NAUWKEURIGHEID VAN FORMULES VOOR

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NAUWKEURIGHEID VAN FORMULES VOOR"

Transcriptie

1 NAUWKEURIGHEID VAN FORMULES VOOR WINDOPZET AAN DE HAND VAN MEETGEGEVENS VAN HET IJSSELMEER CTB3000 BACHELOR EINDPROJECT C.C.L. Feij Auteur Ir. H.J. Verhagen Hoofdbegeleider Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen Sectie Waterbouwkunde 10 april 2015

2 VOORWOORD Dit rapport van mijn onderzoek naar de nauwkeurigheid van formules van windopzet, a.d.h.v. meetgegevens op en rond het IJsselmeer, is onderdeel van mijn bachelor eindproject, voor de afronding van de bachelor fase civiele techniek aan de TU Delft. Voor de totstandkoming van dit rapport zou ik hierbij graag ir. H.J. Verhagen en ing. M.Z. Voorendt, mijn begeleiders, willen bedanken voor hun hulp. Ik wens u veel plezier bij het lezen van dit rapport. Christiaan Feij, Delft, 10 april

3 INHOUDSOPGAVE Voorwoord... 1 Inhoudsopgave... 2 Abstract... 4 Inleiding en leeswijzer Model voor windopzet Windschuifspanning op het wateroppervlak Formule voor windopzet Meetgegevens Inleiding Windmetingen Waterstandmetingen Matchen van wind- en waterstandsmetingen Onderzochte gebieden Onderzoeksresultaten Gebruikte waarden Eerste conclusies onderzoeksgebied I Opwaaiing voorspellen met Verklaring voor het gebruik van en invloed van de temperatuur Resultaten deelgebieden II en III Vergelijking van de deelgebieden en parameteranalyse Vergelijking van de deelgebieden Gevoeligheid van de waterdiepte Gevoeligheid van de strijklengte en invloed van de windrichting Invloed windsnelheid Conclusie Standaardafwijking Inleiding Standaardafwijking van / Standaardafwijking van de voorspelde windopzet Dimensiloze windopzet Conclusie voor de standaardafwijking van de voorspelde opzet Conclusies en aanbevelingen Formule met Formule met Vergelijking tussen de beide formules Ontwerpformule Literatuurlijst

4 Bijlage A: Meetstations voor wind en waterstanden Bijlage B: Windsnelheid januari 2005 IJsselmeerstations Bijlage C: Windsnelheid januari 2005 Vlieland, Stavoren en Lelystad Bijlage D: Middelen van de waterstand Bijlage E: Metingen windopzet deelgebied I, Bijlage F: Metingen windopzet deelgebied I, Bijlage G: Metingen windopzet deelgebieden II en III, Bijlage H: Berekeningen standaardafwijking voor (deelgebied I) Bijlage I: Berekeningen standaardafwijking voor (deelgebied I) Bijlage J: Berekeningen standaardafwijking voor (deelgebied II)

5 ABSTRACT Voor meren is het gebruikelijk de windopzet te voorspellen met een formule die als parameters de strijklengte, de waterdiepte, de invalshoek van de wind en de windsnelheid in het kwadraat heeft. In deze formule zit een constante verwerkt die in de literatuur verschillende waarden heeft. In dit onderzoek wordt er gekeken naar de gemiddelde waarde en de standaardafwijking van deze constante a.d.h.v. meetgegevens rondom het IJsselmeer. Hieruit zal blijken dat deze formule met de windsnelheid in het kwadraat een erg slechte benadering is om de windopzet te voorspellen. De berekeningen komen echter veel dichter bij de realiteit wanneer de windsnelheid niet tot de tweede, maar tot de derde macht genomen wordt. Een verklaring hiervoor is een evenredigheid tussen de wrijvingscoëfficiënt tussen lucht en water en de windsnelheid. Voor het bepalen van de nauwkeurigheid van de formule wordt in eerste instantie gekeken naar een standaardafwijking van de constante in de formule. Met deze methode worden de resultaten voor grotere windopzetten echter erg onnauwkeurig. Een manier om dit op te lossen is door bij de voorspelde windopzet een constante op te tellen die een standaardafwijking heeft, en bij een waarde van nul de gemiddelde windopzet geeft. Deze standaardafwijking heeft een dimensie, en is afhankelijk van het beschouwde gebied. Het uiteindelijke resultaat is een nauwkeurige ontwerpformule waarin een standaardafwijking zit, die echter niet constant is voor elk gebied. 4

6 INLEIDING EN LEESWIJZER De waterstanden langs kusten en meren kunnen aanzienlijk verhoogd worden door opwaaiing. Dit is het verschijnsel waarbij het water opgestuwd wordt ten gevolge van de wrijving tussen het wateroppervlak en de wind. Deze waterstandsverhoging noemen we de windopzet. Om deze windopzet te voorspellen kan voor een gesloten meer de volgende formule gebruikt worden: ( ) Hierin is: Windopzet (m) Constante Windsnelheid, 10 meter boven het wateroppervlak (m/s) Waterdiepte (m) Strijklengte (m) Hoek van de kust t.o.v. de wind De constante is hierin een empirisch te bepalen waarde die geldt als een wrijvingscoëfficiënt tussen de wind en het wateroppervlak. In de literatuur worden verschillende waarden geadviseerd, echter is er geen goede informatie beschikbaar over de standaardafwijking van deze coëfficiënt. Het doel van dit onderzoek is om a.d.h.v. meetgegevens rondom het IJsselmeer de gemiddelde waarde en vooral de standaardafwijking van te bepalen. In hoofdstuk 1 zal eerst kort beschreven welke modellering gebruikt gaat worden en welke vereenvoudigingen hierbij gemaakt zijn. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de meetgegevens, de verantwoording voor hoe de gegevens gebruikt zijn en de deelgebieden die onderzocht worden. In hoofdstuk 3 zijn dan de resultaten te vinden van het onderzoek voor elke deelgebieden en zal gekeken worden of een aanpassing van de formule tot een nauwkeuriger resultaat leidt. Hoofdstuk 4 geeft een analyse van de verschillende parameters die voorkomen in de formule en hun gevoeligheid wordt hierin besproken. De standaardafwijking van wordt bepaald in hoofdstuk 5 en hieruit worden verschillende conclusies getrokken, welke in hoofdstuk 6 nog eens kort zijn samengevat. 5

7 1 MODEL VOOR WINDOPZET 1.1 WINDSCHUIFSPANNING OP HET WATEROPPERVLAK De drijvende kracht voor opwaaiing volgt uit een schuifspanning die de wind uitoefent op het wateroppervlak. Deze schuifspanning kan weergeven worden met de volgende formule: Hierbij is de schuifspanning en de windsnelheid. De coëfficiënt in deze formule is afhankelijk van verschillende factoren, o.a. de hoogte van de golven, de gelaagdheid van lucht en water en de dichtheid van de lucht. In de literatuur bestaan er verschillende vormen om deze coëfficiënt uit te drukken. Voor dit model zal in eerste instantie aangenomen worden dat deze constant is. (1.1) 1.2 FORMULE VOOR WINDOPZET De opwaaiing die ontstaat heeft het karakter van een lange golf: de golflengte is erg groot t.o.v. de diepte. Hieruit kan de continuïteitsvergelijking opgesteld worden voor een controlevolume. Bij deze laatste vergelijking worden in deze analyse de advectieve versnellingen verwaarloosd. Dit geeft de volgende vergelijking (Saathof, 1976): ( ) (1.2) Voor de modellering wordt uit gegaan van een rechthoekig meer met een constante rechthoekige doorsnede. Er is geen instroom of uitstroom in het gebied. Verder wordt voor de opwaaiing de situatie als stationair beschouwd. Dit wil zeggen dat de windrichting en -snelheid over een lange duur constant zijn waardoor het water in een evenwichtssituatie terecht komt. In dit geval vallen de lokale versnellingsterm en de wrijvingsterm weg uit de vergelijking vanwege het stationaire karakter (ondanks een circulatiestroom die ontstaat in verticale richting). Fysisch betekent dit dat de drijvende kracht van de wind evenwicht maakt met het effect van de zwaartekracht op het verhang van het water. Wat dan nog overblijft van de vergelijking kan herschreven worden naar de volgende vorm (zie ook figuur 1.1): Hierin is: Windopzet (m) Constante Windsnelheid, 10 meter boven het wateroppervlak (m/s) Waterdiepte (m) Strijklengte (m) Hoek van de kust t.o.v. de wind ( ) (1.3) U w W Strijklengte F Figuur 1.1 Schematisering formule van windopzet 6

8 De in de formule is een empirisch te bepalen constante. Uit metingen van de windsnelheid en de waterstanden kan met de bekende geometrie van het IJsselmeer deze constante bepaald worden. Binnen Nederland wordt de constante aangenomen als 3,4*10-6 (Deltacommissie, 1961). Er is echter geen informatie beschikbaar over de standaardafwijking van deze waarde. 7

9 2 MEETGEGEVENS 2.1 INLEIDING Om de constante te bepalen wordt gebruik gemaakt van de meetgegevens van de wind en de waterstanden. Er moet echter vaak een keuze gemaakt worden tussen gegevens om de werkelijkheid zo goed mogelijk te modelleren. In de volgende paragrafen worden de verschillende parameters van vergelijking (1.3) besproken, alsmede de aannames die gedaan worden verantwoord. In bijlage A is een kaart bijgevoegd met de locaties van de verschillende meetstations. 2.2 WINDMETINGEN Het KNMI doet windmetingen op verschillende meetstations binnen Nederland. Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de heersende wind op het IJsselmeer worden verschillende weerstations in de buurt van het IJsselmeer met elkaar vergeleken. De relevante windstations zijn: Stavoren, De Kooy (Den Helder), Lelystad, Leeuwarden en Marknesse. Voor dit onderzoek zullen de windmetingen van Stavoren gebruikt worden. Het meetstation van Stavoren ligt in een open landschap en zeer dicht bij het IJsselmeer, en wordt bij een noord- en zuidwestelijke wind dus nauwelijks beïnvloed door het land. Het huidige windstation heeft geen wijzigingen ondergaan sinds januari In dit onderzoek worden alleen de noord- en zuidwestelijke richtingen gebruikt. De geschiedenis leert dat de windsnelheid in deze richtingen het hoogst is en het meest frequent voorkomen, waardoor deze richtingen uitermate geschikt zijn voor het onderzoek. Bij een vergelijking van met andere windstations rond het IJsselmeer voor windrichtingen tussen de 310 en 10 graden blijkt dat de metingen van Stavoren boven die van de rest uitkomen (zie Bijlage B: Windsnelheid januari 2005 IJsselmeerstations), met name voor hogere windsnelheden. Bij een vergelijking met enkele kuststations blijkt dat de metingen van Stavoren hier weer onder liggen (zie Bijlage C: Windsnelheid januari 2005 Vlieland, Stavoren en Lelystad). Dit is ook logisch, gezien deze laatste nagenoeg de wind boven zee meten, en de overige stations rond het IJsselmeer de landwind meten. Over het IJsselmeer waait dus een wind die tussen de zee- en de landwind in ligt. 2.3 WATERSTANDMETINGEN Rijkswaterstaat doet op verschillende plekken rond het IJsselmeer metingen van de waterstand. De relevante locaties zijn Den Oever (binnen), Kornwerderzand (binnen), Lemmer en de Houtribsluizen (noord). Gezien de sterke schommelingen in de waterstanden (zie Bijlage D: Middelen van de waterstand), met name wanneer het winterpeil wordt gehandhaafd, is het nodig om bij elke meting de gemiddelde waterstand in het IJsselmeer te bepalen t.o.v. NAP, dit wordt gedaan door de waterstanden te middelen. Voor de waterdiepte wordt de gemiddelde diepte van het relevante gebied bepaald a.d.h.v. de waterkaart van het IJsselmeer. Samen met de hoogte van het winterpeil (NAP-0,4m) kan dan de waterstand t.o.v. de bodem bepaald worden (de in vergelijking (1.3)). 2.4 MATCHEN VAN WIND- EN WATERSTANDSMETINGEN De metingen voor de windsnelheid bestaan uit uurgemiddelden, waar elke meting van de waterstand een gemiddelde is van de afgelopen 10 minuten. Tevens moet er gekeken worden naar wat de vertraging van de waterstand is t.o.v. de gemeten wind. Opwaaiing treedt immers niet op het moment dat de windsnelheid omhoog gaat, maar een bepaalde tijd hierna. 8

