Deelproduct 2 Technisch Ontwerp Planstudie IJsseldelta-Zuid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Deelproduct 2 Technisch Ontwerp Planstudie IJsseldelta-Zuid"

Transcriptie

1 Deelproduct 2 Technisch Ontwerp Planstudie IJsseldelta-Zuid Definitief rapport 17 augustus V4747.C2

2

3 HASKONING NEDERLAND B.V. DELTAS, RIVERS & COASTS Barbarossastraat 35 Postbus AD Nijmegen (024) Telefoon (024) Fax Internet Arnhem KvK Documenttitel Deelproduct 2, Technisch ontwerp, planstudie IJsseldelta-Zuid Verkorte documenttitel TO fase 1 en 2 Status Definitief rapport Datum 17 augustus 2012 Projectnaam IJsseldelta Zuid Projectnummer 9V4747.C2 Opdrachtgever Provincie Overijssel Peter van Wijk Referentie 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Auteur(s) Collegiale toets S.A. van Lammeren, M. Bos, M. Mies P. van de Kreeke Datum/paraaf 17 augustus 2012 Vrijgegeven door Geert Gerrits Datum/paraaf 17 augustus 2012

4

5 VOORWOORD Voorliggend rapport is het definitief eindrapport van het technisch ontwerp (TO) van de fase 1 en 2 objecten voor het project IJsseldelta-Zuid. Het rapport is onderdeel van de oplevering van rapportages van het SNIP 3 ontwerp van de bypass. Onderstaande tabel geeft het totale overzicht van opgeleverde producten. Tabel 1: Overzicht deelproducten SNIP3 ontwerp IJsseldelta-Zuid Deelproduct Benaming Definitief rapport 1 Systeemanalyse 1 Functioneel Programma van Eisen 2 Rapportage Technisch Ontwerp 3 Waterkeringsplan 4 Inrichtingsplan 5 Beheer- en Onderhoudsplan 5 Beheerovereenkomsten 6 Kostenraming 7 Grondstromenplan 8 Uitvoeringsplan 9 Rapportage Hydraulica en veiligheid 10 Rapportage Geohydrologische Effecten 10 Rapportage effecten waterkwaliteit 11 Inventarisatie cultuurhistorische waarden 12 Rapportage Morfologische Effecten 13 Beeldkwaliteitsplan 13 Ruimtelijke Visie 14 Inrichtingsplan natuur 14 Natuurinventarisatie 14 Passende Beoordeling 14 Compensatieplan EHS & weidevogels 14 Activiteitenplan Flora en Fauna wet 15 Verleggingsplan 16 Rapportage Beheer Geo-informatie 17 Adviesnota SNIP3 18 Conceptaanvragen Vergunningen 19 Aanvulling BesluitMER TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport 17 augustus 2012

6 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus 201 -ii - Definitief rapport

7 INHOUDSOPGAVE DEEL 0: ALGEMEEN 1 1 INLEIDING Programma IJsseldelta Masterplan IJsseldelta-Zuid Gefaseerde uitvoering Bestuursovereenkomst Verandering projectscope in De onderscheiden projectfasen SNIP 3 procedure 7 2 SCOPE TECHNISCH ONTWERP Scope Systeemgrenzen Scopebeschrijving Raakvlakken 11 3 ONTWERPMETHODE Inleiding Ontwerpuitgangspunten Algemene uitgangspunten Veiligheidstoets primaire waterkeringen Geometrische uitgangspunten Hydraulische randvoorwaarden en uitgangspunten Geotechnische uitgangspunten Geodydrologische uitgangspunten Gehanteerde leidraden en normen Basisdocumenten Normen en richtlijnen Ontwerpmethodiek Budgetgestuurd ontwerpen Duurzaam ontwerpen Robuust ontwerpen Beheerbewust ontwerpen Faalmechanismen Rekenmodellen Nadere uitwerking levensduur/uitbreidbaarheid 20 4 DUURZAAMHEID, KLIMAAT EN INNOVATIE Inleiding Duurzaamheid Voorwaarden duurzame aanbesteding Innovatieve technieken Klimaat 23 Blz. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport - iii - 17 augustus 2012

8 DEEL 1: PRODUCT 2A FASE OBJECT 1A IJSSELDIJK EN KAMPERSTRAATWEG Inleiding en objectbeschrijving Objectspecifieke uitgangspunten Functies Functionele eisen Technische eisen Eisen Veiligheid en Gezondheid Beeldkwaliteitseisen Ontwerpbelastingen Hydraulische belastingen A1 inlaatwerk, migratievoorziening en veepassage Ontwerp Betrouwbaarheid opening Betrouwbaarheid sluiting A2 Aanpassing Kamperstraatweg A3 Recreatieschutsluis Ontwerppeilen Bediening Dimensionering Constructief ontwerp Kolk ontwerp Keermiddelen Nivelleermiddelen Bediening besturing elektrotechniek (BBE) Werktuigbouwkundige componenten Betrouwbaarheid sluiting Geotechnisch ontwerp Voorhavens Bodem- en oeverbescherming Brugverbinding over de sluis FMEA A5 Maaiveldverlaging uiterwaard naar inlaat Conclusies 46 6 OBJECT 1C WATERKERING DRONTERMEER-VOSSEMEER Inleiding Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Functionele eisen Technische eisen en uitgangspunten Ontwerpbelastingen Hydraulische belastingen Ontwerp 55 7 OBJECT 1E WATERKERING ROGGEBOT Inleiding en objectbeschrijving Objectspecifieke uitgangspunten 59 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus iv - Definitief rapport

9 7.2.1 Functie(s) Functionele eisen Technische eisen Ontwerpbelastingen E5 Maatregelen schutsluis Roggebot Bodembescherming Oeverbescherming Stroomgeleiding Bescherming bedieningskelders Vergrendeling en bekleding sluisdeuren Noodkeermiddelen voor herstel waterkerende functie Herstel waterafvoerfunctie E6 Aanpassingen bestaande spuivoorziening 63 8 OBJECT 1G WEGVERBINDING NIEUWENDIJK OVER BYPASS Inleiding en objectbeschrijving Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Functionele eisen Technische eisen en uitgangspunten Ontwerpbelastingen Ontwerp 67 9 OBJECT 1H INRICHTING BYPASS Inleiding en objectbeschrijving Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Functionele eisen Technische eisen Ontwerpbelastingen H1 Vaargeul bypass Dimensionering Bochten Vormgeving voor en naar bochtstralen Vrije zichtlijnen van kunstwerken in rechte vaarwegvakken Doorvaartbreedte bij vaste bruggen Minimaal vaarwegprofiel Drontermeer in relatie tot zijwindtoeslag Bebording, bebakening, seinen Bodem- en oeverbescherming Kadeconstructies Afmeervoorziening en geleidewerken Afscherming natuurgebied H2 Natuurinrichting bypass inclusief zonerende maatregelen H7 Fiets- en wandelpaden Fietspaden Wandelpaden H8 Migratiegeul in de bypass H9-1 Voorzieningen recreatiegebied H11 Gemaal Kamperveen FMEA Gemaal Zwartendijk 84 TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport - v - 17 augustus 2012

10 objectbeschrijving Functionele eisen gemaal Zwartendijk Aspecteisen Technische eisen Waterpeilregistratie en bedieningsprotocol OBJECT 1J INRICHTING ONDERDIJKSEWAARD Inleiding en objectbeschrijving Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Functionele eisen Technische eisen Ontwerpbelastingen J1 Meestromende nevengeul J2 Natuurinrichting Onderdijkse Waard J4 Recreatievaargeul buitendijks Dimensionering Vrije zichtlijnen van kunstwerken in rechte vaarwegvakken Bebording, bebakening, seinen Bodem- en oeverbescherming Landverbinding overnachtingsplaatsen 91 DEEL 2: PRODUCT 2B FASE OBJECT 1A IJSSELDIJK EN KAMPERSTRAATWEG Inleiding en objectbeschrijving Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Functionele eisen Technische eisen Beschikbaarheid en betrouwbaarheidseisen Veiligheid en Gezondheid Ontwerpbelastingen A1 inlaatwerk, migratievoorziening en veepassage Ontwerp Migratievoorziening en -geul Veepassage Betrouwbaarheid opening Betrouwbaarheid sluiting OBJECT 1C WATERKERING DRONTERMEER-VOSSEMEER Inleiding Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Functionele eisen Technische eisen en uitgangspunten Ontwerpbelastingen Hydraulische belastingen Ontwerp 112 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus vi - Definitief rapport

11 13 OBJECT 1D DRONTERMEERDIJK Inleiding en objectbeschrijving Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Functionele eisen Technische eisen Ontwerpbelastingen D1 Weg Drontermeerdijk D2 Drontermeerdijk OBJECT 1E WATERKERING ROGGEBOT Inleiding en objectbeschrijving Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Functionele eisen Technische eisen en uitgangspunten Ontwerpbelastingen Ontwerp H INRICHTING BYPASS, 1H9-2 VOORZIENINGEN RECREATIEGEBIED Inleiding en objectbeschrijving Functie(s) Functionele eisen Technische eisen en uitgangspunten Ontwerpbelastingen Ontwerp INRICHTING ONDERDIJKSE WAARD, ECOLOGISCHE VERBINDINGSGEUL Inleiding en objectbeschrijving Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Functionele eisen Technische eisen Ontwerpbelastingen J3 Ecologische verbindingsgeul naar migratievoorziening 136 DEEL 3: VERVOLGSTAPPEN KOSTENRAMING UITVOERINGSPLAN REFERENTIES 143 TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport - vii - 17 augustus 2012

12 BIJLAGEN 1. Objectenlijst 2. Tekeningen 3. Constructief ontwerp recreatieschutsluis 4. Notitie gemaal Kamperveen: functioneren in situatie met Bypass 5. FMEA gemaal Kamperveen en recreatieschutsluis 6. PVE civiele werken bedieningsgebouw en elektrotechnische installaties bij recreatieschutsluis 7. Vervallen 8. Wegontwerp 9. Constructief ontwerp brug Nieuwendijk 10. Scoretabellen betrouwbaarheid sluiting recreatieschutsluis 11. Constructief ontwerp inlaatwerk 12. Constructief ontwerp Reevesluizen 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus viii - Definitief rapport

13 DEEL 0: ALGEMEEN TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

14 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

15 1 INLEIDING 1.1 Programma IJsseldelta Het Programma IJsseldelta behelst een integrale gebiedsontwikkeling in het stedelijk netwerk Zwolle - Kampen. Het Programma IJsseldelta bestaat uit twee deelprogramma s IJsseldelta-Noord voor de versterking van het Nationaal Landschap en IJsseldelta-Zuid met als doel de integrale stedelijke ontwikkeling van Kampen in combinatie met hoogwaterbescherming. IJsseldelta-Zuid ligt in het gebied tussen Kampen, de IJssel en het Drontermeer (Figuur 1). Figuur 1: Projectgebied IJsseldelta-Zuid 1.2 Masterplan IJsseldelta-Zuid Voor de gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid is in het najaar van 2006 het Masterplan Veilig wonen, werken en recreëren in IJsseldelta Zuid vastgesteld door de gemeenteraden van Kampen en Zwolle, Provinciale Staten van Overijssel en het Algemeen Bestuur van Waterschap Groot Salland. De gebiedsontwikkeling IJsseldelta- Zuid is als voorbeeldproject opgenomen in de Nota Ruimte. Belangrijke onderdelen van het Masterplan zijn de aanleg van een bypass tussen de IJssel en het Drontermeer en woningbouwontwikkeling ten zuiden en ten westen van Kampen. De bypass is een van de benodigde maatregelen in de benedenloop van de IJssel om de verwachte hogere rivierafvoeren in de toekomst veilig te kunnen verwerken. In de in 2008 door Provinciale Staten van Overijssel vastgestelde partiële herziening van het Streekplan Overijssel is de ontwikkeling van woningbouw ten westen van Kampen tot 2020 beperkt tot een tussen de Hanzelijn en bypass gelegen locatie van woningen. Dit wordt een waterrijk woonmilieu, dat gedeeltelijk op een klimaatdijk wordt gebouwd. In de bypass en de daaraan grenzende Onderdijkse Waard wordt ruim 400 hectare nieuwe natuur gerealiseerd. Daardoor ontstaat een ecologische verbinding tussen de IJsseluiterwaarden en de Veluwerandmeren. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

16 Ook het verbeteren van de toeristisch-recreatieve infrastuctuur is een doel van de gebiedsontwikkeling. Andere projecten in het Programma IJsseldelta-Zuid zijn de inpassing van de Hanzelijn (spoor), de ontwikkeling van de stationslocatie Kampen- Zuid, de verbreding van de N50 en capaciteitsuitbreiding van de N307 en de versterking van de agrarische structuur. Op 28 januari 2008 heeft de stuurgroep Gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid Gedeputeerde Staten van Overijssel en Flevoland geadviseerd als voorkeursalternatief te kiezen voor een bypass die in open verbinding staat met het Vossemeer. Dit voorkeursalternatief wordt gekenmerkt door hoog dynamische natuur met een grote peildynamiek door de invloed van peilfluctuaties in het Vossemeer op de bypass. Op 9 november 2009 heeft de stuurgroep besloten het gekozen voorkeursalternatief voor het SNIP3 besluit verder uit te werken zonder stormkering bij Roggebot. De bypass Kampen is als concreet omschreven project opgenomen in het Nationaal Waterplan. 1.3 Gefaseerde uitvoering Medio 2009 heeft de regio aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat voorgesteld de uitvoering van IJsseldelta-Zuid in twee fasen te splitsen en in fase 1 de uitvoering te combineren met het Ruimte voor de Rivierproject Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Dit voorstel is uitgewerkt in een business case op grond waarvan het kabinet op 4 september 2009 heeft besloten 167 miljoen te reserveren voor de gefaseerde uitvoering en 22,4 miljoen uit het Nota Ruimtebudget beschikbaar te stellen voor de gebiedsontwikkeling. Per brief d.d. 5 oktober 2009 heeft de staatssecretaris van V&W gemeld dat, aanvullend op de in de PKB Ruimte voor de Rivier beschikbare 46 miljoen voor de zomerbedverlaging, 167 miljoen wordt gereserveerd voor de aanleg van de hoogwatergeul bij Kampen. De bijdrage uit het Nota Ruimte budget is vastgelegd in een door de minister van VROM d.d. 31 december 2009 afgegeven beschikking. In de gefaseerde uitvoering wordt in de eerste fase de zomerbedverlaging uitgevoerd in combinatie met de inrichting van het bypassgebied. In de periode worden een aantal kunstwerken gebouwd voor het via de bypass vanaf 2025 kunnen afvoeren van hoogwaterpieken op de IJssel. 1.4 Bestuursovereenkomst Op 15 februari 2010 is als vervolg op het kabinetsbesluit een Bestuursovereenkomst afgesloten tussen het Rijk, de provincies Overijssel en Flevoland, de gemeenten Kampen, Zwolle, Dronten en Oldenbroek, de waterschappen Groot Salland en Zuiderzeeland, evenals Staatsbosbeheer. In deze overeenkomst zijn onder andere de gereserveerde financiële bijdragen van Rijk, provincie Overijssel en gemeente Kampen vastgelegd. Ook is hierin opgenomen dat de provincie Overijssel ter voorbereiding van de Projectbeslissing (SNIP 3 besluit) de adviesnota voor de bypass Kampen laat uitwerken en Rijkswaterstaat die voor de zomerbedverlaging. 1.5 Verandering projectscope in 2011 De Ruimte voor de Rivier maatregel Zomerbedverlaging Beneden-IJssel voorzag in het over 22 kilometer verdiepen van de IJssel met gemiddeld 1,7 meter. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

17 Najaar 2011 is geconcludeerd dat heroverweging van dit project nodig is als gevolg van de negatieve effecten op onder andere de drinkwaterwinning bij Zwolle. Op 26 september 2011 is door de Bestuurlijke Begeleidingscommissie Zomerbedverlaging en de Stuurgroep IJsseldelta-Zuid aan de staatssecretaris van I&M geadviseerd om een verkorte zomerbedverlaging (7 in plaats van 22 kilometer) te combineren met een versnelde, gedeeltelijke inzet van de bypass voor het afvoeren van de uiterste hoogwaterpieken (> m 3 /s) op de IJssel. Op basis van in het najaar van 2011 uitgevoerde haalbaarheidsonderzoeken is geconcludeerd, dat via het huidige Roggebotsluis complex, met een aantal aanpassingen, bij maatgevende rivierafvoeren en een eenmaal per jaar storm, 220 m 3 /s kan worden afgevoerd. Op 2 december 2011 zijn de conclusies van de haalbaarheidsonderzoeken door de Bestuurlijke Begeleidingscommissie Zomerbedverlaging en de Stuurgroep IJsseldelta-Zuid vastgesteld en is de staatssecretaris van I&M voorgesteld de plannen voor de verkorte zomerbedverlaging in combinatie met een versnelde, beperkte inzet van de bypass uit te werken voor het SNIP 3 besluit. Het voorliggende document is een van de hiervoor opgestelde producten. 1.6 De onderscheiden projectfasen De uitvoering van de bypass blijft ondanks deze scopewijziging in twee fases gesplitst, met een doorkijk naar een derde fase. Voor de versnelde inzet van de bypass moeten wel een aantal aanvankelijk in fase 2 te bouwen kunstwerken in fase 1 worden gebouwd. De fasen kenmerken zich na de scopewijzigingen als volgt: 1. Fase 1 Voor fase 1 (operationeel tussen begin 2017 t/m 2025) start de uitvoering in In 2017 is de bypass geschikt om te worden ingezet bij extreem hoge rivierafvoeren (> m 3 /s). In de uitvoering voor fase 1 vindt al het groot grondverzet plaats. Voorzien is in de aanleg van de totale inrichting en de bypassdijken (exclusief Drontermeerdijk), vervanging van de Nieuwendijk door een viaduct, nieuwe natuur, de toeristisch recreatieve voorzieningen (waaronder de vaargeul en recreatiesluis in de IJsseldijk), het inlaatwerk, een kering met twee keersluizen ten zuiden van het eiland Reeve en beschermingsmaatregelen bij de Roggebotsluis. Door de aanleg van de recreatiesluis kan de bypass in fase 1 als vaarroute voor recreatievaart worden gebruikt. Uitgangspunt is een robuust en flexibel ontwerp, dat ruimte biedt om in te spelen op toekomstige beleidsontwikkelingen en reeds op een veilige wijze een bijdrage levert aan de korte termijn Ruimte voor de Rivier taakstelling bij Zwolle. Voor de versnelde inzet van de bypass moeten de aanvankelijk voor fase 2 te bouwen inlaat en een kering ten zuiden van het eiland Reeve al in fase 1 worden gebouwd. Gebruik makend van het huidige Roggebotcomplex kan in fase 1 maximaal circa 220 m 3 /s worden afgevoerd bij een maatgevende afvoer die samenvalt met een eenmaal per jaar stormsituatie of een verhoogd peil op Vossemeer door neerslag of IJsselafvoer (NAP+0,6 m). De afvoer van circa 220 m 3 /s door de bypass veroorzaakt circa 12,8 cm waterstandsdaling bij Zwolle bij de maatgevende afvoer ( m 3 /s). Bij een lagere waterstand dan NAP+0,6 m op het Vossemeer kan desgewenst een groter volume via de bypass worden afgevoerd, mits het waterpeil bij Roggebotsluis niet het peil van NAP+1,7 m overschrijdt. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

18 De bypass moet in fase 1 pas als uiterste maatregel worden ingezet (kans 1/1100 per jaar 1 ). Voor de afvoer via de huidige Roggebotsluis en de spuikoker in de Roggebotkering worden beschermende voorzieningen aangebracht. Ook zijn voorzieningen nodig om de waterkerende functie te borgen, nadat de sluis is gebruikt om te spuien. De inlaat is loodrecht op de stroomrichting van het in te laten water gepositioneerd. Dat vergt een verlegging van de IJsseldijk in westelijke richting. Bij een extreme afvoersituatie (> m 3 /s) op de IJssel worden twee dynamische schuiven in het inlaatwerk geopend, waarmee de hoeveelheid in te laten water kan worden geregeld. De bypass is in fase 1 nog afgesloten van het IJsselmeer door de kering in de Roggebotsluis, maar staat onder dagelijkse omstandigheden in open verbinding met het Drontermeer. Om bij de afvoer van IJsselwater of bij opstuwing bij storm uitwisseling tussen IJsselwater en het Drontermeer en afvoer via de Veluwerandmeren te blokkeren wordt een kering gebouwd ten zuiden van het eiland Reeve. 2 In deze kering zijn twee keersluizen opgenomen. Een keersluis ter plaatse van het noordelijk sluishoofd voor de in fase 2 te bouwen nieuwe Roggebotsluis en een keersluis ter plaatse van een in fase 2 te bouwen spuivoorziening. Door de aanleg van twee keersluizen in de Reevedam wordt de belemmering voor de scheepvaart op de route Drontermeer-Vossemeer zoveel mogelijk gereduceerd en een nautisch veilige oplossing nagestreefd. 2. Fase 2 Voor fase 2 (operationeel vanaf 2025 t/m 2065) is rekening gehouden met een opzet van het winterstreefpeil van het IJsselmeer met 23 cm in De bypass zal in fase 2 ingezet (kunnen) worden voor de afvoer van maximaal circa 730 m 3 /s bij een 1/2000 jaar hoogwater op de IJssel. In fase 2 zal deze afvoer via de bypass minimaal 30 cm waterstandsdaling nabij Zwolle veroorzaken bij een maatgevende afvoer ( m 3 /s). Voor fase 2 is de uitvoering in de periode 2021 t/m 2024 gepland. Bij de inlaat zijn een aantal kleinere aanpassingen nodig, waaronder de aanleg van een migratiegeul. De bypass staat in fase 2 in open verbinding met het Vossemeer door verwijdering van de kering bij Roggebot. Deze wordt vervangen door een circa 100 meter lang viaduct, met klepbrug en doorvaarthoogte van 7,0 meter. Nu is die hoogte circa 4,5 meter. Ook moet de Drontermeerdijk voor fase 2 over een lengte van meter worden versterkt en zijn voorzieningen tegen hoogwater nodig in het recreatiecomplex Roggebot. Door de open verbinding met het IJsselmeer ontstaat er een grotere peildynamiek met een hoog dynamische natuur. De bypass is gescheiden van het Drontermeer door de in fase 1 gebouwde kering ten zuiden van het eiland Reeve. Hierin zijn de twee keersluizen vervangen door een schutsluis en spuikoker. 3. Fase 3 Naast de bovengenoemde fasen, is er vanwege ontwerpredenen ook nog een fase 3 gedefinieerd (operationeel vanaf 2065 ). Voor fase 3 is in de ontwerpen van de dijken (ruimtereservering) en de kunstwerken (fundering) rekening gehouden met een opzet van het winterpeil ten opzichte van nu met 1,0 meter. 1 Zie paragraaf van de Systeemanalyse 2 Deze kering heeft als werktitel de Reevedam 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

19 Voor de klimaatdijk in het woongebied wordt al direct een kruinhoogte gerealiseerd die geschikt is voor een toename van het winterpeil van het IJsselmeer na 2065 met 1,5 meter. In bijlage 1 is een overzicht van de voor fase 1 en fase 2 te realiseren objecten opgenomen. 1.7 SNIP 3 procedure De plannen voor de verkorte Zomerbedverlaging Beneden-IJssel en de versnelde inzet van de bypass zijn in de periode parallel uitgewerkt tot het zogeheten SNIP 3 beslisniveau. Alle hiervoor opgeleverde producten dienen ter onderbouwing van het SNIP3 besluit, de bestemmingsplannen en de vergunningen. Voor de besluitvorming over fase 1 is het noodzakelijk, dat relevante informatie voor fase 2 ook is uitgewerkt. Ook het ontwerp van fase 2 moet vergunbaar zijn. De fase 1 te bouwen objecten zijn onomkeerbare maatregelen voor fase 2. Om het verschil tussen fase 1 en fase 2 duidelijk naar voren te laten komen, is in de systeemanalyse onderscheid gemaakt in de beschrijving van de verschillende fases en de verschillende objecten per fase. Het eindresultaat van de SNIP3 procedure voor fase 1 omvat de volgende hoofdproducten: projectontwerp (het inrichtingsplan en het technisch ontwerp tezamen. In het technisch ontwerp voor de objecten tot VO-niveau uitgewerkt); conceptvergunningen en projectplannen Waterwet; ontwerpbestemmingsplan, Besluit-MER en Passende Beoordeling; onderbouwende onderzoeken. Deze hoofdproducten en onderliggende onderzoeken moeten voldoen aan de eisen die gesteld zijn door de Bevoegd Gezagen en de eisen van de Programma Directie Ruimte voor de rivier (het Handboek SNIP). De uitwerking van de meeste producten voor het SNIP 3 procedure is gegund aan een Combinatie van Royal Haskoning, Witteveen+Bos en Tauw. De ontwerpbestemmingsplannen worden door de gemeente Kampen voorbereid. De provincie Overijssel levert producten zoals een inkoopplan en de benodigde onroerend goed gegevens. De partijen die de bestuursovereenkomst in 2010 hebben ondertekend zijn nadien intensief betrokken bij de ontwikkeling en/of toetsing van de voor SNIP 3 uitgewerkte producten. 1.8 Doel voorliggend SNIP3 product In het bovengeschetste SNIP3 traject is met de partners in de regio tot een gedragen uitwerking van het voorkeursalternatief gekomen. Dit heeft geleid tot rapportages met betrekking tot de verschillende aspecten van een SNIP 3 procedure. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

20 De voorliggende rapportage Technisch ontwerp is onderdeel van deelproduct 2. Het doel van deze rapportage is: Voor de fase 1 objecten te komen tot een gedetailleerd ontwerp met nauwkeurige beschrijving (dwarsprofielen, dimensies, aanzichten overgangsconstructies, aansluitingen etc.); bepalend voor het detailniveau van het ontwerp van fase 1 is de vereiste nauwkeurigheid van de kostenraming voor SNIP 3, +/- 15%; Voor de fase 2 objecten te komen tot een schetsontwerp met beschrijving (hoofdafmetingen, dwarsprofielen, aanzichten, etc.) op hoofdlijnen; bepalend voor het detailniveau van het ontwerp van fase 2 is een nauwkeurigheid van de kostenraming vereist van ca %; Een duidelijke beschrijving van de werking van het systeem en samenhang tussen de verschillende onderdelen. 1.9 Leeswijzer voorliggend SNIP3 product In deel 0 zijn de algemene onderwerpen van het project opgenomen die betrekking hebben op de objecten van beide fasen. Dit deel begint met hoofdstuk 2 waarin de projectbeschrijving aan de orde komt. Hoofdstuk 3 behandelt de ontwerpmethode, waarna in hoofdstuk 4 een overzicht van de aspecten duurzaamheid, klimaat en innovatie wordt gegeven. Deel 1 bestaat uit de hoofdstukken 5 t/m 10 waarin het ontwerp van de diverse objecten wordt gepresenteerd. Elk hoofdstuk beslaat een hoofdobject, waarin per paragraaf de deelobjecten worden behandeld. Het ontwerp van de objecten behorend tot fase 2 is opgenomen in het tweede deel van deze rapportage, en beslaat de hoofdstukken 11 t/m 16. Deel 3 is een algemeen deel dat betrekking heeft op beide fasen. Hierin komen de kostenraming en het uitvoeringsplan aan de orde. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

21 2 SCOPE TECHNISCH ONTWERP 2.1 Scope Systeemgrenzen De systeemgrenzen van het project zijn weergegeven op tekening en in figuur 2.1 zichtbaar gemaakt. Figuur 2.1: Systeemgrenzen projectgebied IJsseldelta Zuid Scopebeschrijving In de Systeemanalyse [1] is de werking van het project IJsseldelta Zuid uitvoering beschreven voor de twee fasen waarin het object wordt gerealiseerd. De bypass IJsseldelta-Zuid bestaat uit verschillende projectelementen, ook wel objecten genoemd. De objecten die in fase 1 en 2 worden gerealiseerd, zijn weergegeven in de figuren 2.2 en 2.3. Deze zijn geprojecteerd op een beeld van het Inrichtingsplan (versie april 2012). De objectenstructuur is in het huidige ontwerpproces aangepast ten opzichte van de structuur in het VKA. In bijlage 1 is het overzicht gegeven van de objecten, met daarbij aangegeven voor welke objecten in voorliggend document het ontwerp wordt behandeld. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

22 Figuur 2.2: Fase 1 Objecten geprojecteerd op het inrichtingsplan fase 1 Figuur 2.3: Fase 2 Objecten geprojecteerd op het inrichtingsplan fase 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

23 2.2 Raakvlakken Zoals in de inleiding al is aangegeven, heeft het technisch ontwerp verscheidene raakvlakken met andere productsheets. In tabel 2.1 zijn de relaties weergegeven. Tabel 2.1: Raakvlakken technisch ontwerp Productsheet Raakvlak Systeemanalyse Systeemanalyse levert randvoorwaarden voor ontwerp en objectendecompositie. Functioneel PvE Functioneel PvE levert randvoorwaarden en uitgangspunten voor de objecten. Inrichtingsplan Inrichtingsplan bepaalt ruimtelijke bepaling van objecten en beeldkwaliteitsplan. Waterkeringsplan De objecten behorend tot het technisch ontwerp sluiten aan op objecten uit het waterkeringsplan. Kostenraming Productgroep kostenraming berekent kosten van het technisch ontwerp. Komen gezamenlijk tot kostenefficiënt ontwerp. Beheer en Onderhoud Technisch ontwerp van de objecten dient overeen te stemmen met beheervisie en beheer- en onderhoudsplannen. Uitvoeringsplan Uitvoeringsplan stelt randvoorwaarden aan uitvoerbaarheid van het technisch ontwerp. Hydraulica en veiligheid Hydraulica en veiligheid stelt hydraulische belastingen op de objecten vast. Morfologie Morfologische effecten van het ontwerp worden in samenwerking met hydraulica en veiligheid en het TO bepaald. Geohydrologie Geohydrologische effecten van het ontwerp worden vastgesteld in deze productgroep. Kabels en leidingen Integratie van K&L voorzieningen in de diverse objecten worden onderling afgestemd. Natuur Natuurinrichting wordt afgestemd met TO, beheer- en onderhoudsplan en inrichtingsplan. Ruimtelijke visie Het raakvlak met de ruimtelijke visie vindt indirect plaats via de sterke relatie met het inrichtingsplan. Beeldkwaliteitsplan Het beeldkwaliteitsplan levert randvoorwaarden aan de oplossing van de objecten in het TO met betrekking tot de uitstraling van de objecten. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

24 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

25 3 ONTWERPMETHODE 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de ontwerpmethode behandeld. Aan de orde komen ontwerpuitgangspunten, toegepaste leidraden en normen en de ontwerpmethodiek. Bij de start van het project is een aantal functionele eisen genoemd die van toepassing zijn op het ontwerp. Gedurende het ontwerpproces is een aantal hiervan toegevoegd, gewijzigd of komen te vervallen. Ook zijn er nieuwe eisen duidelijk geworden tijdens gesprekken met beheerders en ontwerpsessies. In het Functioneel Programma van Eisen (FPvE) [2] staan alle eisen met initiator en bron. 3.2 Ontwerpuitgangspunten Algemene uitgangspunten In deze paragraaf worden de algemene uitgangspunten geformuleerd voor het technisch ontwerp van de objecten in dit document, dus zowel voor fase 1 als 2. Ten aanzien van deze objecten gelden de volgende algemene uitgangspunten: het gedeelte van de IJsseldijk tussen de bypassdijken heeft zowel in fase 1 als in fase 2 een normfrequentie van 1/4000; de objecten die in fase 1 worden gerealiseerd, dienen te voldoen aan de randvoorwaarden die gesteld worden voor fase 2; er komt geen peilscheiding in de bypass; Open bypass : er komt in fase 2 geen stormvloedkering of uitlaatwerk bij Roggebot (object 1E2). Het ontwerp van deze open verbinding tussen het Drontermeer en Vossemeer bij de Roggebot dient zodanig te zijn dat de eventuele aanleg van een stormvloedkering op deze locatie wel mogelijk dient te blijven (indien daartoe besloten wordt in fase 3); kunstwerken worden ontworpen op een technische levensduur van 100 jaar. De kunstwerken in fase 1 hebben een planperiode tot 2115, de kunstwerken in fase 2 tot In paragraaf 3.6 wordt hier nader op ingegaan; duurzaamheid: de objecten dienen duurzaam te worden ontworpen en aangelegd. AgentschapNL (SenterNovem) heeft hiervoor richtlijnen opgesteld met het oog op duurzame aanbesteding in de GWW-sector; Kunstwerken worden onderhoudsextensief ontworpen, binnen de randvoorwaarden van het optimaliseren van de LCC; Ten aanzien van zeespiegel- en IJsselmeerpeilstijging wordt in principe uitgegaan van het PDR-scenario (scenario 2). Voor de niet aan te passen onderbouw van kunstwerken wordt het conservatievere NWP scenario 4 aangehouden. Dit komt neer op een IJsselmeerpeilstijging van het streefpeil van 1 m, hetgeen resulteert in een verhoging van 55 cm van de MHW-stand op in de IJsselmonding. Aanvankelijk was dit laatste scenario zowel voor onder- als bovenbouw aangehouden, maar dit zou leiden tot een te zware dimensionering van de objecten. In paragraaf en 3.6 wordt hier nader op ingegaan, een nadere beschrijving van de scenario s is opgenomen in de rapportage Hydraulica en veiligheid; Voor onderdelen die aangepast kunnen worden, wordt een IJsselmeerpeilstijging tot 2065/2075 (50 jaar) meegenomen; voor deze onderdelen dient een ruimtereservering te worden opgenomen; TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

26 Met betrekking tot de beeldkwaliteitseisen wordt in het Functioneel programma van eisen verwezen naar het beeldkwaliteitsplan als onderdeel van het totale FPvE voor de volgende projectfase (SNIP4) Veiligheidstoets primaire waterkeringen Bij het ontwerp van de diverse kunstwerken dient rekening gehouden te worden met de toekomstige veiligheidstoetsing van de kunstwerken conform de Leidraad Kunstwerken. Concreet betekent dit dat het opleverdossier aan de toekomstige beheerders van de kunstwerken minimaal de volgende zaken bevat: as-built (revisie) tekeningen van het kunstwerk (digitaal en analoog); overzicht van overeengekomen wijzigingen tijdens de bouw van het kunstwerk ten opzichte van het ontwerp. Dit zal deels in de as-built tekeningen zijn vastgelegd, maar het is raadzaam om ook een overzichtslijst te hebben van alle wijzigingen tussen ontwerp en werkelijk uitgevoerd kunstwerk; ontwerpberekeningen inclusief gehanteerde ontwerpbelastingen; toegepaste rekenregels: volgens welke normen, richtlijnen en leidraden zijn de kunstwerken ontworpen; gehanteerde ontwerpuitgangspunten (ontwerpfilosofie); resultaten van modelberekeningen (indien toegepast); kunstwerkschematisering; beheer- en onderhoudshandleidingen; foto s van de uitvoering, deze zijn vooral belangrijk voor het vastleggen van informatie van onderdelen die na voltooiing van het kunstwerk aan het zicht zijn onttrokken; overzicht van leveranciers voor onderdelen voor toekomstige raadpleging ten aanzien van materiaalsoort (bv houtsoorten, betonsterkte, toegepaste toeslagmaterialen) en sterkte van onderdelen; garantiebewijzen en certificaten van in het werk aangebrachte materialen; uitgevoerde kwaliteitscontroles en bedrijfscontroles tijdens uitvoering van het werk. Het ontwerp van de waterkerende kunstwerken verloopt volgens de Leidraad Kunstwerken. Het ontwerp wordt conform deze leidraad gecontroleerd op hoogte, constructieve sterkte en stabiliteit en betrouwbaarheid sluiting. Van de Leidraad wordt afgeweken in die zin dat de bovenbouw van de recreatieschutsluis op een levensduur van 50 jaar wordt ontworpen. Onderbouw (fundering, vloer, wanden) worden wel ontworpen op 100 jaar levensduur Geometrische uitgangspunten Het inrichtingsplan [3] vormt de basis voor het ontwerp van de objecten in de bypass. Dit inrichtingsplan is opgesteld op basis van diverse ontwerpsessies waarbij deskundigen van opdrachtgever, beheerders en opdrachtnemer betrokken zijn geweest. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

