschillende instanties waarbij vragen/klachten direct worden doorgespeeld of klanten worden doorverbonden. Nadere afspraken hierover zullen worden gemaakt in het bestuurlijk overleg met de diverse gemeenten. De voorzitter deelt mede dat er een gezamenlijke bijeenkomst zal worden gehouden met de externe leden van alle drie de regiocommissies waarbij een presentatie zal worden gegeven over de Kaderrichtlijn Water, maatregelen De bijeenkomst zal waarschijnlijk in oktober plaats gaan vinden. De heer Dankers merkt op dat het verlenen van ontheffingen (te) lang duurt. Gemeld wordt dat dit mede bepaald wordt door de formele termijnen. 11. Sluiting. De vergadering wordt om gesloten. -4-

119 Agendapunt 5c BESPREKINGSVERSLAG Nummer : 07I Betreft : Overleg regiocommissie midden Datum : 17 april 2007 Plaats : kantoor Uvenhout Aanwezig : De dames J.H.C. Dielissen, M.L.P.L. Knipscheer en S. Schokker, de heren E.C. Baartmans, D.H. van Bruggen, P.N.M. Hendrickx, C.A.J. Jochems, M.A.J. van Koulil, J.S.A.S. Rombouts, H. Schep. Gasten: J.H. Agema en W.T. de Vries Afwezig : De heren T.C.E. Hendriks, J.C.M.M. Pijs, H.H. Reininga, H. Schep en E. Tilborghs Opgesteld door : Mieke Peeters Kopie aan : Aan- en afwezigen, mevrouw J.L.C.M. Genet-Flipsen, de heren J.P. van Hal, A.P. Lambregts, E. Pompe, C.P.M. Verbart, RAB 1. Opening en Mededelingen De voorzitter, mevrouw Dielissen, opent om 15:10 uur de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom. Een bericht van verhindering is binnengekomen van de heren Hendriks, Pijs, Reininga, Schep en Tilborghs. De heer Van Bruggen sluit later bij de vergadering aan. De heer Rombouts gaat per 1 mei a.s. de functie vervullen van regiomanager in s Gravenmoer (regio oost). De voorzitter en commissie bedanken de heer Rombouts voor zijn inzet en wensen hem veel succes in zijn nieuwe functie. Maaibestekken: Per 2007 worden de onderhoudswerkzaamheden aan de waterlopen Europees aanbesteed. Het gedifferentieerd onderhoud is als gevolg van de flora en faunawet in een uniforme besteksvorm doorvertaald die voldoet aan de Europese regelgeving. De bestekken staan momenteel uit; vrijdag 20 april a.s. vindt de aanbesteding plaats en vervolgens selectie op basis van kwaliteitscriteria en prijs. De inschrijvers moeten aan een aantal kwaliteitsnormen voldoen, waarbij o.a. hoge eisen worden gesteld aan de communicatie (taal). De mogelijkheid bestaat dat aannemers inschrijven die vervolgens met onderaannemers gaan werken. Voordat de maaiwerkzaamheden starten wordt hierover uitgebreid gecommuniceerd met zowel de streek als intern. 2. Verslag en actiepuntenlijst Het verslag en de actiepuntenlijst worden voor kennisgeving aangenomen. Naar aanleiding van punt 6. van het verslag, ontwerp instrumentarium waterberging, zullen beide adviezen worden meegenomen in het advies aan het dagelijks bestuur. Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld, met dank aan de samenstellers. 3. Aanpassing scheepvaartklasse 4 Mark en Dintel De regiocommissie wordt advies gevraagd over de aanpassing van de scheepvaartklasse op riviervak II van de Mark. Vanuit een gerechtelijk verzoek van een aannemer is tot een schikking gekomen om de scheepvaartklasse op de Mark en Dintel aan te passen van 3 naar 4. Het waterschap voert de werkzaamheden in twee fasen uit geheel op kosten van de provincie. In de eerste fase dient op een aantal plaatsen in het traject voorzieningen te worden getroffen die hoofdzakelijk bestaan uit het aanbrengen en aanpassen van remmingswerken. Na uitvoering van deze werkzaamheden zal gedurende een jaar proef worden gevaren. Vervolgens zal op basis van metingen de tweede fase worden uitgevoerd.

120 In dit kader merkt de heer Jochems op onlangs aanwezig te zijn geweest bij IGA-bijeenkomst Noord- Rand midden. Tijdens dit overleg werden plannen besproken over grootschalige uitbreiding naar honderden ligplaatsen in het nieuwe gedeelte van de Leurse Haven. De heer Jochems spreekt zijn zorg uit over deze ontwikkeling. De heer Hendrickx vindt het moeilijk inhoudelijk over de notitie te adviseren omdat het een vrij technisch verhaal betreft. Advies De regiocommissie adviseert positief aan het dagelijks bestuur. 4. Waterberging Zundert De heer De Vries geeft aan de hand van sheets een toelichting op waterberging Zundert. Het project waterberging Zundert is nog in voorbereiding. Onlangs is een positieve informatiebijeenkomst met ca. 40 belangstellenden, in de streek gehouden. De belanghebbenden zijn gericht aangeschreven. De uitvoeringsperiode van dit project is gepland in De vergunning- en inspraakprocedure vindt plaats in maart/april De voorzitter is van mening dat door de te houden inspraakavonden veel bezwaren kunnen worden weggenomen. Aanleiding tot dit project is de mogelijkheid tot verwerving en inrichting van gronden in het kader van de ruilverkaveling Zundert. Op verzoek van het waterschap heeft de landinrichtingscommissie onderzocht en aangegeven of grondverwerving mogelijk was op plaatsen die volgens het waterschap in aanmerking komen voor waterberging. Er worden zeven locaties ingericht. Op verzoek van de regiocommissie is onderstaand per locatie de maximaal te bergen m3 en de maximale waterdiepte (maximale waterstand tot bodem waterberging) in meters aangegeven: 1. Prof. Van de Hoevenstraat m m 2. Boontuinen m m 3. Noord-Oost Zundert m m 4. Mortelbeek m m 5. Oostelijk van instroom Sluiskens m m 6. Schrobbenloop m m 7. Kleine Beek m m Een inrichtingsschets is gemaakt van alle gebieden. Een schetsontwerp van alle locaties zal aan de regiocommissie worden toegezonden (actie W. de Vries). De voorzitter dankt de heer De Vries voor zijn toelichting en spreekt de wens uit dat het project volgens planning zal verlopen. 5. Stand van zaken Integrale Gebiedsanalyses en inhoudelijke toelichting IGA Noord-Rand midden De heer Agema deelt mee dat op woensdag 21 maart j.l. er vier informatiebijeenkomsten voor gebied Noordrand Midden zijn gehouden. In deze zittingen zijn de mogelijke maatregelen in respectievelijk de gebieden Weimeren, Strijpen/De Berk, Polder Zwartenberg en Kelsdonk/Zwermlaken besproken. Een goede communicatie draagt bij aan de totstandkoming van de definitieve maatregelenkaart. Het waterschap wil na het afronden van de visie op korte termijn starten met de uitvoering van de maatregelen, waar mogelijk in samenwerking met andere partijen. De taak van het waterschap in dit gebied is het aanleggen van twee ecologische verbindingszones (Kibbelvaart en Laakse Vaart), het herstel van zeven wielen langs de Halsche Vliet en twee wielen in het natuurgebied Weimeren met de functie waternatuur, het realiseren van regionale waterberging en het optimaliseren van het gronden oppervlaktewaterregime voor de functies in het gebied (landbouw, natuur en wonen). Om te komen tot de definitieve maatregelenkaart wordt nog gezocht naar een optimale oplossing voor het inlaten van gebiedsvreemd water en het versneld afvoeren van water (spanningsveld). Het aankopen van gronden voor waterberging in dit gebied is geen primair doel op zich, maar wel een optie. De heer Jochems stelt voor bij de aankoop over de projectgrenzen heen te kijken (bv. door uit te ruilen met LI Weerijs) waardoor de mogelijkheden tot grondruil worden vergroot. -2-

121 Ten aanzien van de Zwartenbergse polder vraagt de heer Hendrickx op welke wijze meer kwelwater in de natuurgebieden kan worden teruggebracht. De vereiste kwel in de natuurgebieden kan echter alleen worden teruggebracht door het waterpeil in de Zwartenbergse polder met ongeveer 1,4 m. te verhogen. De voorzitter dankt de heer Agema voor zijn toelichting. 6. Belangen Recreatie-Water In verband met de afwezigheid van de heer Hendriks komt dit agendapunt te vervallen. 7. Gedifferentieerd beheer en onderhoud na 2006 De heer Van Kapel geeft aan de hand van een presentatie een toelichting op het gedifferentieerd beheer en onderhoud na 2006 in relatie tot de nieuwe richtlijnen in de Flora- en Faunawet. Mevrouw Schokker is van mening dat het uitvoeren van beheer en onderhoud volgens de nieuwe richtlijnen veel controle vraagt. De heer Van Kapel zegt dat het inderdaad een hele omschakeling zal zijn en veel aandacht zal vragen. Het vraagt ook veel begrip en opleiding van de medewerkers zelf. Naar aanleiding van een vraag van de heer Hendrickx over het afvoeren van maaisel, m.n. bij ecologische verbindingszones, antwoordt de heer Van Kapel dat de wijze van afvoeren onveranderd zal blijven. De voorzitter dankt de heer De Van Kapel voor zijn toelichting. 8. Evaluatie Keur en ontheffingenbeleid Dit agendapunt wordt voor kennisgeving aangenomen. 9. Beleidsontwikkeling water vasthouden in de haarvaten Deze notitie wordt door de regiocommissie ter kennisgeving aangenomen. 10. Voorstel uniformering onttrekkingverbod uit oppervlaktewater Om uniforme normen voor onttrekkingverbod uit oppervlaktewater door te voeren voor het gehele beheersgebied van het waterschap, met ingang van zomer 2007, ligt het voorstel ter inzage van 4 april tot 2 mei De heer Hendrickx maakt hiervoor zijn complimenten. De heer Hendrickx vraagt zich af hoe de nieuwe afvoernormen, m.n. voor categorie C, Bovenmark en Aa of Weerijs, zich verhouden tot het oude beleid. Het is echter moeilijk te beoordelen of de verhoudingen reëel zijn, differentiatie voor gewassen vindt hij een goede zaak. De heer Rombouts geeft aan dat de meeste veehouders in het zandgebied voor gras reeds uit een grondwaterput beregenen en niet via het oppervlaktewater. De heer Jochems is van mening dat de regels met betrekking tot het onttrekken van grondwater om daarmee te beregenen op grasland, overdag aangescherpt mogen worden. 11. Gemeentelijk RioleringsPlan Halderberge Deze notitie wordt door de regiocommissie ter kennisgeving aangenomen. 12. Bestrijding blauwalgen Mark-vliet boezem en wijziging wateraanvoerbeleid In het najaar van 2006 is onderzoek verricht naar de oorzaak van de grote concentraties blauwalgen met vorming van drijflagen in de Mark-Vliet boezem en welke beheersmaatregelen er getroffen kunnen worden om dit in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. Om de verblijftijd van de Mark-Vliet boezem te verkleinen tot een niveau waarbij er geen grote concentraties blauwalgen meer kunnen voorkomen, is een debiet nodig van minimaal 7 m3/s. Op dit moment zitten we al onder het debiet van minimaal 7 m3/s en wordt water ingelaten vanuit de Amertak. 13. Beheer en onderhoud Strijbeekse Beek In het kader van het groot onderhoud en achterstallig onderhoud aan de Strijbeekse beek is het waterschap onlangs terechtgewezen door oplettende burgers. Door de dijkgraaf zijn excuses hiervoor aangeboden aan het algemeen bestuur. Om dit in de toekomst te voorkomen zullen geen werkzaamheden meer plaatsvinden zonder dat de regio-ecoloog daarbij in het veld betrokken is. -3-

122 14. Stand van zaken huisvesting Bouvigne De voorzitter geeft een toelichting op de huidige stand van zaken huisvesting Bouvigne. Op korte termijn wordt een beslissing genomen over de aanvraag Monumentenvergunning. Een boekje over de plannen omtrent Bouvigne zal worden opgevraagd bij de heer Van Geelen en aan de regiocommissie worden toegezonden (actie Mieke). 15. Nieuwsbrieven/persberichten Voorafgaand aan deze vergadering is tussentijds een aantal nieuwsbrieven aan de regiocommissie toegezonden, t.w.: Waterschap toont plannen Bouvigne Waterschap bouwt nieuwe zuivering in Riel Reconstructiecommissie De Baronie, nr. 12 Informatiebijeenkomst Voorbos en Broekloop Waterschap legt vistrap aan in Aa of Weerijs Waterschap werkt mee aan vermindering gebruik bestrijdingsmiddelen Waterschap legt eigen gebruik bestrijdingsmiddelen aan banden. 16. Rondvraag De datum voor het veldbezoek van de regiocommissie dient nog te worden vastgelegd. Eventuele suggesties voor het programma zijn van harte welkom. 17. Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 17:05 uur. Aktiepuntenlijst: Aktie * Kaarten Weerijs WV * Brochure Bouvigne MP -4-

123 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I Barcode: 07I Onderwerp: Jaarrekening 2006 Sector en afdeling: Financiën/ICT; Financieel Economische Zaken Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 8 Ter inzage: Bijlagenboek Bijlagen: Jaarrekening 2006 inclusief goedkeurende accountantsverklaring en rapport van de accountant Aan het algemeen bestuur Inleiding Het dagelijks bestuur geeft in een aparte hierbij gevoegde brief haar visie weer over de rapportage van de accountant. Hierbij treft u de jaarrekening over 2006 aan. De jaarrekening is gecontroleerd door Deloitte Accountants en voorzien van een goedkeurende verklaring. De jaarrekening is opgesteld conform de geldende comptabiliteitsvoorschriften en volgens het BBP-2 model zoals dat door de Unie van Waterschappen is geadviseerd. Het waterschap heeft per saldo een positief saldo gerealiseerd van ,-. Gemeld kan worden dat het waterschap de voorgenomen activiteiten op exploitatiebasis voor het overgrote deel heeft uitgevoerd. De Jaarrekening 2006 bestaat uit: 1. De nota financieel beheer waarin de belangrijkste zaken omtrent het financieel beheer over 2006 aan de orde komen (samenvatting beleidsvelden, resultaatbestemming, toelichting van de grootste verschillen van de lasten en baten ten opzichte van de begroting 2006 en het voorgaande jaar). 2. Geconsolideerde balans met toelichting. 3. Rekening van lasten en baten op kosten en opbrengstsoorten met toelichting. 4. Jaarrapportage per beleidsveld. 5. Enkelvoudige balans. 6. Diverse verplichte (gecomprimeerde) bijlagen. Voor de meer gedetailleerde overzichten wordt u verwezen naar het ter inzage liggende bijlagenboek.

124 Vraagstelling Voorstel aan het AB om de jaarrekening 2006 vast te stellen en in te stemmen met het voorstel tot bestemming en dekking van de saldi per taak. De totale lasten en baten voor de jaarrekening 2006 geven het volgende saldo te zien (alle taken): Oorspronkelijke (x 1.000,-) Begroting 2006 Rekening 2006 Totale lasten -/ / Totale baten (incl. bijdrage provincie Noord-Brabant) Jaarresultaat / Onttrekking Calamiteitenreserve 107 Exploitatieresultaat / Mutatie egalisatiereserves: - egalisatiereserve waterkeringszorg -/ / egalisatiereserve waterkwantiteitsbeheer egalisatiereserve waterkwaliteitsbeheer -/ /- 197 toevoeging aan bestemmingsreserve - toevoeging calamiteitenreserve toekomstige wachtgeldaanspraken personeel Totaal -/ TOTAALBEELD: In de oorspronkelijke begroting 2006 werd een 0,6 miljoen (nadelig) nadelig bedrijfsresultaat geraamd van De inschatting van het bedrijfsresultaat zoals 3,0 miljoen (voordelig) gemeld in het AB van 6 december 2006 was (managementletter 4)* Het bedrijfsresultaat in de voorliggende jaarrekening is 0,8 miljoen (voordelig) * In de managementletter 4 is aangegeven dat het bedrijfsresultaat 3,6 miljoen positiever zal zijn dan oorspronkelijk begroot. Daarmee is in de managementletter 4 een bedrijfsresultaat van 3 miljoen geprognotiseerd. Als bijlage bij deze covernota treft u een tabel aan waarbij per beleidsveld de grotere verschillen worden getoond ten opzichte van de jaarrekening 2005, de oorspronkelijke begroting 2006 en de prognose van de 4 e managementletter over Ter indicatie is een kolom met de begrotingscijfers voor 2007 bijgevoegd. In de jaarrekening 2006 zijn de verschillen ten opzichte van de jaarrekening 2005 en begroting 2006 toegelicht. Ten opzichte van de inschatting die in de vergadering van het algemeen bestuur van december 2006 is weergegeven, geeft de rekening 2006 een nadeel van 2,2 miljoen. De belangrijkste posten die dit nadeel veroorzaken zijn: - Lagere ingeschatte opbrengsten voor de verontreinigingsheffing 1,0 miljoen (nadeel) (voornamelijk door verplaatsing en wijzigingen in productieproces meetbedrijven) - In de vergadering van het algemeen bestuur van 6 december is besloten om over te gaan tot het extra afschrijven van de niet meer aan te wenden kosten van het krediet van de definitieve huisvesting 2,3 miljoen (nadeel) - Op beleidsveld 4000, "bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken" is een overschot ontstaan dit bestaat uit lagere energiekosten, slibverwerkingskosten en verontreiningingsheffing voor lozing op rijkswateren. 0,6 miljoen (voordeel) - Daarnaast is een verschil ontstaan tussen managementletter 4 en de jaarrekening doordat in de managementletter 4 geen rekening is gehouden met de storting in de reserve wachtgeld van personeel van 0,5 miljoen (voordeel) Het exploitatiesaldo over 2006 bedraagt per saldo ,- positief. De geadviseerde bestemming en dekking treft u hieronder aan. De netto kosten van de functie Vaarwegenbeheer bedragen ,- en worden gedeclareerd bij de provincie Noord-Brabant.

125 Strategie Niet van toepassing. Beoordeling Financiële gevolgen ja, namelijk conform bijgaand advies toename en afname van de reserves door bestemming van het resultaat 2006 Juridische gevolgen niet van toepassing Personele gevolgen niet van toepassing Overig niet van toepassing Communicatieparagraaf Uiterlijk 2 weken voor de vaststelling door het algemeen bestuur dient de jaarrekening 2006 met bijhorende stukken ter inzage te worden gelegd. Dit wordt via de geëigende kanalen bekend gemaakt. Na vaststelling wordt de jaarrekening met bijbehorende stukken ter goedkeuring aan College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant gezonden. Advies: Het AB: stelt de jaarrekening over 2006 vast en stemt in met de onderstaande verdeling van het positieve exploitatiesaldi over 2006 van , ,- te onttrekken aan de egalisatiereserve waterkering; ,- toe te voegen aan de egalisatiereserve waterkwantiteit; ,- te onttrekken aan de egalisatiereserve waterkwaliteit; ,- toe te voegen aan de calamiteitenreserve waterkwaliteit; ,- toe te voegen aan de wachtgeldaanspraken personeel. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

126

127

128

129

130

131

132

133

134

135

136

137

138

139

140

141 Aan het Algemeen Bestuur van Waterschap Brabantse Delta Uw brief van : Uw kenmerk : Ons kenmerk : Barcode : Behandeld door : Doorkiesnummer : Datum : Verzenddatum : *07I001392* *07I001392* de heer G. van der Lienden mei mei 2007 Onderwerp: reactie van het dagelijks bestuur op het rapport van de accountant Geacht bestuur, Onderstaand treft de reactie van het dagelijks bestuur op de bevindingen van de accountant aan. De accountant heeft bij de jaarrekening 2006 een goedkeurende verklaring verstrekt en in het bijbehorende rapport de bevindingen en aanbevelingen naar aanleiding van de controle gedaan. In deze paragraaf wordt de visie van het dagelijks bestuur over de rapportage van de accountant weergegeven. Het dagelijks bestuur heeft kennis genomen van de bevindingen en aanbevelingen van de accountant. Het dagelijks bestuur kan zich vinden in de bevindingen van de accountant en zal hiervan goede notie nemen en de aanbevelingen zoveel als mogelijk doorvoeren. Het onderwerp opbrengsten uit eigendommen stond vorig jaar eveneens in het rapport van de accountant. De organisatie heeft aandacht voor de aanbevelingen van de accountant maar heeft door prioriteiten op het gebied van het ambitieuze bestuursprogramma helaas deze aanbevelingen nog niet in de volle omvang over kunnen nemen. Binnen de organisatie zijn maatregelen genomen om voor 1 oktober 2007 de eigendommen administratie op het gewenste niveau te hebben. Met betrekking tot de opmerking van de accountant over de verwerking van de agio van de NV Slibverwerking Noord-Brabant (SNB) delen wij u mede dat een onderzoek gestart zal worden om de verantwoording van de agio en de herwaardering van de balanswaarde agio op een adequate manier te kunnen verwerken rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen waarbij zoveel mogelijk budgettaire gevolgen kunnen worden gecompenseerd. De accountant heeft in het rapport in 6.4 een opmerking gemaakt over teveel verantwoorde opbrengsten vanwege de beëindiging van de huurrelatie inzake de baggerbewerkingsinstallatie Zwartenberg ( ,-) en in 6.6 een opmerking over enerzijds teveel verantwoorde servicekosten voor het kantoor Bergschot ( ,-) en anderzijds een te laag ingeschat bedrag aan energiekosten ( ,-). De correctie van deze bedragen vindt plaats in het boekjaar Wij hopen u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

142

143 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I Barcode: 07I Onderwerp: Investeringsplan Sector en afdeling: Strategisch Beleid en Onderzoek, bedrijfsbureau Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 9 Ter inzage: Bijlagenbundel IP Bijlagen: Investeringsplan Aan het algemeen bestuur Inleiding Jaarlijks wordt een investeringsplan opgesteld. Een investeringsplan brengt in beeld welke noodzakelijke investeringen moeten worden gedaan om de afgesproken doelstellingen waar te maken, welke financieringsbehoefte hiervoor nodig is, welke lastenontwikkeling dit tot gevolg heeft en wat de planning hiervan is. De recent opgestelde voorjaarsnota 2007 vormt de basis voor het nog op te stellen investeringsplan Dit investeringsplan wordt vervolgens gebruikt als input voor de Begroting 2008 en Meerjarenraming Vanwege de vele overeenkomsten met de voorjaarsnota en de gedetailleerde slag die in de voorjaarsnota 2007 al is gemaakt, wordt voorgesteld om in te stemmen met een andere invulling van het investeringsplan In dit investeringsplan zijn veel inhoudelijke dubbelingen eruit gehaald en daarmee onnodig werk voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan: 1) Het niet volledige herprogrammeren van projecten. 2) Meer nadruk leggen op de professionaliseringsslag van het investeringsplan. 3) Invulling geven aan de onbenoemde investeringsvolumes aan het einde van de planperiode en het jaarlijkse investeringsbedrag voor KRW. Vraagstelling Het algemeen bestuur wordt gevraagd in te stemmen met het investeringsplan Strategie Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven. Investeringsplanning en lastenontwikkeling Op basis van het investeringsplan kan worden geconcludeerd dat de spreiding van de investeringsuitgaven over de jaren, ondanks een aantal nieuwe projectiniatieven, binnen de financiële kaders van de voorjaarsnota blijven. De met deze investeringen samenhangende kapitaallasten stijgen in 2012 iets uit boven de lasten van de voorjaarsnota. Doelrealisatie Qua doelrealisatie komt naar voren dat er ook na de bestuursperiode voldoende projecten zijn om de huidige koers desgewenst voort te kunnen zetten. Alleen voor de doelstelling "beek-en kreekherstel" zullen nog projecten moeten worden gezocht. Professionaliseringsslag IP Met de professionaliseringsslag van het investeringsplan (kengetallen, duurzame investeringsniveaus en levenscyclus kosten) zijn we ook een stapje verder gekomen. Toch blijkt het moeite te kosten gezien de voortgang die is geboekt. Er worden ondertussen wel plannen gemaakt om te komen tot assetmanagement.

144 Beoordeling Financiële gevolgen ja, namelijk zie investeringsplan Juridische gevolgen niet van toepassing Personele gevolgen niet van toepassing Overig niet van toepassing Communicatieparagraaf Het definitieve investeringsplan zal na vaststelling worden verspreid. Ook de consequenties van het investeringsplan zullen vervolgens worden uitgedragen in de organisatie. Advies: het AB stemt in met het voorliggende investeringsplan Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

145 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I Barcode: 07I Onderwerp: Beschrijving waterstaatsgeschiedenis gebied Brabantse Delta Sector en afdeling: Concernstaf Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 10 Ter inzage: -- Bijlagen: beschrijving hoofdstukken Aan het algemeen bestuur Inleiding In de vergadering van ons dagelijks bestuur van 10 oktober 2006 hebben wij besloten tot het doen uitvoeren van een vooronderzoek naar het beschrijven van de waterstaatsgeschiedenis in het gebied van Brabantse Delta. De reden hiervan was dat voor dit gebied nog geen wetenschappelijke beschrijving voorhanden is van de waterstaatsgeschiedenis en dat wij een dergelijke geschiedschrijving zeer belangrijk vinden mede gelet op onze maatschappelijke rol op dit terrein. Voor het vooronderzoek is opdracht gegeven aan de heer dr. Jan van den Noort, zelfstandig historisch onderzoeker, cartograaf en geograaf te Rotterdam. Dit vooronderzoek is inmiddels afgerond en heeft geleid tot de conclusie dat binnen twee tot twee en een half jaar een goed doorwrochte geschiedschrijving van wetenschappelijke niveau over de waterstaatsgeschiedenis van dit gebied kan worden gekomen. Wij zijn voornemens de heer Van de Noort opdracht te verlenen tot dit voortgezette onderzoek en het schrijven van een manuscript, dat in boekvorm zal worden uitgegeven. In dat kader doen wij het algemeen bestuur het voorliggende voorstel. Vraagstelling Stemt het algemeen bestuur in met het verlenen van een opdracht aan de historicus dr. J. van de Noort tot het beschrijven van de waterstaatsgeschiedenis van het gebied van Brabantse Delta. Strategie De heer Van de Noort heeft op basis van zijn vooronderzoek een voorstel geformuleerd voor het produceren van een manuscript/boek op grond van het volgende. Het boek krijgt zowel een chronologische als een thematische indeling. Het opent met een historisch geografische inleiding over het gebied van Brabantse Delta en de vorming van waterschappen vanaf de late Middeleeuwen. Aansluitend volgen zes hoofdstukken waarin steeds een centraal thema wordt aangesneden met het focus op een bepaald tijdsgewricht. De waterscheiding tussen de hoofdstukken ligt bij het ontstaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1572, de lange negentiende eeuw en de Watersnoodramp van De hoofdstukindeling luidt: 1. Nieuw Brabants landschap, Late Middeleeuwen tot Vier Bergen en Breda, stad en verstedelijking, vanaf 1572 tot in de 19 e eeuw. 3. De lange arm van de Maas, 19 e eeuw tot Vervoer van en over water, 19 e eeuw tot Open en dicht, 1953 tot heden. 6. Suiker, leer en afvalwater, jaren vijftig tot heden. 7. De wording van Brabantse Delta, jaren vijftig tot heden. 8. Verantwoording.

146 Voor een toelichting op de afzonderlijke hoofdstukken verwijzen wij u naar de bijlage. Het boek zal een geschatte omvang van ca. 200 pagina s hebben en in een nader te bepalen oplage worden afgedrukt met een minimum van 2000 exemplaren. Ter ondersteuning van de heer Van de Noort zal een begeleidingscommissie functioneren bestaande uit: - historisch geograaf professor emeritus dr. Gerard van de Ven (Universiteit van Amsterdam); - milieu- en waterstaatshistorica dr. Petra van Dam (Vrije Universiteit van Amsterdam); - onafhankelijk wetenschappelijk onderzoeker en freelance stads-/bedrijfshistoricus dr. Henk Muntjewerff; - voorzitter en secretaris directeur van Brabantse Delta. Beoordeling Financiële gevolgen Omdat ook andere organisaties belang kunnen hechten aan de totstandkoming van een wetenschappelijke geschiedschrijving van de waterstaatsgeschiedenis van het gebied van Brabantse Delta, hebben wij verschillende organisaties en overheden benaderd voor een bijdrage in de kosten van de totstandkoming van dit boek. Op het moment van het schrijven van dit voorstel hebben wij nog geen concrete toezeggingen ontvangen. De maximale voor rekening van het waterschap komende kosten (zonder financiële bijdragen van derden) voor het produceren van het boek worden begroot op ,--. Dit bedrag is gebaseerd op de volgende raming. Productie manuscript Duur: 21 maanden. Kosten: ,- Productie en distributie boek Duur: ca. 2 maanden Kosten: ,- Totaal: Duur: 23 maanden Kosten: ,- Genoemde kosten zijn inclusief BTW (voor druk- en bindkosten 6% BTW) De kosten worden gespreid gemaakt over de jaren 2007, 2008 en Met de kosten over 2008 en 2009 kan in de respectievelijke begrotingen rekening worden gehouden. In de begroting 2007 is met de te maken koste in 2007 van maximaal ca ,-- nog geen rekening gehouden. Wij stellen voor deze kosten ten laste te brengen van de post Bestuur, diverse overige diensten door derden. In de eerstvolgende managementletter zullen wij de financiële gevolgen hiervan verwerken. Er is dan ook zeker meer zicht op de eventuele bijdragen van derden. Juridische gevolgen : Met de heer Van de Noort wordt een contract gesloten, na instemming door uw algemeen bestuur. Personele gevolgen niet van toepassing Overig niet van toepassing Communicatieparagraaf Als uw algemeen bestuur instemt met een opdracht tot het vervaardigen van een beschrijving van de waterstaatsgeschiedenis in het gebied van Brabantse Delta, zal hierover via de website informatie worden verstrekt. Advies: het AB stemt in met een opdracht aan de historicus dr. J. van de Noort tot het beschrijven van de waterstaatsgeschiedenis van het gebied van Brabantse Delta. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

147 Bijlage 1. Korte beschrijving hoofdstukken 1. Nieuw Brabants landschap, Late Middeleeuwen tot 1572 In de Late Middeleeuwen werd in de lagere delen van de Brabantse delta veen gewonnen ten behoeve van de economisch sterke regio s Holland en Vlaanderen. Daartoe werden veenkanalen gegraven en veenhavens aangelegd. Omstreeks 1500 was het veen vrijwel volkomen verdwenen. Wat overbleef was een kleilandschap, ten prooi aan de zee. In dit dynamische landschap gedijde de zoutwinning enige tijd zeer goed tot de zee door landaanwinning geleidelijk werd teruggedrongen. De polders boden vruchtbare gronden, waarop vanaf circa 1500 met veel succes meekrap werd verbouwd. Veenwinning had ook plaats op de hoger gelegen delen van het gebied, maar die winning kwam later op gang en ging door tot in de 18de eeuw. De veenkanalen van laag-brabant werden verlengd, overslagplaatsen en havens werden gerealiseerd. Toen deze grootschalige veenontginningen werden beëindigd werd de winning nog een tijdje op kleinere schaal voortgezet. De afgegraven gronden werden als heidegrond benut voor extensieve veeteelt. De beplanting met productiebossen luidde een nieuw tijdperk in. 2. Vier Bergen en Breda, stad en verstedelijking, vanaf 1572 tot in de 19de eeuw De Republiek der Verenigde Nederlanden was regelmatig in oorlog. Staats-Brabant bungelde er een beetje bij maar het was wel het oorlogsterrein bij uitstek. De steden Bergen op Zoom, Steenbergen, Zevenbergen en Geertruidenberg lagen op strategische plaatsen aan de mondingen van de rivieren. Breda deed zijn best om aan de monding van Mark en Dintel de lakens uit te delen. De beheersing van het gebied vond plaats vanuit de steden, die om die reden vaak versterkt waren tot vestingsteden. De inundatie van grote delen van Brabant vormde de sluitsteen van de verdediging. Van Sluis tot Nijmegen kon de boel desgewenst worden blank gezet. In vredestijd werd door bedijking juist zoveel mogelijk land op het water herwonnen. Door de mondingen van de rivieren af te sluiten werd de invloed van de zee nog verder teruggedrongen. De waterstand achter de dijken werd in toenemende mate beheerst door molens, stoom- diesel- en elektrische gemalen. 3. De lange arm van de Maas, 19de eeuw tot 1953 We verplaatsen onze belangstelling naar het oosten van het onderzoeksgebied. Bij een te hoge Maasafvoer fungeerden Baardwijksche Overlaat en Beerse Maas als snelweg voor het water. Op die manier hoopte men Den Bosch te ontlasten. Het mondingsgebied van de Donge kreeg zo de volle laag. In 1887 besloot de rijksoverheid om de Bergsche Maas te graven en de weg naar zee aanzienlijk te bekorten. De aangrenzende gebieden, waaronder de Dongemond kregen te maken met een hogere waterstand, waardoor de Dongepolders hun water nauwelijks meer kwijt konden. De dijken in het gebied werden bovendien laag gehouden om de Maas bij calamiteiten voldoende uitwijkmogelijkheid te bieden. De Dongepolders zochten hun heil in een hypermoderne elektrische bemaling. Door de aanleg van het Zuiderafwateringskanaal (1900) konden ook de polders langs de Langstraat worden ontlast. Een stoomgemaal overbrugde het verschil in waterhoogte. In de loop van de twintigste eeuw werden deze rijksbemalingswerken overgenomen door het waterschap. 4. Vervoer van en over water, 19de eeuw tot 1953 Na al die aandacht voor de externe invloeden concentreert hoofdstuk 4 zich volledig op het interne netwerk van rivieren en kanalen en dus ook op de scheepvaart. Die was vrij lang een waterschapsaangelegenheid. We ruimen plaats in voor de kanalisaties van de Vliet ( ) en de Mark ( ). De nieuwe kanalen passeren de revue, zoals het Markkanaal (1915) en het Wilhelminakanaal (1923). Ook niet gegraven waterlopen komen aan bod. Zo staan we stil bij de plannen voor een aansluiting tussen de Mark en het Hollands Diep. Of het netwerk al dan niet naar behoren functioneerde hing mede af van de waterstand die, al naar gelang het gestelde doel, te hoog of te laag werd gevonden; een discussie zonder eind. 5. Open en dicht, 1953 tot heden Vanaf de Watersnoodramp is er nogal wat veranderd in waterschapsland. In een poging om de verantwoordelijkheid over de dijken te centraliseren

148 werd Hoogheemraadschap De Brabantse Bandijk opgericht. In het kader van de Deltawerken werd aanvankelijk tot algehele afsluiting besloten, maar de Oosterschelde ontsprong de dans en de toekomst werd voortaan getekend door een ingewikkelde open-dicht-relatie: een open Vliet, een potdichte Roode Vaart, een nieuwe sluis in de Dintel en een klein zoet Zoommeer in plaats van het beloofde grote Zeeuwse Meer. Het beoogde Antwerpen-Moerdijkkanaal, dwars door Brabant, ging uiteindelijk niet door. De aanleg van de Schelde-Rijnverbinding had evenzeer grote consequenties voor Brabantse Delta. Het Markvlietkanaal waarover al sinds 1911 werd gebakkeleid kon in 1983 eindelijk in gebruik worden genomen. Door de sluiting van het Haringvliet (1970) werd de waterstand op de rivier gereguleerd en hoefden de polders langs de Bergse Maas niet langer als bergboezem dienst te doen. De Donge werd afgedamd en de afwatering van de Dongepolders ging volledig op de schop. 6. Suiker, leer en afvalwater, jaren vijftig tot heden Aan de hand van de geschiedenis van twee zeer Brabantse bedrijfstakken wordt de afhankelijkheid van water geïllustreerd. Bij de productie van suiker en leer wordt heel veel water geconsumeerd en heel veel afvalwater geproduceerd. Waterschappen hebben de zuivering van afvalwater in hun takenpakket, maar dat is niet altijd zo geweest. In dit hoofdstuk wordt duidelijk hoe en wanneer deze taak werd toegevoegd. De bestaande heemraadschappen Mark en Dintel en Roosendaalsche en Steenbergsche Vliet organiseerden de zuivering in hun gebied, een nieuwe zuiveringsschap nam het stroomgebied van De Donge voor zijn rekening. De aanleg van een netwerk van zuiveringsinstallaties en de Afvalwaterpersleiding Moerdijk-Bath verdienen eveneens aandacht in dit hoofdstuk. 7. De wording van Brabantse Delta, jaren vijftig tot heden Waterschap Brabantse Delta is geen simpele samenvoeging van kleinere waterschappen. In de loop van de eeuwen zijn allerlei samenwerkingsverbanden uitgeprobeerd. Soms kwamen twee waterschappen overeen om gezamenlijk een sluis te onderhouden, dan weer besloot een groep waterschappen om gezamenlijk de aanleg van een afvoerkanaal te fi nancieren. De samenwerking ging niet altijd van harte en in nogal wat gevallen werd deze van hogerhand afgedwongen. Het Heemraadschap Havens en Sassen van Zevenbergen was in menig opzicht een novum omdat het niet vanuit de polder gedacht was, maar vanuit het water. Het heemraadschap beheerde de rivier. De heemraadschappen Mark en Dintel en Roosendaalsche en Steenbergsche Vliet en het Zuiveringschap De Donge borduurden op datzelfde thema voort. Brabantse Bandijk had een andere oriëntatie, maar ook dat was een loot aan de stam van de grotere polderoverstijgende waterschappen. In de jaren zeventig fuseerden deze met de Geertruidapolder tot Hoogheemraadschap West-Brabant. Inmiddels was een lappendeken van 200 kleine polderwaterschappen getransformeerd tot vier grote eenheden. De samenvoeging van het hoogheemraadschap met deze vier grote polderwaterschappen leidde tot de geboorte van Waterschap Brabantse Delta. 8. Verantwoording Archivalia Interviews Beeldmateriaal Literatuur Noten Index

149 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I Barcode: 07I Onderwerp: samenvoeging van de laboratoria waterschap Hollandse Delta en waterschap Brabantse Delta Sector en afdeling: SBO Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 11 Ter inzage: -- Bijlagen: 1. rapportage 2. verevening 3. planning 4. mandateringsbesluit instelling stuurgroep 5. volmacht aantrekken directeur Aan algemeen bestuur Inleiding In haar vergadering van 26 januari heeft het AB het volgende besloten: Het AB stemt in met het realiseren van huisvesting van het laboratorium in of rond Breda, waarbij uitgegaan wordt van industriële bouw en een zodanige opzet dat verkoop op een termijn van vijf tot tien jaar goed mogelijk is. Het AB onderschrijft de conclusies van het DB zijnde: - het geschetste toekomstperspectief voor het laboratorium; hierbij wordt uitgegaan van een waterschapslaboratorium en wordt gestreefd naar schaalvergroting door samenvoeging/fusie met andere waterschapslaboratoria met als doel efficiency vergroting, versterking van innovatiekracht en vermindering van de kwetsbaarheid; - de keuze voor Hollandse Delta als partner voor schaalvergroting van het laboratorium; - de ingezette weg om het organisatorisch samengaan van de laboratoria van Hollandse Delta en Brabantse Delta nader te concretiseren en bestuurlijke besluitvorming voor medio 2007 in het AB voor te bereiden. Onderhavige nota met bijgevoegde documenten geeft de uitwerking van bovengenoemde AB besluit weer. De documenten zijn in intensieve samenwerking met Waterschap Hollandse Delta en betrokkenheid van management en diverse medewerkers tot stand gekomen. Tijdens het proces zijn alle medewerkers meermalen geïnformeerd over de voortgang en bevraagd op hun ideëen en opmerkingen. Vraagstelling Kan het AB instemmen met de samenvoeging van de laboratoria van Waterschap Hollandse Delta en Waterschap Brabantse Delta in een nieuw op te richten Gemeenschappelijke Regeling, waarvan beide waterschappen de moeders zijn? Strategie Resultaat van de samenvoeging Conform het AB besluit is de inzet van samenvoeging een schaalvergroting welke leidt tot efficiency vergroting, versterking van de innovatiekracht en vermindering van de kwetsbaarheid. In bijgevoegde rapportage is de samenvoeging inhoudelijk, organisatorisch en financieel uitgewerkt. Hieruit blijkt dat de beoogde doelen gerealiseerd kunnen worden. Het netto gezamenlijke efficiencyvoordeel loopt op van 50 duizend in 2008 tot ruim 1 miljoen per jaar in De innovatiekracht wordt gerealiseerd door o.a. verdergaande specialisatie, schaalgrootte om te kunnen investeren in nieuwe technieken en expliciete reservering van tijd en geld voor innovatie in de begroting. Het resultaat van schaalgrootte, efficiency en innovatie in combinatie met een resultaatgerichte relatie met de moederwaterschappen is dat de kwetsbaarheid van het laboratorium sterk verminderd.

150 Huisvesting Conform eerdere besluitvorming zal de huisvesting van het gezamenlijke laboratorium in elk geval de komende 5 tot 10 jaar op twee locaties zijn, in Rotterdam en Breda. Dit om desintegratiekosten zoveel als mogelijk te voorkomen. Het laboratorium zal de gebouwen huren van de moederorganisaties. Rechtsvorm en bestuur Het laboratorium is een organisatie van en voor de deelnemende waterschappen. Met het oog daarop, het voorkomen van BTW-betaling alsmede de continuering van de ambtenarenstatus van het personeel wordt voorgesteld een Gemeenschappelijke Regeling als rechtsvorm te kiezen. Na bestuurlijke besluitvorming zal de GR voorbereid worden alsmede de bestuurssamenstelling. Het nieuw aan te stellen bestuur van de GR zal na formele oprichting overgaan tot o.a. de definitieve aanstelling van directeur en personeel. Naam Op basis van inbreng van de medewerkers wordt de naam van de nieuwe laboratorium organisatie Delta Waterlab. Aantrekken van een kwartiermaker Met het oog op een effectieve voorbereiding van de nieuwe organisatie is het van belang een kwartiermaker/beoogd directeur aan te trekken zo snel als mogelijk na een positief besluit van het AB van waterschap Brabantse Delta en de VV van waterschap Hollandse Delta. Ontbindende voorwaarde hierbij is het daadwerkelijk tot stand komen van de Gemeenschappelijke Regeling en goed functioneren. Bijzonder Georganiseerd Overleg Bij de verdere uitwerking van het rapport hoort ook de plaatsing van de medewerkers en de regels, regelingen en garanties die hierbij spelen. Deze laatste worden afgesproken met de vakbonden in een commissie voor Georganiseerd Overleg. Om te voorkomen dat er op twee plekken (Brabantse Delta en Hollandse Delta) dezelfde onderhandelingen gevoerd moeten worden, wordt voorgesteld hiertoe een Bijzonder Georganiseerd Overleg op te richten, bestaande uit leden van beide organisaties. Planning Een planning van het traject inclusief formele besluitvormingsmomenten is bijgevoegd. Beoogd wordt om in december 2007 van het AB formele toestemming te krijgen voor concrete oprichting van de Gemeenschappelijke Regeling. Vóór 1 mei 2008 wordt beoogd de organisatie en de plaatsing van medewerkers rond te hebben zodat de nieuwe organisatie formeel kan starten. Ondersteunende diensten Diensten als P&O, ICT, Communicatie, Juridische Zaken e.d. die nu binnen het waterschap direct voor het laboratorium worden uitgevoerd, zullen na de samenvoeging anders verlopen. De totale hoeveelheid ondersteunende diensten zal grosso modo vergelijkbaar zijn met de huidige inspanningen voor het laboratorium. Deze diensten zullen echter via Service Level Agreements o.i.d. worden ingehuurd bij de moederorganisaties (behoudens specifieke procesautomatisering, waarvoor capaciteit bij het laboratorium is voorzien). Na bestuurlijke besluitvorming omtrent het al of niet doorgaan van de samenvoeging zal worden bepaald welke moederorganisatie welke dienst gaat leveren. Potentieel is er dus de mogelijkheid dat er werkverlies of een toename ervan voor de ondersteunende diensten optreedt. We moeten ons daarbij wel realiseren dat de formatie van het huidige laboratorium slechts 4% van die van het gehele waterschap uitmaakt. Splitsing Monstername In overleg met de betreffende medewerkers, afdelingshoofden en het sectorhoofd wordt het bestuur voorgesteld WVO-monstername en toezicht (3 fte) onder te brengen bij de afdeling Handhaving, en overige monstername (2,8 fte) over te laten gaan naar het nieuwe gezamenlijke laboratorium. Dit met name uit oogpunt van kwaliteit van handhaving en toezicht en directe aansturing van monsternemers/toezichthouders vanuit handhaving. Bij het onderbrengen van de WVO-monsternemers in een dochterorganisatie wordt dit te sterk bemoeilijkt. Effect van overgang hydrobiologisch onderzoek Door de voorgestelde overgang van het hydrobiologisch onderzoek naar het gezamenlijke laboratorium, zal dat deel uit de afdeling Onderzoek bij Waterschap Brabantse Delta en uit de afdeling Geodata van Waterschap Hollandse Delta verdwijnen. Dit is uitgewerkt in de rapportage. Het belangrijkste effect is een wat andere verhouding tussen de onderzoekers en de medewerkers die bij het waterschap blijven. Van belang blijft, net als nu, een goede en directe werkrelatie. Deze wordt geborgd in het laboratorium zoals dat in de rapportage is geschetst.