10 Windsnelheid (m/s) / Waterstand (0,01 cm) Bij het beschouwen van de waterstandsmetingen blijkt dat de waterstand een sterk periodiek karakter heeft met een zeer korte periode. Als voorbeeld is in Bijlage D: Middelen van de waterstand de waterstand op 28 oktober 2002 opgenomen. Er wordt ervoor gekozen om voor de waterstand uurgemiddelden te nemen. Dit middelt de waterstanden waardoor deze per uur constanter zijn. Dit maakt het ook mogelijk om de waterstanden eenvoudig te matchen met de windsnelheden. De opwaaiing t.g.v. de wind op een bepaald tijdsinterval wordt bepaald met het gemiddelde van de waterstand over de volgende drie uur na dit tijdsinterval. In Grafiek 2.1 is deze gemiddelde waterstand bij de Houtribsluizen (vermenigvuldigd met 100 om dit te kunnen vergelijken met de windsnelheden) voor september 2002 vergeleken met de windsnelheid. In deze grafiek is op te merken dat vooral de pieken, waar de resultaten het nauwkeurigst zullen zijn, overeenkomen Windsnelheid en waterstand september Metingen Windsnelheid Gemiddelde waterstand gedurende 3 uur Grafiek 2.1 Matchen van windsnelheden en waterstanden 9

11 2.5 ONDERZOCHTE GEBIEDEN Het IJsselmeer is geen perfect rechthoekig meer met een constante doorsnede. Voor de meeste richtingen is het dus lastig om het gebied te modelleren. Er worden meerdere deelgebieden onderzocht. Figuur 2.1 markeert de deelgebieden op de kaart van het IJsselmeer. Het eerste deelgebied ligt in de noordwestelijke richting. Dit betekent dat zowel de waterstanden bij Den oever, Kornwerderzand en de Houtribsluizen gebruikt kunnen worden om de windopzet te bepalen. Dit gebied wordt gezien als het betrouwbaarste gebied voor het bepalen van. De reden hiervoor wordt verder toegelicht in hoofdstuk 4. Het tweede gebied ligt in de zuidwestelijke richting tussen Enkhuizen en Lemmer, waarbij de waterstanden van alle vier de meetlocaties gebruikt kunnen worden om de waterstand te bepalen. De waterstand in Lemmer zal dan maatgevend zijn voor de windopzet. Het gebied is echter niet ideaal door de onregelmati- Figuur 2.1 Deelgebieden op het IJsselmeer (Google Maps) ge geografie in de buurt van Lemmer en de strijklengte is een stuk korter dan die van het eerste deelgebied. Het derde deelgebied ligt ook in de zuidwestelijke richting, tussen Den Oever en Makkum. Voor het bepalen van de windopzet zal de waterstand van Kornwerderzand worden gebruikt. Dit zorgt ervoor dat in deze richtingen twee sets resultaten zullen zodat deze met elkaar vergeleken kunnen worden. 10

12 Wm 3 ONDERZOEKSRESULTATEN 3.1 GEBRUIKTE WAARDEN De in het vorige hoofdstuk beschreven meetgegevens tussen 2000 en 2013 worden gebruikt om het verband te onderzoeken tussen de gemeten en de voorspelde windopzet. De gemiddelde diepte wordt per gebied geschat m.b.v. de waterkaart van het gebied. In de noordwestelijke richting wordt de gemiddelde waterstand t.o.v. NAP bepaald door: Hierbij is de gemiddelde waterhoogte aan de hogerwal gemiddeld met die aan de lagerwal. Voor de zuidwestelijke richting is het gemiddelde genomen van Den Oever, Kornwerderzand, Lemmer en de Houtribsluizen. De strijklengte is de maximale afstand in de richting van het gebied, respectievelijk 50 km, 30 km en 25 km voor de drie deelgebieden. De hoek die de wind maakt met de kust wordt gelijk gesteld aan nul, gezien het vlakke landschap. De windopzet wordt berekend als het verschil tussen de gemeten waterstand aan de lagerwal en de gemiddelde waterstand over het hele IJsselmeer. Alleen windrichtingen die maximaal 5 afwijken van de relevante windrichting worden gebruikt, met een minimale windsnelheid van 10 m/s. De waterdiepten voor de drie deelgebieden zijn geschat op respectievelijk 5,4 m, 4,2 m en 4,0 m t.o.v. NAP. In de volgende paragrafen wordt gewerkt met de gemeten windopzet ( ), de voorspelde windopzetting ( ), de constante en de voorspelde windopzetting waarbij niet is meegenomen ( ). Deze laatste waarde wordt berekend uit: (3.1) (3.2) 3.2 EERSTE CONCLUSIES ONDERZOEKSGEBIED I In grafiek 3.1 (zie Bijlage E: voor een uitvergroting) zijn de resultaten voor de gemeten opzet en de voorspelde opzet ( ) tegen elkaar uitgezet en is een regressielijn bepaald met de kleinstekwadratenmethode. In het ideale geval zouden alle punten op een rechte lijn moeten liggen. De richtingscoëfficiënt van die lijn is. Deze rechte lijn zou in principe door het snijpunt van de assen moeten gaan. De zwarte lijn in de grafiek is de trendlijn van de puntenwolk, deze geeft een correlatiecoëfficiënt van 0,87. 0,70 0,60 0,50 0,40 0,30 0,20 0,10 y = 2,19E-06x R² = 7,52E-01 Uit de grafiek is duidelijk te zien dat alle waarden zich binnen een bepaalde marge van de trendlijn bevinden. Waarden die buiten dit bereik zitten zijn te verklaren uit meetfouten of doordat de gebruikte modellering en verwerking niet geschikt zijn voor die specifieke situatie. 0,00 0,0E+00 5,0E+04 1,0E+05 1,5E+05 2,0E+05 Wp' Grafiek 3.1 Verband tussen W p en W p volgens vergelijking (1.3) voor deelgebied I 11

13 Wm Wm Voor de hogere waarden is echter te zien dat deze voornamelijk boven de trendlijn uitkomen. Deze hoge waarden zijn wel het nauwkeurigst en het voorspellen van hoge waarden is de voornaamste toepassing. Op deze manier zou er bij het voorspellen van waterstanden altijd een onderschatting gemaakt worden. Het is mogelijk te veronderstellen dat deze lijn niet door het snijpunt van de assen gaat (groene lijn in grafiek 3.1), Dit zou betekenen dat er voor de voorspelde windopzet niet alleen met gewerkt kan worden, maar dat bij het resultaat nog een zekere waarde opgeteld moet worden. Een andere manier om naar de grafiek te kijken is door te onderzoeken of een lineaire benadering voor de puntenwolk wel een goede methode is. Wanneer er bijvoorbeeld een polynoom wordt gebruikt als benadering lijkt dit op het eerste gezicht een beter resultaat te geven. Hier wordt in de volgende paragraaf op ingegaan. In grafiek 3.1 blijkt verder dat de meetpunten zich ophopen op bepaalde waarden voor. De verklaring hiervoor is te vinden in de formule. Voor de meetgegevens zijn alleen de diepte en de windsnelheid variabel. De windsnelheid heeft hier de grootste invloed door ten eerste het kwadraat dat gebruikt wordt, en ten tweede de grote variatie in windsnelheden. De metingen van de wind komen voor in intervallen van 1 m/s. Dit wordt verder nog gekwadrateerd, waardoor de waarden verder uit elkaar komen te liggen. De invloed van de variabele diepte is echter gering en hebben dus een kleine invloed. Dit samen verklaart waarom de punten in horizontale zin geconcentreerd liggen. 3.3 OPWAAIING VOORSPELLEN MET In paragraaf 3.2 is dus geconcludeerd dat een lineair verband tussen de windsnelheid in het kwadraat en de gemeten windopzet niet toereikend is. De windsnelheid is de enige variabele in vergelijking (1.3) en zal dus aangepast moeten worden. Hiervoor zal de volgende formule gebruikt worden: ( ) (3.3) In deze formule is nu gebruikt i.p.v. om duidelijk te maken dat het in dit geval om een andere constante gaat. Grafiek 3.2 en grafiek 3.3 geven nu het verband tussen de nieuwe en respectievelijk (zie bijlage F voor een uitvergroting). 0,70 0,60 0,50 0,40 0,30 0,20 0,10 y = 1,68E-07x R² = 7,86E-01 0,00 0,0E+00 2,0E+06 4,0E+06 Wp' 0,60 0,50 0,40 0,30 0,20 0,10 0,00 0,00 0,20 0,40 Wp Grafiek 3.2 Verband tussen en volgens vergelijking (3.3) voor deelgebied I Grafiek 3.3 Verband tussen en volgens vergelijking (3.3) voor deelgebied I In deze nieuwe benadering is te zien dat nu ook bij hogere windsnelheden de voorspelde waterstanden in de buurt liggen van de trendlijn. 12

14 3.4 VERKLARING VOOR HET GEBRUIK VAN EN INVLOED VAN DE TEMPERATUUR Bij het bepalen van de windschuifspanning is in vergelijking (1.1) ervanuit gegaan dat deze recht evenredig is met de windsnelheid in het kwadraat. Hierin is een constante opgenomen die afhankelijk is van verschillende factoren. Uit een onderzoek van Smith (1988) naar -waarden voor oceanen voor windschuifspanningen, blijkt dat de -waarde varieert met de windsnelheid en de temperatuur (zie Figuur 3.1). Deze wrijvingscoëfficiënten gelden echter voor oceanen. De wrijving wordt mede bepaald door het karakter van de golven (welke weer een verband heeft met de windsnelheid). Het IJsselmeer wordt in tegenstelling tot een oceaan gekenmerkt door lage golfhoogten met een korte golflengte. Deze wrijvingscoëfficiënten kunnen dus niet zonder verder onderzoek gebruikt worden voor het IJsselmeer. Figuur 3.1 C D waarden voor variërende temperaturen en windsnelheden op oceanen (Smith, 1988:15469) Er kan echter wel gekeken worden naar de tendens van de wrijvingscoëfficiënt. Hieruit worden twee conclusies getrokken. Ten eerste is in figuur 3.2 duidelijk te zien dat de temperatuur, met name nabij en onder het vriespunt, een grote invloed heeft op de wrijvingscoëfficiënt, met name voor temperaturen onder de 5 C voor lage windsnelheden. Het uitsluiten van meetresultaten waarbij de temperatuur laag is blijkt geen invloed te hebben op de onderzoeksresultaten, wat logisch is gezien de geringe invloed bij hogere windsnelheden. Een tweede conclusie die getrokken kan worden is dat voor een constante temperatuur de wrijvingscoëfficiënt ongeveer lineair toeneemt met de windsnelheid. Dit is dus de verklaring waarom de windsnelheid in de vorige paragraaf tot de derde macht wordt genomen. Dit geeft een andere definitie voor in vergelijking (1.3): (3.4) Figuur 3.2 C D waarden uitgezet tegenover de windsnelheid voor verschillende temperaturen Waarin een wrijvingsconstante is. (Smith, 1988:15469) (