27 3.2.4 Hydraulische randvoorwaarden en uitgangspunten De hydraulische uitgangspunten voor het ontwerp bestaan uit dagelijkse waterpeilen in bypass, randmeren en IJssel, ontwerppeilen en golfbelastingen tijdens maatgevende omstandigheden (norm 1/2000 cq. 1/4000). Deze hydraulische randvoorwaarden zijn ontleend aan de rapportage Hydraulische Effecten [4]. Voor de stijging van de streefpeilen op de lange termijn, zijn 4 scenario s aangehouden. Deze scenario s volgen uit de WB21 klimaatscenario s, het addendum Leidraad Zee- en Meerdijken en het advies van de Commissie Veerman en het (verplichte) PDR scenario. Scenario 1: streefpeilen op basis van het minimum scenario van de WB21 zeespiegelstijging scenario s. Hierin wordt uitgegaan van een zeespiegel stijging van 20 cm in De streefpeilen (zomer- en winter-) blijven dan gelijk aan de huidige situatie in 2050 en 2100, dus totaal geen meerpeilstijging; Scenario 2: streefpeilen op basis van het midden scenario van de WB21 zeespiegelstijging scenario s. Hierin wordt uitgegaan van een zeespiegel stijging van 60 cm in De streefpeilen (zomer- en winter-) stijgen dan met 23 cm in Tot 2050 kan het streefpeil gehandhaafd blijven op het huidige niveau (excl. eventuele korte termijn zomerpeilstijging). Dit scenario 2 is gelijk aan het scenario uit het addendum Leidraad Zee- en Meerdijken [22]. De PDR heeft dit scenario ook als uitgangspunt verplicht gesteld voor de PDR RvdR projecten; Scenario 3: streefpeilen op basis van het maximum scenario van de WB21 zeespiegelstijging scenario s. Hierin wordt uitgegaan van een zeespiegel stijging van 1,1 m in De streefpeilen (zomer- en winter-) stijgen dan met 72 cm in In 2050 moet het streefpeil dan verhoogd worden met 12 cm (excl. eventuele korte termijn zomerpeilstijging); Scenario 4: streefpeilen volgens de bovengrens van de Commissie Veerman. Dit advies is gebaseerd op het waarborgen van de zoetwater buffervoorraad. Het overstijgt qua peilen het advies dat is gebaseerd is op enkel zeespiegelstijging. Het maximale scenario t.g.v. zeespiegelstijging (scenario 3) leidde tot ca. 70 cm peilstijging. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de peilstijging t.g.v. de zoetwatervraag nog enkele decimeters tot bijna een meter in de zomer is. Scenario 4 betekent een stijging van het streefpeil met 1,5 m. Later is door de Waterdienst geadviseerd deze zoekrichting te vertalen naar een stijging van het zomerstreefpeil van maximaal 1,5 m in 2100 en een stijging van het winterstreefpeil van maximaal 1,0 m in Deze peilopzet zou kunnen worden ingevoerd vanaf 2035 voor het winterpeil en na 2045 voor het zomerpeil. In het recent verschenen Deltaprogramma 2012 is geadviseerd op dit moment nog geen korte termijn peilbesluit te nemen. Uit de tekst zou zelfs geïnterpreteerd kunnen worden dat deze niet noodzakelijk is tot tenminste In de hydraulische analyse en het technisch ontwerp is op dit moment uitgegaan van het uitblijven van het korte termijn peilbesluit. Voor fase 1 (vanaf 2015) gelden de jaartallen 2065 (bovenbouw) en 2115 (onderbouw). Voor fase 2 de jaartallen 2075 (bovenbouw) en 2125 (onderbouw). In de ontwerpwaarden voor 2065/2075 zit een IJsselmeerpeilstijging van 0,10 m op het winterpeil, een robuustheidstoeslag van 0,20 m en een toeslag voor slingeringen in het merengebied van 0,10 m (conform Hydraulische Randvoorwaarden 2006). TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

28 Dit is conform het Addendum op de Leidraad Zee-en meerdijken (met meerpeilstijging gebaseerd op scenario 2 / PDR-scenario / PKB: 23 cm tot 2100), die tevens voor het Waterkeringsplan wordt aangehouden. De ontwerpwaarden voor 2115/2125 zijn gebaseerd op scenario 4 met een toeslag van 0,10 m aangehouden voor slingeringen. Figuur 3.1: Ontwikkeling streefpeilen (zomer en winter) in het Vossemeer van 2015 tot 2100 volgens de 4 scenario s Figuur 3.2: Ontwikkeling streefpeilen (zomer en winter) in het Drontermeer van 2015 tot 2100 volgens de 4 scenario s 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

29 Figuur 3.3: Ontwikkeling streefpeilen (zomer en winter) in de bypass van 2015 tot 2100 volgens de 4 scenario s Stroomsnelheden zijn berekend voor een afvoer bij Lobith m 3 /s (1/2000 jaar afvoer) en m 3 /s. Voor het technisch ontwerp, zichtjaar 2065/2075 is uitgegaan van de stroomsnelheden bij m 3 /s, voor het zichtjaar 2115/2125 van de stroomsnelheden bij m 3 /s. Tabel 3.1: Dieptegemiddelde stroomsnelheden op diverse locaties bij 2 maatgevende afvoeren Locatie Dieptegemiddelde stroomsnelheid bij m 3 /s fase 2 Dieptegemiddelde stroomsnelheid bij m 3 /s Fase 3 Opening Roggebot 1,9 m/s 2,1 m/s Teen Flevodijk tot 0,3 m/s Tot 0,3 m/s Teen bypassdijken westelijk gedeelte Tot 0,3 m/s Tot 0,3 m/s Teen bypass dijken oostelijk gedeelte Tot 0,5 m/s Tot 0,5 m/s Nieuwendijkse Brug 0,5 tot 1,1 m/s 0,5 tot 1,2 m/s Knoop 1,2 m/s 1,3 m/s Inlaatwerk 1,5 m/s 1,6 m/s Recreatiegeul westelijk gedeelte 0,5 tot 1,1 m/s 0,5 tot 1,2 m/s Recreatiegeul oostelijk gedeelte 0,5 tot 0,8 m/s 0,5 tot 0,9 m/s (bron: rapportage Hydraulische effecten en veiligheid) Bij deze scenario s bestaat bij stormconditie op de bypass de kans dat de rijdekken van de brug Nieuwendijk en de kunstwerken van de Knoop (Hanzelijn en N50) door golfslag worden belast. In hoofdstuk 6 is de golfbelasting op de brug Nieuwendijk gegeven. De bepaling van de golfbelasting op de kunstwerken van de Knoop valt buiten de scope van het ontwerp. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

30 3.2.5 Geotechnische uitgangspunten Het funderingsontwerp van de kunstwerken is gebaseerd op de boringen en sonderingen die door Fugro in opdracht van Tauw zijn uitgevoerd. Voor meer informatie over de geotechnische uitgangspunten wordt verwezen naar de bijlagen 3 en 9 waarin het constructieve ontwerp van de recreatieschutsluis en brug Nieuwendijk zijn uitgewerkt Geodydrologische uitgangspunten De geohydrologische uitgangspunten voor het ontwerp zijn in deelproduct 10 opgenomen. 3.3 Gehanteerde leidraden en normen Basisdocumenten Het technisch ontwerp dient te voldoen aan de eisen in de door de opdrachtgever aangeleverde basisdocumenten en het inrichtingsplan. Het inrichtingsplan is mede vastgelegd op basis van de ontwerpkwesties in de inrichtingsagenda. Daarnaast is het ontwerp gebaseerd op verschillende producten die gelijktijdig worden ontwikkeld/opgesteld in de diverse productsheets, onder andere het FPvE, systeemanalyse, hydraulische en morfologische onderzoeken Normen en richtlijnen Alle objecten in de bypass worden ontworpen volgens de vigerende wet- en regelgeving. De volgende normen en richtlijnen worden toegepast bij het technisch ontwerp Opgemerkt wordt dat deze lijst niet volledig is. In het FPvE is een uitvoerige lijst van bindende documenten opgenomen. NEN 6700 Algemene basiseisen; NEN 6702 Belastingen en vervormingen; NEN 6706 Verkeersbelastingen op bruggen; NEN 6740 Basiseisen en belastingen; NEN 6743 Berekeningsmethode voor funderingen op palen - drukpalen; CUR Ontwerpregels voor trekpalen; CUR 166 Damwandconstructies; TAW Leidraad kunstwerken 2003; VTV2006 Voorschrift toetsen op veiligheid; RVW 2011 Richtlijnen vaarwegen 2011; Ontwerp van Schutsluizen Deel 1 en 2, Bouwdienst RWS, juni 2000; ASVV2004 Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen; CROW Publicatie 164 Handboek wegontwerp; CROW Publicatie 202 Handboek veilige inrichting van bermen Niet- Autosnelwegen. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

31 Op dit moment is er sprake van een overgangsperiode naar het gebruik van de Eurocodes. Uitgangspunt in het ontwerp is nog het gebruik van bouwbesluit en de NEN-normen. 3.4 Ontwerpmethodiek Budgetgestuurd ontwerpen In het ontwerp wordt gestuurd op zo gunstig mogelijke kosten efficiency tijdens het ontwerp, de realisatie, gebruik en sloop van de kunstwerken op het gebied van materialen, instandhouding en energie. In samenwerking met de productsheet kostenraming wordt het ontwerp op basis van LCC geoptimaliseerd binnen de kaders van budgetgestuurd ontwerpen Duurzaam ontwerpen Het ontwerp van de bypass zal, zoveel mogelijk, duurzaam worden ontworpen. Dit betreft niet alleen de uiteindelijke situatie (de bypass in de gebruiksfase) maar ook de uitvoeringsfasen van het project. Waar mogelijk zullen materialen worden toegepast die aan het einde van de levensduur hergebruikt kunnen worden. SenterNovem (nu AgentschapNL) heeft richtlijnen en criteria opgesteld voor duurzame aanbesteding in de GWW. Bij een duurzame aanbesteding worden eisen gesteld aan leveranciers op het gebied van duurzaamheid. In de GWW-sector heeft dit betrekking op de fasen ontwerp, uitvoering, beheer en onderhoud en sloop/hergebruik. In deze rapportage ligt de nadruk op duurzaamheid in de ontwerpfase Robuust ontwerpen De bypass en alle daartoe behorende objecten dienen robuust te worden ontworpen. Robuust ontwerpen is volgens het addendum bij de Leidraad Zee- en Meerdijken niets anders dan goed ontwerpen. De volgende definitie van robuust ontwerpen is gehanteerd: goed (robuust) ontwerpen betekent in het ontwerp rekening houden met toekomstige ontwikkelingen en onzekerheden, zodat het uitgevoerde ontwerp tijdens de planperiode blijft functioneren zonder dat ingrijpende en kostbare aanpassingen noodzakelijk zijn, en dat het ontwerp uitbreidbaar is indien dat economisch verantwoord is. Dit betekent dat het systeem bestand dient te zijn tegen toekomstige (hogere) hydraulische belastingen en dat er bij de objecten fysieke ruimte gereserveerd wordt om objecten zodanig aan te passen dat ze deze belastingen na aanpassing kunnen weerstaan. Ook de objecten zelf dienen zodanig te zijn ontworpen, dat toekomstige aanpassingen mogelijk blijven. Voor het ontwerp van de bovenbouw van kunstwerken wordt voor fase 1 objecten een ontwerphorizon tot het jaar 2065 gehanteerd (50 jaar). Voor fase 2 objecten, welke in 2025 zullen worden gerealiseerd, is rekening gehouden met een ontwerphorizon tot het jaar De fundering en die delen die niet aanpasbaar zijn, worden ontworpen op een levensduur van 100 jaar. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

32 3.4.4 Beheerbewust ontwerpen In het ontwerp is aandacht besteed aan het toekomstig gebruik, beheer en onderhoud van de objecten. De ontwerpkeuzen zijn mede gebaseerd op de door de beheerders geformuleerde gebruikseisen en wensen Faalmechanismen Waterbouwkundige kunstwerken worden ontworpen en getoetst op falen volgens in de Leidraad Kunstwerken en VTV (voorschrift toetsen op veiligheid) voorgeschreven sporen. Dit zijn: hoogte; stabiliteit en sterkte; stabiliteit van constructie en grondlichaam; sterkte van de (waterkerende) constructieonderdelen; piping en heave; stabiliteit van het voorland; betrouwbaarheid sluiting. 3.5 Rekenmodellen In de rapportages van de diverse productsheets (waterkeringsplan, morfologie, hydraulica & veiligheid, geohydrologie etc.) is weergegeven van welke rekenmodellen gebruik is gemaakt binnen deze specialismen. 3.6 Nadere uitwerking levensduur/uitbreidbaarheid Dijken Zie Waterkeringsplan. Kunstwerken Voor kunstwerken wordt in principe een levensduur van 100 jaar aangehouden. Voor bepaalde onderdelen wordt een kortere levensduur aangehouden. Bijvoorbeeld voor oplegblokken (30 jaar) en stalen sluisdeuren (50 jaar). Daarnaast wordt voor de hoogte van uitbreidbare onderdelen zoals de sluiswanden niet de volledige toename van de hydraulische belasting door klimaatveranderingen tijdens de levensduur verdisconteerd (zie hydraulische randvoorwaarden en uitgangspunten). Overige objecten Bodembescherming wordt uitgelegd voor een planperiode van 50 jaar. Daarna kan het nodig zijn vanwege toenemende hydraulische belasting bij te storten. Wegen en fietspaden: worden uitgelegd voor een gangbare levensduur. Deze is beperkt; bij renovatie kan de constructie gemakkelijk worden aangepast aan de dan geldende normen en eventueel andere gebruikseisen. Voor gemakkelijk te vervangen onderdelen zoals (houten) damwanden is een beperkte levensduur van bijv. 30 jaar voldoende. De keuze voor het PDR-scenario in plaats van het NWP scenario en de keuze voor uitbreidbaarheid van de bovenbouw na 2065/2075 betekent dat de investeringskosten worden beperkt. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

33 Wel moet de veroorzaker van eventuele IJsselmeerpeilstijging rekening houden met substantiële kosten bij toekomstige aanpassingen gedurende de levensduur (opvijzelen bruggen, verhogen sluiskolk en deuren, etc.). Gezien de nog bestaande onzekerheden ten aanzien van de mate van meerpeilstijging en de hieraan te verbinden ingrepen (wel of geen stormkering) is het niet verstandig in dit stadium dure ingrepen voor te stellen waarvan mogelijk achteraf blijkt dat ze niet nodig waren. Bij de voorbereiding van de fase 2 is meer duidelijkheid over de peilstijging en zal de keuze wellicht anders uitpakken. De onderdelen/aspecten die voor de functie waterkeren van belang zijn worden ontworpen op de berekende ontwerphoogwaterstanden en golfhoogtes voor 2065/2075 (bovenbouw) en 2115/2125 (onderbouw). Voor de niet of tegen zeer hoge kosten aan te passen onderbouw van de waterkerende delen van kunstwerken dienen voor de ontwikkeling van streefpeilen scenario 4 te worden aangehouden. Voor de onderdelen/aspecten van objecten die alleen voor niet-waterkerende functies (natuur, inrichting, recreatievaart, scheepvaart e.d.) van belang zijn dient de ontwikkeling van de streefpeilen conform het midden scenario van de WB21 zeespiegelstijging scenario s, kortweg scenario 2 / PDR-scenario, te worden aangehouden (volgens Rapportage Hydraulische effecten). De waterstanden worden verkregen uit de boxplots met meeneming van de peilstijging conform scenario 2 (PDR-scenario). Per kunstwerk is deze ontwerpfilosofie verder uitgewerkt. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

34 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

35 4 DUURZAAMHEID, KLIMAAT EN INNOVATIE 4.1 Inleiding De aspecten duurzaamheid, klimaat(bestendigheid) en innovatie zijn belangrijke aspecten in het ontwerp. Voor de gehele overheid geldt de opgave om de inkoop van diensten en producten zo duurzaam mogelijk te realiseren. Aan deze aspecten wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed voor het project in brede zin. 4.2 Duurzaamheid Voorwaarden duurzame aanbesteding Duurzaam inkopen is het rekening houden met milieu- en sociale aspecten in alle fasen van het inkoopproces. Bij milieuaspecten gaat het om het effect van een product, dienst of werk op het milieu, bijvoorbeeld door energie of materiaalgebruik. Bij sociale aspecten kunt u denken aan thema s als kinderarbeid of mensenrechten 3. Voor dit project betekent duurzaamheid het zoeken naar duurzame oplossingen in het ontwerp. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende onderdelen in de besturing en bediening van kunstwerken, het gebruik van duurzame materialen met een lange levensduur en het hergebruik van materiaal. Dit betekent dat het ontwerp zodanig vormgeven wordt dat de uitvoering op een duurzame manier kan worden gerealiseerd. Hieronder valt o.a. een grondbalans waarbij zoveel mogelijk grond wordt hergebruikt binnen de projectgrenzen en beperken van transportafstanden van materialen voor de gecombineerde aanleg van fase 1 van de bypass en zomerbedverlaging. Alle vrijkomende grond uit de bypass kan binnen de projectgrenzen worden hergebruikt, daarnaast wordt over korte afstand een gedeelte aangevoerd uit het project zomerbedverlaging. Voor meer informatie betreffende de grondbalans wordt verwezen naar de productsheet Grondstromenplan. Ook geldt het streven om, waar mogelijk, het energieverbruik van kunstwerken te minimaliseren. Dit kan door toepassing van lichte bewegende delen (door gebruik van bv. kunststoffen) en door het minimaliseren van verlichting van objecten. Bij toepassing van verlichting dienen zoveel mogelijk energiezuinige verlichtingsbronnen te worden toegepast. 4.3 Innovatieve technieken 4.4 Klimaat Bij innovatieve technieken kan gedacht worden aan ander materiaalgebruik dan de doorgaans toegepaste materialen. Sluisdeuren en bruggen kunnen bijvoorbeeld in kunststof of van hoge sterkte beton worden uitgevoerd. De kunstwerken in de bypass worden ontworpen voor een levensduur van 100 jaar. Daarbovenop wordt in het kader van klimaatontwikkeling en autonome ontwikkelingen (IJsselmeerpeilstijging) een ruimtereservering toegepast op de objecten. 3 Definitie van SenterNovem, 2010 TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

36 Dit betekent dat het met relatief weinig inspanning in de toekomst mogelijk moet blijven om objecten aan te passen aan gewijzigde omstandigheden (hogere rivierafvoeren, hogere waterpeilen). Onderdelen van de objecten die niet, moeilijk of alleen tegen hoge kosten aangepast kunnen worden, moeten nu zodanig worden ontworpen dat deze voldoende sterkte hebben tegen te verwachten toekomstige (hogere) belastingen. Voorbeelden van deze onderdelen zijn funderingen en schermen tegen onder- en achterloopsheid. Deze worden op 100 jaar ontworpen. Overige componenten zoals sluisdeuren en schotbalken worden voor een levensduur van 50 jaar ontworpen. Werktuigbouwkundige en elektrotechnische componenten hebben een technisch kortere levensduur. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

37 DEEL 1: PRODUCT 2A FASE 1 TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

38 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

39 5 OBJECT 1A IJSSELDIJK EN KAMPERSTRAATWEG Figuur 5.1 ligging objecten 1A IJsseldijk en Kamperstraatweg In dit hoofdstuk staat het ontwerp van de inlaat (object 1A1-1), recreatieschutsluis (object 1A3) en de daarvoor vereiste aanpassing van de Kamperstraatweg (object 1A2) centraal. Ook de voor de inlaat benodigde maaiveldverlaging (1A5) komt in dit hoofdstuk aan de orde. In paragraaf 1 wordt een beschrijving van het object en deelobjecten gegeven. In paragraaf 2 worden de objectspecifieke uitgangspunten behandeld. In paragraaf 3 wordt een overzicht gegeven van de ontwerpbelastingen, waarna in de daarop volgende paragrafen het ontwerp van de objecten wordt gegeven. Het ontwerp van het grondlichaam van de verbindende waterkering (1A6) en het stuk IJsseldijk ten zuiden van de zuidelijke bypassdijk (1A7) wordt in het Waterkeringsplan behandeld. 5.1 Inleiding en objectbeschrijving De aanpassing aan de IJsseldijk in fase 1 betreft het aanleggen van de recreatieschutsluis en inlaatwerk binnendijks van de bestaande IJsseldijk en het aansluiten van de dijk op deze constructies. De bypassdijken worden in deze fase eveneens aangesloten op de IJsseldijk. De Kamperstraatweg ligt in de huidige situatie binnendijks van de IJsseldijk. Tussen de bypassdijken wordt de Kamperstraatweg op de kruin van de IJsseldijk aangelegd. Voor het ontwerp van de inlaat wordt een ontwerp gemaakt waarin de inlaat wordt gecombineerd met zowel een droge (voor groter grazers) als een natte migratievoorziening voor vissen en zaden. De voor- en nadelen van deze geintegreerde oplossing wordt gegeven in paragraaf 5.4. In fase 1 zal slechts een deel van de capaciteit van de inlaat worden gebruikt voor het inlaten van water naar de bypass. Alleen de twee secties van de migratievoorziening zullen geopend en gesloten kunnen worden en alleen voor inlaten van water. De voorziening heeft dus in fase 1 nog geen functie voor migratie van flora en fauna. Het grootste deel van de inlaat zal pas in fase 2 nodig zijn en daarom in fase 1 permanent gesloten zijn. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

40 In de Onderdijkse Waard ligt een oeverwal die in fase 1 ter hoogte van de migratievoorziening in het inlaatwerk moet worden verlaagd voor de aansluiting op het bodemniveau van de migratievoorziening. Dit dient uitsluitend voor het inlaten van water en niet voor migratie van flora en fauna. 5.2 Objectspecifieke uitgangspunten Functies Het object 1A, bestaande uit de inlaat (1A11, 1A12 en 1A13), de aanpassing van de Kamperstraatweg (1A2), de recreatieschutsluis (1A3) en de maaiveldverlaging naar de inlaat (1A5), heeft in fase 1 de volgende functies: water afvoeren van IJssel naar bypass; water keren van IJssel naar bypass; afwikkelen scheepvaartverkeer tussen IJssel en bypass; afwikkelen wegverkeer Functionele eisen Onderstaand is een overzicht van enkele functionele hoofdeisen voor de hierboven genoemde functies. Voor het volledige overzicht van alle functionele eisen wordt verwezen naar het Functioneel Programma van Eisen. Water afvoeren van IJssel naar bypass Bij maatgevende afvoer dient, afhankelijk van optredend verval over de schutsluis bij Roggebot, 220 m 3 /s door de bypass naar het Vossemeer afgevoerd kunnen worden; In fase 1 wordt alleen water in de bypass ingelaten ten behoeve van afvoer van een hoogwatergolf; de bodem vóór en achter migratievoorziening en de bodem en oevers van de aansluitende geulen dienen erosiebestendig te worden uitgevoerd; het kunstwerk moet tweezijdig kunnen keren (positief en negatief verval); het kunstwerk moet in stromend water geopend en gesloten kunnen worden; waarschuwingstijd voor openen van de inlaat (bij een beweegbaar werk). Er wordt uitgegaan van 2 dagen waarschuwingstijd om de inlaat gereed te maken; de inlaat moet zodanig zijn vormgegeven dat het debiet vanuit de IJssel naar de bypass regelbaar is; het maaiveld wordt aan weerszijden verdiept ten behoeve van aanstroming naar de migratievoorziening; De inlaat dient geleidelijk geopend te worden zodat dwarsstroming op de IJssel en bypass lager blijven dan maximaal toelaatbaar conform RVW2011; Het ontwerp van de inlaat dient robuust/flexibel te zijn, zodat (beperkte) wijzigingen in hydraulische omstandigheden (waterstanden, afvoeren) ten gevolge van externe projecten geen gevolgen hebben voor het voldoen aan de taakstelling. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

41 Water keren Maatgevend voor de kerende hoogte van de kunstwerken in de dijk is het keerpeil vanuit de IJssel naar de bypass, dit is NAP+ 4,41 m. Deze hoogte is bepaald op basis van de normfrequentie 1/4000. De kunstwerken liggen in een primaire kering, waarvoor een tweede keermiddel is vereist. De kunstwerken dienen voor hoogte, sterkte en stabiliteit te voldoen aan de normfrequentie 1/4000. Het kunstwerk dient op elk gewenst moment geopend of gesloten te kunnen worden binnen de hiervoor gestelde tijd afgeleid uit de betrouwbaarheidseisen. Afwikkelen scheepvaartverkeer De schutsluis dient geschikt te zijn voor het gelijktijdig schutten van minimaal 4 vaartuigen klasse AM; de hoofdafmeting van de klasse schepen is LxBxD = 15 x 4,25 x 1,5 met een minimale brughoogte van 3,75m (EU 4m). De kolk dient minimale afmetingen van 10x60 m te krijgen i.v.m. verwachte toename van verkeersintensiteit. Het zicht vanuit de bedieningskamer naar de voorhaven buitendijks dient ongehinderd te zijn. Dit is een bijzonder aandachtspunt gezien de brugverbinding ten oosten van het buitenhoofd en de positie van de wachtplaatsen haaks op de sluis in de buitendijkse recreatievaargeul. Het sluisplateau dient aan beide zijden bereikbaar te zijn voor onderhoudsvoertuigen, waaronder een telescoopkraan voor het plaatsen/verwijderen van schotbalken en sluisdeuren. Minimale berijdbare breedte aan weerszijde van de kolk is 5 m. De minimale en maximale schutpeilen zijn in paragraaf 5.3 ontwerpbelastingen weergegeven. Het sluiscomplex dient te worden voorzien van een marifooninstallatie. In de sluis dienen voorzieningen te worden getroffen om de sluis op afroep te kunnen bedienen. In de sluis dienen voorzieningen te worden opgenomen om sluis in de toekomst op afstand te kunnen bedienen. Lokale bediening dient mogelijk te blijven. Afwikkelen wegverkeer De Kamperstraatweg dient te allen tijde beschikbaar te zijn voor afwikkelen wegverkeer, ook als evacuatieroute tijdens calamiteiten. Stremming is in geen geval toegestaan. Ontwerpsnelheid hoofdrijbaan is 60 km/hr buiten de bebouwde kom. Er dient tussen de bypassdijken een hoofdrijbaan en een fietspad te worden gerealiseerd. Op de kunstwerken dienen fietspad en hoofdrijbaan gescheiden te worden door een geleiderail constructie om de breedte van de IJsseldijk tot een minimum beperkt te houden. Over het gehele tracé tussen de beide bypassdijken houden de hoofdrijbaan en fietspad een uniform profiel met uniforme afstand tussen de assen. Er is dus geen sprake van een wijziging in dwarsprofiel. Ten behoeve van het beheer en onderhoud van de dijk dienen om de 500 m open afritten te worden ontworpen van de kruin naar de teen van de dijk, zowel binnen- als buitendijks. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

42 Aansluitend aan de binnen- en buitenteen van de IJsseldijk dient een vlakke strook van 4 m te worden aangehouden met voldoende draagkracht voor onderhoudsvoertuigen Technische eisen De vaste brug over de schutsluis wordt vijzelbaar uitgevoerd in verband met mogelijke toekomstige peilstijgingen en vanwege onderhoud aan de opleggingen. De kolkconstructie dient in de toekomst verhoogd te kunnen worden vanwege de toekomstige peilstijgingen. De fundering dient bij aanvang hier op te worden uitgelegd. Omzettingsverschillen tussen de kunstwerken en de grondlichamen te overbruggen dienen flexibele overgangsconstructies te worden toegepast waar de kunstwerken aansluiten op de grondlichamen. De breedte van het wegdek van de Kamperstraatweg dient 11,1 m breed te zijn over het kunstwerk inlaatwerk en de recreatieschutsluis, inclusief vluchtruimte (7,2 m breedte plus 2 vluchtstroken van 1,95 m). De breedte van het wegdek van de Kamperstraatweg dient 7,2 m breed te zijn bij ligging op het dijklichaam. Op de kruin van de berm is aan weerszijden van de verharding een vluchtruimte aanwezig van 1,95 m breed. De kunstwerken dienen de belastingen uit de wegverbinding te kunnen dragen conform NEN 6706 en ROBK/6. Bodem en oeverbescherming zal worden aangelegd aan weerszijden van de migratievoorziening ter voorkoming van erosie. Het inlaatwerk dient bestand te zijn tegen alle waterbelastingen vanuit de bypass en de IJssel (stroming, hoogwater en golfbelasting). Om zettingsverschillen tussen de kunstwerken en de grondlichamen te overbruggen dienen flexibele overgangsconstructies te worden toegepast waar de kunstwerken aansluiten op de grondlichamen. In het belang van de scheepvaart dient de dwarsstroming op de IJssel aan de rand vaarweg of op de bakenlijn bij een debiet van < 50 m3/s niet meer te bedragen dan 0,3 m/s. Bij een hoger debiet is nader onderzoek vereist, waarbij als vuistregel een maximale dwarsstroomsnelheid geldt van 0,15 m/s Eisen Veiligheid en Gezondheid Ter hoogte van het inlaatwerk dienen inlaat en spuiseinen te worden geplaatst op beide oevers van de IJssel ten noorden en zuiden van de toegangsgeul naar het inlaatwerk. Omdat het beoogde debiet >50m 3 /sec gaat bedragen dient gericht onderzoek te worden gedaan naar en voldaan te worden aan de eisen ten aanzien van dwarsstroming conform 3. 3 RVW2005. De veiligheid van mensen op het inlaatwerk dient gegarandeerd te zijn bij het inlaten van water. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

43 5.2.5 Beeldkwaliteitseisen Het inlaatwerk dient het icoon te zijn van het functioneren van de bypass en dient daartoe een hoogwaardige architectonische uitstraling te hebben. Door het zichtbaar maken van de constructie dient de werking van de inlaat inzichtelijk te zijn voor bezoekers en omwonenden en met informatiepanelen te worden verduidelijkt. Inzicht in de werking van de constructie dient zowel in geopende, gesloten als default stand duidelijk te worden. De inlaat dient goed te worden ingepast in het natuurlijke landschap van de omgeving. De brug voor wegverkeer, inlaat, migratievoorziening en veepassage dienen uit één geïntegreerd totaalontwerp te bestaan. Het kunstwerk dient te bestaan uit een groot aantal segmenten van gelijke breedte. Het brugdek met daarop gelegen wegen dient naadloos (en zonder knikken) aan te sluiten op de rest van de weg in dit segment van de IJsseldijk. Balustrades / geleiderails op het brugdek dienen transparant en zoveel mogelijk geïntegreerd te zijn in de constructie. Eindwanden van de constructie bij aansluiting op het dijklichaam dienen verticaal te zijn en dienen het talud van de IJsseldijk te volgen. De pijlers van de brug dienen als monolithische wanden te worden ontworpen om de stroomfunctie van de inlaat te onderstrepen en dienen zo min mogelijk uitstekende delen (nokken, consoles) te bevatten. Brugpijlers dienen aan bypasszijde te worden ontworpen met het oog op een transparante uitstraling van de gehele onderbouw: niet te lang of te hoog. De pijlers dienen in de stroomrichting van het water te staan en dus onder een hoek met het brugdek en IJsseldijk. Keermiddelen dienen in een afwijkend materiaal en kleur te worden gerealiseerd ten opzichte van de betonnen onderbouw. In default stand dient het kunstwerk een transparante uitstraling te hebben en dienen de keermiddelen niet volledig gesloten te zijn. Het maaiveld voor en achter het kunstwerk dient vlak op het kunstwerk aan te sluiten. Het kunstwerk dient door geïnteresseerden goed zichtbaar te zijn vanaf de fietspaden langs de Kamperstraatweg en vanuit de omgeving. Alle zichtbare harde constructies dienen zich binnen de teenlijnen van de aansluitende IJsseldijk te bevinden. De betonstrook (t.b.v. onderhoudsvoertuigen) is geperforeerd zodat hier gras doorheen kan groeien. Verharding buiten de teenlijnen (stortsteen) dienen verdiept te worden aangebracht en met grond bedekt (onzichtbaar, maaiveld niet onderscheidend t.o.v. rest van de bypass / Onderdijkse Waard). Er dienen geen rasters te worden geplaatst op of rond het kunstwerk. Voor zover de toegankelijkheid van bepaalde delen beperkt moet worden, moeten maatregelen hiervoor geïntegreerd worden in de constructie zelf. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

44 Constructieve elementen t.b.v. de inlaat kunnen zich boven het niveau van het brugdek bevinden (dit vergroot de herkenbaarheid als inlaatwerk), onder normale omstandigheden echter niet meer dan 1/3 van de hoogte (maximaal 1,5m). In het bijzonder wordt hierbij gedacht aan bewegende delen die de stand van de kleppen aangeven. Voorwaarde is dat: Het zicht op de Onderdijkse Waard en de IJssel vanaf de Kamperstraatweg hierdoor niet belemmerd wordt; Het zicht vanaf de overzijde van de IJssel (Wilsum) hierdoor niet gedomineerd wordt; Vanaf de overzijde van de IJssel gezien, het inlaatwerk zich binnen het profiel / aanzicht van de (te vernieuwen) IJsseldijk voegt. Het kunstwerk dient duidelijk zichtbaar te zijn als zelfstandig element, maar komt niet nadrukkelijker over dan noodzakelijk (het ontwerp kent voldoende detail, het kleurgebruik is terughoudend). 5.3 Ontwerpbelastingen Hydraulische belastingen Voor het vaststellen van de hydraulische belastingen is voor het ontwerp van de kunstwerken in de IJsseldijk onderscheid gemaakt tussen de functie waterkeren en overige functies (bijvoorbeeld doorlaten scheepvaart). Voor de functie waterkeren wordt een ander peilregime gehanteerd dan voor de overige functies. Voor de objecten, of onderdelen daarvan, die op de functie waterkeren worden ontworpen, zijn de volgende toekomstige peilregimes op het IJsselmeer gehanteerd: voor de bovenbouw (deuren, dekzerk, deurbeplating, etc.): het addendum Leidraad Zee- en Meerdijken; voor de onderbouw (fundering, vloer, wanden etc.): scenario NWP. In de hydraulische belastingen is rekening gehouden met een peilopzet van respectievelijk 10 en 15 cm (2065/2075), conform de Leidraad Zee- en Meerdijken, hoofdstuk B Er is bovendien een robuustheidstoeslag opgenomen van 20 cm en een toeslag voor slingeringen van 10 cm. Tevens is rekening gehouden met een situatie waarbij de inlaat dicht staat of open. Wanneer de inlaat tijdens maatgevende omstandigheden dichtstaat, zijn de hydraulische condities voor de westzijde van de IJsseldijk hoger dan wanneer de inlaat open staat, het water wordt immers tegen de IJsseldijk opgestuwd. Wanneer de inlaat open staat, zal het peil op de bypass (westzijde van IJsseldijk) lager zijn doordat het water via de inlaat op de IJssel kan komen, wat resulteert in een lager peil aan de westzijde, echter voor een hoger peil zorgt aan de oostzijde van de IJsseldijk. Beide situaties zijn beschouwd. Voor het ontwerp is de maatgevende situatie toegepast. Voor het ontwerp van de onderbouw is uitgegaan van het worst case scenario, een maximale opzet van het winterstreefpeil op het IJsselmeer volgens het NWP scenario (scenario 4) van 1 meter in het jaar De fundering en vloer zijn niet of nauwelijks aanpasbaar en worden daarom aangelegd op de meest conservatieve ontwerpomstandigheden. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

45 Voor de objecten, of onderdelen daarvan, die op overige functies worden ontworpen, is van het PDR scenario (scenario 2) uitgegaan. Het betreft hier dan de dagelijkse waterstanden. Deze waterstanden zijn afgeleid uit de boxplots in notitie met kenmerk 9V4747.A9/N0009/901878/MJANS/NIJM. Tabel 5.1 geeft hiervan een overzicht. Tabel 5.1: Peilen incl. toeslagen m.b.t. functie waterkeren, normfrequentie 1/4000 Bovenbouw Onderbouw 2065/2075 (App LZM) 2115/2125 (Scenario NWP) Omschrijving [m NAP] [m NAP] Bypass-zijde IJssel zijde Bypass-zijde IJssel zijde 4,33 4,29 4,51 4,48 (inlaat dicht) (inlaat open) (inlaat dicht) (inlaat open) Tabel 5.2: Zomerpeilen m.b.t. overige functies Minimaal peil Maximaal peil 2065/ /2125 [m NAP] [m NAP] [m NAP] -0,4 1,30 1,50 (bypass-zijde, 2025) (IJssel zijde) (IJssel zijde) In de rapportage Hydraulische effecten en veiligheid worden de dagelijkse peilen en ontwerppeilen gegeven A1 inlaatwerk, migratievoorziening en veepassage Figuur 1: Schematische weergave inlaatwerk 1A11-1 in fase 1 Voor het inlaatwerk wordt een ontwerp opgesteld waarin de inlaatconstructie wordt gecombineerd met een migratievoorziening en veepassage. Onderstaand is een afweging van de voor en nadelen van het integreren van deze 3 kunstwerken. Op basis hiervan is gekozen voor een geïntegreerd kunstwerk. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