151 Afstand waterschap laboratorium Een van de doelen van het nieuwe gezamenlijke laboratorium is een goede en directe relatie met de moederorganisaties. Met het oog hierop wordt bijvoorbeeld ook specifieke capaciteit gereserveerd (1 fte accountmedewerker). De verwachting is daarom, zeker nu voorgesteld wordt de monsternemers/toezichthouders onder te brengen bij de afdeling Handhaving, dat dit geen significante problemen op zal leveren. Grootte van de sector SBO Door het naar verwachting in 2008 wegvallen van het laboratorium uit de sector SBO wordt de sector qua formatie relatief klein. Tijdens de MT-heisessie jl. februari is al aangegeven dat mede daarom (en o.a. de externe gerichtheid en nodige onafhankelijkheid) t.z.t. een voorstel zal worden geformuleerd om de afdeling Handhaving bij de sector SBO onder te brengen. Deze situatie bestaat nu reeds in tijdelijke zin. Financiële verevening Om vanaf de start voor gemene rekening te kunnen gaan werken met eenduidige tarieven, is het nodig verschillen in uitgangspositie te verevenen. Dit betreft verschillen in onder andere het huidige kostenniveau, de inbreng van apparatuur, de inhoud en het risico van verplichtingen (onder andere contracten met derden) en huisvesting. Vóór de formele start van de nieuwe organisatie zal op basis van een gezamenlijk goedgekeurde methodiek een afrekening plaatsvinden tussen de moederorganisaties. Een eerste uitwerking hiervan is als bijlage toegevoegd. Zowel de methodiek, uitgangspunten en de getallen voor zover nu bekend, zijn hierin aangegeven. Dit zal de komende periode nader uitgewerkt/ingevuld worden. Voorgesteld wordt een vereveningsperiode te kiezen van drie jaar. Een langere periode is gezien de lastig te voorspellen ontwikkeling in opschaling en samenwerking niet of erg moeilijk te vertalen in financiële zin. Tevens is de verwachting dat een langere periode weinig verschil zal geven aangezien veel vereveningsposten tegen elkaar wegvallen. Beoordeling Financiële gevolgen ja, namelijk consequenties voor de moederorganisaties: Bepaalde financiële toerekeningen, bij Brabantse Delta nu circa per jaar, zullen niet meer direct naar het laboratorium worden doorbelast (er staan geen directe werkzaamheden tegenover). Deze kosten kunnen desgewenst wel financieel toegerekend worden aan de begrotingspost waar analysewerkzaamheden door het laboratorium onder vallen (er is geen netto effect). Het netto financiële effect van de samenvoeging is een gezamenlijke efficiencyvoordeel dat oploopt van 50 duizend in 2008 tot ruim 1 miljoen per jaar in De voordelen zullen, naar rato van analyse afname bij de moederorganisaties neerslaan. Globaal betekent dit voor waterschap Brabantse Delta circa 30% van het genoemde efficiencyvoordeel. Daarnaast zal er een eenmalig vereveningseffect zijn (afhankelijk van de precieze uitkomst van de verevening, einduitkomst nu nog niet te geven) en een eenmalig afkoop door het nieuwe laboratorium van de boekwaarde van de instrumenten (ca voor Brabantse Delta); dit laatste is een financieel neutrale actie. Juridische gevolgen ja, namelijk Er zal een Gemeenschappelijke Regeling worden ingesteld. Een gemeenschappelijke regeling tussen waterschappen moet worden goedgekeurd door de provincie(s) wanneer een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam wordt ingesteld. Personele gevolgen ja, namelijk Ondersteunende diensten zoals P&O, Financieel en dergelijke zullen door het laboratorium grotendeels bij de moederorganisaties worden ingehuurd; verlies aan arbeidsplaatsen zal in die zin minimaal zijn. In een later stadium zal bepaald moeten worden van welke moeder welke diensten worden betrokken. De ambtenarenstatus van het personeel en de CAO Sector Waterschappen is gewaarborgd door te kiezen voor een Gemeenschappelijke Regeling. Voor de overgang van het personeel naar de nieuwe organisatie wordt een Sociaal Statuut voorbereid alsmede rechtpositionele regelingen voor de nieuwe organisatie. Deze beide zijn onderwerp van gesprek met het (Bijzonder) Georganiseerd Overleg. Overig ja, namelijk de OR heeft een positief advies over de samenvoeging gegeven. Communicatieparagraaf Zowel de betrokken medewerkers als de medezeggenschapsorganen worden doorlopend op de hoogte gehouden door onder andere de werkgroepen. Dit zal ook in de toekomst gecontinueerd worden. Een en ander gebeurt op basis van een opgesteld communicatieplan

152 Advies: Het AB stemt in met: de conclusies van het rapport; - het oprichten van een gemeenschappelijke regeling laboratoriumorganisatie per 1 mei 2008 waarin zowel het fysisch-chemisch laboratorium (inclusief metalen en organisch onderzoek), een deel van de monstername als het hydrobiologisch onderzoek worden ondergebracht; - opdrachtverlening aan het DB een en ander uit te werken en voor te bereiden; - het daartoe instellen van een Stuurgroep waarin de Secretaris Directeur en het Sectorhoofd SBO zullen plaatsnemen vanuit waterschap Brabantse Delta. Vanuit waterschap Hollandse delta nemen de Algemeen Directeur en de Directeur RL deel; Onder de voorwaarde van positieve besluitvorming door het AB, stemt het DB in met: 1. het verlenen van volmacht aan de Stuurgroep voor het aantrekken van een kwartiermaker; 2. het verlenen van mandaat aan de stuurgroep voor: het voorbereiden van hetgeen inzake sociaal statuut, het plaatsingsreglement en overige personele regelingen aan het AB ter besluitvorming moet worden gebracht; het vaststellen van functiebeschrijvingen, functiewaarderingen en statusbepalingen van medewerkers; 3. het verevenen van verschillen in uitgangspositie van beide laboratoria in financiële zin conform een gezamenlijk overeen te komen methodiek en over de periode 2008 tot en met Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

153 Waterschap Brabantse Delta en waterschap Hollandse Delta Uitwerking voornemen samenvoeging laboratoria 3 mei 2007 Versie 1.2

154

155 Stationsplein 1 Postbus AX Amersfoort Telefoon Waterschap Brabantse Delta en waterschap Hollandse Delta Uitwerking voornemen samenvoeging laboratoria Amersfoort, 3 mei /BOC/RGO

156

157 Samenvatting Naar aanleiding van een bestuurlijk overleg tussen de waterschappen Brabantse Delta en Hollandse Delta is onderstaande bestuurlijke opdracht geformuleerd: Als eerste stap in schaalvergroting wordt gestreefd naar een gezamenlijke laboratoriumorganisatie van Brabantse Delta en Hollandse Delta. De gezamenlijke laboratoriumorganisatie is een overheidsorganisatie en kent vooralsnog decentrale huisvesting. Het bestuur vraagt deze eerste stap op korte termijn nader uit te werken en te concretiseren ten behoeve van bestuurlijke besluitvorming. Naar aanleiding van opdracht is een stuurgroep samengesteld en zijn een werkgroep Inhoud, Financiën en Organisatie en een werkgroep Personeel aan de slag gegaan. Fase I, het traject tot aan de besluitvorming duurt tot eind juni 2007 en fase II, het traject tot aan de start van Delta Lab is uiterlijk 1 mei 2008 afgerond. De rapportage is tot aan de afronding van het traject van bestuurlijke besluitvorming een conceptrapportage. Ten aanzien van de gehanteerde cijfers geldt een voorbehoud, de mogelijkheid blijft open om gebruik te maken van de geactualiseerde gegevens. De aanleiding voor de samenvoeging van de laboratoria is de opvatting van Brabantse Delta en Hollandse Delta dat er uiteindelijk geografisch verspreid over Nederland zo n vier tot vijf waterschapslaboratoria zullen overblijven. Deze laboratoria zullen gezamenlijk eigendom zijn van diverse waterschappen. Belangrijkste redenen hiervoor zijn: efficiency en schaalgrootte in verband met lage kosten, zeggenschap en optimale binding met het waterschap in verband met het belang van de laboratoriumfunctie voor het waterschap en innovatiekracht in verband met de ontwikkelingen rondom onder andere het voorkomen van steeds lastiger te detecteren nieuwe stoffen en doorontwikkeling van ecologisch onderzoek binnen de KRW. Een samenvoeging van de laboratoria van Brabantse Delta en Hollandse Delta is een logische eerste stap. De visie en werkmissie van het nieuwe laboratorium (met de werktitel Delta Lab) luiden: Visie van Delta Delta Lab is een laboratorium van en voor de aangesloten waterschappen en verricht fysisch/chemisch en hydrobiologisch laboratoriumonderzoek. Primair wordt onderzoek verricht voor de eigen waterschappen, en daarop volgend voor andere overheden. Het onderzoek wordt uitgevoerd vanuit de waterkwaliteitstaak waarbij het meedenken met de opdrachtgevers een wezenlijk onderdeel vormt van de reguliere dienstverlening. Contact met opdrachtge-

158 vers verloopt via korte lijnen. Bij Delta Lab worden werkzaamheden klantgericht uitgevoerd met een optimale prijs/kwaliteitsverhouding, op basis van een gedegen gebiedskennis en met oog voor innovatie. Delta Lab is een flexibele organisatie die openstaat voor samenwerking met andere waterschappen. Werkmissie Delta Lab Delta Lab verricht monsterneming en laboratoriumonderzoek. Het richt zich op - de ondersteuning aan - betrokken waterschappen, externe opdrachtgevers en positioneert zich krachtig in het werkveld van waterkwaliteit. Delta Lab biedt continuïteit bij de uitvoering van haar taken aan interne en externe klanten. Medewerkers mogen rekenen op goed werkgeverschap en werken binnen een professionele, interessante en veilige werkomgeving, met voldoende oog voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid. Delta Lab gaat na de oprichting aan de slag met het realiseren van de volgende strategische doelstellingen: 1. het verrichten van kwalitatief goed onderzoek. Consistentie en betrouwbaarheid van analyseresultaten is gewaarborgd. Onder andere door middel van accreditatie en toepassing van normen 2. Delta Lab is kostenbewust en werkt tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Kansen om kosten te verlagen worden benut 3. Delta Lab is innovatief. Voortdurend wordt op zoek gegaan naar vernieuwing en verbetering van bestaande methoden en technieken. Naar aanleiding van bovenstaande visie, missie en doelstellingen zijn in de werkgroepen varianten verkend en afgewogen ten aanzien van: monsterneming specialisatie fysisich/chemisch onderzoek specialisatie hydrobiologisch onderzoek uitbesteding en inbesteding werk voor derden innovatie organisatie van ondersteunende processen. De verkenning van de varianten heeft geleid tot een voorkeur van de werkgroep. Aansluitend bij deze voorkeur is nagedacht over de organisatie van Delta Lab, welke hierna wordt beschreven. Delta Lab heeft als rechtsvorm een Gemeenschappelijke Regeling. Hiermee wordt het karakter van de overheidsorganisatie bekrachtigd. Het laboratorium verricht fysisch/chemisch en hydrobiologisch onderzoek en kent bij aanvang twee locaties: Dokhaven in Rotterdam en Steenakker in Breda. Voor een periode van 5 tot 10 jaar blijft deze situatie gehandhaafd. Monsterneming in het kader van fysisch/chemisch onderzoek zal plaatsvinden vanuit de twee locaties van Delta Lab.

159 Een koeriersdienst wordt ingeschakeld voor monstertransport tussen beide locaties. Aansturing van de afdeling en planning zijn gecentraliseerd. De monsternemers van Brabantse Delta met taken op het gebied van handhaving en toezicht (3,0 fte) gaan niet mee over naar Delta Lab. Monsterneming in het kader van hydrobiologisch onderzoek blijft, net zoals in de huidige situatie, een taak van de hydrobiologisch medewerkers die zij combineren met andere veldwerkzaamheden (bijvoorbeeld vegetatie). Om, gezien de situatie met twee locaties, te kunnen profiteren van schaalvoordelen kiest Delta Lab voor specialisatie ten aanzien van het meetpakket. De voorkeur van de werkgroep is als volgt: op beide locaties wordt fysisch/chemisch onderzoek verricht het organisch onderzoek wordt geconcentreerd in Dokhaven het metalen onderzoek wordt geconcentreerd in Steenakker het hydrobiologisch onderzoek wordt geconcentreerd in Steenakker. De voorkeur van de werkgroep is rekening houdend met overwegingen op het gebied van kwaliteit, efficiëntie, reisafstanden van medewerkers en beschikbare ruimte opgesteld. Voor zowel het fysisch/chemisch als voor het hydrobiologisch onderzoek wordt rekening gehouden met een groter meetpakket door inbesteding. Delta Lab streeft ernaar om minder analyses uit te besteden aan externe partijen. Voor het fysisch/chemisch onderzoek kan hierdoor een betere productiviteit worden gerealiseerd van de medewerkers. Daarnaast neemt de afhankelijkheid van (commerciële) laboratoria af en is de verwachting dat Delta Lab lagere tarieven kan hanteren. Bijkomend voordeel is dat gebiedskennis binnen het laboratorium blijft. Voor het hydrobiologisch onderzoek wordt rekening gehouden met een groei van de formatie op de lange termijn. Veel onderzoek wordt momenteel uitbesteed aan een beperkt aantal marktpartijen. Een analyse van de kosten leert dat het vrijwel volledig zelf uitvoeren van hydrobiologisch onderzoek goedkoper is dan uitbesteding ( ,--). Daarnaast is het behouden van gebiedskennis erg belangrijk voor het hydrobiologisch onderzoek en zijn eigen onderzoekers flexibeler om te reageren op ad hoc vragen. Vanaf de oprichting van Delta Lab wordt begonnen met een geleidelijke uitbreiding van de formatie om zodoende meer onderzoek in eigen beheer te kunnen uitvoeren. Hierbij hoort ook de verwachting dat de KRW zal leiden tot een stijging van de omvang van het meetpakket. Aandachtspunt zijn overigens de ontwikkelingen bij marktpartijen. De contracten van Hollandse Delta met andere waterschappen en overheden gaan over naar Delta Lab. Dit betekent dat Delta Lab een groot meetpakket aan werk voor derden uit zal voeren.

160 Op het gebied van hydrobiologisch onderzoek is momenteel nog geen sprake van werk voor anderen dan de moederwaterschappen. Richting de toekomst is het een mogelijkheid dat Delta Lab ook voor derden hydrobiologisch onderzoek gaat verrichten. Innovatie is een van de speerpunten van Delta Lab. Naast het zelf ontwikkelen van nieuwe analysemethoden is Delta Lab ook een laboratorium dat nieuwe vindingen toepast. Ook op het gebied van monsterneming en logistiek. De aandacht voor innovatie uit zich onder andere in het opnemen van een budget in de begroting ter grootte van 1 fte voor innovatiedoeleinden. De samenvoeging van twee laboratoria heeft gevolgen voor het kwaliteitssysteem. Gehanteerde methoden per verrichting kunnen verschillen en dienen op elkaar te worden afgestemd. Gedurende het traject tot aan de oprichting van Delta Lab is reeds gewerkt aan het uniformeren van analysemethoden voor zover dat mogelijk is. Daarnaast is er gewerkt aan het kwaliteitssysteem, zodanig dat Delta Lab bij de start van de nieuwe organisatie zicht heeft op accreditatie voor wat betreft het fysisch/chemisch onderzoek. Ten aanzien van de ondersteunende processen start Delta Lab met een combinatie van eigen medewerkers die standaardwerkzaamheden uitvoeren en inhuur van diensten bij de moederorganisaties. Eigen medewerkers verrichten voornamelijk werkzaamheden op het gebied van kwaliteitszorg en laboratoriumautomatisering. De formatie van Delta Lab bestaat bij aanvang (1 mei 2008), in de situatie van 2 locaties, uit 62,2 fte. Vergeleken met de huidige situatie van 2 waterschapslaboratoria (66,8 fte) is dit een besparing van ongeveer 10% voor het fysisch/chemisch laboratorium. Voor het hydrobiologisch laboratorium wordt, uitgaande van een groei van het meetpakket, uitgegaan van een groei van 2 fte in Van de totale formatie per 1 mei 2008 betreft 49,5 fte productieve medewerkers en is 12,7 fte bestemd voor staf en leiding. De gemiddelde prijs per ILOW-punt zal in ,25 bedragen. Naar verwachting daalt deze kostprijs richting 2012 naar 1, 18. Vanaf de oprichtingsdatum krijgt Delta Lab de opdracht mee om te werken aan verdere schaalvergroting. Andere waterschappen krijgen de gelegenheid om te participeren in Delta Lab. Dit kan door zich aan te sluiten bij de Gemeenschappelijke Regeling, maar andere opties zijn ook mogelijk.

161 Inhoudsopgave Samenvatting 1 Inleiding Bestuurlijke opdracht Proces samenvoeging laboratoria Planning Inhoud van het rapport 3 2 Toekomstperspectief Delta Lab Aanleiding voor de samenvoeging Toekomstvisie voor het gezamenlijk laboratorium Reikwijdte van de samenvoeging 9 3 Beschrijving werkzaamheden Delta Lab Monsterneming (fysisch/chemisch onderzoek) Meetpakket Monsternemings- en analysemethoden en kwaliteitsborging Ondersteunende processen 22 4 Organisatie Delta Lab Rechtsvorm Delta Lab Besturing en management Formatie Huisvesting 32 5 Begroting 2008 en verder Uitgangspunten voor de begroting Begroting Financiële vooruitblik 36 6 Toekomstbeeld Delta Lab Delta Lab per 1 mei Delta Lab over 10 jaar 42 7 Opdrachten voor Delta Lab Opdrachten korte termijn Opdrachten langere termijn 44 Bijlagen 1. Eerder advies aan DB s augustus 2006

162 2. Nadere detaillering specialisatie hydrobiologie 3. Inventarisatie ondersteunende processen 4. Uitgebreide begroting Delta Lab

163 1 Inleiding 1.1 Bestuurlijke opdracht Op 31 augustus 2006 hebben de waterschappen Brabantse Delta, Hollandse Delta en Rivierenland gezamenlijk het Besluitvormingsdocument samenwerking Laboratoria opgesteld. Het document is het eindresultaat van een verkenning naar de mogelijkheden om de laboratoria van de waterschappen samen te voegen in één organisatie. Naast de rapportage is door de sectorhoofden / directeuren en hoofden van de laboratoria een advies opgesteld gericht aan de DB s van de betrokken waterschappen. Het advies is opgenomen in bijlage 1 van dit rapport. Op basis van het toekomstperspectief en het ambtelijk advies heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden op 11 september 2006 tussen de waterschappen Rivierenland, Hollandse Delta en Brabantse Delta. Kort gezegd was de conclusie daaruit dat Hollandse Delta en Brabantse Delta ook bestuurlijk zouden willen streven naar het op korte termijn samenvoegen van de laboratoriumorganisaties. Rivierenland spreekt zich, mede met het oog op recente besluitvorming in het bestuur, op dit moment nog niet uit voor de vorming van een laboratoriumorganisatie. Hun visie is dat het openhouden van samenwerkingsopties naar de toekomst hen beter past op dit moment. Op basis van dit bestuurlijk overleg is de volgende bestuurlijke opdracht geformuleerd: Als eerste stap in schaalvergroting wordt gestreefd naar een gezamenlijke laboratoriumorganisatie van Brabantse Delta en Hollandse Delta. De gezamenlijke laboratoriumorganisatie is een overheidsorganisatie en kent vooralsnog decentrale huisvesting. Het bestuur vraagt deze eerste stap op korte termijn nader uit te werken en te concretiseren ten behoeve van bestuurlijke besluitvorming. 1.2 Proces samenvoeging laboratoria Naar aanleiding van de opdracht van de besturen is medio november 2006 het plan van aanpak Samenvoegen Laboratoria (versie 4.2) opgesteld. Het plan van aanpak beschrijft het proces en de planning om tot een voorbereiding te komen van het bestuursbesluit. 1/45

164 Naar aanleiding van het plan van aanpak zijn een stuurgroep en twee werkgroepen gevormd. De stuurgroep bestaat uit de volgende leden: John van den Hoonaard (Waterschap Hollandse Delta) Hein van Stokkom (Waterschap Brabantse Delta) Henk Peelen (Waterschap Hollandse Delta) Nico Versteeg (Waterschap Brabantse Delta). De stuurgroep bewaakt de trajecten, termijnen en samenhang tussen de werkgroepen en is verder verantwoordelijk voor de communicatie naar de besluitvormingsorganen van de waterschappen. De stuurgroep heeft aandacht voor het vraagstuk hoe omgegaan wordt met mogelijke toekomstige partners en de communicatie als projectorganisatie met externen. Ook is er aandacht voor de communicatie naar de betrokken medewerkers. De stuurgroep wordt ondersteund door Twynstra Gudde in de persoon van Bart Budding. Naast de stuurgroep zijn er twee werkgroepen gevormd, te weten: Werkgroep Inhoud, Financiën, Organisatie Werkgroep Personeel. De werkgroep Inhoud, Financiën en Organisatie werkt aspecten uit als inhoudelijke en ondersteunende processen van het laboratorium, het organisatie- en formatieplan, de rechtsvorm en de begroting. De werkgroep bestaat uit de volgende leden: Brabantse Delta: Nico Versteeg, Henk van der Leest, Ronald Acampo, Jan- Willem Baaijens (OR), Guido Waajen Hollandse Delta: Henk Peelen (vz), Hennie Kroon, ErnstPieter Bakker, Rianne Trompetter (OR), Henri van der Meijden Ondersteuning Twynstra Gudde: Marcel van Bockel. De werkgroep Personeel werkt aan het opstellen van het sociaal plan en de plaatsingsprocedure. De werkgroep bestaat uit de volgende leden: Brabantse Delta: Nico Versteeg (vz), Ronald Acampo Hollandse Delta: Henk Peelen, Lennert van der Zee. De samenstelling van de stuurgroep en beide werkgroepen heeft ervoor gezorgd dat consistentie tussen op te leveren resultaten werd geborgd. Daarnaast was er kennis aanwezig met betrekking tot de inhoudelijke aspecten van de samenvoeging. De sfeer waarin is gewerkt is te typeren als goed, constructief en open. In de werkgroepen zijn in de vorm van varianten opties voor de nieuwe organisaties breed en zonder beperkingen verkend. Ten aanzien van de te bereiken resultaten is ervoor gekozen om in het traject tot aan besluitvorming alleen het minimaal noodzakelijke te regelen. Waar mogelijk worden opdrachten meegegeven aan de nieuwe organisatie (zie hoofdstuk 7). 2/45

165 Een van deze opdrachten zal het bedenken van een nieuwe naam voor de laboratoriumorganisatie zijn. Tot die tijd (en dus ook in deze rapportage) wordt gewerkt met de werknaam Delta Lab. 1.3 Planning Het totale traject van de samenvoeging van de laboratoria is opgesplitst in twee fases: fase I: traject tot aan besluitvorming besturen fase II: traject tot aan start organisatie Delta Lab. Het traject tot aan besluitvorming (fase I) bestaat uit de volgende stappen: 1. voorgenomen besluit DB s: september werkgroepen aan de slag: oktober 2006 t/m maart deadline rapportage Inhoud, Financiën & Organisatie: 5 april afronding besluitvorming: eind juni 2007 Het traject na besluitvorming tot aan de start van Delta Lab (fase II) omvat de volgende stappen: 1. Overleg Sociaal statuut, plaatsingsprocedure en lokale regelingen met BGO (i.o.): mei t/m juli Bestuurlijk besluit Sociaal statuut, plaatsingsprocedure en regelingen september t/m oktober Uitwerking rechtsvorm: juli t/m september Functieboek: juli t/m september Statusbepaling: september Inrichting plaatsingsprocedure september t/m oktober Plaatsingsprocedure: oktober 2007 t/m april Definitieve plaatsingen 1 ): 1 mei 2008 Afgesproken is dat uiterlijk 1 mei 2008 het proces van samenvoeging van de laboratoria gereed is. 1.4 Inhoud van het rapport De rapportage is tot aan de afronding van het traject van bestuurlijke besluitvorming een conceptrapportage. Ten aanzien van de gehanteerde cijfers geldt een voorbehoud, de mogelijkheid blijft open om gebruik te maken van de geactualiseerde gegevens. 1 ) Het nieuwe bestuur van Delta Lab bekrachtigt in haar 1 e bijeenkomst met terugwerkende kracht tot 1 mei 2008 het voorgenomen plaatsingsbesluit 3/45

166 Na de inleiding volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het toekomstperspectief voor Delta Lab. Aandacht is er voor de aanleiding van de samenvoeging en de visie voor de toekomst. Vanuit het geschetste perspectief wordt duidelijk wat de reikwijdte is voor de samenvoeging. Met aandacht voor alle relevante aspecten komen de werkzaamheden van Delta Lab aan bod in het derde hoofdstuk. Per aspect is beschreven welke overwegingen gelden, zijn varianten uitgewerkt en is een voorkeur opgesteld door de werkgroep. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de organisatie van Delta Lab. Naast de rechtsvorm is aandacht voor besturing en de formatie. De financiële kant van de samenvoeging is uitgewerkt in het vijfde hoofdstuk. De begroting voor 2008 en verder is opgenomen, daarnaast is de ontwikkeling van kosten en tarief voor meerdere jaren vooruit berekend. De laatste twee hoofdstukken gaan in op de situatie van Delta Lab vlak na de oprichting en in de toekomst. In het laatste hoofdstuk is concreet opgenomen welke opdrachten Delta Lab meekrijgt om de gewenste situatie te bereiken. 4/45

167 2 Toekomstperspectief Delta Lab Naar aanleiding van het besluitvormingsdocument van 31 augustus 2006 is bestuurlijk opdracht gegeven om de samenvoeging van de laboratoria van Brabantse Delta en Hollandse Delta voor te bereiden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aanleiding voor deze opdracht. Vooral op basis van een toekomstvisie is de bestuurlijke opdracht opgesteld. Deze visie is, na een beschrijving van de aanleiding van de samenvoeging, als paragraaf opgenomen. De visie heeft betrekking op het fysisch/chemisch laboratorium en het laboratorium voor hydrobiologisch onderzoek. De toekomstvisie bepaalt mede de reikwijdte van de samenvoeging. Een beschrijving van deze reikwijdte vormt in de laatste paragraaf de opstap naar de hoofdstukken waarin werkzaamheden, organisatie en de begroting van Delta Lab inhoudelijk aan de orde komen. 2.1 Aanleiding voor de samenvoeging De waterkwantiteitstaak en de waterkwaliteitstaak van waterschappen brengt met zich mee dat analyses verricht moeten worden in een waterlaboratorium. Wettelijk zijn waterschappen verplicht om een basispakket aan analyses te verrichten. Daarnaast levert laboratoriumonderzoek belangrijke informatie op voor het opstellen en aanpassen van beleid (onder andere erg belangrijk voor de KRW) en levert het laboratoriumonderzoek ondersteuning bij het vaststellen van Wvo-heffingen, het verlenen en handhaven van Wvo-vergunningen en de bedrijfsvoering van rwzi s. Kortom, de laboratoriumfunctie is nodig. Waterschappen verschillen overigens in opvatting over het al dan niet in stand houden van een eigen laboratorium. Waterschappen delen echter wel de opvatting dat het laboratoriumonderzoek binnen de sector en dus in publieke handen moet blijven. Praktisch betekent dit dat volledige uitbesteding in enkele gevallen wel plaatsvindt, maar vrijwel altijd als inbesteding bij het laboratorium van een ander waterschap. De opvatting van Brabantse Delta, Hollandse Delta (en ook Rivierenland) is dat er uiteindelijk geografisch verspreid over Nederland zo n vier tot vijf waterschapslaboratoria zullen overblijven. Deze laboratoria zullen gezamenlijk eigendom zijn van diverse waterschappen. Belangrijkste redenen hiervoor zijn: efficiency en schaalgrootte in verband met lage kosten, zeggenschap en optimale binding met het waterschap in verband met het belang van de laboratoriumfunctie voor het waterschap en innovatiekracht in verband met de ontwikkelingen rondom onder andere het voorkomen van steeds lastiger te detecteren nieuwe stoffen en doorontwikkeling van ecologisch onderzoek binnen de KRW. 5/45

168 Ter illustratie zijn de huidige waterschapslaboratoria in figuur 1 aangegeven. Figuur 1. Overzicht waterschapslaboratoria in Nederland De niet op het kaartje aangegeven waterschappen werken samen binnen of besteden uit aan de aangegeven laboratoria. Voorbeelden zijn Delfland die het werk laat doen door Hollandse Delta en Stichtse Rijnlanden die het werk door Rivierenland laat doen. Een groot en efficiënt waterschapslaboratorium voor de Zuid-westhoek van Nederland lijkt hierbij op termijn een realistische optie. 2.2 Toekomstvisie voor het gezamenlijk laboratorium Visie vanuit perspectief fysisch/chemisch laboratorium In het besluitvormingsdocument van 31 augustus 2006 is een toekomstperspectief (10 jaar) beschreven welke gezien kan worden als toekomstvisie voor de huidige laboratoria van Brabantse Delta en Hollandse Delta. Vier aspecten staan hierbij centraal: één laboratoriumorganisatie met korte lijnen naar de waterschappen taakuitbreiding en taakverbreding maatschappelijk verantwoord ondernemen perspectief op verdere schaalvergroting. Samengevat is op basis van de toekomstvisie (met de nodige voorbehouden) het volgende beeld opgesteld van een gezamenlijke laboratoriumorganisatie: er komt één organisatie (Gemeenschappelijke Regeling of Stichting) met in eerste instantie twee locaties. De locaties staan op afstand van de moederorganisaties 6/45

169 het bestuur van de gezamenlijke laboratoriumorganisatie beslist, naar aanleiding van een advies van het management, op onder meer economische gronden of en wanneer overgang naar één locatie opportuun is de moederorganisaties hebben zitting in het bestuur van de laboratoriumorganisatie, dagelijkse aansturing gebeurt door het eigen management van het laboratorium (minimale overhead, platte organisatie) de gezamenlijke laboratoriumorganisatie omvat een fysisch/chemisch laboratorium, een hydrobiologisch laboratorium en monsterneming de laboratoriumorganisatie maakt met het bestuur heldere afspraken over te leveren diensten en over tarieven van het laboratorium en de service ten aanzien van ondersteunende diensten vanuit de moederwaterschappen. Een eerste verwachting is dat door specialisatie ook met twee laboratoriumlocaties efficiencywinst is te boeken. Visie vanuit perspectief hydrobiologisch laboratorium In de huidige situatie is het hydrobiologisch onderzoek bij Brabantse Delta en Hollandse Delta, los van het laboratorium, binnen het waterschap georganiseerd. Vanwege de kleine schaal waarop het hydrobiologisch onderzoek is georganiseerd, is bij beide waterschappen sprake van kwetsbaarheid in termen van kwaliteitsborging en continuïteit. Daarnaast beperkt de kleine omvang de mogelijkheden van kennisontwikkeling en innovatie. Bovendien wordt veel onderzoek uitbesteed aan externe partijen. Vanwege het beperkte aantal marktpartijen is de afhankelijkheid groot en is er weinig druk op de tarieven. Uitbesteding zorgt er verder voor dat gebiedskennis buiten de invloedsfeer van de waterschappen is georganiseerd. Vanuit de huidige situatie bezien is opschaling van het hydrobiologisch onderzoek gewenst en is het voor de continuïteit van het hydrobiologisch onderzoek en de verwevenheid met integraal waterbeheer goed om meer onderzoek zelf uit te voeren. Gezien de aard van het werk is het logisch om dit binnen de laboratoriumorganisatie te organiseren. Naar verwachting is dit meest efficiënte manier. Ten aanzien van hydrobiologisch onderzoek is het streven om een eigen onderzoekscapaciteit te realiseren, die in normale jaren de onderzoeksbehoefte in eigen beheer kan uitvoeren. Afhankelijk van de marktsituatie wordt bepaald hoe groot de omvang van de eigen onderzoekscapaciteit moet worden. Additionele onderzoeksbehoeften (pieken in werk) kunnen worden uitbesteed. De verwachting is dat de toekomstige behoefte aan hydrobiologisch onderzoek toeneemt. De verwachting ten opzichte van de huidige situatie is dat sprake zal zijn van een toename van de formatie en een afname van het benodigde budget voor uitbesteding van onderzoek aan externe bureaus om zodoende ook een netto kostenbesparing te realiseren. 7/45

170 De toekomstvisie voor het hydrobiologisch laboratorium kent drie sporen, namelijk: uitbouwen capaciteit voor huidige activiteiten Dit betreft werkzaamheden die nu reeds door de hydrobiologische laboratoria uitgevoerd worden. Ingezet wordt op het uitbouwen van de eigen werkcapaciteit uitvoeren onderzoek waar veel vraag naar is/komt Er zal in de toekomst steeds meer vraag komen naar hydrobiologisch onderzoek. Voorgesteld wordt om vanaf 2009 de hiervoor benodigde expertise in huis te halen specialistisch werk Het kleinschalige en specialistische werk (bijvoorbeeld het onderzoek naar de visstand in wateren) wordt naar verwachting niet bij het nieuwe (hydrobiologisch) laboratorium ondergebracht. In lijn met de werkwijze van het fysisch/chemisch laboratorium verloopt het uitbesteden van onderzoek in beginsel via het laboratorium en niet via het waterschap. Vanaf 2009 zal er structureel aandacht besteed gaan worden aan kwaliteitsborging en mogelijk certificering van de monsterneming en analyse. Hiervoor kan naar verwachting gebruik worden gemaakt van de kennis en ervaring van het fysisch/chemisch laboratorium. Visie en werkmissie Delta Lab In het verlengde van de hiervoor beschreven toekomstvisies is voor de gezamenlijke laboratoriumorganisatie een visie en werkmissie opgesteld. Hiermee wordt hierna verwoord hoe Delta Lab de komende 10 jaar aankijkt tegen het werk dat het laboratorium wil uitvoeren. De visie beschrijft de principes die centraal staan bij de laboratoriumwerkzaamheden, de werkmissie gaat in op de scope van de werkzaamheden. De visie van Delta Lab is als volgt: Delta Lab is een laboratorium van en voor de aangesloten waterschappen en verricht fysisch/chemisch en hydrobiologisch laboratoriumonderzoek. Primair wordt onderzoek verricht voor de eigen waterschappen, en daarop volgend voor andere overheden. Het onderzoek wordt uitgevoerd vanuit de waterkwaliteitstaak waarbij het meedenken met de opdrachtgevers een wezenlijk onderdeel vormt van de reguliere dienstverlening. Contact met opdrachtgevers verloopt via korte lijnen. Bij Delta Lab worden werkzaamheden klantgericht uitgevoerd met een optimale prijs/kwaliteitsverhouding, op basis van een gedegen gebiedskennis en met oog voor innovatie. Delta Lab is een flexibele organisatie die openstaat voor samenwerking met andere waterschappen. 8/45

171 Deze visie resulteert in de volgende werkmissie: Delta Lab verricht monsterneming en laboratoriumonderzoek. Het richt zich op - de ondersteuning aan - betrokken waterschappen, externe opdrachtgevers en positioneert zich krachtig in het werkveld van waterkwaliteit. Delta Lab biedt continuïteit bij de uitvoering van haar taken aan interne en externe klanten. Medewerkers mogen rekenen op goed werkgeverschap en werken binnen een professionele, interessante en veilige werkomgeving, met voldoende oog voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid. 2.3 Reikwijdte van de samenvoeging De (toekomst)visie en werkmissie voor Delta Lab betekent dat de samenvoeging van de laboratoria betrekking heeft op: Primaire proces van het laboratorium monsterneming fysisch/chemisch onderzoek (meetpakket/specialisatie, werk voor derden) hydrobiologisch onderzoek kwaliteitsborging (analysemethoden, certificering). Ondersteunende processen dit betreft: personeelszaken, financiën, automatisering, facilitaire zaken, communicatie, juridische zaken omdat de ondersteunende processen door de huidige laboratoria worden afgenomen bij de waterschappen, heeft de samenvoeging ook gevolgen voor de dienstverlenende afdelingen van de waterschappen. Bovenstaande aspecten worden in het volgende hoofdstuk nader uitgewerkt. Hierbij is aandacht voor de belangrijkste overwegingen die gelden. Op basis van die overwegingen zijn per aspect meerdere varianten uitgewerkt voor Delta Lab. Een van de varianten heeft de voorkeur gekregen van de werkgroep. De onderbouwing van die voorkeur is toegelicht. In het vierde en vijfde hoofdstuk komen respectievelijk het organisatieplan en de (meerjaren)begroting aan bod. Naast de toekomstvisie en bestuurlijke randvoorwaarden zijn ook de keuzes met betrekking tot de primaire en inhoudelijke processen hiervoor voorwaardelijk. 9/45

172 3 Beschrijving werkzaamheden Delta Lab In dit hoofdstuk komen de werkzaamheden van Delta Lab aan de orde. Achtereenvolgens is aandacht voor monsterneming, het meetpakket, de analysemethode en kwaliteitsborging en de ondersteunende processen. De beschrijvingen zijn opgesteld door de specialisten in de werkgroep. Als uitgangspunt is gehanteerd dat Delta Lab start met huisvesting op twee locaties. 3.1 Monsterneming (fysisch/chemisch onderzoek) Monsterneming heeft betrekking op het fysisch/chemisch laboratorium en het hydrobiologisch laboratorium. Omdat bij het hydrobiologisch onderzoek monsters (in combinatie met vegetatie) worden genomen door de analisten, heeft deze paragraaf alleen betrekking op het fysisch/chemisch onderzoek. Overwegingen De verschillen in werkwijze met betrekking tot monsterneming zijn tussen Brabantse Delta en Hollandse Delta beperkt. Een belangrijk verschil is dat Brabantse Delta ook monsters neemt in het kader van handhaving en toezicht (industriemonsters). De plaats in de organisatie van deze toezichthoudende monsternemers is onderwerp van discussie geweest bij Brabantse Delta. Conclusie hiervan is, dat bij Brabantse Delta intern zal worden voorgesteld de toezichthoudende monsternemers (3,0 FTE) onder te brengen bij Handhaving, deze functies gaan dus niet mee over naar Delta Lab. De belangrijkste reden hiervoor is dat goede aansturing vanuit Handhaving nodig is voor toezichthoudende taken bij Wvo-bedrijven. De overige monsternemers (2,8 FTE) gaan wel mee over naar Delta Lab. Varianten voor Delta Lab Met betrekking tot monsterneming zijn door de werkgroep de volgende varianten opgesteld. Optie 1: Huidige situatie handhaven Optie 2: Regionale splitsing, centrale planning en aansturing Optie 3: Centrale samenvoeging en centrale planning en aansturing In tabel 1 is een beoordeling van de varianten weergegeven. Op verschillende criteria zijn de varianten als volgt gescoord: - negatief effect 0 geen effect + positief effect 10/45

173 Tabel 1. Beoordeling varianten monsterneming Optie 1 Optie 2 Optie 3 Logistiek (kosten) (1) Gebiedskennis Inzetbaarheid personeel Aansturing (2) (1) Brengt in optie 3 veel reistijd voor monsternemers met zich mee (2) Kost in optie 2 meer overleg/reistijd van teamleider Voorkeursvariant Gezien de geografische situatie wordt voorgesteld te kiezen voor regionale splitsing van monsterneming, waarbij, gezien de omvang van de groep (9 Fte), de aansturing van deze groep centraal zou moeten plaatsvinden. Optie 2 krijgt daarmee de voorkeur van de werkgroep. Als gevolg van de keuze voor specialisatie (zie paragraaf 3.2) is er dagelijks monstertransport noodzakelijk tussen Rotterdam, Breda en Tiel (de laboratoria van Hollandse Delta en Rivierenland besteden op dit moment werkzaamheden bij elkaar uit en dit zal voortgezet worden). Geschat wordt dat dit een volle dagtaak is. Voor deze koerierswerkzaamheden zijn er twee opties: Optie 1: In eigen beheer Optie 2: Uitbesteden Uitvoeren in eigen beheer heeft als nadeel dat er te allen tijde vervanging moet zijn bij uitval van de koerier, dan wel de koelauto. Dit zal binnen Deltalab moeilijk te realiseren zijn. Bij uitbesteding aan een koeriersbedrijf speelt dit minder/niet, gezien de grotere buffer aan personeel/koelauto s dat beschikbaar is. Hollandse Delta heeft al jaren goede ervaringen met het gebruik van een koeriersbedrijf voor deze taken. Voorstel van de werkgroep is om te kiezen voor optie 2, het uitbesteden van koerierswerkzaamheden. Gezien de uitgangssituatie van twee locaties is de beschreven voorkeur ook vanuit kostenoogpunt de meest gunstige optie. 3.2 Meetpakket Ten aanzien van het meetpakket van Delta Lab zijn de volgende onderwerpen in overweging genomen: 1. specialisatie fysisch/chemisch onderzoek 2. schaalvergroting hydrobiologisch onderzoek 3. uitbesteding en inbesteding 4. werk voor derden 5. ontwikkelingen met gevolgen voor de omvang van het meetpakket. 11/45

174 Op bovenstaande onderwerpen wordt hierna nader ingegaan. Hierbij zijn alleen de onderwerpen specialisatie en schaalvergroting uitgewerkt in termen van overwegingen, varianten en voorkeursvariant. De andere onderwerpen zijn meer te typeren als externe factoren en omvatten in mindere mate een keuze. 1) Specialisatie fysisch/chemisch onderzoek Overwegingen Specialisatie is voor Delta Lab belangrijk omdat vooralsnog op twee verschillende locaties zal worden gewerkt. In die situatie ligt het voor de hand om na te denken op welke locatie het beste welke analyses kunnen worden uitgevoerd. Om zicht te houden op voordelen op het gebied van efficiëntie en innovatie moeten waar mogelijk gelijksoortige analyses op één locatie worden verricht. Grotere series verbeteren de efficiëntie en concentratie op één locatie stimuleert kennisontwikkeling. Naast zicht houden op voordelen dient rekening te worden gehouden met de situatie van de medewerkers. Wanneer verschillende varianten worden beoordeeld, zullen gevolgen voor medewerkers worden meegewogen. Belangrijk is vooral de mate waarin medewerkers, vergeleken met de huidige situatie, worden geconfronteerd met een werkplek op een nieuwe locatie. Daarnaast is het streven om desintegratiekosten te minimaliseren. Praktisch gezien is het belangrijk om rekening te houden met beschikbare ruimte. Vooral het laboratorium van Hollandse Delta is qua huisvesting krap. Voor Brabantse Delta wordt op korte termijn een nieuwe locatie gerealiseerd, waarin voor een periode van 5 tot 10 jaar het laboratorium zal zijn gehuisvest. Varianten voor Delta Lab Met betrekking tot specialisatie op het gebied van analyses zijn door de werkgroep de volgende varianten opgesteld: Optie 1: Geen specialisatie Optie 2: Specialisatie heeft betrekking op fysisch chemisch onderzoek, organisch onderzoek en metalen onderzoek. Gelet op de beschikbare medewerkers en het minimaliseren van verschuivingen ligt het voor de hand om fysisch/chemisch onderzoek door Brabantse Delta en organisch en metalen onderzoek door Hollandse Delta te laten uitvoeren. Optie 3: Specialisatie heeft betrekking op organisch onderzoek en metalen onderzoek, beide locaties doen fysisch/chemisch onderzoek. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat metalen onderzoek naar Brabantse Delta en organisch onderzoek naar Hollandse Delta gaat. Binnen fysisch chemisch kunnen bepalingen waar weinig vraag naar is, worden gebundeld (bijvoorbeeld detergenten, cyanide). 12/45

175 Optie 4: Bij optie 4 wordt net als bij optie 3 uitgegaan van metalen onderzoek naar Brabantse Delta en organisch onderzoek naar Hollandse Delta. Verschillend is dat een deel van het organisch onderzoek bij Brabantse Delta wordt onder gebracht. Bij de vergelijking van de varianten is ook een optie 0 meegenomen, namelijk het handhaven van de huidige situatie. Uitgangspunt is verder dat eventuele specialisatie in 2010 gereed is. In tabel 2 is een beoordeling van de varianten weergegeven. Op verschillende criteria zijn de varianten als volgt gescoord: - negatief effect 0 geen effect + positief effect Tabel 2. Beoordeling varianten specialisatie Optie 0 Optie 1 Optie 2 Optie 3 Optie 4 Efficiëntie (1) Kosten 0 0 +/- + + Tevredenheid personeel (2) 0 + / Logistiek Kennis Toekomstige ontwikkelingen Automatisering Innovatie (1) Efficiëntiewinst door nieuwe technieken is meegenomen bij het toekennen van de scores (2) Bij optie 1 zullen naar verwachting veel medewerkers het gevoel hebben dat sprake is van een status quo en dat hierdoor kansen worden gemist. Bij optie 3 en 4 is de impact van de verandering niet evenredig voor de medewerkers van beide laboratoria. Voorkeursvariant De voorkeursvariant van de werkgroep is optie 3. Dit betekent dat Delta Lab op twee locaties fysisch/chemisch onderzoek blijft verrichten, dat de locatie bij Brabantse Delta zich daarnaast specialiseert in metalen onderzoek en de locatie bij Hollandse Delta zich specialiseert in organisch onderzoek. Optie 3 is in de ogen van de werkgroep de optie met de beste verhouding tussen positieve en negatieve effecten. Op efficiëntie scoort optie 2 beter, maar optie 3 heeft minder nadelige effecten op het gebied van tevredenheid personeel en logistiek. Daarnaast is de score ten aanzien van kosten positiever. 13/45

176 2) Specialisatie hydrobiologisch onderzoek Overwegingen Zoals beschreven in de toekomstvisie (paragraaf 2.2) is het wenselijk om het hydrobiologisch onderzoek op grotere schaal (en op één locatie) te organiseren en om, afhankelijk van de marktsituatie, minder uit te besteden. Bij het hydrobiologisch onderzoek verschuift de nadruk naar verwachting van weinig zelf doen en veel uitbesteden naar meer zelf doen en minder uitbesteden. De relatie die bestaat tussen het onderzoek en het opstellen van beleid dient bij eventuele opschaling in acht te worden genomen. Het is wenselijk dat waterschappen beschikken over gebiedskennis op het gebied van hydrobiologie. Varianten voor Delta Lab In tabel 3 zijn de varianten met de belangrijkste voor- en nadelen uitgewerkt voor het al dan niet betrekken van het hydrobiologisch onderzoek bij Delta Lab. Drie varianten zijn nader met elkaar vergeleken, te weten: Variant 1: Hydrobiologisch onderzoek volledig uitbesteden Variant 2: Hydrobiologisch onderzoek onderbrengen bij een van de locaties van Delta Lab Variant 3: Hydrobiologisch onderzoek onderbrengen bij of Brabantse Delta of Hollandse Delta Tabel 3. Voor- en nadelen varianten hydrobiologisch onderzoek Nr Variant Voordelen Nadelen 1 Volledig uitbesteden 2 Hydrobiologisch onderzoek binnen Delta Lab; specialisatie op één locatie vragen over personele invulling, opleiding, kennis, huisvesting e.d. spelen minder toereikend budget en iemand die het onderzoek coördineert is voldoende afstemming met fysisch/chemisch onderzoek kan gemakkelijker gezamenlijk gebruik maken van huisvesting, kwaliteitssystemen en middelen mogelijkheid om snel te reageren op ontwikkelingen in de markt en ad hoc vragen er zijn betere mogelijkheden om aan kwaliteitsborging, kennisontwikkeling en innovaties te doen kosten zijn lager dan bij uitbesteding gebiedskennis wordt binnen het laboratorium opgedaan en behouden gebiedskennis en de algehele kennis van het personeel van hydrobiologie gaan verloren Externe bureaus worden leidend, mede hierdoor zijn lagere kosten voor onderzoek niet te verwachten Er ontstaan trendbreuken bij wisselende opdrachtnemers De controlemogelijkheden zijn gering het aanbrengen van een organisatorische scheiding tussen werkzaamheden van het laboratorium en werkzaamheden van het waterschap. Hiermee ontstaat een afstemmingsvraagstuk gebiedskennis op het gebied van hydrobiologie verdwijnt binnen waterschappen 14/45

177 Nr Variant Voordelen Nadelen 3 Hydrobiologisch onderzoek bij WSHD of WSBD ondergebracht voordelen voor het ene waterschap (klant dichtbij, betrokkenheid onderzoek, gebiedskennis, afstemming en dergelijke) zijn nadelen voor het waterschap waar het hydrobiologisch onderzoek niet is ondergebracht binnen één van de waterschappen moeten voorzieningen geregeld worden als huisvesting en het opzetten van een kwaliteitssysteem de aansturing vanuit het waterschap waar het onderzoek niet is ondergebracht kan lastig worden Bij variant 2 geldt dat nagedacht moet worden over de vraag welk deel van het hydrobiologisch onderzoek wordt ondergebracht bij Delta Lab. De organisatorische scheiding kan gelegd worden bij: analyseren, toetsing, interpretatie of advisering. Een afweging binnen de werkgroep heeft duidelijk gemaakt dat een combinatie van monsterneming, analyseren, toetsing en interpretatie zorgt voor kwaliteitsborging in het laboratorium. Daarnaast is betrokkenheid bij het doel van onderzoek georganiseerd. Advisering blijft bij het waterschap. Dit zorgt ervoor dat meerdere disciplines gemakkelijk bij advisering betrokken kunnen worden. Ook hoeft afstemming met opdrachtgevers niet via het laboratorium te lopen. Daarnaast vergt variant 2 een keuze voor een van de locaties van Delta Lab, Rotterdam of Breda. Voorkeursvariant Vooral vanwege het toenemende belang van hydrobiologisch onderzoek in de toekomst is het niet gewenst om het hydrobiologisch onderzoek volledig uit te besteden en afhankelijk te zijn van een beperkt aantal externe bureaus. Gezien het beperkt aantal marktpartijen is eerder een stijging dan een daling van de kosten te verwachten. Daarnaast is vooral bij het hydrobiologisch onderzoek de gebiedskennis van groot belang. Variant 1 heeft daarom niet de voorkeur van de werkgroep. Voor variant 3 geldt dat er vooral voordelen zijn voor één van de twee waterschappen. Voor het andere waterschap zijn er nauwelijks voordelen te benoemen, hoogstens dat het uitvoeren van het hydrobiologisch onderzoek geen managementaandacht vereist. Vooral vanuit het oogpunt dat een kans gemist wordt om (sneller) een professionaliseringsslag te maken (er wordt immers geen gebruik gemaakt van de kennis en kwaliteit van het fysisch/chemisch laboratorium) heeft ook deze variant niet de voorkeur van de werkgroep. Variant 2 is de voorkeursvariant van de werkgroep. De variant kent echter niet louter voordelen, er geldt dat in ieder geval duidelijk beschreven moet worden waar het interpreteren ophoudt en het adviseren begint. Hier ligt immers de knip tussen wat binnen het laboratorium uitgevoerd wordt en waar het waterschap zich mee bezig houdt. Een voorzet voor een knip tussen interpretatie en advies is opgenomen als bijlage. Verder dient de relatie die bestaat tussen het onderzoek en het opstellen van beleid in acht te worden genomen. Het is wenselijk dat waterschappen beschikken over gebiedskennis op het gebied van hydrobiologie. 15/45