15 Wm Wm 3.5 RESULTATEN DEELGEBIEDEN II EN III In grafiek 3.4 staan de resultaten voor deelgebied II. De methode is dezelfde als in (3.3) is gebruikt (dus met een derde macht voor de windsnelheid), met als enige verschil dat de gemiddelde diepte geschat is op 4,2 m t.o.v. NAP. De vorm van de grafiek is gelijkaardig aan die van grafiek 3.2, met als grote verschil dat de verticale spreiding van de metingen groter is geworden. Grafiek 3.5 weergeeft de resultaten van deelgebied III. De methode is opnieuw equivalent aan die van de andere deelgebieden. Een vergelijking tussen de verschillende deelgebieden en de conclusies die hieruit getrokken kunnen worden, zullen besproken worden in het volgende hoofdstuk. Uitvergrotingen van de grafieken zijn terug te vinden in Bijlage G: Metingen windopzet deelgebieden II en III,. 0,70 0,60 y = 1,75E-07x R² = 5,18E-01 0,70 0,60 y = 2,28E-07x R² = 4,90E-01 0,50 0,50 0,40 0,40 0,30 0,30 0,20 0,20 0,10 0,10 0,00 0,0E+00 1,0E+06 2,0E+06 3,0E+06 Wp' 0,00 0,0E+00 1,0E+06 2,0E+06 3,0E+06 Wp' Grafiek 3.4 (links) Verband tussen en volgens vergelijking (3.3) voor deelgebied II Grafiek 3.5 (rechts) Verband tussen en volgens vergelijking (3.3) voor deelgebied III 14

16 4 VERGELIJKING VAN DE DEELGEBIEDEN EN PARAMETERANALYSE 4.1 VERGELIJKING VAN DE DEELGEBIEDEN Worden de grafieken die het verband tussen en geven voor de verschillende deelgebieden met elkaar vergeleken dan zijn er duidelijke overeenkomsten en verschillen te zien. De vormen van de puntenwolken van de verschillende deelgebieden zijn erg gelijkaardig: er is een rechte lijn door de oorsprong te trekken, waarrond de punten gefocust zijn. De verticale spreiding van de punten is echter verschillend. In de noordwestelijke richting is deze duidelijk een stuk kleiner dan in de zuidwestelijke richtingen. Dit is ook te zien aan de correlatiecoëfficiënt die voor deelgebied I gelijk is aan 0,9 waar die voor de andere twee deelgebieden gelijk is aan 0,7. Een eenvoudige verklaring hiervoor is dat de noordwestelijke richting beter overeenkomt met het model en dat de strijklengte een stuk langer is. Dit maakt dat de resultaten een stuk nauwkeuriger zijn. Door de resultaten voor de verschillende deelgebieden te vergelijken is het mogelijk om een analyse maken van de verschillende parameters in formule (3.3), voor het leesgemak nogmaals gegeven: ( ) (4.1) De gebieden hebben een verschillende geometrie, maar in principe zouden de resultaten ( dus) hetzelfde moeten zijn. Aan de hand hiervan kan er gekeken worden naar de gevoeligheid van de waterdiepte, de strijklengte en de windrichting. 4.2 GEVOELIGHEID VAN DE WATERDIEPTE De waterdiepte blijkt een hele gevoelige parameter te zijn die heel nauwkeurig bepaald moet worden. De bodemdiepte van een meer varieert sterk en een gemiddelde bepalen is erg lastig. Wordt bijvoorbeeld bij deelgebied II de gemiddelde diepte van het IJsselmeer genomen (±5,9 m t.o.v. NAP) dan komt de waarde voor de voorspelde windopzet tot een factor 1,4 lager uit dan wanneer de diepte van het deelgebied zelf wordt bekeken. De waterdiepte wordt bepaald door bij de bodemdiepte de momentele waterstand op te tellen. Deze waterstand zorgt voor kleine fluctuaties in de waterdiepte. De waterstand voor 2010 is te zien in grafiek 4.1. Wanneer het zomerpeil van het IJsselmeer gehandhaafd wordt blijkt dat deze verschillen verwaarloosbaar zijn (de verschillen in de waterdiepte zijn kleiner dan 2% t.o.v. het gemiddelde zomerpeil). Wanneer het winterpeil wordt gehandhaafd blijkt dat de verschillen groter zijn, echter niet meer dan 5% t.o.v. het gemiddelde winterpeil. Onnauwkeurigheden in het meten of bepalen van de waterstand hebben dus een kleine invloed op het voorspellen van de waterstand. Het zomer- of winterpeil gebruiken voor het bepalen van de waterdiepte is dus een gerechtvaardigde vereenvoudiging, gezien de verschillen klein zijn. In het algemeen geldt dat dit alleen kan als de schommelingen in de waterstand klein zijn t.o.v. de gemiddelde waterdiepte. 15

17 Waterstand t.o.v. NAP (cm) Maanden Grafiek 4.1 Gemiddelde waterstand in 2010 (gemiddelde van de vier meetstations) De waterdiepte is dus een hele belangrijke parameter in de formule, waar vooral de bodemdiepte van het gebied zo nauwkeurig mogelijk bepaald moet worden en de invloed van de waterstand gering is. 4.3 GEVOELIGHEID VAN DE STRIJKLENGTE EN INVLOED VAN DE WINDRICHTING Wanneer het werkelijke meer goed aansluit bij het model dan is de strijklengte eenvoudigweg te bepalen door de maximale afstand te nemen tussen de hoger- en lagerwal. De strijklengte is doorgaans een grote waarde (bij deelgebied I 50 km) waardoor een kleine onnauwkeurigheid weinig invloed zal hebben. Als het meer echter minder goed aansluit bij het model, zoals deelgebied III bij een westzuidwestelijke wind, dan is de strijklengte een stuk lastiger te bepalen. In dit voorbeeld zal de strijklengte ergens tussen de 30 km en de 50 km liggen, en dit maakt natuurlijk wel een groot verschil. Hieruit blijkt dat een goede modellering essentieel is. Bij het gebruik van de resultaten zijn windrichtingen is er bewust voor gekozen om alleen windrichtingen te nemen die een maximale afwijking hebben van 5 hebben met de lengterichting van het gebied (door de nauwkeurigheid van de metingen is een afwijking kleiner dan 5 niet mogelijk). Wanneer de windrichting meer afwijkt kan het zijn dat de modellering niet meer klopt, zoals bij deelgebied III. Voor dit gebied zijn de windrichtingen 220 en 230 gebruikt. Wordt bijvoorbeeld windrichting 210 bekeken, dan gaat de gemiddelde waarde van van 2,3*10-7 naar 3,2*10-7. Dit is ook logisch, want bij een kleine verandering van de richting, wordt Kornwerderzand opeens het afvoerputje van het hele IJsselmeer, en is de exacte strijklengte op het eerste gezicht niet duidelijk te bepalen. Het verschil is zelfs al te merken wanneer de richtingen 220 en 230 worden vergeleken: een van respectievelijk 2,7*10-7 tegenover 2,1*10-7. Een klein verschil in de windrichting geeft dus een heel ander resultaat. Bij deelgebied I gebeurt hetzelfde bij een kleine schifting in noordelijke richting, gezien de strijklengte toeneemt. Hieruit valt te concluderen dat alleen de meest exacte windrichtingen die bij een gebied passen gebruikt kunnen worden. Dit model is sterk afhankelijk van de geometrie en de windrichting. In dit on- 16

18 derzoek zal verder geen aandacht besteed worden aan hoe de parameters aangepast moeten worden om aan de modellering te voldoen. 4.4 INVLOED WINDSNELHEID De windsnelheid is met de tweede dan wel derde macht een zeer invloedrijke variabele in de formule. Voor het bepalen van de maximale windopzet moet de maximaal voorkomende windsnelheid bepaald worden. In tabel 4.1 zijn enkele voorspelde windopzetten bepaald voor een waterdiepte van 5 m, een strijklengte van 50 km en een en van respectievelijk 3,4*10-6 en 1,7* Tabel 4.1 Berekende windopzetten voor verschillende windsnelheden (vgl. 1.3) (vgl. 3.3) 15 0,39 0, ,44 0, ,50 0, ,56 0, ,63 0, ,69 0, ,76 0, ,84 0, ,92 1, ,00 1, ,08 1,35 Hieruit blijkt de grote invloed van de windsnelheid. Bij een windsnelheid van 25 m/s is de verwachte opwaaiing bij het gebruik van de derde macht ongeveer dubbel zo groot dan bij 20 m/s. Bij een vergelijking van de derde en de tweede macht blijkt dat hoe hoger de windsnelheid boven de 20 m/s, hoe groter het verschil tussen de twee methoden. De metingen op het IJsselmeer voor de gebruikte windrichtingen gaan slechts tot de 20 m/s. Dit betekent dat er voor hogere windsnelheden geen bevestiging is voor welke methode het nauwkeurigst is. Wanneer de maatgevende windsnelheid probabilistisch bepaald wordt moet er dus rekening mee gehouden worden dat de keuze hiervan een hele sterke invloed heeft op de verwachten waterstand. Als voorbeeld voor deelgebied I: de hoogst gemeten windsnelheid is 22 m/s, terwijl op het IJsselmeer de hoogste windsnelheid 24 m/s is gemeten (13 januari 1993 en 28 oktober 2013), dit zou kunnen betekenen dat een 30% hogere opwaaiing mogelijk is. 4.5 CONCLUSIE De verschillende parameters van de formule blijken een grote invloed te hebben op het gebruik van de formule. Veruit het belangrijkst is het model dat gebruikt wordt voor de berekening. Het onderzochte gebied moet voldoende aansluiten bij het rechthoekige model voor nauwkeurige voorspellingen van de waterstand. Wanneer hieraan voldaan wordt, is kennis van de bodemdiepte en de maatgevende windsnelheid een vereiste om de windopzet nauwkeurig te kunnen voorspellen. 1 1,7*10-7 is het gemiddelde berekend in hoofdstuk 3 voor de formule met, 3,4*10-6 is de waarde die door Rijkswaterstaat wordt gehanteerd voor de formule met. 17