46 Tabel 5.3: Afweging voor- en nadelen van geïntegreerd inlaatwerk Voordelen Nadelen Functionele eisen Voor inlaat, migratievoorziening en veepassage zijn enkele functionele eisen identiek; kruisen wegverkeer, water keren, water afvoeren Behalve overeenkomsten in functionele eisen zijn ook enkele onderscheidende functionele eisen aanwezig (migratievoorziening, faunapassage). Bovendien is er een schaalgrootte verschil voor waterinlaten (HW afvoer of water inlaten voor vispassage) en onderscheid in tijdstip van inzet (dagelijkse omstandigheden vs. hoogwaterafvoer) Ruimtelijke kwaliteit Eén geintegreerd kunstwerk geeft een rustiger, uniformer landschappelijk beeld 3 separate kunstwerken, plus de recreatieschutsluis geeft een sterk versnipperd beeld van de IJsseldijk Beheer en onderhoud B&O kan door uniformiteit van onderdelen en door aanwezigheid in 1 object efficiënter worden uitgevoerd Verantwoordelijkheid voor B&O is voor diverse functies van het kunstwerk opgesplitst: er is niet 1 partij verantwoordelijk voor al het B&O van het kunstwerk. Beschikbaarheid en Geen verschil Betrouwbaarheid Veiligheid en Gezondheid Geen verschil Kosten Eén kunstwerk is in zowel aanleg als B&O goedkoper dan 3 separate kunstwerken Verdeling van B&O kosten naar de diverse functies en beheerders is minder duidelijk Ontwerp In bijlage 2 zijn de voorontwerptekeningen t/m opgenomen. De functies die pas in fase 2 worden gerealiseerd (veepassage, migratievoorziening) worden in hoofdstuk 11 behandeld. Het inlaatwerk wordt uit kostenoverwegingen en eenvoud van uitvoering reeds in fase 1 volledig aangelegd, hoewel er slechts een klein deel van de constructie in fase 1 benodigd is voor het afvoeren van een hoogwatergolf. In fase 1 zullen alleen de 2 segmenten van de migratievoorziening gebruikt worden voor het afvoeren van een hoogwatergolf (de rood gekleurde segmenten in figuur 1), de overige segmenten zijn met schotten in sponningen in fase 1 permanent gesloten tot NAP+4,4 m. Het inlaatwerk bestaat uit 23 openingen welke worden gevormd door wanden h.o.h 11 m. Tussen de wanden is een netto breedte van ca.10,4 m beschikbaar. De totale lengte van het kunstwerk is ca. 253 m. De twee segmenten van de migratievoorziening hebben een drempelhoogte van NAP-2 m. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

47 Door de migratievoorziening dient in fase 1 een debiet in de bypass gelaten te kunnen worden van 220 m 3 /s. Het in te laten debiet dient geregeld te kunnen worden om te hoge waterstanden bij Roggebot te voorkomen. Zie voor meer informatie over de systeemwerking de rapportage van de Systeemanalyse. Met losse schotten kan een dergelijke regelfunctie niet worden bereikt, daarom wordt gebruik gemaakt van 2 Stoney schuiven (verticaal te bewegen) in de twee migratie openingen. In bijlage 11 is een afweging gemaakt voor het beste type keermiddel voor de segmenten van de migratievoorziening. De Stoney schuiven in de 2 segmenten van de migratievoorziening worden in fase 1 gerealiseerd en zullen in fase 2 worden gehandhaafd. In elk segment worden 2 schuiven aangebracht die onafhankelijk van elkaar kunnen worden geheven en neergelaten. Hierdoor ontstaan een systeem van nauwkeurige debietregeling door het aanpassen van de stand van de schuiven. Er is met dit systeem zowel een overlaat als onderlaat afvoer mogelijk. Zoals eerder vastgesteld in de systeemanalyse is het ontwerpprincipe van het inlaatwerk dat deze voldoende robuust / flexibel moet zijn om voor de verschillende doeleinden (veiligheid, natuur) te functioneren. Er is gekozen om de inlaat regelbaar te maken d.m.v. de Stoney schuiven in de migratievoorziening voor fijnregeling, zodat ingespeeld kan worden op wijzigingen in hydraulische omstandigheden ten gevolge van externe projecten (o.a. zomerbedverlaging, andere Ruimte voor de Rivier projecten, peilbeheer IJsselmeer) en om te kunnen anticiperen op ongewenste waterstandsverschillen tussen de bypass en de IJssel. Aan weerszijden van de inlaat wordt een betonnen drempel toegepast ten behoeve van beheervoertuigen. Aansluitend op de betonnen drempel dient een bodembescherming te worden ontworpen die bij de maatgevende afvoer stabiel blijft. Achter de inlaat zal ter plaatse van de 2 migratieopeningen bij instromend water een geconcentreerde stroming ontstaan de bypass in. De bodem en oevers van de migratiegeul dienen hier beschermd te worden met een bescherming die een natuurlijke, groene uitstraling heeft. Op basis van optredende stroomsnelheden en beeldkwaliteitseis, zal de bodembescherming worden opgebouwd uit (matten van) betonelelementen met openingen waar vegetatie doorheen kan groeien. Een voorbeeld hiervan zijn Armorflex matten. In fase 1 zal alleen de bodembescherming ter plaatse van de migratiegeul worden aangelegd. De bodembescherming aan weerszijden van de overige segmenten zal pas in fase 2 worden gerealiseerd Betrouwbaarheid opening De vereiste betrouwbaarheid van openen van de keermiddelen van een kunstwerk kan op een vergelijkbare manier worden benaderd als de betrouwbaarheid sluiting. Voor het inlaatwerk is de vereiste betrouwbaarheid van openen van de Stoneyschuiven afgeleid van de vereiste kans van benodigde inzet van de bypass om aan de taakstelling te voldoen. In de DO fase van het ontwerp zal op systeemniveau en voor de daaronder liggende objecten een gekwantificeerde faalkansanalyse moeten worden uitgevoerd. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

48 5.4.3 Betrouwbaarheid sluiting De in de Leidraad Kunstwerken (LKW) gegeven bepaling van de toelaatbare kans op niet sluiten van het geopende kunstwerk gaat uit van een maximaal toelaatbaar instromend volume water door het geopende kunstwerk. In het geval van de bypass is deze eis niet direct toepasbaar. Achter het inlaatwerk ligt immers geen binnendijks gebied, maar wordt de bypass als een buitendijks gebied gezien met een (theoretisch) onbegrensd bergend vermogen. In fase 1 is de Reevedam aangelegd en kan via de schut- en spuisluis bij Roggebot op het Vossemeer water afgelaten worden. De eenvoudige beoordelingsmethode van betrouwbaarheid sluiting mag conform LKW niet worden toegepast, omdat het open keerpeil van de inlaat vaker dan eens per 10 jaar optreedt. Omdat de gedetailleerde methode uitgaat van een maximaal toelaatbare instromend volume (gerelateerd aan het bergend vermogen van het achterliggend gebied), dient het bepalen van de betrouwbaarheid sluiting te worden gedaan met de geavanceerde methode. Dit is voor het VO een te hoog detailniveau en zal in een volgende fase moeten worden uitgevoerd. Indien het inlaatwerk in fase 1 gedurende of tijdens een afvoer van een hoogwater niet gesloten kan worden, leidt dat tot een veiligheidsrisico. Het instromend debiet kan dan niet gereguleerd worden, waardoor de waterstand bij de Roggebot hoger kan worden dan toelaatbaar. Bij de detailuitwerking van het ontwerp van de inlaat zal een besluit genomen moeten worden over hoe om te gaan met de betrouwbaarheid van openen/sluiten van het kunstwerk. Er kan hier worden gesteld dat door de eenvoudige constructie een zeer robuust en betrouwbaar systeem wordt gerealiseerd A2 Aanpassing Kamperstraatweg De bestaande Kamperstraatweg die aan de binnendijkse zijde van de IJsseldijk op een berm ligt, dient over de gehele lengte van de bypass naar kruinhoogte te worden verlegd. Aan de noordzijde van de noordelijke bypassdijk en zuidzijde van de zuidelijke bypassdijk wordt de Kamerstraatweg over zo kort mogelijke afstand aangesloten op de bestaande Kamperstraatweg. In de tekeningen (bijlage 2) is het wegontwerp voor de aanpassing van de Kamperstraatweg met boogstralen en hoogtes aangegeven. De Kamperstraatweg wordt tussen de bypassdijken hoogwatervrij aangelegd. Bovenkant wegdek wordt NAP + 5,75 m (as van de Kamperstraatweg). Zie voor details van de aanpassing van de Kamperstraatweg tekening A3 Recreatieschutsluis In bijlage 2 zijn de tekeningen opgenomen van het ontwerp van de schutsluis. Dit zijn tekeningen , , en V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

49 5.6.1 Ontwerppeilen Op basis van de hydraulische belastingen uit paragraaf 5.3.1, worden de volgende peilen aangehouden voor het ontwerp van de sluis: Drempel NAP - 0,4 m (minimaal zomerpeil bypass 2025) - 0,3 m peilfluctuaties - 1,5 m diepgang - 0,4 m keel clearance NAP - 2,6 m drempelniveau Bovenhoofd Bovenzijde deurbeplating: NAP + 4,3 m (MHW) + 0,3 m (minimale waakhoogte) = NAP + 4,60 m Dekzerkhoogte: NAP + 4,85 m Benedenhoofd Bovenzijde deurbeplating: NAP + 1,30 m (maximaal zomerpeil 2065) + 0,1 m (slingeringen) + 0,3 m (minimale waakhoogte) = NAP +1,70 m; Dekzerkhoogte benedenhoofd: NAP +2,00 m. De minimale en maximale schutpeilen zijn: Min. Schutpeil: NAP 0,4 m Max. schutpeil: NAP + 0,95 m (4 m doorvaarthoogte onder brugdek, voor kleinere schepen kan max. schutpeil worden verhoogd) De ontwerppeilen en golfgegevens bij de schutsluis zijn weergegeven in tabel 5.4 en tabel 5.5. Tabel 5.4: Ontwerpwaterstanden recreatieschutsluis (inclusief toeslagen) Waterstand IJsselzijde ,29 m+nap Inlaat open bij storm Bypasszijde ,33 m+nap Inlaat gesloten bij storm IJsselzijde ,51 m+nap Inlaat open bij storm Bypasszijde ,48 m+nap Inlaat gesloten bij storm TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

50 Tabel 5.5: Golfgegevens recreatieschutsluis Hs (m) Tp (s) IJsselzijde ,91 3,57 Bypasszijde ,87 2,92 IJsselzijde ,98 3,64 Bypasszijde ,94 2,99 Inlaat gesloten bij storm, golfhoogte niet gerelateerd aan ontwerppeil Inlaat gesloten bij storm, golfhoogte niet gerelateerd aan ontwerppeil Inlaat gesloten bij storm, golfhoogte niet gerelateerd aan ontwerppeil Inlaat gesloten bij storm, golfhoogte niet gerelateerd aan ontwerppeil Het maatgevende positieve verval (IJssel hoog- Bypass Laag) over de constructie treedt op in een afvoergedomineerde situatie, waarbij er dus geen sprake is van stormopzet vanaf het IJsselmeer. In deze situatie is de inlaat gesloten waardoor de IJssel niet kan aflaten op de bypass. Voor de recreatieschutsluis leidt dit tot de waterstanden en vervallen zoals weergegeven in tabel 5.6. Tabel 5.6: Ontwerpverval recreatieschutsluis Max. verval Fase 1 Max. positief verval 4,15 m NAP+3,90m op IJssel en NAP-0,25 op bypass Fase 2 Hoge afvoer ,55 m+nap 2,25 ( m 3 /s) + 10 cm peilopzet + 20 cm robuustheid (Add. LZM) Waterstand bypass ,28 m+nap Streefpeil winter PDR scenario (minimum is te conservatief omdat bij hoge afvoer de waterstanden hoog zullen zijn) Max. verval ,83 m PDR Hoge afvoer ,47 m+nap 2,7 ( m 3 /s + 23 cm peilopzet) resterende 77 cm peilopzet (NWP) Hoge afvoer ,93 m+nap 2,7 m ( m 3 /s + 23 cm peilopzet) Waterstand bypass ,60 m+nap Streefpeil winter NWP scenario (minimum is te conservatief omdat bij hoge afvoer de waterstanden hoog zullen zijn) Waterstand bypass ,0 m+nap Streefpeil winter PDR scenario (minimum is te conservatief omdat bij hoge afvoer de waterstanden hoog zullen zijn) Max. verval ,87 m NWP Max. verval ,93 m PDR NB: In fase 1 kan een negatief verval over de schutsluis ontstaan. Op de bypass kan bij een gesloten inlaat door zuidwesterstorm het water bij de sluis opstuwen tot NAP+0,7 m. Uitgaande van een gemiddeld IJsselpeil van NAP -0,10 m leidt dit tot een negatief verval van 0,8 m. De deuren zullen hierop moeten worden berekend en vergrendeld. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

51 In fase 2 zal er geen sprake zijn van negatief verval. Negatief verval over de constructie kan ontstaan indien sprake is van storm op het IJsselmeer, en door de IJssel nauwelijks water wordt afgevoerd. Echter het negatieve verval in een dergelijke situatie blijft klein omdat de stormopzet op zowel IJssel als Bypass door zal werken. De peilen zullen niet veel van elkaar afwijken. Zie voor detailgegevens van de waterstanden en ontwerppeilen de rapportage Hydraulische effecten en veiligheid Bediening De sluis zal lokaal worden bediend vanaf het sluisplateau. De bedientijden zijn, ter informatie, door de beheerder (Provincie Overijssel) als volgt aangegeven: Werkdagen en zaterdagen: 08:00-12:00 en 13:00-19:00 uur; Zon- en feestdagen: 09:00-12:00 en 13:00-19:00 uur. In de maanden juli en augustus kan de sluis tussen 12:00 en 13:00 facultatief worden bediend. Mogelijk worden de werkelijke bedientijden anders, vooralsnog worden bovenstaande tijden gehanteerd. In overleg met de beheerder van de schutsluis en overige kunstwerken in en rond de bypass zullen bedieningsprotocollen moeten worden opgesteld, waarin bediening en toestand (open/dicht) van de kunstwerken moet worden opgenomen op basis van de verschillende scenario s van hydraulische randvoorwaarden (streefpeil, storm, hoogwaterafvoer etc.). Dit moet worden gebaseerd op gebruik en de vereiste betrouwbaarheid sluiting van de kunstwerken Dimensionering De schutsluis ligt in een A-categorie motorbootvaarroute en dient te worden gedimensioneerd op een maatgevend schip AM (motorvaartuigen en zeilboten met gestreken mast). De sluis dient daarnaast ook voor onderhoudsvaartuigen toegankelijk te zijn. Er is een nieuwe Beleidsvisie Recreatie Toervaart Nederland (BRTN ) van kracht. In de basisdocumentatie wordt gerefereerd naar de BRTN2000, deze wordt geacht niet meer van toepassing te zijn. In tabel 5.7 zijn de maatgevende scheepsdimensies weergegeven voor het ontwerp van de recreatieschutsluis. Tabel 5.7: Maatgevende scheepsdimensies klasse AM Dimensie Waarde (m) Lengte 15,0 Breedte 4,25 Diepgang 1,50 Boothoogte 3,40 TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

52 Tabel 5.8: Profiel van vrije ruimte bruggen recreatievaart klasse AM Dimensie Brughoogte Brughoogte Doorvaartbreedte brug 9,5 Waarde (m) 3,75 (BRTN ) 4,0 (UN-ECE) De Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN-ECE) heeft een afwijkende set maatgevende dimensies vastgesteld. De dimensies conform de BRTN2000/2008 wijkt alleen af op wat betreft de vereiste brughoogte. Deze is conform de ECE 4,0 m, de BRTN2008 waarde is 3,75 m. In het ontwerp is uitgegaan van de ECE norm van 4,0 m vrije doorvaarthoogte onder bruggen (inclusief schrikhoogte). De recreatieschutsluis zal naar verwachting ca scheepspassages per jaar moeten verwerken. Er moeten minimaal 4 recreatievaartuigen met maatgevende afmetingen gelijktijdig geschut kunnen worden. De kolkafmetingen zijn zodanig dat tot 8 schepen per keer geschut kunnen worden. Deze aanvullende eis is voortgekomen uit de prognoses van scheepspassages. Op basis van bovenstaande eisen wordt de kolk 60 m lang (tussen de stopstrepen) en 10 m breed (netto tussen de wanden of afmeervoorzieningen). In de volgende projectfase dienen de horizontale kolkafmetingen te worden geoptimaliseerd. Met SIVAK kan een simulatie worden uitgevoerd van het verkeersaanbod voor de sluis, waarmee de afmetingen van de wachtvoorziening in de voorhavens en de afmetingen van de kolk kunnen worden geoptimaliseerd. Drempeldiepte recreatieschutsluis: scheepsdiepgang + 0,4 m kielspeling = 1,5+0,4 = 1,9 m. De drempel van de sluis ligt op NAP 2,6 m Constructief ontwerp Het constructieve ontwerp van de schutsluis is, op basis van de in de navolgende subparagrafen geselecteerde componenten, uitgewerkt in bijlage Kolk ontwerp Voor het ontwerp van de kolk zijn 2 alternatieven beschouwd: een groene kolk waarbij één of beide zijden van de kolk als talud uitgevoerd kunnen worden en waarin houten afmeervoorzieningen aanwezig zijn; een grijze kolk met rechte kolkwanden en afmeervoorzieningen in en op de wand. In beide gevallen worden de sluishoofden uitgevoerd in beton en op palen gefundeerd. Een groene kolk heeft door de taluds een grotere schutschijf (product van kolkoppervlak en verval). Het minimaliseren van instroming van IJsselwater in de bypass heeft vanuit het oogpunt van waterkwaliteit duidelijk de voorkeur. Op basis van deze eis en de visie in het inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan is gekozen voor de grijze kolk. De kolk wordt ontworpen als U-bak met gladde betonwanden en op palen gefundeerd. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

53 In het bovenhoofd worden voor en achter de deuren schotbalksponningen aangebracht als 2e keermiddel en ten behoeve van onderhoud. In het benedenhoofd wordt ten behoeve van onderhoud één schotbalksponning aangebracht aan de bypasszijde van de deuren. Hierdoor is het mogelijk om de gehele kolk droog te zetten t.b.v. onderhoud. De keuze voor een grijze kolk is vanuit kostenoogpunt niet optimaal, maar bovengenoemde criteria hebben de doorslag gegeven voor de keuze voor de grijze kolk. In de E&C fase zal nader onderzocht moeten worden of er besparingen te realiseren zijn aan het kolkontwerp met inachtname van de gestelde randvoorwaarden. Parallel aan de kolk dienen aan weerszijden van de kolk mantelbuizen te worden aangebracht voor doorvoer van kabels t.b.v. seinen, toekomstige camera s (voor afstandsbediening van de sluis). Aan weerszijden van de kolk dienen over de gehele lengte 3 mantelbuizen rond 200 mm te worden aangelegd Keermiddelen Voor het ontwerp van de keermiddelen is een aantal alternatieven vergeleken, waarbij gescoord kan worden op de volgende aspecten: bouwkosten, onderhoud, bedrijfszekerheid, duurzaamheid, snelheid van openen en sluiten, milieu, gebruiksgemak en waterdichtheid (zie de rapportage in bijlage 3). Startpunt voor de afweging is paragraaf 7.3 uit het boek Ontwerp Schutsluizen. De gedetailleerde onderbouwing van de keuze voor de keermiddelen is opgenomen in de ontwerprapportage object 1A3 Recreatieschutsluis in bijlage 3. Uit de afweging blijkt dat draaideuren en puntdeuren de hoogste score halen in de vergelijking. Het verschil tussen beide systemen is minimaal. Uiteindelijk is in het ontwerp voor puntdeuren gekozen op basis van de betere score op het aspect snelheid van openen en sluiten. Dit verhoogt de schutcapaciteit in drukke zomerpieken. Als tweede keermiddel (noodkering) worden stalen schotbalken toegepast. Deze zijn op het sluisplateau aanwezig in een loods. De positie van de sponningen voor de schotbalken maakt het mogelijk om het keermiddel ook voor onderhoud doeleinden in te zetten. Het verdient aanbeveling om in de E&C fase nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid van deuren uitgevoerd in hoge sterkte beton als mogelijk innovatief alternatief voor de stalen puntdeuren. Er is op dit moment slechts 1 toepassing in Nederland bekend (sluis in IJburg, Amsterdam), waarvan de (korte termijn) ervaringen tot nu toe goed zijn. Eventuele toepassing zal leiden tot aanpassing van het ruimtelijk ontwerp en dient met het beeldkwaliteitsplan te worden afgestemd Nivelleermiddelen Hefschuiven in de deuren zijn de simpelste en meest kosteneffectieve installatie voor het nivelleren van de kolk. Het comfort van de schepen in de kolk tijdens schutten dient te worden gewaarborgd. Dit kan worden gerealiseerd door het beperken van de hefsnelheid van de schuiven en/of het toepassen van schoepen in de schuifopeningen om de vulstralen te spreiden. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

54 Omloopriolen vormen een alternatief voor de schuiven in de deuren. Nadelen van de omloopriolen zijn: een groter ruimtebeslag naast de kolk; een langere kolk omdat de schepen in de kolk verder van de vulopeningen moeten liggen vanwege turbulentie van het instromende water; hogere kosten. Omloopriolen worden doorgaans bij grotere vervallen toegepast en zijn daarom voor deze sluis niet geschikt. De sluis zal worden genivelleerd via schuiven in de deuren. De afmetingen van de schuiven zal ca mm hoog bij 1500 mm breed zijn. Er worden 2 schuiven per deur toegepast, dus 4 schuiven in totaal voor het vullen/ledigen van de kolk. De hefsnelheid, positie en exacte afmetingen dient in de volgende fase te worden berekend. In de DO fase zullen de nivelleermiddelen meegenomen moeten worden in een gekwantificeerde betrouwbaarheidsanalyse van de waterkering (betrouwbaarheid sluiting) Bediening besturing elektrotechniek (BBE) De sluis wordt lokaal bediend vanaf lessenaars in een bedieningshuisje. Voor de bediening is een programma van eisen opgesteld. Zie hiervoor bijlage 6. De vormgeving van het bedieningshuis valt buiten de scope van het technisch ontwerp. Dit zal op basis van het Beeldkwaliteitsplan nader moeten worden uitgewerkt. De opstelling van de lessenaars dient te worden vormgegeven op basis van de eisen in TNO rapportage TNO-DV 2008 C17. De bediening dient te geschieden in overeenstemming met het op te stellen bedieningsprotocol (zie hoofdstuk 9) Werktuigbouwkundige componenten Voor de keuze van de bewegingswerken zijn 3 alternatieven beschouwd: Panamawiel (elektromechanisch bewegingswerk); Heugel (elektromechanisch bewegingswerk); Hydraulische cilinder (hydraulisch bewegingswerk). Panamawiel (kwadrant) Een duw-/trekstang is verbonden aan de omtrek van een wiel/kwadrant. Het wiel/kwadrant heeft een tandprofiel en wordt aangedreven door een ronsel. Door het roteren van het wiel/kwadrant maakt de stang bevestigd tussen het wiel/kwadrant en de deur een duwende of trekkende beweging, afhankelijk van de draairichting van het wiel/kwadrant. Door de vorm van het wiel/kwadrant en de overige aandrijfcomponenten is een vrij grote kelder voor het bewegingswerk nodig. Heugel De heugel kan als gebogen of als rechte heugel worden uitgevoerd. De heugel is voorzien van een vertanding. De heugel is aan het uiteinde verbonden met de deur. Met een rondsel en schamelstel wordt de heugel bewogen. Een schamelstel voorkomt dat de heugel los komt van het rondsel. Voor de aandrijving, motor, rem, ronsel en heugel is een kelder voor het bewegingswerk nodig. Deze kelder kan wat compacter worden uitgevoerd dan die van het panamawiel. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

55 Hydraulisch Bij het toevoeren van olie aan de bodemzijde of aan de stangzijde van de cilinder, schuift de cilinderstang uit of in. Doordat de cilinder aan een zijde aan de civiele constructie verbonden is en aan de andere zijde aan de deur, beweegt de deur. Er zijn diverse opstellingen denkbaar. De cilinder rechtstreeks aan de deur verbonden, met een hefboom of met een trek-duwstang combinatie en een hefboom. Doordat de pompen, motoren en het oliereservoir niet in directe nabijheid van de cilinder hoeft te worden geplaatst, is een kleine bewegingswerkkelder mogelijk. Onderstaand is een overzicht van voor- en nadelen van de alternatieven voor het bewegingswerk: Tabel 5.9: Afweging alternatieven bewegingswerk Elektromechanisch bewegingswerk Hydraulisch bewegingswerk Investeringskosten - + Beheer en onderhoudskosten + - Energieverbruik + - Inpassing in constructie - + Onderhoudsgevoelig + - De ruimtes voor de bewegingswerken dienen waterdicht te zijn tot 0,5 m boven maximaal optredend peil plus H s. Vanuit duurzaamheidsoverwegingen en de lagere beheer- en onderhoudskosten wordt gekozen voor een rechte heugelconstructie. De beheerder van de sluis (Provincie Overijssel heeft aangegeven elektromechanische bewegingswerken te willen, ook uit oogpunt van bovenstaande voordelen. De elektromotor voor het aandrijfmechanisme dient te allen tijde droog te blijven. Omdat het sluisplateau bij storm op de bypass kan overstromen, dient de motor verhoogd opgesteld te worden met een torsieas voor de aandrijving van de heugel. De motor dient boven NAP + 5,7 m te worden opgesteld. In de DO fase zullen de bewegingswerken meegenomen moeten worden in een gekwantificeerde betrouwbaarheidsanalyse van de waterkering (betrouwbaarheid sluiting) Betrouwbaarheid sluiting Het falen van de sluiting van de keermiddelen van een kunstwerk heeft twee mogelijke gevolgen. Ten eerste kan het watersysteem falen door overschrijding van het kombergend vermogen achter het kunstwerk, ten tweede kan de stabiliteit van het kunstwerk in gevaar komen door het bezwijken van de bodem- of oeverbescherming indien de stroomsnelheden door / achter het geopende kunstwerk te groot wordt. Bij bezwijken van de bescherming kan het kunstwerk als geheel falen waardoor een bres in de waterkering kan ontstaan. Falen door overschrijding van het kombergend vermogen is in het geval van de bypass niet van toepassing. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

56 Achter de sluis ligt immers geen binnendijks gebied, maar kan de bypass (met in fase 1 verbinding met het Drontermeer en in fase 2 verbinding met het Vossemeer) als een buitendijks gebied worden gezien met een (theoretisch) onbegrensd bergend vermogen. In fase 1 kan bovendien ook water uit de bypass afgevoerd worden door de spuivoorziening en schutsluis bij de Roggebot. Het falen door bezwijken van de bodem- of oeverbescherming achter het geopende kunstwerk als gevolg van het verval over het kunstwerk wordt wel beschouwd, maar hiervoor zijn in de Leidraad kunstwerken 2003 geen criteria opgenomen. Het vaststellen van de maximaal toelaatbare kans op falen van het sluitproces P ns [kans per vraag], zal echter wel conform de methodiek van de Leidraad Kunstwerken 2003 worden uitgevoerd: norm Pns 0, 1 [1/vraag] n j norm = normfrequentie van de waterkering, 1/4000 n j = frequentie van overschrijding van het maximaal toelaatbaar instromend debiet door het geopende kunstwerk [vragen/jaar] De scenario s voor de betrouwbaarheid sluiting van de keermiddelen van de schutsluis zijn: hoog water op de IJssel, zodat falen van de sluiting van de schutsluis leidt tot instroming in de bypass; slingeringen van waterstand in de bypass waardoor een negatief verval over de sluisdeuren kan ontstaan. In geval van falen van sluiting van de schutsluis kan dit leiden tot instroming van bypass water op de IJssel. Voor deze scenario s van betrouwbaarheid sluiting wordt uitgegaan van de faalkanseis bij een debiet door het geopende kunstwerk dat zal ontstaan bij een verval over de sluis dat 0,01 keer per jaar optreedt. Voor n j wordt daarom 0,01 [vragen/jaar] aangehouden. De maximaal optredende kans op falen van het sluitproces wordt daarmee: 1 0,1 P 4000 ns < 2, ,01 In bijlage 10 zijn de scoretabellen conform de Leidraad Kunstwerken opgenomen waarin voor de recreatieschutsluis de eisen ten aanzien van hoogwater alarmering, mobilisatie, bedieningsfouten en technische storingen zijn opgenomen. Het maatgevend mechanisme is het falen als gevolg van technische storingen. Als de sluis wordt voorzien van een hoogwateralarmeringssysteem, mobilisatieprotocol en wordt bediend conform de tabellen in bijlage 10, dan zal P ns 1, zijn, waarmee wordt voldaan aan de hiervoor genoemde maximale faalkans van 2, V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

57 Geotechnisch ontwerp Het maaiveld is gelegen op ca. NAP + 0 à + 1,6 m. De grondopbouw is hoofdzakelijk zandig van karakter, met een duidelijke teruggang tussen ca. NAP 13 en 17 m, waar een ca. 3-4 m dikke siltige kleilaag, mogelijk zwak humeus wordt aangetroffen. In enkele sonderingen zijn de toplagen juist kleiiger van karakter, de siltige, zandige kleilagen lopen in deze sonderingen door van maaiveld tot ca. NAP 8 à 9 m. De erg vast gepakte zandlagen worden ter hoogte van de sluis aangetroffen beneden ca. NAP 16 à 18 m. Op basis van bovenstaande gegevens wordt de sluis op palen gefundeerd. Onder en naast het bovenhoofd van de sluis in het grondlichaam van de IJsseldijk worden stalen damwandschermen tegen onder- en achterloopsheid aangebracht Voorhavens Aan zowel de bypasszijde als IJsselzijde ligt de as van de voorhavens in het verlengde van de as van de kolk. Aan beide zijden worden de opstelplaatsen dubbelzijdig en drijvend uitgevoerd. Aan de IJsselzijde liggen vanwege ruimtegebrek in de inrichting de wachtplaatsen om de hoek in de recreatievaargeul. De opstelplaatsen aan IJsselzijde zijn afwijkend van de RVW2011 ontworpen op basis van de geometrie van de vaargeul in de Onderdijkse Waard. De zuidelijke opstelplaatsen liggen evenwijdig aan de as van de voorhaven. De noordelijke opstelplaatsen liggen onder een grotere hoek (10 ten opzichte van de as van de voorhaven) en zijn wat ingekort t.b.v. de bocht in de recreatievaargeul. Zie tekening en voor meer informatie. In de geul buitendijks worden de bochten met een straal van 90 m gerealiseerd. De lengte van de opstelplaatsen is gebaseerd op de RVW2011: 1,2x de schutlengte = 1,2x60 = 72 m Bodem- en oeverbescherming De voorhavens aan beide zijden van de kolk worden voorzien van bodem- en oeverbescherming. Deze bescherming is nodig voor het waarborgen van de stabiliteit van de constructie en bestaat uit stortsteen 5-40 kg op filterdoek (zie ook hoofdstuk 8). De maatgevende belasting voor het ontwerp van de bodem- en oeverbescherming hoeft niet per definitie op te treden in fase 3. De maatgevende belasting zal optreden bij lage waterstanden boven deze waterbouwkundige componenten Brugverbinding over de sluis De Kamperstraatweg wordt met een vaste brug over de sluis geleid ten oosten van het bovenhoofd. De bovenkant brug wordt op NAP +5,75 m gelegd, op gelijke hoogte met de kruin van de IJsseldijk. Dit betekent dat de onderkant van de brug op NAP+4,95 m komt te liggen. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

58 FMEA Een schutsluis dient te worden voorzien van een CE-markering. Dit houdt in dat het moet voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en de machinerichtlijn. Tevens dient er een risicodossier opgesteld en bijgehouden te worden. De risico s die aan het ontwerp verbonden zijn, in het bijzonder op betrouwbaarheid, veiligheid en machinerichtlijn, zijn door middel van een FMEA in kaart gebracht. Risico s zijn de technische en proces risico s van het systeem. Bij risico s uit de FMEA die hoog scoren worden er beheermaatregels aanbevolen. Voor de volledige FMEA zie bijlage A5 Maaiveldverlaging uiterwaard naar inlaat Conform het inrichtingsplan wordt de maaiveldverlaging in de Onderdijkse waard naar de inlaat als grasland uitgevoerd. Dit gebied dient hydraulisch glad te zijn om voldoende afvoercapaciteit te waarborgen voor het afvoeren van een hoogwater golf, wat met grasland wordt bewerkstelligd. Aan de IJsselzijde wordt de Onderdijksewaard verlaagd voor een optimale toestroming en de aanleg van de meestromende nevengeul met knijpconstructie (duiker met daarboven overstroombare drempel, zie hoofdstuk 10). Het maaiveld wordt met ca. 1 m verlaagd tot het vaste drempelniveau van de inlaat op NAP + 0,5 m. De verlaging strekt over de gehele lengte van het inlaatwerk, dus over een bruto lengte van ca. 253 m. Dit is inclusief het deel vóór de migratievoorziening aan de noordelijke zijde van het kunstwerk. Aan de noordelijke en zuidelijke begrenzing van de verlaging dient met flauwe taluds (1:5 of flauwer) te worden aangesloten op het bestaande, hogere maaiveld. De verlaging sluit aan op de oever van de IJssel op NAP + 0 m. De maaiveldverlaging in de bypass wordt behandeld in de rapportage van het Grondstromenplan. Daar verloopt het maaiveld (bovenkant bodembescherming) vanaf drempel niveau naar NAP +0,2 m. Het gebied waarover de maaiveldverlaging uitstrekt bij de aansluiting op de IJssel wordt in het Inrichtingsplan weergegeven. 5.8 Conclusies In dit hoofdstuk is een VO weergegeven van de objecten in de IJsseldijk. In de hieropvolgende DO fase dient in groter detail te worden gekeken naar het ontwerp van de objecten, waarbij een getalsmatige faalkansanalyse van het systeem en de onderliggende objecten moet worden uitgevoerd. De uit te voeren faalkans- en betrouwbaarheidsanalyse dient als input voor de op te stellen bedieningsprotocollen voor de kunstwerken. In deze fase van het project zijn voor de schutsluis geen SIVAK simulaties uitgevoerd. In de E&C fase dienen deze wel te worden uitgevoerd om tot een optimalisatie van de horizontale afmetingen van de kolk en voorhavens te komen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de gegeven kolkafmetingen zijn gebaseerd op de wens van de provincie. Uit een simulatie zou kunnen blijken dat een kleinere kolk volstaat. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

59 In dat geval moet een afweging gemaakt worden of de gekozen afmetingen gehandhaafd blijven o.b.v. de wensen van de provincie of dat een aanpassing wordt gedaan. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

60 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

61 6 OBJECT 1C WATERKERING DRONTERMEER-VOSSEMEER 6.1 Inleiding De waterkering Drontermeer-Vossemeer, in het vervolg kortweg Reevedam genoemd, wordt voor fase 1 ( ) ten zuiden van het eiland Reve aangelegd om het vergrote Vossemeer cq. de bypass van het Drontermeer te scheiden. In fase 1 bestaat de Reevedam uit de volgende objecten: 1C1 Dijk Drontermeer-Vossemeer (DV); 1C2-1 Keersluis Drontermeer-Vossemeer fase 1 (KR); deze wordt in fase 2 omgebouwd tot Spuisluis; 1C3-1 Extra keersluis Drontermeer Vossemeer fase 1 (ekr); deze wordt in fase 2 omgebouwd tot schutsluis. In onderstaande figuur zijn de locaties globaal aangegeven. Figuur 6.1: Ligging objecten waterkering Drontermeer-Vossemeer (Reevedam) fase 1 Object 1C1 betreft het grondlichaam van de waterkering Drontermeer-Vossemeer. Dit is uitgewerkt in het Waterkeringsplan (deelproduct 3). Het ontwerp van de waterkering is verwerkt in de tekeningen van de objecten. Voor de uitgangspunten en beschrijving van het ontwerp wordt verwezen naar het Waterkeringsplan. Op tekening is een overzicht gegeven van de ligging van de dam met de daarbij behorende kunstwerken in fase 1. In dit hoofdstuk wordt het ontwerp van de fase 1 objecten toegelicht. 6.2 Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) 1C1 Dijk water keren; afwikkelen wegverkeer (inspectiepad, niet doorlopend; dit pad is ter plaatse van de keersluizen onderbroken). TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

