Kans voor de Veenkoloniën Plan van Aanpak mei 2015

Transcriptie

1 Kans voor de Veenkoloniën Plan van Aanpak mei Inleiding In Nederland zijn de sociaal economische gezondheidsverschillen aanzienlijk en deze nemen eerder toe dan af. Mensen met een lage opleiding en een laag inkomen, overlijden 7 á 8 jaar eerder en leven 15 jaar minder in goede gezondheid. Dit amendement beoogt de sociaal economische gezondheidsverschillen aan te pakken. Het financiert de aanpak daarvan in het Veenkoloniaal gebied van Drenthe en Groningen. Dit zijn de eerste regels van het amendement-wolbert, ingediend op 19 november Agnes Wolbert, kamerlid voor de PvdA, motiveert haar amendement met de vaststelling dat in gebieden waar veel mensen wonen met een lage sociaal economische status (SES) weliswaar veel gebeurt, maar het dikwijls ook ontbreekt aan een gezamenlijke focus en concreet te behalen gezondheidsdoelen. Door gerichte samenwerking tussen de bevolking en systeempartners op het gebied van de eerstelijnsgezondheidszorg, de publieke gezondheidszorg, welzijn, geboortezorg en bijvoorbeeld de zorg voor ouderen kan de al bestaande inzet worden versterkt. De keuze voor de regio Veenkoloniën wordt ingegeven door de aanwezigheid van langdurige armoedeproblematiek (derde generatie werkloosheid), maar ook omdat er veel bekend is over hoe de gezondheid van de bevolking zich ontwikkelt, denk bijvoorbeeld aan het grootschalige Lifelines cohort-onderzoek naar het ontstaan van ziektes. Effect kan dus snel aangetoond worden, zonder dat daar een hele onderzoekslijn opnieuw voor hoeft worden opgezet. Voo de aa pak a deze gezo dheids e s hille stelde de Ka e ee ed ag a 10 mln. beschikbaar i jaa lijkse t a hes a. 5 l. Aan deze middelen die een unieke, integrale en langdurige inzet mogelijk maken- worden enkele voorwaarden verbonden: Met het budget wordt gemeenschappelijke verantwoordelijkheid genomen de gezondheidsachterstanden aan te pakken; de middelen worden dan ook niet ter beschikking gesteld aan individuele stakeholders maar ingezet voor een gezamenlijk gedragen plan; Er wordt uitgegaan van een vorm van cofinanciering door de betrokken actoren zoals de gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders; Er wordt geleerd hoe er met outputfinanciering tot een financieel effectieve manier van werken kan worden gekomen; Afspraken over shared savings worden nadrukkelijk in de aanpak meegenomen, zodat het ook na de periode van 8 jaar aantrekkelijk is om door te gaan en continuïteit is geborgd; Het budget is nadrukkelijk bedoeld ten goede te komen aan de verbetering van de positie en de gezondheid van de bewoners en niet bijvoorbeeld voor wetenschappelijk onderzoek of instrumentontwikkeling; Het is de bedoeling dat dit amendement een sneeuwbaleffect heeft zodat daadwerkelijk wordt gekomen tot een krachtige aanpak van sociaal economische gezondheidsverschillen. Daa o is het lee effe t e o e d aag aa heid aa a de e egio s a g oot ela g. Met Kans voor de Veenkoloniën krijgt deze regio de mogelijkheid om de komende jaren het verschil te maken. Het programma staat voor een outreachende, positieve aanpak die verbindingen maakt tussen verschillende domeinen en sectoren die van invloed zijn op sociaal economische gezondheidsverschillen. Samen met burgers en organisaties wordt gezocht naar oplossingen en gebruik gemaakt van de kracht van de regio. Hiermee leveren we een bijdrage aan de leefbaarheid in het gebied en kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare zorg. 1