178 Om te kunnen profiteren van de voordelen van schaalvergroting (gezamenlijke opleiding, teamvorming en efficiënter werken) heeft specialisatie op één locatie de voorkeur. Ten aanzien van de twee locaties van Delta Lab (Dokhaven of Steenakker) trekt de werkgroep de volgende conclusie: Dokhaven is geen geschikte locatie voor het nieuwe hydrobiologisch laboratorium, omdat hier de vanaf 2008 benodigde ruimte niet gerealiseerd kan worden (benodigd 150 m2, beschikbaar slechts 60 m 2 ) Breda is een geschikte locatie voor het nieuwe hydrobiologisch laboratorium, omdat hier de in 2008 benodigde ruimte (150 m 2 ) gerealiseerd kan worden. In de jaren tot aan de eindsituatie kan de voor het hydrobiologisch laboratorium benodigde ruimte hier (nagenoeg geheel) worden vrijgemaakt (ruim 250 m 2 van de benodigde 290 m 2 ) door realisatie van opslagruimte (portacabin) buiten het gebouw en specialisatie binnen chemie; de benodigde grondoppervlakte is op het perceel beschikbaar. Het hydrobiologisch laboratorium kan hier voorlopig mee vooruit In de optie waarbij Breda de vestigingsplaats is van het nieuwe hydrobiologisch laboratorium blijft een beperkte spoelfaciliteit (12 m2) beschikbaar op Dokhaven, voor het hydrobiologisch onderzoek is een dergelijke faciliteit noodzakelijk. De onderbouwing van de locatiekeuze is nader beschreven in bijlage 2. 3) Uitbesteden en inbesteden Fysisch/chemisch onderzoek In 2005 is ongeveer voor ILOW-punten aan fysisch/chemisch onderzoek uitbesteed. Voor het grootste deel betrof dit: deeltjesgrootte, zeefkromme bestrijdingsmiddelen onder andere organotin, amitrol, ETU; microcystine bacteriologie. De keuze om onderzoek al dan niet uit te besteden wordt enerzijds gebaseerd op een afweging van kosten en baten en anderzijds op een kwalitatieve afweging. De marktsituatie ten aanzien van fysisch/chemisch onderzoek is zodanig dat op het gebied van bestrijdingsmiddelen de commerciële markt qua marktpartijen beperkt is. TNO en Omegam zijn de belangrijkste spelers en die kunnen vanwege de beperkte concurrentie hoge tarieven rekenen voor hun onderzoeken. Inbesteding wordt hierdoor aantrekkelijk vanuit kostenoogpunt. Naar verwachting kan de bulk aan uitbesteed onderzoek binnen 1 a 2 jaar grotendeels binnen Delta Lab worden uitgevoerd. In tabel 5 wordt op basis van enkele criteria een afweging gemaakt tussen uitof inbesteden van fysisch/chemisch onderzoek. 16/45

179 Tabel 5. Afweging criteria uitbesteden of inbesteden fysisch/chemisch onderzoek Criterium Marktsituatie Flexibiliteit Kwaliteit / service Productie / fte Afweging Door het beperkt aantal marktpartijen maakt uitbesteding Delta Lab erg afhankelijk. Beperkte concurrentie leidt bovendien tot hoge tarieven Uitbesteding zorgt ervoor dat de meetpakketten voor langere tijd contractueel zijn vastgelegd. In geval van uitbesteding is een marktpartij gericht op continuering van het contract. Inbesteding vergroot naar verwachting de betrokkenheid bij het werk van het waterschap Door meer werk in het laboratorium te verrichten is het mogelijk om de productiviteit per fte te vergroten De parameters (fysisch/chemisch onderzoek) die worden uitbesteed, kunnen bij inbesteding met de huidige personele bezetting voor een belangrijk deel binnen de bestaande formatie worden opgevangen. Ten aanzien van uitbesteden en inbesteden is voor het fysisch/chemisch onderzoek de keuze als volgt: onderzoek op het gebied van deeltjesgrootte, zeefkromme, mycrocistine, calciet gaat naar Brabantse Delta (ca ILOW punten) onderzoek op het gebied van bestrijdingsmiddelen (o.a. organotin, amitrol, ETU) gaat naar Hollandse Delta (ca ILOW punten). In 2006 werd al een deel, waaronder glyfosaat / AMPA, in eigen beheer uitgevoerd bij onderzoek op het gebied van bacteriologie is sprake van afhankelijkheid van verdere ontwikkelingen. Vanwege onzekerheid op dit gebied is de keuze om dit onderzoek voorlopig uit te blijven besteden. Hydrobiologisch onderzoek Voor hydrobiologisch onderzoek 1 ) is het overzicht ten aanzien van uitbesteden weergegeven in tabel 4. Tabel 4. Overzicht uitbestedingen hydrobiologie Onderdeel Bestaande situatie (anno 2007) Eigen beheer (Fte) Uitbesteden ( ) Macrofauna/macrofyten/vlakdekkende 3, opnamen Epifytische diatomeeën, fyto- en zoöplankton Toetsen/interpreteren 1,0 Totaal 4, ) Hydrobiologisch onderzoek wordt niet uitgedrukt in ILOW-punten 17/45

180 Voor hydrobiologisch onderzoek is eerder beschreven dat het wenselijk is om, vanuit kosten- en kwaliteitsoverwegingen, te beschikken over een minder kwetsbare en meer robuuste onderzoekscapaciteit. Rekening houdend met de marktomstandigheden is voor 2008 een groei van de formatie met 2 fte in de begroting opgenomen. Naar de toekomst toe geldt dat de omvang van het meetpakket naar verwachting zal toenemen. Delta Lab kan deze groei op 2 manieren opvangen: 1. de huidige lijn voortzetten en het onderzoek uitbesteden 2. verder uitbreiden van de onderzoekscapaciteit en meer werk in eigen beheer uitvoeren. In de meerjarenbegroting is de tweede manier uitgewerkt. Onderstaand kader laat zien dat het daarmee mogelijk moet zijn een jaarlijkse besparing te realiseren van ,--. Berekening kostenbesparing hydrobiologisch onderzoek Ten tijde van de oprichting van Delta Lab wordt voor ,-- aan hydrobiologisch onderzoek uitbesteed. Het uitvoeren van deze werkzaamheden in eigen beheer zal leiden tot een toename van de personele lasten met ,--. Op basis van huidige marktprijzen en omstandigheden kan, naast de kwalitatieve voordelen op het gebied van innovatie en gebiedskennis, een financieel voordeel worden gerealiseerd van ongeveer ,-- Het eventueel inbesteden van onderzoek heeft als consequentie dat Delta Lab ervoor moet zorgen dat er voldoende gekwalificeerde medewerkers moeten worden gevonden. Daarnaast zal Delta Lab zich moeten inspannen om eenmaal aangetrokken medewerkers voor het laboratorium te behouden. Vanwege de huidige onzekerheid ten aanzien van marktomstandigheden krijgt het bestuur en management van Delta Lab als opgave mee een keuze te maken tussen uitbesteden of groei van de eigen onderzoekscapaciteit. Het berekende besparingspotentieel van jaarlijks ,-- vormt hiervoor het kader. 4) Werk voor derden De huidige situatie ten aanzien van fysisch/chemisch onderzoek is dat Brabantse Delta hoofdzakelijk werkt voor interne opdrachtgevers. Minder dan 5 % van de omzet betreft onderzoek voor andere opdrachtgevers dan het waterschap. Bij Hollandse Delta is het werk als volgt verdeeld: 50% interne opdrachtgevers Hollandse Delta 15% RIZA, onderzoek afvalwater Rijkswaterstaat, contract loopt tot 1 januari % hoogheemraadschap van Delfland, contract: Gemeenschappelijke Regeling en constructiekosten voor gemene rekening (geen BTW); contractduur loopt tot 1 januari /45

181 15% waterschap Rivierenland, contract 10 jaar, kosten voor gemene rekening, contract loopt tot % diverse opdrachtgevers onder andere Delfluent. De contracten met Delfland en Rivierenland zijn stabiel, de samenwerking met deze waterschappen is goed. Ook met RIZA verloopt de samenwerking goed, RIZA zal in 2010 weer een Europese aanbesteding moeten houden. Gelet op de kwalitatieve insteek van de vorige aanbesteding is de verwachting dat het contract ook in de verdere toekomst gecontinueerd kan worden. Delta Lab zal in de toekomst afhankelijk zijn van continuering van de contracten met derden zoals waterschappen, Rijksoverheden. Het is van belang om naar de toekomst het risico beheersbaar te laten blijven en dat het beleid erop gericht moet zijn dat andere waterschappen participeren in het Delta Lab, afhankelijk van de organisatievorm en de mogelijkheden daarbij. Bij het hydrobiologisch onderzoek is momenteel geen sprake van werk voor derden. Richting de toekomst wordt hierin ook niet voorzien. 5) Ontwikkeling met gevolgen voor de omvang van het meetpakket Richting de toekomst is het belangrijk om rekening te houden met ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de omvang van het meetpakket. Het monsteraanbod (fysisch/chemisch) voor 2005 is uitgekomen op ongeveer 5 miljoen ILOW punten. In 2006 ligt het aanbod op 5,3 miljoen ILOW punten. Opdrachtgevers kunnen moeilijk aangeven hoe de vraag naar laboratoriumonderzoek zich richting de toekomst zal ontwikkelen. Belangrijke ontwikkelingen zijn: EKR Water Door de EKR Water zal het meetpakket van Delta Lab toenemen. Dit geldt zowel voor het fysisch/chemisch onderzoek als voor het hydrobiologisch onderzoek. Integrale waterwet De verwachting is dat alle waterwetten (ook de WVO) worden ondergebracht in één waterwet. De Tweede Kamer-commissie voor verkeer en waterstaat heeft geadviseerd de indirecte lozingen onder te brengen bij de Wm (Wet milieubeheer). Welke rol de waterschappen hierin blijven vervullen is nog niet duidelijk. Onduidelijk is of het laboratorium het onderzoek kan blijven uitvoeren. Het grondwater zal waarschijnlijk niet meer onder verantwoordelijkheid van de provincie maar van het waterschap komen te liggen. Hierbij speelt de vraag wat betekent dit voor de monitoring van het grondwater. De consequenties voor het laboratoriumonderzoek zijn nog onduidelijk. 19/45

182 Diffuse bronnen beleid De laboratoria voeren verschillende onderzoeken uit zoals meetnet gewasbeschermingsmiddelen, DOB (duurzaam onkruidbeheer). Het beleid zal in de toekomst nog verder vorm krijgen en vertaald worden naar projecten en zonodig laboratoriumonderzoek. Denk aan projecten zoals o.a. Duurzaam onkruidbeheer op verhardingen, zink uitloging, medicijnen en oestrogene stoffen in oppervlaktewater. Effluent / influent lozingen Het onderzoek voor de awzi s die lozen op rijkswateren wordt bepaald door Rijkswaterstaat (BVR). Voor de awzi s lozend op eigen wateren wordt het Nationaal Standaard Program (NSP) toegepast. Het laboratoriumonderzoek voor de directie Zuiveringsbeheer is al jaren stabiel. De vraag is of de awzi s nog aanvullende eisen zullen worden opgelegd in het kader van heffingen, EKR Water. Verder kan het online meten op awzi s nog verder uitbreiden en is de vraag of hierin een taak ligt voor het laboratorium als het gaat om controles op / kalibraties van online meetapparatuur. Bij Brabantse Delta gebeurt dit al. Ook is het misschien mogelijk door online meetapparatuur en de relatie met genormeerde methoden vast te leggen in de toekomst, door het laboratorium minder frequent te laten meten. Onderzoek HAV-gebied Het onderzoek wat door Hollandse Delta voor Rivierenland in de Alblasserwaard en Vijfheerenland wordt uitgevoerd zal vanaf 1 januari 2009 wegvallen, het nieuwe laboratorium van Rivierenland is dan operationeel. De verwachting is dat ca ILOW punten wegvallen. Dit wordt wel gecompenseerd met organisch onderzoek dat voor Rivierenland vanaf 2006 wordt uitgevoerd. In 2006 is voor ILOW punten aan organisch onderzoek voor Rivierland uitgevoerd. 6) Innovatie Een belangrijke aanleiding voor de vorming van Delta Lab is het vergroten van de innovativiteit van het laboratorium. Innovativiteit schuilt in het ontwikkelen van meetmethodes, maar ook in het toepassen van nieuwe vindingen. Belangrijk is verder het meedenken met opdrachtgevers, bijvoorbeeld door het vinden van oplossingen om slimmer te meten. Binnen Delta Lab krijgt innovatie concreet de volgende invulling: bedrijfsprocessen worden geoptimaliseerd door de aanschaf van een nieuw lims. Robotisering is binnen de mogelijkheden (2 locaties) al redelijk doorgevoerd. Voor zover mogelijk wordt het uitgebreid (deeltjesgrootte, zeefkromme), robotisering kan verder gestalte krijgen wanneer Delta Lab zich in de toekomst vestigt op één locatie metalenonderzoek: ontwikkeling naar ICP/MS vooral voor oppervlaktewater organisch onderzoek: continue ontwikkeling voortzetten, brede screening LCMS/MS, GCMS/MS (bestrijdingsmiddelen, oestrogene stoffen) 20/45

183 advies richting opdrachtgevers: Delta Lab ontwikkelt zich tot een professioneel laboratorium met kennis van: beheersgebied (overstorten / stroomgebieden) adviesmethoden in relatie tot matrix ontwikkeling normen / inbreng in normalisatiewerk kennis van uitbesteding meedenken in projecten hydrobiologisch onderzoek: (bijdragen aan) ontwikkeling van nieuwe onderzoeksmethoden en technieken en verbetering van bestaande onderzoeksmethoden en technieken. Het laboratorium dient op de hoogte te blijven van ontwikkelingen op het gebied van regelgeving (BVR eisen, eisen waterkwaliteit, waterbodem), ontwikkeling van normen en de consequenties daarvan voor het laboratoriumonderzoek. Aansluitend bij de visie, oog hebben voor innovatie, wordt (vanaf 2009, na de fusieperiode) in de begroting rekening gehouden met een budget (ongeveer ter grootte van 1 extra fte) voor innovatiedoeleinden. Deze zijn gericht op efficiëntie (nieuwe technieken als robotisering), kwaliteit en nieuwe analyses (anticiperen op de vraag). Naast deze extra middelen kan, in het kader van innovatie, verder een beroep worden gedaan op capaciteit die vrijkomt door verbeterde efficiëntie. 3.3 Monsternemings- en analysemethoden en kwaliteitsborging Naast specialisatie en ontwikkelingen in de omvang van het meetpakket heeft de samenvoeging ook gevolgen voor te hanteren analysemethoden en kwaliteitsborging. De afstemming tussen analysemethodes en de veranderingen in het kwaliteitssysteem worden in deze paragraaf toegelicht. Afstemmingmonsternemings- en analysemethode Vanuit de laboratoria van Brabantse Delta en Hollandse Delta kan het zijn dat voor gelijke parameters verschillende analysemethodes worden gehanteerd. Daar waar Delta Lab kiest voor specialisatie zal overgestapt moeten worden naar een minimaal aantal methoden. Dit betekent keuzes maken op basis van prestatiekenmerken. Indien sprake is van kritische parameters zal vergelijkend onderzoek worden uitgevoerd om trendbreuk in analyseresultaten te voorkomen. Analysemethoden die op beide locaties van Delta Lab gehandhaafd blijven, vragen op korte termijn geen aandacht. Alleen bij problemen of storingen kan het zinvol zijn om op basis van prestatiekenmerken voor één methode te kiezen. 21/45

184 Het uitgangspunt bij uniformeren van monsternemings- en analysemethoden (en ook bij het inbesteden van nu nog uitbestede analyses) is zoveel mogelijk conform normering en landelijke richtlijnen te werken. Bovendien is afstemming nodig met de verschillende opdrachtgevers die eisen kunnen stellen aan de te hanteren monsternemings- en analysemethoden. Kwaliteitssysteem Wanneer de laboratoriumactiviteiten worden ondergebracht in een nieuwe organisatie zullen de kwaliteitssystemen geïntegreerd moeten worden tot een gezamenlijk, nieuw te accrediteren, kwaliteitssysteem. Ook voor hydrobiologisch onderzoek zal vanaf 2009 structureel aandacht komen voor kwaliteitsborging en mogelijke certificering van monsterneming en analyse. Als overbrugging van de huidige accreditaties naar een accreditatie van het nieuwe kwaliteitssysteem kan een voorlopige accreditatie worden aangevraagd. Het betreft slechts een korte overbruggingstijd tot het bezoek van de RvA. De accreditatie van het nieuwe kwaliteitssysteem is een opgave voor Delta Lab als nieuwe organisatie. Hiermee zal Delta Lab overigens eerder beginnen dan de formele datum van oprichting. 3.4 Ondersteunende processen Overwegingen In de voorgaande paragrafen is beschreven hoe binnen Delta Lab de organisatie van het primaire proces er uit kan komen te zien. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ondersteunende processen. Ondersteunende processen hebben betrekking op personeelszaken, financiën, automatisering, facilitaire zaken, communicatie en juridische zaken. In tabel 6 is aangegeven om welke diensten het gaat. Tabel 6. Overzicht diensten vanuit ondersteunende processen Ondersteunend proces Personeelszaken Financiën Automatisering Facilitaire zaken Communicatie Juridische zaken Diensten personeelsadministratie (personeelsbeheer, ziekteverzuim, salarisverwerking), Arbo-dienst beleid en advies financiële administratie (facturen, betalingen) beleid en advies procesautomatisering (applicatiebeheer lims, softwarepakketten apparatuur, systeembeheer lims, robotisering, instrumentkoppelingen) kantoorautomatisering (installeren PC s en printers, systeembeheer, netwerkbeheer) diensten in het kader van de exploitatie (catering, schoonmaak, kleine reparaties, inventaris) beheer en onderhoud van gebouwen PR, materiaal, huisstijl en dergelijke contractbeheer 22/45

185 In de huidige situatie maken de laboratoria van Brabantse delta en Hollandse Delta gebruik van de interne dienstverlening van de waterschappen. Voor de situatie van Delta Lab wordt verkend of deze situatie gehandhaafd moet blijven of dat andere varianten wenselijk zijn. Hierbij is uitgegaan van de verwachte behoefte van Delta Lab aan ondersteunende diensten. Naast de inventarisatie van de huidige situatie is een overzicht van de verwachte capaciteit aan ondersteunende diensten opgenomen in bijlage 3. Varianten voor Delta Lab Bij het organiseren van de ondersteunende processen zijn de volgende varianten mogelijk: Optie 1: inhuur via de moederorganisaties (huidige situatie) Optie 2: organiseren binnen Delta Lab Optie 3: inhuur via interimbureaus Optie 4: combinatie van variant 1 en 2. In onderstaand overzicht zijn de varianten met elkaar vergeleken op de aspecten beleidskennis, standaard werk, snelheid en kosten. De varianten zijn, ten opzichte van de huidige situatie, als volgt gescoord: - negatief effect 0 geen effect + positief effect Tabel 7. Scores variante ondersteunende processen Ondersteunende processen (middelen) 1) Inhuur via 2) Organiseren binnen 3) Inhuur via 4) Combinatie waterschap Delta Lab interimbureaus 1 en 2 Beleidskennis Standaard werk Snelheid Kosten 0 +/- - + De beleidskennis op het gebied van personeelszaken, financiën, kantoorautomatisering, facilitaire zaken, communicatie en juridische zaken is binnen de waterschappen professioneel beschikbaar en naar de toekomst gewaarborgd. Onderbrengen bij Delta Lab ligt onder andere vanwege de beperkte benodigde formatie minder voor de hand. Gezien de verwevenheid met het laboratoriumproces is het wenselijk om capaciteit op het gebied van kwaliteitszorg en laboratoriumautomatisering in huis te hebben. Het inhuren van personeel via een extern bureau brengt desintegratiekosten bij beide moederwaterschappen met zich mee en is dan ook niet aan te bevelen. 23/45

186 Voorkeursvariant Op basis van bovenstaande afweging van de varianten is de voorkeur van de werkgroep een combinatie van inhuur via het waterschap en het organiseren binnen Delta lab (variant 4). In bijlage 3 is nader uitgewerkt welke functies Delta Lab ten aanzien van de ondersteunende processen in huis dient te hebben. Overige diensten worden ingehuurd bij de moederorganisaties. 24/45

187 4 Organisatie Delta Lab In het vorige hoofdstuk is aandacht besteed aan de primaire en ondersteunende processen van Delta Lab. Voor belangrijke onderwerpen zijn organisatorische varianten verkend. Dit hoofdstuk gaat in op Delta Lab als organisatie. Keuzes op het gebied van rechtsvorm, besturing en formatie komen hier aan de orde. 4.1 Rechtsvorm Delta Lab Onderdeel van de organisatie van Delta Lab is ook de rechtsvorm van het nieuwe laboratorium. Twee mogelijke rechtsvormen komen in aanmerking, te weten: stichting gemeenschappelijke regeling (GR). Belangrijk is dat Delta Lab een overheidsorganisatie blijft. Onder andere vanwege de ambitie tot inbesteden van werkzaamheden. Als het laboratorium wordt gezien als onderdeel van het waterschap vervalt de verplichting om het werk aan te besteden. Om nog te mogen inbesteden moet aan de volgende eisen zijn voldaan: de waterschappen oefenen toezicht uit op Delta Lab zoals op de eigen diensten er moet bij het toezicht door de waterschappen sprake zijn van doorslaggevende invloed Delta Lab dient het merendeel van de werkzaamheden uit te voeren voor de aanbestedende dienst. Andere (markt-)activiteiten dienen marginaal te zijn Delta Lab wordt volledig gefinancierd met overheidsgeld. Iedere deelname van privaat kapitaal, hoe klein ook, maakt inbesteden onmogelijk niet de datum waarop een opdracht wordt verstrekt aan de laboratoria is van belang of aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, maar ook gebeurtenissen die zich nadien voordoen. De stichting en de Gemeenschappelijke Regeling (GR) zijn beide rechtsvormen, waarmee aan bovenstaande voorwaarden kan worden voldaan. Bij het maken van een afweging tussen beide varianten zijn de volgende aspecten van belang: 1. slagvaardigheid/inrichting bestuur 2. BTW-vrijstelling 3. toetreding van derden 4. rechtspositie medewerkers. De aspecten worden hierna toegelicht. 25/45

188 1. Slagvaardigheid/inrichting bestuur Gemeenschappelijke Regeling De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) geeft de kaders aan waaraan een GR moet voldoen. Deze kaders gaan onder andere over de inrichting van het bestuur: Het bestuur van een openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Het algemeen bestuur bestaat uit leden van de besturen van de deelnemende waterschappen. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit de voorzitter en twee of meer andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen. De wet geeft aan dat geregeld moet worden de wijze waarop het algemeen bestuur aan deelnemers gevraagde inlichtingen dient te verstrekken, waarop het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur verantwoording moeten afleggen. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal. Het algemeen bestuur stelt de begroting en de jaarrekening vast. De algemene besturen van de deelnemende waterschappen ontvangen de ontwerpbegroting van het openbaar lichaam en kunnen hun zienswijzen inbrengen. Stichting: De wet geeft geen regels over de inrichting van het bestuur. In beginsel is er dus een grote vrijheid in de inrichting van het bestuur. In het bestuur van een stichting hoeven geen politiek gekozen bestuurders te zitten. Conclusie: Voor de GR is er meer wettelijk geregeld dan voor de stichting. Dit kan belemmerend werken als het gaat om besluitvorming, maar hoeft niet bij voorbaat te betekenen dat met een GR geen slagvaardige besluitvorming mogelijk is. De slagvaardigheid van het bestuur van een GR staat en valt met de afspraken die de fusiepartners, binnen de wettelijke kaders, daarover maken. Instrumenten als delegatie en mandaat kunnen besluitvorming slagvaardiger maken. Ook biedt de Wgr bijvoorbeeld de mogelijkheid om bij een tussentijdse wijziging van de begroting af te wijken van de regel dat dit moet worden voorgelegd aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen. 2. BTW-vrijstelling Wil een samenwerkingsverband in aanmerking komen voor BTW-vrijstelling, dan moet aan een groot aantal voorwaarden zijn voldaan. Deze voorwaarden zijn genoemd in bijlage 3 bij de ledenbrief van de Unie van Waterschappen d.d. 16 juli /45

189 Eén van de voorwaarden is dat het samenwerkingsverband over voldoende zelfstandigheid moet beschikken ten opzichte van zijn deelnemers. Sec naar deze voorwaarde kijkend kan gekozen worden zowel voor een stichting als voor een GR. Puur kijkend vanuit de BTW-optiek maakt de rechtsvorm Stichting dan wel GR dus niet zoveel uit. Wat in de afweging doorslaggevend hoort te zijn, is het uitgangspunt van en voor de waterschappen. Dit uitgangspunt geeft toch de voorkeur aan een GR. Conclusie Het punt van de zelfstandigheid is slechts één van de voorwaarden voor BTWvrijstelling. Of Delta Lab ook daadwerkelijk voor vrijstelling in aanmerking komt, zal moeten worden voorgelegd aan de Belastingdienst. Geadviseerd wordt dit in een zo vroeg mogelijk stadium te doen. Geadviseerd wordt dan ook dit overleg te voeren op basis van gelijkwaardigheid en daarom vooraf een belastingdeskundige te consulteren. 3. Toetreding van derden Gemeenschappelijke Regeling Toetreding door provincies, gemeenten is mogelijk. Er zijn verschillende combinaties mogelijk. Er gelden voor de regeling soortgelijke bepalingen als bij regeling tussen waterschappen. Ook andere rechtspersonen kunnen toetreden. Bij meerdere deelnemers kan de omvang van het bestuur toenemen, maar dit hoeft op grond van de Wgr niet. Het uitgangspunt is dat er per deelnemer één bestuurslid in het algemeen bestuur zit. De wet biedt ook de mogelijkheid dat niet alle, maar slechts twee deelnemers de leden van het algemeen bestuur aanwijzen. Voor het dagelijks bestuur bepaalt de Wgr alleen dat het dagelijks bestuur moet bestaan uit twee of meer andere leden. Stichting: Deelname door andere waterschappen is mogelijk. Een besluit van een waterschap tot het oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke rechtsvormen is niet onderworpen aan goedkeuring. Wel geldt een meldingsplicht. Toetreding van gemeenten en provincies lijkt ook mogelijk, maar hiervoor is goedkeuring van de provincie respectievelijk de minister nodig. In de praktijk wordt goedkeuring zelden onthouden. Op welke wijze andere overheden kunnen toetreden kan in de statuten worden geregeld. In de statuten kunnen voorwaarden worden gesteld. Conclusie: Toetreding van derden is bij beide rechtsvormen te regelen. 27/45

190 4. Rechtspositie medewerkers Gemeenschappelijke Regeling Medewerkers hebben een ambtenarenstatus (rechtspositie en arbeidsvoorwaarden op basis van een CAO voor overheidspersoneel) Stichting: Medewerkers in dienst bij een stichting, een privaatrechtelijke rechtspersoon, zijn geen ambtenaar. Dit betekent dat je voor de stichting een rechtspositieregeling moet treffen. Daarbij zou de SAW kunnen worden gevolgd. Voor de pensioenvoorziening die nu voor ambtenaren is ondergebracht bij het ABP zal een oplossing moeten worden gezocht. Het is onder voorwaarden mogelijk om lid te worden van het ABP (zogenaamde B3-status). Bepalend daarbij is het begrip overheidstaken. Toetreding moet worden aangevraagd. Conclusie Een Gemeenschappelijke Regeling zorgt voor continuïteit van de ambtenarenstatus van medewerkers. Eindconclusie Het voordeel van een stichting is dat er in beginsel meer vrijheid is met betrekking tot het inrichten van het bestuur dan bij de gemeenschappelijk regeling. De vraag is echter of de slagvaardigheid van het bestuur wel doorslaggevend moet zijn. Het uitgangspunt is immers dat Deltalab een organisatie moet zijn van en voor de waterschappen. Bezien vanuit dat uitgangspunt heeft een publiekrechtelijke rechtsvorm (GR) de voorkeur boven een privaatrechtelijke rechtsvorm (stichting). Bijkomend voordeel van de GR is het continueren van de ambtenarenstatus van de medewerkers. Voor de GR zal een bestuur worden gevormd vanuit de besturen van beide moederorganisaties. 4.2 Besturing en management Strategische doelstellingen Strategisch gelden (in volgorde van hiërarchie) voor Delta Lab de volgende doelstellingen: 1. het verrichten van kwalitatief goed onderzoek en het toepassen van normen. Consistentie en betrouwbaarheid van analyseresultaten is gewaarborgd. Onder andere door middel van accreditatie 2. Delta Lab is kostenbewust en werkt tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Kansen om kosten te kunnen verlagen worden benut 3. Delta Lab is innovatief. Voortdurend wordt op zoek gegaan naar vernieuwing en verbetering van bestaande methoden en technieken. 28/45

191 De doelstellingen zijn ontleend aan de visie en werkmissie als beschreven in paragraaf 2.2. Bestuur Delta Lab wordt bestuurd door één bestuur waarin de deelnemende waterschappen gelijkwaardig vertegenwoordigd zijn. Het bestuur bepaalt welk onderwerp wanneer op de bestuurlijke agenda komt. De uitvoerende organisatie vervult een antennefunctie door het bestuur tijdig te wijzen op actuele en toekomstige ontwikkelingen en trends die om bestuurlijke reactie vragen. De uitvoerende organisatie bereidt de bestuursbesluiten voor en waar mogelijk worden aan het bestuur verschillende varianten en keuzes voorgelegd, zodat er besluiten genomen kunnen worden. De uitvoerende organisatie is verantwoordelijk voor de uitvoering van bestuursbesluiten met verantwoording achteraf. Het hoofd van Delta Lab is de eerste adviseur van het bestuur en draagt zorg voor de coördinatie tussen de bestuurlijke organisatie en de uitvoerende organisatie. Leiderschap Bij leiderschap in de organisatie van Deltalab passen de volgende kenmerken: een inspirerende, mensgerichte persoonlijkheid gericht op samenwerking, innovatie en ontwikkeling van medewerkers. De klant staat centraal en daarnaast wordt goed gelet op de kosten. Leidinggevenden geven hun medewerkers ruimte om zich te ontwikkelen en leggen verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie. Dit betekent voor medewerkers dat zij handelingsvrijheid en verantwoordelijkheid krijgen, maar ook dat zij aanspreekbaar zijn op hun bijdrage aan de realisatie van de organisatiedoelen en op hun functioneren als collega. Hiërarchisch leidinggeven heeft betrekking op de relatie, waarbij de leidinggevende de bevoegdheid heeft opdrachten te verstrekken aan medewerkers. Hij is verantwoordelijk voor het adequaat functioneren van het organisatieonderdeel en eindverantwoordelijke voor de door zijn eenheid te leveren en geleverde producten. Daarnaast is hij met andere hiërarchisch leidinggevenden mede verantwoordelijk voor het functioneren van de organisatie als geheel. Een medewerker kent slechts één hiërarchisch leidinggevende en voert hiermee de functionerings- en beoordelingsgesprekken. Integraal Management Integraal management betekent dat de leidinggevenden integraal verantwoordelijk zijn voor het beleid en sturing van proces van hun organisatieonderdeel met de daarbij behorende mensen en middelen en de ontwikkeling daarin. Zij krijgen daartoe de beschikking over middelen (via budgetsystematiek) en de daarbij behorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor de beleidsvoorbereiding, de uitvoering en de daarbij behorende bedrijfsvoering. Ook worden verantwoordelijkheden zo dicht mogelijk neergelegd bij de plek waar 29/45

192 het resultaat bereikt moet worden. Uitgangspunt hierbij is het realiseren van een platte organisatiestructuur. Organogram Bij de start van Delta Lab geldt het in figuur 2 weergegeven organogram als vertrekpunt. Figuur 2. Organogram Delta Lab bij oprichting 4.3 Formatie In deze paragraaf is een inschatting gemaakt van de omvang van de formatie van Delta Lab in de situaties van twee locaties en één locatie. Onderscheid is hierbij gemaakt tussen fysisch/chemisch onderzoek, hydrobiologisch onderzoek, monsterneming en ondersteunende processen. Tabel 8 Inschatting formatie Delta Lab (Fte) BD, HD Huidige situatie Deltalab twee locaties Deltalab één locatie Afdelingshoofd 1, Directeur -- 1,0 1,0 Fysisch/chemisch onderzoek Analist 40, ,7 Teamleider 3,5 3,0 3,0 30/45

193 Hydrobiologisch onderzoek 1 ) BD, HD Huidige situatie Deltalab twee locaties Deltalab één locatie Onderzoek 3,7 4,7 4,7 Interpretatie/toetsing 1,0 2,0 2,0 Teamleider 0,2 0,2 0,2 Monsterneming 2 ) Monsternemer 7,8 7,8 7,8 Teamleider + planning 1,5 1,5 1,5 Ondersteunende processen 3 ) Staffuncties (toelichting 3 en bijlage3) 6,4 7,0 6,3 Totaal 66,8 62,2 59,2 Kijkend naar de benodigde fte s is ten aanzien van fysich/chemisch onderzoek een personeelsbesparing op termijn te realiseren van 10 % op twee locaties en 15 % op één locatie bij gelijkblijvend aanbod. Ten aanzien van hydrobiologisch onderzoek wordt, met uitbreiding van de onderzoekscapaciteit, geanticipeerd op een toename van het meetpakket dat in eigen beheer kan worden uitgevoerd. In tabel 9 is onderscheid gemaakt tussen de productieve medewerkers en staf en leiding. Onder staf en leiding wordt verstaan: het in de voorgaande tabel kopje ondersteunenden processen inclusief de in de tabel vermelde teamleiders. De productieve fte s zijn de resterende fte s. Tabel 9. Verdeling productieve medewerkers en staf en leiding BD, HD Huidige situatie Deltalab twee locaties Deltalab één locatie Productieve fte 53,4 49,5 47,2 Staf en leiding fte 13,4 12,7 12,0 Totaal 66,8 62,2 59,2 1 ) In tabel 8 is de formatieve groei van het hydrobiologisch onderzoek na 2008 nog niet opgenomen. In 2008 wordt uitgegaan van een groei van de onderzoekscapaciteit met 2 fte. 2 ) Het genoemde aantal fte is exclusief de monsternemers van Brabantse Delta in het kader van handhaving en toezicht (3,0 fte); wel inclusief planning/ondersteuning monstername 3 ) Omvat: kwaliteitsfunctionarissen, beleidsmedewerker, specialist laboratoriumautomatisering applicatiebeheer, accountmedewerker en secretaresse; toename in 2008 door: vervallen één labhoofd maar invoeren 1 FTE beleidsfunctie, uitbreiding met 0,5 FTE accountmedewerker i.v.m. afstand tot/relatie met moeders en verdere ontlasting primaire proces zodat daar de productiviteit verder omhoog kan; totale staff FTE s gaat wel omlaag, zie tabel 9 31/45

194 Op basis van de productiegegevens van Brabantse Delta en Hollandse Delta is in tabel 10 een schatting gemaakt van de te realiseren laboratoriumproductie per productieve medewerker na de samenvoeging voor de situatie van twee locaties en één locatie. De medewerkers van het hydrobiologisch laboratorium zijn in het overzicht niet meegenomen omdat de productie niet in ILOWpunten wordt uitgedrukt. Tabel 10. Productie per productieve medewerker (ILOW punten; fysisch/chemisch) BD Situatie 2005 HD Situatie 2005 Delta Lab 2 locaties Delta Lab 1 locatie Fysisch chemisch Metalen (1) Organisch (2) Monsterneming (1) Het verschil in ILOW productie bij metalen heeft te maken met: overbezetting personele capaciteit binnen Hollandse Delta meer complexer monsteraanbod (RIZA) bij Hollandse Delta. (2) Het verschil in ILOW productie organisch heeft te maken met: efficiëntere inrichting binnen Hollandse Delta vanwege veel groter aanbod / automatisering. Aangezien binnen organisch nog veel ontwikkeling is qua inbesteding en nieuwe componenten wordt de productie per productieve medewerker voor de eerste jaren (dus optie twee locaties) iets lager ingeschat. De productiegegevens worden met name gebruikt voor fysisch/chemisch, metalen en organisch om de formatie door te rekenen. Voor monsterneming en acceptatie worden de fte s opgeteld. 4.4 Huisvesting Zoals in de randvoorwaarden bij de bestuurlijke opdracht is meegegeven zal Delta Lab starten met een laboratorium op twee locaties. De ene locatie is de huidige locatie van het laboratorium van Hollandse Delta (Dokhaven). Naar aanleiding van de voorkeursvariant ten aanzien van specialisatie worden op deze locatie analyses verricht in het kader van fysisch/chemisch onderzoek en organisch onderzoek. De verandering heeft als consequenties voor de huisvesting op Dokhaven dat de ruimten hydrobiologie (kantoor en determineren) en metalen (twee analyseruimten) zullen worden ingericht voor het organisch onderzoek. De spoelruimte ten behoeve van hydrobiologie blijft overigens op Dokhaven bestaan. De aanpassingen hebben te maken met: leidingwerk voor verschillende laboratoriumgassen, gassenhok aanpassingen meubilair, zuurkasten afzuigpunten. 32/45

195 In totaal dient naar verwachting rekening te worden gehouden met een investering van circa ,--. De andere locatie van Delta Lab betreft een nieuw te bouwen locatie in de omgeving van Breda. Deze locatie wordt gebouwd met een voorzien gebruik van 5 tot 10 jaar. Op de locatie worden analyses verricht in het kader van fysisch/chemisch onderzoek, metalenonderzoek en hydrobiologisch onderzoek. 33/45

196 5 Begroting 2008 en verder 5.1 Uitgangspunten voor de begroting In tabel 11 zijn de uitgangspunten weergegeven die gehanteerd worden voor de begroting bij Delta Lab. Tabel 11. Uitgangspunten begroting Uitgangspunt Brabantse Delta Hollandse Delta Deltalab Minimale investeringsbedrag ten behoeve van investeringsplan (afschrijving + rente) , , ,-- Afschrijvingswijze Lineair Lineair Lineair Afschrijvingstermijn apparatuur/instrumenten 10 jaar 5-8 jaar 5-8 jaar Afschrijvingstermijn inventaris 10 jaar 10 jaar 10 jaar Afschrijvingstermijn software 5 jaar 5 jaar 5 jaar Afschrijvingstermijn hardware 4 jaar 5 jaar 5 jaar Afschrijvingstermijn bouwkundig 40 jaar 40 jaar 40 jaar Afschrijvingstermijn mechanisch/elektrisch Afschrijvingstermijn grond Het gehanteerde rentepercentage nieuw aan te trekken langlopende leningen Tegenraming op de lasten van nieuwe investeringen 20 jaar 25 jaar 20 jaar Wordt niet op afgeschreven Dienstauto s Aanschaf + kapitaliseren Personeelskosten 2008 Prijspeil juni % (2007) + 2% t.b.v Wordt niet op afgeschreven 4,5 % 4,5 % 4,5 % 30% 30 % 30 % Wordt niet op afgeschreven Lease Aanschaf + onderhoudscontract % % Inflatiepercentage 2 % per jaar 1,5 % per jaar 2 % per jaar 34/45

197 Het voorstel is om deze boekwaarden éénmalig te laten afkopen door Delta Lab. De inbreng wordt dan direct op een eerlijke manier verrekend. De andere optie is de instrumenten als bruidschat mee te geven. Dit leidt echter tot versneld afschrijven van boekwaarden door moederorganisaties (extra kosten). Dit wordt meegenomen in een vereveningsvoorstel. 5.2 Begroting 2008 Hieronder is de begroting weergegeven van Delta Lab voor het jaar 2008 (hierbij is uitgegaan van een heel jaar Delta Lab). De begroting van Delta Lab is afgezet tegen de cumulatieve begroting van de laboratoria van Brabantse Delta en Hollandse Delta. Daarnaast is de begroting van Delta Lab opgesplitst in fysisch/chemisch onderzoek en hydrobiologisch onderzoek. Begroting 2008 TOTAAL Uitsplitsing Deltalab Brabantse Delta Hollandse Delta Totaal Deltalab Chemisch Hydrobiologisch Kosten Kapitaallasten inventaris en systemen Salariskosten en overige personeelslasten Gebruiks- en verbruiksgoederen Huren, pachten en verzekeringen Onderhoud door derden Uitbesteding chemisch en hydrobiologisch onderzoek Overige diensten door derden Huisvesting Ondersteunende diensten en overhead Onvoorzien en fusiekosten Opbrengsten Diverse analyses voor derden Totaal Tabel 12. Begroting Delta Lab 2008 In bijlage 4 is een uitgebreide begroting opgenomen. Vergeleken met de huidige situatie zijn de belangrijkste verschillen tussen Deltalab en Brabantse Delta en Hollandse Delta 2008 als volgt: Extra kosten ± ( ,-) 1. De hogere salariskosten en overige personeelslasten ontstaan door extra investering van 2 FTE s in het hybilab en extra inhuur i.v.m. inwerken ( ,-). Daarnaast is rekening gehouden met kosten voor sociaal statuut ( ,- gedurende 3 jaar). 2. De huisvesting wordt duurder i.v.m. een éénmalig verbouwing op Dokhaven ( ,-). Hydrobiologie en metalen moet plaatsmaken voor organisch onderzoek. 3. Er is ,- extra opgenomen voor een koeriersdienst tussen de locaties Dokhaven, Steenakker en de vestiging van Rivierenland. 4. Er is jaarlijks een bedrag van ,- opgenomen als onvoorzien voor heel de nieuwe organisatie en ,- aan fusiekosten in /45

198 Efficiëncyvoordeel (totaal ± ,-) Het voordeel op de kapitaallasten ontstaat voornamelijk door het gezamenlijk implementeren van het nieuwe laboratoriuminformatiesysteem ( ,-) Het voordeel op de post uitbesteding onderzoek zit in het minder uitbesteden van vooral chemisch onderzoek ( ,-) en voor een kleiner deel in het hydrobiologisch onderzoek ( ). De formatie voor het chemisch laboratorium is met 1 FTE verlaagd. Een openstaande vacature bij Hollandse Delta wordt niet meer ingevuld ( ,-) Een voordeel op de huisvesting van het hybilab door het overgaan naar één locatie ( ,-) Lagere gebruiks- en verbruiksgoederen van ,- (schaalvoordelen) Diverse kleine voordelen zoals dubbele contributies ( ,-) Samengevat bedraagt het netto voordeel van de fusie in 2008 ongeveer ,--. Dit voordeel is te splitsen in een voordeel van ,-- voor het chemisch laboratorium en een extra investering van ,-- in het hydrobiologisch laboratorium. Verschuiving van kosten Er zit een grote verschuiving in de ondersteunende diensten ( ,-). Beide waterschappen kennen kosten die normaal gesproken worden toegerekend aan het laboratorium die nu niet meer kunnen worden toegerekend. Dit heeft een positief effect op de begroting van Delta Lab (meer in eigen beheer doen en niet meer mee betalen aan de algemene kosten van heel de organisatie zoals KAM, centraal management, concerncontrol). De verlaging van de ondersteunende diensten voor Delta Lab kan dus niet als een voordeel worden gezien voor de moederwaterschappen (zie onderdeel Toegerekende kosten door beide waterschappen die niet meer kunnen worden toegerekend ). Het nadeel van het niet meer kunnen toerekenen wordt gecompenseerd doordat de ILOW-prijs van Delta Lab daalt. De moederorganisaties zullen de kosten voor laboratoriumwerk daardoor zien afnemen. 5.3 Financiële vooruitblik Tabel 13 geeft weer hoe de kosten van Delta Lab zich naar verwachting richting de langere termijn zullen ontwikkelen. Hierbij is na 2008 geen rekening meer gehouden met inflatie, waardoor een beter zicht op het fusievoordeel wordt verkregen. Verloop totale kosten Chemisch laboratorium Hydrobiologisch laboratorium Totaal Besparing cumulatief Tabel 13. Verloop totale kosten Delta Lab (bedragen * 1.000) 36/45

199 Het netto voordeel van de fusie loopt in 2012 op tot meer dan 1 mln. Dit betekent een voordeel van 0,9 mln. voor het chemisch laboratorium en ,- voor het hydrobiologisch laboratorium. In 2013 zal het voordeel voor het hydrobiologisch laboratorium verder toenemen tot ,- door het nog meer terug kunnen dringen van de uitbestedingskosten. De belangrijkste verschillen tussen de meerjarenraming 2009 tot en met 2012 en de begroting van Delta Lab voor 2008 zijn: Kapitaallasten van investeringen die reeds zijn gedaan en nog te verwachten investeringen Aanschaf bemonsteringapparatuur Hollandse Delta chemisch laboratorium in 2009 ( ,-) Afname uitbesteding chemisch lab Afname uitbesteding hydrobiologisch laboratorium Afname aantal FTE s chemisch laboratorium Toename aantal FTE s hydrobiologisch laboratorium Eénmalige verbouwing op locatie Dokhaven (2008) Eénmalige investering persluchtdrager en demi-installatie op locatie Steenakker (2008) Afname kosten raad van accreditatie: minder uitgebreid onderzoek, registratie en verhuizing Verschuiving verhouding FTE s voor chemisch lab en hybilab is van toepassing op de verdeling van de ondersteunende diensten (chemie -, hybi +) Verhouding chemie en hybi m2 huisvesting wordt anders van 150 m2 hybi naar 225 m2 hybi Sociaal statuutkosten vervallen vanaf 2011 Afname van de fusiekosten ( ,- en vanaf ,-) Tabel 14 schetst de ontwikkeling van het tarief per ILOW-punt voor Delta Lab tot aan het jaar Brabantse Delta Hollandse Delta Optelling BD & HD Deltalab Deltalab Deltalab Deltalab Deltalab Aantal ILOW-punten totaal Gem. prijs per ILOW-punt* 1,35 1,56 1,25 1,25 1,22 1,19 1,18 Aantal ILOW-punten RIZA Prijs per ILOW-punt RIZA** 0,99 0,99 0,99 0,99 0,99 0,99 0,99 Aantal ILOW-punten Delfluent Prijs per ILOW-punt Delfluent** 1,21 1,21 1,21 1,21 1,21 1,21 1,21 Aantal ILOW-punten gemene rekening Verrekenprijs per ILOW-punt*** 1,35 1,69 1,28 1,28 1,25 1,21 1,20 Prijs per ILOW-punt benchmark**** 1,35 1,22 1,25 1,19 1,20 1,17 1,14 1,13 Tabel 14. Ontwikkeling ILOW-punt Delta Lab * Betreft de gemiddelde kostprijs van het laboratorium. ** Betreft de prijs op basis van afspraken met RIZA en Delfluent. Het contract van RIZA loopt tot uiterlijk Het contract met Delfluent loopt per af. Nieuwe prijsafspraken moeten nog gemaakt 37/45

200 worden. Voor beide opdrachtgevers is voorlopig uitgegaan van continuering van de huidige prijsafspraken. Enige risico is wel aanwezig. *** Betreft de verrekenprijs voor de gemene rekening met Brabantse Delta, Hollandse Delta, Delfland en Rivierenland. Uitgangspunt is dat Delfland en Rivierenland meegaan in de gemene rekening en daarmee de kostprijs gaan betalen. **** Betreft de ILOW-prijs t.b.v. benchmark met andere waterschapslaboratoria. Deze is exclusief ondersteunende diensten (behalve ICT en huisvesting), omdat laboratoria over het algemeen alleen voor de eigen organisatie werken. De gelijke ILOW-punt prijs in 2009 als in 2008 wordt veroorzaakt door een lagere ILOW-productie. Waterschap Rivierenland gaat ILOW-punten in eigen beheer uitvoeren. Er is in 2009 wel een efficiëncyvoordeel. De huidige situatie van Brabantse Delta laat een lagere ILOW-punt prijs ( 1,35) zien ten opzichte van Hollandse Delta door verschil in toerekening van ondersteunende diensten. Behalve huisvesting en ICT en een klein stukje overhead worden er op dit moment geen ondersteunende diensten toegerekend aan het laboratorium. Hierdoor is voor de huidige situatie geen realistische ILOW-punt prijs te berekenen voor Hollandse Delta en Brabantse Delta samen. Toegerekende kosten door beide waterschappen die niet meer kunnen worden toegerekend Hollandse Delta rekent op dit moment totaal ,- aan overhead van centraal management en ondersteunende diensten zoals ICT, financiën, communicatie, personeelszaken, enz. door aan het totale laboratorium. Deze kosten kunnen na de fusie niet meer worden toegerekend. Voor Brabantse Delta is dit een bedrag van ongeveer ,- (excl. Bouvigne en excl. kosten ondersteunende diensten die op dit moment niet worden toegerekend aan het chemisch lab). Daarnaast zal Delta Lab voor ongeveer ,- personeel inhuren bij de moederwaterschappen om een aantal werkzaamheden te verrichten. Per saldo betekent dit dat ,- niet meer kan worden toegerekend aan Delta Lab. Dit is vooral een boekhoudkundige verschuiving (in plaats van toerekening aan het lab naar een navenant lagere doorberekening van de ILOW-punt prijs). Op termijn is wellicht door het wegvallen van het lab nog wel enige besparing in de moederorganisaties mogelijk. Voorstel boekwaarden De boekwaarden van de instrumenten van Delta Lab zijn per 1 januari 2008 als volgt: instrumenten Hollandse Delta: ,- instrumenten Brabantse Delta: ,- 38/45