62 1C2-1 (keersluis) en 1C3-1 (extra keersluis) water keren/ scheiden; water van de bypass wordt gekeerd ter bescherming van de randmeren; de sluizen in de Reevedam keren dus in principe enkelzijdig; doorlaten scheepvaartverkeer; afvoeren / doorlaten water van het Drontermeer naar de bypass Functionele eisen Algemeen Water keren: De Reevedam inclusief kunstwerken is een verbindende waterkering tussen dijkring 11b (Ijsseldelta-zuid) en 8 (Flevoland) met een veiligheidsnorm van 1/4000. De Reevedam en de hierin liggende kunstwerken dienen de peilen van Drontermeer en Vossemeer te scheiden en moeten het hoogwater keren dat op de bypass optreedt (enkelkeren). Er kan enerzijds hoogwater optreden in de bypass door stormopzet (kortdurend) of hoge rivierafvoer (langdurend). Er kan bij wind vanuit zuidelijke richtingen hoogwater hoogwater op het Drontermeer door stormopzet ontstaan waarbij afwaaiing optreedt aan de zijde van de bypass. De Reevedam zal het peilverschil dat dan ontstaat over de dam moeten kunnen keren. De keersluizen hoeven geen water te keren en kunnen open blijven. De waterstanden die hierbij ontstaan in de bypass moeten worden gekeerd door de waterkeringen rondom de bypass. Door voldoende water af te voeren bij de Roggebotsluis kan de hoogwaterstand worden beperkt (zie ook systeemanalyse, deelproduct 1). Water afvoeren (spuien, malen) Het zuidelijk deel van het Drontermeer komt in fase 1 al in verbinding te staan met de bypass en krijgt hetzelfde peil. Overtollig water dat moet worden afgevoerd en afgelaten bij de Roggebotsluis kan via de openstaande keersluizen passeren. De doorstroomopening dient voldoende te zijn voor het aflaten van het water. Afwikkelen wegverkeer / Recreëren: Op de kruin van de waterkering moet een verhard inspectiepad worden gelegd van 5 m breed. Het inspectiepad loopt vanaf zowel de Drontermeerdijk (dijkring 8) als de bypassdijk (dijkring 11b) door tot aan de keersluizen maar kruisen de keersluizen niet. Er is dus geen doorgaand verkeer mogelijk. In fase 1 wordt nog geen fietspad aangelegd. Externe raakvlakeisen: waterkwaliteit Drontermeer De waterkwaliteit van het Drontermeer mag niet verslechteren door de ingreep. Daarom moet worden voorkomen dat: substantiële hoeveelheden water (met vislarven) vanuit de bypass het Drontermeer instromen; bodemwoelende vissen uit de bypass naar het Drontermeer kunnen zwemmen. Doordat de Roggebot in fase 1 dichtblijft wordt voorkomen dat bodemwoelende vis vanuit het IJsselmeer de bypass inzwemt. Aan de IJsselzijde wordt bodemwoelende vis ook tegengehouden. Er dienen voor fase 1 geen specifieke eisen te worden gesteld aan de keersluizen in de Reevedam. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

63 Aanvullend op bovenstaande, worden hieronder de functionele eisen per object gegeven. 1C2-1 en 1C3-1 Keersluizen Afwikkelen scheepvaartverkeer en recreatievaart De keersluizen dienen voor de passsage van schepen tussen het Drontermeer en het verlengde Vossemeer in beide richtingen. Er wordt uitgegaan in de toekomstige situatie van 2200 passages voor de beroepsvaart en voor de recreatievaart. In de huidige situatie is sprake van 1700 passages beroepsvaart per jaar en 12% toename in respectievelijk passages recreatievaart per jaar en 11% toename Deze procentuele toenames zijn verwerkt in de prognose van de toekomstige hoeveelheden. De keersluis moet voldoen aan de volgende eisen: de keersluis dient geschikt te om beroepsvaart door te laten tot en met scheepvaartklasse CEMT IV (verlengd); hiervoor worden 2 keersluizen aangelegd, een voor het verkeer van noord naar zuid en een voor het verkeer van zuid naar noord. De geschiktheid van de keersluis voor het maatgevende schip is niet onder alle omstandigheden gegarandeerd; in relatie met de gekozen afmeting van de keersluis zijn er bepaalde beperkingen, onder andere in de vaarsnelheid waarmee de sluis kan worden gepasseerd. De omstandigheden en de vaarsnelheid waarbij de keersluis voor een bepaalde klasse geschikt moet zijn is nog onderwerp van overleg en advies binnen Rijkswaterstaat. In onderstaand kader is dit nader toegelicht; Bij opwaaiing vanuit het noorden of vanuit het zuiden kunnen door waterstandsverschillen over de Reevedam stroomsnelheden in de keersluis onststaan, die nadelig zijn vooreen veilige passage van het maatgevende schip; ook kan bij wind vanuit het westen of oosten (dwars op de vaarrichting) hinder ontstaan, die nadelig zijn voor een vlotte passage van de keersluis. De mate van hinder kan reden zijn om de keersluis te stremmen; dit hangt samen met de te kiezen afmetingen voor de keersluis. Zoals in de technische eisen is aangegeven (paragraaf 6.2.3) is voor de keersluizen een breedte en diepte gekozen die aansluit bij de afmetingen van de schutsluis die in fase 2 moet worden gerealiseerd; dit houdt in dat de breedte van de keersluis beperkt is tot 10,5m en dat dit beperkingen oplegt aan de snelheid waarmee het maatgevende schip de sluis veilig en vlot kan passeren. De omstandigheden en vaarsnelheden waarbij de keersluis nog geschikt moet zijn voor een bepaalde klasse vaartuig is nog onderwerp van overleg en advies binnen Rijkswaterstaat. de sluis dient tevens geschikt te zijn voor recreatievaart, ZM en AM klasse; in het geval dat de keersluizen worden gesloten en de scheepvaart is gestremd dienen wachtvoorzieningen voor beroeps- en recreatievaart te worden aangelegd, bij voorkeur aan de rechterzijde van de vaarroute. Het heeft de voorkeur deze wachtplaatsen aan te leggen op de locatie die voor fase 2 past, zodat deze wachtplaatsen niet hoeven te worden verlegd; TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

64 de ontwerplevensduur van de onderbouw van de keersluis bedraagt 100 jaar; in de constructieve uitwerking wordt geanticipeerd op de situatie na 100 jaar; onderdelen die in hoogte uitbreidbaar zijn worden uitgelegd op een hoogte die na 50 jaar als benodigd wordt verwacht; in de constructie van de onderbouw en fundering van deze onderdelen wordt rekening gehouden met de situatie na 100 jaar, zodat de hoogte van deze onderdelen relatief gemakkelijk is aan te passen (sluiswanden kunnen zodanig worden geprepareerd, dat ze in hoogte uitbreidbaar zijn en dat de nu aan te leggen constructie zelf geen aanpassingen behoeft). De keerdeuren en bewegingswerken hebben een levensduur van 50 jaar en dienen te worden vervangen; op dat moment kan de hoogte worden aangepast; De keerdeuren in de keersluis dienen herbruikbaar te zijn voor de in fase 2 te bouwen schutsluis; bediening van de keerdeuren: lokale bediening vanuit bedieningsgebouw op het sluisterrein en op afstand; hulpdiensten moeten toegang hebben ten tijde van een calamiteit op en/of rond de keersluis. Waterkeren De keersluis dient water te keren in geval de bypass in gebruik is en een hoogwaterstand kent (maximaal NAP+1,70m); In het geval water wordt doorgespoeld zal de keersluis gesloten moeten zijn; In bepaalde gevallen als er waterbezwaar (wind vanuit noordelijke richtingen) op het Drontermeer vanuit de bypass wordt verwacht kan het noodzakelijk zijn de keersluis te sluiten. Hiertoe dient het bewegingswerk van de deuren te zijn uitgelegd. Externe raakvlakeisen: waterkwaliteit Drontermeer De schutsluis dient te worden voorzien van een viswerend systeem (bijv. door geluidsignalen, flitslampen o.i.d.) dat voorkomt dat bodemwoelende vis tijdens het schutten de sluis inzwemt, indien dit in fase 2 nog nodig blijkt i.v.m. ecologie van de Randmeren. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

65 6.2.3 Technische eisen en uitgangspunten Positionering kunstwerken In onderstaande figuur is schematisch de positionering van de kunstwerken aangegeven in de Reevedam. Ter plaatse van de Reevedam liggen op de kruin een fietspad en het beheerpad (gecombineerd). De beheerweg is 5m breed. Verder naar het oosten wordt het fietspad naar de berm aan de zuidzijde van de dam geleid (dit is niet op onderstaande schets aangegeven). In de eindsituatie van fase 2 kunnen fietsers de het spuiwerk en de migratievoorziening passeren via een brug en de schutsluis via de sluisdeuren. In fase 1, waarin alleen de twee keersluizen zijn aangelegd is geen fietspad voorzien. Keersluis (fase 1) Schutsluis (fase 2) keersluis (fase 1) spuiwerk (fase 2) Migratievoorziening Reservering ruimte gemaal beheerpad en fietspad Reevedam vaargeul Figuur 6.1: Positionering kunstwerken in Reevedam 1C2-1 en 1C3-1 Keersluizen De ruimtes voor bewegingswerken van de keerdeuren dienen waterdicht te zijn tot minimaal 0,5 m boven de maximaal voorkomende waterstand; De fundering wordt ontworpen op de maatgevende situatie in 2125 (100 jaar na 2025, omdat de keersluis wordt gebruikt en omgebouwd wordt voor 2 nieuwe fase 2 objecten); De keerdeuren worden qua hoogte ontworpen op de maatgevende situatie die optreedt tijdens de levensduur van de deuren (afhankelijk van het deurtype), voorlopig wordt hiervoor als richtjaar 2065 aangehouden (50 jaar na 2015); De toe te passen keerdeuren dienen geschikt te zijn voor hergebruik in de schutsluis (fase 2); De keersluis dient geschikt te zijn voor passage van beroepsvaartklassen tot en met CEMT klasse IV schepen. De dimensies zijn conform RVW2011 in onderstaande tabel gevat. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

66 Tabel 6.1: Dimensies CEMT klasse IV schip Dimensie Waarde (m) Lengte 105 Breedte 9,5 Diepgang geladen/leeg 3,0/1,6 Laadvermogen (ton) 2040 Motorvermogen (kw) 830 De breedte van de keersluis is gelijk aan de breedte van de in fase 2 te realiseren schutsluis (10,5 m), zodat de het sluishoofd volledig kan worden benut met deuren en bewegingswerk voor de realisatie van de schutsluis in fase 2. Voor het maatgevend is schip is deze breedte beperkt en is ervoor gekozen geleidewerken voor en achter de keersluis te realiseren. De maatgevende schepen zullen met beperkte snelheid de keersluis kunnen passeren 4. Wachtvoorziening en opstelvoorzieningen Voor een veilige doorgang van de beroeps- en recreatievaart is continuïteit in de breedte van de vaargeul van belang. Die breedte moet ook in de voorhaven zo volledig mogelijk benut worden. Voor beroepsvaart zijn palen afdoende. Recreatievaart heeft steigers nodig. De totale lengte van wachtsteigers in geval van stremming moet voldoende zijn om de pieken (met name in de zomermaanden, waar grote hoeveelheden recreatievaart voorkomen) op te vangen. De wachtvoorziening zijn gepland aan de rechterzijde van de vaarroute en krijgen de lengte, die van de in fase 2 benodigde wachtvoorziening voor de recreatievaart (beide 220 m lang). NB in fase 1 wordt ook voor de beroepsvaart aan de linkerzijde van de vaarroute een opstel- en wachtplaats voorzien van 290 m; deze wordt in fase 1 niet aangelegd, omdat in principe de keersluizen altijd open zijn en er niet gewacht hoeft te worden op een schutting (zoals in fase 2). De wachtplaats is slechts in gevallen van sluiting van de keersluis nodig voor die schepen die niet van de stremming op de hoogte zijn en onverwacht voor een gestremde keersluis komen te staan. De keersluis is slechts in incidentele gevallen gesloten en gestremd (bij extreme zuidwestelijke wind bijvoorbeeld; dit is in de systeemanalyse behandeld). De ligging van de geleide-dammen moet de scheepvaart niet belemmeren. De fuiken naar de sluis dienen onder 1:6 te worden aangelegd in deze (wind)streek (in volgende fase mogelijk nog te optimaliseren naar 1:5 of 1:4 vanwege grote impact op lay-out). In het definitieve ontwerp van de opstelvoorzieningen aan de zuidzijde van de sluis dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van een gasleiding waar niet geheid mag worden. 4 Voor een keersluis wordt vanuit het oogpunt van manoevreerbaarheid voor een keersluis in principe een ruimere doorvaarbreedte aangehouden. De Richtlijn Vaarwegen geeft voor keersluizen tot en met kasse IV schepen een maat van1,6x (de breedte van het maatgevend schip) aan. Er is nu gekozen voor een doorgang met een breedte gelijk aan de schutsluis omdat het hier een tijdelijke doorgang betreft en het vanuit kostenoogpunt gunstig is (herbruikbaarheid sluishoofd voor fase 2). Zie voor deze afweging ook de systeemanalyse (deelproduct 1). 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

67 6.3 Ontwerpbelastingen Hydraulische belastingen Voor de bepaling van de waterdrukken (grondwaterdruk ook als variabel belasting beschouwen conform de TAW) wordt uitgegaan van de volgende situaties. Tabel 6.2: Storm- en schutpeilen Reeve keersluis Reeve fase 1 (2025) fase 2 (2050) Noord: Noord: Vossemeer/ Bypass Zuid: Drontermeer verval Vossemeer/ bypass Zuid: Drontermeer verval dagelijks / schutpeilen -0,40 0,55-0,95-0,90 0,55-1,45 0,35-0,50 0,85 1,50-0,50 2,00 storm zuid hoog -1,65 2,15-3,80-0,94 2,15-3,09 storm noord hoog -0,06-1,87 1,81 3,64-1,87 5,51 inzet bypass 1,85-0,50 2,35 3,62-0,50 4, Ontwerp Dagelijkse waterstanden Voor een overzicht van de dagelijkse waterstanden wordt verwezen naar de rapportage Hydraulische randvoorwaarden en veiligheid. 1C Dijk Zie Waterkeringsplan. 1C2-1 en 1C3-1 Keersluizen De keersluis is weergegeven op tekeningen In het ontwerp is gekozen voor betonnen sluishoofden en kolk op een fundering van palen. Daar waar dit noodzakelijk wordt geacht worden dilataties in de constructie aangebracht. Ter plaatse van het sluishoofd worden schermen onder en naast de constructie aan gebracht ter voorkoming van onder- respectievelijk achterloopsheid. Voor een onderbouwing van de ontwerpkeuzen ten aanzien van de fundering en de keermiddelen wordt verwezen naar bijlage 12. Hieronder volgt een korte toelichting op de keermiddelen, bewegingswerken. Tussen de twee keersluizen is verharding aangebracht over een ruime breedte van 18m om in fase 2, wanneer over het spuiwerk een brug is aangelegd onderhoudsmaterieel te kunnen opstellen. De fuiken zijn over een lengte van 90 m aangegeven en uitgevoerd met buispalen en geleidewerk in een nader te bepalen materiaal (hout of hakorit). De ruimte tussen de horizontale geleiding is niet meer dan 0,5 m en doorgezet tot 0,5m onder de laagste waterstand. Ook vertikaal is geleidewerk aangebracht met een tussenafstand van orde 0,5 m. Voor en achter de keersluis wordt een stortstenen bodembescherming aangebracht om instabiliteit door ontgrondingen te voorkomen (0,4 m breuksteen kg op filterdoek). TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

68 Keermiddelen De meest voor de hand liggende keermiddelen voor de sluis zijn: Stalen puntdeuren of waaierdeuren (als in de Roggebotsluis); De deuren in het bovenhoofd functioneren ook als hoogwater kering, Er is dus een stel reserve deuren nodig of een nooddeur / noodkering; Roldeuren; De deurkas vraagt extra ruimte naast het sluishoofd; De deurkas van het bovenhoofd komt in de waterkering te liggen. Wel is eenvoudig de fietsroute over de deur te realiseren. Hefdeuren zijn geen reëel alternatief omdat de sluis in een staande mast route ligt. Voor schutsluizen met een kolkbreedte van 10,5 m zijn puntdeuren, draaideuren, roldeuren of hefdeuren de meest geschikte afsluitmiddelen. Voor de keuze van de keermiddelen is gekozen voor puntdeuren, om de deuren ook te kunnen hergebruiken voor de schutsluis (fase 2). Uit de afweging volgt dat puntdeuren de het meest geschikte keermiddel zijn (zie ook bijlage 12). Qua waterdichtheid en snelheid zijn puntdeuren beter dan draaideuren en segmentdeuren. De keuze of de deuren van hout of staal worden gemaakt wordt in een later stadium bepaald. Dit heeft geen invloed op het functioneren van de deuren. De deuren worden in deze fase nog niet voorzien van nivelleermiddelen (deze zijn pas nodig als ze worden toegepast in de schutsluis). De deuren dienen wel te worden geprepareerd op het plaatsen van de nivelleermiddelen. Bewegingswerken Deze keuze is afhankelijk van het type deur dat wordt toegepast. Uit paragraaf 4.3 is gebleken dat de toepassing van puntdeuren met beperkt tweezijdige kering de meest geschikte oplossing is. De keuze van de deurbewegingswerken wordt op de toepassing van puntdeuren afgestemd. De puntdeuren kunnen worden bewogen met behulp van een panamawiel met trek/druk stang, een tandheugel als trek/duw stang en een hydraulische cilinder. Een belangrijke eis die aan het bewegingswerk wordt gesteld is de mogelijkheid permanent enige druk op de deuren uit te kunnen oefenen om een negatief verval te kunnen keren. Voor de keuze van de deurbewegingswerken is een afweging gemaakt op basis van Ontwerp schutsluizen deel 1 en 2 [3], hoofdstuk 7 en tabel 7.6. Er wordt, mede op basis van de voorkeur van de beheerder, gekozen voor elektromechanische bewegingswerken (rechte heugel). Zie ook bijlage 12 voor een uitgebreidere afweging van de te kiezen bewegingswerken. Positionering t.o.v. Reevedam De locatie van het sluishoofden van de keersluizen zijn gekozen ter plaatse van de schutsluis en de spuivoorziening die in fase 2 moet worden gemaakt en sluit aan op de hoogte van de kruin van de waterkering. Aan weerszijden zijn vleugelwanden om de grond onder de taluds van de aansluitende dijklichamen te keren. Dimensionering Drempel in het sluishoofd ligt op 4,9 m NAP (ten opzichte van peil NAP-0,3m in de winter, 3m diepgang schepen, 0,3 m marge voor fluctuaties en 1,3 m keel clearance; deze keelclearance biedt meer ruimte dan bij de uiteindelijk te bouwen schutsluis (fase 2); dit is gunstig, omdat de scheepvaart sneller door de keersluis heen zal varen. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

69 De bovenzijde van de deuren in het sluishoofd bedraagt minimaal 4,24 m + NAP (MHW 3,94 m (jaar 2065) + 0,3 m kruinhoogtemarge). De dekzerkhoogte van het sluishoofd bedraagt NAP+4,5 m (gelijk aan dijkhoogte), gebaseerd op MHW + een ruime toeslag van orde 0,5 m. Betrouwbaarheid sluiten In bepaalde gevallen moeten de keersluizen worden gesloten. Vanuit veiligheidsoogpunt zal dit moeten gebeuren, wanneer de bypass wordt ingezet (orde 1/1000 jaar). In andere gevallen zullen op het zuidelijk deel van het Drontermeer geen hogere waterstanden optreden dan in de huidige situatie het geval is en hoeft vanuit het oogpunt van veiligheid de keersluizen niet gesloten te worden. In het geval van de situatie dat de bypass in gebruik wordt genomen, zullen de keersluizen moeten worden gesloten. Het falen van de sluiting van de keermiddelen van een kunstwerk heeft twee mogelijke gevolgen. Ten eerste kan het watersysteem falen door overschrijding van het kombergend vermogen achter het kunstwerk, ten tweede kan de stabiliteit van het kunstwerk in gevaar komen door het bezwijken van de bodemof oeverbescherming indien de stroomsnelheden door / achter het geopende kunstwerk te groot wordt. Bij bezwijken van de bescherming kan het kunstwerk als geheel falen waardoor een bres in de waterkering kan ontstaan. Dit constructief falen is ondervangen in de constructie (bodembescherming) en geminimaliseerd. Conform de Leidraad Kunstwerken 2003 is de betrouwbaarheid sluiting van het kunstwerk genormeerd op basis van het beschermingsniveau van het achterliggend gebied en het aantal keren dat de sluis gesloten moet worden (dit hangt samen met de het kombergend vermogen van het achterliggend systeem). De maximaal toelaatbare kans op falen van het sluitproces P ns [kans per vraag], is conform de methodiek van de Leidraad Kunstwerken 2003 als volgt gegeven: norm Pns 0, 1 [1/vraag], waarin n j norm = normfrequentie van de waterkering, 1/4000; n j = frequentie van overschrijding van het maximaal toelaatbaar instromend debiet door het geopende kunstwerk [vragen/jaar]. Het beschermingniveau van de dijkring die achter de Reevedam ligt is 1/4000 jaar. Het aantal keren dat deze gesloten moet worden (in geval van veiligheid) is 10-3 (1/1000 jaar). De maximaal toelaatbare kans op niet sluiten wordt hiermee. 1 0,1 P 4000 ns < 2, ,001 In bijlage 10 zijn de scoretabellen conform de Leidraad Kunstwerken opgenomen waarin voor de recreatieschutsluis de eisen ten aanzien van hoogwater alarmering, mobilisatie, bedieningsfouten en technische storingen zijn opgenomen. De invulling van deze tabellen gelden ook voor de keersluizen. Het maatgevend mechanisme is het falen als gevolg van technische storingen. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

70 Als de sluis wordt voorzien van een hoogwateralarmeringssysteem, mobilisatieprotocol en wordt bediend conform de tabellen in bijlage 10, dan zal P ns 1, zijn, waarmee ruim wordt voldaan aan de hiervoor genoemde maximale faalkans van 2, V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

71 7 OBJECT 1E WATERKERING ROGGEBOT 7.1 Inleiding en objectbeschrijving Figuur 7.1: Ligging objecten waterkering Roggebot In fase 1 dient ter plaatse van de Roggebotkering een aantal aanpassingen aan de bestaande constructies gerealiseerd te worden om een hoogwatergolf door de bypass af te kunnen voeren. Het betreft de aanpassingen aan de Roggebotschutsluis (object 1E5) en de aanpassingen aan de bestaande spuikokers (object 1E6). Het ontwerp van aanpassingen aan de dijk en erosiebeschermende maatregelen voor de dijk wordt in het Waterkeringsplan uitgewerkt (object 1E1-1). In paragraaf 1 wordt een beschrijving van de objecten gegeven. In paragraaf 2 worden de objectspecifieke uitgangspunten behandeld. In paragraaf 3 wordt een overzicht gegeven van de ontwerpbelastingen, waarna in paragraaf 4 en 5 het ontwerp van de beide objecten wordt gegeven. 7.2 Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Water keren (1E5, 1E6); Scheepvaart doorlaten (1E5); Water afvoeren (1E5, 1E6) Functionele eisen Water keren De waterkerende functie van de schutsluis en spuisluis dient zo snel mogelijk maar in maximaal 48 uur na afloop van de hoogwaterafvoer hersteld te worden. Scheepvaart doorlaten De scheepvaart dient na afloop van een hoogwatergolf zo snel mogelijk weer gebruik te kunnen maken van het Drontermeer als vaarroute. Water afvoeren De schut- en spuisluis dienen in maximaal 48 uur geschikt gemaakt te worden voor afvoer van een hoogwatergolf. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

72 Voorzieningen hiervoor dienen in maximaal 2 dagen te kunnen worden aangebracht. De instroomgeleidingsconstructie en versterking van de bodembescherming zijn hierop een uitzondering; Na afvoer van een hoogwatergolf dienen schutsluis en spuisluis ook weer binnen 48 uur geschikt gemaakt te worden voor peilbeheer van het Drontermeer (spuien op het Vossemeer) Technische eisen De maatregelen om de schutsluis geschikt te maken als spuisluis moeten in 48 uur kunnen worden gerealiseerd; De maatregelen dienen door (een) lokale aannemer(s) op afroep te kunnen worden gerealiseerd. 7.3 Ontwerpbelastingen Tabel 7.1: Ontwerpbelastingen Roggebotsluis Max. waterstand bypass NAP+1,7 m Waterstand Vossemeer NAP+0,6 m Resulterend ontwerpverval 1,1 m Debiet door schutsluis bij ontwerpverval 195 m 3 /s Debiet door schutsluis bij ontwerpverval 25 m 3 /s Stroomsnelheid door schutsluis en spuisluis 4,6 m/s Voor het afvoeren van de hoogwatergolf door de schutsluis en spuikokers worden de ontwerpbelastingen gehanteerd zoals weergegeven in tabel 7.1. Aan deze belastingen liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag: Het maximaal toegestaan peil op de Bypass is NAP+1,7 m in verband met de dekzerkhoogte van de schutsluis Roggebot. Bij een hoger peil zal de dekzerk overstromen wat leidt tot ongewenste stroming; In de hydraulische berekeningen voor de afvoercapaciteit van de Roggebotsluis is uitgegaan van een verhoogd peil op het Vossemeer van NAP+0,6 m. Als dit peil lager wordt, dan dient ook het maximum peil op de Bypass lager te worden, zodat het verval over de sluis niet groter wordt dan 1,1 m. Bij dit verval wordt aan de taakstelling voldaan. Een groter verval zal leiden tot een hogere afvoer, maar dit is niet nodig om aan de taakstelling te voldoen. Een groter verval zal leiden tot hogere stroomsnelheden; Aan de noordzijde van de Roggebotkering blijven de maatgevende waterstanden en golfhoogtes ongewijzigd t.o.v. de huidige situatie; Aan de zuidzijde treden de maximale waterstanden tijdens fase 1 op tijdens een situatie van extreem hoge IJsselafvoer waarbij 300 m 3 /s wordt onttrokken naar de Bypass, gecombineerd met een stormconditie met windsnelheid van 20 m/s uit zuidelijke richting. De waterstand is dan circa NAP+1,7 m. De golfkarakteristieken bij deze conditie zijn loodrecht invallende golven met een significante hoogte van circa 0,75 m en een piekperiode van 3,3 s; 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

73 De maatgevende waterstand is lager dan de huidige maximale waterstanden die kunnen optreden tijdens een 1/2000 jaar zuidwesterstorm. De waterstand is dan NAP+2,23 m. Formeel is de Roggebotkering hier niet op gebouwd. Door de aanleg van de Reevedam zal deze extreme waterstand niet meer voorkomen bij de Roggebotkering in fase 1; In fase 1 is het maatgevend verval over de gesloten Roggebotkering voor de functie waterkeren 3,90 m: NAP+3,40 m op het Vossemeer en NAP-0,50 m op de bypass E5 Maatregelen schutsluis Roggebot Bodembescherming De huidige staat en ligging van de bodembescherming is onbekend. Voordat het definitieve ontwerp van de versterking wordt gemaakt, zal een inmeting en inspectie uitgevoerd moeten worden. De bodembescherming dient erosie van de bodem op voldoende afstand van het kunstwerk te houden zodat de sluis en aangrenzende waterkeringen niet instabiel raken of bezwijken. Het ontstaan van een erosiekuil aan het einde van de bodembescherming is toelaatbaar. Bij inzet van de bypass in fase 1 voor hoogwater afvoer, is enige schade/erosie van de bodembescherming toelaatbaar. Na afvoer van de hoogwatergolf dient het gehele object te worden gecontroleerd op mogelijke schade en moet worden bepaald of, en welke herstelwerkzaamheden vereist zijn. Op basis van de ontwerptekeningen van de sluis en een bezoek aan het object dienen de volgende aanpassingen gerealiseerd te worden. Benedenstrooms (Vossemeer zijde): De bestaande bodembescherming dient gepenetreerd te worden met colloïdaal beton (vol en zat) over een lengte van circa 60 m; De bodembekleding dient verlengd te worden tot circa 135 m bovenstrooms van het sluishoofd met breuksteen kg; De nieuw aan te leggen bodembescherming dient aan te sluiten op de bestaande bescherming bij de wachtplaatsen en oevers; Daar waar de oeverbescherming in slechte staat is, dient deze hersteld te worden. Bovenstrooms (bypass zijde): De bestaande bodembescherming dient gepenetreerd te worden met colloïdaal beton (vol en zat) tot circa 30 m vanuit het sluishoofd; De bodembekleding dient verlengd te worden met breuksteen tot 65 m vanaf het sluishoofd met breuksteen kg; De nieuw aan te leggen bodembescherming dient aan te sluiten op de bestaande oever- / teenbescherming Oeverbescherming Ten zuiden van de Roggebotsluis is de oever van de Drontermeerdijk al voorzien van een harde bekleding. Aan de noordzijde van de sluis dient de bodembescherming doorgezet te worden op het talud van de Drontermeerdijk tot NAP+1,0 m. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

74 7.4.3 Stroomgeleiding Door scherpe overgangen in de constructie, zoals bij het instroom- en uitstroompunt van de sluis, kan neervorming en turbulentie ontstaan. Sterkte neerstroming en turbulentie is niet wenselijk bij de geopende sluisdeuren omdat dit tot grote dynamische krachten kan leiden met mogelijk schade aan de deuren tot gevolg. Aan de bypasszijde zal de stroming daarom de sluis ingeleid worden door twee gekromde, gesloten wanden aan weerszijden van en aansluitend op het sluishoofd. De wanden dienen glad te worden uitgevoerd om de stroming geleidelijk in de sluis te leiden. De bovenzijde van de wanden sluit aan op de dekzerkhoogte van het binnenhoofd op NAP+2,5 m. Met modelonderzoek kan de stroming door de sluis worden gesimuleerd. Dit onderzoek geeft een nauwkeurig beeld van de stroming door de sluis en de effecten van de stroming op de deuren in de deurkassen. Op basis van dit onderzoek kunnen de genoemde maatregelen worden geoptimaliseerd Bescherming bedieningskelders De bewegingswerkkelders dienen vanaf de kolkzijde waterdicht gemaakt te worden door het aanbrengen van beplating op de kolkwand en rondom de cilinders van de bewegingswerken. De afsluiting moet worden aangebracht op de openingen voor de bewegingswerken van de 2 segmentdeuren in het binnenhoofd en de 4 puntdeuren in het buitenhoofd. In totaal moeten dus 6 openingen worden afgesloten. De opening naar de bewegingswerkkelder voor de stormdeuren ligt hoger dan NAP+1,7 m en hoeft daarom niet te worden afgesloten. Lekwater dient uit de kelders gepompt te worden. Hiervoor dienen 4 mobiele pompinstallaties gedurende een hoogwater te worden geplaatst: aan beide kolkzijden bij de bewegingswerkkelders in het buitenhoofd en het binnenhoofd. Het drooghouden van de bewegingwerkkelders voorkomt schade aan de elektromechanische installaties zodat na afloop van een hoogwatergolf, de sluis weer direct gebruikt kan worden voor water keren en scheepvaartfunctie Vergrendeling en bekleding sluisdeuren De sluis dient hydraulisch gezien zo glad mogelijk te zijn om de afvoercapaciteit te maximaliseren. Turbulente stroming rond deurkassen kan bovendien leiden tot hoge dynamische belasting op de deuren in de kassen. De 6 puntdeuren in het buitenhoofd (Vossemeer zijde) dienen daarom aan de achterzijde te worden voorzien van (kunststof) beplating die nauwkeurig aansluiten op de kolkwand aan weerzijde van de deurkassen. Daarnaast dienen de bewegingswerken van deze 6 deuren en de 2 sectordeuren te worden vergrendeld om klapperen te voorkomen. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

75 7.4.6 Noodkeermiddelen voor herstel waterkerende functie Indien tijdens of na een hoogwaterafvoer blijkt dat de schutsluis niet meer gesloten kan worden met de reguliere keermiddelen, zal de waterkerende functie binnen 48 hersteld moeten worden met een noodkeermiddel. Als noodkeermiddel zijn de volgende mogelijkheden beschikbaar: De sluiskolk dichten met droogzetschotten in de aanwezige schotbalksponningen. Deze zijn reeds aanwezig maar dienen voor het droogzetten van een sluishoofd voor onderhoud. Als tijdelijk keermiddel gedurende herstel van de sluisdeuren kunnen deze ingezet worden. De schotten zijn echter niet berekend op het keren van hoogwater uit het Vossemeer. Het gebruik van de droogzetschotten is de snelste en goedkoopste oplossing om (tijdelijk) de waterkerende functie te herstellen; Geobags in de kolk aanbrengen. Het afdichten van de kolk (10 m breed, 6 m hoog tot dekzerkniveau) vereist een grote hoeveelheid grond: er zal meer dan 100 m 3 grond in de kolk aangebracht moeten worden. Met geobags zijn deze wel weer snel te verwijderen zodra de waterkerende functie is hersteld. Indien voor deze oplossing wordt gekozen wordt aanbevolen om de vereiste hoeveelheid bij voorbaat op locatie aanwezig te hebben. Er zijn twee droogzetschotten die in de huidige situatie op de kolkbodem liggen; één in Nijkerk en één bij Roggebot. Het droogzetschot in de kolk bij Roggebot dient verwijderd te worden voordat een hoogwatergolf afgevoerd kan worden door de schutsluis. Door de hoge stroomsnelheid ontstaat anders het risico dat het schot uit de kolk wordt gespoeld en/of schade aan de kolk kan ontstaan Herstel waterafvoerfunctie De waterafvoerende functie bij de Roggebot dient binnen 48 uur na afvoer van de hoogwatergolf worden hersteld. Als blijkt dat noodkeermiddelen ingezet moeten worden voor de waterkerende functie (zie vorige subparagraaf) dan zijn de volgende mogelijkheden aanwezig om de waterafvoer functie van het Drontermeer te herstellen: Afvoer van het Drontermeer in zuidelijke richting; Afvoer door de spuikokers bij Roggebot; Eventuele inzet van noodpompen als de schutsluis niet geopend kan worden E6 Aanpassingen bestaande spuivoorziening De twee bestaande spuikokers ten oosten van de Roggebotsluis zullen voor het afvoeren van de hoogwatergolf tot de volledige fysieke capaciteit worden benut. Dit betekent dat de spuisluis bij hogere waterstanden en grotere vervallen gebruikt zal worden dan oorspronkelijk in het ontwerp was voorzien. Omdat de spuisluis niet op deze hogere afvoer is ontworpen, dienen versterkingsmaatregelen te worden uitgevoerd om de stabiliteit van de constructie te verzekeren. De aanpassing van de bestaande spuivoorziening bestaat uit het versterken van de bodembescherming aan weerszijden van het kunstwerk. De bestaande stortsteen bodembescherming kg wordt versterkt met gepenetreerd colloïdaal beton (vol en zat). TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

76 Aan de zijde van de bypass wordt de bodembescherming doorgezet over een lengte van ca. 40 m, aan de Vossemeerzijde wordt de bodembescherming over een lengte van ca. 60 m doorgezet. Aan weerszijden is de bodembescherming als volgt opgebouwd: 0,35 m laagdikte stortsteen kg op 0,25 m laagdikte filterlaag (grind) op Geotextiel 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

77 8 OBJECT 1G WEGVERBINDING NIEUWENDIJK OVER BYPASS 8.1 Inleiding en objectbeschrijving Ten westen van de Knoop (N50 en Hanzelijn) loopt de Nieuwendijk. De bypass kruist deze lokale wegverbinding. De bestaande wegverbinding Nieuwendijk blijft behouden door middel van een brug over de bypass. Relatie met Beeldkwaliteitplan De brug Nieuwendijk is ontworpen in een stadium dat het beeldkwaliteitplan [6] nog niet beschikbaar was. Wel zijn de destijds op hoofdlijnen bekende beeldkwaliteitseisen (t.a.v. de vormgeving van pijlers) aangehouden. Deze zijn in de loop van het proces echter aangepast. In het voorliggende technisch ontwerp zijn eisen uit het beeldkwaliteitsplan zoveel mogelijk meegenomen. De vormgeving van het brugdek is aangepast aan de beeldkwaliteitseisen. Aanlandingen zijn verwijderd. De hoofdconstructie (pijlers, brugdekconstructie, overspanningsbreedte) is niet meer aangepast. Dit zal in voorliggend VO ook niet meer worden uitgevoerd. Het beeldkwaliteitsplan wordt in het FPvE bindend verklaard voor de vervolguitwerking. 8.2 Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Afwikkelen wegverkeer Functionele eisen Afwikkelen wegverkeer De brug dient geschikt te zijn voor gebruik door lokaal (vracht-)verkeer (o.a. transport naar en van landbouwbedrijven), onderhoudsmaterieel, gladheidbestrijding en fietsverkeer (Gem. Kampen, Prov. Overijssel); Het betreft een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 60 km/hr (Prov. Overijssel); Er dient een verhardingsbreedte van 7 m beschikbaar te zijn opgebouwd uit een rijbaan van 3,5 m en twee fietssuggestiestroken van 1,75 m (Gem. Kampen, Prov. Overijssel); Landbouwvoertuigen tot een breedte van 3 m dienen elkaar op de brug te kunnen passeren (Gem. Kampen, Prov. Overijssel); Er dient aan weerszijden van de brug in snelheidsbeperkende maatregelen te worden voorzien (Gem. Kampen, Prov. Overijssel); De brug dient gebruikt te kunnen worden als evacuatieroute tijdens extreem hoogwater (waterstanden en golven bij norm 1/2000, zichtjaar 2065) (Prov. Overijssel). Recreëren Recreanten dienen vanaf de Brug Nieuwendijk de bypass te kunnen beleven. Hiervoor dient aan weerszijden van de rijbaan een voetpad te worden aangelegd. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