19 Wm 5 STANDAARDAFWIJKING 5.1 INLEIDING Het is duidelijk te zien uit de grafieken 3.1 t/m 3.4 dat er een onzekerheid zit bij het voorspellen van de windopzet. In dit hoofdstuk zal geprobeerd worden een algemene standaardafwijking voor en te vinden. Hiervoor zal eerst gekeken worden of het relevant is deze in de of te vinden (dus evenredig is met de windsnelheid in het kwadraat dan wel tot de derde macht). Hierna zal gekeken worden of er een constante afwijking is, onafhankelijk van de windsnelheid. 5.2 STANDAARDAFWIJKING VAN / Eerst wordt de standaardafwijking verwerkt in de waarde voor. Dit betekent dus dat de standaardafwijking recht evenredig is met de windsnelheid tot de derde macht: ( ) ( ) (5.1) Hierin is het aantal keer dat de standaardafwijking genomen wordt, en de standaardafwijking zelf. Deze formule kan herschreven worden zodat deze een rechte lijn voorstelt in het een, - grafiek: ( ) (5.2) ( ) (5.3) In grafiek 5.1 (uitvergroting en aanvullende details inbijlage H: Berekeningen standaardafwijking voor (deelgebied I)) zijn de resultaten hiervan weergeven. Voor is een waarde van 1,7*10-7 gebruikt, de gemiddelde waarde zoals bepaald in hoofdstuk 4. De oranje, gele en groene lijn geven respectievelijk een keer, twee keer en drie keer de standaardafwijking. 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0,0 0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 Wp Grafiek 5.1 Gemeten windopzet uitgezet tegenover de voorspelde windopzet (deelgebied I, ) 18

20 Wm De standaardafwijking is hier gelijk aan 0,26. Uit deze grafiek is direct te zien dat dit geen goede methode is om de standaardafwijking te bepalen. De afwijking wordt alsmaar groter naarmate groter wordt, terwijl de metingen overal dicht bij de gemiddelde waarde uitkomen. De waarden die hieruit volgen zijn ook niet relevant: wordt bijvoorbeeld een windopzet van 0,5 m voorspeld, dan zou bij drie keer de standaardafwijking betekenen dat er ook mogelijk een windopzet van 0,9 m kan optreden, die een heel stuk groter is en ook niet voorkomt. Op dezelfde manier wordt de standaardafwijking bepaald voor standaardafwijking voor (deelgebied I)). (zie ook Bijlage I: Berekeningen 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0,0 0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 Wp Grafiek 5.2 Gemeten windopzet uitgezet tegenover de voorspelde windopzet (deelgebied I, ) De standaardafwijking is hier gelijk aan 0,23. In dit geval blijkt dat ook deze benadering niet goed aansluit bij de puntenwolk. Anders dan bij de derde macht voor is dat de hogere waarden alleen maar boven het gemiddelde liggen. Bij deze methode moet er opgemerkt worden dat de standaardafwijking wel afhankelijk is van de meetgegevens die gebruikt worden. Worden alleen metingen van hogere windsnelheden gebruikt dan valt de standaardafwijking lager uit, omgekeerd valt bij het gebruik van metingen van lagere windsnelheden de standaardafwijking lager uit. 5.3 STANDAARDAFWIJKING VAN DE VOORSPELDE WINDOPZET Uit grafieken 5.1 en 5.2 blijkt dat de waarden altijd op ongeveer dezelfde afstand van het gemiddelde blijven. Daarom wordt er nu naar de standaardafwijking van de voorspelde windopzet gekeken. Deze standaardafwijking is dus constant voor elke voorspelde windopzet en heeft dus ook een dimensie: een lengte. De standaardafwijking wordt in de volgende formule gegeven: (5.4) 19

21 Wm Wm Dit geeft het volgende resultaat voor zowel en in grafieken 5.3 (zie ook bijlage Bijlage H: Berekeningen standaardafwijking voor (deelgebied I) en Bijlage I: Berekeningen standaardafwijking voor (deelgebied I)): 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0,0 0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 Wp 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0,0 0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 Wp Grafiek 5.3 Gemeten windopzet uitgezet tegenover de voorspelde windopzet (deelgebied I, ) Grafiek 5.4 Gemeten windopzet uitgezet tegenover de voorspelde windopzet (deelgebied I, ) De standaardafwijkingen zijn respectievelijk voor en gelijk aan 0,033 m en 0,036 m. Voor grafiek 5.3 geldt dat deze methode om de standaardafwijking te bepalen veel meer overeenstemt met de puntenwolk. Ook voor hogere waarden blijkt dat vrijwel alle punten binnen drie keer de standaardafwijking liggen. Wordt de standaardafwijking voor een voorspelde opzet van bijvoorbeeld 0,5 m vergeleken met die van paragraaf 5.2 dan blijkt dat deze veel lager uitvalt, namelijk 0,6 m. Deze methode blijkt dus een stuk nauwkeurig te zijn. In grafiek 5.4 is het echter anders. Hoewel de standaardafwijking goed aan lijkt te sluiten bij de puntenwolk is duidelijk te zien dat voor hogere waarden de gemeten windopzetten een stuk hoger liggen. De hoogste waarden komen regelmatig boven drie keer de standaardafwijking uit, wat voor het voorspellen van de maximale windopzet erg ongunstig is en er zal hiervoor dus een veel grotere marge gebruikt moeten worden. Gezien deze methode in ieder geval voor algemene vorm: goed aansluit, wordt formule (5.4) herschreven naar de ( ) (5.5) De waarde in de formule heeft hierbij een standaardafwijking. Een groot probleem is dat geen constante is, maar afhankelijk is. Dit komt doordat deze een dimensie heeft en dit geval, en wordt geïllustreerd door de resultaten van deelgebied II, zoals te zien is in grafiek 5.5 (zie ook Bijlage J: Berekeningen standaardafwijking voor (deelgebied II)). 20

22 Wm 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0,0 0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 Wp Grafiek 5.5 Gemeten windopzet uitgezet tegenover de voorspelde windopzet (deelgebied II, ) De standaardafwijking is in dit geval 0,047 m en is dus significant hoger dan in deelgebied I. De resultaten van deelgebied I zijn dus een stuk nauwkeuriger. Verder heeft de grafiek een gelijkaardige vorm aan die van deelgebied I. Deelgebied III wordt niet meer gebruikt. De reden hiervoor is dat deze waarden hoger uitkomen, en dit gebied te gevoelig blijkt te zijn voor een veranderende windrichting (zoals eerder beschreven in hoofdstuk 4), waardoor de resultaten niet representatief genoeg zijn. 5.4 DIMENSILOZE WINDOPZET Om te kijken of er een standaardafwijking bepaald kan worden die onafhankelijk is wordt er gekeken of de windopzet dimensieloos gemaakt kan worden zodat deze altijd geldig is. De standaardafwijking blijkt, zoals beschreven in paragraaf 5.3, afhankelijk te zijn. De enige parameters die verschillen tussen deelgebieden I en II zijn de waterdiepte en de strijklengte. De standaardafwijking zou dus afhankelijk moeten zijn van deze parameters, en dus de geometrie van het meer. Gezien de verschillen in de waterdiepte tussen de twee gebieden veel kleiner zijn dan tussen de strijklengtes zal de formule voor windopzet dimensieloos gemaakt worden door te delen door de strijklengte. Dit geeft dan: ( ) ( 5.6 ) Hierin is de dimensieloze windopzet, gelijk aan en heeft een dimensieloze standaardafwijking. In dit geval zou echter de standaardafwijking (in meter) evenredig zijn met de strijklengte: hoe groter de strijklengte, hoe onnauwkeuriger de voorspelling. Dit spreekt echter de resultaten van deelgebieden I en II tegen: gezien de voorspelde windopzet juist nauwkeuriger blijkt te zijn voor een grotere strijklengte. Een dimensieloze windopzet zou de beste manier zijn om een standaardafwijking voor de windopzet te geven. In dit onderzoek al er hier niet verder op in gegaan worden, gezien er te weinig gegevens hiervoor zijn (meerdere standaardafwijkingen van andere gebieden zijn hiervoor nodig). 21

23 5.5 CONCLUSIE VOOR DE STANDAARDAFWIJKING VAN DE VOORSPELDE OPZET In grafiek 5.3 is duidelijk te zien dat deze methode het meest nauwkeurig is. Echter levert dit het probleem op dat de standaardafwijking een dimensie heeft en afhankelijk is van de geometrie van het meer. Dit onderzoek geeft met de twee deelgebieden I en II onvoldoende resultaten om hier iets zinnigs over te zeggen, behalve dat het erop lijkt dat de standaardafwijking omgekeerd evenredig is met de strijklengte. Welk verband er precies bestaat is niet te bepalen, gezien er slechts twee waarden van de standaardafwijking bekend zijn. 22

24 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 6.1 FORMULE MET ( ) (1.3) Wordt deze formule gebruikt dan komt hier een gemiddelde waarde uit voor van 2,2*10-6. Echter blijkt dat de berekende windopzet voor hogere windsnelheden een stuk hoger ligt dan de berekende opzet gebruik makende van deze constante. Het gebruik van een standaardafwijking van is een slechte optie. In paragraaf 5.2 is beschreven hoe de resultaten voor hogere windopzetten steeds onnauwkeuriger worden. Het gebruik van een standaardafwijking voor de voorspelde windopzet wordt ook niet aangeraden. Deze lijkt op het eerste zicht nauwkeuriger te zijn, maar voor hogere windsnelheden blijken de gemeten windopzetten regelmatig boven de voorspelde opzetten uit te komen. Wordt naar de meetpunten zelf gekeken dan blijkt dat deze niet goed overeenkomen met de formule. 6.2 FORMULE MET ( ) (3.1) Wordt de waarde van gelijk gesteld als een constante vermenigvuldigd met de windsnelheid dan is de windopzet evenredig met en de meetpunten sluiten een stuk beter aan bij het gebruik van deze formule. Deze formule geeft een gemiddelde waarde voor van 1,7*10-7. Ook hier geldt dat bij het gebruik van een standaardafwijking voor erg onnauwkeurig wordt. Een methode die beter aansluit bij de meetresultaten is het gebruik van een standaardafwijking van de berekende windopzet. Deze methode blijkt een stuk nauwkeuriger te zijn en in deelgebied I lijdt dit tot een standaardafwijking van slechts 0,033 m. Echter is deze standaardafwijking niet dimensieloos, en is dus niet toe te passen op andere gebieden. Deze standaardafwijking lijkt een omgekeerd evenredig verband te hebben met de strijklengte, maar op basis van dit onderzoek kunnen hier geen conclusies uit getrokken worden. Voor het bepalen van dit verband zal een onderzoek zijn in meerdere gebieden met een verschillende geometrie. 6.3 VERGELIJKING TUSSEN DE BEIDE FORMULES Tot slot worden beide formules met elkaar vergeleken. De voorspelde windopzet van deze formules zullen (ongeveer) aan elkaar gelijk zijn voor een windsnelheid tussen de 10 m/s en 15 m/s. Voor kleinere waarden is de windopzet niet relevant. Voor hogere waarden zal de windopzet berekend met de derde macht hoger uitvallen dan die met de tweede macht. De derde macht geeft een windopzet die beter overeenkomt met de meetresultaten dan een tweede macht, die bij hogere windsnelheden de windopzet onderschat. De standaardafwijking van beide formules voor de is bepaald, maar is onnauwkeurig, en geeft vooral voor de derde macht een zware overschatting voor hogere windsnelheden. Een standaardafwijking van de windopzet bij de derde macht is een benadering die zeer geschikt is, alleen is deze afhankelijk van de geometrie van het gebied en is dus met dit onderzoek niet exact te bepalen. Dit onderzoek kan echter wel een orde van grootte van de standaardafwijking geven: voor deelgebied II 23