2 Het ministerie van VWS laat de inhoudelijke en procesmatige vormgeving van het programma aan de regio over maar hecht eraan op korte termijn te horen wie de trekkende en ontvangende (lees: van de beschikbare middelen) partij(en) zijn en hoe de gebiedsindeling is bepaald. In dit plan van aanpak worden behalve deze elementen ook de wijze van monitoring en de inhoudelijke lijnen beschreven. Het is alles ehal e ee di htgeti e d pla ; het uitga gspu t is dat e ke de ijs o ga is h wordt ontdekt hoe de regio door verbinding, versterking en aanvulling van bestaand beleid transgenerationele gezondheidsproblematiek kan ombuigen naar nieuwe kansen. 2. Uitgangspunten en doelstellingen Het amendement-wolbert geeft, zoals hierboven beschreven, al een aantal belangrijke uitgangspunten voor het programma aan: Het gaat om het wegwerken van gezondheidsverschillen als gevolg van sociaal-economische achterstanden in de regio; De middelen worden toegekend aan een gezamenlijk plan, gedragen door alle relevante stakeholders die inhoudelijk en financieel (in de vorm van co-financiering) bijdragen; Ervaringen binnen- en (financiële) resultaten van het programma zijn overdraagbaar, maar het is niet de bedoeling dat de middelen worden besteed aan wetenschappelijk onderzoek; Er wordt geleerd hoe er met outputfinanciering mogelijk tot financieel effectieve manier van werken kan worden gekomen; afspraken over shared savings worden daarin meegenomen. Aan deze uitgangspunten wille we nog enkele eigen aandachtspunten toevoegen: Werken vanuit Triple Aim: de uitdaging om gezondheid te bevorderen, kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de zorg te verbeteren tegen minder of gelijkblijvende kosten Breed draagvlak/ brede maatschappelijke coalitie binnen en buiten de zorg: bestuurlijk en in de bevolking Gezamenlijke doelstellingen/ focus, plan van aanpak en samenwerking; commitment op langere termijn; Het programma is gebaseerd op bestaande beleidskaders (zoals Lokaal Gezondheidsbeleid), bouwt daarop verder, is vernieuwend en heeft verbinding met lokale, regionale en landelijke activiteiten aa o de Gezo d i ; Leren van elkaar en het delen van successen, ook buiten de regio zijn belangrijke procesdoelen; Omdat het bestrijden van gezondheidsverschillen uit hoofde van hun wettelijke taakstelling primair een opdracht voor gemeenten is nemen deze het initiatief. In gebieden waar veel mensen wonen met een lage sociaal economische status (ses), gebeurt veel maar ontbreken dikwijls een gezamenlijke focus en concreet te behalen gezondheidsdoelen, zegt de tekst van het amendement. Daarmee zijn de hoofddoelstellingen tegelijk bepaald: Gezamenlijke focus: hierbij gaat het om een gemeenschappelijke probleemdefinitie van gezondheidsachterstanden en de achterliggende oorzaken daarvan, alsmede de wijze waarop deze oorzaken kunnen worden bestreden. Inzicht in de omvang en aard van de problematiek, een gedeelde se se of u ge y e een breed commitment over de aanpak zorgen samen voor deze focus; Gezondheidsdoelen: deze dienen nader te worden uitgewerkt in het programma maar op hoofdlijnen zijn deze ook benoemd in het amendement. Het gaat om het terugbrengen van voortijdige sterfte (bij lage SES nu 7 jaar) en het verlengen van de periode van goede gezondheid aan het einde van het leven. In het bijzonder wordt ook genoemd het belang van een goede (en gezonde) start van het leven voor kinderen, incl. geboortezorg. 2

3 De gewenste gezamenlijke focus het hy/waarom o dt e eikt doo de ijze aa op o dt samengewerkt aan de opdracht; de gezondheidsdoelen het hat/wat worden behaald door iddel a deze sa e e ki g het ho /hoe. Dit PvA biedt een structuur om te werken, de inhoud wordt samen bepaald. 3. Wijze van samenwerken: programmastructuur Een belangrijk doel van het amendement, en daarmee ook uitgangspunt van het ministerie van VWS is commitment van- en samenwerking binnen de regio. Citaat uit het amendement: door gerichte samenwerking tussen de bestaande actoren op het gebied van de eerstelijnsgezondheidszorg, de publieke gezondheidszorg, welzijn, geboortezorg en bijvoorbeeld de zorg voor ouderen wordt sturing gebracht in de al bestaande inzet. Daar waar segmenten voor een geslaagde aanpak ontbreken, worden die door de reguliere instellingen en betrokkenen ontwikkeld of alsnog aangebracht. Gebiedsafbakening Er zij ele a die a to e i de egio, e e zulle e ke de ijs ogelijk og ee ijko e. Wie dat zijn wordt allereerst bepaald door de omvang van de bedoelde regio. Het amendement laat dat ope e