78 Interne raakvlakeisen Object vaargeul Recreatievaart door de bypass dient onder dagelijkse omstandigheden de wegverbinding te kunnen passeren. De brug dient hiertoe een minimaal aanleg niveau (ok-dek) van 4,25 m + NAP te hebben. Dit is gebaseerd op de eis van de Provincie Overijssel dat tot 2075 een vrije doorvaarthoogte van 4 m moet worden gegarandeerd, uitgaande van een zomerstreefpeil van NAP+0,25 m. In een latere fase van het project zijn de peilen gewijzigd. Uitgaande van de ontwikkeling volgens het PDR-scenario voor peilstijging zou in 2100 het zomerstreefpeil NAP+0,20 m bedragen. Door op- en afwaaiing zullen de waterstanden echter hoger dan streefpeil kunnen worden waardoor doorvaart niet altijd gegarandeerd is. De overspanningen ter plaatse van de vaargeul dienen een vaarwegbreedte (krap tweerichtingsprofiel) volgens de RVW2011 mogelijk te maken. Water afvoeren (systeemniveau) De brug moet over een netto breedte van 250 m doorlatend zijn voor de afvoer van water om de rivierkundige taakstelling te halen (dus met aftrek gesommeerde breedte van de pijlers). Eis afkomstig uit rapport Hydraulica en veiligheid [4]. Object bypassdijken De aansluiting van de brug en de landhoofden aan de landzijde mogen het waterkerende vermogen van de bypassdijken niet aantasten Technische eisen en uitgangspunten De breedte van het wegdek dient 6,5 m te zijn opgebouwd uit een rijbaan van 3,5 m breed met fietssuggestiestroken aan weerszijden van 1,5 m. Aan weerszijden van het wegdek worden ca. 1,5 m brede voetpaden aangelegd, die ca. 10 tot 15 cm uitsteken boven het wegdek (niet hoger om hinder voor voertuigen te voorkomen). Het wegdek wordt ontwaterd via afvoergoten aan weerszijden van de weg, onder het voetpad. Het water mag worden afgevoerd naar de bypass. Het kunstwerk dient de belastingen uit de wegverbinding te kunnen dragen conform NEN 6706 en ROBK/6. De funderingen, pijlers en brugopleggingen zijn zo ontworpen dat het brugdek kan worden opgevijzeld naar de benodigde hoogte in 2115 van NAP+5,5 m (o.k. brugdek). Bodem en oeverbescherming zal worden aangelegd rond de landhoofden en pijlers ter voorkoming van erosie (uitgewerkt bij object 1H1 vaargeul). De brug dient bestand te zijn tegen alle waterbelastingen vanuit de bypass (stroming, hoogwater en golfbelasting). De pijlers worden voorzien van een aanvaarbeveiliging. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

79 8.3 Ontwerpbelastingen 8.4 Ontwerp Hydraulische belastingen MHW 2065 NAP+3,93 m (incl. 0,1 m voor slingeringen) Golfhoogte Hs (bij MHW2065) 0,76-0,87 m (afh. van golfrichting) Max. golfhoogte 0,97 m (niet gerelateerd aan MHW) Max. stroomsnelheid 1,35 m/s ( ) Voor de onderbouw (pijlers en fundering) dienen de belastingen geldend in 2115 te worden gehanteerd (zie bijlage 9) Deze dagelijkse waterstanden zijn afgeleid uit de boxplots in notitie met kenmerk 9V4747.A9/N0009/901878/MJANS/NIJM. In extreme situaties kan bij de gehanteerde hydraulische scenario s het brugdek bij de gestelde hoogte van het dek door golven belast worden. In bijlage 9 is berekend dat de horizontale belastingen op zijkant van het brugdek maximaal 10 kn/m 1 (ter plaatse van de onderrand) verlopend naar 0 kn/m 1 aan de bovenrand bedragen. De verticale, opwaartse golfbelasting bedraagt 50 kn/m brugdek. Verkeersbelasting Het kunstwerk wegverbinding Nieuwendijk dient geschikt te zijn voor belastingen conform NEN Het kunstwerk wordt uitgevoerd in beton, bestaande uit een brugdek van kokervormige liggers opgelegd op pijlers op een paalfundering. Tekeningen en ontwerpberekeningen zijn opgenomen in de bijlagen. Hieronder wordt een toelichting gegeven op een aantal aspecten: brughoogte in relatie tot de recreatievaart golfbelasting tegen brugdek bij extreem hoogwater aansluiting op de bypassdijken. Brughoogte De hoogte van de onderkant van het brugdek wordt bepaald door de eis van doorvaarthoogte voor recreatievaart. De Provincie heeft als eis gesteld dat de onderkant brug hoogte NAP+4,25 m moet bedragen. Volgens het PDR scenario en een minimale doorvaarthoogte van 4 m is doorvaart onder rustige windcondities min of meer gegarandeerd tot na 2100, uitgaande van streefpeil NAP+0,20 in Door op- en afwaaiing kunnen de waterstanden echter hoger uitvallen dan streefpeil. Op basis van de waterstandstatistiek is een maximum waterstand in de zomer (bij windopzet) afgeleid. Tot 2025 is er nog sprake van een lage peildynamiek van het Drontermeer. Vanaf 2025 is er door de verbinding met het Vossemeer sprake van een grotere peildynamiek. De maximum waterstand in 2025 (Vossemeer) bedraagt NAP+0,85 m. De doorvaarthoogte zou dan slechts 3,4 m bedragen en neemt door verdere peilstijging af. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

80 De kans van voorkomen is echter niet bekend en ook niet statistisch te bepalen omdat de meetreeks van 5 jaar daarvoor te kort is. Uit de data kan worden opgemaakt dat in 2065 (met peilstijging PDR-scenario ca. 35 cm) een waterstand van ca. NAP +0,35 m orde 25% van de tijd wordt overschreden. Doorvaarthoogte hierbij bedraagt 3,9 m. Er moet rekening mee worden gehouden dat doorvaart voor de wat grotere recreatievaart bij incidenteel voorkomende hoge waterstanden als gevolg van zomerstormen niet mogelijk is. Wel moet het mogelijk zijn voor alle recreatievaart om de bypass bij dergelijke condities te kunnen verlaten. Er moet dus wel een alternatieve route beschikbaar blijven. Verhogen (op termijn) van de brug, alleen ter plaatse van de vaargeul, is ook nog een mogelijkheid. Uitgaande van de 25% overschrijdingswaarde en een doorvaarthoogte van 4 m hierbij, en NWP scenario met 1,5 m stijging van het zomerpeil zou het wenselijk zijn de brug op te kunnen vijzelen van NAP+4,25 m tot NAP +5,5 m (0 +1,5 m peilstijging + 4 m doorvaarthoogte). Gevolg hiervan is dat ook de aansluitingen van de brug op de bypassdijken moeten worden aangepast. Het brugdek ligt in het huidige ontwerp al hoger dan de kruin van de bypassdijken. Dit verschil zal dan nog groter worden, wat betekent dat de overgang naar kruinhoogte nog langer wordt. Golfbelasting tegen brugdek bij extreem hoogwater Uit de gewichtsberekening blijkt dat de opwaartse golfbelastingen veel kleiner zijn dan de permanente belasting van het dek. De horizontale golfbelasting is lager dan de wrijving in de opleggingen (ca. 10 % van de permanente belasting). Hieruit is geconcludeerd dat de golfbelastingen geen invloed hebben op de haalbaarheid van het ontwerp van het dek. Een gedetailleerde toets op golfbelastingen dient te worden uitgevoerd in de uitvoeringsfase (detaillering wapening, voegen en opleggingen). Aansluiting op bypassdijken De hoogte van de bypassdijken is lager dan van bovenkant wegdek van de brug (NAP+5,3 m). De hoogte van de bypassdijk aan de noordzijde bedraagt NAP+4,8 m. Aan de zuidzijde is de hoogte NAP +4,8 m aan de westzijde en NAP+ 4,9 m aan de oostzijde. Op tekening (bijlage 2) is het ontwerp van de brug inclusief de aansluiting op de bypassdijken weergegeven. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

81 9 OBJECT 1H INRICHTING BYPASS 9.1 Inleiding en objectbeschrijving Dit hoofdstuk betreft het ontwerp van de inrichtingsobjecten in de bypass. Deze objecten zijn: 1H1 de vaargeul door de bypass; 1H2 de natuurinrichting inclusief zonerende maatregelen; 1H7 fiets- en wandelpaden; 1H8 migratiegeul bypass; 1H9-1 voorzieningen recreatiegebied Roggebot; 1H11 Gemaal Kamperveen. 9.2 Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Waterveiligheid (afvoeren hoog water golf) (1H1, 1H2, 1H8); Afwikkelen recreatief verkeer over water (1H1); Doorspoelen bypass ten behoeve van waterkwaliteit (1H1, 1H8); Creëren nieuwe natuur (1H2, 1H8); Afwikkelen recreatief landverkeer (1H7); Ontsluiting gebied voor onderhoudsvoertuigen (deels 1H7); Creëren migratievoorziening voor vissen en zaden (1H8); Water keren (1H9-1); Afwatering polder Kamperveen (1H11) Functionele eisen Waterveiligheid De veiligheidsdoelstelling van deze bypass is om een zodanige hoeveelheid water af te voeren dat de waterstand op de IJssel bij km (ter hoogte van Zwolle) met minimaal 30 cm wordt verlaagd onder maatgevende omstandigheden. Dit zal ca. 1 x per 500 jaar nodig zijn, waarbij dan ca. 735 m 3 /s via de inlaat in de bypass gelaten moet kunnen worden. Afwikkelen scheepvaart verkeer (1H1) Vaarsnelheid in de recreatievaargeul: maximaal 13 km/hr ten opzichte van het water; Er dient een tuigsteiger te worden gerealiseerd ten westen van kunstwerk Nieuwendijk voor strijken/hijsen van mast van zeilboten. Doorspoelen bypass i.v.m. waterkwaliteit (1H1); Ten behoeve van het behoud van de waterkwaliteit dient het water in de bypass in 14 dagen volledig ververst te kunnen worden. Hiervoor is een doorspoeldebiet vereist van 2,5 m 3 /s. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

82 Creëren nieuwe natuur (1H2); De bypass dient als natuurgebied te worden ingericht als habitat voor diverse soorten en als recreatiegebied voor waterrecreanten, wandelaars en fietsers; Begraasde gebieden dienen te worden voorzien van afrasteringen of veeroosters om te voorkomen dat vee buiten deze gecontroleerde gebieden terecht kunnen komen. Afwikkelen recreatief landverkeer (1H7); Door en langs de bypass dienen fiets- en wandelpaden te worden aangelegd conform de ligging in het Inrichtingsplan; De fiets- en wandelpaden dienen, afhankelijk van locatie, gecombineerd te worden met onderhoudspaden voor de beheerder. Ontsluiting gebied voor onderhoudsvoertuigen (deels 1H7); Het gehele gebied dient voor beheerders bereikbaar te zijn ten behoeve van onderhoud. Water keren recreatiegebied Roggebot (1H9-1) De voorzieningen dienen er voor zorgen dat het recreatiegebied beschermd is tijdens afvoer van een hoogwatergolf door de bypass. Afwatering polder Kamperveen (1H11) Gemaal Kamperveen is recentelijk gerenoveerd en dient in de huidige situatie minimaal 15 jaar (tot 2025) te functioneren voor afwateren vanuit de polder Kamperveen; De afsluitmiddelen dienen te voldoen aan de eisen voor BS gegeven de optredende waterstanden in fase 1 en 2; In fase 2 dient het gemaal de hogere waterstanden op de bypass veilig te kunnen keren Technische eisen De verharding van het fietspad dient in beton te worden uitgevoerd. Verharding fietspaden dient te worden gedimensioneerd op een onderhoudsvoertuig met een maximaal gewicht van 10 ton. De wachtplaatsen en tuigsteigers dienen voldoende sterk en stijf te zijn om een aanvaring met een maatgevend schip met een afmeersnelheid van maximaal 0,5 m/s te kunnen weerstaan. 9.3 Ontwerpbelastingen In de rapportage Hydraulische effecten en veiligheid zijn alle hydraulische belastingen opgenomen voor de dijken en kunstwerken in en langs de bypass. Ter plaatse van gemaal Kamperveen gelden de hydraulische belastingen, zoals weergegeven in tabel V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

83 Tabel 9.1: Hydraulische belastingen t.p.v. gemaal Kamperveen (1/2000) MHW (m+nap) 3,86 4,07 Inlaat dicht bij storm Hs (m) 0,98 1,01 Inlaat dicht bij storm, golfhoogte gerelateerd aan ontwerppeil Hs (m) 1,07 1,07 Inlaat dicht bij storm, golfhoogte niet gerelateerd aan ontwerppeil De significante golfhoogte die niet gerelateerd is aan het ontwerppeil, treedt op bij een waterpeil van NAP+3,39 m H1 Vaargeul bypass Het object vaargeul bypass loopt van de voorhaven van de recreatieschutsluis bij de IJsseldijk tot aan de aansluiting op de hoofdvaargeul door het Drontermeer. Dit object omvat naast het geulprofiel zelf ook de bebording, seinen en vaarwegmarkering (bakens) voor de scheepvaart. Ook bodem- en oeverbescherming, afmeer- en geleidevoorziening ter plaatse van de knoop en het kunstwerk Nieuwendijk horen bij de inrichting van de vaargeul. De tekeningen van de vaargeul staan in bijlage 2 opgenomen: en Dimensionering Naar verwachting zullen jaarlijks maximaal schepen door de vaargeul varen (Bron: Recreatievaart in de bypass Kampen, Waterrecreatie advies, september 2010). Hiervoor geldt een normaal tweerichtings profiel. De vaargeul is onderdeel van een A-categorie motorbootvaarroute en dient te worden gedimensioneerd op een maatgevend schip: AM (motorvaartuigen en zeilboten met gestreken mast). Zie hoofdstuk 5 voor de dimensies van het maatgevende schip. In tabel 9.2 staan de hoofddimensies voor dit profiel zoals in de RVW2011 gegeven. Tabel 9.2: Dimensies normaal tweerichtingsprofiel recreatievaargeul Dimensie Waterdiepte 2,10 Bevaarbare breedte op niveau maatgevende diepgang schip (1,5 m) Waarde (m) 25,5 Dekking op kabels en zinkers 1,0 Toelichting bij tabel: De dekking op kabels en zinkers is 1,0 m. t.o.v. baggerdiepte. De baggerdiepte is 2,1x1,4+0,2 = 3,14 m. Afgerond is de baggerdiepte NAP -3,75 m. Voor het ontwerp ter plaatse van de Knoop en de Nieuwendijk is de positie van de brugpijlers van belang in relatie tot de ligging van de vaargeul. Er dienen bij voorkeur geen pijlers in de vaargeul te staan, dus een vrije overspanning van minimaal 25,5 m. Indien dit niet haalbaar is, mag conform de RVW2011 maximaal één pijler in het midden van de geul worden geplaatst. De vaargeulbreedte bij de brug Nieuwendijk is zodanig dat 1 pijler in de geul wordt geplaatst. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

84 9.4.2 Bochten Een vrije overspanning van 60 m (zonder tussensteunpunt in de vaargeul) werkt sterk kostenverhogend (benodigde liggerhoogte neemt toe) en is vanuit het beeldkwaliteitsplan niet wenselijk (uniformiteit van de brug en ondersteuningspunten). De vaargeul sluit aan op de geul door het Drontermeer. Dit is een staande mast route voor recreatievaart en CEMT klasse IV schepen. De straal van een bocht in de vaarweg moet voldoende ruim zijn om de volgende beperkingen te kunnen compenseren: de roerhoek, die nodig is om de bocht in te zetten; de snelheidsvermindering in de bocht; de benodigde koerscorrecties; verlies van uitzicht. In verband met de hierboven genoemde redenen dient de minimale bochtstraal voor normaal profiel te voldoen aan de Richtlijnen Vaarwegen RVV Hieruit volgt: R minimaal = 6 x L; L= Lengte van het maatgevende schip; Lengte maatgevende schip= 15,0 m; R minimaal = 6 x 15,0 = 90,0 m. De minimale bochtstraal dient te voldoen aan R=90,0 m. De horizontale bochtstralen voldoen in alle gevallen. De kleinste horizontale bochtstraal is in dit geval 275,0 m Vormgeving voor en naar bochtstralen In verband met nautisch comfort en uitzicht dient er voor en naar een bocht in de vaarweg een recht vaarwegvak met een lengte 1,5xL aanwezig te zijn. L=Lengte maatgevende schip; Lengte recht vaarwegvak= 1,5x15,0 = 22,5 m. De vormgeving van rechte vaarwegvakken voldoen in alle gevallen. Het kortste rechte vaarwegvak is in dit geval 122,0 m Vrije zichtlijnen van kunstwerken in rechte vaarwegvakken Een in de as van de vaargeul varend schip moet over een lengte van 5xL vrij zicht hebben op het tegemoetkomende verkeer in de as van de vaargeul. Dit is nodig om zo nodig een gecontroleerde stopmanoeuvre te kunnen maken. Zichtafstand min = 5xL. L=Lengte maatgevende schip. Lengte maatgevende schip= 15,0 m. Zichtafstand min = 5x15 = 75,0 m. De minimale vrije zichtafstand dient minimaal 75,0 m te bedragen. In dit geval voldoen in alle gevallen de vrije zichtlijn voor gebogen vaarwegvakken aan de minimale zichtafstand. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

85 9.4.5 Doorvaartbreedte bij vaste bruggen In vaarwegen, die uitsluitend door recreatievaartuigen worden gebruikt, moet de vaste brug bij voorkeur het gehele vaarwegprofiel overspannen. Eén pijler in het midden van vaarweg is toegestaan. In tabel 9.3 is de minimale doorvaartbreedte weergegeven. Tabel 9.3: Doorvaartbreedte bij vaste bruggen Dimensie Waarde (m) Normaal profiel 9,5 Krap profiel 8,5 Conform de Richtlijnen Vaarwegen RVV 2005 zullen rond de pijlers van de kunstwerken geleidewerken worden toegepast Minimaal vaarwegprofiel Drontermeer in relatie tot zijwindtoeslag Een onbeladen schip ondervindt meer hinder van zijwind dan een beladen schip. Doorgaans beschikken schepen over voldoende manoeuvreervermogen om de zijwind te compenseren. Ten behoeve van schepen die niet over voldoende voorziening beschikken om zijwind te compenseren, dient een zijwindtoeslag te worden toegepast op het minimum vaarwegprofiel ter plaatse van het Drontermeer. De vaargeul ligt in de in de RVW2011 gedefinieerde kuststreek. Minimum vaarwegprofiel door Drontermeer inclusief zijwind toeslag conform Richtlijnen Vaarwegen RVW2011. Tabel 9.4: Minimum vaarwegprofiel Drontermeer Dimensie Waarde (m) Diepte D 3,9 4,2 Breedte W t =4xB 38,0 Breedte W d =2xB 19,0 Zijwindtoeslag w 11 Toeslag voor visuele oriëntatie 20,0 Toeslag voor betonnings- onnauwkeurigheid 30,0 Toelichting op tabel: B: breedte maatgevende schip, 9,5 m. Toeslag voor visuele oriëntatie: tegenwoordig zijn de meeste schepen voorzien van GPS, echter schepen die niet over deze voorziening beschikken dienen zich te visueel te navigeren ten opzichte van de bebakening. Deze wijze van navigeren is minder accuraat. Toeslag voor betonningsonnauwkeurigheid: onnauwkeurigheid in de totale som van gewicht van het beladen schip. Op basis van de minimale waarde van de RVW2011 in combinatie met de eisen die RWS IJsselmeergebied stelt, dienen de waarden te worden toegepast zoals weergegeven in tabel 9.5. Hierbij wordt opgemerkt dat de vaargeul door het Drontermeer niet smaller of ondieper mag worden dan de huidige situatie. De geul is waar mogelijk breder dan de minimale afmetingen zoals in onderstaande tabel weergegeven. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

86 Tabel 9.5: Ontwerpdimensies vaargeul Drontermeer Dimensie Waarde (m) Breedte bodem Minimaal 19,0, breder waar mogelijk Breedte waterlijn Minimaal 70 m, waar mogelijk 150 m Minimale diepte 4, Bebording, bebakening, seinen De vaargeul zal worden voorzien van de minimaal vereiste bebording, seinen en bebakening conform de RVW2011, Richtlijnen Scheepvaarttekens (2008) en het Binnenvaartpolitiereglement. Hierbij dient te worden aangesloten bij de bestaande richtingconventie op het Drontermeer. Dit zal in de detailontwerp fase moeten worden gecontroleerd. In de bypass zullen de zijtakken van de vaargeul niet toegankelijk zijn voor scheepvaart. Hiervoor worden voorzieningen opgenomen om te voorkomen dat scheepvaart de hoofdvaargeul verlaat. Richting conventie De betonningsrichting is van de bron naar zee of van het hoger gelegen kanaalpand naar het lagere deel. Rechts van het vaarwater betekent stroomafwaarts gezien aan de rechterzijde van het vaarwater. In dit geval wordt ervan uitgegaan dat de IJssel het hogere deel is en het Drontermeer het lagere deel. Vaarwegmarkering algemeen De gehele vaargeul tussen de Gelderse IJssel en het Drontermeer wordt voornamelijk begrensd door natuurlijke oevers welke voor de beoogde recreatievaart dicht genaderd kunnen worden. Waar de natuurlijke begrenzing aanwezig is, is bebakening niet noodzakelijk. Op een aantal locaties loopt de vaargeul door open water of is er door waterstandsverschillen mogelijk incidenteel sprake van open water. Daar waar de begrenzing van de vaargeul in de normale situatie niet duidelijk zichtbaar is moeten tonnen de begrenzing van de vaargeul aangeven. Tonnen (boeien) hebben in lengterichting van het vaarwater de volgende kenmerken: rechterzijde: kleur rood, stomp topteken; linkerzijde: kleur groen, spits topteken. Daar het vaarwater hoofdzakelijk overdag gebruikt zal worden, worden de tonnen niet verlicht, het is wel gewenst dat ze van reflecterend materiaal zijn voorzien zodat ze in duister met een schijnwerper zichtbaar zijn. Scheepvaarttekens langs de vaarweg Van oost naar west zijn de volgende scheepvaarttekens gewenst/noodzakelijk: Aansluiting op de Gelderse IJssel a. Beslissingsaanduiding Aan de rechter en linkerzijde van de Gelderse IJssel staat een "Beslissingsaanduiding voor vaarweg of plaats" (H.2.1b uit RST 2008). Roggebot 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

87 Het bord op de rechter oever staat ter hoogte van de splitsing en is leesbaar voor schepen welke stroomafwaarts varen. Het bord aan de linkerzijde staat net stroomafwaarts van de splitsing en is leesbaar voor schepen welke stroomopwaarts varen. Om het aantal locaties van borden te beperken kan er voor gekozen worden om beide borden rug aan rug aan de rechterkant van de vaargeul te plaatsen. b. Betonning De ingang van het vaarwater van de Gelderse IJssel naar de sluis in de IJsseldijk is aan de rechterzijde gemarkeerd met een groen-rode splitsingston welke aangeeft dat deze ton groen is (linkerzijde) voor het hoofdvaarwater en rood is voor het nevenvaarwater. De splitsingston moet wel verlichting hebben omdat deze deel uit maakt van de markering van het hoofdvaarwater. Aan de linkerzijde is de ingang gemarkeerd met een groene ton, zowel voor het hoofdvaarwater als het nevenvaarwater is dit de linkerzijde. De vaarweg tussen de Gelderse IJssel en de sluis wordt begrensd door de oevers aan weerszijde hier is geen betonning nodig. Sluis Aan de zijde van de sluis ("voor de dijk en achter de dijk") staan aan beide zijden van de doorvaartopening invaarlichten (in totaal dus 4 invaarlichten).. Bruggen Boven de doorvaartopening(en) van de bruggen aan de rechterzijde van het vaarwater aan de bovenstroomse kant van de brug het bord voor "Aanbevolen doorvaartopening, doorvaart uit tegengestelde richting toegestaan" (D.1a uit RST 2008) opgehangen voor schepen welke stroomafwaarts varen. Hetzelfde bord komt boven de linker doorvaartopeningen te hangen maar dan aan de benedenstroomse kant zodat ze zichtbaar zijn voor de schepen welke stroomopwaarts varen. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

88 Voor de scheepsklasse welke van het vaarwater gebruik maakt is een minimale brughoogte van 3,5m (EU: 4m) gesteld. Indien de bruggen veel hoger zijn en het voor de schepen duidelijk is dat er voldoende doorvaarthoogte beschikbaar is zou kunnen worden afgezien van hoogteschalen op de brug. Voor de volledigheid wordt vooralsnog aan beide zijde van elke brug op de peiler naast de aanbevolen doorvaartopening een hoogteschaal (G.5.1 uit RST 2008) aangebracht. Tevens wordt de hoogte van de onderzijde brug t.o.v. NAP aangegeven. Dit is van toepassing bij de brug over de recreatieschutsluis, de beide kunstwerken van de Knoop en de brug Nieuwendijkse weg. Aansluiting op het Drontermeer a. Beslissingsaanduiding Aan de rechter en linkerzijde van het Drontermeer staat een "Beslissingsaanduiding voor vaarweg of plaats" (H.2.1b uit RST 2008). Het bord op de rechter oever staat stroomopwaarts (ten zuiden) van de splitsing en is leesbaar voor schepen welke stroomafwaarts varen. Het bord aan de linkerzijde staat ter hoogte van de splitsing en is leesbaar voor schepen welke stroomopwaarts varen. Om het aantal locaties van borden te beperken kan er voor gekozen worden om beide borden rug aan rug aan de linkerkant van de vaargeul te plaatsen. b. Betonning De ingang van het nieuwe vaarwater aan de kant van het Drontermeer naar de sluis in de IJsseldijk is aan de linkerzijde (gezien vanuit het nieuwe vaarwater) gemarkeerd met een rood-groene splitsingston welke aangeeft dat deze ton rood is (rechterzijde) voor het hoofdvaarwater en groen is voor het nevenvaarwater. De splitsingston moet wel verlichting hebben omdat deze deel uit maakt van de markering van het hoofdvaarwater. De rechterzijde van de ingang is gemarkeerd met een rode ton, zowel voor het hoofdvaarwater als het nevenvaarwater is dit de rechterzijde Bodem- en oeverbescherming De gehele vaargeul wordt voorzien van een kleidek ter voorkoming van extra kwel in de aanliggende polders. Daarnaast zullen de bodem en oevers van de vaargeul worden voorzien van bescherming ter plaatse van de kunstwerken en daar waar nodig in verband met de ligging nabij de waterkeringen (in relatie tot stabiliteit van de waterkeringen). In figuur 9.1 is op basis van de hydraulische analyses aangegeven waar de kritische stroomsnelheden optreden bij stroming in de bypass. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

89 Figuur 9.1: Locaties met kritische stroomsnelheden In onderstaande tabel zijn de stroomsnelheden gegeven. Tabel 9.7: Stroomsnelheden kritische locaties vaargeul bypass Locatie Dieptegemiddelde stroomsnelheid bij m 3 /s Dieptegemiddelde stroomsnelheid bij m 3 /s Opening Roggebot 1,8 m/s 2,0 m/s Teen Flevodijk tot 0,3 m/s Tot 0,3 m/s Teen bypassdijken westelijk gedeelte Tot 0,3 m/s Tot 0,3 m/s Teen bypass dijken oostelijk gedeelte Tot 0,5 m/s Tot 0,5 m/s Knoop 1,1 m/s 1,2 m/s Inlaatwerk 1,25 m/s 1,35 m/s Recreatiegeul westelijk gedeelte 0,5 tot 1,0 m/s 0,5 tot 1,1 m/s Recreatiegeul oostelijk gedeelte 0,5 tot 0,7 m/s 0,5 tot 0,8 m/s Geconcludeerd kan worden dat in de bypass op deze kritische plaatsen een maximale stroomsnelheid geldt van 1,3 m/s. Uitgaande van een verdediging in breuksteen kan de benodigde steendiameter als volgt worden benaderd: D n =β u 2 / (2*g* ), waarin: u=lokale stroomsnelheid van de schroefstraal nabij de bodem (m/s); D n =nominale steendiameter van de afdeklaag (m); g= zwaartekrachtversnelling (m 2 /s); =specifieke dichtheid van de afdeklaag (-), veelal 1,65; Β=0,7 tot 3,3, afhankelijk van de turbulentie. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

90 Met een stroomsnelheid van 1,3 m/s en een relatieve hoge turbulentie is een D n nodig van 0,16m. Een steensortering 5-40 kg voldoet hieraan. Deze steensortering kan op een filterdoek direct op de bodem/ oever worden gelegd. Tevens zijn schroefstraalbelastingen te verwachten door manoeuvrerende schepen en/of varende schepen. Hier wordt vanwege het incidentele karakter van de belasting en de beperkte ontgrondingen (de ontgrondingen blijven zeer beperkt omdat de bodem met klei wordt afgewerkt of er reeds een cohesieve bodem aanwezig is die belastingen tot 1 à 1,5 m/s kan opvangen) die hiermee gepaard gaan niet op gerekend. De bodemverdediging bij de Roggebot is behandeld in deelproduct 3, waterkeringsplan Kadeconstructies Ten oosten van de Knoop kan aan de noordzijde van de bypass een kadeconstructie worden gerealiseerd. Deze kade dient voor het afmeren van recreatievaartuigen. Of deze steiger er komt is nog onzeker en valt buiten de scope van deze opdracht (onderdeel van scope gemeente Kampen) Afmeervoorziening en geleidewerken De vaargeul is gecategoriseerd als AM klasse, geschikt voor motorboten en zeilboten met gestreken mast. In de vaargeul ten westen zouden zeilboten met staande mast in kunnen varen vanuit het Drontermeer. Hiervoor wordt ten westen van het kunstwerk brug Nieuwendijk een tuigsteiger ontworpen zodat afgemeerd kan worden om de mast te strijken, alvorens verder oostwaarts te varen naar de IJssel. Rondom de pijlers van de kunstwerken worden hardhouten geleidewerken aangelegd Afscherming natuurgebied Er dient te worden voorkomen dat recreatievaartuigen in het natuurgebied ten zuiden van de vaargeul door de bypass en bij het eiland Reve terecht komen. In overleg met de handhavers van de bevoegde gezagen is gekozen voor het aanbrengen van gele betonning met verbodstekst tot betreden op grond van artikel 20 van de Natuurbeschermingsweg. Bij de schutsluizen en de aansluiting Drontermeer/bypass zullen informatiepanelen worden aangebracht met betrekking tot de van toepassing zijnde verboden/geboden in het gebied H2 Natuurinrichting bypass inclusief zonerende maatregelen De natuurinrichting in de bypass wordt conform het inrichtingsplan uitgevoerd. In het inrichtingsplan zijn maaiveldhoogtes van de diverse deelgebieden in de bypass bepaald. De natuurinrichting van deze gebieden zal zich in de loop van de tijd gaan ontwikkelen, op basis van de hoogteligging van het maaiveld. De richting en omvang van deze ontwikkeling wordt beïnvloed door de keuze om ingrijpende beheermaatregelen uit te voeren of het laten ontwikkelen van spontane natuur. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de rapportage van de productsheet Natuur en de tabellen in het inrichtingsplan. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

91 Alle te begrazen delen worden met afrasteringen afgebakend, om migratie van vee buiten deze gebieden te voorkomen. Conform het beeldkwaliteitsplan en wens van de beheerder worden deze afrasteringen bij voorkeur parallel aan de teen van de dijken geplaatst en niet op de kruin van de kering H7 Fiets- en wandelpaden Door het gebied worden diverse wandel- en fietspaden aangelegd. De ligging van deze paden is uitgebreid onderzocht in het inrichtingsplan waarbij o.a. is gekeken naar beleving van de bypass voor de recreanten en naar de verstoring van de natuur. Het gewenste dwarsprofiel is in het beeldkwaliteitsplan opgenomen. De paden langs de zuidkant van de bypass worden op verschillende plekken verbonden met wegen en paden in de omgeving. Dit gebeurt voor wandelaars en fietsers ter hoogte van de Reevedam, de Gelderse Gracht/weg genaamd De Kolk, de Molenkolk, de Brug Nieuwendijk, de De Chalmotweg, de Venedijk en de IJsseldijk. Ook hier worden de connecties voor recreanten zoveel mogelijk gecombineerd met die voor de beheerder. De passages bieden wandelaars en fietsers tevens uitzichtpunten over bypass en Kamperveen. Verder komt er aan het noordeind van de De Chalmotweg op een kleine driehoekig restperceel een keerpunt voor gemotoriseerd verkeer Fietspaden Het ontwerp van de fietspaden varieert met de locatie. De ligging van de paden is aangegeven op tekening in bijlage 2. Noordelijke bypassdijk Het fietspad bestaat uit een 3 m brede betonconstructie. De opbouw is als volgt: 225 mm beton C28/35, krimpdwarsvoegen 4 m, voegen met deuvels rond 25 mm, hoh 250 mm B500B) 200 mm mengranulaat 300 mm zand Zuidelijke bypassdijk Het fietspad op de zuidelijke bypassdijk ligt aan bypasszijde op een berm en bestaat uit 2 stroken beton van 1 m breed met een tussenberm van gras van 0,8 m breed. Dit dient tevens als onderhoudspad. De opbouw is als volgt: 225 mm beton C35/45, krimpdwarsvoegen 3 m, voegen met deuvels rond 25 mm, hoh 250 mm B500B) 200 mm mengranulaat 300 mm zand TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

92 Drontermeerdijk Op de Drontermeerdijk ligt een fietspad met een breedte van 2,5 m. De opbouw is als volgt: 225 mm beton C28/35, krimpdwarsvoegen 4 m, voegen met deuvels rond 25 mm, hoh 250 mm B500B) 200 mm mengranulaat 300 mm zand Overige locaties Door het gebied liggen tevens fietspaden met breedtes van 2,5 en 5 m. Deze hebben dezelfde opbouw als het fietspad op de Drontermeerdijk. Tussen woonwijk Reeve-Oost en Zwartendijk komt op de binnenberm van de nieuwe dijk een 3 m breed fietspad te liggen met de volgende opbouw: 30 mm AC8 surf D4, 50 mm AC16 base 03, 350 mm gebonden menggranulaat, omhullen met geotextiel. De fietspaden dienen geschikt te zijn voor fietsers en voor onderhouds- en inspectievoertuigen van diverse in het gebied actieve beheerders. De minimale breedte van een solitair fietspad voor verkeer in 2 richtingen dient conform CROW 2,0 m te bedragen. Een fietspad geldt als solitair als deze op minimaal 10 m van een naastgelegen rijbaan ligt. Fietspaden die minder dan 10 m van de naastgelegen rijbaan liggen heten vrijliggende paden. Vrijliggende fietspaden voor verkeer in 2 richtingen hebben een minimale breedte van 2,50 m. Op de fietspaden wordt conform CROW publicatie 230 Ontwerpwijzer fietsverkeer asmarkering toegepast voor solitaire fietspaden. De asmarkering verduidelijkt dat er verkeer uit de tegenrichting kan worden verwacht. Het verdient aanbeveling om de fietspaden in eerste instantie als tijdelijke halfverharding aan te leggen en te wachten met het aanbrengen van de betonnen paden totdat de restzettingen van de dijken binnen acceptabele grenzen ligt. Hiermee wordt schade aan de paden door verschilzettingen in de dijklichamen voorkomen Wandelpaden Door het gebied worden onverharde struinpaden aangelegd. Daarnaast bestaan de wandelpaden op de dijken uit grasbetonstenen i.v.m. de gecombineerde functie met onderhoudspad. De wandelpaden hebben, afhankelijk van de locatie, breedtes van 1½, 2, 3, 4 of 6 m. De wandelpaden zijn als volgt opgebouwd: 0,12m Grasbetontegels (gaten gevuld met teelaarde); 0,05m vulzand; 0,20m menggranulaat (met voldoende overbreedte); 0,30m zand. De constructieopbouw van de overige wandelpaden is identiek aan de hierboven gegeven opbouw van de zuidelijke bypassdijk en varieert alleen in de breedtemaat. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