25 met een strijklengte van 30 km en een diepte van 4,2 m ligt is deze ongeveer 0,05 m en neemt af als de strijklengte groter wordt. Samengevat: de formule met de derde macht is veel nauwkeuriger met een kleine maar onbekende marge; de formule met de tweede macht is een stuk onnauwkeuriger. 6.4 ONTWERPFORMULE Tot slot wordt een ontwerpformule gegeven voor het berekenen van de windopzet. Dit onderzoek is alleen gericht op het IJsselmeer, dus geldt deze formule ook alleen hiervoor. Om te kunnen bepalen of deze formule algemeen geldt is meer onderzoek nodig. ( ) (6.1) Hierin is: Windopzet (m) Constante gelijk aan 1,7*10-7 Windsnelheid, 10 meter boven het wateroppervlak (m/s) Waterdiepte (m) Strijklengte (m) Hoek van de kust t.o.v. de wind Constante De gemiddelde windopzet kan bepaald worden door de waarde van gelijk te stellen aan nul. De waarde van is afhankelijk van het gebied. Bij het IJsselmeer geldt dat bij een waarde van van respectievelijk 0,10 m en 0,15 m voor de noord- en zuidwestelijke richting 99% van alle metingen de voorspelde windopzet onderschrijden. 24

26 LITERATUURLIJST ANWB, IJsselmeer en Markermeer Waterkaart, 1: Den Haag: ANWB BV. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Extremen van KNMI-stations [online] Beschikbaar via: (geraadpleegd op 11 maart 2015). Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Uurgegevens van het weer in Nederland [online] Beschikbaar via: (geraadpleegd op 4 maart 2015). Rijkswaterstaat, Waterhoogte in cm t.o.v. NAP in oppervlaktewater [online] Beschikbaar via: (geraadpleegd op 24 februari 2015). Rijkswaterstaat Deltacommissie (1953), Beschouwingen over stormvloeden en getijbeweging [pdf] Beschikbaar via: ea28d8a08231/ (geraadpleegd op 4 maart 2014). Saathof, L.E.P. en Verbeek, L.B., Dynamische waterbeweging op het IJsselmeer [pdf] Beschikbaar via: c c88/saathof1976a.pdf (geraadpleegd op 4 maart 2014). Smith, S.D., Coefficients for sea surface wind stress, heat flux, and wind profiles as a function of wind speed and temperature. Journal of Geophysical Research: Oceans, 93,

27 BIJLAGE A: MEETSTATIONS VOOR WIND EN WATERSTANDEN De in groen omkaderde locaties hebben een wind station. Het station van De Kooy ontbreekt op deze kaart. De locaties waar de waterstanden gemeten worden zijn in het rood gemarkeerd. Alleen de relevantie meetstations zijn hierin meegenomen. De drie deelgebieden staan in kaders gemarkeerd. Bron: Google Maps. 26

28 Windsterkte (0,1 m/s) BIJLAGE B: WINDSNELHEID JANUARI 2005 IJSSELMEERSTATIONS Windsnelheid januari 2005 ( graden) Stavoren De Kooy Lelystad Leeuwarden Marknesse Metingen 27

29 Windsnelheid (0,1 m/s) BIJLAGE C: WINDSNELHEID JANUARI 2005 VLIELAND, STAVOREN EN LELYSTAD Windsnelheid januari 2015 ( graden) Vlieland Stavoren Lelystad Metingen 28

30 Waterstand t.o.v. daggemiddelde (cm) BIJLAGE D: MIDDELEN VAN DE WATERSTAND 10 Waterstand 28 oktober ,5 Gemiddelde per 10 minuten Gemiddelde per uur 5 2, ,5-5 -7,

31 Wm Wm BIJLAGE E: METINGEN WINDOPZET DEELGEBIED I, 0,70 0,60 0,60 0,50 0,50 0,40 0,40 y = 2,19E-06x R² = 7,52E-01 0,30 0,30 0,20 0,20 0,10 0,10 0,00 0,0E+00 5,0E+04 1,0E+05 1,5E+05 2,0E+05 Wp' 0,00 0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 Wp De linker grafiek geeft het verband tussen de windopzet en de voorspelde windopzet zonder. In de rechter grafiek is wel meegenomen en gelijkgesteld aan 2,2*10-6. De zwarte rechte lijn in de rechtergrafiek is de lijn voor perfecte voorspellingen. 30

32 Wm Wm BIJLAGE F: METINGEN WINDOPZET DEELGEBIED I, 0,70 0,60 0,60 0,50 0,50 y = 1,68E-07x R² = 7,86E-01 0,40 0,40 0,30 0,30 0,20 0,20 0,10 0,10 0,00 0,0E+00 1,0E+06 2,0E+06 3,0E+06 4,0E+06 Wp' 0,00 0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 Wp De linker grafiek geeft het verband tussen de windopzet en de voorspelde windopzet zonder. In de rechter grafiek is wel meegenomen en gelijkgesteld aan 1,7*10-7. De zwarte rechte lijn in de rechtergrafiek is de lijn voor perfecte voorspellingen. 31

33 Wm Wm BIJLAGE G: METINGEN WINDOPZET DEELGEBIEDEN II EN III, 0,70 0,7 0,60 0,50 0,40 y = 1,75E-07x R² = 5,18E-01 0,6 0,5 0,4 y = 2,28E-07x R² = 4,90E-01 0,30 0,3 0,20 0,2 0,10 0,1 0,00 0,0E+00 1,0E+06 2,0E+06 3,0E+06 Wp* 0 0,0E+00 1,0E+06 2,0E+06 3,0E+06 Wp* De linker en rechter grafiek geven het verband tussen de windopzet en de voorspelde windopzet zonder voor respectievelijk deelgebieden II en III. 32

34 Wm BIJLAGE H: BEREKENINGEN STANDAARDAFWIJKING VOOR (DEELGEBIED I) Richtingscoefficient opgeteld Standaardafwijking σ 0,260 26,0% (0,0) (1,1+σ) (0,0) (1,1-σ) Totaal aantal metingen ,00 1,00 0,00 1,00 Aantal metingen binnen σ ,3% 0,00 1,26 0,00 0,74 Aantal metingen binnen 2σ ,4% 0,00 1,52 0,00 0,48 Aantal metingen binnen 3σ ,1% 0,00 1,78 0,00 0,22 0,70 0,60 0,50 0,40 0,30 0,20 0,10 0,00 0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,60 0,70 Wp De standaardafwijking is berekend uit de richtingscoëfficiënten van alle individuele meetgegevens. Daaronder is het percentage van het aantal metingen dat binnen keer de standaardafwijking ligt gegeven. De lichtgrijze tabel bevat alleen hulpgetallen voor de lijnen in de grafiek. In de grafiek is de gemeten windopzet uitgezet tegenover de voorspelde windopzet. De rode lijn geeft de gemiddelde waarde (in dit geval is de voorspelde windopzet gelijk aan de gemeten windopzet) en de oranje, gele en groene lijnen geven respectievelijk één keer, twee keer en drie keer de standaardafwijking weer. In het kader staan de formules die gebruikt worden voor de standaardafwijking. 33

35 Wm BIJLAGE H: BEREKENINGEN STANDAARDAFWIJKING VOOR (DEELGEBIED I) (VERVOLG) Constante opgeteld 0,70 Standaardafwijking σ 0,033 (0,nσ) (1,1+nσ) (0,-nσ) (1,1-nσ) Totaal aantal metingen ,00 1,00 0,00 1,00 Aantal metingen binnen σ ,1% 0,03 1,03-0,03 0,97 Aantal metingen binnen 2σ ,6% 0,07 1,07-0,07 0,93 Aantal metingen binnen 3σ ,1% 0,10 1,10-0,10 0,90 0,60 0,50 0,40 ( ) 0,30 0,20 0,10 0,00 0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,60 0,70 Wp De standaardafwijking is berekend uit de verticale afwijking van alle individuele meetgegevens t.o.v. de gemiddelde waarde. Daaronder is het percentage van het aantal metingen dat binnen keer de standaardafwijking ligt gegeven. De lichtgrijze tabel bevat alleen hulpgetallen voor de lijnen in de grafiek. In de grafiek is de gemeten windopzet uitgezet tegenover de voorspelde windopzet. De rode lijn geeft de gemiddelde waarde (in dit geval is de voorspelde windopzet gelijk aan de gemeten windopzet) en de oranje, gele en groene lijnen geven respectievelijk één keer, twee keer en drie keer de standaardafwijking weer. In het kader staan de formules die gebruikt worden voor de standaardafwijking. 34

36 Wm BIJLAGE I: BEREKENINGEN STANDAARDAFWIJKING VOOR (DEELGEBIED I) Richtingscoefficient opgeteld Standaardafwijking σ 0,231 23,1% (0,0) (1,1+σ) (0,0) (1,1-σ) Totaal aantal metingen ,00 1,00 0,00 1,00 Aantal metingen binnen σ ,5% 0,00 1,23 0,00 0,77 Aantal metingen binnen 2σ ,0% 0,00 1,46 0,00 0,54 Aantal metingen binnen 3σ ,2% 0,00 1,69 0,00 0,31 0,70 0,60 0,50 0,40 0,30 0,20 0,10 0,00 0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,60 0,70 Wp De standaardafwijking is berekend uit de richtingscoëfficiënten van alle individuele meetgegevens. Daaronder is het percentage van het aantal metingen dat binnen keer de standaardafwijking ligt gegeven. De lichtgrijze tabel bevat alleen hulpgetallen voor de lijnen in de grafiek. In de grafiek is de gemeten windopzet uitgezet tegenover de voorspelde windopzet. De rode lijn geeft de gemiddelde waarde (in dit geval is de voorspelde windopzet gelijk aan de gemeten windopzet) en de oranje, gele en groene lijnen geven respectievelijk één keer, twee keer en drie keer de standaardafwijking weer. In het kader staan de formules die gebruikt worden voor de standaardafwijking. 35

37 Wm BIJLAGE I: BEREKENINGEN STANDAARDAFWIJKING VOOR (DEELGEBIED I) (VERVOLG) Constante opgeteld 0,70 Standaardafwijking σ 0,036 (0,nσ) (1,1+nσ) (0,-nσ) (1,1-nσ) Totaal aantal metingen ,00 1,00 0,00 1,00 Aantal metingen binnen σ ,8% 0,04 1,04-0,04 0,96 Aantal metingen binnen 2σ ,3% 0,07 1,07-0,07 0,93 Aantal metingen binnen 3σ ,0% 0,11 1,11-0,11 0,89 0,60 0,50 0,40 ( ) 0,30 0,20 0,10 0,00 0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,60 0,70 Wp De standaardafwijking is berekend uit de verticale afwijking van alle individuele meetgegevens t.o.v. de gemiddelde waarde. Daaronder is het percentage van het aantal metingen dat binnen keer de standaardafwijking ligt gegeven. De lichtgrijze tabel bevat alleen hulpgetallen voor de lijnen in de grafiek. In de grafiek is de gemeten windopzet uitgezet tegenover de voorspelde windopzet. De rode lijn geeft de gemiddelde waarde (in dit geval is de voorspelde windopzet gelijk aan de gemeten windopzet) en de oranje, gele en groene lijnen geven respectievelijk één keer, twee keer en drie keer de standaardafwijking weer. In het kader staan de formules die gebruikt worden voor de standaardafwijking. 36

Nauwkeurige dieptemetingen

Nauwkeurige dieptemetingen Nauwkeurige dieptemetingen overwegingen & een methode drs. ir. Eric Weijters www.weijters.net Het inmeten van een wrakveld Een in onze Nederlandse wateren goed bruikbare methode om scheepswrakken in te

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM maart 2014 PN

Referentienummer Datum Kenmerk GM maart 2014 PN Notitie Datum Kenmerk GM-0128676 26 maart 2014 PN 336684 Betreft Advies hoogteligging vloerniveau paalwoningen IJburg 1 Inleiding Ten behoeve van de ontwikkeling van paalwoningen in/boven het water in

Nadere informatie

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Inleiding In deze notitie worden verscheidene scenario s berekend en toegelicht ter ondersteuning van de bepaling van inrichtingsmaatregelen voor de EVZ Ter Wisch.