sp eekt sle hts a lage SES als ke e k. Daa an uitgaande, en de historische context overziende bestaat de regio uit de volgende gemeenten: Groningen: Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde, Pekela, Oldambt, Bellingwedde, Veendam, Vlagtwedde en Stadskanaal; Drenthe: Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Emmen, Coevorden en Hoogeveen De opdracht om te werken aan- en vanuit een gezamenlijke focus impliceert de vorming van een ede oalitie waarin stakeholders zowel gezamenlijk als op specifieke plaatsen in het programma hun bijdragen leveren. Voor directe sturing is deze brede coalitie echter onwerkbaar. Bovendien is er e s hil i positie e ge i ht tusse de e s hille de stakeholde s. I het a e de e t Wol e t worden, naast aanbieders van zorg en preventie en de bevolking met name de gemeenten en de zorgverzekeraars genoemd als een belangrijke stakeholders. Gemeenten in verband met hun wettelijke taken - waarvan op het terrein van de volksgezondheid de Wet Publieke Gezondheid een belangrijke is en zorgverzekeraars omdat deze de spil zijn van de financiering van de zorg. Stuurgroep Voor de directe aansturing van het programma wordt daarom een stuurgroep ingesteld, met daarin twee bestuurlijke vertegenwoordigers namens de Groninger gemeenten en twee namens de Drentse gemeenten, alsmede een vertegenwoordiger van de in deze regio dominantezorgverzekeraars Menzis en Achmea. Het ministerie van VWS schuift in de rol van adviseur aan, mede t.b.v. de overdraagbaarheid van ervaringen. Het p og a a Ka s oo de Vee kolo ië is ee u ieke ka s oo de egio o het verschil te gaan maken waar het gaat om de gezondheid van de inwoners van het gebied. Om deze kans te verzilveren moet het programma optimaal geworteld zijn in de regio. Naast invloed van lokale en regionale stakeholders moet daarom de stem van de bewoners gehoord worden, ook in de sturing van het programma. Aan de stuurgroep wordt daarom een vertegenwoordiger a de e olki g toegevoegd. De aanhalingstekens spreken voor zich: er is natuurlijk niet één vertegenwoordiger aan te wijzen. Daarom is er plaats ingeruimd voor een boegbeeld van de regio: iemand van statuur en ge i ht, geworteld in de Veenkoloniën en met hart voor de bevolking en haar belangen. De voorzittersrol wordt door één van de gemeenten uitgevoerd en rouleert om de 2 jaar, zodanig dat elke in de stuurgroep zitting nemende gemeente één keer voorzitter is geweest. De wethouders in de stuurgroep werken met mandaat van de overige bestuurders, raadplegen deze bij de voorbereiding van de stuurgroepvergaderingen en verzorgen twee maal per jaar een plenaire terugkoppeling naar deze bestuurders. Deze bestuurdersbijeenkomsten worden voorbereid in samenwerking met de betrokken beleidsambtenaren volksgezondheid. 3

4 Brede coalitie De brede coalitie van stakeholders heeft een rol als klankbordgroep voor de stuurgroep en maakt e diepi gsslage op i houdelijke the a s. De ede oalitie ko t daa toe i i aal ee aal pe jaar, en desgewenst vaker thematisch bijeen onder voorzitterschap van één van de leden van de stuurgroep. Deze brede coalitie o dt iet oo af sa e gesteld aa o tstaat o ga is h ij de i houdelijke vulling van het programma. Aan de hand van de uitwerking van de gezondheidsdoelen in programmalijnen en the a s zie erder paragraaf 4) wordt gaandeweg duidelijk welke stakeholders samen de brede coalitie gaan vormen. De samenstelling kan daarom in de loop van 8 jaar ook wisselen. De leden van de brede coalitie worden gezien als ambassadeurs voor het programma. Dat houdt in dat zij staan voor de doelen van het programma, de samenwerking binnen- en buiten het programma dienen en ervaringen en successen delen. Programmamanagement en programmabureau Voor de procescoördinatie en facilitering van de activiteiten i e Ka s oo de Vee kolo ië wordt een klein en slagvaardig programmabureau in het leven geroepen. Dit wordt door een beperkt aantal mensen ingevuld: een gemandateerde projectleider en de trekkers van de programmalijnen (zie paragraaf 