93 Uitzondering hierop is het voetpad op de dijk bij woonwijk Reeve; dit wordt beton, afgewerkt met split H8 Migratiegeul in de bypass De migratiegeul in de bypass vormt de verbinding tussen de migratievoorziening in het inlaatwerk en de vaargeul door de bypass. De geul dient voor het transport van vissen en zaden tussen de bypass en de IJssel als de migratievoorziening geopend is. Tevens zal deze geul voldoende ruim gedimensioneerd moeten zijn om voldoende debiet van de IJssel naar de bypass te voeren voor het doorspoelen van de bypass. Door migratiegeul en nevengeul samen wordt maximaal 3% van de IJsselafvoer afgevoerd. Door de migratievoorziening en migratiegeul zal maximaal 0,5% met een maximum van 3 m 3 /s naar de bypass worden afgevoerd. De bodem en oevers zullen worden beschermd met breuksteen, standaard sortering 5-40 kg. De verbindingsgeul wordt op basis van het voorgaande als volgt: Bodemniveau: NAP 1,5 m, onder flauw talud aflopend naar NAP -2 m ter plaatse van de drempel van de doorstroomopeningen in het inlaatkunstwerk. Bodembreedte: 2 m Taluds: 1:5 Insteek op maaiveldniveau: hoogte conform inrichtingsplan De migratiegeul in de bypass zal in fase 1 worden aangelegd, maar nog niet functioneren omdat de aansluiting met de migratievoorziening niet gemaakt kan worden. In fase 1 zal de geul dus een doodlopende tak aan de vaargeul door de bypass zijn. De geul wordt al wel in fase 1 aangelegd om verstoring in de bypass in fase 2 te minimaliseren H9-1 Voorzieningen recreatiegebied Ten zuiden van de huidige Roggebotkering is een recreatiegebied gelegen. Dit bestaat uit de Jachthaven-camping Roggebotsluis en Party hotel t Haasje inclusief jachthaven, zoals hieronder weergegeven. Er zijn dus twee jachthavens. In het recreatiegebied bevinden zich ook nog een openbaar strand, een kanovereniging met aanlegvoorzieningen en loodsen voor bootreparatie en opslag. Er bestaan plannen om de camping oostwaarts uit te breiden (aan de andere kant van de waterpartij). Ook de capaciteit aan ligplaatsen kan worden uitgebreid (maximaal 125 stuks). In fase 1 zal als gevolg van de aanleg van de bypass de situatie m.b.t. de waterveiligheid niet verslechteren en zijn er daarvoor geen voorzieningen nodig. Door de aanwezigheid van de Reevedam zal de stormopzet minder zijn dan in de huidige situatie terwijl een afvoer van hoogwater door de bypass een kans van voorkomen heeft van 1/1100 en daardoor niet (significant) bijdraagt aan de overstromingskans. Mocht de situatie van hoogwaterafvoer op de IJssel zich voordoen, dan worden noodmaatregelen getroffen, zoals het amoveren van de jachten, boten e.d. uit de bypass en eventueel het aanleggen van noodkeringen met zandzakken rondom kostbare objecten (de opstallen in het recreatiegebied). Hiervoor geldt een waarschuwingstijd van 2 dagen. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

94 Duiker voor doorstroming waterkwaliteit Ten oosten van het recreatiegebied zal nieuw open water worden gerealiseerd. Om dit water te kunnen verversen, worden drie ronde duikers gerealiseerd met een diameter van 1 m. Hierdoor komt dit nieuw te realiseren oppervlakte water in contact met het Drontermeer. Party Hotel t Haasje + jachthaven Camping Roggebotsluis Jachthaven Roggebotsluis Figuur 9.2: Overzicht recreatiegebied Roggebot 9.9 1H11 Gemaal Kamperveen In de huidige situatie slaat het gemaal Kamperveen water uit de polder uit op het Drontermeer. Het gemaal bestaat uit 2 pompen die uitslaan op een afvoerkanaal (Buiten Reeve). Aan de uitstroomzijde van het gemaal is per pomp een terugslagklep aanwezig. Het afvoerkanaal loost water op het Drontermeer. Ter plaatse van het Drontermeer ligt de Doornse sluis in dit kanaal, waarmee het Buiten Reeve van het Drontermeer kan worden afgesloten. In fase 1 zal het afvoerkanaal worden verwijderd en zal het gemaal op de bypass uitslaan. De Doornse sluis heeft historische waarde en zal worden behouden. De aansluiting van de vaargeul door de bypass op het Drontermeer zal ten zuiden van de Doornse sluis worden gerealiseerd. De 2 pompen van het gemaal zijn in 2009 gerenoveerd, waarmee de levensduur is verlengd tot De huidige pompinstallatie dient dus in ieder geval de eerstkomende 15 jaar te blijven functioneren. Met deze installatie kan water opgevoerd worden tot NAP + 1,5 m in de bypass. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

95 Tot 2025 stijgt het zomerstreefpeil in de bypass tot NAP -0,2 m en het winterstreefpeil tot NAP 0,4 m. Het maximale optredende peil in fase 1 is NAP + 1,90 m bij een 1:1100 afvoersituatie. Als in 2025 de pompen van de huidige installatie moeten worden vervangen (einde levensduur), dient de nieuwe installatie minimaal 3 m 3 /s tot minimaal NAP + 1,85 m te kunnen opvoeren. Dit is gelijk aan de huidige afvoer capaciteit bij het maximaal optredende winterpeil in de bypass in Vanwege de monumentale status van het gemaal mogen geen zichtbare wijzigingen aan het gemaal worden aangebracht. Een toekomstige aanpassing zou kunnen bestaan uit het plaatsen van nieuwe pompen in de bestaande behuizing). Indien dit niet mogelijk is, zal dit een aparte constructie moeten worden ondergebracht. Op tekening is het ontwerp weergegeven. Het gemaal wordt voorzien van een dubbele betonnen afvoerkoker welke door de nieuwe zuidelijke bypassdijk voert. Ter plaatse van de kruin van de bypassdijk wordt een vervangende waterkering in de constructie opgenomen. Het gemaal zal dus worden voorzien van 2 afvoerkokers, beide kokers hebben 2 keermiddelen; een terugslagklep en een schuif. 2 afvoercapaciteit gemaal Kamperveen zomer winter waterstand By-pass [m NAP] afvoercapaciteit [m3/s] Figuur 9.9: Afvoercapaciteit gemaal Kamperveen FMEA Het gemaal dient te worden voorzien van een CE-markering. Dit houdt in dat het moet voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en de machinerichtlijn. Tevens dient er een risicodossier opgesteld en bijgehouden te worden. De risico s die aan het ontwerp verbonden zijn, in het bijzonder op betrouwbaarheid, veiligheid en machinerichtlijn, zijn door middel van een FMEA in kaart gebracht. Risico s zijn de technische en proces risico s van het systeem. Bij risico s uit de FMEA die hoog scoren worden er beheermaatregels aanbevolen. Voor de volledige FMEA zie bijlage 5. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

96 9.10 Gemaal Zwartendijk objectbeschrijving Ten westen van de Nieuwendijkse brug dient aan de noordzijde van de bypass een gemaal, gemaal Zwartendijk, te worden gerealiseerd voor het peilbeheer van de binnenhaven van de nieuwe woonwijk Reeve en de zone ten westen van de Zwartendijk. De haven (met vast waterpeil) ligt achter de noordelijke bypassdijk (primaire kering) en is voor recreatievaart toegankelijk via een nieuw te realiseren schutsluis. Het gemaal Zwartendijk maalt af op de bypass. Het ontwerp voor dit gemaal valt buiten de scope van dit Technisch Ontwerp, wel worden de belangrijkste functionele- en aspecteisen hier gegeven voor nadere uitwerking in de volgende ontwerpfase Functionele eisen gemaal Zwartendijk Water afvoeren Uitslagcapaciteit voor neerslag en kwel: 0,4 m 3 /s; Opvoerhoogte: tot maximaal NAP+1,85 m (maximaal winterpeil in bypass in 2100), vast peil van de binnenhaven is NAP-0,8 m. De opvoerhoogte wordt 2,65 m; De besturing van het debiet van het gemaal Zwartendijk moet afgestemd kunnen worden op het debiet door het gemaal bij de IJsseldijk t.b.v. handhaven waterkwaliteit; Het gemaal dient gekoppeld te worden aan een waterpeilregistratie in het midden van de bypass, ter hoogte van gemaal Kamperveen; Voor het innamepunt dient een beveiliging aanwezig te zijn tegen aanzuiging van drijfvuil en vissen; De werking van de pomp(en) dient automatisch te geschieden (gekoppeld aan de waterpeilregistratie); De pompen dienen ook handmatig in- of uitgeschakeld te kunnen worden; De actuele status van de pompen dient voor de beheerder op afstand bekend te zijn. Water keren Het gemaal dient te voldoen aan de eisen in FPvE deel 0: FPvE deel 0 BY-WA- 1.04, BY-WK-1.01, BY-BB-2.01 en 2.02; Het kunstwerk dient te voldoen aan de eisen voor waterkeren voor een normfrequentie van 1/2000; Het gemaal dient aan te sluiten op de aangrenzende dijkvakken zoals ontworpen in het Waterkeringsplan en mag de waterkerende functie van deze dijklichamen niet verminderen; De afsluitmiddelen dienen te voldoen aan de eisen voor betrouwbaarheid sluiten in eis BY-BB-2.01 in FPvE deel 0. Verkeer afwikkelen Bediening, besturing, beheer en onderhoud aan dit object dient geen hinder op te leveren voor het verkeer op de ontsluitingsweg van en naar woonwijk Reeve. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

97 Aspecteisen Duurzaamheid Het kunstwerk dient duurzaam te worden ontworpen en aangelegd. Beheer en onderhoud Het kunstwerk dient onderhoudsextensief te worden ontworpen. Beeldkwaliteit Het gemaal dient te voldoen aan de beeldkwaliteitseisen die in het Beeldkwaliteitsplan zijn gesteld Technische eisen Het kunstwerk heeft een technische levensduur van 100 jaar; Het kunstwerk dient te worden ontworpen conform de eisen en richtlijnen uit de Leidraad Kunstwerken Waterpeilregistratie en bedieningsprotocol In de bypass, Drontermeer, Vossemeer en IJssel zal een waterpeilregistratienet worden gerealiseerd. Dit systeem dient als input voor de bediening van de kunstwerken in de Roggebotkering, IJsseldijk, Reevedam en bypassdijken (gemaal Kamperveen en Zwartendijk) in zowel fase 1 als fase 2. De bediening van de kunstwerken heeft betrekking op de functies: Water afvoeren (zowel hoogwater als normaal spuibedrijf); Doorspoeling van bypass ten behoeve van waterkwaliteit (1 keer per 5 jaar in fase 2). Het registratienet dient de waterpeilen elke 10 minuten op minimaal de volgende locaties te registreren: Zuidzijde Reevedam (Drontermeer); Noordzijde Reevedam (bypass); Zuidzijde Roggebotsluis (bypass) bestaand meetpunt; Noordzijde Roggebotsluis (Vossemeer) bestaand meetpunt; Gemaal Kamperveen (bypasszijde) bestaand meetpunt; Gemaal Zwartendijk (bypasszijde); Inlaat (bypasszijde); Inlaat (IJsselzijde). De actuele waterpeilen op deze locaties dienen beschikbaar te zijn in de centrale bedieningspost van RWS IJsselmeergebied op het Houtribsluizencomplex in Lelystad. Voor de bediening van de kunstwerken dient in overleg met de betrokken waterbeheerders een protocol te worden opgesteld dat alle genoemde kunstwerken in het gebied betreft; inclusief het eventueel in de toekomst te realiseren gemaal in de Reevedam. Onder het gebied dient niet alleen het plangebied van de bypass te worden verstaan maar ook het IJsselmeer/Ketelmeer/ Zwartemeergebied met de daarin aanwezige afsluitmiddelen (balgstuw Ramspol en Kadoelerkeersluis). TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

98 In dit protocol dient, afzonderlijk voor fase 1 en fase 2, te worden vastgelegd: Bij welke (combinaties van) waterstanden en hoogwaterverwachting de diverse kunstwerken worden geopend of gesloten en in welke volgorde; Wie verantwoordelijk is voor de bediening van de kunstwerken; Communicatieplan: hoe de communicatielijnen lopen voor bediening van de kunstwerken tussen de diverse betrokken beheerders (RWS-IJG, RWS ON, WGS, wszz); Calamiteitenplan bij bedieningsfouten of storingen; Ontruimingsplan bypass: kunstwerken mogen pas bediend worden (m.n. de inlaat) als melding is ontvangen dat de bypass is vrijgemaakt van mens en dier. Hoe en door wie de situatie en functies bij dagelijkse omstandigheden na afvoer van een hoogwatergolf worden hersteld. In fase 1 mag het waterpeil, inclusief windeffect, bij Roggebot zuid niet hoger worden NAP+1,7 m. In het bedieningsprotocol dient hier rekening mee gehouden te worden. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

99 10 OBJECT 1J INRICHTING ONDERDIJKSEWAARD 10.1 Inleiding en objectbeschrijving De inrichting van de Onderdijkse waard bestaat voor fase 1 uit het ontwerp van de meestromende nevengeul (1J1), de natuurinrichting van de uiterwaard (1J2), en de recreatievaargeul tussen IJssel en recreatieschutsluis (1J4). De ecologische verbindingsgeul in de uiterwaard naar de migratievoorziening in de inlaat (1J3) wordt pas in fase 2 aangelegd. De maaiveldverlaging naar de inlaat (object 1A5) wordt in hoofdstuk 5 behandeld maar ligt wel in de Onderdijkse Waard Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Afvoeren IJsselwater (1J1); Afwikkelen recreatief verkeer over water (1J4); Creëren nieuwe natuur (1J2, 1J4) Functionele eisen Creëren nieuwe natuur; Het maximale debiet door de migratiegeul (fase 2) en meestromende nevengeul is 3% van de IJsselafvoer. Hiervan gaat 0,5% (met een maximum van 3 m 3 /s) door de migratiegeul en maximaal 2,5% door de meestromende nevengeul. Afvoeren IJsselwater Het geheel van geulen en natuurinrichting in de Onderdijkse Waard dient in hydraulische zin voldoende glad te zijn, zodanig dat geen opstuwend effect ontstaat voor de afvoer van IJsselwater indien de IJssel van dijk tot dijk stroomvoerend is. De hoogteligging van het knijpwerk bij de instroom van de IJssel dient zodanig te zijn, dat de meestromende nevengeul niet droog komt te staan en dat de afvoer door de geul de maximaal toegestane onttrekking aan de IJssel niet overschrijdt. Afwikkelen recreatief verkeer over water De meestromende nevengeul mag niet toegankelijk zijn voor recreatievaartuigen. De aansluiting op de recreatievaargeul benedenstrooms dient voorzien te zijn van een barrière en bord om invaren te voorkomen. De aansluiting bij de IJssel bovenstrooms wordt eveneens voorzien van een vaarverbodsbord. In de vaargeul dienen overnachtingsplaatsen voor recreatievaartuigen worden gerealiseerd met een lengte van 100 m. De overnachtingsplaatsen dienen te worden voorzien van een voetgangers verbinding met het vaste land. Deze dient te worden verbonden met de Kamperstraatweg. Creëren nieuwe natuur Het natuurgebied in de Onderdijkse Waard dient toegankelijk te zijn voor recreatie (wandelen). TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

100 Het natuurgebied ten oosten van de meestromende nevengeul (IJsseloever) dient middels een knijpwerk (doorwaadbare plaats) toegankelijk te zijn voor onderhoudsvoertuigen en grote grazers. De natuurinrichting mag geen zichtbelemmering vormen voor scheepvaart door de recreatiegeul. Het maaiveld mag maximaal 2,5 m boven laagste schutpeil aan IJsselzijde zijn: NAP -0,3+2.5 = NAP + 2,2 m. De stroomsnelheid in de nevengeul dient vanuit ecologische overwegingen ca. 0,1 0,4 m/s te zijn Technische eisen De invaarbarrière bij de aansluiting van de meestromende nevengeul op de recreatievaargeul dient te bestaan uit houten drijvende balken met stalen kettingen verbonden aan houten palen aan de rand van de vaargeul. De invaarbarrière dient zichtbaar aan het wateroppervlak te blijven, zolang de recreatievaargeul open staat voor alle verkeer. De verbindingsgeul dient erosiebestendig te zijn; Er dient bij laag water minimaal 1 m waterdiepte te zijn; Taluds dienen 1:5 of flauwer te zijn; Minimale natte doorsnede bij waterstand op de IJssel van NAP + 0 m: 8 m2; Bodem op NAP 1,5 m Ontwerpbelastingen In de Onderdijkse Waard kunnen bij hoog water op de IJssel stroomsnelheden ontstaan als de IJssel van dijk tot dijk stroomvoerend wordt. In figuur 9-1 is dit weergegeven. De maximaal optredende stroomsnelheid in de Onderdijkse Waard is 1 m/s. Figuur 10.1: Stroomsnelheden IJssel en Onderdijkse Waard bij Q = m 3 /s 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

101 10.4 1J1 Meestromende nevengeul De meestromende nevengeul wordt primair aangelegd voor de natuurlijke beleving van het gebied en heeft geen hydraulische functie. Het ontwerp dient uit ecologisch oogpunt zodanig te zijn dat variatie in waterdiepte (diepe en ondiepe delen) en stroomsnelheid (snel/langzaam stromend) wordt gerealiseerd. Zowel voor flora (ondergedoken waterplanten) als voor fauna geldt dat er voor verschillende soorten verschillen bestaan in optimale waterdiepte. In de zones open water en de gedeelten dieper dan NAP -0,7 m worden minder diepe delen aangelegd met deels zand, deels grind en/of keien. Variatie in het gebruik van materiaal zal de soortendiversiteit ten goede komen. Ook variatie in stroomsnelheid leidt tot een gevarieerde biotoop. Het maaiveld is gelegen op ca. NAP + 1,2 à + 1,3 m en kenmerkt zich door siltige, zandige kleilagen in de top en een ca. 1 à 1,5 m dikke veenlaag vanaf ca. NAP 3,0 m. Daaronder wordt een matig vast gepakte zandlaag aangetroffen (q c orde grootte 7,5 12,5 MPa) tot ca. NAP 10 à -11 m. Rond NAP 11 m wordt een dunne cohesieve laag aangetroffen, vermogelijk klei, evt. zwak humeus. Hieronder wordt voornamelijk zand aangetroffen, waarbij over het traject van NAP 11,0 m tot NAP 17,0 m lokaal verschillende teruggangen worden aangetroffen. Beneden NAP 17,0 m is het zand vastgepakt, mogelijk grindig (q c orde grootte MPa met uitschieters naar boven). De nevengeul wordt ontworpen met natuurvriendelijke, flauwe oevers die niet gefixeerd zullen worden. Figuur 10.2: Principeschets duiker in nevengeul Het knijpwerk (doorwaadbare plaats) aan het begin van de geul zal worden uitgevoerd als een drempel met duiker. De drempelhoogte (NAP+0,8 m) en afmetingen van de duiker (bxh = 10mx1m) zijn bepaald door de eis dat de nevengeul continu meestromend dient te zijn en niet mag droogvallen en door de eis dat door de migratiegeul naar de bypass een afvoer gerealiseerd wordt van 0,5% met een maximum van 3 m 3 /s en door de nevengeul maximaal 2,5%. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

102 Daarmee wordt de onttrekking aan de IJssel beperkt tot 3%. Dit geldt bij afvoeren tot 6000 m 3 /s (776 m 3 /s afvoer op de IJssel). Bij hogere afvoeren gaat de uiterwaard meestromen (over de drempel die boven de duiker in de nevengeul wordt aangelegd). De drempel dient voor onderhoudsvoertuigen en grote grazers begaanbaar te zijn. De breedte van deze drempel is 3 m, de lengte is ca. 30 m J2 Natuurinrichting Onderdijkse Waard De natuurinrichting in de Onderdijkse Waard wordt conform het inrichtingsplan uitgevoerd. In het inrichtingsplan zijn maaiveldhoogtes van de diverse deelgebieden in de uiterwaard bepaald. De natuurinrichting van deze gebieden zal zich in de loop van de tijd gaan ontwikkelen, op basis van de hoogteligging van het maaiveld. De richting en omvang van deze ontwikkeling wordt beïnvloed door de keuze om ingrijpende beheermaatregelen uit te voeren of het laten ontwikkelen van spontane natuur J4 Recreatievaargeul buitendijks De recreatievaargeul verbindt de IJssel met de recreatieschutsluis in de IJsseldijk. De vaargeul krijgt dezelfde vaarwegcategorie als de vaargeul in de bypass, dus AM. In de recreatievaargeul zijn de volgende objecten aanwezig: afmeervoorziening voor recreanten om te overnachten; wachtplaatsen en opstelplaatsen ter plaatse van de schutsluis; bodem- en oeverbescherming ter plaatse van de schutsluis; bebording, seinen en bebakening conform de RVW2011, Richtlijnen Scheepvaarttekens (2008) en het Binnenvaartpolitiereglement; ter plaatse van de meestromende nevengeul wordt voorkomen dat recreanten de vaargeul kunnen verlaten en de nevengeul kunnen betreden Dimensionering Voor het ontwerp en de dimensionering van de vaargeul wordt verwezen naar Hoofdstuk 9, ontwerp van de vaargeul in de bypass. De recreatievaargeul moet aan dezelfde eisen voldoen Vrije zichtlijnen van kunstwerken in rechte vaarwegvakken Een in de as van de vaargeul varend schip moet over een lengte van 5xL vrij zicht hebben op het tegemoetkomende verkeer in de as van de vaargeul. Dit is nodig om zo nodig een gecontroleerde stopmanoeuvre te kunnen maken. Zichtafstand min = 5xL L=Lengte maatgevende schip Lengte maatgevende schip= 15,0 m Zichtafstand min = 5x15 = 75,0 m De minimale vrije zichtafstand dient minimaal 75,0 m te bedragen. In dit geval voldoen in alle gevallen de vrije zichtlijnen voor gebogen vaarwegvakken aan de minimale zichtafstand. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

103 Bebording, bebakening, seinen De vaargeul wordt voorzien van de minimaal vereiste bebording, seinen en bebakening conform de RVW2011, Richtlijnen Scheepvaarttekens (2008) en het Binnenvaartpolitiereglement. Dit is weergegeven op tekening Bodem- en oeverbescherming De bodem en oevers van de vaargeul worden voorzien van bescherming ter plaatse van de schutsluis en daar waar nodig in verband met de ligging nabij de waterkeringen (in relatie tot stabiliteit van de waterkeringen) en waar veel scheepsmanoeuvres worden uitgevoerd. De ligging van de bodembescherming is weergegeven op tekening en bestaat uit 5-40 kg stortsteen op filterdoek Landverbinding overnachtingsplaatsen De overnachtingsplaatsen worden uitgevoerd als drijvende steigerconstructie welke met het vasteland is verbonden via een afloopvoorziening. Tussen de overnachtingsplaats en de Kamperstraatweg zal een wandelpad langs de oever van de geul worden aangelegd met een breedte van 2 m. Het pad bestaat uit halfverharding (beton grasstenen). In het inrichtingsplan en op tekening is dit weergegeven. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

104 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

105 DEEL 2: PRODUCT 2B FASE 2 TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

106 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

107 11 OBJECT 1A IJSSELDIJK EN KAMPERSTRAATWEG 11.1 Inleiding en objectbeschrijving In fase 1 is de basis voor het gebruik van de verlegde IJsseldijk met de Kamperstraatweg, recreatieschutsluis en inlaatwerk gelegd. Aan het begin van fase 2 zal een aantal werkzaamheden moeten worden uitgevoerd voor gebruik van de objecten in deze fase. Deze worden in dit hoofdstuk uiteengezet. Aan de functies en het gebruik van de recreatieschutsluis en Kamperstraatweg verandert niets t.o.v. fase 1. De wijzigingen hebben betrekking op inlaat, migratievoorziening en veepassage Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Het object 1A, bestaande uit de inlaat (1A11, 1A12 en 1A13), de aanpassing van de Kamperstraatweg (1A2), de recreatieschutsluis (1A3) en de maaiveldverlaging naar de inlaat (1A5),heeft in fase 2 de volgende functies: afwikkelen wegverkeer; water keren van IJssel naar bypass; afwikkelen scheepvaartverkeer tussen IJssel en bypass; water doorlaten van de IJssel naar de bypass (hoogwater afvoer); water doorlaten voor vissen en zaden; natuur ontwikkelen; doorlaten van grote grazers tussen bypass en Onderdijkse Waard Functionele eisen Onderstaand is een overzicht van enkele functionele hoofdeisen voor de hierboven genoemde functies. Voor het volledige overzicht van alle functionele eisen wordt verwezen naar het Functioneel Programma van Eisen. Afwikkelen wegverkeer Idem hoofdstuk 5. Water keren van IJssel naar bypass De inlaat dient voor hoogte, sterkte en stabiliteit te voldoen aan de normfrequentie 1/4000. afwikkelen scheepvaartverkeer tussen IJssel en bypass; Idem hoofdstuk 5. Water doorlaten van de IJssel naar de bypass; de veiligheidsdoelstelling van deze bypass is om een zodanige hoeveelheid water af te voeren dat de waterstand op de IJssel bij km (ter hoogte van Zwolle) met minimaal 30 cm wordt verlaagd onder maatgevende omstandigheden. Dit zal ca. 1 x per 500 jaar nodig zijn, waarbij dan ca. 735 m 3 /s via de inlaat in de bypass gelaten moet kunnen worden; de bodem vóór en achter de inlaat/migratievoorziening en de bodem en oevers van de aansluitende geulen dienen erosiebestendig te worden uitgevoerd; TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

108 voor conditionering van de natuur in de bypass dient water ca. eens in de vijf jaar te worden ingelaten. Met deze frequentie wordt ook voldaan aan de eis van water inlaten voor maatschappelijke beleving; het kunstwerk moet tweezijdig kunnen keren (positief en negatief verval); het kunstwerk moet in stromend water geopend en gesloten kunnen worden; waarschuwingstijd voor openen van de inlaat (bij een beweegbaar werk). Er wordt uitgegaan van 2 dagen waarschuwingstijd om de inlaat gereed te maken; de inlaat moet zodanig zijn vormgegeven dat het debiet vanuit de IJssel naar de bypass regelbaar is; het maaiveld wordt aan de noordzijde extra verdiept ten behoeve van de migratiegeul. Water doorlaten voor vissen en zaden; tussen bypass en IJssel dienen vissen en zaden te kunnen migreren. Er mag 0,5% debiet van de IJssel naar de bypass stromen met een maximum van 3 m 3 /s. Dit debiet dient regelbaar te zijn. Natuur ontwikkelen De migratievoorziening dient uitwisseling van planten (plantendelen, zaden) en dieren (vis, macrofauna, bever) mogelijk te maken, zodat IJssel en bypass in ecologische zin met elkaar verbonden worden. De migratievoorziening dient vismigratie gedurende het hele jaar (uitgezonderd hoogwatersituaties) mogelijk te maken, van de IJssel naar de bypass en vice versa, waarbij de waterdiepte minimaal 0,5 meter en de stroomsnelheid minimaal 0,1 m/s dient te bedragen. Otters dienen van de migratievoorziening gebruik te kunnen maken. Hiervoor dient daglicht in de migratievoorziening door te kunnen dringen. Beplanting dient aansluitend op het kunstwerk te worden doorgezet om een natuurlijke overgang tussen kunstwerk en geulen te bewerkstelligen. De bodembescherming aan weerzijden van de inlaat en migratievoorziening dienen een zo natuurlijk mogelijke uitstraling te hebben. Doorlaten van grote grazers tussen bypass en Onderdijkse Waard Grote grazers moeten tussen bypass en Onderdijkse Waard vrij (zonder menselijk handelen) kunnen migreren, behalve tijdens hoogwaterafvoeren, wanneer water door het segment van de veepassage afgevoerd zal worden. Migratie mag geen hinder opleveren voor de afwikkeling van wegverkeer over de Kamperstraatweg. Het gebied dient geschikt te worden gemaakt voor begrazing door grote grazers. Via de veepassage dienen terrestrische dieren (vee, marters, otters, kleine zoogdieren) de IJsseldijk te kunnen kruisen. De hoogteligging van de veepassage dient aan te sluiten op de hogere delen in het gebied. Dit is ca NAP + 1,50 m. De veepassage dient bij stormopzet op de bypass volledig gesloten te kunnen worden. De veepassage dient bij het afvoeren van een hoogwatergolf gesloten te zijn. In de doorgang dient vegetatie aanwezig te zijn die voldoende dekking geeft om de migratie van fauna mogelijk te maken belang. De vegetatie leidt de dieren naar de faunapassage. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

109 De bediening (openen/sluiten) van de veepassage dient vanuit één bedieningspost gecombineerd te kunnen worden met de bediening van de inlaat en migratievoorziening Technische eisen De breedte van het wegdek van de Kamperstraatweg dient 11,1 m breed te zijn over het kunstwerk inlaatwerk inclusief vluchtruimte (7,2 m breedte plus 2 vluchtstroken van 1,95 m). De breedte van het wegdek van de Kamperstraatweg dient 7,2 m breed te zijn bij ligging op het dijklichaam. Op de kruin van de berm is aan weerszijden van de verharding een vluchtruimte aanwezig van 1,95 m breed. Het kunstwerk dient de belastingen uit de wegverbinding te kunnen dragen conform NEN 6706 en ROBK/6. Bodem en oeverbescherming zal worden aangelegd aan weerszijden van de inlaat en in de migratiegeul en ecologische verbindingsgeul ter voorkoming van erosie. Het inlaatwerk dient bestand te zijn tegen alle waterbelastingen vanuit de bypass en de IJssel (stroming, hoogwater en golfbelasting). Om zettingsverschillen tussen de kunstwerken en de grondlichamen te overbruggen dienen flexibele overgangsconstructies te worden toegepast waar de kunstwerken aansluiten op de grondlichamen Beschikbaarheid en betrouwbaarheidseisen De migratievoorziening dient in het voorjaar tijdens de migratieperiode (1 maart - 1 juni) 90% en in de rest van het jaar voor minimaal 75% van de tijd beschikbaar te zijn Veiligheid en Gezondheid De veiligheid van mens en dier bij de kruising van de IJsseldijk dient te zijn gewaarborgd Ontwerpbelastingen Hydraulische belastingen MHW 2065 MHW 2115 NAP+4,36 bypass zijde (incl. 0,1 m voor slingeringen en 0,2 m robuustheid) NAP+4,28 IJssel zijde (incl. 0,1 m voor slingeringen en 0,2 m robuustheid) NAP+4,55 bypass zijde (incl. 0,1 m voor slingeringen) NAP+4,47 IJssel zijde (incl. 0,1 m voor slingeringen) TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

110 11.4 1A1 inlaatwerk, migratievoorziening en veepassage Ontwerp Figuur 3: Schematische weergave inlaatwerk in fase 2 In hoofdstuk 5 is het ontwerp van het inlaatwerk gegeven. In fase 2 zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd om het kunstwerk voor gebruik gereed te maken: Aanleggen bodembescherming aan weerzijden over de gehele lengte van het kunstwerk, waarbij in fase 1 reeds de bodembescherming is gerealiseerd bij de migratievoorziening; Reduceren van de kerende hoogte boven de vaste drempel van NAP+4,4 m uit fase 1 tot NAP+1,5 m; Inrichten maaiveld aansluitend op de drempel van het kunstwerk; Openstellen en inrichten van de veepassage en aansluiten op maaiveld aan weerszijden van het kunstwerk; Actualiseren van bedieningsprotocollen op basis van gewijzigd gebruik in fase 2; Ombouwen van één van de migratievoorziening segmenten: dit segment zal met schuiven worden dichtgezet, analoog aan de overige segmenten van het kunstwerk. Voor de functies water doorlaten en migratie van flora en fauna, zijn meerdere openingen voorzien. Aan de noordzijde van het kunstwerk zijn drie openingen bestemd voor migratie van flora en fauna vanaf fase 2. Het meest noordelijke segment is de veepassage op een drempelhoogte van NAP+1,5 m. De twee daarop aansluitende elementen zijn de migratievoorziening op een drempelhoogte van NAP-2 m. De overige openingen van het kunstwerk ten zuiden van de migratievoorziening hebben een drempelhoogte van NAP+0,5 m en dienen enkel voor het doorlaten van water in fase 2 en 3 bij hoge afvoer op de IJssel. In fase 2 staan in deze openingen 1 meter hoge schotten opgesteld tot een kerende hoogte van NAP+1,5 m. Deze schotten zijn bedoeld om te frequent meestromen van de bypass te voorkomen. IJsselwater wordt gekeerd tot een hoogte van NAP+1,5 m, bij hogere waterstanden mag IJsselwater de bypass instromen. Voor de inzet van de bypass om aan de taakstelling te voldoen, worden de schotten met mobiele kranen verwijderd en in sponningen geplaatst op de wanden tussen de segmenten. De elementen hoeven dus niet aan- of afgevoerd te worden maar bevinden zich te allen tijde op het kunstwerk. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

111 De Stoney schuiven in de 2 segmenten van de migratievoorziening zijn reeds in fase 1 gerealiseerd. In 1 segment worden de 2 schuiven verwijderd, en zullen schotten worden aangebracht tot een hoogte van NAP+0,5 m, corresponderend met de vaste drempelhoogte van de naastgelegen segmenten. Deze schotten kunnen op vergelijkbare manier worden verwijderd bij inzet van de bypass voor hoogwater afvoer. In het andere segment worden de Stoney schuiven gehandhaafd die onafhankelijk van elkaar kunnen worden geheven en neergelaten. Hierdoor ontstaan een systeem van fijnregeling van het instromend debiet door het aanpassen van de stand van de schuiven. Er is met dit systeem zowel een overlaat als onderlaat afvoer mogelijk. Deze fijnregeling met Stoney schuiven wordt primair gebruikt voor het regelen van de instroming van IJsselwater naar de bypass om te kunnen voldoen aan ecologische en morfologische randvoorwaarden. Zoals eerder vastgesteld in de systeemanalyse is het ontwerpprincipe van het inlaatwerk dat deze voldoende robuust / flexibel moet zijn om voor de verschillende doeleinden (veiligheid, natuur) te functioneren. Er is gekozen om de inlaat regelbaar te maken d.m.v. losse schotten op een vaste drempel en met Stoney schuiven in 1 segment van de migratievoorziening voor fijnregeling, zodat ingespeeld kan worden op wijzigingen in hydraulische omstandigheden ten gevolge van externe projecten (o.a. zomerbedverlaging, andere RvR projecten, peilbeheer IJsselmeer) en om te kunnen anticiperen op ongewenste waterstandsverschillen tussen de bypass en de IJssel. Daarnaast kan door het wijzigen, verwijderen of aanbrengen van extra schotten in de segmenten ook gereageerd worden op wijzigende externe randvoorwaarden. Er wordt gekozen om de schotten in de segmenten bij dagelijkse omstandigheden op NAP +1,5m te zetten. Het belangrijkste argument hiervoor betreft de ruimtelijke beleving van de inlaat. Vanuit het bypassgebied kan op deze manier door de inlaat worden gekeken; de constructie maakt nl. een transparante indruk in contrast met de dijk. De hoogte van de schotten (1 meter boven de drempel) komt overeen met de hoogte van de aanliggende oeverwal en beslaat ca. 1/3 van de ruimte onder het brugdek Migratievoorziening en -geul In het segment ten zuiden van de veepassage wordt een migratievoorziening gerealiseerd met een drempelhoogte van NAP-2,0 m. De bodem van de migratievoorziening verloopt onder een flauw talud tot bodemniveau van de migratiegeul op NAP-1,5 m. De diepte is nodig om te garanderen dat er altijd voldoende water in de geul aanwezig is voor de migratie van vissen en bever (minimaal 1m waterkolom). De bodem is binnen het profiel van de dijk van beton; aansluitende geul en geuloevers zijn waar ze deel uitmaken van de woelbak, versterkt met beton zetsteen. De teenbekleding wordt zo ontworpen dat deze met hoogwater blijft liggen. De versterkte taluds aan de noordzijde van de geul zijn aan beide zijden van de inlaat over een lengte van minimaal ca. 50m voorzien van ruigte (hoge kruiden, braam etc.) als dekking voor en begeleiding van dieren. De migratiegeul zal worden opgebouwd als een vispassage (met drempels etc.). De breedte is ca. 22 m (op NAP +0 m), de taluds hebben hellingen van 1:5. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