Nadere informatie

Significante cijfers en meetonzekerheid

Significante cijfers en meetonzekerheid Inhoud Significante cijfers en meetonzekerheid... 2 Significante cijfers... 2 Wetenschappelijke notatie... 3 Meetonzekerheid... 3 Significante cijfers en meetonzekerheid... 4 Opgaven... 5 Opgave 1... 5

Nadere informatie

Het drie-reservoirs probleem

Het drie-reservoirs probleem Modelleren A WH01 Het drie-reservoirs probleem Michiel Schipperen (0751733) Stephan van den Berkmortel (077098) Begeleider: Arris Tijsseling juni 01 Inhoudsopgave 1 Samenvatting Inleiding.1 De probleemstelling.................................

Nadere informatie

BIJLAGE G VERSPREIDING ZOETWATERNEVEL LANGS DE IJSSELMEERDIJK

BIJLAGE G VERSPREIDING ZOETWATERNEVEL LANGS DE IJSSELMEERDIJK BIJLAGE G VERSPREIDING ZOETWATERNEVEL LANGS DE IJSSELMEERDIJK VERSPREIDING ZOETWATERNEVEL LANGS DE IJSSELMEERDIJK Inleiding Deze tekst evat een eoordeling van de effecten van de plaatsing van windturines

Nadere informatie

Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur

Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur Project: NAUTILUS Werkdocument: RIKZ/OS-98.145X Ministerie van Verkeer en Waterstaat In opdracht van: Directie Noordzee Directie Zuid-Holland

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

OVERSCHRIJDINGSDUUR VAN STORMEN 1. INLEIDING

OVERSCHRIJDINGSDUUR VAN STORMEN 1. INLEIDING OVERSCHRIJDINGSDUUR VAN STORMEN 1. INLEIDING De marginale kansverdeling van de significante golfhoogte HS duidt aan met welke kans HS gemeten op een willekeurig tijdstip een bepaalde waarde overschrijdt.

Nadere informatie

Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord

Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord 74100160-NMEA/PGR 11-0259 Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord Arnhem, 3 februari 2011 Auteurs Merih Cibis, Hans Cleijne In opdracht

Nadere informatie

Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 4: Lineaire regressie

Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 4: Lineaire regressie Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 4: Lineaire regressie Inleveren: Uiterlijk 15 februari voor 16.00 in mijn postvakje Afspraken Overleg is toegestaan, maar iedereen levert zijn eigen werk in. Overschrijven

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 2. Materiaal & Methode 3. Resultaten 5. Theoretisch Kader 6. Discussie 7. Bronnen 9. Appendix Onderzoeksvraag 2

Inhoud. Inleiding 2. Materiaal & Methode 3. Resultaten 5. Theoretisch Kader 6. Discussie 7. Bronnen 9. Appendix Onderzoeksvraag 2 Bifilaire slinger De invloed van de slingerlengte, de lengte van en afstand tussen de draden op de trillingstijd van een bifilaire slinger. Kiki de Boer, Sitti Romijn, Thomas Markhorst & Lucas Cohen Calandlyceum

Nadere informatie

PROJECT 1: Kinematics of a four-bar mechanism

PROJECT 1: Kinematics of a four-bar mechanism KINEMATICA EN DYNAMICA VAN MECHANISMEN PROJECT 1: Kinematics of a four-bar mechanism Lien De Dijn en Celine Carbonez 3 e bachelor in de Ingenieurswetenschappen: Werktuigkunde-Elektrotechniek Prof. Dr.

Nadere informatie

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1 havo 2008-II

Eindexamen wiskunde B1 havo 2008-II Golfhoogte Bij de beoordeling van de veiligheid van de figuur 1 Nederlandse kust wordt onder andere de golfhoogte onderzocht. De golfhoogte is het hoogteverschil tussen een golftop en het daarop volgende

Nadere informatie

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid 2016 www.opleidingen.stowa.nl Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid M01 - Basis Cursus Beoordelen en Ontwerpen M02 - Geotechniek: SOS en Piping M03 -

Nadere informatie

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag Practicum algemeen 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag 1 Diagrammen maken Onafhankelijke grootheid en afhankelijke grootheid In veel experimenten wordt

Nadere informatie

Examen HAVO. wiskunde B1

Examen HAVO. wiskunde B1 wiskunde B1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 19 mei 13.30 16.30 uur 0 06 Voor dit examen zijn maximaal 83 unten te behalen; het examen bestaat uit 3 vragen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

VLUCHTEVALUATIE Zaterdag 18 Mei 2013

VLUCHTEVALUATIE Zaterdag 18 Mei 2013 VLUCHTEVALUATIE Zaterdag 18 Mei 2013 In bovenstaande afbeelding is een overzicht weergegeven van de vluchten, (met ZIMOA ondersteunende afdelingen) en daarbij de route naar de locatie van de eerst aankomende

Nadere informatie

Examen HAVO. wiskunde B1. tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30-16.30. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B1. tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30-16.30. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Examen HAVO 008 tijdvak woensdag 18 juni 13.30-16.30 wiskunde B1 Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 19 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 8 punten te behalen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

Een kogel die van een helling afrolt, ondervindt een constante versnelling. Deze versnelling kan berekend worden met de formule:

Een kogel die van een helling afrolt, ondervindt een constante versnelling. Deze versnelling kan berekend worden met de formule: Voorbeeldmeetrapport (eenparig versnelde beweging stopwatch en meetlat) Eenparig versnelde beweging stopwatch en meetlat. Doel van de proef Een kogel die van een helling afrolt, voert een eenparig versnelde

Nadere informatie

Extrapolatie van de waterstand in het Waddengebied

Extrapolatie van de waterstand in het Waddengebied Extrapolatie van de waterstand in het Waddengebied Henk van den Brink KNMI 8 juli 2015 Probleemstelling De onzekerheid in de extrapolatie is ongewenst groot bij het gebruik van een 3-parameter (Extreme

Nadere informatie

Overzicht. omvangrijk en complex onderwerp behandeling hier heel algemeen en voor kwalitatief begrip

Overzicht. omvangrijk en complex onderwerp behandeling hier heel algemeen en voor kwalitatief begrip Golven Overzicht Golven 1. Golfparameters 2. Processen 3. SWAN 4. Voorbeeld: ruimtelijke variatie 5. Voorlandmodule 6. PC-Overslag 7. Voorbeeld: golfoverslag met en zonder dammen omvangrijk en complex

Nadere informatie

de weerstandscoëfficiënt van de bochten is nagenoeg onafhankelijk van het slangtype.

de weerstandscoëfficiënt van de bochten is nagenoeg onafhankelijk van het slangtype. TNO heeft een onderzoek naar de invloed van een aantal parameters op de wrijvings- en weerstandscoëfficiënten van DEC International -slangen en -bochten uitgevoerd (rapportnummer 90-042/R.24/LIS). De volgende

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10)

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10) TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10) d.d. 30 oktober 2009 van 9:00 12:00 uur Vul de presentiekaart

Nadere informatie

4,4. Praktische-opdracht door een scholier 2528 woorden 23 juni keer beoordeeld. Natuurkunde. De Veer. Het bepalen van de veerconstante,

4,4. Praktische-opdracht door een scholier 2528 woorden 23 juni keer beoordeeld. Natuurkunde. De Veer. Het bepalen van de veerconstante, Praktische-opdracht door een scholier 2528 woorden 23 juni 2004 4,4 127 keer beoordeeld Vak Natuurkunde De Veer Het bepalen van de veerconstante, Het bepalen van de trillingstijd van een veer, Het bepalen

Nadere informatie

Eindexamen havo wiskunde B pilot II

Eindexamen havo wiskunde B pilot II Het gewicht van een paard Voor mensen die paarden verzorgen figuur 1, is het belangrijk om te weten hoe zwaar hun paard is. Het gewicht van een paard kan worden geschat met behulp van twee afmetingen:

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Eamen VW 2019 tijdvak 2 woensdag 19 juni 13.30-16.30 uur wiskunde B Bij dit eamen hoort een uitwerkbijlage. Dit eamen bestaat uit 17 vragen. Voor dit eamen zijn maimaal 76 punten te behalen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec 2009 Jaar 2009: zeer zonnig en vrij droog Voor een uitgebreide beschrijving van het weer in 2009 zie: http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/2009/jaar Maximumtemperatuur

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde A1-2 compex vwo 2007-II

Eindexamen wiskunde A1-2 compex vwo 2007-II IQ Een maat voor iemands intelligentie is het zogenaamde IQ (Intelligentie Quotiënt). Hoe intelligenter een persoon is, hoe hoger zijn/haar IQ is. Het IQ is bij benadering normaal verdeeld. In deze opgave

Nadere informatie

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi. Lotos-Euros v1.7: validatierapport voor 10 en bias-correctie Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.nl Conclusies Bias-correctie:

Nadere informatie

de weerstandscoëfficiënt van de bochten is nagenoeg onafhankelijk van het slangtype.

de weerstandscoëfficiënt van de bochten is nagenoeg onafhankelijk van het slangtype. TNO heeft een onderzoek naar de invloed van een aantal parameters op de wrijvings- en weerstandscoëfficiënten van DEC International -slangen en -bochten uitgevoerd (rapportnummer 90-042/R.24/LIS). De volgende

Nadere informatie

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Eamen HAV 0 tijdvak woensdag 0 juni 3.30-6.30 uur wiskunde B (pilot) Bij dit eamen hoort een uitwerkbijlage.. Dit eamen bestaat uit 0 vragen. Voor dit eamen zijn maimaal 8 punten te behalen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

DRUKVERLIES GELAMINEERDE FLEXIBELE SLANGEN

DRUKVERLIES GELAMINEERDE FLEXIBELE SLANGEN TNO heeft een onderzoek naar de invloed van een aantal parameters op de wrijvings- en weerstandscoëfficiënten van EC -slangen en -bochten uitgevoerd (rapportnummer 90-042/R.24/LIS). e volgende parameters

Nadere informatie

Bal in de sloot. Hierbij zijn x en f ( x ) in centimeters. Zie figuur 2.

Bal in de sloot. Hierbij zijn x en f ( x ) in centimeters. Zie figuur 2. Bal in de sloot Een bal met een straal van cm komt in een figuur sloot terecht en blijft drijven. Het laagste punt van de bal bevindt zich h cm onder het wateroppervlak. In figuur zie je een doorsnede

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2006-I

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2006-I Verkeersdichtheid We gaan uit van de volgende (denkbeeldige) situatie (zie figuur 1). Op een weg rijden auto s met een snelheid van 80 kilometer per uur. e auto s houden een onderlinge afstand van 45 meter.