201 Het voorstel is om de boekwaarden éénmalig te laten afkopen door Delta Lab. De inbreng wordt dan direct op een eerlijke manier verrekend. De andere optie is de instrumenten als bruidschat mee te geven. Dit leidt echter tot versneld afschrijven van boekwaarden door moederorganisatie (extra kosten). 39/45

202 6 Toekomstbeeld Delta Lab Dit hoofdstuk schetst een beeld van Delta Lab in de toekomst. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het toekomstbeeld op de korte termijn en het toekomstbeeld op de lange termijn. Het toekomstbeeld voor de korte termijn betreft een samenvatting van alle hiervoor beschreven voorkeuren van de werkgroep. Hiermee ontstaat een overzicht van Delta Lab per 1 mei 2008 en wordt een indruk gegeven hoe Delta Lab de strategische doelstellingen wil realiseren. Het toekomstbeeld voor de lange termijn betreft een blik van 10 jaar vooruit. 6.1 Delta Lab per 1 mei 2008 Delta Lab gaat na de oprichting aan de slag met het realiseren van de volgende strategische doelstellingen: 4. het verrichten van kwalitatief goed onderzoek. Consistentie en betrouwbaarheid van analyseresultaten is gewaarborgd. Onder andere door middel van accreditatie en toepassing van normen 5. Delta Lab is kostenbewust en werkt tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Kansen om kosten te verlagen worden benut 6. Delta Lab is innovatief. Voortdurend wordt op zoek gegaan naar vernieuwing en verbetering van bestaande methoden en technieken. Delta Lab heeft als rechtsvorm een Gemeenschappelijke Regeling. Hiermee wordt het karakter van de overheidsorganisatie bekrachtigd. Het laboratorium verricht fysisch/chemisch en hydrobiologisch onderzoek en kent bij aanvang twee locaties: Dokhaven in Rotterdam en Steenakker in Breda. Voor een periode van 5 tot 10 jaar blijft deze situatie gehandhaafd. Monsterneming in het kader van fysisch/chemisch onderzoek zal plaatsvinden vanuit de twee locaties van Delta Lab. Een koeriersdienst wordt ingeschakeld voor monstertransport tussen beide locaties. Aansturing van de afdeling en planning zijn gecentraliseerd. De monsternemers van Brabantse Delta met taken op het gebied van handhaving en toezicht (3,0 fte) gaan niet mee over naar Delta Lab. Monsterneming in het kader van hydrobiologisch onderzoek blijft, net zoals in de huidige situatie, een taak van de hydrobiologisch medewerkers die zij combineren met andere veldwerkzaamheden (bijvoorbeeld vegetatie). Om, gezien de situatie met twee locaties, te kunnen profiteren van schaalvoordelen kiest Delta Lab voor specialisatie ten aanzien van het meetpakket. De voorkeur van de werkgroep is als volgt: op beide locaties wordt fysisch/chemisch onderzoek verricht het organisch onderzoek wordt geconcentreerd in Dokhaven het metalen onderzoek wordt geconcentreerd in Steenakker het hydrobiologisch onderzoek wordt geconcentreerd in Steenakker. 40/45

203 De voorkeur van de werkgroep is rekening houdend met overwegingen op het gebied van kwaliteit, efficiëntie, reisafstanden van medewerkers en beschikbare ruimte opgesteld. Voor zowel het fysisch/chemisch als voor het hydrobiologisch onderzoek wordt rekening gehouden met een groter meetpakket door inbesteding. Delta Lab streeft ernaar om minder analyses uit te besteden aan externe partijen. Voor het fysisch/chemisch onderzoek kan hierdoor een betere productiviteit worden gerealiseerd van de medewerkers. Daarnaast neemt de afhankelijkheid van (commerciële) laboratoria af en is de verwachting dat Delta Lab lagere tarieven kan hanteren. Bijkomend voordeel is dat gebiedskennis binnen het laboratorium blijft. Voor het hydrobiologisch onderzoek wordt rekening gehouden met een groei van de formatie op de lange termijn. Veel onderzoek wordt momenteel uitbesteed aan een beperkt aantal marktpartijen. Een analyse van de kosten leert dat het vrijwel volledig zelf uitvoeren van hydrobiologisch onderzoek goedkoper is dan uitbesteding ( ,--). Daarnaast is het behouden van gebiedskennis erg belangrijk voor het hydrobiologisch onderzoek en zijn eigen onderzoekers flexibeler om te reageren op ad hoc vragen. Vanaf de oprichting van Delta Lab wordt begonnen met een geleidelijke uitbreiding van de formatie om zodoende meer onderzoek in eigen beheer te kunnen uitvoeren. Hierbij hoort ook de verwachting dat de KRW zal leiden tot een stijging van de omvang van het meetpakket. Aandachtspunt zijn overigens de ontwikkelingen bij marktpartijen. De contracten van Hollandse Delta met andere waterschappen en overheden gaan over naar Delta Lab. Dit betekent dat Delta Lab een groot meetpakket aan werk voor derden uit zal voeren. Op het gebied van hydrobiologisch onderzoek is momenteel nog geen sprake van werk voor anderen dan de moederwaterschappen. Richting de toekomst is het een mogelijkheid dat Delta Lab ook voor derden hydrobiologisch onderzoek gaat verrichten. Innovatie is een van de speerpunten van Delta Lab. Naast het zelf ontwikkelen van nieuwe analysemethoden is Delta Lab ook een laboratorium dat nieuwe vindingen toepast. Ook op het gebied van monsterneming en logistiek. De aandacht voor innovatie uit zich onder andere in het opnemen van een budget in de begroting ter grootte van 1 fte voor innovatiedoeleinden. De samenvoeging van twee laboratoria heeft gevolgen voor het kwaliteitssysteem. Gehanteerde methoden per verrichting kunnen verschillen en dienen op elkaar te worden afgestemd. Gedurende het traject tot aan de oprichting van Delta Lab is reeds gewerkt aan het uniformeren van analysemethoden voor zover dat mogelijk is. Daarnaast is er gewerkt aan het kwaliteitssysteem, zodanig dat Delta Lab bij de start van de nieuwe organisatie zicht heeft op accreditatie voor wat betreft het fysisch/chemisch onderzoek. 41/45

204 Ten aanzien van de ondersteunende processen start Delta Lab met een combinatie van eigen medewerkers die standaardwerkzaamheden uitvoeren en inhuur van diensten bij de moederorganisaties. Eigen medewerkers verrichten voornamelijk werkzaamheden op het gebied van kwaliteitszorg en laboratoriumautomatisering. De formatie van Delta Lab bestaat bij aanvang (1 mei 2008), in de situatie van 2 locaties, uit 62,2 fte. Vergeleken met de huidige situatie van 2 waterschapslaboratoria (66,8 fte) is dit een besparing van ongeveer 10% voor het fysisch/chemisch laboratorium. Voor het hydrobiologisch laboratorium wordt, uitgaande van een groei van het meetpakket, uitgegaan van een groei van 2 fte in Van de totale formatie per 1 mei 2008 betreft 49,5 fte productieve medewerkers en is 12,7 fte bestemd voor staf en leiding. De gemiddelde prijs per ILOW-punt zal in ,25 bedragen. Naar verwachting daalt deze kostprijs richting 2012 naar 1, 18. Vanaf de oprichtingsdatum krijgt Delta Lab de opdracht mee om te werken aan verdere schaalvergroting. Andere waterschappen krijgen de gelegenheid om te participeren in Delta Lab. Dit kan door zich aan te sluiten bij de Gemeenschappelijke Regeling, maar andere opties zijn ook mogelijk. 6.2 Delta Lab over 10 jaar Vanwege de reikwijdte van een vooruitblik van 10 jaar wordt hierna opsommingsgewijs een stip op de horizon geschetst voor Delta Lab in 2018: Delta Lab is een laboratorium van hoge kwaliteit met een zeer breed analyse- en onderzoekspakket er is sprake van centrale huisvesting op een nieuwe locatie ook andere waterschappen dan Brabantse Delta en Hollandse Delta participeren in Delta Lab de contacten met de moederwaterschappen zijn goed en verlopen via korte (elektronische) lijnen de productiviteit is minimaal verbeterd met 15% ten opzichte van 2005 diverse innovaties zijn bereikt door medewerkers van Delta Lab en diverse nieuwe vindingen zijn toegepast in het laboratorium het hydrobiologisch onderzoek is uitgegroeid tot een volwaardig en volwassen onderdeel van het laboratorium. 42/45

205 7 Opdrachten voor Delta Lab In dit hoofdstuk volgt een overzicht van de opdrachten die Delta Lab als nieuwe organisatie meekrijgt. De opdrachten komen voort uit de strategische doelstellingen die Delta Lab moet realiseren en uit de stip op de horizon over 10 jaar. De opdrachten zijn onderscheiden in opdrachten voor de korte en de langere termijn en zijn als volgt: Opdrachten korte termijn komen tot één kwaliteitssysteem voor Delta Lab afstemmen en uniformeren van analysemethoden vormgeven van de organisatie van de medezeggenschap vormgeven van de planning- en controlcyclus bedenken van een nieuwe naam en huisstijl. Opdrachten langere termijn optimaliseren van de inhuur van ondersteunende processen werken aan verdergaande schaalvergroting werken aan de groei van het hydrobiologisch laboratorium. Hierna worden de opdrachten aan de nieuwe organisatie toegelicht. 7.1 Opdrachten korte termijn Komen tot één kwaliteitssysteem voor fysisch/chemisch laboratorium Om te komen tot één kwaliteitssysteem voor Delta Lab zijn de volgende aandachtspunten relevant: aanpassing van het algemene kwaliteitssysteem inclusief functionele procedurevoorschriften. Het beleid van de nieuwe organisatie, doelstellingen, verantwoordelijkheden, bevoegdheden, organogram, relatie met de moederorganisaties dienen te zijn vastgelegd alvorens de nieuwe organisatie kan starten opstellen van een KAM handboek dat in eerste instantie NEN en ISO proof is opstellen van een plan van aanpak om te komen tot één kwaliteitssysteem. Over de voortgang moet periodiek aan de RvA worden gerapporteerd overleg met de opdrachtgevers. Deadline: zo spoedig mogelijk gereed Voor hydrobiologisch onderzoek wordt vanaf 2009 gewerkt aan het opzetten van een kwaliteitssysteem. 43/45

206 Afstemmen en uniformeren van monsternemings- en analysemethoden verschillende analysemethoden die van locatie gaan wijzigen als gevolg van specialisatie moeten worden geborgd via een verhuisplan en controleonderzoek bij het naast elkaar bestaan van analysemethoden op beide locaties kunnen de huidige voorschriften inhoudelijk in stand blijven. Wel dienen voor een methode op de lijst van verrichtingen twee referentievoorschriften te worden opgenomen de beide lijsten van verrichtingen moeten worden samen gevoegd tot één lijst op basis van de keuzes die worden gemaakt. Deadline: in 2009 gereed Vormgeven organisatie medezeggenschap De omvang van de nieuwe laboratoriumorganisatie vereist dat een ondernemingsraad moet worden gevormd. Deadline: zo spoedig mogelijk gereed Vormgeven Planning- en controlcyclus Het management van Delta Lab dient een planning- en controlcyclus te ontwikkelen. De strategische doelstellingen moeten hierin worden geoperationaliseerd. Deadline: zo spoedig mogelijk gereed Bedenken van een nieuwe naam en huisstijl Om uiting te geven aan de zelfstandigheid krijgt Delta Lab een nieuwe naam met bijpassende huisstijl. Deadline: zo spoedig mogelijk gereed 7.2 Opdrachten langere termijn Innovatie Een speerpunt in de strategie van Delta Lab is innovatie. Een opdracht voor Delta Lab is om structureel te werken aan innovatie. Enerzijds door het ontwikkelen van eigen vindingen, anderzijds door het bijdragen aan en toepassen van vindingen van anderen. Innovatie heeft betrekking op laboratoriumonderzoek en ook op monsterneming en logistiek. Werken aan verdergaande schaalvergroting Delta Lab is opgericht met de bedoeling om in samenwerking met andere waterschappen (en eventueel andere overheden) verder te groeien als overheidslaboratorium. Het bestuur en management van Delta Lab zetten zich maximaal in om te streven naar verdere uitbreiding. 44/45

207 Optimalisatie inhuur ondersteunende processen Op basis van de voorkeur van de werkgroep wordt gestart met een organisatie van de ondersteunende processen waarbij sprake is van een combinatie van eigen medewerkers en vooral inhuur via de moederwaterschappen. Het is aan Delta Lab om te bepalen of deze wijze van organiseren al dan niet optimaler kan. Groei van het hydrobiologisch meetpakket Op het gebied van hydrobiologisch onderzoek is het de verwachting dat de vraag naar dergelijk onderzoek toeneemt. Afhankelijk van de marktsituatie wordt, op basis van een financiële en kwalitatieve afweging, bepaald of Delta Lab kiest voor een verdere groei van de onderzoekscapaciteit of voor uitbesteding. 45/45

208

209 Bijlagen

210

211 Eerder advies aan DB s augustus 2006 In het besluitvormingsdocument samenwerking laboratoria van 31 augustus 2006 zijn de volgende adviezen aan de DB s van Brabantse Delta, Hollandse Delta en Rivierenland geformuleerd. De adviezen zijn gezamenlijk door de betreffende sectorhoofden/directeuren en laboratoriumhoofden opgesteld. 1. Met één gemeenschappelijke laboratoriumorganisatie willen de waterschappen Brabantse Delta, Hollandse Delta en Rivierenland tot een krachtige positionering komen in het werkveld van waterkwantiteit en waterkwaliteit en continuïteit en professionaliteit bieden voor de betrokken waterschappen, hun medewerkers en hun interne en externe klanten: een wenkend perspectief. 2. Gezien de aangrenzende geografische ligging, de gezamenlijke forse schaalgrootte en het onderlinge vertrouwen op alle niveaus in de organisaties, is de keuze voor samengaan van de laboratoria van Rivierenland, Brabantse Delta en Hollandse Delta een logische en relatief weinig risicovolle. 3. De gemeenschappelijke laboratoriumorganisatie richt zich op kwalitatief goede monsternemings-, meet-, analyse- en rapportagewerkzaamheden. Daarbij wordt gestreefd naar de laagste kostprijs. Indien de ontwikkelingen in het waterbeleid dat vragen zullen ook adviesdiensten, voorlichting en kennisuitwisseling deel van het takenpakket (gaan) uitmaken. Belangrijk is ook dat het serviceniveau met korte lijnen naar de eigen waterschappen kan worden gewaarborgd. Dat zijn immers onze klanten. 4. De gemeenschappelijke organisatie is een overheidsorganisatie dicht bij de waterschappen. Naar de juiste (juridische) vorm zal nader onderzoek worden gedaan. Voor- en nadelen zullen in kaart worden gebracht en worden in 2007 ter besluitvorming aan de besturen voorgelegd. 5. De waterschappen nemen in 2006, maar uiterlijk in 2007 het besluit om op te gaan in één gemeenschappelijke laboratoriumorganisatie. 6. De komende twee jaar wordt de laboratoriumorganisatie gevormd (juridische vorm, stappenplan, nadere afspraken, randvoorwaarden). Wat morgen kan en moet zal echter niet worden uitgesteld. Belangrijk is gezamenlijk standaarden te kiezen, specialisaties in te zetten c.q. uit te nutten, investeringen af te stemmen en productie uit te wisselen. Bijlage 1 blad 1

212 7. De drie waterschappen die de gemeenschappelijke organisatie oprichten zijn de initiatiefnemers (taskforce), zij richten de organisatie in. Het tijdspad hiervoor is nog onderwerp van discussie. Andere omliggende waterschappen zullen, als de organisatie staat of als zich eerder een gelegenheid voordoet, in de gelegenheid worden gesteld op gelijkwaardige basis (tarieven, kostprijs, perspectief, enz) aan de organisatie te gaan deelnemen ( Zwaan kleef aan ). Wel moet worden bekeken welke schaalgrootte uiteindelijk gewenst is. 8. In de eerste 10 jaar is er nog sprake van verschillende laboratoria (i.c. locaties). Samenvoeging daarvan voor die tijd leidt tot desintegratiekosten en desinvesteringen en is daarom niet aan de orde, tenzij in onderling overleg tussen de waterschapsbesturen anders worden overeengekomen. Na die 10 jaar kan er sprake zijn van afzonderlijke locaties of van samenvoeging tot één groot laboratorium op één locatie. De afweging hiertoe ligt dan primair bij de toekomstige laboratoriumorganisatie en niet meer bij de moederorganisaties. 9. Uiterlijk medio 2007 worden de besturen van de drie waterschappen geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van gemeenschappelijke laboratoriumorganisatie. Bijlage 1 blad 2

213 Nadere detaillering specialisatie hydrobiologie Organisatorische knip tussen interpretatie/toetsing en advies Het interpreteren van de toetsing van de waterkwaliteitsgegevens houdt in dat er een volledige (technische) verklaring gegeven wordt van wat er aan de hand is. Dus wat betekenen de toetsresultaten (bijvoorbeeld onvoldoende ecologische kwaliteit door hoge organische belasting, of door gebrek aan structuurverschillen ). Er wordt echter geen advies gegeven over de te nemen maatregelen (bijvoorbeeld verbetering in de inrichting, doorspoeling, beheer etc.). Omdat de adviseur/projectleider/beleidsmaker echter bij het waterschap zit en deze niet de specifieke gebiedskennis heeft en het onderzoek ook niet van dichtbij heeft meegemaakt, moet de interpretatie van de resultaten volledig, duidelijk en eenduidig zijn. Het moet in feite mogelijk zijn om op basis van enkel een rapportage inzicht te krijgen in wat er mis is. Binnen het waterschap worden vervolgens de conclusies getrokken over te nemen maatregelen. Vaak zijn hierbij ook andere disciplines van belang, zoals de hydrologische situatie, de waterbodem en de chemie. Daarnaast is voor een goed advies voeling nodig met het beleid en beheer van het waterschap (bijvoorbeeld ten aanzien van riolering, waterberging, vergunningverlening, maaien, baggeren enz.) en met de andere spelers op het veld (LTO, gemeenten, terreinbeheerders, DLG enz.). Het is daarom niet meer dan logisch dat het advies binnen het waterschap uitgewerkt wordt. Het interpreteren houdt in dat er aangegeven wordt dat er een verklaring komt van de huidige ecologische toestand (op basis van systeemkenmerken en samenstelling van biologische kwaliteitscomponenten) zonder advisering over te nemen voor herstelmaatregelen. Adviseren houdt in dat bepaald wordt wat er moet gebeuren. De interpretatie dient volledig, duidelijk en eenduidig te zijn. Toelichting locatiekeuze Er is bepaald hoe groot de ruimtebehoefte van het hydrobiologisch laboratorium is. Bij de ruimtebepaling is uitgegaan van de eindsituatie (2012), dus bij een bezetting van circa 15 fte. Naar deze situatie wordt qua ruimtebehoefte vanaf 2008 geleidelijk toegegroeid (circa 8 fte). In tabel 7 is de berekening van de benodigde ruimte weergegeven. Bijlage 2 blad 1

214 Tabel 7: Ruimtebehoefte hydrobiologisch laboratorium in 2008 (cursief) en in eindsituatie (2012) Onderdeel Macrofauna / macrofyten onderzoek Diatomeën, fyto- en zoöplanktononderzoek Aantal werkplekken (st) Ruimtebehoefte per werkplek (m 2 ) 5/ /150 0/3 15 0/45 Toetsing en interpretatie 2/ /20 Teamleider/coördinator 1/ /10 Opslag materialen 25/25 Uitzoektafels 3/7 3 9/21 Totale ruimtebehoefte (m 2 ) Spoelkeuken 3+3/ */16+12* Totaal */ Opmerkingen: voor het uitvoeren van het praktisch onderzoek wordt gerekend met 1,5 x een normale kantoorwerkplek van 10 m2, omdat er ruimte nodig is voor een microscoop, binoculair en computer de werkplekken voor toetsing en interpretatie, alsmede de teamleider/coördinator, zijn wel normale werkplekken * betekent spoelruimte op de andere laboratoriumlocatie, nodig voor het eerste uitspoelen op de dag van monsterneming en voorafgaande aan het echte uitspoelen en uitzoeken. In beginsel komen 2 locaties in aanmerking: Dokhaven (Rotterdam) en Steenakker (Breda). Elk van deze locaties heeft voor het huidige personeel consequenties in de zin van reisafstand en reistijd voor het woon-werkverkeer. In bijlage 4 wordt daarvan een overzicht gegeven. Via het sociaal statuut moeten hierover voor het personeel afspraken worden gemaakt. Beide gebouwen zijn ongeveer even groot qua totale vloeroppervlak (elk circa 1200 m 2 ). De druk op de beschikbare ruimte verschilt per locatie (exclusief hybi werken in Rotterdam circa 40 medewerkers, in Breda circa 20). In Rotterdam is, behalve de nu voor het hybilab gereserveerde ruimte (werkvloeroppervlakte circa 60 m 2 ) geen ruimte beschikbaar. Door de keuze voor specialisatie van organische micro s in Rotterdam neemt de druk op de vloeroppervlakte hier verder toe (de organische micro s vragen meer ruimte dan de zware metalen waarvan de specialisatie in Breda komt te liggen). Dit betekent dat in Rotterdam geen extra ruimte voor hybi kan worden vrijgemaakt. Rotterdam valt daarmee af als locatie voor het nieuwe hydrobiologisch laboratorium. Bijlage 2 blad 2

215 In Breda is in het huidige ontwerp voor hybi 72 m 2 gereserveerd. In 2008 wordt 151 m 2 benodigd. Deze ruimte is door enige herschikking van het geplande ruimtegebruik voor het chemisch labdeel in Breda realiseerbaar in In de jaren daarna kan door de specialisatie van zware metalen in Breda (in combinatie met specialisatie van organische micro s in Rotterdam) én realisatie van opslagruimte buiten het gebouw in Breda hierop nog aanvullend 75 m 2 worden vrijgemaakt voor hybi. Ook de opslag voor hybi (25 m 2 ) kan buiten het gebouw worden geplaatst en voor koeling kan de koelcel van chemie gezamenlijk worden gebruikt. Totaal is hiermee op termijn circa 250 m 2 ( ) vrij te maken voor hybi. Doordat in Breda voor bureauwerk flexwerken wordt ingevoerd, zullen er minder bureau werkplekken nodig zijn dan in een conventionele inrichting. Door de kantoorwerkplekken van het fysisch/chemisch en hydrobiologisch laboratorium op deze wijze te combineren, kan er op de totaal benodigde ruimte voor bureauwerkplekken bespaard worden. De in Breda voor hybi beschikbare/beschikbaar te maken ruimte (250 m 2 ) komt hiermee dicht in de buurt van de in de eindsituatie benodigde ruimte. Dit betekent dat Breda een geschikte locatie is voor het hybilab waarbij de in de eindsituatie benodigde vloeroppervlakte grotendeels kan worden gerealiseerd. In deze optie moet in Rotterdam een kleine ruimte (12 m 2, overeenkomend met de huidige hybi-spoelkeuken) voor het spoelen van monsters op de dag van monsterneming behouden blijven, omdat dit de efficiëntie ten goede komt (elkaar minder in de weg lopen en minder reistijd). Bijlage 2 blad 3

216 Inventarisatie ondersteunende processen Door Delta Lab wordt gebruik gemaakt van de volgende ondersteunende functies: kwaliteitsfunctionaris beleidsmedewerker specialist laboratoriumautomatisering applicatiebeheerder accountmedewerker (afdelings)secretaresse ICT kantoorautomatisering beleid en advies over financiën, personeel, juridisch, communicatie. Delta Lab zal die functies binnen de eigen organisatie moeten hebben die niet vanuit de moederorganisaties kunnen worden ingehuurd of voor de moederorganisatie te specialistisch zijn. Met dit uitgangspunt zullen de volgende functies binnen de laboratoriumorganisatie worden ondergebracht. Functie Fte (twee locaties) Functie-inhoud / opmerking Kwaliteitsfunctionaris 2 De kwaliteitsfunctionaris is verantwoordelijk voor: - onderhouden van KAM systeem waarbij de hoofdtaak ligt bij het kwaliteitssysteem volgens NEN EN ISO hetgeen specifiek is voor het laboratorium. Beleidsmedewerker 1 De beleidsmedewerker is verantwoordelijk voor: a) voorbereiding bestuursvergaderingen incl. rapportages b)contractvoorbereiding met waterschappen en andere klanten ter ondersteuning van de directie; c)draagt zorg voor de managementrapportages d)doorlichten van bedrijfsonderdelen, denk aan o.a. inkoop, uitbesteding, kostprijzen methoden e)neemt deel aan in- en extern overleg over afstemming van beleid; denk aan STOWA beg. Cies, NEN commissies f)vertaalt landelijk beleid naar de laboratoriumorganisatie g)ondersteuning OR. h) draagt zorg voor innovatie Gelet op de grootte van het laboratorium zijn deze taken niet bij de directeur van het lab. onder te brengen. Een inschatting van de uren per jaar is als volgt:a) 100 uur b) 200 uur c) 75 uur d) 200 uur e) 200 uur f) 100 uur g) 50 uur h) 300 uur Bijlage 3 blad 1

217 Specialist laboratorium Automatisering 1 De functionaris draagt zorg voor: - koppelingen instrument en lims (kennis van visual basic, delphi, dotnet) - aanpassingen binnen lims naar aanleiding van wensen klanten, nieuwe rapportages, controles binnen laboratorium proces; - robotisering binnen het laboratorium - systeemtechnische aspecten rondom procesautomatisering. Binnen Hollandse Delta draagt deze functionaris ook zorg voor vervanging van de applicatiebeheerder bij afwezigheid en vervanging zal ook in de nieuwe situatie nodig zijn. Deze functie is juist ook van belang om de innovatie op het gebied van automatisering en robotisering goed van de grond te laten komen. Applicatiebeheerder 1 De functionaris draagt zorg voor: - het (dagelijks) beheer van lims - aanpassingen binnen lims, verzoeken klanten, rapportages; hierbij wordt gebruik gemaakt van dotnet - instrueert en begeleidt gebruikers bij de toepassing van (nieuwe) applicaties. Kennis van het vakgebied laboratorium is essentieel om als applicatiebeheerder goed te functioneren. Binnen Hollandse Delta draagt deze functionaris ook zorg voor vervanging (deel werkzaamheden) specialist laboratorium automatisering bij afwezigheid en vervanging zal ook in de nieuwe situatie nodig zijn. Secretaresse 1 De secretaresse draagt zorg voor: - de secretariële ondersteuning - notuleren vergaderingen - voorraadbeheer / bestellingen - controle facturen. Accountmedewerker 1 De accountmedewerker draagt zorg voor: - dagelijkse afstemming met klanten over uit te voeren onderzoeken - voorbereiden van offertes - behandelen van klachten klanten. Met de inrichting van het lab is rekening gehouden met splitsing van kantoorautomatisering en procesautomatisering. De kantoorautomatisering wordt vanuit de moederorganisaties ingehuurd. De specialist laboratoriumautomatisering is nodig om de innovatie op het gebied van robotisering en automatisering ook naar de toekomst goed te kunnen borgen. Binnen Hollandse Delta was deze functionaris al een aantal jaren beschikbaar binnen het laboratorium. Bijlage 3 blad 2

218 In onderstaand overzicht is weergegeven hoe de behoefte van Delta Lab aan ondersteunende processen is ingeschat. Bijlage 3 blad 3

219 Uitgebreide begroting Delta Lab Bijlage 4

220

221 Verevening van verschillen in uitgangspositie concept versie1.0 dd 2 mei 2007 Inleiding In de meerjarenraming is te zien dat de uitgangspositie in kosten per ILOW-punt voor beide laboratoria verschillend is. Brabantse Delta (WSBD) is iets duurder dan Hollandse Delta (WSHD). Daarnaast brengen beide moeders roerende goederen als apparatuur e.d. in en heeft WSHD een aantal contracten lopen met derden zoals Delfland en RIZA. Hier zal op een of andere wijze mee omgegaan moeten worden. De gangbare weg is verevening voor een afgesproken periode. In deze nota wordt ingegaan op de gehanteerde uitgangspunten voor verevening, de onderwerpen die voor verevening in aanmerkingen kunnen komen en de uiteindelijke uitwerking. Uitgangspunten Wijze van verevening Er zijn meerdere keuzes denkbaar voor verevening: 1. Via het Deltalab: verevening via de jaarlijkse bijdrage aan de moeders op basis van ofwel de begroting van het lab ofwel de jaarrekening. 2. Via de moeders: éénmalige afkoop bij oprichting op basis van de meerjarenbegroting. De praktijk in Nederland wijst uit dat optie 2 éénmalige afkoop via de moeders verreweg het meest helder is, de minste administratieve rompslomp geeft en de nieuwe organisatie het minst belast. Daarmee kan dan ook een eenduidiger en eenvoudiger tariefstructuur worden ingezet. Voorgesteld wordt daarom uit te gaan van éénmalige verevening tussen de moeders. Vereveningstermijn Voorgesteld wordt een vereveningsperiode te kiezen van drie jaar. Een langere periode is gezien de lastig te voorspellen ontwikkeling in opschaling en samenwerking niet of erg moeilijk te vertalen in financiële zin. Tevens is de verwachting dat een langere periode weinig verschil zal geven aangezien veel vereveningsposten tegen elkaar wegvallen. Hydrobiologisch laboratorium De inbreng vanuit beide laboratoria voor het onderdeel hydrobiologie is redelijk naar verhouding en is daarom buiten de verevening gehouden. Het gaat dus alleen om het chemisch deel. Onderwerpen Voor de verevening kunnen de volgende onderwerpen in aanmerking komen: 1. Directe kosten van het chemisch laboratorium: beide waterschappen brengen andere kostprijzen in. Hierdoor ontstaat een onevenredig voordeel bij één van de waterschappen. Dit verschil kan verevend worden. 2. Inbreng van de huisvesting: beide laboratoria blijven de huisvesting huren van de moederwaterschappen. Dit is van invloed op de kostprijs van het lab. Net als bij de directe kosten ontstaat bij één van de waterschappen dan een onevenredig voordeel dat verevend kan worden. 3. Tarieven van derden: WSHD heeft contracten lopen met RIZA, Delfluent, Delfland en Rivierenland, waarbij ook specifieke prijsafspraken zijn gemaakt. Dit heeft gevolgen voor de kosten die de moederwaterschappen moeten opbrengen. Een tarief boven de kostprijs drukt de kosten voor de moeders, een tarief onder de kostprijs levert extra kosten op. Het verschil tussen het tarief van een derde en de gemiddelde prijs van het Deltalab kan verevend worden. 4. Risico in contracten: de bij 3 genoemde contracten brengen ook risico s met zich mee. Een aantal contracten loopt namelijk binnen de termijn van 3 jaar af. Het wegvallen van werk voor derden betekent dat de moeders de resterende vaste kosten moeten opbrengen (zolang die niet gereduceerd kunnen worden of aanvullend werk wordt verkregen). 5. Inbreng boekwaarden instrumenten: beide waterschappen brengen voor een bepaalde waarde aan instrumenten in in de nieuwe organisatie. Dit zal financieel geregeld moeten worden.

222 Uitwerking De gevolgen voor de verschillende onderwerpen zijn uitgewerkt in onderstaande tabel. De getalsmatige uitwerking van de verevening is als bijlage toegevoegd.. Onderwerp Bedrag Betalen Toelichting aan 1) Directe kosten 4.388,- WSBD Excl. uitbestedingen aan derden en toerekeningen 2) Huisvesting ,- WSHD 3) Contracten met derden incl. risico s (inbreng WSHD) 3a) Contract met RIZA ,- WSBD Contract loopt tot : verevening tarief onder de gemiddelde kostprijs 3b) Contract met Delfuent Contract loopt tot ; 3 verschillende opties - Optie ,- WSBD Tarief onder kostprijs - Optie 2 0,- Tarief is kostprijs Deltalab - Optie ,- WSBD Wegvallen productie 3c) Contract met Delfland Contract loopt tot ; 2 verschillende opties - Optie ,- WSBD Tarief onder kostprijs - Optie 2 0,- Tarief is kostprijs Deltalab 3d) Contract met Rivierenland 0,- Contract loopt tot ; tarief is kostprijs, geen verevening. 4) Inbreng boekwaarden instrumenten Inbreng WSBD: ,- Inbreng WSHD: ,- Betreft een éénmalige afkoop door het Deltalab

223 Getalsmatige uitwerking verevening Het betreffen niet afgeronde getallen; wordt voorafgaand aan de daadwerkelijke samenvoeging defintief gemaakt op basis van de dan geldende contracten. Overzicht aantal ILOW-punten Brabantse Delta Hollandse Delta Optelling Verevening Betaling van X aan Y 3 jaar Aantal ILOW-punten totaal Aantal ILOW-punten 2009 en 2010: -/ ILOWpunten Rivierenland Aantal ILOW-punten vanaf 2008: wegvallen Delfluent ) Directe kosten (excl. toerekeningen en uitbesteding aan derden) ) Kosten per ILOW punt (ILOW-punten 2008) 1,04 1,01 1, betaling van WSBD aan WSHD 1) Wegvallen ILOW-punten 2009 en 2010 Rivierenland 1,04 1,06 1, betaling van WSHD aan WSBD 1) Jaren 2008 t/m 2010 opgeteld betaling van WSHD aan WSBD Toelichting Er is uitgegaan van alleen de directe kosten van beide waterschappen exclusief uitbestedingen aan derden. Alle toerekeningen zijn buiten beschouwing gelaten omdat daar verschillende financiële uitgangspunten aan ten grondslag liggen. WSHD brengt naar verhouding hogere directe kosten met zich mee dan WSBD. Er is in de eerste berekening uitgegaan van ILOW-punten bij WSHD in In de tweede berekening is uitgegaan van ILOW-punten i.v.m. wegvallen van ILOW-punten bij Rivierenland in 2009 en De tarieven van beide waterschappen individueel zijn vergeleken met het gemiddelde tarief van beide waterschappen opgeteld. Het verschil tussen de tarieven maal het aantal ILOW-punten leidt bij het ene waterschap tot een betaling en bij het andere waterschap tot een evenhoge ontvangst. 2) Huisvestingskosten Kosten per ILOW punt (ILOW-punten 2008) 0,22 0,09 0, betaling van WSBD aan WSHD Wegvallen ILOW-punten vanaf 2009 Rivierenland 0,22 0,09 0, betaling van WSBD aan WSHD Jaren 2008 t/m 2010 opgeteld betaling van WSBD aan WSHD Toelichting De huisvestingskosten van beide waterschappen zijn berekend. WSBD brengt naar verhouding hogere huisvestingskosten met zich mee dan WSHD. Voor de toelichting op de berekening zie de toelichting bij de directe kosten.

224 3) Inbreng diverse contracten door WSHD Brabantse Delta Hollandse Delta Optelling Verevening Betaling van X aan Y 3a) Contract met RIZA ILOW punten Tarief Kostprijs Deltalab Tarief RIZA onder kostprijs ,99 1, betaling van WSHD aan WSBD Toelichting Met Riza heeft WSHD prijsafspraken gemaakt over het tarief dat zij per ILOW-punt moeten betalen. Dit is 0,99 voor de periode tot maximaal (contractduur loopt tot met verlengingsmogelijkheid vanuit de opdrachtgever met tweemaal 1 jaar). Dit is lager dan het gemiddelde tarief van 1,24 (voor 3 jaar) voor Deltalab. Hierdoor ontstaat een hogere ILOW-punt prijs voor WSBD en WSHD. In de gemiddelde prijzen van het Deltalab is al rekening gehouden met de daling van ILOW-punten in 2009 van Rivierenland, waardoor er maar één berekening gemaakt hoeft te worden. Het verschil in tarief maal het aantal ILOWpunten van RIZA leidt tot de vereveningskosten. 3b) Contract met Delfluent ILOW punten Tarief Kostprijs Deltalab Optie 1: Tarief Delfluent onder kostprijs ,21 1, betaling van WSHD aan WSBD Toelichting Met Delfluent heeft WSHD prijsafspraken gemaakt over het tarief dat zij per ILOW-punt moeten betalen. Dit is op dit moment 1,21. Het contract loopt echter tot 1 juli 2007, dus het is nog onduidelijk welke prijsafspraken Delfluent en Hollandse Delta gaan maken voor de periode erna. Bij voortzetting van het huidige geïndexeerde tarief is verevening mogelijk volgens dezelfde methodiek als Riza. Wanneer Delfluent de gemiddelde kostprijs van Deltalab gaat betalen is geen verevening nodig. Optie 2: Tarief wordt gelijk aan kostprijs Deltalab geen verevening nodig Optie 3: Wegvallen ILOW-punten vanaf 2008 Delfluent 1,04 1,09 1, Toelichting Wanneer het contract met Delfluent niet wordt voortgezet, zullen er een aantal ILOW-punten wegvallen. Hierdoor ontstaat bij WSHD een hogere kostprijs per ILOW-punt. De wijze van verevening is hetzelfde als bij de berekening van de directe kosten onder punt 1. 3c) Contract met Delfland ILOW punten Tarief Kostprijs lab Optie 1: Tarief Delfland onder kostprijs ,19 1, betaling van WSHD aan WSBD Toelichting Op dit moment heeft WSHD een afspraak op basis van gemene rekening met Delfland, maar wordt wel een lagere kostprijs van 1,19 berekend. Dit is vanwege de fusie die WSHD heeft gehad en de hieruit vloeiende fusiekosten in de eerste jaren. Het contract loopt tot Bij handhaving van het huidige geïndexeerde taref is verevening nodig volgens dezelfde methdodiek als RIZA en Delfluent. Optie 2: Tarief wordt gelijk aan kostprijs Deltalab geen verevening nodig

225 3d) Contract me Rivierenland Toelichting Op dit moment heeft WSHD een afspraak op basis van gemene rekening met Rivierenland en wordt de gemiddelde kostprijs betaald. Alleen het deel van de Alblasserwaard wordt nog door WSHD uitgevoerd. Het contract loopt tot We gaan er vanuit dat Rivierenland ook de gemiddelde kostprijs van Deltalab gaat betalen, anders is verevening wel nodig. geen verevening nodig Totaal (eerste inschatting) betaling van WSHD aan WSBD 4) Inbreng boekwaarden instrumenten , ,00 Toelichting Betreft een éénmalige afkoop door Deltalab bij de moederwaterschappen. Verevening is niet nodig. De kapitaallasten zijn al meegenomen in de directe kosten. De boekwaarden zijn berekend op basis van dezelfde financiële uitgangspunten.

226

227 Planning (versie ) Fase Nr Wat Wanneer Brabantse Delta Wanneer Hollandse Delta Wie Oriëntatie 1 Voorgenomen besluit 19 september 26 DB/D&H 06 september 06 1a Advies OR en onderling contact 12 oktober OR en OR en 1b Ter kennisname AB/VV December AB/VV Voorbereiding 2 Opstellen plan van aanpak samenvoegen laboratoria Eind September 06 Eind September 06 N. Versteeg/ H. Peelen/ R. Acampo Voorbereiding 3 Plan van aanpak voorleggen aan hoofden laboratoria, secretarisdirecteur Eind september 06 Eind september N. Versteeg/ H. Peelen en algemeen directeur (en ter kennisgeving aan dijkgraven/ portefeuillehouders?) 06 Uitwerken 4 Samenstellen werkgroepen en stuurgroep 1 ste helft oktober 06 1 ste helft oktober 06 N. Versteeg/ H. Peelen 5 Werkgroep Inhoud, Organisatie en Financiën werkt financiële aspecten, inhoudelijke processen en zaken, ondersteunende processen, organisatieplan en formatieplan en rechtsvorm uit. Eind oktober 06 tot maart 07 Eind oktober 06 tot maart 07 Werkgroep IOF 6 Werkgroep Personeel stelt November tot November Werkgroep P concept Sociaal Statuut, procedure en raamwerk regelingen op. maart tot maart 7 Check BTW door Financiën Februari 07 Februari 07 N. Versteeg 8 Communicatie: Werkgroepen - nieuwsbrieven Doorlopend Doorlopend - werkoverleg Doorlopend Doorlopend - bijeenkomsten februari februari

228 9 In TO s met GO s bespreken oprichting BGO en planning. Bijeenkomsten met BGO in oprichting voor bespreking concept sociaal statuut, plaatsingsreglement en regelingen. Na vaststelling verordening in 3 mei 07 mei/juni april 07 mei/juni 07 TO s BGO in oprichting juni AB en VV bijeenkomsten met Juli 07 BGO, resulterend in een eindstuk voor besluitvorming (eind juli). Deze stukken worden vervolgens behandeld in: - 7/15 augustus: MT/DT - 21/28 augustus: DB/D&H - 3 okt/27 sept: AB/VV Juli 07 BGO 10 Eindrapport inhoud 2 april 2 april werkgroepen 11 Eindrapport behandeld in stuurgroep begin april begin april 12 Eindrapport (informeel ter inzage bij de afdelingshoofden) wordt beschikbaar gesteld tegelijkertijd met de versturing van de DBstukken. Besluitfase 1 13 Behandeling eindrapport (Inhoud), oplegnotitie, mandateringsstukken en verordening BGO in besluitvormingsorganen. Besluitfase 2 14 Sociaal statuut, plaatsingsreglement en regelingen definitief behandelen in BGO Eind mei Eind mei Werkgroep 2 april 07 2 april 07 5 april 07 5 april april apr april apr 07 5 april 07 5 april april april april april 07 3 mei april 2 mei mei mei mei juni07 28 juni 07 Zie punt 9 Zie punt 9 (eind juli) (eind juli) Stuk gereed Stuurgroep (o.v) MT/DT MT/DT Toezenden aan OR (o.v. stuurgr) Gezamenl. OR OR vergadering OV Verzend DB/D&H DB/D&H AB/VV BGO

229 15 Sociaal statuut, plaatsingsreglement en regelingen bestuurlijk vaststellen (zie punt 9) 21 aug 07 3 oktober 07 (Zie punt 9) 28 aug sep 07 Invoering 16 Uitwerking rechtsvorm (ABP, Juli - Juli - statuten) september september Uitwerking naar DB in september Bekrachtiging in AB december 17 Functieboek op- en vaststellen Juli- Juli (met indicatieve schalen) september september 18 Inzichtelijk maken wie direct september September betrokken zijn bij samenvoeging en Statusbepaling 19 Samenstellen September - september plaatsingscommissies en oktober - oktober inrichten procedure conform sociaal plan 20 Plaatsingprocedure nieuwe Half oktober - Half organisatie (reflectie, maart oktober gesprekken, plaatsing) maart 21 Bezwarenprocedure Maart Maart Half april Half april 22 Definitieve plaatsingen 1 mei mei 2008 Evaluatie 23 Evaluatie 1 mei mei 2009 DB/D&H AB/VV Werkgroep

230

231 Nummer : ** Barcode : ** Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta; Gelet op de artikelen 10:3 en 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 84 en 88 van de Waterschapswet; Overwegende dat het omwille van een efficiënte besluitvorming wenselijk is een aantal afzonderlijke bevoegdheden van het dagelijks bestuur van Waterschap Brabantse Delta en van het college van Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Hollandse Delta bij mandaat over te dragen aan de Stuurgroep Delta Lab; B E S L U I T : I. de bevoegdheid om de voorbereiding van hetgeen inzake het sociaal statuut, het plaatsingsreglement en overige personele regelingen voor de nieuwe organisatie van het laboratorium aan het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta ter besluitvorming moet worden gebracht te mandateren aan de Stuurgroep Delta Lab. II. mandaat te verlenen aan de Stuurgroep Delta Lab om de functiebeschrijvingen en functiewaarderingen en de statusbepalingen van de medewerkers vast te stellen. Na vaststelling vindt terugmelding plaats in de eerstvolgende vergadering van het dagelijks bestuur. III. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2007, nadat besluitvorming inzake samenvoeging van de laboratoria in de vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007 heeft plaatsgevonden en aldus is ingestemd met het formatieplan en het organisatieplan. Breda, 15 mei 2007 Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

232

233 Nummer : ** Barcode : ** Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelet op artikel 84 van de Waterschapswet ; Overwegende dat het omwille van een efficiënte uitwerking van het sociaal statuut en plaatsingsreglement wenselijk is het aantrekken van een directeur voor Delta Lab op te dragen aan de Stuurgroep Delta Lab; B E S L U I T : I. Volmacht te verlenen aan de Stuurgroep Delta Lab om met de directeur van het in te stellen openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen een tijdelijke arbeidsovereenkomst aan te gaan tot het tijdstip waarop de gemeenschappelijke regeling door de besturen van Waterschap Brabantse Delta en Waterschap Hollandse Delta is vastgesteld. II. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2007, nadat besluitvorming inzake samenvoeging van de laboratoria in de vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007 heeft plaatsgevonden en aldus is ingestemd met het formatieplan en het organisatieplan. Breda, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

234

235 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I Barcode: 07I Onderwerp: voortang IP7910: KRW, waterbeheerplan en beheerplan waterkeringen Sector en afdeling: SBO Beleid Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 12 Ter inzage bij de concernstaf: voorbeeldenboek ecologische doelen Bijlagen: -- Aan het algemeen bestuur Inleiding In het AB van 4 april 2007 is de mededeling Stand van zaken IP project 7910 Stroomgebiedbeheerplan KRW/WBP/beheerplan waterkeren behandeld. Conform deze mededeling ontvangt het AB een adviesnota met de voortgang van dit IP project. Voor het beheerplan waterkeringen wordt een specifieke vraag gesteld. Vraagstelling Stemt het AB in met het voorstel voor de aanpak van overgangsjaar 2009 wat betreft het beheerplan waterkeringen en de bestuurlijke agenda voor 2007 tot en met 2009? Strategie Stand van zaken waterbeheerplan Het proces van het waterbeheerplan verloopt conform Plan van aanpak waterbeheerplan en KRW stroomgebiedbeheerplan, de nota die het AB op 6 december 2006 heeft goedgekeurd. Een paar punten verdienen hierbij speciale aandacht. Diverse trajecten vormen input voor het waterbeheerplan: OAS, KRW, Stedelijke Wateropgave, IGA s. Deze processen worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd vanuit het oogpunt van efficiëntie. De trajecten kennen ieder een eigen planning en doorlooptijd. De verwachting is dat de meeste resultaten op tijd beschikbaar zijn voor het waterbeheerplan. Voor enkele OAS trajecten en IGA s worden specifieke oplossingen gezocht: deze zijn nog niet afgerond op het moment dat het waterbeheerplan wordt opgesteld. Samenwerking vormt voor het waterbeheerplan het centrale thema. Vooral gemeenten zijn in de praktijk zeer belangrijke partners. De samenwerking is het afgelopen half jaar verder geprofessionaliseerd, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau. Een van de concrete resultaten is dat met bijna iedere gemeente bestuurlijk is afgesproken om jaarlijks een uitvoeringsprogramma water vast te stellen. Dit uitvoeringsprogramma vormt input voor het waterbeheerplan. Aan verschillende onderwerpen kleven juridische verplichtingen: o.a. het vaststellen van GGOR, peilbesluiten en waterbergingsgebieden. Voor ieder onderwerp wordt bestuurlijk de meest logische route gevolgd. Voor een aantal onderwerpen zal deze route het waterbeheerplan zijn, met bestuurlijke vaststelling in het AB. Het opstellen van het waterbeheerplan vindt plaats parallel aan het opstellen van waterplanvormen van rijk en provincie (dit is nieuw, voorheen gebeurde dit volgtijdelijk). Hierdoor vindt voortdurend afstemming plaats over welke onderwerpen in welke planvorm een plek krijgen op welk moment. Eind 2007 krijgt het AB hierin meer inzicht. Op dit moment is al wel duidelijk dat het plan zal bestaan uit een themagericht gedeelte en een gebiedsgericht gedeelte. In het thematische gedeelte staan de opgaven waar het waterschap voor staat in de periode Deze opgaven zijn concreet vertaald in het gebiedsgerichte gedeelte: op welke plek staan we voor welke opgave en hoe vullen we die in? Dit deel wordt ingericht conform de huidige indeling van projectgebieden. In dit deel staat het visualiseren centraal.