112 Ten behoeve van ecologische ontwikkeling en morfologische randvoorwaarden mag er 0,5% debiet van de IJssel naar de bypass stromen met een maximum van 3 m 3 /s. De migratievoorziening dient dit debiet te kunnen regelen door aanpassing van de stand van de Stoney schuiven. Daarnaast zal er maximaal 2,5% door de nevengeul in de Onderdijkse waard stromen. Dit geldt tot afvoeren van m 3 /s bij Lobith. Bij hogere afvoeren zal de uiterwaard gaan meestromen. Bij het gestelde maximum van 8 m 3 /s zal een beperkt morfologisch effect op de IJssel optreden. Dit effect is beschreven in de rapportage van de productsheet Morfologie. De migratiegeul in de bypass vormt de verbinding tussen de vaargeul in de bypass en de migratievoorziening door de IJsseldijk. De migratiegeul dient voor het transport van vissen en zaden tussen de bypass en de IJssel als de migratievoorziening in de inlaat geopend is. De bypass wordt beschouwd als tak in de IJsseldelta. De IJssel krijgt de ruimte om via water en sediment mede vorm te geven aan het landschap en de natuur van de bypass. Op deze wijze wordt de natuur ook voorbereid op een eventuele grote IJsselwaterstroom. Het voorliggende concept gaat uit van het bij hoogwater laten meestromen van de bypass met een frequentie van eens in de 5 jaar gedurende een periode van 10 dagen (20 tot 100m 3 /s). Overige redenen om de inlaat frequenter te gebruiken dan vanuit veiligheidsoogpunt benodigd zijn: Maatschappelijke beleving: voor omwonenden is de wens om water periodiek in te laten voor de beleving van de bypass. Hiervoor is een nog nader te bepalen debiet nodig waarbij de bypass als het ware van (dijk)teen tot (dijk)teen gevuld is met water. Testen: het kunnen testen van de inlaat is een vereiste; de mogelijkheid om het systeem ook nat te testen is niet een vereiste maar zal met een (deels) regelbare inlaat wel mogelijk zijn Veepassage In het meest noordelijk segment wordt een veepassage gerealiseerd met een vaste betonnen drempel op NAP+1,5m. De veepassage is in fase 1 gesloten en wordt pas in fase 2 functioneel. De hoogte komt overeen met de hoogte van de schotten bij dagelijks omstandigheden, en zo sluit de veepassage direct aan op de hogere delen in het gebied. Er zijn twee mogelijkheden verkend om vee de IJsseldijk te laten passeren zonder het wegdek te kruisen. Deze mogelijkheden zijn: 1) een separate tunnel / duiker voor vee, geheel los van de inlaat en; 2) een in de inlaat geïntegreerde veepassage. Optie 2 is gunstiger uit oogpunt van veiligheid, beheer, kosten en ruimtelijke kwaliteit. Gekozen is voor het noordelijk segment van de inlaat vanwege veiligheid (grotere afstand tot zuidelijke waterkerende dijk) en vanwege de aansluiting op de bestaande hoogtes in de Onderdijkse Waard en de bypass. Uitgaande van een drempelhoogte van NAP + 1,5 m en onderkant wegdek op 4,7 m is de doorloophoogte van de veepassage dus 3,2 m. Dit is voldoende voor een probleemloze migratie van koeien en paarden tussen de Onderdijkse Waard en de bypass. De breedte van de passage is dezelfde als de breedte van een inlaatsegment (ca. 10 m). 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

113 Dit is ruimtelijk, constructief en financieel gunstig. De passage heeft dezelfde lengte als de breedte van het brugdek van de inlaat. De wanden en de vloer van de veepassage die binnen het dijkprofiel vallen bestaan uit beton. Het aansluitende maaiveld bestaat uit grasbeton stenen Deze bodembescherming wordt zo ontworpen dat deze voldoende is om met hoogwater te blijven liggen. In vormgeving en dimensionering sluit de veepassage zoveel mogelijk aan op die van de verdere inlaat Betrouwbaarheid opening De vereiste betrouwbaarheid van openen van de keermiddelen van een kunstwerk kan op een vergelijkbare manier worden benaderd als de betrouwbaarheid sluiting. Voor het inlaatwerk dient de vereiste betrouwbaarheid van openen van de Stoneyschuiven en schotten afgeleid te worden van de vereiste kans van benodigde inzet van de bypass om aan de taakstelling te voldoen. In de DO fase van het ontwerp zal op systeemniveau en voor de daaronder liggende objecten een gekwantificeerde faalkansanalyse moeten worden uitgevoerd Betrouwbaarheid sluiting De in de Leidraad Kunstwerken (LKW) gegeven bepaling van de toelaatbare kans op niet sluiten van het geopende kunstwerk gaat uit van een maximaal toelaatbaar instromend volume water door het geopende kunstwerk. In het geval van de bypass is deze eis niet direct toepasbaar. Achter het inlaatwerk ligt immers geen binnendijks gebied, maar wordt de bypass als een buitendijks gebied gezien met een (theoretisch) onbegrensd bergend vermogen. In fase 2 is de Roggebotkering volledig verwijderd. De bypass staat dan dus in rechtstreekse verbinding met het Vossemeer. In fase 2 is, uitgaande van een uitgangssituatie met schotten in de kering opgebouwd tot NAP+1,5 m, de volgende situatie van belang: De schotten dienen te worden verwijderd in verband met hoog water op de IJssel en de Stoney schuiven dienen boven MHW stand te worden gehesen. Betrouwbaarheid van openen van de schotten en Stoney schuiven is van toepassing. Indien deze onvoldoende is, kan dat leiden tot het niet halen van de taakstelling. De schotten dienen met mobiele kranen vanaf het fietspad boven de inlaat te worden verwijderd en in de sponningen op de tussenwanden te worden geplaatst. De Stoney schuiven worden vanaf de centrale post bij de Houtribsluizen bediend. Na afvoer van een hoogwatergolf dienen de schotten teruggeplaatst te worden en de Stoney schuiven teruggezet in de uitgangssituatie (dagelijkse omstandigheden). De eenvoudige beoordelingsmethode van betrouwbaarheid sluiting mag conform LKW niet worden toegepast, omdat het open keerpeil van de inlaat vaker dan eens per 10 jaar optreedt. Omdat de gedetailleerde methode uitgaat van een maximaal toelaatbare instromend volume (gerelateerd aan het bergend vermogen van het achterliggend gebied), is het bepalen van de betrouwbaarheid sluiting niet mogelijk conform de Leidraad Kunstwerken. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

114 Zoals in hoofdstuk 5 weergegeven zal in de DO fase een gekwantificeerde faalkansanalyse voor het systeem en onderliggende objecten moeten worden uitgevoerd die als input dient voor het opstellen van de definitieve ontwerpen en bedieningsprotocollen. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

115 12 OBJECT 1C WATERKERING DRONTERMEER-VOSSEMEER 12.1 Inleiding De waterkering Drontermeer-Vossemeer (Reevedam) is in fase 1 aangelegd om de bypass te scheiden van het Vossemeer. In fase 2 blijft dit zo maar functioneert de Reevedam echt als waterkering en worden de volgende objecten aan de Reevedam toegevoegd: 1C2-2 Spuisluis Drontermeer Vossemeer fase 2 (SD); 1C3-2 Schutsluis Drontermeer Vossemeer fase 2 (SC); 1C4 Migratievoorziening (MD). In onderstaande figuur zijn globaal de locaties aangegeven van de objecten. Figuur 12.1: Ligging objecten waterkering Drontermeer- Vossemeer (Reevedam) fase 2 Op tekening is een overzicht gegeven van de ligging van de dam met de daarbij behorende kunstwerken Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) 1C3-2 Schutsluis afwikkelen scheepvaartverkeer; water keren; recreëren (fietspad over sluisdeuren en doorlaten recreatievaart). 1C2-2 Spuisluis water afvoeren (spuien); water keren. 1C4 Migratievoorziening natuur ontwikkelen (vismigratie); water keren. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

116 Ruimtereservering gemaal Er dient ruimte gereserveerd te worden voor een gemaal dat de functie van het spuiwerk overneemt als het winterstreefpeil van de bypass hoger wordt dan dat van het Drontermeer en afvoeren onder vrij verval niet meer mogelijk is. Volgens het PDR-scenario gebeurt dit in 2065 (einde fase 2) Functionele eisen Algemeen Water keren: De Reevedam inclusief kunstwerken is een verbindende waterkering tussen dijkring 11b (IJsseldelta-zuid) en 8 (Flevoland) met een veiligheidsnorm van 1/4000. De Reevedam en de hierin liggende kunstwerken dienen de peilen van Drontermeer en Vossemeer te scheiden en moeten tweezijdig kerend zijn. Er kan enerzijds hoogwater optreden in de bypass door stormopzet (kortdurend) of hoge rivierafvoer (langdurend) en anderzijds hoogwater op het Drontermeer door stormopzet waarbij afwaaiing optreedt aan de zijde van de bypass. Water afvoeren (spuien, malen) Het huidige en toekomstige streefpeil op Drontermeer dient bij opwaaiing aan de Drontermeerkant te kunnen worden gehandhaafd. Onder vrij verval moet water van Drontermeer naar Vossemeer kunnen worden afgevoerd (spuien), gelijk aan het huidige niveau bij de Roggebotkering. Toelichting: In de huidige situatie is naast het spuiwerk (capaciteit 15 m 3 /s) ook de schutsluis (capaciteit 100 m 3 /s) nodig om aan de gevraagde spuicapaciteit te voldoen. Echter in de praktijk blijkt bij veel scheepvaart de beschikbaarheid om te spuien via de schutsluis onvoldoende. In de toekomst wil Rijkswaterstaat IJsselmeergebied daarom niet meer afhankelijk zijn van de schutsluis en wil in de Reevedam uitgaan van functiescheiding en een spuiwerk realiseren dat de benodigde capaciteit geheel kan leveren. Het vergroten van de spuicapaciteit kan gezien worden als een aanvullende eis (autonome ontwikkeling) van Rijkswaterstaat IJsselmeergebied. Er zijn echter de volgende kanttekeningen bij te plaatsen. De door Rijkswaterstaat voorgestelde oplossing is waarschijnlijk goedkoper dan het simpelweg overnemen van de schutsluis met waaierdeuren bij Roggebot en het huidige spuiwerk. De huidige schutsluis is uitgerust met waaierdeuren om te kunnen spuien. Bij functiescheiding hoeft de schutsluis niet meer voor spuien te worden gebruikt en kunnen de deuren van de schutsluis goedkoper worden uitgevoerd (geen waaierdeuren nodig). De meerkosten van een groter spuiwerk zouden niet opwegen tegen de meerkosten van waaierdeuren. In het schetsontwerp is uitgegaan van een schutsluis zonder spuimogelijkheid en spuiwerk dat de gevraagde capaciteit geheel kan leveren. Ten behoeve van een definitief dient nog een studie te worden uitgevoerd naar de benodigde spuicapaciteit onder verschillende condities. In de toelichting bij eis WD-22 van het Functioneel Programma van Eisen uit 2008 [24] wordt een nat oppervlak van 40 m 2 (voor alle vervallen groter dan 0 m en geen verliezen) genoemd wat RWS IJG verwacht nodig te hebben om de streefpeilen bij opwaaiing te kunnen handhaven. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

117 Tenslotte moet nog een obstakelvrije ruimte van 25x25 m worden gereserveerd voor een toekomstig gemaal. Dit is nodig als het water door peilstijging van het IJsselmeer niet meer onder vrij verval kan worden afgevoerd. Mogelijk kan het gemaal worden geïntegreerd in het spuiwerk. Dit is een optimalisatie waar nu niet vanuit wordt gegaan. Afwikkelen wegverkeer / Recreëren: Op de kruin van de waterkering moet een verhard inspectiepad worden gelegd van 5 m breed. Het inspectiepad loopt vanaf zowel de Drontermeerdijk (dijkring 8) als de bypassdijk (dijkring 11b) door tot aan de schutsluis maar kruist de sluis niet. Er is dus geen doorgaand verkeer mogelijk. Fietsverkeer moet wel doorgang vinden. Ter plaatse van de kunstwerken in de Reevedam maakt het fietspad maakt onderdeel uit van het inspectiepad op de kruin. Ter plaatse van de schutsluis steken fietsers (en voetgangers) over via de sluisdeuren. Aan de oostkant van de kunstwerken loopt het fietspad los van het inspectiepad over de berm aan de zuidzijde van de dam. Externe raakvlakeisen: waterkwaliteit Drontermeer De waterkwaliteit van het Drontermeer mag niet verslechteren door de ingreep. Daarom moet worden voorkomen dat: substantiële hoeveelheden water (met vislarven) vanuit de bypass het Drontermeer instromen; bodemwoelende vissen uit de bypass naar het Drontermeer kunnen zwemmen. Door de open verbinding bij Roggebot is niet te voorkomen dat bodemwoelende vis vanuit het IJsselmeer de bypass inzwemt. Aan de IJsselzijde wordt bodemwoelende vis tegengehouden. Specifieke eisen moeten worden gesteld aan de kunstwerken in de Reevedam. Aanvullend op bovenstaande, worden hieronder de functionele eisen per object gegeven. 1C3-2 Schutsluis Afwikkelen scheepvaartverkeer en recreatievaart De schutsluis dient voor het schutten van schepen tussen het Drontermeer en het verlengde Vossemeer in beide richtingen uitgaande van 2200 passages voor de beroepsvaart en voor de recreatievaart (deze hoeveelheden zijn ook in hoofdstuk 6 voor fase 1 aangegeven). De schutsluis moet voldoen aan de volgende eisen: de sluis dient geschikt te zijn voor beroepsvaart tot en met scheepvaartklasse CEMT IV (verlengd); de sluis dient tevens geschikt te zijn voor recreatievaart, ZM en AM klasse; de kolkafmetingen moeten worden gedimensioneerd op 1 maatgevend schip (minimale kolkafmetingen); de wanden van de sluiskolken dienen glad en vlak te zijn om veilig invaren, afmeren en verblijven voor beroeps en recreatievaart mogelijk te maken; TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

118 vanwege het natuurgebied aan de oostzijde worden wachtvoorzieningen voor de recreatievaart aan de noordkant van de Reevedam aan de westzijde gelegd. De wachtvoorzieningen van de beroepsvaart worden aan de oostzijde aangelegd omdat deze voor minder hinder zorgt. Aan de zuidkant is de wachtsteiger voor recreatievaart aan de oostkant gelegd en voor de beroepsvaart aan de westkant; de ontwerplevensduur van de onderbouw van de sluis bedraagt 100 jaar; in de constructieve uitwerking wordt geanticipeerd op de situatie na 100 jaar; onderdelen die in hoogte uitbreidbaar zijn worden uitgelegd op een hoogte die na 50 jaar als benodigd wordt verwacht; in de constructie van de onderbouw en fundering van deze onderdelen wordt rekening gehouden met de situatie na 100 jaar, zodat de hoogte van deze onderdelen relatief gemakkelijk is aan te passen (sluiswanden kunnen zodanig worden geprepareerd, dat ze in hoogte uitbreidbaar zijn en dat de nu aan te leggen constructie zelf geen aanpassingen behoeft). De keerdeuren en bewegingswerken hebben een levensduur van 50 jaar en dienen te worden vervangen; op dat moment kan de hoogte worden aangepast; bediening via lokale bediening vanuit bedieningsgebouw op het sluisterrein en mogelijkheid voor bediening op afstand; in rustige uren moet bediening voor recreatievaart door middel van zelfbediening kunnen plaatsvinden; het bedieningssysteem dient geschikt te zijn om op afstand te worden bediend vanuit de Centrale Meldpost IJsselmeergebied van Rijkswaterstaat IJsselmeergebied op het Houtribsluizencomplex te Lelystad. Deze eis houdt in dat het bedieningssysteem moet aansluiten op de in de Centrale Meldpost aanwezige systemen; hulpdiensten moeten toegang hebben ten tijde van een calamiteit op en/of rond de sluis; er moet toegang zijn naar/van de schepen om personen en boodschappen e.d. aan/van boord te laten gaan; aan de zuidzijde van de sluis wordt een autoafzetplaats aangelegd. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat deze aan de westzijde moet komen en kiest voor het realiseren van een autoafzetplaats in de vorm van een kade ten zuiden van de aanlegvoorzieningen 5. Hierbij wordt opgemerkt dat de toekomstige beheerder RWS IJsselmeergebied gezien de autonome ontwikkeling aanvullende eisen stelt ten opzichte van wat in het fpve van 2008 is opgenomen. In het ruimtelijke ontwerp is aangegeven welke ruimte nodig is om aan deze eisen tegemoet te komen. Het is echter niet altijd helder of een eis aanvullend is of niet omdat het soms een nadere uitwerking van een in het fpve nog globaal beschreven eis betreft. Deze zijn in het schetsontwerp meegenomen. Er is ook gekeken welke voorzieningen bij de huidige Roggebotsluis aanwezig zijn. Dan valt het volgende op: De vereiste nuttige kolklengte is 120 meter (en breedte 10,5 m) vanwege de verlengde CEMT-klasse IV schepen. 5 Een goedkoper alternatief zou zijn het realiseren van een ponton dat aangesloten wordt op de wachtsteigers van de beroepsvaart. Dit is voor RWS niet gewenst vanwege beheer- en onderhoudskosten, de doorstroming van de beroepsvaart, de veiligheid van de verkeersstromen en de betrouwbaarheid van het object 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

119 In het Functioneel Programma van Eisen uit 2008 [24] is hiervoor 105 meter aangehouden maar in de bijbehorende SNIP2a kostenraming 130 meter. Dit lijkt tegenstrijdig. De huidige Roggebotsluis heeft een nuttige kolklengte van 90 m en breedte van 10 m (uit oude tekeningen). Verder is gekeken naar de lengte opstel- en wachtvoorzieningen. Tabel 12.1: Lengtes opstel- en wachtvoorzieningen Roggebotsluis versus huidig ontwerp voor schutsluis Reevedam Roggebotsluis Schutsluis Reevedam Recreatievaart Beroepvaart Recreatievaart Beroepvaart Noordzijde 68 m 105 m 220 m 290 m Zuidzijde m (west) + 50 m (oost) achter beroepsvaart? 55 m (oost) 220 m 290 m Externe raakvlakeisen: waterkwaliteit Drontermeer De schutsluis dient te worden voorzien van een viswerend systeem (bijv. door geluidsignalen, flitslampen o.i.d.) dat voorkomt dat bodemwoelende vis tijdens het schutten de sluis inzwemt, indien dit in fase 2 nog nodig blijkt i.v.m. ecologie van de Randmeren. 1C2-2 Spuiwerk Water afvoeren (spuien) Het spuiwerk dient het huidige en toekomstige streefpeil op Drontermeer bij opwaaiing aan de Drontermeerkant te kunnen handhaven. Het spuiwerk bestaat uit minimaal twee kokers vanwege bedrijfszekerheid. De elektrische aandrijving dient geschikt te zijn om op afstand te worden bediend vanuit de Centrale Meldpost IJsselmeergebied van Rijkswaterstaat IJsselmeergebied op het Houtribsluizencomplex te Lelystad. Deze eis houdt in dat het bedieningssysteem moet aansluiten op de in de Central Meldpost aanwezige systemen. Interne raakvlakeisen Boven het spuiwerk moet een inspectie- en fietspad mogelijk zijn. Het debiet van het spuiwerk moet afgestemd kunnen worden op het debiet door de migratievoorziening. 1C4 Migratievoorziening Natuur ontwikkelen (vismigratie) Volgens de KRW moet bij nieuwbouw van kunstwerken (lees hier: schutsluis) vrij verkeer voor vissen mogelijk worden gemaakt. De migratievoorziening moet vismigratie gedurende het hele jaar mogelijk maken, van Drontermeer naar bypass en vice versa, met uitzondering van extreme omstandigheden (storm, rivierafvoer door bypass). De migratievoorziening (vispassage) bestaat uit voorzieningen die het optredende verval als het verdelen in meerdere stappen, zodat het vissen tegen de optredende waterstroom en het verval op kunnen zwemmen. Deze voorzieningen bestaan uit overlaten waar vissen overheen of doorheen (verticale sleuf) kunnen zwemmen. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

120 Voor de bepaling van het te overbruggen waterstandsverschil wordt uitgegaan van minimum en maximum peilen uit de boxplots met 10 minuten waarnemingen die niet meer dan 25% van de tijd onder- cq. overschreden worden. De vispassage moet aan de bovenkant open zijn voor lichtinval en beheer- en onderhoud. Externe raakvlakeisen: waterkwaliteit Drontermeer De hoeveelheid water die vanuit de bypass naar het Drontermeer stroomt, moet kunnen worden geregeld teneinde de waterkwaliteit op peil te houden. Bodemwoelende vis uit de bypass dient te worden tegengehouden (bijv. door middel van borstels of smalle doorzwemopeningen), indien in fase 2 dit nog nodig blijkt vanuit oogpunt van ecologie van de Randmeren. Het is niet te voorkomen dat de wat grotere niet-bodemwoelende vissen hier de dupe van worden. De vismigratie beperkt zich dan tot de wat kleinere vis en paling. De migratievoorziening dient voor verschillende vissoorten instelbaar te zijn. Planperiode / aanpasbaarheid De vispassage moet functioneren tot 2065 (30 jaar) waarna de constructie aanpasbaar moet zijn om tot 2125 te kunnen functioneren Technische eisen en uitgangspunten Positionering kunstwerken In onderstaande figuur is de positionering van de kunstwerken aangegeven, volgend uit de eisen die aan de kunstwerken worden gesteld. Tevens zijn het beheerpad en het fietspad aangegeven, die ter plaatse van de kunstwerken op de Reevedam zijn gecombineerd. Verder naar het oosten loopt het fietspad naar de berm aan de zuidzijde van de dam. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

121 Keersluis (fase 1) Schutsluis (fase 2) keersluis (fase 1) spuiwerk (fase 2) Migratievoorziening Reservering ruimte gemaal beheerpad en fietspad Reevedam vaargeul Figuur 12.2: Positionering kunstwerken in Reevedam 1C3-2 Schutsluis Vanwege de peilstijging en hiermee gepaard gaande aanzanding moet de drempel van de sluiskolk in de toekomst verhoogd kunnen worden. De te verwachten aanzanding zal zeer gering zijn (zie deelstudie morfologie). De ruimtes voor bewegingswerken dienen waterdicht te zijn tot minimaal 0,5 m boven de maximaal voorkomende waterstand. De nivelleermiddelen worden in de deuren opgenomen (schuiven). De deuren in het bovenhoofd moeten hoogwaterstanden op bypass en Drontermeer keren met een kruinhoogtemarge van 0,3 m boven de stilwaterlijn. De sluis dient geschikt te zijn voor beroepsvaart en recreatievaart (gemengd). Dit vereist extra voorzieningen zoals extra bolders en haalkommen. De fundering wordt ontworpen op de maatgevende situatie in Betonnen sluiswanden worden qua hoogte uitgelegd op de maatgevende situatie in 2075 en zijn aanpasbaar tot de benodigde hoogte in De deuren worden qua hoogte ontworpen op de maatgevende situatie die optreedt tijdens de levensduur van de deuren (afhankelijk van het deurtype). De schutsluis dient geschikt te zijn voor schutten van beroepsvaartklassen tot en met CEMT klasse IV schepen. De dimensies zijn conform RVW2011 in onderstaande tabel gevat. Tabel 12.2: Dimensies CEMT klasse IV schip Dimensie Waarde (m) Lengte 105 Breedte 9,5 Diepgang geladen/leeg 3,0/1,6 Laadvermogen (ton) 2040 Motorvermogen (kw) 830 De nuttige kolkafmetingen van de schutsluis worden op basis hiervan 120 m x 10,5 m. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

122 Wacht en opstelvoorzieningen Voor een veilige doorgang van de beroeps- en recreatievaart is continuïteit in de breedte van de vaargeul van belang. Die breedte moet ook in de voorhaven zo volledig mogelijk benut worden. Voor beroepsvaart zijn palen afdoende. Recreatievaart heeft steigers nodig. De totale lengte van opstel en wachtsteigers moet voldoende zijn om de pieken in de zomermaanden op te vangen. Ook moet er ruimte gereserveerd worden voor de eventuele toekomstige groei van de beroepsvaart. De ligging van de geleide dammen moet de scheepvaart niet belemmeren. De fuiken naar de sluis dienen onder 1:6 te worden aangelegd in deze (wind)streek (in volgende fase mogelijk nog te optimaliseren naar 1:5 of 1:4 vanwege grote impact op lay-out). In het definitieve ontwerp van de opstelvoorzieningen aan de zuidzijde van de sluis dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van een gasleiding waar niet geheid mag worden. Er wordt voorzien in aparte wachtplaatsen aan weerszijden van de sluis voor beroeps- en recreatievaart. De wachtplaats voor beroepsvaart wordt aan de oostkant gehouden; voor recreatievaart aan de westkant. De wachtplaats voor de recreatievaart, die het drukst bezet wordt komt hiermee zo ver mogelijk van het natuurgebied Reeve-eiland te liggen. 1C2-2 Spuiwerk In het voorontwerp is uitgegaan van het eerder genoemde (theoretisch) nat oppervlak van 40 m2. De benodigde capaciteit van het gehele spuiwerk bedraagt 115 m 3 /s. Een debiet van 115 m3/s zal bij de wat grotere vervallen in geval van opwaaiing wel mogelijk zijn, maar niet bij kleine vervallen, maar dan is er ook minder noodzaak. Nader onderzoek moet uitwijzen onder welke condities welke capaciteit gewenst is en wat de hiervoor benodigde dimensies van het spuiwerk zijn. Er dient een geul met bodem- en oeverbescherming aan de zuid- en noordzijde van het spuiwerk te worden aangelegd met een bodembreedte afhankelijk van de spuicapaciteit. De geulen zijn schematisch aangegeven in figuur C4 Migratievoorziening (vispassage) De vispassage bestaat uit een aantal bekkens, waartussen schotten zijn geplaatst met een verticale sleuf. Door deze sleuven stroomt dan met een beperkte stroomsnelheid water en treedt over een dergelijk schot een bepaald verval op. Voor de dimensionering van de bekkens zijn uit de notitie Uitgangspunten bij het ontwerp van vismigratievoorzieningen in de Reevedam en de Bypass Kampen (Tauw, 10 september 2010) de volgende uitgangspunten afgeleid: bekkenbreedte: 1,5 m; bekkenlengte: 1,75 m; verval per bekken: 5 cm; minimale waterdiepte: 1,75 m; sleufbreedte: 0,40 m; max. stroomsnelheid 1,5 m/s. Bij deze uitgangspunten blijft de stroomsnelheid met 0,91 m/s onder het gestelde maximum. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

123 Uitgangspunt voor het schetsontwerp is een betonnen open bakconstructie waarin de bekkens worden gerealiseerd met een levensduur van 100 jaar. In deze bakconstructie worden houten schotten geplaatst met verticale sleuven (deze vormen de overlaten). De houten schotten hebben een levensduur van 30 jaar. De vispassage is uitbreidbaar tot 2125 door vervangen en bijplaatsen van extra schotten. De schotten dienen gemakkelijk te kunnen worden vervangen. Afhankelijk van de windcondities kan door op- en afwaaiing zowel een positief (Drontermeer hoog, wat grotendeels het geval zal zijn) als een negatief verval (bypass hoog, bij wind uit noordelijke richting) over de Reevedam ontstaan. Om vrij verkeer voor vissen mogelijk te maken moet de vispassage beide kanten op werken. De optredende vervallen zijn bepaald aan de hand gemeten waterstanden (10 minuten waarden) en de ontwikkeling van de peilen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de 25% overschrijdingswaarde op het Drontermeer tegelijk optreedt met de 25% onderschrijdingswaarde op de bypass en omgekeerd omdat opwaaiing aan de Drontermeerzijde gecorreleerd is met afwaaiing aan de bypasszijde. Bepaald is dat in 2050 het maximale verval 0,95 m is (Bypass hoog, Drontermeer laag) en in ,30 m (Bypass hoog, Drontermeer laag). Het ontwerpdebiet bedraagt 0,63 m 3 /s, Voor een goede werking van de vispassage zou dit minimaal 10% moeten bedragen van de afvoer door het spuiwerk (en de schutsluis). In normale omstandigheden is er geen afvoer door de schutsluis. De afvoer door het spuiwerk kan hierop worden afgestemd door regelbare schuiven/kleppen toe te passen. De migratievoorziening wordt op een nader te bepalen afstand ten oosten van het spuiwerk aangelegd, net buiten de turbulente zone van het gespuide water afkomstig uit het spuiwerk (aan de noordzijde). Aan de zuidzijde wordt de instroom afgeschermd van de stroming naar het spuiwerk (bijv. door een houten damwand over een nader te bepalen lengte van orde meter). Er dient een migratiegeul aan de zuid- en noordzijde van de migratievoorziening te worden aangelegd met een bodembreedte van ca. 2 m. De geulen zijn schematisch aangegeven in figuur Ontwerpbelastingen Hydraulische belastingen Maatgevend hoogwater Bypass MHW 2075 NAP+3,99 m (incl. 0,1 m voor slingeringen) Golfhoogte Hs (bij MHW2075) 0,78 (golfrichting: 339 graden = NNW) Max. golfhoogte 0,78 m Drontermeer (DM) MHW 2075 NAP+2,45 m TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

124 Dagelijkse waterstanden Voor een overzicht van de dagelijkse waterstanden wordt verwezen naar de rapportage Hydraulische randvoorwaarden en veiligheid. 1C3-2 Schutsluis Bovenhoofd (waterkering) Hoogwater bypass: max. verval ,54 m (DM: NAP-0,55 m) max. verval ,81 m (DM: NAP-0,55 m) Hoogwater Drontermeer: max. verval ,35 m (Bypass: NAP -0,9 m) max. verval 2125 niet maatgevend Benedenhoofd + kolk bypass hoog, Drontermeer laag max. schutpeil max. verval 2075 max. verval 2125 bypass laag, Drontermeer hoog max. schutpeil max. verval 2075 max. verval 2125 NAP +1,65 m (max. wp 2075 bypass) 2,2 m 2,4 m NAP +0,55 m (max. wp 2075 DM) - 1,45 m niet maatgevend 12.4 Ontwerp Drempelhoogte min. schutpeil NAP -0.9 m 0,3 m fluctuaties 0,30 m 0,7 m keel clearance 0,70 m diepgang 3,00 m Drempelhoogte NAP -4,90 m N.B.: de bodem van de vaargeul wordt in toekomst tot een niveau van NAP-5 m uitgebaggerd. 1C2-2 Spuiwerk Zie schutsluis, voor zover van toepassing 1C4 Migratievoorziening Zie schutsluis, voor zover van toepassing 1C1 Dijk Zie Waterkeringsplan. 1C3-2 Schutsluis De schutsluis is weergegeven op tekeningen en t/m In het ontwerp is gekozen voor betonnen sluishoofden en kolk op een fundering van palen. Zie voor de afweging van de fundering hoofdstuk 6 en bijlage 12 waar het bovenhoofd is behandeld. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

125 Hiermee wordt een gladde kolk verkregen (dit in tegenstelling tot de wanden bij een kolk met stalen damwanden) Daar waar dit noodzakelijk wordt geacht worden dilataties in de constructie aangebracht. Ter plaatse van de sluishoofden worden schermen onder en naast de constructie aan gebracht ter voorkoming van onder- respectievelijk achterloopsheid. De schutsluis wordt aan het reeds aangebrachte bovenhoofd gebouwd. Tijdens de bouw kan de scheepvaart doorgang vinden door de tweede extra keersluis. Deze wordt dan als keersluis waar tweerichtingsverkeer plaats moet vinden gebruikt. Hierdoor ontstaat in drukke maanden mogelijk iets meer oponthoud, omdat schepen op elkaar moeten wachten. Dit is een tijdelijke situatie gedurende de bouw van e schutsluis (orde een jaar). Keermiddelen De meest voor de hand liggende keermiddelen voor de sluis zijn: Stalen puntdeuren of waaierdeuren (als in de Roggebotsluis); De deuren in het bovenhoofd functioneren ook als hoogwater kering, Er is dus een stel reserve deuren nodig of een nooddeur / noodkering; Roldeuren; De deurkas vraagt extra ruimte naast het sluishoofd; De deurkas van het bovenhoofd komt in de waterkering te liggen. Wel is eenvoudig de fietsroute over de deur te realiseren. Hefdeuren zijn geen reëel alternatief omdat de sluis in een staande mast route ligt. Voor schutsluizen met een kolkbreedte van ca. 10 m zijn puntdeuren, draaideuren, roldeuren of hefdeuren de meest geschikte afsluitmiddelen. Voor de keuze van de keermiddelen is een afweging gemaakt op basis van ontwerp schutsluizen, hoofdstuk 7 tabel 7.3 en 7.4. Uit de afweging volgt dat puntdeuren de het meest geschikte keermiddel zijn. Qua waterdichtheid en snelheid zijn puntdeuren beter dan draaideuren en segmentdeuren. De keuze of de deuren van hout of staal worden gemaakt wordt in een later stadium bepaald. Dit heeft geen invloed op het functioneren van de deuren. Nivelleren Het nivelleren gebeurt door middel van schuiven in de deuren. Dit is de meest gangbare methode bij sluizen met een beperkt verval (< 6 m). Per deur worden twee schuiven toegepast. Voor het openen en sluiten wordt een hydraulisch bewegingswerk toegepast. De dimensionering van de schuiven zal plaatsvinden in de DO-fase. Hierbij worden ook de effecten op de schepen in de sluis in beschouwing genomen. Bewegingswerken Deze keuze is afhankelijk van het type deur dat wordt toegepast. Uit paragraaf 4.3 is gebleken dat de toepassing van puntdeuren met beperkt tweezijdige kering de meest geschikte oplossing is. De keuze van de deurbewegingswerken wordt op de toepassing van puntdeuren afgestemd. De puntdeuren kunnen worden bewogen met behulp van een panamawiel met trek/druk stang, een tandheugel als trek/duw stang en een hydraulische cilinder. Een belangrijke eis die aan het bewegingswerk wordt gesteld is de mogelijkheid permanent enige druk op de deuren uit te kunnen oefenen om een negatief verval te kunnen keren. Voor de keuze van de deurbewegingswerken is een afweging gemaakt op basis van Ontwerp schutsluizen deel 1 en 2 [3], hoofdstuk 7 en tabel 7.6. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

126 Er wordt, mede op basis van de voorkeur van de beheerder, gekozen voor elektromechanische bewegingswerken (rechte heugel). Positionering t.o.v. Reevedam De locatie van het bovenhoofd is gekozen ter hoogte van de kruin van de waterkering. het fietspad kan dan recht door blijven lopen. Aan de bypasszijde zijn vleugelwanden om de grond onder de taluds van de aansluitende dijklichamen te keren. Er waren op voorhand twee mogelijkheden voor situering van de sluis ten opzichte van de dijk: 1) bovenhoofd ter plaatse van kruin van de dijk met als nadeel de extra lengte door vleugelmuren langs taluds van de dijk, en met als voordeel dat het fietspad rechtdoor kan lopen; 2) bovenhoofd aan teen dijk met als nadeel het feit dat de sluiswanden over een grotere lengte waterkerend en daarmee vrij hoog moeten zijn. Bijkomend nadeel is dat het fietspad een slinger moet maken naar sluisdeuren. Opties 1 en 2 hebben beiden nadelen. Qua kosten zullen ze waarschijnlijk niet veel van elkaar verschillen. Dan ligt uit oogpunt van beeldkwaliteit het voor de hand optie 1 te kiezen. Deze is uitgewerkt. Dimensionering Drempel in het bovenhoofd (zijde Drontermeer) ligt op 4,9 m NAP, uitgaande van minimaal schutpeil van 0.90 m NAP (bypass maatgevend), 3m diepgang schepen, 0,3 m marge voor fluctuaties en 0,7 m keel clearance. De bovenzijde van de deuren in het bovenhoofd bedraagt minimaal 4,24 m + NAP (MHW 3,94 m (jaar 2065)+ 0,3 m kruinhoogtemarge). De dekzerkhoogte van het bovenhoofd bedraagt NAP+4,5 m (gelijk aan dijkhoogte), gebaseerd op MHW + 0,5 m (3,94 + 0,5 = 4,44). Dekzerk hoogte van de kolk en het benedenhoofd bedraagt 1,5 m boven het hoogste schutpeil: 1,65 + 1,50 m = 3,15 m + NAP. De bovenzijde van de deuren van het benedenhoofd bedraagt NAP+2,65 m. De hoek van de sluisas met de voorhaven bedraagt aan de noordzijde 3 graden, aan de zuidzijde 4 graden. De as van de voorhaven is aangesloten op as vaarweg waardoor breedte van vaarweg optimaal wordt benut. De fuiken zijn onder 1:6. De lengte van de opstel en wachtplaatsen conform RVW2011 aan beroepsvaartzijde bedraagt in totaal 290 meter (L opstel = 1.2xL k = 1,2 x 120 meter = 144; voor wachtplaatsen gelijke lengte aangenomen). De lengte van de aanleg en wachtplaatsen voor de recreatievaart bedraagt 220 meter (lengte kolk x 1,8 zie RVW2011). Recreatievaart kan 2 dik aanleggen aan de opstelsteiger. De lengte van de kolk (120 meter) kan dus in de opstel liggen, klaar om geschut te worden. De restlengte van 100 meter, kan als wachtruimte worden gezien. Aan beroepsvaartzijde worden meerpalen aangebracht als afmeervoorziening. Aan de recreatievaartzijde worden steigers aangelegd. Vanwege de variatie in waterstanden is gekozen voor drijvende steigers. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