Nadere informatie

Wiskunde A. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 17 mei 13.30 16.30 uur

Wiskunde A. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 17 mei 13.30 16.30 uur Wiskunde A Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 17 mei 13.30 16.30 uur 20 00 Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening vereist is, worden aan het antwoord

Nadere informatie

Examen VWO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl) Wiskunde B1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 4 mei 13.30 16.30 uur 0 0 Voor dit examen zijn maximaal 84 punten te behalen; het examen bestaat uit 18

Nadere informatie

Je kunt al: -de centrummaten en spreidingsmaten gebruiken -een spreidingsdiagram gebruiken als grafische weergave van twee variabelen

Je kunt al: -de centrummaten en spreidingsmaten gebruiken -een spreidingsdiagram gebruiken als grafische weergave van twee variabelen Lesbrief: Correlatie en Regressie Leerlingmateriaal Je leert nu: -een correlatiecoëfficient gebruiken als maat voor het statistische verband tussen beide variabelen -een regressielijn te tekenen die een

Nadere informatie

Examen HAVO. wiskunde B1,2

Examen HAVO. wiskunde B1,2 wiskunde 1, Examen HVO Hoger lgemeen Voortgezet Onderwijs ijdvak 1 Vrijdag 19 mei 1.0 16.0 uur 0 06 Voor dit examen zijn maximaal 87 punten te behalen; het examen bestaat uit vragen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

Proefopstelling Tekening van je opstelling en beschrijving van de uitvoering van de proef.

Proefopstelling Tekening van je opstelling en beschrijving van de uitvoering van de proef. Practicum 1: Meetonzekerheid in slingertijd Practicum uitgevoerd door: R.H.M. Willems Hoe nauwkeurig is een meting? Onderzoeksvragen Hoe groot is de slingertijd van een 70 cm lange slinger? Waardoor wordt

Nadere informatie

b) Het spreidingsdiagram ziet er als volgt uit (de getrokken lijn is de later uit te rekenen lineaire regressie-lijn): hoogte

b) Het spreidingsdiagram ziet er als volgt uit (de getrokken lijn is de later uit te rekenen lineaire regressie-lijn): hoogte Classroom Exercises GEO2-4208 Opgave 7.1 a) Regressie-analyse dicteert hier geen stricte regels voor. Wanneer we echter naar causaliteit kijken (wat wordt door wat bepaald), dan is het duidelijk dat hoogte

Nadere informatie

3 Veranderende krachten

3 Veranderende krachten 3 Veranderende krachten B Modelleren Een computermodel van bewegingen in SCYDynamics NLT-module Het lesmateriaal bij deze paragraaf vormt een onderdeel van de NLT-module Dynamische Modellen VWO. Wat gaan

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde A1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 12. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

Examen VWO. wiskunde A1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 12. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt. Examen VWO 2007 tijdvak 1 vrijdag 1 juni totale examentijd 3,5 uur wiskunde A1,2 Compex Vragen 1 tot en met 12 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt. Bij dit

Nadere informatie

1 7050, door Abw augustus

1 7050, door Abw augustus W E R K D O C U M E N T HET 'VERBAND TUSSEN WINDRICHTING EN WIND- SNELHEID IN HET IJSSELMEERGEBIED EN DE BETEKENIS HIERVAN VOOR DE RECREATIEVAART door ing. P. 'Nagtegaal 1978-212 Abw augustus \ RI.Y..JDIENST

Nadere informatie

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] 3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] Voorbeeld 1: 5 3 = 15 (3 + 3 + 3 + 3 + 3 = 15) Voorbeeld 2: 5-3 = -15 (-3 +-3 +-3 +-3 +-3 = -3-3 -3-3 -3 = -15) Voorbeeld 3: -5 3 = -15 Voorbeeld 4: -5 3 9 2

Nadere informatie

11. Deelopdracht 8: Invloed stress op gezondheid

11. Deelopdracht 8: Invloed stress op gezondheid 11. Deelopdracht 8: Invloed stress op gezondheid Om te kijken naar een verband tussen stress en een ander gezondheidsaspect is er een vragenlijst afgenomen bij de mensen die de stresstest gedaan hebben.

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. juli 2008

Maandoverzicht van het weer in Nederland. juli 2008 Maandoverzicht van het weer in Nederland juli 2008 Juli 2008: Juli 2008: Warm, nat en een normale zonneschijnduur Voor een uitgebreide beschrijving van het weer in juli 2008 zie: http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/2008/juli

Nadere informatie

Het blijkt dat dit eigenlijk alleen lukt met de exponentiële methode.

Het blijkt dat dit eigenlijk alleen lukt met de exponentiële methode. Verificatie Shen en Carpenter RDEC methodiek voor de karakterisering van asfaltvermoeiing; vergelijking van verschillende methoden voor het berekenen van de parameters. Jan Telman, Q-Consult Bedrijfskundig

Nadere informatie

Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje

Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje Vandaag gaan jullie een natuurkundig experiment doen in een hele andere vorm dan je gewend bent, namelijk in de vorm van een wedstrijd. Leerdoelen

Nadere informatie

Onderzoek gezondheidsrisico s. stof rond Schiphol. Module 1 Resultaten meetcampagne. Subtitle. April 2018

Onderzoek gezondheidsrisico s. stof rond Schiphol. Module 1 Resultaten meetcampagne. Subtitle. April 2018 Onderzoek gezondheidsrisico s ultrafijn stof rond Schiphol Module 1 Resultaten meetcampagne taxiënde zhrhrwh45e vliegtuigen April 2018 Subtitle Campagne taxiënde vliegtuigen Doel: Onderzoek nut en noodzaak

Nadere informatie

VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE

VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE Rapport aan isterie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Waterwegen en Zeewezen AFDELING WATERWEGEN KUST VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2002-I

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2002-I Eindexamen wiskunde B1 vwo 00-I Verschuivend zwaartepunt Een kubusvormige bak met deksel heeft binnenmaten 10 bij 10 bij 10 cm en weegt 1 kilogram. Het zwaartepunt B van de bak ligt in het centrum van

Nadere informatie

Hydraulica. Practicum Verhanglijnen BB1. Prof. dr. ir. R. Verhoeven Ir. L. De Doncker

Hydraulica. Practicum Verhanglijnen BB1. Prof. dr. ir. R. Verhoeven Ir. L. De Doncker Hydraulica Prof. dr. ir. R. Verhoeven Ir. L. De Doncker Practicum Verhanglijnen BB1 Academiejaar 2007-2008 Jan Goethals Jan Goormachtigh Walid Harchay Harold Heeffer Anke Herremans Bart Hoet Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Phydrostatisch = gh (6)

Phydrostatisch = gh (6) Proefopstellingen: Bernoulli-opstelling De Bernoulli-vergelijking (2) kan goed worden bestudeerd met een opstelling zoals in figuur 4. In de figuur staat de luchtdruk aangegeven met P0. Uiterst links staat

Nadere informatie

Lineaire verbanden. 4 HAVO wiskunde A getal en ruimte deel 1

Lineaire verbanden. 4 HAVO wiskunde A getal en ruimte deel 1 Lineaire verbanden 4 HAVO wiskunde A getal en ruimte deel 0. voorkennis Letterrekenen Regels: a(b + c ) = a b + ac (a + b )c = a c + bc (a + b )(c + d ) = a c + a d + b c + bd Vergelijkingen oplossen Je

Nadere informatie

Uitwerking 2010-A practicum gat geleidingsband en valentieband in halfgeleider

Uitwerking 2010-A practicum gat geleidingsband en valentieband in halfgeleider Uitwerking 010-A practicum gat geleidingsband en valentieband in halfgeleider Gebruikte thermistor: zie http://be.farnell.com/betatherm/100k6a37i/thermistor-ntc/dp/970798 Opletten bij meten: analoge thermometers

Nadere informatie

Meten en experimenteren

Meten en experimenteren Meten en experimenteren Statistische verwerking van gegevens Een korte inleiding 3 oktober 006 Deel I Toevallige veranderlijken Steekproef Beschrijving van gegevens Histogram Gemiddelde en standaarddeviatie

Nadere informatie

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2) Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2) Snelheid en gemiddelde snelheid Met de grootheid snelheid geef je aan welke afstand een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt. Over een langere periode is de snelheid

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. augustus 2009

Maandoverzicht van het weer in Nederland. augustus 2009 Maandoverzicht van het weer in Nederland augustus 2009 Augustus 2009: Warm en zonnig, gemiddeld over het land droog Voor een uitgebreide beschrijving van het weer in augustus 2009 zie: http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/2009/augustus

Nadere informatie

natuurkunde vwo 2017-I

natuurkunde vwo 2017-I natuurkunde vwo 07-I Cessna 4 maximumscore 5 uitkomst: α = 7,8 voorbeeld van een berekening: In verticale richting geldt: F = Fz = mg = 70 9,8= 6,965 0 N. De motorkracht kan berekend worden met behulp

Nadere informatie

Gasopslag Bergermeer Microseismische monitoring

Gasopslag Bergermeer Microseismische monitoring Gasopslag Bergermeer Microseismische monitoring Jaarrapportage 2014 Het jaarverslag microseismisch monitoring van het Bergermeer veld geeft een overzicht van de activiteiten en resultaten over het rapportage

Nadere informatie

Naam: Klas: Practicum veerconstante

Naam: Klas: Practicum veerconstante Naam: Klas: Practicum veerconstante stap Bouw de opstelling zoals hiernaast is weergegeven. stap 2 Hang achtereenvolgens verschillende massa's aan een spiraalveer en meet bij elke massa de veerlengte in

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. mei 2008

Maandoverzicht van het weer in Nederland. mei 2008 Maandoverzicht van het weer in Nederland mei 2008 Mei 2008: Mei 2008: Uitzonderlijk warm, zeer zonnig en vrij droog Voor een uitgebreide beschrijving van het weer in mei 2008 zie: http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/2008/mei

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. juni 2008

Maandoverzicht van het weer in Nederland. juni 2008 Maandoverzicht van het weer in Nederland juni 2008 Juni 2008: Juni 2008: Warm, zonnig en gemiddeld over het land vrij droog Voor een uitgebreide beschrijving van het weer in juni 2008 zie: http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/2008/juni

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. augustus 2008

Maandoverzicht van het weer in Nederland. augustus 2008 Maandoverzicht van het weer in Nederland augustus 2008 Augustus 2008: Augustus 2008: Normale temperatuur, somber en nat Voor een uitgebreide beschrijving van het weer in augustus 2008 zie: http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/2008/augustus

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. maart 2008

Maandoverzicht van het weer in Nederland. maart 2008 Maandoverzicht van het weer in Nederland maart 2008 Maart 2008: Maart 2008: Normale temperatuur, zeer nat en aan de zonnige kant Voor een uitgebreide beschrijving van het weer in maart 2008 zie: http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/2008/maart

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. oktober 2008

Maandoverzicht van het weer in Nederland. oktober 2008 Maandoverzicht van het weer in Nederland oktober 2008 Oktober 2008: Oktober 2008: Vrijwel normale temperatuur, zonnig en gemiddeld over het land vrij nat Voor een uitgebreide beschrijving van het weer

Nadere informatie

VEILIGHEIDSVOORRADEN BEREKENEN

VEILIGHEIDSVOORRADEN BEREKENEN VEILIGHEIDSVOORRADEN BEREKENEN 4 Soorten berekeningen 12 AUGUSTUS 2013 IR. PAUL DURLINGER Durlinger Consultancy Management Summary In dit paper worden vier methoden behandeld om veiligheidsvoorraden te

Nadere informatie

Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015.

Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015. Provincie Noord-Brabant Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015. Rapport no. 4257342, 8 maart 2016 Projectverantwoordelijke: J. van Loon Provincie Noord-Brabant Cluster

Nadere informatie

WOW-NL in de klas. Les 2 Aan de slag met WOW-NL. Primair Onderwijs. bovenbouw. WOW-NL Les 2 1

WOW-NL in de klas. Les 2 Aan de slag met WOW-NL. Primair Onderwijs. bovenbouw. WOW-NL Les 2 1 WOW-NL in de klas Les 2 Aan de slag met WOW-NL Primair Onderwijs bovenbouw WOW-NL Les 2 1 Colofon Het lespakket WOW-NL is ontwikkeld door De Praktijk in opdracht van het KNMI, op basis van lesmaterialen

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1 havo 2006-I

Eindexamen wiskunde B1 havo 2006-I IJs Als er ijs ligt o de Nederlandse binnenwateren, rofiteren velen van de gelegenheid om te schaatsen. De grafieken in de figuur hieronder laten zien bij welke belasting ijs veilig is en welke belasting

Nadere informatie

4. Buienradar:

4. Buienradar: Hoe betrouwbaar zijn de windverwachtingen van de verschillende weersites? Robbert van der Eijk, Groningen juli 2011 Inleiding Voor kanoërs en watersporters in het algemeen is het weer een belangrijke factor

Nadere informatie

Briefrapport 680705013/2009 D. Mooibroek P.L. Nguyen J.P. Wesseling. Meteorologie voor standaard rekenmethoden in 2008

Briefrapport 680705013/2009 D. Mooibroek P.L. Nguyen J.P. Wesseling. Meteorologie voor standaard rekenmethoden in 2008 Briefrapport 680705013/2009 D. Mooibroek P.L. Nguyen J.P. Wesseling Meteorologie voor standaard rekenmethoden in 2008 RIVM Briefrapport 680705013/2009 Meteorologie voor standaardrekenmethoden in 2008 D.

Nadere informatie

Significante cijfers en meetonzekerheid

Significante cijfers en meetonzekerheid Inhoud Significante cijfers en meetonzekerheid... 2 Significante cijfers... 2 Wetenschappelijke notatie... 4 Meetonzekerheid... 4 Significante cijfers en meetonzekerheid... 5 Opgaven... 6 Opgave 1... 6

Nadere informatie

Dijkversterking Durgerdam

Dijkversterking Durgerdam Dijkversterking Durgerdam (capita selecta) Richard Jorissen Inhoud Bodemdaling, zetting en klink (BZK) Opwaaiing en golfcondities Overslagdebieten Kleine bijstelling bouwstenen IJdoornpolder Gebiedsontwerp

Nadere informatie

Mooie opgaven met mooie contexten. Maar je moet het wel snappen. Standaard aanpak van bekende opgaven werkt hier niet. Je moet de aanpak wel zien.

Mooie opgaven met mooie contexten. Maar je moet het wel snappen. Standaard aanpak van bekende opgaven werkt hier niet. Je moet de aanpak wel zien. Verslag examenbespreking pilot-examen VWO 2014 (eerste tijdvak) Utrecht, 20 mei 2014 Eerste resultaten: Totaal 36 kandidaten. Gemiddeld 39,7 punten. Algemene opmerkingen: Slechts twee leerlingen van te

Nadere informatie

Opgesteld door: drs. G.W. Brandsen. Gecontroleerd door: ing. N.G.C.M. Quaijtaal. Projectnummer: B02015.000151.0100. Ons kenmerk: 077443609:A

Opgesteld door: drs. G.W. Brandsen. Gecontroleerd door: ing. N.G.C.M. Quaijtaal. Projectnummer: B02015.000151.0100. Ons kenmerk: 077443609:A MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Mercatorplein 1 Postbus 1018 5200 BA 's-hertogenbosch Tel 073 6809 211 Fax 073 6144 606 www.arcadis.nl Onderwerp: Gebruik Heatsavr in Buitenbad De Bercken in Reuver 's-hertogenbosch,

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

5.1 Lineaire formules [1]

5.1 Lineaire formules [1] 5.1 Lineaire formules [1] Voorbeeld : Teken de grafiek van y = 1½x - 3 Stap 1: Maak een tabel met twee coördinaten van deze lijn: x 0 2 y -3 0 Stap 2: Teken de twee punten en de grafiek: 1 5.1 Lineaire

Nadere informatie

Nederland. Laagland vraagt om waterbouw. Henk Jan Verhagen Sectie Waterbouwkunde. September 24, Section Hydraulic Engineering

Nederland. Laagland vraagt om waterbouw. Henk Jan Verhagen Sectie Waterbouwkunde. September 24, Section Hydraulic Engineering Nederland Laagland vraagt om waterbouw Henk Jan Verhagen Sectie Waterbouwkunde September 24, 2013 1 Faculty Vermelding of Civil onderdeel Engineering organisatie and Geosciences Section Hydraulic Engineering

Nadere informatie

Grondwater- en contaminantenstroming

Grondwater- en contaminantenstroming Grondwater- en contaminantenstroming Prof. Dr. Ir. H. Peiffer Oefening 7 : Doorstroming door dijklichaam met damwand Academiejaar 2006-2007 Bart Hoet Christophe Landuyt Jan Goethals Inhoudopgave Inleiding...

Nadere informatie

Eindexamen vwo wiskunde B 2014-I

Eindexamen vwo wiskunde B 2014-I Eindexamen vwo wiskunde B 04-I Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte

Nadere informatie

Spanningscoëfficiënt water. 1 Doel 1. 2 Theorie 1

Spanningscoëfficiënt water. 1 Doel 1. 2 Theorie 1 Proefnummer : FE3-W5-WA1 Naam schrijver : René van Velzen Naam medewerker : Guillaume Goijen klas en PGO-groep : TN-P2, Groep 1 Datum practicum : 4 Oktober 2007 Datum inlevering : 11 Oktober 2007 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. februari 2008

Maandoverzicht van het weer in Nederland. februari 2008 Maandoverzicht van het weer in Nederland februari 2008 Februari 2008: Februari 2008: Zacht, zeer zonnig en vrij droog Voor een uitgebreide beschrijving van het weer in februari 2008 zie: http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/2008/februari

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. september 2008

Maandoverzicht van het weer in Nederland. september 2008 Maandoverzicht van het weer in Nederland september 2008 September 2008: September 2008: Vrij koel, aan de droge kant en zonnig Voor een uitgebreide beschrijving van het weer in september 2008 zie: http://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/2008/september

Nadere informatie

6.0 Voorkennis AD BC. Kruislings vermenigvuldigen: Voorbeeld: 50 10x. 50 10( x 1) Willem-Jan van der Zanden

6.0 Voorkennis AD BC. Kruislings vermenigvuldigen: Voorbeeld: 50 10x. 50 10( x 1) Willem-Jan van der Zanden 6.0 Voorkennis Kruislings vermenigvuldigen: A C AD BC B D Voorbeeld: 50 0 x 50 0( x ) 50 0x 0 0x 60 x 6 6.0 Voorkennis Herhaling van rekenregels voor machten: p p q pq a pq a a a [] a [2] q a q p pq p

Nadere informatie

Inleiding tot de natuurkunde

Inleiding tot de natuurkunde OBC Inleiding tot de Natuurkunde 01-08-2010 W.Tomassen Pagina 1 Hoofdstuk 1 : Hoe haal ik hoge cijfers. 1. Maak van elke paragraaf een samenvatting. (Titels, vet/schuin gedrukte tekst, opsommingen en plaatsjes.)

Nadere informatie

wiskunde B Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

wiskunde B Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen. Eamen VWO 04 tijdvak dinsdag 0 mei 3.30 uur - 6.30 uur wiskunde B Bij dit eamen hoort een uitwerkbijlage. Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen. Dit eamen

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting Seiches zijn opslingerende staande golven die in afgesloten havenbekkens kunnen ontstaan, wanneer vanaf zee golven met specifieke golflengtes de haven binnen dringen. In het Europoortgebied

Nadere informatie

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004 Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Zonewateren 28 juli 2004 Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Zonewateren 28 juli 2004 Inhoudsopgave........................................................................................

Nadere informatie

Maandoverzicht van het weer in Nederland. november 2014

Maandoverzicht van het weer in Nederland. november 2014 Maandoverzicht van het weer in Nederland november 2014 November 2014: Zeer zacht, zeer zonnig en droog Met veel zon en weinig wind ging de maand november bijna zomers van start. Op 1 november beleefde

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A ONDERWERP Luchtkwaliteitsonderzoek REC Harlingen storing 12 november 2018 DATUM 20 november 2018 PROJECTNUMMER C05055.000169 ONZE REFERENTIE 083725337 A VAN ing. A. (Abdu) Boukich AAN Omrin Inleiding Op

Nadere informatie

Hoe smartphonegebruikers. weerstations werden. Hidde Leijnse

Hoe smartphonegebruikers. weerstations werden. Hidde Leijnse Hoe smartphonegebruikers mobiele weerstations werden Hidde Leijnse Hoe smartphonegebruikers mobiele weerstations werden Aart Overeem 1,2, James Robinson 4, Hidde Leijnse 1, Gert-Jan Steeneveld 2, Berthold

Nadere informatie

Examen HAVO. Wiskunde B1

Examen HAVO. Wiskunde B1 Wiskunde B1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 21 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een

Nadere informatie

TU Delft. lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert. C-13809 712 (bijlage) Aanvuliende berekeningen. M.D. Groenewoud.

TU Delft. lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert. C-13809 712 (bijlage) Aanvuliende berekeningen. M.D. Groenewoud. Bibliotheek C-13809 712 (bijlage) lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert Aanvuliende berekeningen Januari 1998 M.D. Groenewoud 1 Uitgevoerd in opdracht van het Rijksinstituut voor

Nadere informatie

Raad voor Accreditatie (RvA) De sterkte van het zwaarteveld in Nederland

Raad voor Accreditatie (RvA) De sterkte van het zwaarteveld in Nederland Raad voor Accreditatie (RvA) De sterkte van het zwaarteveld in Nederland Document code: RvA-Tk-2.27 Datum vaststelling: 14 september 2004 Een RvA-Toelichting beschrijft het beleid en/of de werkwijze van

Nadere informatie

Condens niet binnen maar buiten

Condens niet binnen maar buiten Condens niet binnen maar buiten Condensatie op de buitenzijde van isolerende beglazing Artikel voor De BouwAdviseur 4 juni 1999 Condens op de ruit van een auto is een normaal verschijnsel. Condens op de

Nadere informatie

Experiment DutchBE (Belgium) Dansende korrels - Een model voor fase-overgangen en instabiliteiten

Experiment DutchBE (Belgium) Dansende korrels - Een model voor fase-overgangen en instabiliteiten Q2-1 Dansende korrels - Een model voor fase-overgangen en instabiliteiten (10 punten) Lees de algemene instructies in de aparte enveloppe voor je met het experiment begint. Introductie Fase-overgangen

Nadere informatie

De dynamica van een hertenpopulatie. Verslag 1 Modellen en Simulatie

De dynamica van een hertenpopulatie. Verslag 1 Modellen en Simulatie De dynamica van een hertenpopulatie Verslag Modellen en Simulatie 8 februari 04 Inleiding Om de groei van een populatie te beschrijven, kunnen vele verschillende modellen worden gebruikt, en welke meer

Nadere informatie