236 Aanpak overgangsjaar beheerplan waterkeringen Het nieuwe beheerplan waterkeringen wordt integraal onderdeel van het waterbeheerplan dat vanaf 2010 van kracht wordt. Het huidige beheerplan waterkeringen loopt tot 1 januari Voor het overgangsjaar 2009 wordt voorgesteld om het bestaande Beheersplan Water geldig te houden voor het jaar Bij de evaluatie van het dynamisch deel over 2008 wordt een actieprogramma opgesteld voor het jaar Stand van zaken KRW De uitvoering van de KRW loopt op schema conform het Plan van aanpak waterbeheerplan en KRW stroomgebiedbeheerplan. Op deze plaats wordt kort de stand van zaken weergegeven. Fysisch-chemische knelpunten en bronnenanalyse Voor de fysisch-chemische doelen is een toetsing uitgevoerd op grond van de beschikbare meetgegevens per waterlichaam over de periode 2000 tot en met Voor de toetsing zijn de concept Europese normen gehanteerd voor wat betreft de zogeheten prioritaire stoffen. Voor de overige stoffen zijn de bestaande Nederlandse normen gehanteerd. De knelpunten worden nader bestudeerd aan de hand van een bronnenanalyse. In het AB van 3 oktober worden de resultaten van de knelpuntenanalyse in samenhang met de herkomst van de bronnen gepresenteerd. De resultaten worden ook meegenomen in de IGA s. Concept ecologische doelen KRW Voor de ecologische doelen en de eraan gerelateerde hydro-morfologische en fysisch-chemische randvoorwaarden heeft het waterschap een voorstel per waterlichaam ontwikkeld. Hiervoor is de systematiek toegepast die voor Maas en Schelde is afgesproken op basis van Europese en landelijke richtlijnen. In een speciaal thema MT/DB van 6 maart 2007 is deze systematiek met de uitgangspunten toegelicht en akkoord bevonden. In het gebiedsproces wordt tot eind juni 2007 met alle betrokken partijen gezocht naar effectieve, haalbare en betaalbare maatregelen om geanalyseerde knelpunten op te lossen. Waar mogelijk wordt hierbij de synergie gezocht met andere beleidsdoelen. De concept-ecologische doelen met voorgestelde maatregelen per waterlichaam worden in het AB van 3 oktober gepresenteerd. Speciaal voor bestuurders heeft het projectbureau KRW Maas een voorbeeldenboek ecologische doelen opgesteld (bijlage 1). Stand van zaken verkenning van maatregelen per waterlichaam De genoemde analyse en de concept doelen vormden het vertrekpunt voor een detailverkenning van maatregelen per waterlichaam die samen met alle betrokken overheden, terreinbeheerders en belangenorganisaties is uitgevoerd. De resultaten worden op 30 juni aangeleverd aan de projectbureaus Maas en Schelde ten behoeve van een economische analyse: kosten-effectiviteit van maatregelen, kosten en baten, gevolgen voor lasten per maatschappelijke doelgroep. Agenda bestuurlijke besluitvorming 2007 tot en met 2009 Het AB heeft op 24 mei 2007 door middel van een interactieve waterontmoeting (thema sessie) kennis gemaakt met de bestuurlijke dilemma s en keuzes in het KRW proces. Op 26 juni a.s. zijn de eerste resultaten uit het gebiedsproces in een speciale themasessie aan het MT en DB gepresenteerd. De resultaten voor het deelgebied Brabantse Delta worden samen met de uitkomsten van de economische analyse in een thema AB (20 september 2007) toegelicht. In het AB van 3 oktober 2007 volgt een schriftelijke rapportage. De klankbordgroep met maatschappelijke groeperingen zal vervolgens om een advies worden gevraagd. Tenslotte wordt een voorstel gedaan voor een principebesluit over de KRW opgave in de periode 2010 tot en met 2015 in het AB van 5 december Het betreft een principe besluit omdat de voorgenomen KRW opgave wordt verwerkt in het nieuwe waterbeheerplan dat eind 2008 de inspraak in gaat. Een definitief besluit wordt genomen in de tweede helft van 2009 als de inspraakreacties zijn verwerkt. Beoordeling Financiële gevolgen niet van toepassing Juridische gevolgen niet van toepassing Personele gevolgen niet van toepassing Overig niet van toepassing Communicatieparagraaf De communicatie verloopt conform de werkwijze die is gepresenteerd in Plan van aanpak waterbeheerplan en KRW stroomgebiedbeheerplan, door het AB op 6 december 2006 goedgekeurd.

237 Advies: het AB stemt in met het voorstel om het bestaande Beheerplan Waterkeringen geldig te houden en een actieprogramma op te stellen voor het jaar Het AB neemt de voortgang van IP7910 voor kennisgeving aan en stemt in met het voorstel voor de bestuurlijke agenda 2007 tot en met Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

238

239 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer:*07I001374* Barcode: 07I Onderwerp: Beschrijving bestuursroute uitvoeringsprogramma Sector en afdeling: Middelen, juridische zaken Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 13 Ter inzage: -- Bijlagen: - Overzicht bestuursroute IGA/Inrichtingsplan - Stroomschema Aan het algemeen bestuur Inleiding In uw vergadering van 7 december 2005 heeft u een voorbereidingskrediet ter beschikking gesteld voor het uitwerken van een integrale gebiedsanalyse (IGA). Deze analyse wordt uitgevoerd in een twintigtal deelgebieden. Aan de hand van deze IGA s zullen 20 inrichtingsplannen worden opgesteld om te komen tot het uitvoeren van maatregelen. Tevens heeft u voor diverse projecten reeds uitvoeringskredieten beschikbaar gesteld. Nu de eerste van deze IGA s gereed komen en diverse projecten het uitvoeringsstadium ingaan, achten wij het van belang u nader te informeren over de verschillende stappen binnen de bestuursroute van het uitvoeringsprogramma. Daarbij willen wij ook ingaan op de status van de IGA. Vraagstelling Doelstelling van deze nota is het informeren van uw bestuur over de bestuursroute van het uitvoeringsprogramma. Daarbij wordt ingegaan op de betrokkenheid van het bestuur bij het uitvoeringsprogramma van de gebiedsgerichte projecten, dit met name gericht op het totaalplaatje van IGA s, uitvoeringskredieten en inrichtingsvisies. Strategie 1. Bestuursprogramma De basis voor het uitvoeringsprogramma is het Bestuursprogramma In dit programma zijn de te realiseren doelen vastgelegd. Om dit programma stuurbaar en beheersbaar te maken zijn meer dan 100 reeds in het Investeringsplan 2005 opgenomen activiteiten gebundeld in 20 gebiedsgerichte projecten. Een aantal van deze activiteiten wordt gevormd door de zogenaamde geen-spijtmaatregelen, die voor een deel al in uitvoering waren bij de start van het bestuursprogramma en voor een ander deel direct in uitvoering zijn genomen. Om de reeds bekende maatregelen nader te onderbouwen, eventuele nieuwe maatregelen te identificeren en tegen elkaar af te wegen vanuit een gebiedsspecifieke visie op het oppervlakte- en grondwater is per gebied een Integrale Gebiedsanalyse opgesteld. Het uitvoeringsprogramma is opgezet volgens een z.g. cyclische werkwijze. Deze werkwijze is gebaseerd op een logische fasering van alle projecten en wel achtereenvolgens: de Integrale Gebiedsanalyse, Ontwerp- Inrichtingsplan, het Definitief Inrichtingsplan, de Uitvoeringsfase en de Beheer- en Monitoringfase. Met cyclisch wordt bedoeld dat de uitvoering van projecten op verschillende punten van de cirkel kan beginnen. Zo doorlopen de zogenaamde geen-spijtmaatregelen niet de fasering van IGA en ontwerp-inrichtingsplan, maar deze worden via een Definitief Inrichtingsplan direct in uitvoering genomen. Na de Monitoringfase kunnen maatregelen worden bijgesteld dan wel nieuwe plannen worden ontwikkeld. In deze visie is ook duidelijk dat beheer- onderhoud- en monitoringplannen al vanaf het Concept-Inrichtingsplan een belangrijke rol spelen bij de voorbereiding van de uitvoering. In de bijgevoegde stroomschema is dat inzichtelijk gemaakt. Tevens is een en ander in tabelvorm weergegeven. De hier toegepaste nummering correspondeert met de nummering in de beide bijlagen

240 2. IGA - Status IGA Bij het opzetten van de IGA s zijn wij er in eerste instantie vanuit gegaan dat deze processen uit 3 fasen zouden bestaan, namelijk de verkennende fase, de fase van de uitwerking van maatregelen en de keuze van een maatregelenpakket. Het huidige inzicht is dat een IGA gezien moet worden als een technische analyse die een zeer belangrijke bouwsteen vormt, niet alleen voor het opstellen van inrichtingsplannen, maar ook voor het opstellen van peilenplannen, een wateropgave in het kader van de Kaderrichtlijn Water en de beoordeling van het gemeentelijke waterplannen. Wij zijn dan ook van oordeel dat een IGA niet een keuze van het maatregelenpakket moet inhouden, maar een overzicht geeft van alle mogelijke inrichtingsmaatregelen. Een keuze van een specifiek maatregelenpakket komt pas aan de orde in het kader van het opstellen van een inrichtingsplan. Nu de IGA, alleen een technische analyse is, die zeer belangrijke tools oplevert voor diverse op te stellen produkten zijn wij van oordeel dat de IGA zelf niet bestuurlijk vastgesteld moet worden. Een afgeronde IGA kan bij de concernstaf worden ingezien door leden van uw bestuur. Op dit moment is de IGA Turfvaart/Bijloop gereed. Klankbordgroep IGA Om in het kader van een IGA alle vereiste kennis van een gebied te kunnen verzamelen wordt gebruik gemaakt van een klankbordgroep. In die klankbordgroep zitten (ambtelijke) vertegenwoordigers van relevante partijen in het gebied zoals gemeenten, ZLTO, Natuur- en milieuorganisaties en Brabant Water. Naast deze primaire doelstelling om de kwaliteit van de te verzamelen gebiedsgegevens zo goed mogelijk te laten zijn, blijkt dat dit proces ook een positieve uitstraling heeft richting gebiedspartners. IGA, Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR), waterbeheersplan en peilbesluit De IGA levert de basis voor de vaststelling van het Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). De werkwijze bij het uitvoeren van de IGA is daar ook van het begin af aan op ingericht. Uiteindelijk moet de door het waterschap vastgestelde GGOR worden goedgekeurd door de provincie. Om deze reden is het van belang om van de provincie een uitspraak te verkrijgen over de vraag in hoeverre de IGA s die nu in behandeling zijn, voldoen aan de eerder gemaakte afspraken over de vaststelling van het GGOR. Dit proces is inmiddels ambtelijk opgestart. De resultaten van de IGA s leiden via 3 stappen tot het vaststellen en uitvoeren van het GGOR: 1) Het waterbeheersplan. Het nieuwe waterbeheersplan moet in 2008 worden opgesteld en in 2009 vastgesteld. In dit plan moet worden aangegeven welke inspanningen het waterschap de komende planperiode gaat verrichten om de waterschapstaken uit te voeren. Dit betekent dat in het waterbeheersplan o.a. de GGOR en de waterbergingsopgave moeten worden vastgesteld. Tevens moet worden vastgesteld in welke delen van het beheersgebied afgeweken zal gaan worden van de basisnormen. De basis hiervoor komt voort uit de IGA s. Via het waterbeheersplan wordt daarmee de opgave voor de komende jaren integraal en op hoofdlijnen vastgesteld. 2) Inrichtingsplannen. In de 20 projectgebieden zullen binnenkort inrichtingsplannen in procedure worden gebracht. Aan het einde van de procedure zullen de inrichtingsplannen bestuurlijk worden vastgesteld, waarbij mogelijk in bepaalde gevallen omwille van de tijd vooruitgelopen zal worden op de definitieve vaststelling en goedkeuring van het GGOR. Dit brengt een risico met zich mee. Dat risico kan echter worden ondervangen door de inrichtingsplannen flexibel te houden. Ook voor de inrichtingsplannen komt de basis uit de IGA s, alleen geven de inrichtingsplannen concreet aan welke specifieke maatregelen nodig zijn ter realisatie van de GGOR (en de andere doelen) die in het waterbeheersplan op hoofdlijnen waterschapsbreed zullen worden vastgesteld. 3) Voor peilbesluiten geldt dat de IGA-resultaten tevens de onderbouwing zijn op basis waarvan het peilbesluit wordt vastgesteld (conform DB besluit 21 februari 2006). Het peilbesluit vormt aldus de concrete uitwerking van het GGOR op detailniveau. Hier ligt een duidelijke relatie met het GGOR, dat als onderdeel van het waterbeheersplan een groter schaalniveau heeft. Tevens is een relatie aanwezig met de inrichtingsmaatregelen in de op te stellen inrichtingsplannen. Door in de peilbesluiten faseringen op te nemen (hierin voorziet het beleid) kunnen peilbesluiten op tijd herzien worden, anticiperend op nog te nemen inrichtingsmaatregelen. Risico is wel dat de peilbesluiten na definitieve vaststelling niet flexibel meer zijn wat betreft de te hanteren peilen en marges. 3. Uitvoeringskrediet Per inrichtingsplan/gebiedsgerichte project wordt een voorstel voor het ter beschikking stellen van een uitvoeringskrediet gedaan aan uw algemeen bestuur. De raming van het benodigde krediet is gebaseerd op beschikbare kengetallen die voor alle uit te voeren maatregelen bestaan. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een prijs voor het inrichten van een km ecologische verbindingszone. Dit soort getallen zijn gemiddelden gebaseerd op eerder uitgevoerde projecten. 4. Opstellen ontwerp-inrichtingsplan Daar waar de IGA een overzicht geeft van alle inrichtingsmaatregelen die ingezet kunnen worden om de gestelde doelen te bereiken, wordt in het ontwerp-inrichtingsplan een keuze gemaakt uit deze maatregelen. Voor een goed begrip wordt erop gewezen dat niet alle maatregelen in zo n maatregelenpakket nieuw zijn. Er kan een driedeling worden gemaakt: - geen spijt-maatregelen, waartoe al eerder was besloten; - projecten die al ooit benoemd zijn in het IP en waarvoor de IGA de nadere onderbouwing biedt;

241 - nieuwe maatregelen, die voortkomen uit de IGA. Voordat het dagelijks bestuur het inrichtingsplan in ontwerp vaststelt om het vrij te geven voor de inspraak wordt het concept om advies voorgelegd aan de regiocommissie, zijnde het adviesorgaan voor regionale aangelegenheden. De bedoeling is dat het concept-inrichtingsplan mét het advies van de regiocommissie èn een ambtelijke advies wordt voorgelegd aan het DB. Het DB geeft het ontwerp-plan vervolgens vrij voor inspraak. In de voorfase zal het conceptplan eveneens informeel ambtelijk worden besproken met het secretariaat en/of ambtenaren van de gebiedscommissies. In veel gevallen gaat het dan om personen die ook al zitting hadden in de klankbordgroep IGA. Er wordt echter geen formeel advies gevraagd aan de gebiedscommissies. Wanneer deze commissies bestuurlijk een bepaald oordeel hebben ten aanzien van het conceptplan, dan kunnen ze net als ieder ander, gebruik maken van de inspraakperiode. 5. t/m 7 Inspraak, vaststelling definitief plan, eventueel verschuiving binnen uitvoeringskrediet Het ontwerp-inrichtingsplan wordt op basis van de inspraakverordening 6 weken ter inzage gelegd, waarbij aan burgers en bedrijven die belangen hebben in het gebied de gelegenheid wordt geboden hun zienswijze te geven. De ingediende zienswijzen worden verwerkt in een inspraaknota die met het al dan niet aangepaste voorstel voor de vaststelling van een definitief inrichtingsplan aan uw algemeen bestuur wordt voorgelegd. In de fase van het inrichtingsplan kan blijken dat voor een activiteit binnen zo n gebiedsgericht project te veel of te weinig is geraamd. Het dagelijks bestuur is op basis van mandaat bevoegd binnen het uitvoeringskrediet verschuivingen aan te brengen van de ene activiteit naar de andere. 8 t/m 10 Na de vaststelling van het plan - Beheer, monitoring en evaluatie, eventueel bijsturen Tegen de vaststelling van het inrichtingsplan staat de mogelijkheid van administratief beroep open op Gedeputeerde Staten van de provincie. Bezwaar- en beroepsmogelijkheden gelden overigens ook voor eventueel anderszins benodigde vergunningen (bijv. aanlegvergunning in het kader van de ruimtelijke ordening). Als het plan vervolgens gelet op de vereiste publiekrechtelijke besluiten (vergunningen, vaststelling inrichtingsplan) in uitvoering kan worden genomen, wordt aan de hand van de grondpositie bepaald of tot uitvoering kan worden overgegaan. In de veel gevallen is het verkrijgen van de eigendom van de percelen waarop de werken worden uitgevoerd gewenst. Als circa 80% van de vereiste percelen ten behoeve van de uitvoering bij het waterschap (of een terreinbeheerder) in eigendom is kan met de uitvoering worden gestart. Als dit niet het geval is zullen plannen noodzakelijkerwijs op de plank moeten blijven liggen. Overigens vindt er tussen de provincie, de waterschappen en DLG samenwerking plaats om te komen tot verwerving van de vereiste grond. Na uitvoering van het inrichtingsplan vindt de fase van beheer en monitoring plaats. Daar waar de gestelde doelen ondanks de uitvoering van het inrichtingsplan niet zouden worden gehaald dient bijsturing plaats te vinden. De hiervoor beschreven bestuursroute is in het bijgaande overzicht nogmaals weergegeven. Zoals bekend zijn er zogenaamde geen spijt -maatregelen genomen voorafgaand aan het afronden van de IGA s. Daarnaast zullen niet alle inrichtingsplannen op het zelfde moment in procedure en in uitvoering worden genomen. Het totale beeld van de uitvoering van het bestuursprogramma is derhalve gecompliceerder dan dit schema weergeeft. Om de uitvoering van het bestuursprogramma zo min mogelijk vertraging op te laten lopen zal het dagelijks bestuur een beroep doen op de flexibiliteit van alle betrokken partijen. Beoordeling Financiële gevolgen niet van toepassing Juridische gevolgen niet van toepassing Personele gevolgen niet van toepassing Overig niet van toepassing Communicatieparagraaf Dit stuk is voor het informeren van het bestuur. Bij ieder inrichtingsplan dat in procedure en in uitvoering wordt genomen zal afzonderlijke communicatie naar de externe partijen plaatsvinden. Advies: het AB neemt voor kennisgeving aan de beschrijving bestuursroute uitvoeringsprogramma. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

242

243 1 2 Bestuursprogramma Beheer, monitoring, evaluatie 10 3 IGA UVK Geen spijt maatregelen Advies regiocie ontwerp- Inrichtingsplan 4 Inspraak + 5 nota Realisatie Bestuursprogramma 9 Uitvoering 8 6 Definitief Inrichtingsplan Evt. aangepast UVK 7

244

245 Bestuursroute uitvoeringsprogramma DB Rol/ Betrokkenheid AB Reguliere AB-vergaderingen Website toegankelijk voor ab-leden 1. Bestuursprogramma Uitbrengen managementletter over voortgang Stand van zaken Voortgang Financiën Risico s 2. Opstellen IGA; de IGA is een technische analyse van en een toekomstvisie op het watersysteem van een gebied en als zodanig een bouwsteen die ook voor andere producten wordt gebruikt, zoals het opstellen van een peilenplan, beoordeling stedelijk waterplan; vaststellen wateropgave op grond van KRW; de opstelling van het rapport vindt plaats met een kwaliteitsinput van de desbetreffende Klankbordgroep Geen bestuurlijke vaststelling Geen bestuurlijke vaststelling mogelijke maatregelen met doelrealisatie worden gebiedsgericht op website geplaatst (volledige IGA ter inzage bij concernstaf) 3. Voteren uitvoeringskrediet per gebiedsgericht project (totaal 20 gebiedsgerichte projecten) Doen van voorstel Vaststellen uitvoeringskrediet 4. Opstellen ontwerp-inrichtingsplan door DB, vrijgeven voor inspraak, mede op basis van advies van de regiocommissie (NB mandaat aan projectmanager of DB-lid om voorafgaand aan de DB-behandeling het plan om advies te sturen naar gebiedscommissies en regiocommissie) DB geen besluitvorming door AB, wel informeren AB bijvoorbeeld door managementletters Actualisering van gegevens, indien noodzakelijk Melden op website dat ontwerpinrichtinsplan het inspraakproces gaat doorlopen, met data, termijnen etc 5. Verwerken Inspraak, opstellen Inspraaknota doorgeleiden voorstel naar AB DB 6. Vaststelling definitief inrichtingsplan (opmerking: zolang het GGOR nog niet is vastgesteld, betekent het eerder vaststellen van een inrichtingsplan dat impliciet voor een projectgebied een GGOR wordt vastgesteld) 7. Zonodig verschuivingen binnen uitvoeringskrediet tussen verschillende activiteiten binnen gebiedsgericht plan 6. voorstel DB 7. verschuivingen door DB 6. Vaststelling plan door AB Besluit wordt op website gepubliceerd 8. In uitvoering nemen van Inrichtingsplannen met goede grondpositie (80% of meer) Nog niet in uitvoering nemen Inrichtingsplannen die nog geen goede grondpositie hebben (minder dan 80%) 9. Oplevering, overdracht (realisatie) Officiële opening/ingebruikname DB DB 10. Beheer, monitoring en evaluatie, eventueel bijsturen met aanvullende maatregelen Tussentijdse informatie - bijeenkomst voor AB kan naar behoefte van AB worden georganiseerd door projectorganisatie (+ ambassadeur) Voor bepaalde (grotere) projecten zal AB worden uitgenodigd voor de starthandeling Aanwezig bij officiële opening afhankelijk van aard project

246

247 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I Barcode: 07I Onderwerp: vaststellen juridisch instrumentarium Sector en afdeling: SBO, Beleid en Middelen, Juridische Zaken Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 14 Ter inzage: -- Bijlagen: - ontwerp Keur waterberging waterschap Brabantse Delta; - ontwerp Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden waterschap Brabantse Delta; - ontwerp Beleidsnota waterberging en schade; - ontwerp Legger bergingsgebied Albano 2006; - ontwerp nota van inspraak; - Adviezen regiocommissies (bijlage 1); - Notitie overige reacties niet zijnde zienswijzen (bijlage 2); - Concept AB-besluit. Aan het algemeen bestuur Inleiding Op 5 april 2006 is het modelinstrumentarium waterberging dat de drie Brabantse waterschappen gezamenlijk hebben ontwikkeld in het algemeen bestuur besproken. Conform het AB-besluit is het modelinstrumentarium verder uitgewerkt en specifiek gemaakt voor waterschap Brabantse Delta. Hierbij is tevens rekening gehouden met tussentijdse ontwikkelingen op het gebied van de Waterwet. Op 19 december 2006 heeft het dagelijks bestuur het juridisch instrumentarium waterberging (bestaande uit de Keur waterberging, de Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden en de Beleidsnota waterberging en schade) en de legger bergingsgebied Albano 2006 in ontwerp vastgesteld. Vervolgens hebben de stukken van 16 januari tot en met 26 februari 2007 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 3 zienswijzen ingediend en hebben de regiocommissies advies uitgebracht. Nu is het definitief vaststellen van het juridisch instrumentarium waterberging en de legger voor bergingsgebied Albano aan de orde. Vraagstelling Kunnen het juridisch instrumentarium waterberging, de legger bergingsgebied Albano 2006 en de nota van inspraak vastgesteld worden? Strategie Zienswijzen en reacties ZLTO Raad Brabant, ZLTO afdeling Waalwijk-Geertruidenberg en Brabantse Milieufederatie (mede namens Brabants Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer) hebben gereageerd op de stukken die ter inzage gelegen hebben. Inspraak was alleen mogelijk ten aanzien van de Keur, de Verordening Nadeelcompensatie en de Legger. Hun zienswijzen (dus voor zover betrekking hebbend op deze drie stukken) zijn samen met een conceptreactie van het dagelijks bestuur, opgenomen in de ontwerp nota van inspraak in de bijlage. Ten aanzien van de Legger zijn geen opmerkingen gemaakt. Ten aanzien van de Keur en de Nadeelcompensatieverordening zijn wel enkele opmerkingen gemaakt. De meeste daarvan betroffen kleine tekstuele fouten en verzoeken om verduidelijking van teksten. Naar aanleiding daarvan wordt een aantal wijzigingen van de Keur en de Verordening nadeelcompensatie voorgesteld (zie nota van inspraak). Daarnaast is er echter ook een aantal inhoudelijke opmerkingen gemaakt. Deze gingen vooral over het proces van aanwijzen van bergingsgebieden, hoe tot de keuze van bergingsgebieden gekomen wordt en welke gebruiksmogelijkheden er dan zijn. Deze zaken staan echter los van het juridisch instrumentarium als zodanig, maar hebben betrekking op de waterbergingsvisie en nog te doorlopen aanwijzingstrajecten per

248 bergingsgebied. Een ander punt is het meenemen van waterkwaliteit en eventuele ketenaansprakelijkheid. Daarbij kan het waterschap echter onmogelijk op voorhand inschatten welke gevolgen inundatie kan hebben en welke schade zich voor kan doen. Mocht deze schade zich echter voordoen, dan staat uiteraard een beroep op de Verordening nadeelcompensatie open. Opmerkingen ter kennisname Tegen de Beleidsnota waterberging en schade stond geen mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen open. De reacties op deze nota, zijn daarom om formele redenen niet de nota van inspraak meegenomen. Toch hebben de ZLTO Raad Brabant, ZLTO afdeling Waalwijk-Geertruidenberg en Brabantse Milieufederatie ook ten aanzien van de beleidsnota opmerkingen gemaakt. Het is goed als het waterschap toch in toelichtende zin reageert op deze opmerkingen. Een en ander is vervat in de Notitie overige reacties niet zijnde zienswijzen die ter kennisname in de bijlage is opgenomen. Adviezen regiocommissie Conform het Reglement van het waterschap hebben de regiocommissies advies uitgebracht bij het juridisch instrumentarium en de legger. De drie commissies hebben elk positief geadviseerd, maar tevens eigen aandachtpunten meegegeven voor de besluitvorming. In het document Adviezen regiocommissies in de bijlage zijn de volledige adviezen plus de reactie van het dagelijks bestuur opgenomen. Geconcludeerd kan worden dat de ingebrachte zienswijzen en adviezen van de regiocommissies op enkele punten aanleiding geven tot aanpassing van het juridisch instrumentarium. Ten opzichte van het concept juridisch instrumentarium waterberging, zoals dat door het dagelijks bestuur op 19 december 2006 is vastgesteld, gaat het om de volgende aanpassingen: enkele wetstechnische aanpassingen van de Verordening nadeelcompensatie; opname van een verduidelijkende tekst in de toelichting op artikel 5 van de Verordening nadeelcompensatie over actieve risicoaanvaarding; verschillende tekstuele verbeteringen van de beleidsnota waterberging en schade. Beoordeling Financiële gevolgen ja, namelijk: zodra op basis van het juridisch instrumentarium waterbergingsgebieden worden aangewezen, moet ook voorzien worden in financiële middelen. De eerste jaren zal er zelden betaald hoeven worden, omdat de huidige bergingen nog vooral gerealiseerd worden op eigen percelen. Geadviseerd wordt om pas vanaf 2008 een bescheiden raming in de exploitatiebegroting op te nemen. Hoe hoog die raming moet worden is nu nog niet in te schatten, omdat dit van de concrete realisatie en inrichting van waterbergingsprojecten afhangt. Het juridisch instrumentarium wijst immers op zichzelf geen gebieden aan. Mocht de raming bij een gebeurtenis niet afdoende blijken dan kan het tekort uit de calamiteitenreserve worden aangevuld. Over enkele jaren wanneer er meer waterbergingen gereed zijn, kan alsnog overwogen worden een aparte voorziening te treffen. Het opvoeren van de financiële middelen op de begroting zal plaatsvinden door de sector Watersystemen en Waterkeringen in overleg met de afdeling financiën. Juridische gevolgen ja, namelijk alvorens de Keur, Verordening nadeelcompensatie en legger in werking treden, moeten ze eerst bekend gemaakt worden. De legger en de verordening treden direct na bekendmaking in werking, de keur daarentegen treedt pas na verloop van de beroepstermijn van zes weken in werking. Belanghebbenden kunnen gedurende zes weken beroep instellen bij GS alleen tegen de Legger en de Keur. Het instellen van een beroep schorst de inwerkingtreding van de Keur en Legger verder niet. Personele gevolgen niet van toepassing Overig ja, namelijk na vaststelling moeten de leden van de onafhankelijke schadecommissie (zie verordening nadeelcompensatie) door de drie waterschappen gezamenlijk nog aangesteld worden. Het DB zal daarover nog nader besluiten. Communicatieparagraaf Aan het vaststellen en inwerking treden van het juridisch instrumentarium moet extra publiciteit worden gegeven, naast de verplichte formele bekendmaking. Dit zal in overleg met de afdeling communicatie gebeuren.

249 Advies: het AB besluit tot het vaststellen van de Keur waterberging, de Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden, de legger bergingsgebied Albano 2006 en de nota van inspraak. Het AB stemt in met de Beleidsnota waterberging en schade en het AB neemt over de reactie van het dagelijks bestuur op de adviezen van de regiocommissies. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

250

251 Bijlage 1 Adviezen regiocommissies bij het Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging en Legger bergingsgebied Albano ) Regiocommissie Oost Advies Regiocommissie Oost heeft een positief advies geven, onder aantekening van de onderstaande punten. Keur waterberging 1. Duidelijkheid wordt gevraagd omtrent de definitie oppervlaktewater in relatie tot de definitie waterberging. Dat geldt ook voor de nadeelcompensatieverordening. Nadeelcompensatieverordening 2. Wat wordt bedoeld met passieve risicoaanvaarding zoals verwoord in art. 8 en wat wordt gezien als redelijkerwijs zoals genoemd in de toelichting op art. 8. Dat moet duidelijker aangegeven worden om misverstanden te vermijden. Zie de relatie met gedogen volgens de keur. 3. Verder is de commissie van mening dat de schade vanwege het niet realiseren van de natuurdoeltypen meegenomen dient te worden voor compensatie. Dit geldt eveneens voor de instrumenten voor schaderegeling. Beleidsnota waterberging en schade 4. De regiocommissie adviseert om aan te geven wat te doen bij schadevergoeding voor beursgevoelige gewassen/ producten zoals aardappelen. De prijzen hiervan fluctueren met de beurs en het weer en worden volgens het instrumentarium niet jaarlijks vastgesteld. Verder dient in de nota opgenomen te worden wat te doen als vervuild water van bv. overstorten op de berging terecht komt en vee er schade van ondervindt. Dit i.v.m. voedselveiligheid voor mens en dier. Voorts vraagt de commissie om ook een regeling op te nemen voor de kosten van afvoer van drijfvuil (zie stortkosten). Antwoorden 1. Volgens de Keur waterberging Brabantse Delta (artikel 1, onder b) en de Verordening nadeelcompensatie (artikel 1, onder d) is een bergingsgebied een krachtens de Wet op de ruimtelijke ordening voor tijdelijke berging van water bestemd gebied, en als zodanig opgenomen op de Legger, niet behorend tot een oppervlaktewater. Uit deze definitie vloeit reeds voort dat een bergingsgebied geen oppervlaktewater is en omgekeerd. De reden hiervoor is dat het wenselijk is om onderscheid te maken tussen enerzijds gebieden die door hun natuurlijke ligging met enige regelmaat onder water lopen, zoals de lager gelegen gronden naast een rivier, en anderzijds daarbuiten gebieden die door menselijke tussenkomst fysiek of anderszins meer incidenteel een bergingsfunctie vervullen. De gedoogplicht is voor laatstgenoemde gebieden bedoeld, niet voor de naar hun aard reeds tot oppervlaktewater behorende gebieden. Door onderscheid te maken tussen de natuurlijke bergingscapaciteit van een oppervlaktewater en de (aanvullende) bergingscapaciteit van een bergingsgebied kan bovendien worden voorkomen dat voortaan ook alle in een oppervlaktewater gelegen gronden met een natuurlijke bergingsfunctie steeds uitdrukkelijk de ruimtelijke bestemming van tijdelijk bergingsgebied zouden moeten krijgen. Een en ander laat onverlet dat bergingsgebieden wel steeds integraal deel uitmaken van het watersysteem als geheel. 2. Van passieve risicoaanvaarding is sprake wanneer benadeelde tekort te geschoten in de zorg voor de eigen belangen. Indien benadeelde redelijkerwijs maatregelen had kunnen nemen ter voorkoming dan wel beperking van schade, maar dit heeft nagelaten, is een correctie op de hoogte van de nadeelcompensatie mogelijk. Zo zal van passieve risicoaanvaarding sprake zijn indien een eigenaar van paarden deze in een bergingsgebied laat staan, op het moment dat een inundatie redelijkerwijs te verwachten is. Het is echter niet nodig het bewuste artikel of de toelichting op dit punt aan te passen.

252 3. Een op zichzelf rechtmatig overheidsoptreden als het realiseren van een bergingsgebied kan evenwel niet voorkomen dat derden benadeeld worden. Volgens de Algemene wet bestuursrecht moet iemand die onevenredig veel hinder ondervindt van de overheidmaatregel een vergoeding ontvangen. Door de Verordening nadeelcompensatie vast te stellen komt de vraag of er zo n schadevergoeding gegeven moet worden niet aan de orde bij het besluit om een bergingsgebied te realiseren, maar wordt het een aparte vraag. De Verordening nadeelcompensatie beoogt zowel voor benadeelde als voor het waterschap een eenvoudige en efficiënte procedure in het leven te roepen voor de beoordeling van de vraag of sprake is van te vergoeden schade. De regiocommissie meent dat de natuurdoeltypen voor vergoeding in aanmerking zou moeten komen. Op het moment dat benadeelde meent dat de natuurdoeltypen niet behaald zullen worden als gevolg van het gebruik van het bergingsgebied, kan hij een gemotiveerd verzoek om schadevergoeding indienen. Beoordeeld wordt dan of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijken. Een onafhankelijke commissie zal het waterschap over het verzoek adviseren. Op voorhand is niet aan te geven in hoeverre schade als gevolg van het niet behalen van natuurdoeltypen voor vergoeding in aanmerking komt. 4. Onder normale marktomstandigheden geeft het KWIN een goede uitgangspositie voor het bepalen van gewasschade in een gegeven jaar. Het kan echter inderdaad gebeuren dat in een jaar ontwikkelingen in de markt zodanig zijn (bv. prijsstijgingen i.v.m. landelijk tegenvallende oogsten) dat de gewassen beduidend meer opbrengen dan andere jaren en het gebruik van KWIN dat daarom niet onderkend. Mocht dit voorkomen dan zal voor die gewassen in dat jaar teruggevallen worden op taxatie. Een aanvullende tekst op dit punt wordt opgenomen in de beleidsnota. Wat betreft waterkwaliteit valt niet op voorhand in te schatten of schade door waterkwaliteit zich voor kan doen en zo ja in welke mate. Of en zo ja in welke mate de waterkwaliteit bij de tijdelijke berging van water tot schade leidt, hangt immers van tal van factoren af. De nadeelcompensatieregeling geeft echter iedereen langs publiekrechtelijke weg de mogelijkheid om onevenredige aantoonbare schade te verhalen. Het juridisch instrumentarium behoeft daarom geen aanpassing. Daarnaast wordt ook opgemerkt ongeacht het juridisch instrumentarium, de aanwezigheid van een riooloverstort vlakbij een potentiële bergingslocatie nadrukkelijk meegenomen moet worden in de afweging die gemaakt wordt bij het aanwijzen van een bergingsgebied. Indien er sprake is van een substantiële hoeveelheid drijfvuil komen de werkelijke kosten van afvoer van drijfvuil eveneens voor vergoeding in aanmerking. De tekst in de beleidsnota (en de modelovereenkomsten) wordt aangepast om dat te verduidelijken. Conclusie De tekst van de Beleidsnota waterberging en schade aanpassen om te verduidelijken hoe omgegaan wordt met ontwikkelingen in de markprijzen bij prijsgevoelige gewassen en het voorzien in de vergoeding van werkelijke kosten voor afvoer van substantiële hoeveelheden drijfvuil. 2) Regiocommissie Midden Advies De regiocommissie adviseert positief aan het algemeen bestuur met in acht name van de volgende twee opmerkingen, welke worden meegenomen in de inspraaknotities: 1. Verzocht wordt de nulsituatie juridisch vast te leggen; 2. Reeds in 2007 een schatting te maken van de vereiste kostenomvang. Antwoorden 1. Voor het vastleggen van de nulsituatie wordt de legger gebruikt. Daarin worden onder andere hoogte(verschillen) in het maaiveld, aanwezige bebouwingen etc. opgenomen, juist met het oog op het vastleggen van een nulsituatie. Daarnaast wordt wat de gewassen en teeltwisseling een en ander ook in de overeenkomst opgenomen. 2. De eerste jaren zullen de kosten zeer beperkt zijn, omdat de meeste bergingen die thans gerealiseerd worden, aangelegd worden op eigen grond zodat er geen schade voor derden zal zijn. Daarnaast is er alleen geld nodig indien er een inundatie optreedt en dat zal niet ieder jaar zijn. Daarom wordt pas vanaf 2008 een raming in de exploitatiebegroting opgenomen. Hoe hoog die raming moet worden is nu nog niet in te schatten, omdat dit van de concrete realisatie en inrichting van waterbergingsprojecten afhangt. Het instrumentarium als zodanig wijst immers geen bergingsgebieden aan. Het aanwijzen volgt een apart spoor waarbij allerlei aspecten afgewogen worden, onder andere de te verwachten schade en inundatiefrequentie. Mocht de raming die vanaf 2008 opgenomen zal worden bij een gebeurtenis niet afdoende blijken, dan kan het tekort uit de calamiteitenreserve worden aangevuld. Over enkele jaren wanneer er meer waterbergingen gereed komen op basis van de gedoogplicht kan pas met meer zekerheid gezegd worden hoeveel geld er nodig is en kan nog overwogen worden een aparte voorziening te treffen indien nodig. Conclusie De adviezen geven geen aanleiding het juridisch instrumentarium waterberging aan te passen.

253 3) Regiocommissie West Advies De regiocommissie adviseert positief aan het algemeen bestuur met inachtneming van onderstaande punten: 1. de opmerking van de heer Van der Kallen m.b.t. de onafhankelijkheid van de deskundigen 2. het gebruik van technische mogelijkheden (bijv. plaatsen pomp) om water te kunnen bergen toestaan indien noodzakelijk om anderen te ontlasten. Antwoorden 1. Artikel 15, eerste lid van de Verordening nadeelcompensatie schrijft voor dat de adviescommissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Hiermee gaat het waterschap verder dan gebruikelijk is als het gaat om de samenstelling van commissies die de overheid adviseert over verzoeken of bezwaarschriften. Zo bevat de Verordening behandeling bezwaren Brabantse Delta 2004 niet expliciet het voorschrift dat de leden van de adviescommissie behandeling bezwaren onafhankelijk dienen te zijn. Dat zijn ze overigens wel, maar dat terzijde. Lid 2 (waarin de betrokkenheid van de provincie bij de samenstelling van de adviescommissie tot uitdrukking komt) en lid 3 (waarin is voorgeschreven wie niet tot onafhankelijk deskundigen mogen worden benoemd) van artikel 15 Verordening nadeelcompensatie benadrukken de onafhankelijkheid van de deskundigen. 2. De bergingsgebieden waar het instrumentarium op ziet, zijn in beginsel grotere gebieden waar meerdere eigenaren gronden hebben. In die gebieden wordt op basis van een gedoogplicht tijdelijk water geborgen bij hoge afvoeren om andere gebieden te ontlasten. In een aantal gevallen wordt het water bewust door een werk in het bergingsgebied gelaten. Een werk kan een pomp zijn, echter die wordt dan bediend door het waterschap omdat het waterschap verantwoordelijk is voor het bergen van water als onderdeel van de waterbeheersing in het gebied en verantwoordelijk voor de afhandeling van schade. Het gaat uiteindelijk om overheidshandelen door een waterbeheerder. Conclusie De adviezen geven geen aanleiding het juridisch instrumentarium waterberging aan te passen.

254

255 Bijlage 2 Overige reacties (niet zijnde zienswijzen) naar aanleiding van het Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging 1) ZLTO Raad Brabant Opmerkingen bij de Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade 1. Blz. 2, 1 e alinea (over ruimtelijke bestemming): Alle gronden hebben al een bestemming, dus de laatste zin lijkt overbodig. In reconstructiegebied is sprake van directe planologische doorwerking. 2. Blz. 2, 2 e alinea. Hier wordt planschade beperkt tot gebruiksbeperkingen. Gebruikelijk is echter om onder planschade de waardedaling te verstaan, ook bij andere waterschappen. Waardedaling behelst aanzienlijk veel meer dan alleen maar gebruiksbeperkingen. Verzoek om deze tekst aan te passen. 3. Op blz. 2 wordt een aantal fasen onderscheiden, met als sluitstuk de gedoogplicht. Daartoe wordt in de 1 e alinea ingegaan op de planschade en in de 3 e alinea op aanwijsschade. In de 2 e alinea wordt genoemd de schade, als gevolg van een besluit tot aanleg van een waterstaatswerk. Wat is het verschil tussen deze schade en de schadevormen die in de 1 e en de 3 e alinea zijn genoemd? 4. Blz. 3: inundatieschade. Het kan voorkomen dat er inundatieschade optreedt op percelen die (nog) niet formeel zijn aangewezen als bergingsgebied. Is de vergoedingsregeling hierop ook van toepassing? Naar onze mening zou dat het geval moeten zijn. Immers: de overlast is de zelfde. 5. Blz. 4, passage over teeltwisseling (laatste drie regels boven 3.2.). Het waterschap gaat er van uit dat teeltwisseling mogelijk blijft mits die wisseling volgens de gangbare normen voor een goede landbouwkundige praktijk past bij de ter plaatse regulier aanwezige drooglegging. Wij zijn van oordeel dat dit niet in overeenstemming is met de afspraken tussen de waterschappen en de ZLTO op 19 december 2003, welke vervolgens zijn opgenomen in de Visie waterschappen op planologische doorwerking, flankerend beleid, uitvoering en financiering van de wateropgaven in de reconstructie d.d. 4 februari Daarin is afgesproken dat gewasschade voor vergoeding in aanmerking komt indien sprake is van een normale vruchtwisseling binnen het bouwplan. Pas indien sprake is van trendbreuk, is het risico voor de ondernemer. Zonodig zullen deze discussies voorgelegd worden aan een onafhankelijke (schade)commissie, aldus de afspraak. Wij verzoeken u de tekst in dit artikel overeenkomstig aan te passen. 6. Blz. 5, punt 6: hoe ver moet / kan de grondgebruiker daar in gaan? 7. Blz. 6, 4.1.1: de vergoedingen zijn gebaseerd op KWIN. Dat is dus wat anders dan de afspraken tussen de Brabantse leidingleggers (waaronder de waterschappen) en de ZLTO-Raad. Daar wordt er namelijk uitgegaan dat de vergoedingen een zodanig niveau hebben dat 90 à 95 % van de agrariërs zich kan vinden in de vergoeding (de top van 5 à 10% van de agrariërs komt er aan te kort dus, maar kunnen wel aanvullende vergoeding krijgen). Om het draagvlak voor de vergoedingen te verhogen, zou het aanbeveling verdienen om aan te sluiten bij de vergoedingsnormen die de ZLTO heeft afgesproken met de Brabantse leidingleggers. 8. Blz. 10 en verder. In alle tabellen wordt er van uitgegaan dat het gewas dat in jaar x wordt geteeld, ook in het voorafgaande jaar wordt geteeld. Maar dat is natuurlijk niet altijd het geval. Met andere woorden: er wordt geen rekening gehouden met vruchtwisseling. Hiervoor willen wij alsnog aandacht vragen. 9. Blz. 11, tabel 2, laatste kolom, in de 4 e en 7 e regel moet 389,63 vervangen worden door 398,63 (ter vergelijking: zie blz. 15, tabel 7 en blz. 26, tabel 12). 10. Blz. 15: Hier willen wij aandacht vragen voor graslandvernieuwing. De situatie kan zich namelijk voordoen dat de grasmat vernieuwd moet worden na hevige inundatie. Landelijke wetgeving schrijft voor dat dit uitsluitend mag tussen 15/2 en 15/5. Wanneer die inundatie plaats vindt in zomer of najaar, is het betreffende perceel voor langere periode niet productief. In de vergoedingsnorm is daarin niet voorzien; dat dient dus alsnog te gebeuren. Wanneer als gevolg van inundatie niet voor 15/5 ingezaaid kan worden en er niet aan derogatieverplichting voldaan kan worden, moet afzonderlijke schadevaststelling plaats vinden (via nadeelcompensatie). Het waterschap wordt gevraagd om dat toe te zeggen. Mestopslag. De situatie kan zich voordoen dat een specifiek gebied zodanig vaak inundeert dat de ondernemer extra kosten moet maken voor mestopslag op zijn bedrijf. Wij zijn van oordeel dat het waterschap die extra kosten in redelijkheid dan moet vergoeden.