4). Zij worden ondersteund door een secretariaat. Vanuit het programmabureau worden de verbindingen gelegd naar lokale, regionale en landelijke ontwikkelingen en partijen. De ol a p og a a u eau o dt i ge uld doo de eide sa e e ke de GGD e a G o i ge e Drenthe. Het programmabureau legt halfjaarlijks verantwoording af over de voortgang aan de stuurgroep en overlegt zo vaak als dat door de programmaleiding en/of de stuurgroep nodig wordt geacht. Het bureau vervult de rol van secretaris voor de stuurgroep. Het programmabureau wordt in het dagelijkse werk bijgestaan door de trekkers van de programmalijnen (zie verder paragraaf 4). Gedurende het eerste jaar treedt het Zorg Innovatie Forum vooralsnog voor de duur van 1 jaar op als overall procesbegeleider en brengt zo hun kennis, ervaring en netwerk in (het ZIF participeert ook in het Healthy Ageing Netwerk Noord Nederland). Daarnaast vervult het ZIF gedurende de gehele looptijd van het programma de rol van ontvanger, beheerder en verantwoorder van de beschikbare middelen (zie paragraaf 6, Financieel/financieel beheer) en maakt als zodanig deel uit van het bureau. 4. Uitwerking gezondheidsdoelen Een effectieve aanpak van gezondheidsverschillen richt de focus op de achtergronden en oorzaken van ongezondheid, en niet op de uiterlijke verschijningsvormen daarvan. Naast biologische factoren worden gezondheidsachterstanden in aanzienlijke mate beïnvloed door onder meer de mix van opleiding en inkomen, de fysieke leefomgeving, de sociale leefomgeving, leefstijl, en de toegankelijkheid en kwaliteit van de gezondheidszorg. Participeren heeft eveneens een grote invloed op gezondheid. We weten ook (uit het model van Huber) dat gezondheidsvaardigheden en het vermogen tot zelfmanagement een grote rol spelen. De gevolgen van een slechte gezondheid blijven niet beperkt tot een verminderde kwaliteit van leven en een groter beslag op gezondheidszorg. Een slechte gezondheid heeft op zichzelf weer invloed op opleiding, werk en participatie, terwijl minder opleiding, minder werk en een lagere participatie op hun beurt weer bepalend zijn voor de gezondheid. Deze wisselwerking vraagt om een aanpak die hier rekening mee houdt. Programmalijnen Vanuit deze analyse kunnen de belangrijkste determinanten van gezondheid worden benoemd. Deze komen samen in drie hoofdgroepen: 4

5 De a ie aa op ie a d o gaat et zij of haa gezo dheid, aa geduid als leefstijl ; De manier waarop iemand sociaal in relatie staat tot de wereld om hem/haar heen, aa geduid als pa ti ipatie De manier waarop de zorg is ingericht op wat nodig en wenselijk is, aangeduid zo geffe ti iteit Deze hoofddeterminanten, verder genoemd de programmalijnen vormen het vertrekpunt van het programma en kunnen worden uitgewerkt in een aantal onderliggende thematische lijnen: Voor leefstijl zijn dat taalvaardigheid (het vermogen om te begrijpen, en een belangrijke voorspeller van latere gezondheid), health literacy (het vermogen om op een effectieve wijze gezondheidsinformatie om te zetten in gedrag) en leefomgeving (de mogelijkheden die de (fysieke) omgeving biedt om kennis en gedrag in praktijk te brengen; Voor participatie zijn dat het beschikken over voldoende sociale vaardigheden om deel te kunnen nemen aan- en betrokken te zijn bij de samenleving, het leveren van een actieve bijdrage daaraan door werk of vrijwilligerswerk en het gevoel te hebben er toe te doen, je talenten te kunnen ontwikkelen (onderwijs, educatie) en daarin erkend te worden. Voor zorgeffectiviteit zijn dat de toegankelijkheid van de zorg voor burgers (bereikbaar en betaalbaar), de samenhang in de zorg (ketenzorg) en zorg (zo veel mogelijk) aan de voorkant. Hiermee zijn de hoofdlijnen van het programma bepaald. Ze zullen worden uitgewerkt onder leiding van een trekker per programma lijn. Deze zal naast inhoudelijke deskundigheid vooral ook moeten beschikken over competenties die samenhangen met leiderschap. Daarbij wordt gedacht aan het vermogen om mensen en kwaliteiten samen te brengen en daar een meerwaarde uit te halen, en op innovatieve wijze te laten samenwerken aan oplossingsrichtingen (stap 1) en vervolgens oplossingen (stap 2) die worden omgezet naar concrete maatregelen (stap 3). In lijn met de uitgangspunten van het programma zullen dat in eerste instantie maatregelen zijn die al bekend zijn binnen de relevante beleidskaders; pas als zich daar witte vlekken aftekenen worden nieuwe interventies ontwikkeld. Het werk binnen de programmalijnen begint dus, na de analysefase, met de inventarisatie van bestaande uit oe i gsp og a a s. De the atis he p io iteite uit deze p og a a s zij i p i ipe ook leidend voor de keuze van inhoudelijke the a s. Projecten dienen in principe Veenkoloniaal-breed te worden ingezet, met ruimte voor lokale differentiatie. Aan de projecten in de programmalijnen worden wel eisen gesteld zoals formulering, haalbaarheid en effectiviteit. Dit toetsingskader wordt de eerste maanden van het traject verder uitgewerkt. De trekkers van de programmalijnen worden op grond van hun expertise gerekruteerd uit de stakeholders, nemen deel zonder last of ruggenspraak, maken deel uit van het programmabureau en worden aangestuurd door de programmaleiding. De trekkers bepalen in samenspraak met de programmaleiding op basis van een eerste analyse van de problematiek welke stakeholders actief zijn binnen de programmalijnen. In alle programmalijnen zal er aandacht moeten zijn voor de o e d aag aa heid aa a de e egio s; daa toe die t het e k goed te o de gedo u e tee d. 5. Monitoring Voor het ministerie van VWS geldt Ka s oo de Kolo ië als ee pilot oo i o atie a ge iedsgebonden aanpak van gezondheidsachterstanden. Monitoring is daarom van groot belang met het oog op o e d a ht a e k ijze, ke is e e a i g aa a de e egio s. Daa aast is er de aanname dat de gekozen benadering zal leiden tot effectievere en efficiëntere inzet van middelen. Van belang is daarom dat goed gebruik wordt gemaakt van bestaand onderzoek, zoals naar de effectiviteit van interventies. Kostenbesparingen kunnen, mits zichtbaar ge aakt, als sha ed sa i gs opnieuw worden ingezet. Bij de monitoring moet dit principe daarom expliciet aandacht krijgen, met de fo us op aats happelijke effe te ; e a i ge uit de lope de p oeftui e a VWS o de hierin meegenomen. 5

6 Monitoring die t t ee doele : het epale a de lesso s lea ed e het o e d aag aa ake van de opgedane ervaring. Uiteindelijk komen daartoe de resultaten van de procesevaluatie en de effectevaluatie samen. Monitoring kent een inhoudelijke en een procesmatige component. Procesmatig is het van belang de gekozen werkwijze, programmaopzet en uitgangspunten zorgvuldig te beschrijven en de uitwerking ervan in de praktijk te volgen. De vraag hierbij is: werkt de gekozen aanpak? Wat werkt wel, wat niet en waarom niet? Voor het genereren van voldoende relevante gegevens wordt vanuit het programmamanagement een offerte aangevraagd van een onderzoeksinstituut voor het volgen en beschrijven van het proces en de daarvoor gekozen werkstructuur, en het verzorgen van een tussen- en een eindevaluatie. Inhoudelijk dienen de veronderstelde c.q. gewenste beleidseffecten getoetst te worden: leidt de gekozen aanpak tot het beoogde effect in termen van doelstellingen? Daartoe dient als onderdeel van de probleemdefinitie een 0-meting te worden uitgevoerd met gebruikmaking van bestaande monitors op het gebied van epidemiologie en zorg (vraag, kosten). Halverwege de looptijd van het programma wordt een (kwalitatieve)tussenmeting gedaan, en aan het einde van het programma (2022) een eindmeting. Van de 0-meting, de tussenmeting en de eindmeting wordt een rapport opgesteld. Voor de uitvoering van de inhoudelijke monitoring kan een beroep worden gedaan op een aantal al dan niet aan opleidingsinstituten verbonden organisaties; bij de selectie zal een rol spelen in hoeverre zij een verbinding weten te maken met bestaande monitors zoals die van het RIVM. Door het programmabureau zal een voorstel worden voorgelegd aan de stuurgroep. Het amendement-wolbert sluit besteding van de beschikbare middelen aan wetenschappelijk onderzoek nadrukkelijk uit. Dat neemt niet weg dat dit unieke programma zich mogelijk goed leent voor afstudeer- of promotieonderzoek. Samenwerking met een onderzoeksinstituut wordt, zeker als dat ook voordelen biedt voor het programma, niet op voorhand uitgesloten mits dit niet drukt op de beschikbare middelen. 