256 11. Blz. 38: de tijdsinzet voor het opruimen wordt vergoed. Echter, er zijn situaties bekend (onder meer langs de rivier de Dommel) dat bij hevige inundaties sprake is van omvangrijke hoeveelheden vuil. Het gaat dan om een diversiteit aan voorwerpen: takken, kadavers van kleine zoogdieren en vooral heel veel zwerfvuil. Wij zijn van oordeel dat de kosten voor de afvoer van het drijfvuil, door het waterschap moeten worden vergoed. 12. Blz. 39: modelovereenkomst. De laatste alinea op deze pagina is overbodig in een formeel contract. 13. blz. 40, art. 3: Algemene bepalingen. Wat is het nut van lid 1 voor een contract tussen waterschap en individuele grondeigenaar? Omdat de grondeigenaar geen rechtstreeks contact heeft met de provincie en de overige waterschappen, stellen wij voor om lid 1 te schrappen. 14. Blz. 41, art. 9. Uitbetaling inundatieschade. In dit artikel wordt aangegeven dat de schade jaarlijks wordt uitgekeerd in de maand februari volgend op het kalenderjaar waarin de schade zich heeft voorgedaan. Wanneer de inundatie in maart plaatsvindt, kan de finale afrekening dus 11 maanden op zich laat wachten. Wij pleiten voor een aanzienlijk kortere periode van 2 maanden. Daarbij sluiten wij aan bij de door het waterschap gehanteerde periode voor de inning van waterschapslasten. Toelichting: 1. Deze passage in de beleidsnota berust op een vergissing en is daarom reeds verwijderd. 2. Bedoeling van de korte alinea planschade is om aan te geven dat bergingsgebieden ruimtelijk geregeld moeten worden, en dat daarbij planschade kan optreden. Het waterschap is niet het bevoegde gezag waar het betreft de duiding van planschade. Dit is een zaak die bij het bevoegde orgaan (gemeente/provincie) aan de orde komt. 3. Een op zichzelf rechtmatig overheidsoptreden als het realiseren van een bergingsgebied kan evenwel niet voorkomen dat derden benadeeld worden. Volgens de Algemene wet bestuursrecht moet iemand die onevenredig veel hinder ondervindt van de overheidmaatregel een vergoeding ontvangen. Door de Verordening nadeelcompensatie vast te stellen komt de vraag of er een dergelijke schadevergoeding gegeven moet worden niet aan de orde bij het besluit om een bergingsgebied te realiseren, maar wordt het een aparte vraag. De Verordening nadeelcompensatie beoogt zowel voor benadeelde als voor het waterschap een eenvoudige en efficiënte procedure in het leven te roepen voor de beoordeling van de vraag of sprake is van te vergoeden schade. Om een bergingsgebied te realiseren moet het waterschap onder meer op grond van de Waterschapswet een formeel besluit tot aanleg van een waterstaatswerk nemen. Zoals elke handeling van het waterschap kan deze handeling onder omstandigheden schade opleveren die voor vergoeding in aanmerking komt. Ditzelfde geldt ten aanzien van het besluit van het waterschap een bergingsgebied op de waterschapslegger te plaatsen; immers: een waterschapslegger kan onderhoudsverplichtingen meebrengen, die onder omstandigheden dusdanig onevenredig van aard zijn, dat schadeplicht ontstaat. 4. Volgens de Keur waterberging Brabantse delta (artikel 1, onder b) is een bergingsgebied een krachtens de Wet op de ruimtelijke ordening voor tijdelijke berging van water bestemd gebied, en als zodanig opgenomen op de Legger, niet behorend tot een oppervlaktewater. De Verordening nadeelcompensatie en de beleidsregel waterberging en schade zijn enkel van toepassing op deze bergingsgebieden. 5. Aan de tekst is naar aanleiding van de bespreking in de regiocommissies van het waterschap toegevoegd dat Pas indien er sprake is van een trendbreuk, ligt het risico bij de ondernemer. Naar onze is de tekst daarmee voldoende duidelijk geworden. 6. Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 7 Verordening nadeelcompensatie (schadebeperking). Deze schadebeperkingverplichting is geïnspireerd door artikel 6:101 BW. De omvang van de schadebeperkingplicht wordt beperkt door de redelijkheid. De redelijke kosten van de maatregelen komen voor rekening van de veroorzaker van de schade. Slechts die maatregelen komen voor vergoeding in aanmerking die nodig en passend zijn om de schade te voorkomen of te beperken. De maatregelen die niet nodig zijn, of niet geschikt zijn om het nadeel te beperken zoals bijvoorbeeld teeltwijziging vallen buiten de vergoedingssfeer. Uiteraard mogen de kosten van de beperkende maatregelen de omvang van de te beperken schade niet te boven aan. Daarnaast spreekt voor zich dat niet verwacht wordt dat iemand concrete maatregelen neemt die strijdig zijn met de keur, zoals bijvoorbeeld het opwerpen van een tijdelijke kade. 7. De systematiek die ontwikkeld is ten behoeve van de beleidsnota is gebaseerd op de KWIN-normen, omdat die landelijk geaccepteerd zijn. Daarbij zijn mogelijke schadecomponenten die niet in het KWIN zijn meegenomen, maar wel van belang zijn bij waterberging apart berekend en meegenomen. De vergoedingen die uit de tabellen komen zijn daarom reële vergoedingen. Voor die gevallen dat de er geen standaardvergoedingen zijn, wordt bovendien uitgegaan van taxatie. In beide gevallen betreft het reële bedragen die specifiek zijn afgestemd op waterberging. De normen van de Brabantse leidingleggers zijn in tegenstelling tot KWIN niet landelijk geaccepteerd. Daarnaast zijn deze normen opgesteld voor

257 een andere situatie waar andere schadecomponenten een rol spelen dan waterberging. Dit maakt die normen in dit geval ongeschikt als grondslag voor schadevergoeding bij waterberging. 8. Uitgangspunt bij de vergoeding van gewasschade is het gewas dat aanwezig was op het moment van inundatie, waarbij rekening gehouden wordt met de gebruikelijke teeltwisseling. 9. Dit betreft een typefout die in de definitieve versie reeds aangepast is. 10. De genoemde schadevormen kunnen op basis van de verordening nadeelcompensatie voor vergoeding in aanmerking komen, voor zover deze schade het gevolg is van inundatie van het bergingsgebied en voor zover deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van indiener van het verzoek behoort te blijven, en niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. 11. Indien er sprake is van een substantiële hoeveelheid drijfvuil komen de werkelijke kosten van afvoer van drijfvuil eveneens voor vergoeding in aanmerking. Naar aanleiding van de behandeling in de regiocommissies van het waterschap is de tekst in de beleidsnota en de modelovereenkomsten hierop aangepast om dat te verduidelijken. 12. De opmerking dat de in de beleidsnota opgenomen vergoedingsnormen tot stand zijn gekomen in overleg met betrokken maatschappelijke organisaties, is opgenomen onder het kopje in aanmerking nemende. Deze opmerking heeft derhalve geen juridische status (het regelt niets), maar verduidelijkt wel de maatschappelijke betrokkenheid bij het vraagstuk waterberging en schadevergoeding(snormen). 13. Deze opmerking is correct. Vanuit het waterschap is dit lid inmiddels geschrapt. 14. Uitgangspunt is uitbetaling in de maand januari of februari volgend op het kalenderjaar waarin de inundatie(s) zich hebben voorgedaan. Allereerst bepaalt artikel 9, tweede lid dat bij schade die meer dan EUR 1000,- bedraagt, op verzoek een voorschot uitbetaald kan worden. Ten tweede blijft het mogelijk om in specifieke gevallen bij het uitwerken van de modelovereenkomst naar een specifieke overeenkomst een afwijkende regeling te treffen. 2) ZLTO afdeling Waalwijk Geertruidenberg Opmerkingen: 1. Wilt u echter uitgaan van aankoop dan is de huidige aankoopprijs niet gemiddeld 3,50 / m2, maar hopen wij dat u uitgaat van marktconforme prijs en ons inziens zou u met een flinke + moeten komen om als waterschap de grond te verwerven plus eventueel alle bijkomende kosten ( ). 2. Wij vragen ons af of u in bijlage A [noot: van de beleidsnota] wel alle gewassen hebt genoemd ( ). 3. Als laatste vraag leggen wij u voor als bij waterberging op natuurgronden bepaalde natuurdoeltypen niet worden gerealiseerd, welke ontwikkeling worden er dan gevolgd. Toelichting: 1. In de stukken komen nergens grondaankoop of grondprijzen ter sprake, aangezien dat ook niet relevant is voor het instrumentarium. Deze opmerking doet dan ook niet ter zake. 2. Wat betreft het aantal gewassen geldt dat in de beleidsnota is uitgegaan van gewassen die naar verwachting veel in bergingsgebieden zullen voorkomen. Hierbij speelt ook dat bij het bepalen van geschikte locaties voor waterberging het huidige grondgebruik in acht wordt genomen en dat zoveel mogelijk locaties gezocht worden die relatief weinig schadegevoelig zijn. Eventuele andere gewassen die aanwezig zijn, zullen indien nodig getaxeerd worden. Het is echter niet reëel om voor alle gewassen die geteeld kunnen worden een complete systematiek uit te werken en actueel te houden. 3. Het is onmogelijk op voorhand aan te geven wat er in de toekomst kan gaan gebeuren en dus welke ontwikkelingen gaan plaatsvinden. Als blijkt dat er maatregelen nodig zijn, dan zal gehandeld worden op basis van de wet- en regelgeving zoals die op dat moment geldend is. 3) Brabantse Milieufederatie, mede namens Brabants Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer Opmerking: In de beleidsregels schadevergoeding wordt aangegeven dat voor natuurgebied vergoedingsafspraken met betrekking tot extra beheerskosten gemaakt zullen worden. In de praktijk zal dat naar verwachting veelal neerkomen op extra maaien van schraalland om de eutrofiërende effecten van inundatie teniet te doen. In de in het ontwerp opgenomen modelovereenkomst vergoeding inundatieschade natuur wordt deze vergoeding echter beperkt tot maximaal éénmaal per kalenderjaar ná een inundatie één maaibeurt. Wij achten deze beperking tot één maaibeurt ontoereikend. Er kunnen zich namelijk

258 afhankelijk van frequentie, tijdstip en duur van inundatie zeer wel situaties voordoen waarin herhaald extra maaien noodzakelijk is. Wij verzoeken u dan ook dringend om de beperking tot maximaal één extra maaibeurt uit de modelverordening te schrappen. Toelichting: Het betreft hier een opmerking bij de modelovereenkomsten voor natuur in de Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade. Het betreft nadrukkelijk modellen die per specifiek geval nader uitgewerkt en bijgesteld kunnen worden. Inzet van het waterschap zal zijn zorgvuldig om te gaan met het vergoeden van extra maaibeurten en daarom in te zetten op een aantal dat in de meeste (verwachtte) gevallen afdoende is te weten één extra maaibeurt. Echter, als het vergoeden meer maaibeurten in een specifiek geval alleszins redelijk is, is dat in het kader van maatwerk bij het opstellen van een specifieke overeenkomst uiteraard bespreekbaar.

259 Nota van inspraak DEFINITIEF ONTWERP Keur waterberging waterschap Brabantse Delta, Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden waterschap Brabantse Delta Legger bergingsgebied Albano 2006

260

261 Inhoudsopgave 1 Inleiding 1 2 Ingediende zienswijzen 2 Zienswijze 1: ZLTO Raad Brabant 2 Zienswijze 2: ZLTO afdeling Waalwijk - Geertruidenberg 5 Zienswijze 3: Brabantse Milieufederatie, mede namens Brabants Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer 6

262

263 Nota van inspraak (DEFINITIEF ONTWERP) Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging Ontwerp Legger bergingsgebied Albano 1 Inleiding Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta heeft in zijn vergadering van 19 december 2006 het Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging vastgesteld. Het Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging bestaat uit drie documenten te weten: Ontwerp Keur waterberging waterschap Brabantse Delta; Ontwerp Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden waterschap Brabantse Delta; Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade. Tevens heeft het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta in zijn vergadering van 19 december 2006 de Ontwerp Legger bergingsgebied Albano 2006 vastgesteld. Beide ontwerpen hebben gedurende de periode dinsdag 16 januari 2007 tot en met maandag 26 februari 2007 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn inwoners van het beheersgebied van het waterschap en personen en rechtspersonen die belang hebben in het waterschapsgebied in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen op de volgende documenten: Ontwerp Keur waterberging waterschap Brabantse Delta; Ontwerp Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden waterschap Brabantse Delta; Ontwerp Legger bergingsgebied Albano Inspraak was mogelijk op alle documenten met uitzondering van de Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade. Zienswijzen konden schriftelijk, mondeling en digitaal via een speciale webpagina worden ingediend. In totaal zijn er drie zienswijzen ingediend op de Ontwerp Keur waterberging waterschap Brabantse Delta en de Ontwerp Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden waterschap Brabantse Delta. Ten aanzien van de ontwerp Legger bergingsgebied Albano 2006 zijn geen zienswijzen ingediend. Het dagelijks bestuur heeft in zijn vergadering van <<datum>> de ingediende zienswijzen met betrekking tot het Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging behandeld. Alle ingediende zienswijzen zijn in overweging genomen. In deze inspraaknota zijn de zienswijzen weergegeven. Onder iedere zienswijze is de reactie van het dagelijks bestuur vermeld. Om de leesbaarheid van de inspraaknota te vergroten zijn sommige zienswijzen enigszins verkort weergegeven. Het dagelijks bestuur heeft in zijn overwegingen de volledige versie van de zienswijzen betrokken. Naast de ingediende zienswijzen zijn er door de insprekers opmerkingen gemaakt ten aanzien van de realisatie van waterberging in het algemeen en ten aanzien van de Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade. Aangezien op die onderwerpen geen inspraak mogelijk was, worden die opmerkingen niet meegenomen in deze nota van inspraak. In deze formele nota van inspraak wordt dus alleen ingegaan op zienswijzen met betrekking tot de stukken waarop inspraak mogelijk was. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is de Ontwerp Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden waterschap Brabantse Delta op enkele punten aangepast. Een ieder die een zienswijze heeft ingediend ontvangt een afschrift van deze inspraaknota. De nota van inspraak wordt door het dagelijks bestuur ter vaststelling aangeboden aan het algemeen bestuur. 1

264 Nota van inspraak (DEFINITIEF ONTWERP) Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging Ontwerp Legger bergingsgebied Albano 2 Ingediende zienswijzen In dit hoofdstuk zijn alle ingebrachte zienswijzen weergegeven. Zienswijze 1 ZLTO Raad Brabant Ingediend per brief, ingekomen op 22 februari Zienswijzen Algemeen 1. In het juridisch instrumentarium wordt in het geheel niet ingegaan op de negatieve gevolgen van inundatie door water van slechte kwaliteit. Hierbij kan het zowel gaan om de gevolgen na inundatie als de gevolgen voorafgaand daaraan. Met dit laatste doelen wij op de ontwikkeling dat ketenpartijen door de jaren heen steeds hogere eisen gaan stellen aan de kwaliteit van agrarische producten. We gaan er van uit dat deze ontwikkeling zich doorzet en dat afnemers steeds vaker eisen dat de ondernemer garant staat voor een gecertificeerde productie. Dat zou er toe kunnen leiden dat de ondernemer er voor moet instaan dat zijn product op geen enkele manier te maken krijgt met vervuiling a.g.v. inundatie, met als consequentie dat indien de ondernemer deze garantie niet kan geven, zijn producten niet worden afgenomen resp. hij geen teelt/leveringscontract krijgt aangeboden. Wij zijn van oordeel dat dergelijke risico s niet ten laste mogen blijven van de betreffende agrariër. Wij verzoeken u om uit te spreken dat voor dergelijke -en andere- onvoorzienbare schades de nadeelcompensatieregeling open staat. In dat kader vinden wij het noodzakelijk dat voorafgaand aan de inzet van een gebied voor waterberging, de nulsituatie wordt vastgelegd. Daarmee kunnen langjarige procedures over productaansprakelijkheid voorkomen worden. 2. Het nu voorliggende juridisch instrumentarium wordt door het waterschap (nagenoeg) als enige mogelijkheid gezien om de waterberging goed te regelen. Het waterschap lijkt de deur te sluiten voor andere oplossingen (...). Wij verzoeken u daarom nadrukkelijk om tijd en middelen vrij te maken om samen met betrokkenen in het veld, waaronder de ZLTO-afdelingen, andere oplossingen in beeld te brengen en uit te voeren. 3. Wij verzoeken u om indien burgers zich voor de vergoeding van planschade zich ten onrechte tot het waterschap melden, zo spoedig mogelijk aan hen door te geven dat zij zich dienen te wenden tot een ander loket. Keur 4. Geen Verordening nadeelcompensatie 5. Art. 1. Begripsomschrijvingen. In lid 1d wordt ingegaan op de gebieden die zowel in het kader van een RO-plan als in de Legger zijn aangewezen als waterbergingsgebied. Echter: hoe zit het met gebieden die nu al wel regelmatig overstromen maar niet zowel op de legger staan als in het bestemmingsplan / reconstructieplan zijn genoemd? 6. Artikel 5: Actieve risicoaanvaarding. De tekst van dit artikel is onduidelijk; de toelichting daarop eveneens. 7. Art. 7: Schadebeperking. In de eerst regel wordt gesproken over redelijke maatregelen. Wat wordt daaronder verstaan? Immers, vanwege andere regels mag de ondernemer geen kades opwerpen etc. Evenmin mag worden verwacht dat hij telkens vlak voor de bui het gras maait en afvoert etc. 8. Art. 8: Passieve risicoaanvaarding. Wat staat er in dit artikel? 9. Art. 12: Termijn voor indiening verzoek. In de 3 e regel wordt verwezen naar artikel 2 eerste lid. Echter, artikel 2 kent geen eerste lid. Suggestie tot tekstwijziging. 2

265 Nota van inspraak (DEFINITIEF ONTWERP) Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging Ontwerp Legger bergingsgebied Albano Opmerkingen ter kennisgeving (Opmerkingen met betrekking tot de Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade) Blz. 2, 1 e alinea (over ruimtelijke bestemming): Alle gronden hebben al een bestemming, dus de laatste zin lijkt overbodig. In reconstructiegebied is sprake van directe planologische doorwerking. Blz. 2, 2 e alinea. Hier wordt planschade beperkt tot gebruiksbeperkingen. Gebruikelijk is echter om onder planschade de waardedaling te verstaan, ook bij andere waterschappen. Waardedaling behelst aanzienlijk veel meer dan alleen maar gebruiksbeperkingen. Verzoek om deze tekst aan te passen. Op blz. 2 wordt een aantal fasen onderscheiden, met als sluitstuk de gedoogplicht. Daartoe wordt in de 1 e alinea ingegaan op de planschade en in de 3 e alinea op aanwijsschade. In de 2 e alinea wordt genoemd de schade, als gevolg van een besluit tot aanleg van een waterstaatswerk. Wat is het verschil tussen deze schade en de schadevormen die in de 1 e en de 3 e alinea zijn genoemd? Blz. 3: inundatieschade. Het kan voorkomen dat er inundatieschade optreedt op percelen die (nog) niet formeel zijn aangewezen als bergingsgebied. Is de vergoedingsregeling hierop ook van toepassing? Naar onze mening zou dat het geval moeten zijn. Immers: de overlast is de zelfde. Blz. 4, passage over teeltwisseling (laatste drie regels boven 3.2.). Het waterschap gaat er van uit dat teeltwisseling mogelijk blijft mits die wisseling volgens de gangbare normen voor een goede landbouwkundige praktijk past bij de ter plaatse regulier aanwezige drooglegging. Wij zijn van oordeel dat dit niet in overeenstemming is met de afspraken tussen de waterschappen en de ZLTO op 19 december 2003, welke vervolgens zijn opgenomen in de Visie waterschappen op planologische doorwerking, flankerend beleid, uitvoering en financiering van de wateropgaven in de reconstructie d.d. 4 februari Daarin is afgesproken dat gewasschade voor vergoeding in aanmerking komt indien sprake is van een normale vruchtwisseling binnen het bouwplan. Pas indien sprake is van trendbreuk, is het risico voor de ondernemer. Zonodig zullen deze discussies voorgelegd worden aan een onafhankelijke (schade)commissie, aldus de afspraak. Wij verzoeken u de tekst in dit artikel overeenkomstig aan te passen. Blz. 5, punt 6: hoe ver moet / kan de grondgebruiker daar in gaan? Blz. 6, 4.1.1: de vergoedingen zijn gebaseerd op KWIN. Dat is dus wat anders dan de afspraken tussen de Brabantse leidingleggers (waaronder de waterschappen) en de ZLTO- Raad. Daar wordt er namelijk uitgegaan dat de vergoedingen een zodanig niveau hebben dat 90 à 95 % van de agrariërs zich kan vinden in de vergoeding (de top van 5 à 10% van de agrariërs komt er aan te kort dus, maar kunnen wel aanvullende vergoeding krijgen). Om het draagvlak voor de vergoedingen te verhogen, zou het aanbeveling verdienen om aan te sluiten bij de vergoedingsnormen die de ZLTO heeft afgesproken met de Brabantse leidingleggers. Blz. 10 en verder. In alle tabellen wordt er van uitgegaan dat het gewas dat in jaar x wordt geteeld, ook in het voorafgaande jaar wordt geteeld. Maar dat is natuurlijk niet altijd het geval. Met andere woorden: er wordt geen rekening gehouden met vruchtwisseling. Hiervoor willen wij alsnog aandacht vragen. Blz. 11, tabel 2, laatste kolom, in de 4 e en 7 e regel moet 389,63 vervangen worden door 398,63 (ter vergelijking: zie blz. 15, tabel 7 en blz. 26, tabel 12). Blz. 15: Hier willen wij aandacht vragen voor graslandvernieuwing. De situatie kan zich namelijk voordoen dat de grasmat vernieuwd moet worden na hevige inundatie. Landelijke wetgeving schrijft voor dat dit uitsluitend mag tussen 15/2 en 15/5. Wanneer die inundatie plaats vindt in zomer of najaar, is het betreffende perceel voor langere periode niet productief. In de vergoedingsnorm is daarin niet voorzien; dat dient dus alsnog te gebeuren. Wanneer als gevolg van inundatie niet voor 15/5 ingezaaid kan worden en er niet aan derogatieverplichting voldaan kan worden, moet afzonderlijke schadevaststelling plaats vinden (via nadeelcompensatie). Het waterschap wordt gevraagd om dat toe te zeggen. Mestopslag. De situatie kan zich voordoen dat een specifiek gebied zodanig vaak inundeert dat de ondernemer extra kosten moet maken voor mestopslag op zijn bedrijf. Wij zijn van oordeel dat het waterschap die extra kosten in redelijkheid dan moet vergoeden. Blz. 38: de tijdsinzet voor het opruimen wordt vergoed. Echter, er zijn situaties bekend (onder meer langs de rivier de Domme) dat bij hevige inundaties sprake is van omvangrijke hoeveelheden vuil. Het gaat dan om een diversiteit aan voorwerpen: takken, kadavers van kleine zoogdieren en vooral heel veel zwerfvuil. Wij zijn van oordeel dat de kosten voor de afvoer van het drijfvuil, door het waterschap moeten worden vergoed. Blz. 39: modelovereenkomst. De laatste alinea op deze pagina is overbodig in een formeel contract. blz. 40, art. 3: Algemene bepalingen. Wat is het nut van lid 1 voor een contract tussen 3

266 Nota van inspraak (DEFINITIEF ONTWERP) Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging Ontwerp Legger bergingsgebied Albano waterschap en individuele grondeigenaar? Omdat de grondeigenaar geen rechtstreeks contact heeft met de provincie en de overige waterschappen, stellen wij voor om lid 1 te schrappen. Blz. 41, art. 9. Uitbetaling inundatieschade. In dit artikel wordt aangegeven dat de schade jaarlijks wordt uitgekeerd in de maand februari volgend op het kalenderjaar waarin de schade zich heeft voorgedaan. Wanneer de inundatie in maart plaatsvindt, kan de finale afrekening dus 11 maanden op zich laat wachten. Wij pleiten voor een aanzienlijk kortere periode van 2 maanden. Daarbij sluiten wij aan bij de door het waterschap gehanteerde periode voor de inning van waterschapslasten. Reactie Algemeen 1. Er valt niet op voorhand in te schatten of schade door waterkwaliteit zich voor kan doen en zo ja in welke mate. Of en zo ja in welke mate de waterkwaliteit bij de tijdelijke berging van water tot schade leidt, hangt immers van tal van factoren af. De nadeelcompensatieregeling geeft echter iedereen langs publiekrechtelijke weg de mogelijkheid om onevenredige aantoonbare schade te verhalen, dus ook als het gaat om schade door een beperking van de afzet aan landbouwproducten door het ontbreken van certificering. Het juridisch instrumentarium behoeft daarom geen aanpassing. 2. Het juridisch instrumentarium waterberging zoals dat hier voorligt is een uitvloeisel van een overkoepelende strategie om de waterbergingsopgave te realiseren (Waterbergingsvisie). Deze overkoepelende strategie staat hier echter niet ter discussie en het juridisch instrumentarium doet geen uitspraken over eventuele andere instrumenten die al dan niet ingezet kunnen worden in relatie tot waterberging. De ontwerp keur of de ontwerp verordening nadeelcompensatie behoeven dan ook geen aanpassing op dit punt. 3. Planschade doet zich voor in het kader van de ruimtelijke ordening en moet daarom via dat spoor afgehandeld worden. Het waterschap zal in de communicatie daar ook op wijzen. Mocht desondanks een verzoek om planschade bij het waterschap ingediend worden dan zal dit verzoek conform de Algemene wet bestuursrecht naar het juiste bestuursorgaan doorgestuurd worden. Keur 4. Niet van toepassing Verordening nadeelcompensatie 5. De Verordening nadeelcompensatie is volgens artikel 2 (toepassingsbereik) enkel van toepassing op bergingsgebieden. Artikel 1, onder d bepaalt een bergingsgebied als een krachtens de Wet op de ruimtelijke ordening voor tijdelijke berging van water bestemd gebied, en als zodanig opgenomen op de Legger, niet behorend tot een oppervlaktewater. De Verordening nadeelcompensatie is derhalve niet van toepassing op niet-bergingsgebieden. 6. Of in een concreet geval risicoaanvaarding wordt aangenomen, hangt in sterke mate af van het handelen of nalaten van de belanghebbende zelf. De belanghebbende zal zelf moeten nagaan of het verantwoord is om op een bepaald moment bepaalde kosten te maken of investeringen te doen. Van risicoaanvaarding is sprake wanneer op het moment van de investeringsbeslissing de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel in voldoende mate kenbaar was om hiermee bij de investeringsbeslissing rekening te (kunnen) houden. In gevallen waarin de betrokkene redelijkerwijs rekening kon houden met toekomstige aantastingen van zijn belang door overheidsingrijpen, is bepalend of hij door desalniettemin kosten te maken, of investeringen te doen, al dan niet redelijk handelde. Aangezien de toelichting bij de verordening nadeelcompensatie niet duidelijk genoeg is wordt de toelichting op artikel 5 aangepast. 7. De schadevergoeding wordt in beginsel verminderd wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan benadeelde kan worden toegerekend. Het is niet nodig het artikel of de toelichting op dit punt aan te passen. 8. Van passieve risicoaanvaarding is sprake wanneer benadeelde tekort te geschoten in de zorg voor de eigen belangen. Indien benadeelde redelijkerwijs maatregelen had kunnen nemen ter voorkoming dan wel beperking van schade, maar dit heeft nagelaten, is een correctie op de hoogte van de nadeelcompensatie mogelijk. Zo zal van passieve risicoaanvaarding sprake zijn indien een eigenaar van paarden deze in een bergingsgebied laat staan, op het moment dat een inundatie redelijkerwijs te verwachten is. Het is niet nodig het bewuste artikel of de toelichting op dit punt aan te passen. 9. Artikel 2 bevat inderdaad geen aparte leden. De verwijzingen naar artikel 2 eerste lid worden veranderd in verwijzingen naar artikel 2. Deze verbetering zal in de gehele tekst van de verordening worden doorgevoerd. 4

267 Nota van inspraak (DEFINITIEF ONTWERP) Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging Ontwerp Legger bergingsgebied Albano Opmerkingen ter kennisgeving Ten aanzien van de Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade konden geen zienswijzen worden ingediend. De gemaakte opmerkingen en suggesties worden dan ook voor kennisgeving aangenomen. Advies 1. De algemene opmerkingen geven geen aanleiding tot het aanpassen van de ontwerpkeur of de ontwerpverordening nadeelcompensatie. 2. Naar aanleiding van reactie 6 de toelichting bij artikel 5 van de ontwerp verordening nadeelcompensatie verduidelijken met de tekst uit reactie In de verordening nadeelcompensatie de verwijzingen naar het eerste lid van artikel 2 veranderen in verwijzingen naar artikel 2. Zienswijze 2 ZLTO afdeling Waalwijk - Geertruidenberg Ingediend per aangetekende brief, ingekomen op 26 februari 2007 Zienswijzen 1. Wij vinden het echter teleurstellend dat de kaart die de gebieden moet aanwijzen waar in de toekomst waterberging plaatsvindt niet tegelijkertijd ter inzage wordt gelegd. Wij gaan ervan uit dat deze gebieden naast de keur van het waterschap straks ook worden opgenomen in de legger van het waterschap en het bestemmingsplan van de gemeentes. 2. Wij twijfelen of er voldoende waarborg wordt gegeven of de aan te wijzen gronden, let hierbij op de huidige gebruiksmogelijkheden in vergelijking tot de toekomstige (gebruiks-) mogelijkheden. Ons is niet duidelijk wie de planschade betaalt, het waterschap of de gemeente waar het in gelegen is op heeft. 3. Uitgangspunt moet o.i. zijn dat agrarisch gebruik mogelijk moet blijven. 4. Wij vinden het dan ook teleurstellend dat groen/blauwe diensten hier in uw ogen geen bijdrage in kunnen leveren, dit zou ons inziens een win-win situatie kunnen opleveren voor waterschap en ingeland. 5. Wij zouden graag duidelijkheid hebben over de mogelijkheden betreffende het voortgezette gebruik. Eventuele schade dan wel uitbetalen, of ingeland mag blijven gebruiken, hiervoor moeten o.i. ook afspraken met provincie en SBB gemaakt worden. 6. Wilt u echter uitgaan van aankoop dan is de huidige aankoopprijs niet gemiddeld 3,50 / m2, maar hopen wij dat u uitgaat van marktconforme prijs en ons inziens zou u met een flinke + moeten komen om als waterschap de grond te verwerven plus eventueel alle bijkomende kosten ( ). 7. Bij art. 8 van de verordening nadeelcompensatie begrijpen wij de passieve risicoaanvaarding niet, wilt u dat nog eens uitleggen,( )? 8. Wij vragen ons af of u in bijlage A [noot: van de beleidsnota] wel alle gewassen hebt genoemd ( ). 9. Als laatste vraag leggen wij u voor als bij waterberging op natuurgronden bepaalde natuurdoeltypen niet worden gerealiseerd, welke ontwikkeling worden er dan gevolgd. Reactie 1. Het aanwijzen van bergingsgebieden is een apart traject. Het juridisch instrumentarium voorziet enkel in een regeling voor bergingsgebieden die zijn aangewezen. Zoals uit artikel 1 van de ontwerpkeur blijkt, is er pas sprake van een bergingsgebied indien deze als zodanig is bestemd in het bestemmingsplan en is opgenomen in een legger. Aanpassen van de keur of de verordening nadeelcompensatie is daarom niet nodig. 2. Zoals uit de toelichting bij de keur en de beleidsnota waterberging en schade en het voorwoord bij de ter inzage gelegde stukken blijkt, is het uitgangspunt dat bergingsgebieden alleen bestemd zijn voor de tijdelijke berging van water bij extreme afvoer. Dit betekent dat onder normale omstandigheden het normale gebruik van de gronden mogelijk blijft. In de stukken is tevens duidelijk aangegeven dat bij het aanwijzen van bergingsgebieden, de ruimtelijke ordening een belangrijke, zo niet doorslaggevende rol speelt. Dit betekent ook dat planschade, oftewel schade als gevolg van het wijzigen van een bestemming in een bestemmingsplan, via 5

268 Nota van inspraak (DEFINITIEF ONTWERP) Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging Ontwerp Legger bergingsgebied Albano de ruimtelijke ordening wordt afgedaan. Het waterschap is in deze niet bevoegd. Zie ook reactie 3 bij zienswijze nummer Zie reactie De mogelijkheden en onmogelijkheden van eventuele andere opties om waterberging te realiseren staan hier niet ter discussie. De gemaakte opmerkingen worden dan ook voor kennisgeving aangenomen. 5. Zie reactie In de stukken komen nergens grondaankoop of grondprijzen ter sprake, aangezien dat niet relevant is voor het instrumentarium. Deze opmerking doet hier dan ook niet ter zake. 7. Zie reactie 8 bij de zienswijze 1 (ZLTO Raad). 8. Ten aanzien van de Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade konden echter geen zienswijzen worden ingediend. De gemaakte opmerkingen worden dan ook voor kennisgeving aangenomen. 9. Ten aanzien van de Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade konden echter geen zienswijzen worden ingediend. De gemaakte opmerkingen worden dan ook voor kennisgeving aangenomen. Advies Het aanpassen van de ontwerpkeur of de ontwerp verordening nadeelcompensatie naar aanleiding van de aangegeven punten is niet noodzakelijk. Zienswijze 3 Brabantse Milieufederatie, mede namens Brabants Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer Ingediend per , voic bericht en telefax, ingekomen op 26 februari 2007, daarnaast ingekomen per brief via waterschap De Dommel op 6 maart Zienswijzen 1. Vasthouden biedt naar verwachting grote kansen voor de waterbergingsopgave. Wij bevelen het waterschap aan instrumentarium voor vasthouden te ontwikkelen. 2. In de Keur (art. 2) wordt gesteld dat de gedoogplicht geldt als een waterbergingsgebied als zodanig ruimtelijk is bestemd of als zodanig is vastgelegd op de legger. Wij zijn van mening dat een waterbergingsgebied te allen tijde ruimtelijk moet worden bestemd. Waterbergingsgebieden hebben grote ruimtelijke implicaties. Een zorgvuldige ruimtelijke afweging is dan ook noodzakelijk. Het ruimtelijk natuurbeschermingsregime borgt een zorgvuldige afweging voor waterberging. Bovendien gaat de ontwerp-waterwet uit van zowel de ruimtelijke bestemming als opname op de legger. 3. In de verordening nadeelcompensatie en in de beleidsregels schadevergoeding worden twee wegen voorgesteld om adequate voorzieningen te treffen voor vergoeding van schade aan de natuurwaarden. De nadeelcompensatie kan achteraf toegekend worden als men tengevolge van het rechtmatig optreden van het waterschap onevenredige schade ondervindt. Onze organisaties gaan ervan uit dat via deze weg de eventuele financiële schade gecompenseerd zal worden, die optreedt wanneer het tengevolge van inundatie niet halen van de natuurdoelstellingen leidt tot kortingen op de beheersvergoedingen in het kader van het Programma Beheer. 4. In de beleidsregels schadevergoeding wordt aangegeven dat voor natuurgebied vergoedingsafspraken met betrekking tot extra beheerskosten gemaakt zullen worden. In de praktijk zal dat naar verwachting veelal neerkomen op extra maaien van schraalland om de eutrofiërende effecten van inundatie teniet te doen. In de in het ontwerp opgenomen modelovereenkomst vergoeding inundatieschade natuur wordt deze vergoeding echter beperkt tot maximaal éénmaal per kalenderjaar ná een inundatie één maaibeurt. Wij achten deze beperking tot één maaibeurt ontoereikend. Er kunnen zich namelijk afhankelijk van frequentie, tijdstip en duur van inundatie zeer wel situaties voordoen waarin herhaald extra maaien noodzakelijk is. Wij verzoeken u dan ook dringend om de beperking tot maximaal één extra maaibeurt uit de modelverordening te schrappen. 6

269 Nota van inspraak (DEFINITIEF ONTWERP) Ontwerp Juridisch instrumentarium waterberging Ontwerp Legger bergingsgebied Albano Reactie 1. De vraag welke gebieden aangewezen moeten worden en in hoeverre er andere maatregelen denkbaar zijn om de waterbergingsopgave te beperken, staan los van dit instrumentarium. Het onderhavige instrumentarium voorziet in een juridische regeling voor aangewezen bergingsgebieden. De ontwerp keur of de ontwerp verordening nadeelcompensatie behoeven dan ook geen aanpassing op dit punt. Zie ook reactie 2 bij zienswijze nummer 1. Voor de volledigheid merken wij op dat er momenteel een studie loopt van de drie Brabantse waterschappen naar vasthouden waarbij ook de Brabantse Milieufederatie betrokken is. 2. Zoals in artikel 1 van de ontwerpkeur te lezen is, moet een bergingsgebied én ruimtelijk bestemd zijn én op de legger zijn opgenomen en niet zoals in de zienswijze staat ruimtelijk bestemd zijn OF op de legger zijn opgenomen. De zienswijze berust kennelijk op een misverstand aangezien de tekst van het ontwerp juridisch instrumentarium conform de suggestie in de zienswijze is. 3. Het niet behalen van de natuurdoelstellingen kan schade opleveren die overeenkomstig de Verordening nadeelcompensatie voor vergoeding in aanmerking kan komen, voor zover deze schade het gevolg is van inundatie van het bergingsgebied en voor zover deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van indiener van het verzoek behoort te blijven, en niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. 4. Ten aanzien van de Ontwerp Beleidsnota waterberging en schade konden geen zienswijzen worden ingediend, zodat de gemaakte opmerkingen voor kennisgeving wordt aangenomen. Advies Het aanpassen van de ontwerpkeur of de ontwerp verordening nadeelcompensatie naar aanleiding van de aangegeven punten is niet noodzakelijk. 7

270

271 Nummer : *07I001365* Barcode : *07I001365* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 15 mei 2007; Gelet op het bepaalde in de Waterschapswet, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant 2005; B E S L U I T : I. vast te stellen: a. de Keur waterberging waterschap Brabantse Delta; b. de Verordening nadeelcompensatie bergingsgebieden waterschap Brabantse Delta; c. de Legger bergingsgebied Albano 2006; II. III. IV. vast te stellen de Nota van Inspraak Ontwerp juridisch instrumentarium waterberging en Ontwerp Legger bergingsgebied Albano 2006; in te stemmen met de Beleidsnota waterberging en schade; dit besluit treedt in werking op een door het dagelijks bestuur nog nader te bepalen en bekend te maken tijdstip. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

272

273 Adviesnota aan Algemeen Bestuur Registratienummer: *07I001372* Barcode: Onderwerp: Wijziging plan Vierde Bergboezem *07I001372* Sector en afdeling: W&W afdeling Plannen en Projecten Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 15 Ter inzage: -- Bijlage: Inrichtingsplan Vierde Bergboezem en besluit tot wijziging plan Vierde Bergboezem Aan het algemeen bestuur Inleiding Het algemeen bestuur heeft 7 december 2005 het ontwerpplan Vierde Bergboezem goedgekeurd. Bij de voorbereiding van de aanbesteding van het project in een "Design and Construct contract" werd duidelijk dat het plan enkele aanpassingen behoefde. Het plan Vierde Bergboezem is opgenomen in het reconstructieplan de Baronie en heeft daardoor voor de begrenzing een planologische doorwerking op het bestemmingsplan. Het ontwerpplan Vierde Bergboezem van 7 december 2005 bleek echter een begrenzing te hebben die enigszins groter was dan in het Reconstructieplan, weliswaar op een grote schaal, aangegeven. Om dit te corrigeren zijn de kades een aantal meters naar binnen gelegd en vallen nu samen met de begrenzing in het Reconstructieplan. De wijzigingen, die ook zijn aangegeven op het bijgevoegde inrichtingsplan, zijn een verlegging van de kade van op de weg naar langs de weg aan de zuidrand van het project, een verlegging van de kade van de westzijde van een waterloop naar de oostzijde van de waterloop aan de westrand van het project en verleggen van op de weg langs de watergang naar overzijde van de watergang in de zuidwesthoek van het project. Bij herberekening van de dijkhoogtes bleek dat rekening moest worden gehouden met golfoploop door opwaaiing. Hierdoor moest de dijkhoogte van de oorspronkelijk berekende hoogte van 1,7 meter naar 2,10 meter verhoogd worden. Deze wijzigingen op het plan zijn van 15 januari tot 26 februari 2007 weer ter visie gelegd. Dit is bekend gemaakt met advertenties in de Bredase Bode (14 januari 2007) en BN/de Stem (15 januari 2007). Op 17 en 24 januari is door het waterschap op informatieavonden een toelichting op de planwijzigingen gegeven. Er zijn naar aanleiding van de ter inzagelegging geen zienswijzen op de planwijzigingen ontvangen wat ons heeft doen besluiten geen inspraaknota op te stellen. Het is van belang dat het bestuur alleen de wijzigingen ten opzichte van het eerder vastgestelde plan vaststelt omdat anders tegen het gehele plan opnieuw administratief beroep openstaat op de provincie. De relatief geringe wijzigingen in het plan hebben geen grote financiële consequenties en zullen de bergingscapaciteit niet veel kleiner maken. Vraagstelling Het algemeen bestuur wordt voorgesteld in te stemmen met de wijzigingen op het eerder vastgestelde plan. Strategie Na goedkeuring door het algemeen bestuur van de wijzigingen is het aangepaste plan voldoende juridische basis voor uitvoering conform de Reconstructiewet en is het tevens een juridische basis voor onteigening van gronden ten behoeve van de aanleg van kades en ontsluitingswegen. De uitvoering van het plan start in januari 2008 en het project is gereed in december Momenteel wordt met grondeigenaren onderhandeld over de aankoop van grond ten behoeve van de kades. Wanneer deze onderhandelingen mislukken kan op basis van plan gestart worden met de onteigeningsprocedure.

274 Beoordeling Financiële gevolgen worden niet verwacht, indien wel dan zal het bestuur daar over geïnformeerd worden. Juridische gevolgen Het verkrijgen van een juridische basis voor uitvoering van het plan en eventuele onteigening van gronden voor de aanleg van de kades. Personele gevolgen niet van toepassing Overig niet van toepassing Communicatieparagraaf Communicatie over de wijzingen en de ter inzage legging is gevoerd via advertenties in de lokale kranten en 2 informatieavonden. Advies: Het AB stemt in met het ontwerpplan van de Vierde Bergboezem. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

275 Kade verlegd van westzijde waterloop naar oostzijde waterloop. Kade verlegd van op de weg naar langs de weg Kade verlegd van op de weg naar overzijde langs waterloop

276

277 Nummer : *07I001092* Barcode : *07I001092* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 15 mei 2007; gelet op de Inspraakverordening waterschap Brabantse Delta; Overwegingen In december 2005 heeft ons algemeen bestuur het inrichtingsplan voor de Vierde Bergboezem vastgesteld. Gebleken is dat dit plan op enkele onderdelen dient te worden aangepast. In verband daarmee is een wijziging op het eerder vastgestelde plan in procedure gebracht. Ten aanzien van de aan de orde zijnde wijzigingen (ontwerp-besluit) zijn geen zienswijze ingebracht. In verband daarmee is afgezien van het opstellen van een separate inspraaknota. B E S L U I T : vast te stellen de wijzigingen op het Inrichtingsplan Vierde Bergboezem, een en ander zoals gespecificeerd in bijlage 1. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

278

279 Bijlage 1 Inhoud wijzigingsbesluit 1. de wijziging van het tracé van de zuidelijke kade zoals vermeld op p. van het bijgevoegde definitieve inrichtingsplan en zoals schetsmatig is aangeduid op tekening. 2. de hoogte van de kade zoals vermeld op p. van het bijgevoegde definitieve inrichtingsplan, een en ander met betrekking van het gedeelte van de kade zoals aangeduid op tekening. -2-

280

281 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I001369* Barcode: *07I001369* Onderwerp: Project De Ham ;Inrichtingsplan EVZ Spoorzone e.a. Sector en afdeling: WW/P&P Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 16 Ter inzage: - Bijlagen: rapportage Ecologische verbindingszones Den Ham + tekening Aan het algemeen bestuur Inleiding Het gebied rondom het dorp Made wordt aangeduid als het project De Ham. Het waterschap Brabantse Delta heeft dit gebied in het bestuursprogramma opgenomen. In het gebied Den Ham wordt gestart met de aanleg van ecologische verbindingszones (EVZ): in deze fase de gehele EVZ langs de spoorlijn Geertruidenberg Moerdijk. Daarnaast worden enkele percelen uit de EVZ Mark Zwaluwse Haven, een perceel van de EVZ Hooge Zwaluwe/Zwaluwse Haven en een perceel langs de EVZ Drimmelse dijk ingericht. In de onderstaande figuur zijn de locaties van de diverse locaties aangegeven. In de bijlage het rapport dat gebruikt is voor subsidieaanvraag - is een nadere beschrijving gegeven van het ontwerp. De inrichtingsschetsen zijn weergegeven in bijlage B hiervan. De volgende kengetallen zijn van toepassing op de diverse tracé s. : EVZ Mark Zwaluwse Haven Vooruitlopend op de inrichting van de EVZ Mark-Zwaluwse haven wordt een onderdeel als steppingstone ingericht die daarmee als ecologische eenheid zelfstandig kan functioneren. De EVZ Mark Zwaluwse Haven is de noord-zuid verbinding waarmee de rivier de Amer ecologisch verbonden wordt met de rivier de Mark. Omschrijving Oppervlakte Lengte EVZ Perceel nabij Wagenberg m2 296 m EVZ Drimmelse dijk Vooruitlopend op de inrichting van de gehele EVZ Drimmelse dijk worden twee onderdelen als EVZ ingericht. Deze EVZ vormt een oost-west verbinding tussen de Amer, het gebied De Worp en de Zwaluwse haven. Omschrijving Oppervlakte Lengte EVZ Perceel nabij Cultuurhistorische 1930 m2 193 m dijk Perceel nabij Zeedijk m2 138 m EVZ Spoorzone Deze EVZ wordt volledig ingericht. De EVZ langs de goederenspoorlijn Geertruidenberg Moerdijk vormt de oost west ecologische verbinding tussen de Amertak en het natuurgebied Zonzeel. De lengte van de EVZ is formeel 8.1 km, maar ten oosten van Zonzeel worden aanvullend enkele smalle stroken ecologisch ingericht ter versterking van de EVZ en ten behoeve van (enige) waterberging. Omschrijving Oppervlakte Lengte EVZ EVZ Spoorzone m2 8,1 km EVZ Hooge Zwaluwe Zwaluwse haven

282 Vooruitlopend op de inrichting van de EVZ Hooge Zwaluwe -Zwaluwse haven wordt een perceel als steppingstone ingericht; direct aansluitend op de EVZ Spoorzone. Door de aanleg van de EVZ Hooge Zwaluwe/Zwaluwse haven ontstaat een koppeling met de EVZ Spoorzone en het RNLE gebied de Worp (noord) Omschrijving Oppervlakte Lengte EVZ Perceel Hooge Zwaluwe m2 176 m Alle genoemde EVZ s maken deel uit van provinciaal beleid en zijn als zodanig in provinciale, gemeentelijke en waterschapsplannen opgenomen. Voor enkele percelen is aanpassing/wijziging van het bestemmingsplan nodig. Behalve realisatie van ecologische verbindingszones wordt ook waterberging gerealiseerd. Alle locaties beschouwend, neemt de waterbergingscapaciteit toe met 3.7 ha. Alle gronden die nu ingericht worden zijn in eigendom van het waterschap óf worden op korte termijn verworven. Uitvoering is voorzien eind 2007 of begin Vraagstelling Kan het AB instemmen met het definitief ontwerp van inrichtingsplan "evz spoorzone". Strategie Dit viertal EVZ s wordt om de volgende redenen gelijktijdig aangepakt. EVZ Mark Zwaluwse Haven/EVZ Drimmelse dijk: Realisatie van deze EVZ s vergt meer tijd dan verwacht omdat de grondverwerving een moeizaam proces blijkt te zijn. Daadwerkelijke inrichting van reeds verworven percelen langs deze beoogde EVZ zal in het gebied naar verwachting het proces van grondverwerving positief beïnvloeden. EVZ Spoorzone:

283 Het tracé dat hierbij wordt ingericht is 0,6 km langer dan wat op kaart als zodanig beleidsmatig staat aangewezen. Westelijk van het natuurgebied Zonzeel is de EVZ uitgebreid. Doel daarvan is drieledig. Allereerst kan gebruikmakend van mens en materieel achterstallig onderhoud worden aangepakt (terugzetten begroeiing, opruimen illegaal gestort afval, rechttrekken veekruggen). Door de beoogde inrichting ontstaat een leef- en foerageergebied voor het oostelijke deel van de EVZ. Het laatste zal de ecologische veerkracht van de EVZ Spoorzone, EVZ Mark/Zwaluwse haven en het Natuurgebied Zonzeel ten goede komen. Tenslotte wordt hiermee ook enige extra waterberging gerealiseerd. EVZ Hooge Zwaluwe Zwaluwse haven: Het perceel dat daarvoor wordt ingericht is in eigendom bij het waterschap; de bodem is vervuild. De voorgestelde inrichting maakt het mogelijk zowel een kostbare sanering te voorkomen als een EVZ doel te realiseren. Onder bestaande regelgeving is het mogelijk het grondverzet binnen het perceel zodanig uit te voeren dat de inrichting kan worden gerealiseerd. Omdat het terrein direct grenst aan het tracé van de EVZ Spoorzone wordt de beoogde ecologische koppeling met de Zwaluwse haven mogelijk. Juridische gevolgen Het project is inhoudelijk beoordeeld op de volgende criteria die voortvloeien uit de Inspraakverordening en waarvoor verplicht de inspraakprocedure moet worden gevolgd: 1. Handhaving van waterstanden (peilbesluit); 2. Bergingsgebied; 3. Waterkering of ondersteunend kunstwerk; 4. Oppervlaktewaterlichaam; Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat op genoemde projecten géén verplichting in het kader van de Inspraakverordening is gelegen. Enerzijds wordt tot deze conclusie gekomen omdat binnen het project geen sprake is van (wijziging) van peilbesluiten (criterium 1). Anderzijds is er geen sprake van de aanleg of verbetering van waterstaatswerken (criteria 2 t/m 4) die in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie tot gevolg hebben. Verplichte inspraak op basis van de Inspraakverordening is daarom niet aan de orde. Personele gevolgen niet van toepassing Overig ja, namelijk Uitvoering staat voorzien voor winter 2007/2008; het project is besteksgereed. De betrokken gemeente Drimmelen heeft op dit moment nog geen beleid en middelen beschikbaar voor (bijdrage in) inrichting van EVZ s. Het instellen van een zgn Groenfonds wordt op dit moment naar de raad gebracht. Hierin komen EVZ s ook aan bod. In juni van dit jaar wordt de samenwerking op dit vlak tussen waterschap en gemeente verder uitgewerkt. De verwachting is dat de gemeente mee zal werken aan de realisatie van EVZ s en dat hierbij het groenfonds voor 50% aangewend wordt voor de realisatie van EVZ s. De gemeente zal gevraagd worden om in de projectkosten van dit project bij te dragen voor ,-/ ,-- Op dit moment is over de feitelijke financiële bijdrage door de gemeente geen mededeling te doen. Communicatieparagraaf Het waterschap organiseert samen met de gemeenten een informatiebijeenkomst voor belanghebbenden. Verder zal met nieuwsbrief en persbericht en bebording het project worden uitgedragen en de voortgang van het project worden doorgegeven. Advies: Het AB stemt in met het definitief ontwerp Inrichtingsplan EVZ Spoorzone en de verdere uitwerking en uitvoering hiervan. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

284

285 poel extensief grasland rietoever schouwpad schouwpad extensief grasland extensief grasland extensief grasland extensief grasland extensief grasland extensief grasland rietoever rietoever rietoever rietoever Enkele doorsnedes uit EVZ Spoorzone F E C D B A Made

286

287 Ecologische verbindingszones Den Ham Waterschap Brabantse Delta Grontmij Nederland bv Eindhoven, 21 maart ehv.221.R001revisie

288

289 Verantwoording Titel : Ecologische verbindingszones Den Ham Subtitel : Onderbouwing subsidieaanvraag Kwaliteitsverbetering Natuur en Landschap Projectnummer : Referentienummer : ehv.221.R001 Revisie : Datum : 21 maart 2007 Auteur(s) : ing. P.W.J.M. van Dijk, ing R. van Schijndel adres : aad.engelen@grontmij.nl Gecontroleerd door : A.Engelen Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : A. Engelen Paraaf goedgekeurd : Contact : Zernikestraat HZ Eindhoven Postbus BG Eindhoven T F E zuid@grontmij.nl ehv.221.R001, Pagina 2 van 23

290

291 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 Aanleiding... 4 Nut en Noodzaak... 5 Vooruitblik toekomstige inrichting Huidige situatie Fysieke situatie van de in te richten gronden Huidige natuurwaarden van het plangebied Planbeschrijving Het plangebied Relatie met reconstructiedoelen Realisatie EVZ Mark Zwaluwse Haven (cultuurhistorische dijk) EVZ Spoorzone EVZ Hooge Zwaluwe Zwaluwse haven Planning Kosten en Financiering Kosten Financiering Communicatie en Administratie Communicatie Projectadministratie Bijlagen A. Topografische kaart (ligging locaties) B. Ontwerptekeningen C. NAW-gegevens ehv.221.R001, revisie Pagina 3 van 23

292

293 1 Inleiding Aanleiding Het landelijke gebied rondom het dorp Made wordt aangeduid als het gebied Gat van den Ham, dat gedeeltelijk onderdeel uitmaakt van het RNLE-gebied De Worp. Het gebied kenmerkt zich door een open polder met hierin enkele kleine dijk- en lintdorpen. Daarnaast wordt de open polder doorsneden door enkele lijnvormige elementen zoals een spoorlijn, een cultuurhistorische dijk en enkele bomenrijen. Het waterschap Brabantse Delta heeft dit gebied in het bestuursprogramma aangeduid als een van prioritaire gebieden waarin de komende jaren verscheidene projecten worden uitgevoerd in het kader van waterbeheer en natuurontwikkeling. Op bijgevoegde kaart staan de verschillende projecten binnen het projectgebied De Ham aangegeven. Kaart met plangebied De Ham ehv.221.R001, Pagina 4 van 23

294 Nut en Noodzaak Een netwerk van ecologische verbindingszones (EVZ) is van groot belang voor de migratie van flora en fauna. Mede in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied wil het waterschap Brabantse Delta invulling geven aan het realiseren daarvan. Een netwerk van EVZ is van groot belang voor de migratie van flora en fauna. Mede in het kader van de Revitalisering van het Landelijk Gebied wil het waterschap Brabantse Delta invulling geven aan het realiseren van deze ecologische verbindingszones. De verschillende EVZ zullen gefaseerd worden ontwikkeld. In het gebied Den Ham wordt gestart met de eerste fase van de aanleg van ecologische verbindingszones. In deze fase wordt de gehele ecologische verbindingszone langs de spoorlijn Geertruidenberg Moerdijk aangelegd. Daarnaast worden enkele percelen langs de EVZ Mark Zwaluwse Haven en langs de EVZ cultuurhistorische dijk ingericht. Op bijgevoegde kaart zijn de in te richten percelen aangegeven. In deze rapportage wordt regelmatig verwezen naar de nummering van deze deelgebieden. In bijlage 1 is een grotere kaart bijgevoegd. B B A A. Spoorzone gemeente Drimmelen B. Spoorzone gemeente Moerdijk 1. Perceel langs cultuurhistorische dijk 2. Perceel nabij zeedijk 3. Perceel nabij Hooge Zwaluwe 4. Perceel nabij Wagenberg Samenhangend netwerk De hiervoor genoemde EVZ s vormen samen een netwerk van ecologische verbindingen in het gebied van Den Ham. Door middel van deze verbindingen worden verschillende gebieden en watergangen met elkaar verbonden. In dit perspectief vormt de EVZ Mark Zwaluwse Haven (met aansluitend de cultuurhistorische dijk) een belangrijke verbinding. Door het realiseren van deze ecologische verbindingszone (noord-zuid) wordt de Amer verbonden met de Mark. Op deze manier komt er een uitwisseling van verschillende diersoorten uit de Biesbosch met de Mark tot stand. De spoorlijn en de cultuurhistorische dijk vormen de oost west verbindingen. Deze verbindingen zijn van een lagere categorie, zowel in omvang als in ambitieniveau. Voorop staat de uitwisseling van diersoorten. Dit betekent dat de doelsoorten uit de verschillende ecologische verbindingszones overeenkomstig moeten zijn. De doelsoort otter is in deze ecologische verbindingszones te hoog gegrepen. In het voorliggende plan zijn de volgende doelsoorten richtinggevend voor de inrichting van het gebied rugstreeppad, water ehv.221.R001, Pagina 5 van 23

295 spitsmuis en blauwborst. Tevens zal de nieuwe inrichting van de EVZ aantrekkelijk zijn voor moerasvogels zoals roerdomp, rietzanger, zomertaling of waterral. Vooruitblik toekomstige inrichting Al sinds 1890 loopt er tussen Zevenbergsenhoek en Geertruidenberg een spoorverbinding. Oorspronkelijk maakte deze spoorlijn deel uit van het beroemde halve zolen lijntje tussen Zwaluwe en Den Bosch. Tegenwoordig is de spoorlijn tussen Zevenbergsenhoek en Geertruidenberg een ecologisch juweeltje in het vlakke polderlandschap. Net ten oosten van Hooge Zwaluwe ligt het spoor hoog in een prachtig kleinschalig landschap met smalle percelen. De waterlopen worden omzoomd door uitbundige bloemrijke moerasvegetaties. Iets verder naar het oosten liggen brede moeraszones met rietkragen die honderden moerasvogels herbergen waaronder Snor, Blauwborst en zelfs de Roerdomp. Het gebied wordt gekenmerkt door de rust die het mogelijk maakt om op een mooie lenteavond ongestoord naar de concerten te luisteren van roepende Rugstreeppadden die in de moerassige gebieden naast het spoor leven. Als je overdag de tijd neemt om eens rustig aan de waterkant te gaan zitten en je muisstil houdt, zie je misschien wel de bijzondere Waterspitsmuis die onderwater jaagt op kleine waterdieren. Boven de moeraszones die langs de spoorlijn liggen jagen af en toe Zwarte sterns die sinds kort weer broedden op eilandjes in open water elders in het gebied De Worp. De vogels worden aangetrokken door de hoge insectenrijkdom, waaronder vele libellen en dagvlinders ehv.221.R001, Pagina 6 van 23

296 2 Huidige situatie 2.1 Fysieke situatie van de in te richten gronden De drie ecologische verbindingszones zijn gelegen in de gemeente Drimmelen. Een klein deel van de ecologische verbindingszone langs de spoorlijn is gelegen op het grondgebied van de gemeente Moerdijk. Het huidige gebruik kan als volgt worden beschreven: De percelen langs de spoorlijn zijn niet in agrarische productie. Op veel plaatsen is rietvegetatie aanwezig. Echter, er heeft verlanding plaatsgevonden waardoor het riet nu op het droge staat. Natuurwaarden zijn aanwezig in de vorm van struweel- en rietvegetaties. Zeker de nattere delen zijn het meest interessant. Deze zijn voornamelijk gelegen ten oosten van Hoge Zwaluwe. Vogelsoorten die hier nu al voorkomen zijn blauwborst en snor. Ook bijzondere beschermde plantensoorten zoals dotterbloem en zwanebloem komen hier al voor. Het traject van de spoorlijn langs het natuurgebied Zonzeel is eveneens een waardevolle zone. Ook hier komen weidevogels, amfibieën en moerasvogels voor. Het perceel nabij Wagenberg betreft een voormalig akkerbouwperceel, waarop vooralsnog geen natuurontwikkeling heeft plaatsgevonden. Het betreft een kaal perceel. Het perceel langs de cultuurhistorische dijk is ook een voormalig akkerbouwperceel. Ook hierop is nog geen natuurontwikkeling aanwezig. Het perceel nabij de zeedijk betreft eveneens een kaal landbouw perceel. Het perceel nabij Hooge Zwaluwe betreft een voormalige boezem die in de loop der jaren opgehoogd is met specie uit de naastgelegen watergang en nu in gebruik is als populierenweide met een lage natuurwaarde. 2.2 Huidige natuurwaarden van het plangebied In de zomer van 2006 is door Grontmij een flora- en faunascan uitgevoerd naar het voorkomen van flora en fauna in het plangebied. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat een aantal delen van het plangebied reeds een aanzienlijke natuurwaarde kent, terwijl andere delen in de huidige situatie een zeer lage natuurwaarde hebben. Algemene beschermde plantensoorten die in het gebied voorkomen zijn Aardakker, Brede wespenorchis, Gewone dotterbloem en Zwanebloem. Binnen het plangebied is één bijzondere beschermde plantensoort waargenomen, de Spindotterbloem. Deze soort komt voor bij het perceel nabij zeedijk, maar niet in de omgeving van de spoorlijn. Voor een aantal moerasvogels zoals blauwborst en snor zijn de moeraszones naast het spoor reeds van belang als leefgebied, in de omgeving van het plangebied komen 17 vogelsoorten voor die zijn opgenomen op de Rode lijst. In het plangebied komen diverse algemene zoogdieren voor, maar wellicht op een aantal plaatsen ook de Waterspitsmuis. Naar de verspreiding van deze soort in het gebied wordt onderzoek gedaan. Naast een aantal algemene amfibieën komen Rugstreeppad, Poelkikker en Heikikker mogelijk voor in het plangebied. Met name het natuurgebied Zonzeel, dat grenst aan de EVZ vormt een belangrijk leefgebied voor amfibieën. In de plassen die in dit gebied aanwezig zijn komen zowel Grote- als Kleine modderkruiper voor. Naar het voorkomen van deze vissoorten elders in het plangebied wordt voorafgaande aan de werkzaamheden nog nader onderzoek verricht. Voor vleermuizen fungeert het gebied in de huidige situatie slechts in beperkte mate als foerageergebied ehv.221.R001, Pagina 7 van 23

297 Perceel nabij Wagenberg Het perceel nabij Wagenberg is momenteel in gebruik als bouwland waarop intensieve akkerbouw plaatsvindt. De huidige natuurwaarden zijn vanwege het intensieve agrarische gebruik zeer beperkt. Perceel nabij Zeedijk Ook voor het perceel nabij de Zeedijk geldt dat dit grotendeels in gebruik is als agrarisch gebied. Aan de rand van het perceel ligt een poel die van belang is als leefgebied van amfibieën. Tussen de poel en het perceel ligt een smalle rietzone. De huidige natuurwaarde van dit perceel is vrij laag. Perceel nabij Cultuurhistorische dijk Het perceel nabij de cultuurhistorische dijk was in 2006 in gebruik als maisland. Ook voor dit perceel geldt dat de natuurwaarde zeer laag is. Populierenweide rand Hoge Zwaluwe Aan de rand van Hoge Zwaluwe ligt een paardenweide met 2 rijen populieren. De leeftijd van de populieren bedraagt ongeveer 30 jaar. De vegetatie op het perceel bestaat voornamelijk uit kort gras dat vrij intensief begraasd wordt. De bomen bevatten geen holtes of spleten die dienst kunnen doen als rust- of verblijfsplaats van vogels of vleermuizen. Het is mogelijk dat de populieren gebruikt worden als migratieroute voor vleermuizen. Om deze eventuele migratieroute te behouden wordt 1 rij populieren gehandhaafd. De natuurwaarde van dit perceel is vrij laag Spoorzone De spoorzone wordt gekenmerkt door een spoordijk die over het algemeen enkele meters hoge ligt dan het omliggende maaiveld. Langs de spoorzone ligt over vrijwel de gehele lengte een zone met riet en struweel. Oppervlakte water is vrij beperkt aanwezig, met uitzondering van een aantal waterlopen. De rietvegetatie en het struweel vormt een geschikt leefgebied voor struweel- en moerasvogels zoals Blauwborst, karekiet en snor. Voor amfibieën is het plangebied slechts in beperkte mate geschikt omdat oppervlakte water ontbreekt. De waterlopen in het gebied zijn minder geschikt voor amfibieën vanwege de aanwezigheid van vis. Voor kleine zoogdieren vormt het gebied een geschikt leefgebied vanwege de gevarieerde en structuurrijke begroeiing. Behalve een vrij hoge natuurwaarde heeft het gebied ook een duidelijke landschappelijke waarde ehv.221.R001, Pagina 8 van 23

298 3 Planbeschrijving 3.1 Het plangebied Dit project beoogt de realisatie van (delen van) 3 EVZ s in het plangebied De Ham 1. EVZ Mark Zwaluwse Haven Voor de EVZ Mark Zwaluwse Haven is in 2001 de visie Meeliften met water opgesteld. In deze visie zijn vier doelsoorten beschreven waaraan de verbindingszone op moet wordt ingericht, namelijk rugstreeppad, kleine groene kikker, waterspitsmuis en otter. De EVZ Mark Zwaluwse Haven een belangrijke verbinding noord-zuid verbinding. Door het realiseren van deze ecologische verbindingszone wordt de rivier de Amer verbonden met de rivier de Mark. Op deze manier komt er een uitwisseling van diersoorten uit de Biesbosch met de Mark tot stand. Het waterschap Brabantse Delta heeft grenzend aan, of in de directe nabijheid van deze ecologische verbindingszones gronden aangekocht. Nog niet alle gronden langs de gehele verbindingszone zijn in eigendom. Het waterschap streeft ernaar om de verworven gronden direct in te richten, zodat het als een vliegwiel kan gaan werken voor het overige deel van deze EVZ. Vooruitlopend op de inrichting van de EVZ Mark-Zwaluwse haven worden daarom een drietal onderdelen als steppingstone ingericht. Omschrijving Oppervlakte ingericht m2 Lengte EVZ Perceel nabij Cultuurhistorische dijk m Perceel nabij Zeedijk m Perceel nabij Wagenberg m 2. EVZ Spoorzone De goederenspoorlijn Geertruidenberg Moerdijk vormt de oost west ecologische verbinding. Een klein deel (circa 1,5 km) van de EVZ spoorlijn Geertruidenberg Moerdijk is ten westen gelegen van het natuurgebied Zonzeel. Dit gebied staat op de verschillende plankaarten niet aangeduid als ecologische verbindingszone. Echter, aan de noordzijde van het spoor ligt een brede strook waarop nu een verlandde rietvegetatie groeit. In dit gebied is volop potentie aanwezig voor ecologisch waardevolle natuur, dat als leefgebied en foerageergebied functioneert. De spoorzone tussen Natuurgebied Zonzeel en de Amertak staat aangeduid als ecologische verbindingszone. Langs het gehele plangebied van de EVZ Spoorzone heeft het waterschap gronden reeds in eigendom dan wel worden deze op dit moment verworven. De perceelsbreedte varieert van circa 7 meter tot meer dan 32 meter. Omschrijving Oppervlakte ingericht m2 Lengte EVZ EVZ Spoorzone ,7 km 3. EVZ Hooge Zwaluwe Zwaluwse haven Door aanleg van deze EVZ wordt het mogelijk een verbinding te maken met de EVZ Spoorzone en de Zwaluwse Haven (oostelijk) met het daarop afwaterende gebied. Het perceel is in eigendom bij het waterschap ehv.221.R001, Pagina 9 van 23

299 Omschrijving Oppervlakte ingericht m2 Lengte EVZ Perceel Hooge Zwaluwe m 3.2 Relatie met reconstructiedoelen Areaal natuurvriendelijke oever/natte verbindingszone (afgerond) 10,5 km aangelegde natuurvriendelijke oevers 3,7 ha aangelegde natte verbindingszone (stapstenen in EVZ) 9,9 km aangelegde natte verbindingszone Toename areaal behoud, herstel en ontwikkeling bos en landschap 3,7 ha met maatregelen t.b.v. behoud, herstel en ontwikkeling bos en landschap (stapstenen in EVZ), door aanleg van broekbos, haagplantsoen, schraalgraslanden, poelen en rietlanden. 9,7 km met maatregelen t.b.v. behoud, herstel en ontwikkeling bos en landschap (percelen langs spoorlijn) door aanleg van schraalgraslanden, poelen en rietlanden en door uitrastering van percelen ten behoeve van extensieve beweiding. 3.3 Doelsoorten Op grond van de huidige natuurwaarden en de verspreiding van soorten in aangrenzende gebieden (Biesbosch en Zonzeel) zijn tijdens een workshop (in augustus 2006) met betrokken partijen een aantal doelsoorten besproken en vastgesteld.:blauwborst, Rugstreeppad en Waterspitsmuis. In tabel 5.1 is een overzicht opgenomen met daarin de belangrijkste habitateisen, huidige situatie en verbeterkansen. Tabel 5.1: Doelsoorten voor de EVZ, de habitateisen van deze soorten en de verbeteringskansen die zich voordoen bij de inrichting van de EVZ. Doelsoort Habitat eisen Huidige situatie Verbeteringskansen Blauwborst Rugstreeppad Waterspitsmuis Moeras, rietkragen, struweel, insecten Pionier, zandige oevers, ondiep water, dispersiemogelijkheden Rijke oeverbegroeiing, schoon water, voedselbeschikbaarheid Plaatselijk goed, sommige delen nog volledig ongeschikt (grasland) Restant van eens grote populatie aanwezig. Gebied op veel plaatsen ongeschikt. Migratieknelpunten Een aantal delen geschikt en mogelijk reeds leefgebied, maar zeer versnipperd. Andere delen nog volledig ongeschikt Stimuleren moerasontwikkeling Uitbreiden oevervegetatie Ruimte creëren voor struweel Verhogen insectenrijkdom Aanleg natuurvriendelijke oevers Aanleg van amfibieën poelen Creëren verbinding tussen gebieden Ontsnippering Aanleg natuurvriendelijke oevers Stimuleren moerasontwikkeling Verbinden van leefgebieden Ontsnippering verhogen voedselbeschikbaarheid. Blauwborst De Blauwborst is een typische moerasvogel die voorkomt in moerasgebieden in heel Nederland. Het voedsel van de Blauwborst bestaat voornamelijk uit insecten, die vaak talrijk aanwezig zijn in moerasgebieden. Nesten bevinden zich in dichte struiken, dicht bij de grond. In het gebied langs de spoorzone ehv.221.R001, Pagina 10 van 23

300 zijn een aantal stroken met rietmoeras die geschikt zijn als leefgebied voor deze soort. Deze gebiedjes zijn echter vrij beperkt van omvang en erg versnipperd, waardoor eilandjes ontstaan. Daar komt bij dat de moeraszone vrij smal is (enkele meters tot maximaal 30 meter) waardoor de leefgebieden vrij beperkt zijn van omvang. Alleen als er ruim voldoende voedsel te vinden in binnen dit beperkte gebied kan het functioneren als leefgebied voor de Blauwborst. Door het realiseren van de EVZ wordt het leefgebied op een duurzame manier verbeterd: De snippers worden met elkaar verbonden waardoor leefgebieden groter worden, maar ook met elkaar verbonden worden. De moeraszone wordt aanzienlijk vergroot door de aanleg van natuurvriendelijke oevers, moeraszones en poelen. Hierdoor wordt het leefgebied aanzienlijk groter en neemt de kwaliteit toe. Door deze maatregelen en het natuurvriendelijke beheer van het gebied zal de hoeveelheid insecten toenemen waardoor er meer voedsel beschikbaar komt voor de Blauwborst. De Blauwborst is een soort die qua biotoopeisen een grote groep moerasvogels vertegenwoordigt, door de kwaliteit van het gebied voor deze soort te verbeteren zal het gebied tevens geschikt worden voor tal van andere (moeras)vogels. Rugstreeppad De Rugstreeppad is een nachtactieve pad die voornamelijk leeft van kleine insecten. De pad is een pionier die vaak voor komt in zandige milieus zoals opgespoten terreinen of nieuw gegraven poelen. De soort is zeer mobiel en kan grote afstanden afleggen. In de omgeving van het plangebied is met name het natuurgebied Zonzeel van belang voor de Rugstreeppadden, in dit gebied zijn in 1989 grote aantallen Rugstreeppadden waargenomen. Ook nu komt deze soort nog voor in dit gebied. De aanleg van de EVZ is van belang om de populatie weer levensvatbaar te maken, en migratiemogelijkheden te creëren. Vooral de aanleg van poelen en de toename van het insectenleven in het gebied kan een positieve uitwerking hebben op de Rugstreeppad. Door een aangepast schoningsbeleid voor de poelen zullen deze geschikt blijven als voortplantingswater voor deze soort. Andere amfibieën zullen meeprofiteren van de maatregelen zoals deze zijn voorgesteld. Waterspitsmuis De Waterspitsmuis is een soort die zowel op oevers als onder water naar voedsel zoekt. Hij leeft met name van insecten en andere ongewervelden. Een rijke oever- en waterbegroeiing zijn van groot belang, evenals schoon water. De Waterspitsmuis is voor migratie afhankelijk van de oevervegetatie naast waterlopen. Het is onduidelijk of de Waterspitsmuis in de huidige situatie binnen het plangebied voorkomt. Het geibed is plaatselijk wel geschikt voor deze soort, het gaat echter om geïsoleerde snippers. In de omgeving komt de Waterspitsmuis wel voor, de EVZ zou dan ook een belangrijke schakel tussen de Biesbosch en het Volkerak kunnen vormen. De belangrijkste aandachtspunten binnen de EVZ zijn: Doorlopende oevervegetaties met veel aandacht voor Ontsnippering Natuurvriendelijke oevers Stimuleren insectenleven en macrofauna Behalve de Waterspitsmuis zullen ook diverse andere kleine zoogdieren profiteren van deze maatregelen. Wellicht dat het gebied in de toekomst zelfs een functie kan vervullen voor de Noordse Woelmuis ehv.221.R001, Pagina 11 van 23

301 4 Realisatie 4.1 EVZ Mark Zwaluwse Haven (cultuurhistorische dijk) Perceel nabij Wagenberg (zie bijlage B) Het perceel nabij Wagenberg grenst aan de EVZ. De aanliggende watergang wordt door het perceel gemeanderd zodanig dat de bestaande waterloop gedeeltelijk kan verondiepen en een breed rietland zal ontstaan tussen de bestaande en de omgelegde waterloop. Een deel van het perceel wordt ingericht als elzenbroekbos. Het restant van het perceel wordt verschraald en ingericht als nat hooiland. Het rietland zal permanent waterhoudend zijn, omdat er ongeveer tot 0,5 meter onder de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) wordt afgegraven. De aard van de werkzaamheden zal voornamelijk bestaan uit het afgraven van de verrijkte teelaarde laag. Daarnaast zullen er aanvullende graafwerkzaamheden zijn voor het aanbrengen van gradiënten en de watergang. In het elzenbroekbos zal inheemse beplanting worden aangebracht. Het hooiland wordt ingezaaid met kruidenrijk mengsel, afgestemd op de bodemopbouw en de vochtigheidstoestand. Perceel nabij zeedijk (zie bijlage B) Het perceel nabij de zeedijk is een van de belangrijkste percelen in het plangebied. Het vormt een stapsteen in de ecologische verbinding van de EVZ Mark Zwaluwse Haven, maar ook in de ecologische verbinding langs de cultuurhistorische dijk. Het perceel is in de Groene Hoofdstructuur aangeduid als leefgebied voor kwetsbare soorten. De bestaande poel is aangeduid als natuurparel. De inrichting van dit perceel, vochtige graslanden, met plasdras oevervegetatie en een extra poel (circa 450 m2) richt zich voornamelijk op de kwetsbare soorten. Voornamelijk de waterspitsmuis en rugstreeppad zullen hier gebruik van maken. Ook vogelsoorten, zoals de blauwborst, zullen zich gaan vestigen in deze rietvegetaties. De aard van de werkzaamheden zal voornamelijk bestaan uit het afgraven van de verrijkte teelaarde laag. Daarnaast wordt op dit perceel gestreefd naar een grotere moeraszone die aansluit op beide poelen. Ook hiervoor zal de nodige grond worden afgegraven. Perceel nabij cultuurhistorische dijk (zie bijlage B) De cultuurhistorische dijk is in de EHS aangeduid als ecologische verbindingszone en in de GHS als overig bos- en natuurgebied. De cultuurhistorische dijk vormt een ecologische verbinding tussen de EVZ Mark Zwaluwse Haven en de Amer, de oost west verbinding. Het betreft een relatief klein perceel (circa m2). Door het graven van een nieuwe watergang en het afdammen van de huidige watergang gaat deze dienst doen als een langgerekte poel. De strook tussen bestaande en nieuwe watergang wordt ingericht als plasdras niveau, met verschillende gradiënten. Op deze manier wordt invulling gegeven aan de biotoopeisen van de doelsoorten. De bestaande waterloop blijft permanent waterhoudend, omdat de bodem gehandhaafd blijft op 0,5 meter onder de GLG. De aard van de werkzaamheden zal voornamelijk bestaan uit het ontgraven van een nieuwe watergang, het afdammen van de bestaande watergang en het ontgraven van plasdras oever. Langs de noordelijke grens van het perceel wordt een haag van inheemse beplanting aangebracht ehv.221.R001, Pagina 12 van 23

302 4.2 EVZ Spoorzone (zie bijlage B) De stroken tussen het in stand te houden spoorlichaam en de particuliere grenzen worden ingericht als ecologische verbindingszone. Het traject tussen Hooge Zwaluwe en Moerdijk (circa 3,5 km) vindt aansluiting op het natuurgebied Zonzeel. Dit traject is op de verschillende plankaarten niet aangeduid als ecologische verbindingszone. Echter, aan de noordzijde van het spoor ligt een brede strook waarop nu een verlandde rietvegetatie groeit. In dit gebied is volop potentie aanwezig voor ecologisch waardevolle natuur, waarin de verschillende doelsoorten kunnen foerageren. De spoorzone tussen Hoge Zwaluwe en de Amertak is wel aangeduid als ecologische verbindingszone. Langs deze zone heeft het waterschap gronden in eigendom, variërend van circa 7 meter tot meer dan 32 meter. Afwisselend wordt aan de noordzijde en de zuidzijde van de spoorlijn een natte doorgaande ecologische verbinding gerealiseerd. Tussen de verschillende landbouwwegen wordt de bestaande watergang in meerdere of mindere mate verbreed en zal een glooiende overgang naar de drogere delen worden aangelegd. Hierdoor ontstaan verschillende gradiënten. Opgemerkt moet worden dat de huidige watergang een primaire landbouwkundige functie heeft. Dit betekent dat het een vast waterpeil heeft in de zomer en winter. Daarentegen kan door middel een goede profilering wel enige plasdras situaties worden gecreëerd. De watergang blijft op zijn huidige plek liggen, zodat aan de noordzijde van de watergang de flauwe overgang kan worden gerealiseerd. Aan de zuidzijde worden waar daarvoor ruimte beschikbaar is ook rietlandjes en poelen aangelegd. Aan de noordzijde van de spoorlijn blijft ook de bestaande watergang liggen. Waar mogelijk wordt de strook geschikt gemaakt voor extensieve begrazing. Over een deel van het traject is in de loop der jaren veel maaisel uit de watergang gedeponeerd. Dit wordt verwijderd en de onderliggende teelaardelaag wordt eveneens verwijderd, waardoor schrale kruidenrijke vegetaties kunnen ontstaan. Ook aan de noordzijde worden een aantal poelen aangelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de historische situatie en met de waardevolle elementen die daar nu staan, zoals zeggepollen. De poelen worden zo veel mogelijk nabij kruisingen met de landbouwwegen aangelegd, zodat de eventuele oversteek aantrekkelijker gemaakt wordt. Bij de kruising met de provinciale weg, de Sluizeweg, wordt aan de zuidzijde van het spoor een amfibietunnel onder de weg door geboord. Bovengenoemde inrichtingsmaatregelen geven invulling aan het biotoop van amfibieën zoals rugstreeppad, kleine zoogdieren zoals de waterspitsmuis of moerasvogels zoals de blauwborst, rietzanger, zomertaling, waterral of roerdomp. 4.3 EVZ Hooge Zwaluwe Zwaluwse haven Perceel in Hooge Zwaluwe (zie bijlage b) Het perceel zal naast ecologische ook recreatieve en verkeersdoelstellingen krijgen. Het perceel is nu ingericht als boomweide, met een smalle waterloop met steile oevers aan de oostzijde. Aan de westzijde wordt het perceel begrensd door particuliere tuinen. Het perceel krijgt een parkachtige inrichting, waarbij de waterloop migrerend door het perceel wordt omgelegd, het eiland tussen bestaande en nieuwe waterloop wordt ingericht als rietland en plas-dras-oever, het schouwpad wat een noord-zuid verbinding vormt wordt ingericht als recreatief fiets/wandelpad en de boomweide wordt verbeterd door geleidelijke omvorming van de boomsoort en inrichting als speelweide. De aard van de werkzaamheden zal bestaan uit het afgraven van de verontreinigde bovenlaag en deze verwerken in ophogingen onder de weide, waarna deze met een schone laag wordt afgedekt. Door omlegging van de waterloop, geleidelijke verlanding van de huidige waterloop en ontgraving van het tussenliggende gebied ontstaat een grotere moeraszone die aansluit op de watergangen aan de noord- en de zuidzijde. Hiervoor zal de nodige grond worden afgegraven ehv.221.R001, Pagina 13 van 23

303 4.4 Planning De volgende planning wordt voor het realiseren van de EVZ Den Ham gehanteerd: Start planvorming augustus 2006 Opstellen inrichtingsplan september 2006 Verkrijgen benodigde vergunningen november 2006 tot en met september 2007 Besteksvoorbereiding maart-april 2007 Aanbesteding en gunning augustus-september 2007 Start uitvoering oktober 2007 Oplevering werk oktober 2008 In de afgelopen maanden zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd ten behoeve van de aan te vragen vergunningen. In februari is de ontgrondingsvergunning aangevraagd. Deze vergunning heeft de langste doorlooptijd. Daarnaast is het waterschap Brabantse Delta bezig met het wijzigen van de huidige bestemming op enkele percelen. Hierover hebben gesprekken met de gemeenten Drimmelen en Moerdijk plaatsgevonden en is het traject voor bestemmingsplanwijzigingen opgestart. Opgemerkt moet worden dat veel percelen een natuurbestemming hebben, daarnaast ligt op enkele percelen ook een wijzigingsbevoegdheid naar ecologische verbindingszones ehv.221.R001, Pagina 14 van 23

304 5 Kosten en Financiering 5.1 Kosten De kosten van dit project worden geraamd op ,- 5.2 Financiering Voor dit project heeft het waterschap Brabantse Delta financiële middelen gereserveerd. Echter, voor de totale dekking is externe financiering benodigd. Het waterschap wil in aanmerking komen voor de subsidieregeling Kwaliteitsverbetering Natuur en Landschap, beleidsregel EVZ ehv.221.R001, Pagina 15 van 23

305 6 Communicatie en Administratie 6.1 Communicatie De informatie zal plaatsvinden door middel van publicatieborden langs de weg tijdens de uitvoering. Op deze borden zullen ook de subsidievertrekkers genoemd worden. Daarnaast zal het waterschap en de gemeente contact zoeken met de lokale pers. De door het project verkregen kennis en diensten zullen beschikbaar zijn voor alle in aanmerking komende personen en instanties. 6.2 Projectadministratie De projectadministratie zal worden gevoerd door het Waterschap Brabantse Delta, als aanvrager en als eindbegunstigde ehv.221.R001, Pagina 16 van 23

306

307 BIJLAGE A Topografische ondergrond ehv.221.R001, Pagina 17 van 23

308

309 Bijlage B Ontwerp ehv.221.R001, Pagina 18 van 23

310 Inrichtingsplan perceel nabij zeedijk Schaal 1: ehv.221.R001, Pagina 19 van 23

311 Inrichtingsplan perceel langs cultuurhistorische dijk Schaal 1: ehv.221.R001, Pagina 20 van 23

312 Inrichtingsplan perceel in Hooge Zwaluwe Schaal 1: ehv.221.R001, Pagina 21 van 23

313 Inrichtingsplan perceel nabij Wagenberg Schaal 1: ehv.221.R001, Pagina 22 van 23

314

315 BIJLAGE C NAW-gegevens medefinancier(s) NAW-gegevens medefinancier : Waterschap Brabantse Delta Naam: Waterschap Brabantse Delta Straat en huisnummer en Bergschot 69-1 Postcode en vestigingsplaats: Breda Postbus en 5520 Postcode en plaats: 4801 DZ Breda Telefoon: Telefax: Bankrekening: Naam contactpersoon: De heer M. Waijers contactpersoon: m.waijers@brabantsedelta.nl Naam gemachtigde: M. Waijers Functie gemachtigde Projectleider ehv.221.R001, Pagina 23 van 23

316

317 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I001375* Barcode: *07I001375* Onderwerp: Aanvraag UVK voor de plaatsing van een kantelstuw Vierbundersweg (IP 8237; voorheen verplaatsing stuw Tichelrijt) Sector en afdeling: Watersystemen & Waterkeringen, regio Oost Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 17 Ter inzage: -- Bijlagen: situatieplan, toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding In het IP is onder het activiteitnummer 8237 Verplaatsing stuw Tichelrijt Dongen opgenomen. Het plan heeft betrekking op het plaatsen van een automatische stuw om het waterpeil van het industrieterrein Tichelrijt en het achterliggende landbouwgebied, afzonderlijk te kunnen beheersen. Aanleiding voor het plan is de met regelmaat optredende wateroverlast ter plaatse van het industrieterrein. Anderzijds treedt er droogteschade op in het achterliggende landbouwgebied. Doordat in beide gebieden hetzelfde peil wordt gehanteerd is het peil ter plaatse van het industrieterrein feitelijk te hoog en voor het landbouwgebied te laag. Door de te kleine drooglegging ter plaatse van het industrieterrein ontstaat er regelmatig wateroverlast als gevolg van negatieve overstorten. Hierbij loopt er water vanuit de watergang in het riool. Dit veroorzaakt een bergingsverlies in de riolering (in het hemelwaterriool van het verbeterd gescheiden stelsel). Daarnaast wordt er op deze wijze veel schoon oppervlaktewater naar de rwzi gepompt. Ter plaatse van het landbouwgebied ontstaat daarentegen eerder droogteschade als gevolg van een te grote drooglegging. Vraagstelling Het AB wordt verzocht tot toekenning van een uitvoeringskrediet van ,- voor uitvoering van het wijzigen van stuw Vierbundersweg. Strategie Door het industriegebied en het landbouwgebied te scheiden door middel van een stuw kunnen de waterpeilen afzonderlijk worden gestuurd. Het peil ter plaatse van het industrieterrein kan dan worden verlaagd, waardoor er meer waterberging ontstaat en er minder negatieve overstorten zullen plaatsvinden. Doordat er een 2 e stuw bijkomt en er geen sprake is van verplaatsing van de bestaande stuw Tichelrijt, is er een nieuwe naam aan de nieuwe stuw gegeven: stuw Vierbundersweg. De problemen met betrekking tot de wateroverlast op het industrieterrein Tichelrijt worden zowel door de gemeente (middels aanpassingen aan rioolstelsel en gemalen) als door het waterschap uitgevoerd (middels deze activiteit). De afspraak is dat ieder zijn deel volledig zal financieren. Beoordeling Financiële gevolgen ja, namelijk: Voor uitvoering van deze activiteit is een investeringsbedrag van ,- nodig. In het IP is een bedrag van ,- hiervoor meegenomen. De kostenverhoging ten opzichte van het IP-bedrag heeft te maken met een te optimistische inschatting bij de opstelling van het projectstartdocument. Juridische gevolgen niet van toepassing

318 Personele gevolgen niet van toepassing Overig niet van toepassing Communicatieparagraaf De gemeente Dongen is direct betroken bij het resultaat van deze activiteit. Afstemming van deze activiteit vindt rechtstreeks met de gemeente plaats. De agrariërs en grondeigenaren in het agrarisch gebied voor de stuw zullen geen invloed van deze stuw merken, omdat het huidig peil voor hen in 1 e instantie ongewijzigd blijft. In latere fase kan vanuit de regio een verdere optimalisatie plaatsvinden in overleg met de agrariërs en grondeigenaren. Met direct omwonenden en de naastliggende grondeigenaar vindt direct overleg plaats middels de projectleider en peilbeheerder. Te zijner tijd zal een toelichting op het intranet of de website geplaatst worden. Advies: het AB stemt in met toekenning van een uitvoeringskrediet van ,- voor uitvoering van de plaatsing van stuw Vierbundersweg. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

319

320

321 TOETSINGSLIJST Nummer : *07I000811* Barcode : *07I000811* Activiteitnr: 8237 Naam activiteit: Plaatsing stuw Vierbundersweg te Dongen Beheerproduct: 3230 Bouw en verwerving kunstwerken passieve waterbeheersing Projectleider: L. Vogels Investeringsbesluit: Soort investering: Ontwikkelingsinvestering (alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - projectgever: - projectnemer: Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. e. rentepercentage: f. nauwkeuringheidsmarge Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (f tot en met i): k. effect op de heffing: % aandeel van het tarief 2008: % stijging tarieven 2008 t.o.v. MJR % kwantiteit 3000 Inrichting en onderhoud watersytemen najaar n.v.t. conform aanbestedingbeleid J. van Hal L. Vogels ,- -,- Bouwkundig (40%): 40 jaar Mechanisch/electrisch (55%): 20 jaar Software ( 5%) 5 jaar 4,5% ± 10% (voorbereidingsfase) , ,- kwantiteit: 0,04% kwantiteit: 0,01% l. te ramen netto lasten voor 2007: 910,- t.l.v. nieuw beleid. m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten: T.l.v. Nieuw beleid.

322 Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP is ,- opgenomen met als datum in gebruik 1 maart 2007 en een jaarlijkse last van 7.000,-. Besluitvorming Omdat het een ontwikkelingsinvestering betreft is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist. -2-

323 INVESTERINGSBESLUIT Nummer : *07I000812* Barcode : *07I000812* Projectnr.: 8237 Projectnaam: Plaatsing stuw Vierbundersweg te Dongen Beheerproduct: 3230 Bouw en verwerving kunstwerken passieve waterbeheersing BESLUITNUMMER: Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta, gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 15 mei 2007 gelezen het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 6 juni 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen; B E S L U I T : te voteren een uitvoeringskrediet groot ,-- ten behoeve van project 8237 Plaatsing stuw Vierbundersweg Dongen Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007 De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

324

325 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I001371* Barcode: *07I001371* Onderwerp: aanvraag uitvoeringskrediet waterbodemsanering De Donge IP 6263 Sector en afdeling: watersystemen en waterkeringen/plannen en projecten Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 18 Ter inzage: -- Bijlagen: Situatietekening, toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding De Donge heeft een afwaterende functie voor de Willemspolder, Oosterhoutsepolder en Kartuizerpolder. Tijdens de ruilverkaveling in 1980/81 is de stroomrichting van de Donge ten westen van het zogenaamde separatiepunt omgedraaid; dit deel stroomt nu vanaf de rijksweg A58 in oostelijke richting naar het separatiepunt. Bij baggerwerkzaamheden in genoemde periode is een deel van het traject gebaggerd. Onbekend is of bij die gelegenheid alle baggerspecie is verwijderd. Als gevolg van neerslagoverschot en daarmee gepaard gaande waterrafvoer en slib- en zandtransport is de Donge gedurende de afgelopen jaren dermate ondiep geworden dat het afvoerend vermogen drastisch is afgenomen. Met uitvoering van deze baggerwerkzaamheden wordt bereikt dat de afvoercapaciteit van de Donge weer op niveau wordt gebracht. Dit is noodzakelijk om de afvoer van de betreffende polders te kunnen blijven garanderen. Tijdens een oriënterend waterbodemonderzoek is in 1997 de Donge, gelegen tussen rijksweg A27 en het separatiepunt klasse 3 en 4 baggerspecie aangetroffen. Betreffende baggerspecie is verontreinigd met Chroom, Zink en Nikkel. De exacte herkomst van de verontreiniging is niet bekend, mogelijk is er een verband met de voormalige leerlooierijen in de omgeving. Ten behoeve van waterbodemsanering van de Donge (traject A27 tot en met separatiepunt, lengte meter) is aan voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld. Tijdens de voorbereiding zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd: Nader milieukundig waterbodemonderzoek is uitgevoerd ten behoeve van van de horizontale en verticale verspreiding van de klasse 3 en 4 specie. De baggerspecie hoeveelheid is bepaald door middel van inpeilingen. Een flora en fauna quickscan is uitgevoerd. Vervolgens is er een uitvoeringsplan opgesteld op basis van bovenstaande gegevens. Uitgangspunt hierbij is het verrichten van onderhoudsbaggerwerkzaamheden (bagger verwijderen tot legger, primaire taak waterschap). Dit uitvoeringsplan is gebruikt als basis voor de ontheffingsaanvraag bij de provincie Noord Brabant voor het schrijven van een saneringsplan (Wbb art. 63i). Deze ontheffing kan worden aangevraagd als de waterbodemsanering voornamelijk betrekking heeft op onderhoudsbagger. Het bestek met besteksraming zijn opgesteld Tijdens de voorbereiding bleek echter dat de verontreiniging (klasse 3 en 4) zich over een groter traject te bevinden dan oorspronkelijk was verwacht. De Donge vanaf rijksweg A27 tot en met rijksweg A59 (lengte meter) en twee waterlopen die afwateren op de Donge bleken ook verontreinigd te zijn (lengte meter). Uit efficiëntie overwegingen (één ontheffing van de provincie, één bestek, één aanbesteding en één keer uitvoeringskosten) is op dat moment besloten om het oorspronkelijk te baggeren traject uit te breiden met deze extra trajecten.

326 Na de scopewijziging behelst het project het terugbrengen van de Donge (traject Rijksweg A59 tot en met seperatiepunt) en de zuidelijke waterlopen tot hun legger profiel. Hierdoor wordt weer voldaan aan de hydrologische eisen van de waterloop met betrekking tot het afvoerend en bergend vermogen van de waterlopen. Tijdens deze baggerwerkzaamheden wordt er m 3 onderhoudsbaggerspecie verwijderd (1.800 m 3 klasse 2, 700 m 3 klasse 3 en m 3 klasse 4). Na uitvoering van deze werkzaamheden zal er m 3 verontreinigd baggerspecie klasse 3 en 4 onder het leggerprofiel blijven liggen. De achtergebleven waterbodem brengt relatief weinig risico's met zich mee omdat de verontreiniging goed gebonden is aan de achterblijvende waterbodem. Dit wordt ook aangetoond door het milieukundig onderzoek, waaruit blijkt dat de vaste ondergrond niet verontreinigd is. De provincie heeft inmiddels ontheffing verleend (Wbb art. 63.i) voor deze onderhoudsbaggerwerkzaamheden op basis van bovenstaande informatie. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met; de scope wijziging (grotere omvang project). het uitvoeren van deze onderhoudsbaggerwerkzaamheden (waterbodemsanering) en wil het de hiervoor benodigde uitvoeringskrediet beschikbaar stellen. Strategie Scope wijziging project: Uit efficiëntie overwegingen is het project groter geworden (zie inleiding). Het effect van deze scope wijziging is, dat de totale projectkosten hoger worden door een grotere hoeveelheid te baggeren m 3. De kosten per m 3 zullen door de grotere omvang vermoedelijk lager uitvallen dan oorspronkelijk was voorzien. Toekomstige strategie: Na het beschikbaar komen van het uitvoeringskrediet, zal na het doorlopen van de openbare aanbesteding conform de ARW 2005, de gunning van de werkzaamheden in juli 2007 plaatsvinden. Waarna het project uitgevoerd zal worden in de maanden september t/m december Beoordeling Financiële gevolgen ja, namelijk de totale kostenraming van ,-- bestaat uit de reeds gevoteerde voorbereidingskosten en de kosten met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden. Deze uitvoeringskosten bestaan voornamelijk uit externe kosten en voor een klein gedeelte uit interne kosten (uren). De totale kostenraming is door de scopewijziging (langer traject) veel duurder dan de ,-- die in de begroting (IP 2007) is opgenomen onder product 3460 sanering van waterbodems. Subsidie: Voor onderhoudsbaggerwerkzaamheden zijn er geen subsidie mogelijkheden beschikbaar (ondanks dat het verontreinigde baggerspecie is). Er bestaan enkel subsidiemogelijkheden voor saneringsbagger-werkzaamheden onder het leggerprofiel. De overige financiële informatie is opgenomen in bijgevoegde toetsingslijst. Juridische gevolgen niet van toepassing Personele gevolgen niet van toepassing Overig niet van toepassing Communicatieparagraaf De aanliggende eigenaren/gebruikers worden persoonlijk over de uit te voeren werkzaamheden geïnformeerd middels een infobrief. Ook wordt er een persbericht uitgegeven om de overige betrokkenen te informeren. Tevens zal er een projectbord geplaatst worden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Advies: Het AB stemt in met de uitvoering van de saneringsbaggerwerkzaamheden aan de Donge en stelt hiervoor een uitvoeringskrediet van ,-- beschikbaar. Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

327 Bijlage situatietekening De Donge

328

329 TOETSINGSLIJST Nummer : *07I000813* Barcode : *07I000813* Activiteitnr.: 6263 Naam activiteit: Waterbodemsanering De Donge Beheerproduct: 3460 Sanering van waterbodems Projectleider: Soort investering Investeringsbesluit: Jan-Willem Baaijens Instandhouding (alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - projectgever: - projectnemer: Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeuringheidsmarge Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel van het tarief 2008 % stijging tarieven 2008 t.o.v. MJR : 100% waterkwaliteit 3000 Inrichting en onderhoud watersystemen 4 e kwartaal januari 2008 positief conform aanbestedingsbeleid A. Hieltjes J.W. Baaijens ,- -,- 15 jaar (saneringsbagger) 4,5% ± 10% (voorbereidingsfase) ,- -,- -,- -, ,- Kwaliteit : 0,16% Kwaliteit: 0,09% l. te ramen netto lasten voor ,- m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten: t.l.v. nieuw beleid Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP is ,- opgenomen (bruto ,- en subsidie ,-) met als datum in gebruik 1 juli 2007.