6. Financieel Shared savings is in het amendement-wolbert een belangrijk uitgangspunt voor het programma Ka s oo de Vee kolo ië. Aansluiting zal daarom worden gezocht bij de lopende proeftuinen outputfinanciering en shared savings van VWS. Bereikte besparingen door een effectievere (organisatie van de) zorg worden geheel of gedeeltelijk geïnvesteerd om het effect te versterken. Dat ka i de egio zelf, aa ogelijk ook doo e edi g a de aa pak aa a de e egio s. Bespa i g en efficiënte inzet van middelen is weliswaar geen rechtstreeks doel van het programma, maar wel een manier om een vliegwieleffect te bereiken. Dat kan worden ondersteund door cofinanciering vanuit de regio, één van de gestelde voorwaarden door het ministerie van VWS. Cofinanciering kan op verschillende manieren worden ingevuld, maar niet door inzet van middelen die rechtstreeks van het Rijk zijn verkregen. Mogelijkheden zijn de inzet van gemeentelijke gelden en bestaande maatregelen, bijdragen vanuit zorgverzekeraars, subsidiegelden en financiële en (im)materiële sponsoring. Wat dit laatste betreft zal ook worden gekeken naar de kansen voor publiek-private samenwerking. Programmakosten Elk programma maakt kosten voor de programmastructuur en -uitvoering. Voor het programma Ka s oo de Vee kolo ië is het uitga gspu t dat de p og a akoste iet hoge zulle zij da ca. 15 % van de toegekende middelen. Andere uitgangspunten zijn dat de middelen niet zullen worden besteed aan wetenschappelijk onderzoek (gebruik maken van lopend onderzoek is uiteraard toegestaan) en dat er sprake is van (een vorm van) cofinanciering, zowel t.a.v. de programmastructuur als de activiteiten. Door aan te sluiten bij bestaande lokale en regionale structuren en projecten blijven de overhead kosten beperkt. De kosten hebben betrekking op: 6

7 De programmaleiding, opgedragen aan de GGD e G o i ge en Drenthe: 0,8 fte met ondersteuning van 0,4 fte secretariaat (samen 1,2 fte) gedurende 8 jaar; De procesbegeleiding gedurende het eerste loopjaar van het programma, opgedragen aan het ZIf: 0,2 fte voor de periode van één jaar; De monitoring wordt ingezet op 0,1 fte voor de procesmonitor- en evaluatie, en 0,2 fte voor de inhoudelijke monitor, beide gemiddeld per jaar gedurende de looptijd van het programma; Voor de leiding van de drie programmalijnen wordt per lijn 0,15 fte gereserveerd, samen 0,45 fte gedurende 8 jaar; hierbij wordt uitgegaan van aanvullende inzet vanuit de leverende organisaties; Voor de overige kosten van de programmastructuur, en voor thematische activiteiten wordt uitgegaan van een maximum van 1% van de beschikbare middelen. Financieel beheer Het ministerie van VWS vraagt om één adres voor de ontvangst en verantwoording van de middelen. Gelet op de complexe programmastructuur met vele spelers en vormen, is een goed financieel beheer gedurende de looptijd van het programma van cruciaal belang. Het ZIF is, als verbinder en faciliteerder van de samenwerkende partijen in de sector volksgezondheid in staat en bereid om op te treden als ontvangende, uitbetalende en verantwoordende organisatie. Voor deze inzet wordt 0,2 fte toegewezen gedurende de looptijd van het programma. In totaal komen de kosten voor het programma daarmee op de inzet van 2,15 fte gedurende 8 jaar, eg oot op 5..- p.j.,, fte oo jaa 5..-, e o e ige koste.5.- p.j.). Daarmee blijven de programmakosten binnen de gestelde norm van 15%. In de bijlagen is een begroting opgenomen. 