330 Besluitvorming Hoewel het een instandhoudingsinvestering < ,- betreft, moet het besluit genomen worden door het AB. De afwijking van het actuele investeringsbedrag ten opzichte van het IP is namelijk meer dan 20%. -2-

331 INVESTERINGSBESLUIT Nummer : *07I000814* Barcode : *07I000814* Projectnr.: 6263 Projectnaam: Waterbodemsanering De Donge (Ondersteunend) beheerproduct: 3460 Sanering van waterbodems BESLUITNUMMER: Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta, gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 15 mei 2007 gelezen het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 6 juni 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen; B E S L U I T : te voteren een uitvoeringskrediet groot ,- ten behoeve van de onderhoudsbaggerwerkzaamheden (waterbodemsanering) aan de Donge Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007 De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

332

333 Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I001362* Barcode: *07I001362* Onderwerp: Aanvraag UVK aanpassing scheepvaartklasse 4 Mark en Dintel Sector en afdeling: W&W, Regio Midden Datum behandeling: 27 juni 2007 Agendapunt: 19 Ter inzage: -- Bijlagen: Topografische kaart, toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding De rivier De Mark heeft op riviervak II, het traject Markkanaal Zwartenberg (Etten-Leur) op dit moment een scheepvaartklasse III, terwijl aan het overgrote deel van het Markvliet systeem de klasse IV is toegekend. Dit is gebaseerd op de afmetingen van de vaarweg en op de doorvaartopeningen van de in dit traject aanwezige bruggen. De op de rivier De Mark toegestane scheepvaartafmetingen zijn vastgelegd in het besluit van 19 juli 2003 van het dagelijks bestuur van het voormalige hoogheemraadschap. Het nautisch beheer dit is het regelen van verkeer op het water- van deze provinciale vaarweg is nu gemandateerd aan het waterschap. Op dit moment is overleg gaande met de provincie om de formele bevoegdheidstoedeling te wijzigen. Het is de bedoeling dat dit formele punt wordt meegenomen met de wijziging van het waterschapsreglement die op dit moment om een andere reden al in procedure is. Met het uitvoeren van de HSL/A16-werken zijn de doorvaartopeningen in de bruggen verruimd. Daarmee verviel een belangrijke fysieke belemmering voor het varen met grotere schepen op de Mark. De spoorbrug nabij Zevenbergen blijft echter alleen geschikt voor klasse III schepen. Door Vopak Barging is in 2005 een verzoek om ontheffing van de geldende scheepvaartafmetingen ingediend teneinde met grotere schepen te kunnen varen op riviervak II. Vopak vervoert grond-/hulpstoffen voor het maken van polystyreen door Synbra dat gevestigd is op Zwartenberg te Etten-Leur. Dit verzoek is in 2005 jaar afgewezen. Evenzo is deze weigering in het kader van de bezwarenprocedure in stand gelaten. Dit besluit was o.m. gebaseerd op het feit dat de remmingwerken van de spoorbruggen van de HSL / IC en de brug van de A16 niet geschikt waren voor de grotere scheepsklasse. Tevens werd schade gevreesd voor de oevers. Vraagstelling Het bedrijf heeft in 2006 beroep ingesteld bij de Rechtbank en tevens om bemiddeling van de provincie gevraagd inzake de toegestane scheepvaart op deze provinciale vaarweg. Hangende de bemiddeling van de provincie heeft de rechtbank de behandeling van het beroep aangehouden. De provincie heeft de stichting MCA (multimodaal vervoer) gevraagd advies uit te brengen. Deze stichting heeft weer advies gevraagd bij de algemene adviesdienst van Rijkswaterstaat. De adviesdienst van Rijkswaterstaat heeft geoordeeld dat grotere schepen konden worden toegestaan op riviervak II. Naar aanleiding van genoemd advies is dezerzijds geconstateerd dat één deel van de remmingwerken nog niet de vereiste sterkte had voor de aan de orde zijnde klasse IV-schepen. Gelet op deze advisering en de gedane bevindingen heeft overleg plaatsgevonden met de provincie. De provincie bleek bereid de kosten te dragen van de versterking van de remmingwerken en van een eventueel naderhand alsnog benodigde versterking van de oevers. Door de instemming van de provincie kan de klasse van het riviervak worden opgewaardeerd van III naar IV en wordt het vervoer over water gestimuleerd. Op basis van deze toezegging van de provincie is aan Vopak alsnog een ontheffing verleend, met daarin het voorschrift dat van deze ontheffing pas gebruik zou kunnen worden gemaakt op het moment dat de versterkingen aan de remmingwerken zijn uitgevoerd. Vopak heeft vervolgens haar beroep ingetrokken. Als indicatie is in

334 december 2006 van de zijde van het waterschap aangegeven dat ongeveer een jaar gemoeid zou zijn met de werkzaamheden. Voor de goede orde wordt opgemerkt, dat de gehanteerde klasse-indeling (met een beperkte verruiming ten opzichte van die indeling) gebaseerd is op de klasse-indeling zoals gehanteerd in vaarwegenkaart Nederland Inmiddels wordt in den lande een andere klasse-indeling gehanteerd, waarbij voor dezelfde klassen ruimere afmetingen worden toegestaan. Het betreft hier een richtlijn zonder bindend karakter. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat bij het formaliseren van de nieuwe klasse IV niet van die nieuwe klasse-indeling maar van de oorspronkelijke classificatie zal moeten worden uitgegaan. Onderzoek heeft opgeleverd dat omvorming naar een hogere klasse op het tussenliggende stuk een aantal werkzaamheden met zich mee brengt. Samenhangend met deze werkzaamheden is het wenselijk een aantal zwaaipalen en een gedeelte oeverbescherming, op het traject van de Mark en Dintel te vervangen, gezien hun staat van onderhoud. Het in combinatie uitvoeren van deze werkzaamheden is vanwege het aanvoeren van het benodigde gespecialiseerde materieel kostentechnisch en uitvoeringstechnisch aan te bevelen. De werkzaamheden omvatten verder het plaatselijk uitdiepen van de vaargeul, het vervangen van bestaande zwaaipalen en aanpassen van remmingswerken en het uitvoeren van reparaties alsmede het vervangen van een oeverbescherming. De uiteindelijke kosten komen geheel voor rekening van de provincie. Zij heeft inmiddels ingestemd met hierna omschreven voorgestelde gefaseerde aanpak. Gezien de toezegging is inmiddels gestart met de voorbereidende werkzaamheden. Strategie De werkzaamheden zullen in twee fasen moeten worden opgedeeld omdat Synbra zo snel als mogelijk met grotere schepen haar goederen wil aan- en afvoeren. Het eerste deel betreft de voorbereiding van de gehele aanpassing met aansluitend uitvoering van noodzakelijke veiligheidsmaatregelen (aanpassen remmingswerken). Tijdens het eerste vaar -jaar zullen gegevens worden verzameld en zal de nul situatie op het traject worden vastgelegd. Fase 2 zal bestaan uit het analyseren van de meetgegevens aan het vaarprofiel en het mogelijk herstellen/aanpassen van deze oevers welke als gevolg van de opwaardering van de scheepvaartklassen noodzakelijk zijn. Fase 1 Voor de omzetting van de scheepvaartklasse is het op een aantal plaatsen op het traject Markkanaal- Zwartenberg noodzakelijk een aantal buispalen te plaatsen, moeten bestaande remmingswerken worden aangepast en zal de vaargeul op de juiste diepte moeten worden gebracht. Het is wenselijk gelijktijdig een aantal buispalen te vervangen en damwanden te herstellen of aan te brengen. Het verdiepen van de vaargeul is een onderdeel van het reguliere baggerwerk. Het combineren van werkzaamheden zal kostenbesparend zijn, omdat in de meeste gevallen vrij specialistisch werk als geheel kan worden aangeboden en uitgevoerd. Deze werkzaamheden worden geraamd op ,-. Fase 2 Na uitvoering van de werkzaamheden zal middels monitoring moeten worden vastgesteld of de oevers voldoende sterk zijn gebleken. De periode van proef-varen is voorlopig vastgesteld op 1 jaar. Ingeschat wordt dat op het traject van ca. 7 kilometer beschoeiing en oeverbestorting verzwaard moeten worden. Aangenomen mag worden dat voor deze werkzaamheden ca ton breuksteen moeten worden aangebracht wat neer komt op een kostenraming van ,-. Beoordeling Financiële gevolgen ja, namelijk werkzaamheden zullen gefaseerd uitgevoerd worden in , waarmee bedragen gemoeid zijn van resp en De geschatte kosten kunnen sterk afwijken van de werkelijke kosten. In dit stadium is minimaal inzicht in de oplossingsrichtingen omdat met de definitie- en ontwerpfase nog moet worden gestart. Juridische gevolgen niet van toepassing Personele gevolgen niet van toepassing Overig niet van toepassing Communicatieparagraaf De werkelijke uitvoering is in overeenstemming met de overeenkomst met Vopak en de provincie. Omliggende grondeigenaren c.q. beheerders van de (spoor-)bruggen zullen worden betrokken bij het project. De scheepvaartsector zal over de scheepvaartklasse wijziging worden ingelicht. Via de internetsite van waterschap Brabantse Delta zal het project met de omgeving worden gecommuniceerd.

335 Advies: het AB stemt in met de toekenning van een uitvoeringskrediet van ,-- voor de werkzaamheden die nodig zijn voor de aanpassing van de scheepvaartklasse op riviervak II van de Mark. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf De secretaris-directeur J.A.M. Vos ir. H.T.C. van Stokkom

336

337

Besluitenlijst d.d. 15 mei 2007

Besluitenlijst d.d. 15 mei 2007 Vergadering dagelijks bestuur d.d. 29 mei 2007 Agendapunt 2 Nummer : *07I001404* Barcode : *07I001404* Besluitenlijst d.d. 15 mei 2007 Agendapunt Actie door 1. Opening 2. Besluitenlijst d.d. 17 april 2007

Nadere informatie

Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen

Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen Agenda Algemeen bestuur Op 4 april 2007, aanvang 09.30 uur Plaats: Hof van Breda Nummer : *07I000637* Barcode : *07I000637* Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen 1. Opening Spreekrecht

Nadere informatie

3. Mededelingen Er zijn geen mededelingen voor deze vergadering.

3. Mededelingen Er zijn geen mededelingen voor deze vergadering. Agenda algemeen bestuur Op 17 december 2008, aanvang 15.30 uur Plaats: Auditorium van het Graphic Design Museum, Boschstraat 22 Breda Nummer : *08I004885* Barcode : *08I004885* Agenda agendapunt Cie /

Nadere informatie

Besluitenlijst d.d. 20 maart 2007

Besluitenlijst d.d. 20 maart 2007 Agenda dagelijks bestuur d.d. 27 maart 2007 Agendapunt 2 Nummer : *07I000857* Barcode : *07I000857* Besluitenlijst d.d. 20 maart 2007 Agendapunt Actie door 1. Opening 2. Besluitenlijst d.d. 6 maart 2007

Nadere informatie

Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen

Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen Agenda Algemeen bestuur Op 3 oktober 2007, aanvang 09.30 uur Plaats: Hof van Breda Nummer : *07I002231* Barcode : *07I002231* Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen 1. Opening Spreekrecht

Nadere informatie

Nota van Zienswijzen Artikel 4 Waterschapswet juncto afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht

Nota van Zienswijzen Artikel 4 Waterschapswet juncto afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht Provincie Noord-Brabant Wijzigingsbesluiten van de Reglementen van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en de Dommel Nota van Zienswijzen Artikel 4 Waterschapswet juncto afdeling 3.4 Algemene wet

Nadere informatie

Commissie Veiligheid, Voldoende en Schoon Water

Commissie Veiligheid, Voldoende en Schoon Water Commissie Veiligheid, Voldoende en Schoon Water Concept verslag commissievergadering Veiligheid, Voldoende en Schoon Water van 10 juni 2015 Aanwezig: mevrouw Heeringa en de heren Doeven (voorzitter), Douwstra,

Nadere informatie

Ontwerp-MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer

Ontwerp-MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Ontwerp-MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Portefeuillehouder: A. van den Berg Vergaderdatum: 2 maart 2010 Agendapunt: Beleidsveld: 150 Kenmerk D&H: 840252 Aard voorstel: Besluitvormend Kenmerk VV: Steller:

Nadere informatie

Aan de commissie: Datum vergadering: Agendapunt :

Aan de commissie: Datum vergadering: Agendapunt : Aan de Raad Made, 23 december 2008 Aan de commissie: Datum vergadering: Agendapunt : Raadsvergadering: 29 januari 2009 Nummer raadsnota: 8 Onderwerp: Beheer natte ecologische verbindingszones / Uitvoeringsproject

Nadere informatie

Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen

Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen Agenda Algemeen bestuur Op 5 december 2007, aanvang 09.30 uur Plaats: Hof van Breda Nummer : *07I002908* Barcode : *07I002908* Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen 1. Opening Spreekrecht

Nadere informatie

: Nieuw belastingstelsel

: Nieuw belastingstelsel A L G E M E E N B E S T U U R Vergadering d.d. : 7 september 2011 Agendapunt: 7 Onderwerp : Nieuw belastingstelsel KORTE SAMENVATTING: In het Bestuursakkoord Water is overeengekomen dat de waterschappen

Nadere informatie

De raadsvergadering is openbaar en wordt gehouden in het raadhuis in Schaijk (Pastoor van Winkelstraat 5).

De raadsvergadering is openbaar en wordt gehouden in het raadhuis in Schaijk (Pastoor van Winkelstraat 5). Vergadering Gemeenteraad 24-05-2007 Plaats: Raadshuis van Landerd, Pastoor van Winkelstraat 5, Schaijk Tijd: 18:30 Voorzitter: De raadsvergadering is openbaar en wordt gehouden in het raadhuis in Schaijk

Nadere informatie

Onderwerp Tweede wijzigingsverordening Reglement voor het Waterschap De Dommel 2008

Onderwerp Tweede wijzigingsverordening Reglement voor het Waterschap De Dommel 2008 Bijlage 4 Ontwerpbesluit 45/14 BIII Voorgestelde behandeling PS-vergadering : 31 oktober 2014 Onderwerp Tweede wijzigingsverordening Reglement voor het Waterschap De Dommel 2008 Provinciale Staten van

Nadere informatie

Besluitenlijst dagelijks bestuur 15 maart 2016

Besluitenlijst dagelijks bestuur 15 maart 2016 ^ Waterschap 'Brabantse Delta Zaaknr. Kenmerk Barcode 16.zk05020 16IT013085 Aanwezig: C.A.A. Coppens (vice-voorzitter), J.J.M. van der Aa, H.B. Hieltjes, L.H. van der Kallen, Th. Schots, H.T.C. van Stokkom

Nadere informatie

VOORSTEL AB AGENDAPUNT :

VOORSTEL AB AGENDAPUNT : VOORSTEL AB AGENDAPUNT : PORTEFEUILLEHOUDER : M.M. Kool AB CATEGORIE : B-STUK (Beleidsstuk) VERGADERING D.D. : 26 november 2013 NUMMER : WS/WRM/CR/JEs/7985 OPSTELLER : ing. J. Esenkbrink, 0522-276829 FUNCTIE

Nadere informatie

Advies: Bijgaande Raadsinformatiebrief betreffende een aantal items op de Lange Termijn Agenda (LTA)vaststellen en verzenden aan de raad

Advies: Bijgaande Raadsinformatiebrief betreffende een aantal items op de Lange Termijn Agenda (LTA)vaststellen en verzenden aan de raad VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS & RAADSINFORMATIEBRIEF Van: G. Kraaijkamp Tel nr: 0620094919 Nummer: 17A.00840 Datum: 14 augustus 2017 Team: Beleid Sociaal Domein Tekenstukken: Ja Bijlagen: 1 Afschrift

Nadere informatie

Agendapunt Het Algemeen Bestuur van de BWB 5

Agendapunt Het Algemeen Bestuur van de BWB 5 Voorstel Aan Agendapunt Het Algemeen Bestuur van de BWB 5 Onderwerp Datum Voorstel tot vaststelling van de begroting BWB 2017 1 juli 2016 en meerjarenbegroting 2017 2020 Inleiding De Gemeenschappelijke

Nadere informatie

VvE Quarakter IV te Krimpen aan den IJssel

VvE Quarakter IV te Krimpen aan den IJssel VvE Quarakter IV te Krimpen aan den IJssel ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Notulen van de Algemene ledenvergadering gehouden

Nadere informatie

2. Vaststelling agenda. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.

2. Vaststelling agenda. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. * Besluitenlijst raadsvergadering van 30 maart 2017. De heer G. Polinder, raadslid namens de SGP-fractie, is afwezig. Nr. ONDERWERP BESLISSING/TOEZEGGINGEN 1. Opening. De voorzitter opent de vergadering.

Nadere informatie

REGLEMENT VAN ORDE 2. Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie. Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE

REGLEMENT VAN ORDE 2. Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie. Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE REGLEMENT VAN ORDE 2 HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN... 2 artikel 1: Toepassing van dit reglement 2 artikel 2: Definitiebepalingen 2 artikel 3: Handhaving van de orde 2 artikel 4: Amendementen

Nadere informatie

Besluitenlijst d.d. 18 maart 2008

Besluitenlijst d.d. 18 maart 2008 Vergadering dagelijks bestuur d.d. 1 april 2008 Agendapunt 6 Nummer : *08I001044* Barcode : *08I001044* Besluitenlijst d.d. 18 maart 2008 Agendapunt Actie door 1. Opening 2. Besluitenlijst d.d. 4 maart

Nadere informatie

Vergadering van De commissie Onderzoek van de Rekening. 15 april 2009 COR2008-11. Status verslag Concept. de heer Romijn

Vergadering van De commissie Onderzoek van de Rekening. 15 april 2009 COR2008-11. Status verslag Concept. de heer Romijn Verslag Vergadering van De commissie Onderzoek van de Rekening Vergaderdatum Kenmerk 15 april 2009 COR2008-11 Status verslag Concept Verslaglegging door Telefoonnummer W.L. Walkate (Notuleerservice Nederland)

Nadere informatie

Gevraagd besluit Verenigde Vergadering Kennis te nemen van de concept Gemeenschappelijke Regeling laboratoriumdiensten.

Gevraagd besluit Verenigde Vergadering Kennis te nemen van de concept Gemeenschappelijke Regeling laboratoriumdiensten. agendapunt B.02 848738 Aan Verenigde Vergadering HERZIEN CONCEPT GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING LABORATORIUM Gevraagd besluit Verenigde Vergadering 3-6-2010 1. Kennis te nemen van de concept Gemeenschappelijke

Nadere informatie

K. Vlieg (bestuursondersteuner)

K. Vlieg (bestuursondersteuner) BESLUITENLIJST van de vergadering van het Algemeen Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest gehouden op 19 december 2018, aanvang 19.30 uur in het waterschapshuis te Groningen, Stedumermaar 1. Aanwezig:

Nadere informatie

Verkorte Besluitenlijst vergadering algemeen bestuur d.d. 23 november 2010 CONCEPT. 1. Opening, vaststelling agenda en loting primus.

Verkorte Besluitenlijst vergadering algemeen bestuur d.d. 23 november 2010 CONCEPT. 1. Opening, vaststelling agenda en loting primus. ONDERWERP 1. Opening, vaststelling agenda en loting primus. 2. Notulen vergaderingen. a. Notulen vergadering AB 22 september 2010. b. Verkorte besluitenlijst vergadering 22 september 2010. c. Adviezen

Nadere informatie

De heer F.A. van der Lee. Beste meneer van der Lee,

De heer F.A. van der Lee. Beste meneer van der Lee, De heer F.A. van der Lee ONS KENMERK: 00592428 UW KENMERK: HT2019049 UW BRIEF VAN: 30 mei 2019 BEHANDELD DOOR: Yvonne Vos ONDERWERP: vragen ex artikel 43 RvO over uitspraak Raad van State betreffende het

Nadere informatie

VERSLAG RUD UTRECHT 2.0

VERSLAG RUD UTRECHT 2.0 VERSLAG vergadering Constituerende vergadering Algemeen Bestuur RUD Utrecht 2.0 vergaderdatum 8 januari 2014 Aanwezig : J. Baerends (gemeente Baarn), mw. A.J.M. van Beek (gemeente Leusden), C. van Eijk

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Vergaderingen en agenda s 2.1. De medezeggenschapsraad komt tenminste zes keer per schooljaar bijeen of zo veel vaker als noodzakelijk.

Hoofdstuk 2: Vergaderingen en agenda s 2.1. De medezeggenschapsraad komt tenminste zes keer per schooljaar bijeen of zo veel vaker als noodzakelijk. Huishoudelijk reglement van de medezeggenschapsraad van De Regenboog, school voor katholiek basisonderwijs en peuterspeelzaal, te Rotterdam en vastgesteld door de medezeggenschapsraad op 10 november 2014.

Nadere informatie

agendapunt H.02 Aan Verenigde Vergadering

agendapunt H.02 Aan Verenigde Vergadering agendapunt H.02 1267231 Aan Verenigde Vergadering BIJSTELLEN INVESTERINGSPLAN EN KREDIETAANVRAAG 'BERGINGSGEBIED EN VISPAAIPLAATS MOLENVLIETPARK' (HOGE BROEKPOLDER, DEN HAAG) Gevraagd besluit Verenigde

Nadere informatie

Agendapunt Voorstel Besluit / toezegging Actie door / vervolgprocedure. De commissievoorzitter, dhr. Paymans, opent de vergadering om uur.

Agendapunt Voorstel Besluit / toezegging Actie door / vervolgprocedure. De commissievoorzitter, dhr. Paymans, opent de vergadering om uur. 1 Opening a. Opening en mededelingen De commissievoorzitter, dhr. Paymans, opent de vergadering om 14.00 uur. Er zijn geen afmeldingen ontvangen. De volgende nagekomen stukken heeft u per e-mail ontvangen:

Nadere informatie

Voorstel voor de Raad

Voorstel voor de Raad Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 27 juni 2013 Agendapuntnummer : XI, punt 5 Besluitnummer : 999 Portefeuillehouder : Burgemeester Roger de Groot Aan de gemeenteraad Onderwerp: Kaderstellende

Nadere informatie

Tekst inspreekbeurt voor de Commissie Samen Wonen, 7 september 2017

Tekst inspreekbeurt voor de Commissie Samen Wonen, 7 september 2017 Tekst inspreekbeurt voor de Commissie Samen Wonen, 7 september 2017 Geachte commissie, Stichting Bescherming Leefomgeving Ridderkerk Zuid-Oost wil u graag opmerkzaam maken op het volgende. Sympathisanten

Nadere informatie

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VASTE COMMISSIES UIT HET ALGEMEEN BESTUUR VAN HET WATERSCHAP HUNZE EN AA'S 2010

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VASTE COMMISSIES UIT HET ALGEMEEN BESTUUR VAN HET WATERSCHAP HUNZE EN AA'S 2010 REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VASTE COMMISSIES UIT HET ALGEMEEN BESTUUR VAN HET WATERSCHAP HUNZE EN AA'S 2010 Het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa's; gelezen het voorstel van het dagelijks

Nadere informatie

Samenvatting: Inleiding: Afweging: Advies:

Samenvatting: Inleiding: Afweging: Advies: Raad Onderwerp: V200900446 aanvraag van verklaring van geen bezwaar voor het verlenen van een vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO voor een gasopslag annex bedrijfsverzamelcomplex aan de Bosscheweg 67

Nadere informatie

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11).

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11). Persoonsgebondenbudget Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11). Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Eigen regie en keuzevrijheid voor de zorg en ondersteuning die je nodig hebt, zijn

Nadere informatie

EVALUATIE FUNCTIONEREN COMMISSIE SAMENLEVING 14 formulieren retour AGENDA. 1. Zijn de agenda's en stukken tijdig ontvangen?

EVALUATIE FUNCTIONEREN COMMISSIE SAMENLEVING 14 formulieren retour AGENDA. 1. Zijn de agenda's en stukken tijdig ontvangen? EVALUATIE FUNCTIONEREN COMMISSIE SAMENLEVING 14 formulieren retour Rol Griffie AGENDA 1. Zijn de agenda's en stukken tijdig ontvangen? Ja en neen 13 1 agenda's wel, stukken niet altijd. 2. Zijn de agenda's

Nadere informatie

ARTIKEL I Het Kiesreglement voor het waterschap Vallei en Eem in te trekken met ingang van 31 maart 2008.

ARTIKEL I Het Kiesreglement voor het waterschap Vallei en Eem in te trekken met ingang van 31 maart 2008. CVDR Officiële uitgave van Utrecht. Nr. CVDR73950_1 2 augustus 2016 Besluit van provinciale staten van Gelderland van 13 februari 2008 en van provinciale staten van Utrecht van 18 februari 2008, nr. 2008RGW01,

Nadere informatie

Aanwezig: de heren Ten Brink (voorzitter), Küpers (secretaris-directeur), Batelaan, Douwstra en Sinnema en de dames Heeringa en Hidding (verslag).

Aanwezig: de heren Ten Brink (voorzitter), Küpers (secretaris-directeur), Batelaan, Douwstra en Sinnema en de dames Heeringa en Hidding (verslag). «~~ Besluitenlijst vergadering dagelijks bestuur op 4 juni 2018 Aanwezig: de heren Ten Brink (voorzitter), Küpers (secretaris-directeur), Batelaan, Douwstra en Sinnema en de dames Heeringa en Hidding (verslag).

Nadere informatie

Verslag dagelijks bestuur van 28 april 2014

Verslag dagelijks bestuur van 28 april 2014 DATUM 28 april 2014 PLAATS Enschede TIJDSTIP 14:30 uur VOORZITTER Dhr. J.H. Coes, plv. SECRETARIS dhr H.M. Bolhaar, plv PAGINA 1 De heren J.H. Coes, drs.mr. R.G. Welten, P. van Zwanenburg, drs. J. Bron,

Nadere informatie

ZLT0^7. Ingekomen 22 JUL20U. Provincie Noord-Brabant

ZLT0^7. Ingekomen 22 JUL20U. Provincie Noord-Brabant 6 2IUļOCļ4 HU III III llll MIMI 3623532 DIV.C ZLT0^7 /dtnrt low Retour: 5201AC100 Het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant t.a.v. mevrouw M. van Opzeeland Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch

Nadere informatie

Statenvoorstel 47/09 A

Statenvoorstel 47/09 A Statenvoorstel 47/09 A Voorgestelde behandeling: PS-vergadering : 2 oktober 2009 Statencommissie : Commissie Ruimte en Milieu, 18 september 2009 Onderwerp Opheffen van interprovinciaal waterschap Zeeuwse

Nadere informatie

Besluit tot vaststelling ontwerpbesluit tot wijziging Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008

Besluit tot vaststelling ontwerpbesluit tot wijziging Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008 Besluit tot vaststelling ontwerpbesluit tot wijziging Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008 De commissie ex artikel 6 van de Waterschapswet voor de voorbereiding van de besluitvorming

Nadere informatie

K. Vlieg (bestuursondersteuner) Afwezig met kennisgeving: R.F. Staijen. Besluiten en toezeggingen. Agendapunt Opening

K. Vlieg (bestuursondersteuner) Afwezig met kennisgeving: R.F. Staijen. Besluiten en toezeggingen. Agendapunt Opening BESLUITENLIJST van de vergadering van het Algemeen Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest gehouden op 19 juli 2017, aanvang 19.30 uur in het waterschapshuis te Groningen, Stedumermaar 1. Aanwezig:

Nadere informatie

Commissie voor Ecologie en Handhaving

Commissie voor Ecologie en Handhaving Griffie Commissie voor Ecologie en Handhaving Datum commissievergadering : 1 februari 2013 Document nummer : 3340603 Behandelend ambtenaar : J.W.H.M. Dankers Directie/bureau : Staten Griffie : EH-0226

Nadere informatie

Rapport. Datum: 6 november Rapportnummer: 2013/159

Rapport. Datum: 6 november Rapportnummer: 2013/159 Rapport Rapport betreffende een klacht over de bereidheid van het Waterschap Brabantse Delta te Breda om in samenspraak met verzoeker te komen tot een oplossing voor de door hem gemelde problemen met de

Nadere informatie

Concept agenda woordvoerdersoverleg thema Mobiliteit 23 februari 2018

Concept agenda woordvoerdersoverleg thema Mobiliteit 23 februari 2018 Concept agenda woordvoerdersoverleg thema Mobiliteit 23 februari 2018 Opening en mededelingen 1. Bespreekpunten A. Doorkijk Lange termijn planning GS, met een concrete blik op de komende zes maanden Stand

Nadere informatie

ALGEMENE VERGADERING. Relevante kaders - Waterwet - Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland (VFL) Lelystad, 21 maart 2013

ALGEMENE VERGADERING. Relevante kaders - Waterwet - Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland (VFL) Lelystad, 21 maart 2013 VERGADERDATUM 23 april 2013 SSO SECTOR/AFDELING STUKDATUM NAAM STELLER 3 april 2013 R.J.E. Peeters ALGEMENE VERGADERING AGENDAPUNT 12 Voorstel Kennisnemen van het projectplan voor Waterbeheerplan 3 waarin

Nadere informatie

DATUM BEHANDELING IN D&H 21 [Tiei 2013

DATUM BEHANDELING IN D&H 21 [Tiei 2013 DATUM VERGADERING 27 juľ1i 2013 BDLAGE(N) 2 AGENDAPUNTNUMMER ļ DATUM BEHANDELING IN D&H 21 [Tiei 2013 commissie 0 Water (10 juni 2013) 0 WWV (11 juni 2013) 0 MBH (12 juni 2013) AAN DE VERENIGDE VERGADERING

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp : uitvoeringsprogramma Groen Blauwe Diensten

Raadsvoorstel. Onderwerp : uitvoeringsprogramma Groen Blauwe Diensten Raadsvoorstel Vergadering: : 28 april 2008 Agendanummer : 7 Opiniërende vergadering : 14 april 2008 Portefeuillehouder : L.C.J. Lijmbach Onderwerp : uitvoeringsprogramma Groen Blauwe Diensten Aan de raad,

Nadere informatie

Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen

Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen Agenda Algemeen bestuur Op 5 december, aanvang 09.30 uur Plaats: Hof van Breda Nummer : *07I002908* Barcode : *07I002908* Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen 1. Opening Spreekrecht

Nadere informatie

Interne memo. De nadruk ligt dus op de behandeling van de perspectiefnota.

Interne memo. De nadruk ligt dus op de behandeling van de perspectiefnota. Interne memo Aan : Presidium Van : Lenneke van der van der Meer Afdeling : Griffie Datum : Maart 2013 Onderwerp : Behandeling jaarrekening / scenario's voor de toekomst / perspectiefnota en begroting 1.

Nadere informatie

Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen

Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen Agenda algemeen bestuur Op 3 oktober, aanvang 09.30 uur Plaats: Hof van Breda Nummer : *07I002231* Barcode : *07I002231* Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder Onderwerp Opmerkingen 1. Opening Spreekrecht

Nadere informatie

Openbare besluitenlijst Vergadering College van Bestuur Stadsregio Arnhem Nijmegen

Openbare besluitenlijst Vergadering College van Bestuur Stadsregio Arnhem Nijmegen 'N12.02902 HU III IIIII III HUM ft Openbare besluitenlijst Vergadering College van Bestuur datum tijd locatie aanwezig afwezig 12 april 2012 10.00 uur -13.00 uur, kamer Jaap J. Modder, P. de Bruijn, M.

Nadere informatie

AGENDAPUNT 3.6 ONTWERP. Onderwerp: Wijziging belastingverordeningen voor 2015 Nummer: Voorstel

AGENDAPUNT 3.6 ONTWERP. Onderwerp: Wijziging belastingverordeningen voor 2015 Nummer: Voorstel VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR AGENDAPUNT 3.6 Onderwerp: Wijziging belastingverordeningen voor 2015 Nummer: 874439 ONTWERP In D&H: 11-11-2014 Steller: mr K. Wijma / E. Lodder In Cie: BMZ 25-11-2014

Nadere informatie

Zienswijzen Jaarstukken 2016 Avri

Zienswijzen Jaarstukken 2016 Avri Zienswijzen Jaarstukken 2016 Avri Inleiding: De Jaarstukken 2016 van de Gemeenschappelijke Regeling Avri (Avri) is op 13 april 2017 aangeboden aan de raden van de deelnemende gemeenten. De gemeenten hebben

Nadere informatie

Portefeuillehouder : G. Bruijniks Datum collegebesluit : 27 januari 2015 Corr. nr.:

Portefeuillehouder : G. Bruijniks Datum collegebesluit : 27 januari 2015 Corr. nr.: Preadvies Portefeuillehouder : G. Bruijniks Datum collegebesluit : 27 januari 2015 Corr. nr.: 2015.01082 Onderwerp : Voorstel tot vaststelling van de structuurvisie Loon op Zand 2030: De recreatieve kamer

Nadere informatie

Voorstel aan algemeen bestuur

Voorstel aan algemeen bestuur Voorstel aan algemeen bestuur Van: Werkgroep Financiële zaken D.d.: 17 februari 2011 Betreft: Uitgangspunten, Meerjarenraming(en) en Begroting(en) 1. Voorstel De algemeen besturen wordt gevraagd in te

Nadere informatie

VERGADERDATUM STUKDATUM AFDELING NAAM STELLER. 19 november november 2014 Bedrijfsbureau/Heffen S.Stiphout/M.Vliegenthart

VERGADERDATUM STUKDATUM AFDELING NAAM STELLER. 19 november november 2014 Bedrijfsbureau/Heffen S.Stiphout/M.Vliegenthart Algemeen bestuur VERGADERDATUM AFDELING NAAM STELLER Bedrijfsbureau/Heffen S.Stiphout/M.Vliegenthart AGENDAPUNT ONDERWERP 6 Voorstel wijziging Reglement van orde voor de vergadering van het algemeen bestuur

Nadere informatie

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Onderwerp Planstudie Paddepoelsterbrug Steller Jeanet Halsema De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Telefoon 050-3678865 Bijlage(n) 0 Ons kenmerk 6261150 Datum Uw brief van Uw kenmerk

Nadere informatie

Verslag informatiebijeenkomst Verbetering Regionale Keringen Bredaseweg Terheijden

Verslag informatiebijeenkomst Verbetering Regionale Keringen Bredaseweg Terheijden Verslag informatiebijeenkomst Verbetering Regionale Keringen Bredaseweg Terheijden Datum: 12 januari 2016 Aanvang: 20.00 uur Locatie: Café Ons Thuis, Bredaseweg 20 Terheijden Welkom door Leon van Rijthoven

Nadere informatie

R.T.G. Onderwerp: Jaarrekening 2007, begrotingswijziging , begroting 2009 en beleidsplan KOMPAS

R.T.G. Onderwerp: Jaarrekening 2007, begrotingswijziging , begroting 2009 en beleidsplan KOMPAS Pagina 1 van 5 GEMEENTE NUTH Raad: 27 mei 2008 Agendapunt: 4 Reg.nr: WEBU/2008/4371 R.T.G. AAN DE RAAD Onderwerp: Jaarrekening 2007, begrotingswijziging 2008-1, begroting 2009 en beleidsplan 2008-2009

Nadere informatie

1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen. Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen

1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen. Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen 1 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen Samenwerking in de Rotterdamse afvalwaterketen 2 Samenwerkingsovereenkomst Rotterdamse afvalwaterketen Bestuurlijke overeenkomst voor Samenwerking

Nadere informatie

Algemeen Bestuur. De commissie heeft geadviseerd het voorstel door te geleiden voor besluitvorming in het Algemeen Bestuur

Algemeen Bestuur. De commissie heeft geadviseerd het voorstel door te geleiden voor besluitvorming in het Algemeen Bestuur Algemeen Bestuur Onderwerp: Jaarstukken 2014 Portefeuillehouder: B. de Jong Vertrouwelijk: nee Vergaderdatum: 8 juli 2015 Afdeling: MO Medewerker: A Peek Dossiernummer: 927419 versie 7 Behandeld in Datum

Nadere informatie

Agendapunt het Algemeen Bestuur van de BWB 5. Vaststelling jaarverslag en jaarrekening 2015 BWB 15 april 2016

Agendapunt het Algemeen Bestuur van de BWB 5. Vaststelling jaarverslag en jaarrekening 2015 BWB 15 april 2016 Voorstel Aan Agendapunt het Algemeen Bestuur van de BWB 5 Onderwerp Datum Vaststelling jaarverslag en jaarrekening 2015 BWB 15 april 2016 Inleiding Bijgaand treft u het jaarverslag en de jaarrekening 2015

Nadere informatie

Overzicht ingekomen stukken en behandeladviezen

Overzicht ingekomen stukken en behandeladviezen Overzicht ingekomen stukken en behandeladviezen Periode: 29 oktober 2014-11 november 2014 Nr. Onderwerp Behandeladvies Toelichting 001 Overzicht ingekomen stukken en behandeladviezen 002 Statenmededeling

Nadere informatie

Nota Relatie provincie Utrecht met de waterschappen. Deel 3: Provinciaal toezichtkader

Nota Relatie provincie Utrecht met de waterschappen. Deel 3: Provinciaal toezichtkader 1 INLEIDING Op grond van verschillende regelgeving is de provincie Utrecht belast met het toezicht op de op haar grondgebied gelegen waterschappen. In dit deel van de nota wordt een overzicht gegeven van

Nadere informatie

AB: Ja Opdrachtgever: Henk Wolven

AB: Ja Opdrachtgever: Henk Wolven Onderwerp: Tariefdifferentiatie watersysteemheffing Nummer: Bestuursstukken\1077 Agendapunt: 6 DB: Ja 14-5-2012 BPP: Nee Workflow Opsteller: Eenje van Wijngaarden, 0598-693899 Financiële en Algemene Zaken

Nadere informatie

Besluitenlijst 13 februari 2015

Besluitenlijst 13 februari 2015 Besluitenlijst 13 februari 2015 Middelburg, 19 februari 2015 nr. 15002275 Besluitenlijst voor de openbare vergadering van de provinciale staten van Zeeland, gehouden op: 13 februari 2015, 09.30 uur, in

Nadere informatie

Commissie Financiën en Algemene Zaken

Commissie Financiën en Algemene Zaken Commissie Financiën en Algemene Zaken Conceptverslag commissievergadering Financiën en Algemene Zaken van 29 november 2017 Aanwezig: de heren In t Veld (voorzitter), Batelaan (portefeuillehouder), Assies

Nadere informatie

Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 4 juli 2018 / 38/2018. Onderwerp Regionaal rekenkameronderzoek Grip krijgen op Veilig Thuis

Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 4 juli 2018 / 38/2018. Onderwerp Regionaal rekenkameronderzoek Grip krijgen op Veilig Thuis Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 4 juli 2018 / 38/2018 Onderwerp Regionaal rekenkameronderzoek Grip krijgen op Veilig Thuis Programma Bestuur & Middelen, Zorg en Welzijn Portefeuillehouder

Nadere informatie

Parafering besluit PFO Hae Gewijzigd akkoord Ingetrokken D&H H Conform - cie BOB VV H - -

Parafering besluit PFO Hae Gewijzigd akkoord Ingetrokken D&H H Conform - cie BOB VV H - - agendapunt 3.b.4 1267231 Aan College van Dijkgraaf en Hoogheemraden BIJSTELLEN INVESTERINGSPLAN EN KREDIETAANVRAAG 'BERGINGSGEBIED EN VISPAAIPLAATS MOLENVLIETPARK' (HOGE BROEKPOLDER, DEN HAAG) Portefeuillehouder

Nadere informatie

Statenvoorstel 20/14 A

Statenvoorstel 20/14 A Statenvoorstel 20/14 A Voorgestelde behandeling Statencommissie : PS-vergadering : 11 april 2014 Onderwerp Initiatiefvoorstel aanpassing reglementen waterschappen Aan Provinciale Staten van Noord-Brabant

Nadere informatie

COMMISSIEVOORSTEL Opiniërend BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/016030

COMMISSIEVOORSTEL Opiniërend BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/016030 COMMISSIEVOORSTEL Opiniërend BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/016030 Voorstel voor de vergadering van de Commissie Ruimte op 11 oktober 2016 Agendanummer : 5 Onderwerp: Opsteller: Portefeuillehouder: NIMBY project

Nadere informatie

Burgemeester en Wethouders van de gemeente. Geacht college,

Burgemeester en Wethouders van de gemeente. Geacht college, - stuurskracht/regio,..s/ POSTBUS 3007 2001 DA HAARLEM Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gedeputeerde Staten Uw contactpersoon J. van der Wal BEL/ES Doorkiesnummer +31235143465 walj@noord-holland.

Nadere informatie

OPENBARE BESLUITENLIJST VAN B&W D.D. 14 mei 2019

OPENBARE BESLUITENLIJST VAN B&W D.D. 14 mei 2019 PENBARE BESLUITENLIJST VAN B&W D.D. 14 mei 2019 Aanwezig: burgemeester Van der Meijden, wethouders Buter, Meulensteen, Slaets en Van der Zanden (wethouder Briels wel aanwezig bij agendapunten 1.6 en 1.7)

Nadere informatie

Huishoudelijk Reglement van Stichting De Bastide 31 januari 2010

Huishoudelijk Reglement van Stichting De Bastide 31 januari 2010 Huishoudelijk Reglement van Stichting De Bastide Op basis van artikel 14a lid 2 van de Statuten van Stichting De Bastide heeft het bestuur onderstaand huishoudelijk reglement vastgesteld. Indien Stichting

Nadere informatie

Artikel 1 'Algemene Vergadering': De Algemene Vergadering van CNV Onderwijs zoals bedoeld in artikel 13 van de statuten.

Artikel 1 'Algemene Vergadering': De Algemene Vergadering van CNV Onderwijs zoals bedoeld in artikel 13 van de statuten. Reglement van orde Begripsbepalingen Artikel 1 'Algemene Vergadering': De Algemene Vergadering van CNV Onderwijs zoals bedoeld in artikel 13 van de statuten. 'Vergaderdeelnemer': Een op de Algemene Vergadering

Nadere informatie

Voorstel. Agendapunt. Het Algemeen Bestuur van de BWB. Projectplan Transitie naar waarderen op gebruiksoppervlak 9 november 2018

Voorstel. Agendapunt. Het Algemeen Bestuur van de BWB. Projectplan Transitie naar waarderen op gebruiksoppervlak 9 november 2018 Voorstel Aan Het Algemeen Bestuur van de BWB Agendapunt 6b Onderwerp Datum Projectplan Transitie naar waarderen op gebruiksoppervlak 9 november 2018 Inleiding De deelnemers Bergen op Zoom, Dongen, Etten-Leur,

Nadere informatie

STATUTEN LOKAAL OVERLEG KINDEROPVANG GLABBEEK

STATUTEN LOKAAL OVERLEG KINDEROPVANG GLABBEEK STATUTEN LOKAAL OVERLEG KINDEROPVANG GLABBEEK 2019-2025 Artikel 1 - Oprichting Het lokaal overleg kinderopvang is een gemeentelijke adviesraad. Met de oprichting van deze gemeentelijke adviesraad lokaal

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen. Provinciale Staten van Groningen; Besluiten: Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Dit reglement verstaat onder:

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen. Provinciale Staten van Groningen; Besluiten: Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Dit reglement verstaat onder: Besluit van Provinciale Staten van de provincie Groningen houdende regels voor het waterschap Hunze en Aa's: Reglement voor het waterschap Hunze en Aa s 2008 Provinciale Staten van Groningen; Besluiten:

Nadere informatie

In D&H: 11-03-2014 Steller: E. Lodder BMZ 01-04-2014 Telefoonnummer: 5881 SKK Afdeling: Management ondersteuning In AB: Portefeuillehouder: Kromwijk

In D&H: 11-03-2014 Steller: E. Lodder BMZ 01-04-2014 Telefoonnummer: 5881 SKK Afdeling: Management ondersteuning In AB: Portefeuillehouder: Kromwijk COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HOOGHEEMRADEN COMMISSIE BMZ ALGEMEEN BESTUUR Agendapunt 5 Onderwerp: Evaluatie systeem en onderwerpen begrotingswijzigingen Nummer: 796075 In D&H: 11-03-2014 Steller: E. Lodder

Nadere informatie

WEBVTT. 0:00: > 0:00: ja het inzake wijzigingen verordening jeugdhulp Delft

WEBVTT. 0:00: > 0:00: ja het inzake wijzigingen verordening jeugdhulp Delft WEBVTT 0:00:00.000 --> 0:00:03.210 ja het inzake wijzigingen verordening jeugdhulp Delft 0:00:03.970 --> 0:00:07.840 het advies is agenderen voor besprekingen in overlegvergadering van de commissie 0:00:07.870

Nadere informatie

Evaluatie O&O-fonds. Algemeen Bestuur. Datum 9 december 2015 RWB/AB/AR/

Evaluatie O&O-fonds. Algemeen Bestuur. Datum 9 december 2015 RWB/AB/AR/ Evaluatie O&O-fonds Aan Algemeen Bestuur Datum 9 december 2015 Status Kenmerk Besluit RWB/AB/AR/2015-0674 INLEIDING Op 8 juli heeft het Algemeen Bestuur aangegeven om in haar overleg van 9 december 2015

Nadere informatie

Voorstel aan college van Burgemeester en Wethouders

Voorstel aan college van Burgemeester en Wethouders X Openbaar Registratienummer: 210676 Datum voorstel: 28 april 2016 Niet openbaar Portefeuillehouder: De heer E. Vandermeulen Afdeling: LO Samenleving Agendapunt 6 Onderwerp/Titel: Vergadering Algemeen

Nadere informatie

Raadsvergadering : 12 april 2016 agendapunt : Commissie : Bestuur en Ruimte

Raadsvergadering : 12 april 2016 agendapunt : Commissie : Bestuur en Ruimte Zaaknummer : Raadsvergadering : 12 april 2016 agendapunt : Commissie : Bestuur en Ruimte Onderwerp : Beleid overschotten Collegevergadering : 15 maart 2016 agendapunt : 10 Portefeuillehouder : J.B. Boer

Nadere informatie

R.T.G. - Bestuur en Financiën

R.T.G. - Bestuur en Financiën R.T.G. - Bestuur en Financiën Kort verslag van de vergadering van RTG Bestuur en Financiën d.d. 7 februari 2012; aanvang 19.30 uur. Aanwezig: Voorzitter: de heer Walter Leden RTG: mevrouw Hoezen en de

Nadere informatie

Statuten Gemeentelijke adviesraad voor milieu en natuur

Statuten Gemeentelijke adviesraad voor milieu en natuur Statuten Gemeentelijke adviesraad voor milieu en natuur Artikel 1. Oprichting Het gemeentebestuur richt, op initiatief van de milieuverenigingen van Dilbeek, een gemeentelijke adviesraad voor milieu en

Nadere informatie

agendapunt 3.b.1 Aan College van Dijkgraaf en Hoogheemraden INVESTERINGSPLAN EN UITVOERINGSKREDIET BUITENGEWOON ONDERHOUD GROENE KADES 2015

agendapunt 3.b.1 Aan College van Dijkgraaf en Hoogheemraden INVESTERINGSPLAN EN UITVOERINGSKREDIET BUITENGEWOON ONDERHOUD GROENE KADES 2015 agendapunt 3.b.1 1171967 Aan College van Dijkgraaf en Hoogheemraden INVESTERINGSPLAN EN UITVOERINGSKREDIET BUITENGEWOON ONDERHOUD GROENE KADES 2015 Portefeuillehouder Bom - Lemstra, A.W. Datum 6 januari

Nadere informatie

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64 Provinciale Staten van Noord-Holland Voordracht 64 Haarlem, 17 augustus 2004 Onderwerp: Agenda Provinciaal Waterplan Bijlagen: - ontwerpbesluit - procesplanning provinciaal waterplan - op weg naar een

Nadere informatie

K. Vlieg (bestuursondersteuner) Afwezig met kennisgeving: D.A. Hollenga. Besluitenlijst. Agendapunt Opening. De voorzitter opent de vergadering.

K. Vlieg (bestuursondersteuner) Afwezig met kennisgeving: D.A. Hollenga. Besluitenlijst. Agendapunt Opening. De voorzitter opent de vergadering. BESLUITENLIJST van de vergadering van het Algemeen Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest gehouden 13 maart 2019, aanvang 16.00 uur in het waterschapshuis te Groningen, Stedumermaar 1. Aanwezig: L.P.

Nadere informatie

Nota inspraak en overleg

Nota inspraak en overleg Nota inspraak en overleg Voorontwerp bestemmingsplan KRW Modderbeek Maart 2015 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Status nota inspraak en overleg 1.3 Reacties vooroverleg 1.4 Ingekomen

Nadere informatie

Datum vergadering Aanvang Contactpersoon. 19 september uur L. van Heezik. raadzaal

Datum vergadering Aanvang Contactpersoon. 19 september uur L. van Heezik. raadzaal Vergadering Presidium Datum vergadering Aanvang Contactpersoon 19 september 2017 20.00 uur L. van Heezik Plaats vergadering Doorkiesnummer raadzaal 5229499 Verslag Zeewolde Agenda Onderwerp Pagina punt

Nadere informatie

Conceptverslag klankbordgroep herziening VRM 21 november 2016, Spaceswork, Hofplein 20, 3032 AC Rotterdam

Conceptverslag klankbordgroep herziening VRM 21 november 2016, Spaceswork, Hofplein 20, 3032 AC Rotterdam Conceptverslag klankbordgroep herziening VRM 21 november 2016, Spaceswork, Hofplein 20, 3032 AC Rotterdam 1. Opening en mededelingen Rescoop, de Natuur & Milieufederatie en de Windvogel streven naar de

Nadere informatie

Gemotiveerde reactie op zienswijzen jaarrekening 2017

Gemotiveerde reactie op zienswijzen jaarrekening 2017 DB-Besluit Aan: Datum vergadering: Auteur: Onderwerp: Agendapunt: Het Algemeen Bestuur 11 juli 2018 Ed Langereis (directiesecretaris) Gemotiveerde reactie op zienswijzen jaarrekening 2017 8 (Nazending)

Nadere informatie

GEMEENTE ALBLASSERDAM NOTULEN. voor de vergadering van burgemeester en wethouders. van 4 mei 2009. nummer 18

GEMEENTE ALBLASSERDAM NOTULEN. voor de vergadering van burgemeester en wethouders. van 4 mei 2009. nummer 18 GEMEENTE ALBLASSERDAM NOTULEN voor de vergadering van burgemeester en wethouders van 4 mei 2009 nummer 18 L.M. Huizer, A.L. Cardon, S.J. Veerman, J.M. Dekker, A.B. Blase, burgemeester wethouder wethouder

Nadere informatie

Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium

Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium Inleiding In het presidium van 31 maart 2016 is afgesproken dat de voorstellen m.b.t.: Reglement

Nadere informatie

RAAD. BESLUITENLIJST 19 februari 2015

RAAD. BESLUITENLIJST 19 februari 2015 RAAD BESLUITENLIJST 19 februari 2015 Ag.punt 1. 2. 3. Onderwerp Inspraak burgers over geagendeerde onderwerpen Er zijn geen insprekers. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte

Nadere informatie

Stappenplan nieuwe Dorpsschool

Stappenplan nieuwe Dorpsschool Stappenplan nieuwe Dorpsschool 10 juni 2014 1 Inleiding Het college van burgemeester en wethouders heeft op 10 juni 2014 dit stappenplan vastgesteld waarin op hoofdlijnen is weergegeven op welke wijze

Nadere informatie

Bn: C:\DOCUMENTS AND SETTINGS\GOIJAARTHC\LOCAL SETTINGS\TEMPORARY INTERNET FILES\OLK67\BESLUITENLIJST DB 20 NOV 07.DOC

Bn: C:\DOCUMENTS AND SETTINGS\GOIJAARTHC\LOCAL SETTINGS\TEMPORARY INTERNET FILES\OLK67\BESLUITENLIJST DB 20 NOV 07.DOC Bn: C:\DOCUMENTS AND SETTINGS\GOIJAARTHC\LOCAL SETTINGS\TEMPORARY INTERNET FILES\OLK67\BESLUITENLIJST DB 20 NOV 07.DOC Vergadering dagelijks bestuur d.d. 20 november 2007 agendapunt 3 Nummer : 07I003117

Nadere informatie

Commissie Beleid, Plannen en Projecten

Commissie Beleid, Plannen en Projecten Commissie Beleid, Plannen en Projecten ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Concept verslag commissievergadering Beleid, Plannen en Projecten van 28 november 2012 Aanwezig: de heren Bolhuis, In t Hout,

Nadere informatie