7. Fasering Een looptijd van 8 jaar is voor een gezondheidsprogramma uniek, maar ook een lange periode om te overzien. Onverwachte ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht kunnen werkenderwijs om aanpassing vragen, zowel in de programmastructuur als in de inhoud. De eerste maanden wordt doorgewerkt aan de ontwikkeling van een gezamenlijke focus en committent van alle actoren. Een gezamenlijke probleemdefinitie op basis van een inventarisatie van bestaand beleid, uitwerking van de doelstellingen naar operationele doelen en bijbehorende indicatoren en het opstellen van een Business Case staan in deze fase centraal. In de daaropvolgende periode wordt een gezamenlijk plan voor de komende drie jaar gemaakt. Gekozen is voor een periode van drie jaar omdat daarmee de eerste fase van Kans voor de Veenkoloniën gelijk oploopt met GIDS/Gezond in... Het plan voor deze eerste periode van drie jaar wordt uiterlijk 1 oktober 2015 ingediend bij VWS. Het amendement is eind 2014 aangenomen, en 2015 is het eerste jaar waarin geld beschikbaar kan komen. De iddele oo het lope d jaa o de este d oo ui k i s die i lij zij et de uitgangspunten en programmalijnen uit dit PvA. 8. Communicatieparagraaf Communicatie is bij een programma van deze omvang van groot belang. Binnen het programma onderscheiden we verschillende doelgroepen: gemeenten, VWS, de burgers, maatschappelijke- en zorgorganisaties, zorgverzekeraars en werkgevers. 7

8 De Centrale boodschap voor Kans voor de Veenkoloniën is dat hiermee de komende acht jaren het verschil kan worden gemaakt. Het programma staat voor een outreachende, positieve aanpak die verbindingen maakt tussen verschillende domeinen en sectoren die van invloed zijn op sociaal economische gezondheidsverschillen. Samen met burgers en organisaties wordt gezocht naar oplossingen en gebruik gemaakt van de kracht van de regio. Hiermee leveren we een bijdrage aan de leefbaarheid in het gebied en kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare zorg. Voor de verschillende doelgroepen formuleren we verschillende communicatiedoelen op het niveau van kennis (wat moeten ze weten), houding (hoe moeten ze er tegenover staan) en gedrag (wat moeten ze tijdens/na afloop van het project doen). Ook benoemen we de rol of functie tijdens het project. Vanaf welk moment kunnen ze meedenken, meebeslissen en mede-uitvoeren? Per doelgroep wordt beschreven hoe en wanneer we ze willen bereiken. Hierbij kunnen we denken aan overlegvormen, bijeenkomsten, (nieuws)brieven, brochures, advertenties, internet/intranet, enzovoort. Daarbij zal in het bijzonder worden gekeken naar de mogelijkheden die de social media iede o het ela g a gezo dheid tusse de o e te k ijge. Voo de he ke aa heid ij zo eel di e siteit, e o het p og a a ee eige gezi ht te ge e zal een apart logo worden ontworpen waarin enerzijds het karakter van de regio en het thema van het programma, anderzijds ook de verbinding tot uiting zal moeten komen. Voor het ontwerp wordt contact gezocht met daartoe geëigende opleidingen in de regio Veenkoloniën. Voor de communicatieactiviteiten wordt een planning gemaakt waarin wordt vermeld wat wanneer moet gebeuren. Dit wordt onderdeel van het definitieve projectplan; communicatie-activiteiten zijn daa i iet allee edoeld o te ze de, i.. te o u i e e o e het p og a a Ka s oo de Veenkoloniën, maar ook als inhoudelijke activiteit binnen het programma, bijvoorbeeld om de doelgroepen in beweging te krijgen. Voor de communicatie rondom het programma is op dit moment geen personele inzet opgenomen. In de voorbereiding wordt dit in het programmabureau ondergebracht en wordt met ondersteuning van de voorlichters van de stakeholders (bij wijze van cofinanciering) een communicatieplan gemaakt. Bijlagen: Organogram van de programmastructuur Begroting 8

9 Bijlage 1: organogram van de programmastructuur 9

10 Bijlage 2: begroting eerste jaar Begroting Kans voor de Veenkolonien UITGAVEN 12 maanden 1 juli juli 2016 Programmabureau Projectleider 0,8 fte secretariaat 0,4 fte Trekkers programmalijnen 0.15 fte x Proceseigenaar 0, Monitoring 0,3 (tot.) onvoorzien % 1,25milj Eerste jaar Ondersteuning 0, projectenbudget eerste jaar