127 In het definitieve ontwerp van het zuidelijke sluishoofd en wacht- en opstelplaatsen aan de zuidzijde van de sluis dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van een gasleiding waar niet geheid mag worden. Aanbevolen wordt om in de detailontwerpfase de wacht- en opstelvoorzieningen te optimaliseren door het uitvoeren van SIVAK simulaties. Autoafzetplaats Voor de autoafzetplaats is in beginsel uitgegaan van de regels voor insteekhavens conform RVW2011. Vanwege de beperkte ruimte en het feit dat minder dan vrachtschepen per jaar (namelijk slechts 2200) passeren, is een zwaaikom niet nodig. In verband de beperkte ruimte aan de westzijde van de vaargeul (zeker met oog op in de toekomst mogelijk te verbreden vaargeul tot 95 m op bodembreedte) is een insteekhaven niet mogelijk. Daarom wordt gekozen voor een kade parallel aan de vaargeul. Hiervoor dient de bestaande vaargeul ter plaatse van de loswal verbreed te worden met in achtneming van de toekomstige verbreding van de vaargeul (zie tekening). De kade heeft conform RVW2011 een lengte van 1,2 maal de scheepslengte (105*1,2 = 126 m) en wordt uitgevoerd als verankerde damwand (type AZ13 aangenomen). De hoogte van de kade bedraagt NAP+2,1 m gebaseerd op een maximale waterstand in het Drontermeer (volgens boxplots ) van NAP+0,6 m + 1,5 m (uitgangspunt gelijk aan bepaling kolkhoogte van de schutsluis). Vanaf de kade wordt een wegverbinding parallel aan de Drontermeerdijk gerealiseerd die ter plaatse van de Reevedam op de weg op de Drontermeerdijk wordt aangesloten. Voor meer details wordt verwezen naar de tekeningen. In verband met de gasleiding die ten zuiden van de schutsluis het Drontermeer kruist, wordt er geen scheidingsdam aangelegd tussen de schutsluis en spuisluis. Om hinder door dwarsstroming voor scheepvaart te voorkomen wordt een groter deel van de bodem van het Drontermeer op diepte van de vaargeul gebaggerd om de stroomsnelheden te reduceren die ontstaan door gebruik van de spuisluis. Betrouwbaarheid sluiten De deuren in het bovenhoofd van de schutsluis dienen vanuit het oogpunt van veiligheid te zijn gesloten om maatgevend hoogwaterstanden te kunnen keren. De schuitsluis is in principe altijd gesloten. Door een technische storing kan sluiten falen. Het falen van de sluiting van de keermiddelen van een kunstwerk heeft twee mogelijke gevolgen. Ten eerste kan het watersysteem falen door overschrijding van het kombergend vermogen achter het kunstwerk, ten tweede kan de stabiliteit van het kunstwerk in gevaar komen door het bezwijken van de bodem- of oeverbescherming indien de stroomsnelheden door / achter het geopende kunstwerk te groot wordt. Bij bezwijken van de bescherming kan het kunstwerk als geheel falen waardoor een bres in de waterkering kan ontstaan. Dit constructief falen is ondervangen in de constructie (bodembescherming) en geminimaliseerd. Conform de Leidraad Kunstwerken 2003 is de betrouwbaarheid sluiting van het kunstwerk genormeerd op basis van het beschermingsniveau van het achterliggend gebied en het aantal keren dat de sluis gesloten moet worden (dit hangt samen met de het kombergend vermogen van het achterliggend systeem). De maximaal toelaatbare kans op falen van het sluitproces P ns [kans per vraag], is conform de methodiek van de Leidraad Kunstwerken 2003 als volgt gegeven: TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

128 norm Pns 0, 1 [1/vraag], waarin n j norm = normfrequentie van de waterkering, 1/4000 n j = frequentie van overschrijding van het maximaal toelaatbaar instromend debiet door het geopende kunstwerk [vragen/jaar] Het beschermingniveau van de dijkring die achter de Reevedam ligt is 1/4000 jaar. Het aantal keren dat deze gesloten moet worden (aantal vragen per jaar) is afhankelijk van het kombergend vermogen en is gelijk aan de frequentie van voorkomen van het open keerpeil (dit is het maximaal toelaatbare peil dat kan voorkomen op het Drontermeer/ randmerensysteem. Voor de vraagfrequentie is in dit stadium 1/100 jaar aangehouden. De maximaal toelaatbare kans op niet sluiten wordt hiermee 1 0,1 P 4000 ns < 2, ,001 In bijlage 10 zijn de scoretabellen conform de Leidraad Kunstwerken opgenomen waarin voor de recreatieschutsluis de eisen ten aanzien van hoogwater alarmering, mobilisatie, bedieningsfouten en technische storingen zijn opgenomen. De invulling van deze tabellen gelden ook voor de schutsluis. Het maatgevend mechanisme is het falen als gevolg van technische storingen. Als de sluis wordt voorzien van een hoogwateralarmeringssysteem, mobilisatieprotocol en wordt bediend conform de tabellen in bijlage 10, dan zal P ns maximaal 1, zijn, waarmee ruim wordt voldaan aan de hiervoor genoemde maximale faalkans van 2, Opgemerkt wordt dat de betrouwbaarheid sluiten in een definitief ontwerp meer in detail moet worden beschouwd; bovenstaande analyse is een verkenning dat voldaan kan worden aan de vereiste betrouwbaarheid sluiten. Omdat met het voorlopige schutsluisontwerp in feite wordt aangesloten op de huidige Roggebotsluis, die aan de veiligheidseisen voldoet, kan praktisch ook worden gesteld dat met de schutsluis in de Reeve ook aan de betrouwbaarheid sluiten wordt voldaan. 1C2-2 Spuisluis De spuisluis (spuiwerk) is weergegeven op de tekeningen en De gezamenlijke nuttige breedte van de kokers bedraagt 9 m. De spuisluis wordt in het bestaande bovenhoofd van de extra keersluis gebouwd. De deurkassen worden opgevuld met beton en over de oude doorvaartopening wordt een brug gerealiseerd. In de kolk worden 2 wanden gemaakt, waardoor 3 kokers met doorstroombaar oppervlak van tenminste 40 m 2 worden gerealiseerd (iedere koker is 3 m breed en 5 m hoog). Aan weerszijden van de brug worden schuiven gerealiseerd als keermiddel. De aansluiting op de geul (vleugelwanden) kunnen blijven bestaan; het geleidewerk voor de scheepvaart kan worden weggehaald. Ook de bodembescherming kan behouden blijven. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

129 Voor de periode (daarna vanwege peilstijging gemaal nodig) is de werking van het spuiwerk bij streefpeil en bij een maximum waterstand (25% overschrijdingswaarde) op het Drontermeer bekeken. Bij streefpeil (Bypass: NAP-0,4m / Drontermeer: NAP-0,3m) is het debiet 60 m3/s. Bij een 25% overschrijdingswaarde van NAP+0,1 m op het Drontermeer in combinatie met een 25% onderschrijdingswaarde van NAP-0,8 m op de bypass (in 2050) wordt het maximum benodigde debiet gehaald van 115 m3/s. Fundering De spuisluis wordt ingebouwd in het gefundeerde sluishoofd van de keersluis. Deze is voldoende gefundeerd. De belastingen door het spuiwerk zijn niet hoger dan de belastingen op het sluishoofd. Zie voor de funderingsafweging hoofdstuk 6 en bijlage 12. Keermiddelen Als afsluitmiddel zijn automatische op afstand bedienbare stalen regelschuiven gekozen die tussen de wanden van de in het sluishoofd gerealiseerde kokers zijn aangebracht. Aan de schuiven zullen voorzieningen worden getroffen om vastvriezen te voorkomen. Deze voorzieningen en het bewegingswerk van de schuiven dienen nader te worden gedetailleerd in een definitief ontwerp. Er zijn 3 kokers aangebracht om de schuifgrootte te beperken en bij uitval van een schuif (een schuif wil niet openen) altijd voldoende spuikokers tot de beschikking te hebben. In geopende toestand zijn ze geheven tot boven 0,0 m NAP en is het volledige doorstroomprofiel van de duiker beschikbaar. In gesloten toestand sluiten ze de duiker af tot aan het dek en vormen samen met de frontwand op de duiker de waterkering. Als noodkering worden schotbalken toegepast. De schotbalken kunnen aan beide zijden van het spuiwerk te worden aangebracht om het werk te kunnen zetten voor onderhoud. Voor de afdichting tussen de schuif en het beton worden hakoriet strippen toegepast die aansluiten op in de betonconstructie ingestorte staalprofielen. Betrouwbaarheid sluiten De betrouwbaarheid sluiten van de keermiddelen is gegarandeerd door dubbele uitvoering van de schuiven. Bovendien is het zo dat de spuisluis in feite altijd gesloten is en de schuiven alleen bij noodzakelijke afvoer van water vanuit de randmeren wordt geopend. Met een dubbele kering kan worden voldaan aan de vereiste betrouwbaarheid. Deze is gesteld op 2,5*10-3 (zie analyse bij schutsluis). De kans op falen van een enkel keermiddel kan worden gesteld op 10-3 (indicatie op basis van de leidraad kunstwerken 2003). 1C4 Migratievoorziening De migratievoorziening is weergegeven op tekening De migratievoorziening bestaat uit een betonnen bakconstructie in de dijk met houten schotten voor de bekkens. De grondkering aan beide zijden van de bak wordt gerealiseerd door damwanden. Om de kolk droog te zetten voor onderhoud zijn aan beide zijden sponningen voor schotbalken voorzien (kerend tot NAP+2m). Verder is als tweezijdig keermiddel bij hoogwater voor een elektromechanisch aangedreven hangende roldeur gekozen zodat er geen boven de dijk uitstekende elementen voorkomen (ongewenst vanuit beeldkwaliteit). Deze roldeur zal worden uitgerust met de nodige voorzieningen om de betrouwbaarheid van sluiten te garanderen (onder andere voorzieningen dat de deur niet vastvriest en dergelijke). TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

130 Daarnaast is er voorzien in een extra keermiddel in de vorm van een schuifconstructie. Voor en achter de bakconstructie wordt een bodembescherming aangebracht. Langs de bekkens is een looppad voorzien en boven de bekkens zijn looproosters aangebracht. Dimensionering De minimale bodemhoogte van de bakconstructie bedraagt NAP - 2,55 m; In de betonnen bak die de waterkering kruist zijn 26 bekkens geprojecteerd, uitgaande van een te overbruggen verval van 1,3 m (zichtjaar 2125). De netto lengte van ieder bekken bedraagt 1,60m tussen de houten schotten. Inclusief 1 houten schot bedraagt de lengte van een bekken dus 1,75m. De totale lengte van alle bekkens bedraagt 45,5 m gebaseerd op een totaal te overbruggen verval van 1,30 m (bypass hoog) en een verval per bekken van 5 cm; Er worden 19 bekkens gerealiseerd (zichtjaar 2050) om vispassage bij het maximale verval van 0,95 m (bypass hoog) mogelijk te maken. Op tekening zijn 26 bekkens aangegeven over een totale lengte van 45,5 m. Betrouwbaarheid sluiten De betrouwbaarheid sluiten van het keermiddel moet er in voorzien dat de migratievoorziening tijdig is afgesloten bij hoogwater. Bij de schutsluis is afgeleid dat de maximale kans voor niet sluiten 2,5*10-3 is. De kans op falen van een enkel keermiddel kan worden gesteld op 10-3 (indicatie op basis van de leidraad kunstwerken 2003), waardoor voldaan wordt aan de vereiste betrouwbaarheid sluiten. In een definitief ontwerp dient dit nader in detail te worden uitgewerkt. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

131 13 OBJECT 1D DRONTERMEERDIJK In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het ontwerp van object 1D1, de weg op de Drontermeerdijk. Object 1D2, de verzwaring en verhoging van het grondlichaam van de Drontermeerdijk, wordt behandeld in de rapportage van productsheet Waterkeringsplan. Momenteel (december 2010) worden 4 alternatieven voor de dijkverzwaring onderzocht. De uiteindelijke keuze voor een alternatief heeft invloed op het wegontwerp. Vooralsnog wordt in het ontwerp uitgegaan van het op 1 oor leggen van de weg, uitgaande van aanbrengen van een binnendijkse tuimelkade. In de E&C fase dient het ontwerp van de wegconstructie nader te worden afgestemd met het definitieve ontwerp van de verzwaring van de Drontermeerdijk Inleiding en objectbeschrijving Op de huidige Drontermeerdijk ligt de provinciale weg N306 die aan de westzijde van het Drontermeer de verbinding vormt tussen de N307 (Kampen-Dronten) en de N309 (Elburg-Dronten). De lengte van dit wegvak is ca. 10 km. Op de dijk ligt de weg met ten oosten daarvan een vrijliggend fietspad, door een berm gescheiden van de hoofdrijbaan. Ten gevolge van het project IJsseldelta Zuid zal de Drontermeerdijk tussen de N307 en de nieuwe Reevedam over een lengte van ca. 3 km moeten worden verhoogd en verzwaard. Voor de verzwaring worden 2 alternatieven beschouwd, het eerste alternatief is een verhoging van het bestaande dijklichaam. Dit betekent dat de bestaande hoofdrijbaan en het fietspad zullen worden verwijderd en worden vervangen voor een nieuwe weg en fietspad op het nieuwe dijkprofiel. Het tweede alternatief is het aanleggen van een binnendijkse tuimelkade. In dat geval kunnen hoofdrijbaan en fietspad blijven liggen, maar dient een aanpassing aan het afschot van de weg te worden gerealiseerd. Het technisch ontwerp van de weg is gebaseerd op dit tweede alternatief. De keuze voor een binnendijkse tuimelkade houdt in dat de kans aanwezig is dat de weg Drontermeerdijk niet beschikbaar is tijdens hoge waterstanden Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) Afwikkelen wegverkeer. De functie van de weg op de Drontermeerdijk (N306) is het voldoende veilig en vlot afwikkelen van snel en langzaam verkeer tussen de N307 en N Functionele eisen Afwikkelen wegverkeer De maximumsnelheid van de hoofdrijbaan dient 80 km/hr te zijn. Hoofdrijbaan en fietspad dienen te worden gescheiden door een berm. Er dient een verhardingsbreedte van 6,5 m beschikbaar te zijn, opgebouwd uit 2 rijbanen van 2,75 m tussen de markering. De totale verhardingsbreedte dient 7,3 m te zijn. De kantstroken dienen te worden verruwd en voorzien van glazen reflectoren in het wegdek. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

132 Voor het volledige overzicht van de functionele eisen wordt verwezen naar het Functioneel Programma van Eisen Technische eisen Het ontwerp van de wegconstructie is gebaseerd op het verzwaren van de dijk middels een binnendijks gelegen tuimelkade. De weg komt in het huidige alignement te liggen. De tuimeldijk wordt daarnaast aangelegd. I.v.m. afwatering wordt de weg op één oor gelegd met afschot van 2% van de tuimeldijk af. Het fietspad blijft liggen op de huidige plaats. Hiervoor zijn geen ontwerpwerkzaamheden noodzakelijk. De weg dient 10 jaar na aanleg niet meer gezet te zijn dan maximaal 30 mm ten opzichte van de hoogte direct na aanleg. De weg ligt op een waterkering met een geplande levensduur van 50 jaar. Daarbovenop geldt een ruimtereservering voor de waterkering van nog eens 50 jaar. De provinciale weg zal in deze ruimtereservering liggen en zal derhalve na 50 jaar mogelijk worden aangepast Ontwerpbelastingen Voor de ontwerpbelastingen wordt verwezen naar bijlage 8 met daarin het wegontwerp voor de Drontermeerdijk D1 Weg Drontermeerdijk Het verhardingsontwerp van de weg is als volgt en op tekening en (bron: Provincie Flevoland) in bijlage 2 weergegeven. De verhardingsconstructie bestaat uit een rijbaan welke over een lengte van circa 2260 meter is voorzien van een vluchtstrookconstructie. Deze komt in de nieuwe situatie te vervallen. Rijbaan midden: ter plaatse van de rijbaan baanbreed profielfrezen 60 mm en afvoeren asfaltcentrale: schoon; aanbrengen onderlagen: 2x AC22 base 02, totaal ca 130 mm; aanbrengen profileerlaag 60 AC 22 bind T2 (Standaard 2005: STAB 0/22 vk 3); aanbrengen deklaag 35 mm SMA-NL 11A (Standaard 2005: SMA 0/11 type 1). Waar mogelijk zal de E&C aannemer gebruik maken van gerecyclede materialen D2 Drontermeerdijk Besloten is om voor de Drontermeerdijk meerdere varianten uit te werken tot het niveau van een fase 2 object. De definitieve keuze voor de versterkingsvariant wordt naar verwachting verplaatst naar de besluitvorming voor de reguliere versterking van de gehele Drontermeerdijk. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

133 14 OBJECT 1E WATERKERING ROGGEBOT 14.1 Inleiding en objectbeschrijving Figuur 14.1: Ligging objecten waterkering Roggebot In fase 2 wordt de waterkering Roggebot verwijderd om een goede afvoer van water door de bypass via het Vossemeer naar het Ketelmeer en IJsselmeer mogelijk te maken. De aanpassingen aan de aansluitende dijken en het ontwerp van de erosie beperkende maatregelen worden uitgewerkt in het Waterkeringsplan. De waterkering Roggebot is onderverdeeld in de volgende objecten: 1E1-2 Dijk Roggebot (uitgewerkt in Waterkeringsplan); 1E2 Uitlaatwerk & Oeververbinding N307; 1E3 Oeververbinding N23 (buiten scope van het project); 1E4 Erosiemaatregelen dijken (uitgewerkt in Waterkeringsplan). De huidige Roggebotsluis en het spuiwerk en de omsluitende grondlichamen worden verwijderd, dusdanig dat een doorstroomopening ontstaat van 100 meter (bron: rapport Hydraulica en veiligheid). Een deel van de huidige Roggebotkering (1E1-2) blijft dus intact en dient standzeker te zijn. De huidige wegverbinding N307 (1E2) inclusief beweegbare brug over de Roggebotsluis ligt in de huidige situatie op een laag niveau en zorgt in het drukke recreatieseizoen voor veel stremming op de N307. In de nieuwe situatie wordt de brug, bestaande uit een vast en beweegbaar gedeelte, op een hoger niveau aangelegd waarbij de meeste scheepvaart doorgang kan vinden. De hogere schepen vinden doorgang via de beweegbare brug. De vaarroute over het Drontermeer is een staande mast route. Uit het besluitmer is gebleken, dat de nieuwe brug ten zuiden van de huidige weg de beste optie is. Deze krijgt een doorvaarthoogte van minimaal 7 meter en wordt voorzien van een beweegbare brug. Onderdeel van 1E2 is tevens een uitlaatwerk met eventuele stormkering. De vormgeving van het uitlaatwerk hangt af van het wel of niet aanbrengen van een stormkering. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

134 In geval geen stormkering wordt toegepast bestaat het uitlaatwerk uit het uitgraven van de hoogwatergeul en het aanbrengen van oever- en bodembescherming (opgenomen in object 1E4). In dit stadium van het project wordt niet voorzien in een stormkering maar moet er wel rekening mee worden gehouden dat deze in de toekomst kan worden aangebracht. De noodzaak hangt af van de mate van peilstijging op het IJsselmeer en mogelijke andere ingrepen in de regio (bijv. een stormkering in het Ketelmeer). In het schetsontwerp wordt aangegeven dat de eventuele stormkering geïntegreerd kan worden met de brugconstructie voor de N307. Het uitlaatwerk/stormkering dient te worden geopend bij hoogwaterafvoer door de bypass en dicht te worden gezet bij storm. Daarnaast moet ook scheepvaart door het uitlaatwerk mogelijk zijn. Het project IJsseldelta-Zuid voorziet alleen in het vervangen van de huidige oeververbinding omdat die geamoveerd moet worden om ruimte te maken voor voldoende spuicapaciteit. Los daarvan is de wens om de N23 om te bouwen naar een autosnelweg 2x2 rijstroken. De vanuit het project aan te leggen oeververbinding zal altijd nodig zijn voor lokaal verkeer bij een ombouw N307 naar 2x2 rijstroken. De provincie Flevoland verkent de mogelijkheden om op korte termijn de wegcapaciteit al uit te breiden, rekening houdend met de uit het projectbudget te financieren vervangende oeververbinding N307 in fase 2. In onderstaande figuur is de situatie geschetst. Ten zuiden van de huidige wegligging wordt de provinciale weg beoogd met erftoegangsweg/fietspad. Op de huidige wegligging staat met een pijl indicatief aangegeven waar uitbreiding van wegcapaciteit in onderzoek is. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

135 Figuur 14.1 Situatie Roggebot met te ontgraven gebied voor doorstroming (blauw) en tracé voor provinciale weg met erftoegangsweg/fietspad ten zuiden van huidige wegligging 14.2 Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) 1E1 Dijk Roggebot (uitgewerkt in Waterkeringsplan [5]) Waterkeren. Dit object wordt hier verder niet beschouwd. 1E2 Uitlaatwerk & Oeververbinding N307 afwikkelen wegverkeer N307; afwikkelen scheepvaartverkeer en recreatievaart; water afvoeren; water keren. 1E3 Oeververbinding N23 (buiten scope van het project) afwikkelen wegverkeer. Dit object wordt hier verder niet beschouwd. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

136 Functionele eisen Algemeen 1E2 Uitlaatwerk & Oeververbinding N307 Afwikkelen wegverkeer N307 De brug dient geschikt te zijn voor gebruik door verkeer op de N307 (PrOv). De weg bestaat uit een hoofdrijbaan van twee rijstroken met een maximum snelheid van 80 km/uur met parallel hieraan een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 60 km/uur en een fietspad (PrOv). De erftoegangsweg en hoofdrijbaan worden gescheiden door een geleiderail constructie om de breedte van de brug en de dijk tot een minimum beperkt te houden (PrOv). Afwikkelen scheepvaartverkeer en recreatievaart Scheepvaart CEMT-klasse IV en recreatievaart klasse AM en ZM dienen veilig en vlot doorgang te kunnen vinden. De maximale niet-beschikbaarheid voor scheepvaartpassages bedraagt 3 dagen per jaar (RWS IJG). (zie verder uitwerking in paragraaf 4). Er dient een beweegbare brug te worden aangelegd met een profiel van vrije ruimte dat minimaal voldoet aan het enkelstrooksprofiel volgens RVW2011. Hiervoor geldt geen hoogte beperking (staande mast route) (RWS IJG). Voor de scheepvaart ( en recreatievaart) dient naast de beweegbare brug een vrije doorvaart in twee richtingen met 7 m doorvaarthoogte te worden gerealiseerd (RWS IJG). Voor en achter de beweegbare brug dienen aan weerszijden voldoende wachtplaatsen aanwezig te zijn voor beroepsvaart en recreatievaart conform RVW 2011 (RWS IJG). De brug wordt aangelegd met zichtjaar 2125 (PrOv). Water afvoeren Over een breedte van 100 meter en tot een diepte van NAP-2,7 m moet een hoogwatergeul worden uitgegraven (bron: rapport Hydraulica en veiligheid) voor hoogwaterafvoer (PrOv). In geval van stormkering: het uitlaatwerk dient op tijd en betrouwbaar over 100 meter breedte te kunnen worden geopend in geval hoogwaterafvoer (PrOv). Water keren (in geval van stormkering) Het uitlaatwerk moet worden voorzien van een beweegbaar afsluitmiddel om de uitlaat in geval van storm op tijd en betrouwbaar te kunnen sluiten (PrOv). Interne raakvlakeisen Object Drontermeerdijken De aanbruggen / landhoofden mogen het waterkerende vermogen van de Drontermeer dijken niet aantasten (WZZL). Bij kruising van de N307 met de Drontermeerdijk dient wegverkeer over de Drontermeerweg doorgang te kunnen vinden (PrFl). 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

137 Object Bypassdijken De aanbruggen / landhoofden mogen het waterkerende vermogen van de bypassdijken niet aantasten (WGS). Externe raakvlakeisen De aanbruggen / landhoofden mogen het waterkerende vermogen van de Vossemeer dijken niet aantasten (WZZL) Technische eisen en uitgangspunten Het kunstwerk (brug) dient de belastingen uit de wegverbinding te kunnen dragen conform NEN 6706 en ROBK/6. Bodem en oeverbescherming zal worden aangelegd rond de landhoofden en pijlers ter voorkoming van erosie (meegenomen in object 1E4). De brug dient bestand te zijn tegen alle waterbelastingen vanuit het Drontermeer en Vossemeer: belasting door maatgevende hoogwaterstand, stroming en golven. De landhoofden en pijlers moeten standzeker en erosiebestendig zijn. De pijlers worden voorzien van een aanvaarbeveiliging. Het kunstwerk dient in de toekomst uitgebreid te kunnen worden met een waterkering. Hiertoe wordt de onderbouw over het gedeelte waar geen scheepvaart passeert uitgerust met consoles waarop een stalen Poirée stuw kan worden afgesteund (gesloten deel). Dit deel wordt geopend bij hoogwaterafvoer door de bypass. Op het deel waar wel scheepvaart passeert wordt de onderbouw voorzien van funderingen waarop beweegbare kleppen kunnen worden aangebracht (doorvaarbaar deel). Dit deel wordt gesloten bij storm. Op het brugdek wordt ter plaatse van het fietspad een extra belasting aangebracht om een hefwerktuig voor de Poiréekering in de sterkte berekening mee te nemen. Mogelijk is voor aanleg in 2025 duidelijk of de stormkering definitief niet hoeft te worden aangelegd. Dan kunnen deze voorzieningen achterwege blijven. Uitwerking niet-beschikbaarheid De niet-beschikbaarheid voor de scheepvaart bedraagt maximaal 3 dagen per jaar. De vaargeul kan niet beschikbaar door enerzijds te hoge langsstroomsnelheid, anderzijds door te hoge waterstanden waardoor scheepvaart niet onder de brug door kan (overigens wel via de beweegbare brug, maar deze heeft beperkt capaciteit). Een studie van DHV uit 2006 [Joost ter Hoeven (2006), Memo hydraulische analyses en dijkontwerp (versie 2), WGSE , 23 juni 2006] toont dat tijdens een 1/1 jaar storm de stroomsnelheden in de opening bij Roggebot kunnen oplopen tot ca. 0,8 m/s. Deze snelheid is te hoog voor de scheepvaart om veilig door te kunnen varen (bij een smalle opening). Echter in deze berekening is uitgegaan van een breedte van de opening van 25 meter. Bij de gekozen breedte van 100 meter zal de stroomsnelheid door de opening ook afnemen ten opzichte van de berekende maximale stroomsnelheid van 0,8 m/s. Een grotere opening betekent minder verschil in waterstand tussen boven- en benedenstrooms en daarmee een minder hoge snelheid. Bij een langsstroomsnelheid van groter dan 0,5 m/s door de opening wordt de scheepvaart gestremd. Op basis van bovenstaande wordt ingeschat dat dit slechts hoogstens enkele dagen per jaar zal voorkomen tijdens een paar fases van een jaarlijkse noordwester storm. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

138 In geval van hoogwaterafvoer door de bypass zullen de stroomsnelheden circa 1,8 m/s (1/2000 afvoer) bedragen maar zal de scheepvaart voordat het inlaatwerk wordt geopend, gestremd worden. De periode van niet-beschikbaarheid als gevolg van hoge waterstanden is gecorreleerd met de niet-beschikbaarheid als gevolg van hoge stroomsnelheden zoals hiervoor is beschreven. Voor hieraan gerelateerde waterstand wordt uitgegaan van de maximum waterstand in de winter (bij windopzet) op basis van de waterstandstatistiek (met 10-minuten waarnemingen) en superpositie van de peilopzet volgens het PDR-scenario: NAP+1,65 (2075). De pijlers en fundering van de brug moeten zijn berekend op een verhoogd brugdek in de toekomst volgens het scenario met 1 meter meerpeilstijging. De hierbij behorende waterstand bedraagt NAP+ 2,45 m Ontwerpbelastingen 14.4 Ontwerp Hydraulische belastingen MHW 2075 NAP+3,9 m (incl. 0,1 m voor slingeringen) Golfhoogte Hs (bij MHW2065) 0,58 m Max. golfhoogte idem MHW 2125 NAP + 4,10 m (incl. 0,1 m voor slingeringen) MHW en golfhoogtes zijn afgeleid van de berekende waarden voor de Drontermeerdijk. Max. waterstand: 1.65 m+nap (max. winterpeil 2075 bypass) ` 1.85 m+nap (max. winterpeil 2125 bypass) Min. waterstand: m+nap (min. winterpeil 2025) Bepaald op basis van de waterstandstatistiek (met 10-minuten waarnemingen) en superpositie van de peilopzet volgens het PDR-scenario. Verkeersbelasting Het kunstwerk in de N307 dient geschikt te zijn voor belastingen conform NEN De vaste delen van de brug worden uitgevoerd in beton, bestaande uit een brugdek opgelegd op pijlers op een paalfundering. Het beweegbare deel bestaat uit een stalen bovenbouw opgelegd op een betonnen onderbouw. Het beweegbare deel met doorvaart voor hoge schepen wordt gesitueerd ter plaatse van de huidige Roggebotsluis. Aan de oostzijde hiervan wordt een doorvaart onder de vaste brug gerealiseerd. In figuur 14.2 is een principeschets gegeven van het uitlaatwerk met brug. Het doorvaarbare gedeelte met beweegbare kleppen is blauw weergegeven. De poiree delen (ca. 5 m breed) zijn grijs weergegeven. De beweegbare brug is geheel aan de westzijde geplaatst vanwege de ca. 10 meter brede basculekelder die dan in het landhoofd kan worden opgenomen. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

139 basculekelder vooraanzicht hoofdrijbaan erftoegangsweg Beroepsvaart recreatievaart bovenaanzicht > 100 meter Figuur 14.2: Principe van brug met uitlaatwerk (ter indicatie) Dimensionering brug De overspanning van de beweegbare brug ter plaatse van de vaargeul dient een doorvaartbreedte van minimaal 12 m te hebben (enkelstrooks profiel); De doorvaartbreedte van de vaste overspanningen dient minimaal 16,6 m te zijn; Deze overspanning wordt ook gehanteerd voor de rest van de vaste brug; Uitgaande van 7 m doorvaarthoogte bij een maximum waterstand van NAP+1,85 m moet de onderkant van het brugdek op NAP+8,85 m worden gelegd. Dit is ruimschoots voldoende om golfaanval bij MHW tegen het brugdek te voorkomen. Dimensionering vaargeulen, wachtplaatsen, geleidewerken De bodemdiepte van de vaargeulen voor de beroepsvaart onder de beweegbare brug en ernaast bedraagt NAP-4,80 m (o.b.v. doorvaart diepte in de vaargeul 3,9 m bij een laag winterpeil van -0,9 m NAP). De breedte van de vaargeulen bedraagt ca. 25 m. Wachtplaatsen en geleidewerken voor de scheepvaart worden volgens de RVW2011 ontworpen. De lengte van de wachtplaatsen is afhankelijk van het aanbod van schepen dat niet onder de vaste brug kan doorvaren. Voorlopig uitgangspunt is aan beide zijden van de brug een lengte van ca. 50 m voor beroepsvaart (oostzijde) en 50 m voor recreatievaart (westzijde). De breedte van de vaargeul naar de beweegbare brug dient vanwege de wachtplaatsen ca. 30 m te bedragen (13,5 scheepvaart + 5 m recreatievaart + 12 vaarbreedte). Het heeft de voorkeur om de recreatievaart vanwege de beperkte breedte van de wachtvoorziening aan de oostzijde van de beweegbare brug op te stellen. Dimensionering uitlaatwerk / stormkering Benodigde kerend hoogte = NAP+4,40 m (MHW + 0,3 m waakhoogte); De poiree delen zijn 5 m breed (kan geoptimaliseerd worden); De beweegbare kleppen zijn 12 m (t.p.v. beweegbare brug) respectievelijk 16,6 m breed t.p.v. de doorvaart onder de vast brug; De bodem van de hoogwatergeul wordt aangelegd op NAP-2,7 m (de vaargeulen zijn dieper, zie hiervoor); De hoogwatergeul en de vaargeulen worden voorzien van een bodem- en oeverbescherming (10/60 kg) over een breedte van ruim 100 m en een lengte van ca. 350 m (zie Waterkeringsplan). TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

140 Alternatief is om in plaats van poireedelen een verborgen uitlaat toe te passen. In dat geval worden grondlichamen tussen brugpijlers toegepast die wegspoelen bij afvoer door de bypass (bij 1/500 waterstand, niet bij testen van de inlaat). Aansluiting op Drontermeerdijk en Roggebotdijk/bypassdijk De hoogte van de Drontermeerdijk aan de westzijde van de brug is lager dan bovenkant wegdek van de brug (NAP+5,3 m) waardoor de N307 de Drontermeerweg wellicht bovenlangs zal kruisen. Uitgaande van een wegdek van de Drontermeerdijk van ca. NAP+5,5 is een doorrijhoogte van slechts ca. 3 m aanwezig. Dit is een aandachtspunt bij verdere uitwerking. Aan de oostzijde sluit de N307 aan op cq. kruist de Roggebotdijk of bypassdijk. Dit is een aandachtspunt bij verdere uitwerking. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

141 15 1H INRICHTING BYPASS, 1H9-2 VOORZIENINGEN RECREATIEGEBIED 15.1 Inleiding en objectbeschrijving Ten zuiden van de huidige Roggebotkering is een recreatiegebied gelegen. Dit bestaat uit de Jachthaven-camping Roggebotsluis en Party hotel t Haasje inclusief jachthaven, zoals hieronder weergegeven. Er zijn dus twee jachthavens. In het recreatiegebied bevinden zich ook nog een openbaar strand, een kanovereniging met aanlegvoorzieningen en loodsen voor bootreparatie en opslag. Er bestaan plannen om de camping oostwaarts uit te breiden (aan de andere kant van de waterpartij). Ook de capaciteit aan ligplaatsen kan worden uitgebreid (maximaal 125 stuks). Party Hotel t Haasje + jachthaven Camping Roggebotsluis Jachthaven Roggebotsluis Figuur 15.1: Overzicht recreatiegebied Roggebot De inrichting van de bypass in fase 2 bestaat uit de maatregelen die genomen moeten worden om het recreatiegebied hoog water vrij te maken. Dit hoofdstuk betreft object 1H9-2, de maatregelen voor het hoogwatervrij maken van het recreatiegebied Functie(s) Objectspecifieke uitgangspunten Het object Voorzieningen recreatiegebied betreft alleen het handhaven van de huidige overschrijdingskans van wateroverlast van het recreatiegebied. Daarmee is alleen de functie waterkeren van toepassing. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

142 1H9-2 Maatregelen hoogwatervrijmaken recreatiegebied Waterkeren Functionele eisen De voorzieningen dienen er voor zorgen dat de huidige overschrijdingskans van wateroverlast van het recreatiegebied blijft gehandhaafd. Toelichting: De waterstanden kunnen in fase 2 dermate hoog worden dat voorzieningen voor het recreatiegebied moeten worden getroffen om de huidige overschrijdingskans van wateroverlast van het recreatiegebied te handhaven. In fase 2 wordt de Roggebotkering verwijderd, waardoor het recreatiegebied in open verbinding komt met het IJsselmeer. Dit leidt tot grotere peildynamiek, golven en waterstanden. Daarnaast is gesteld dat de bypass het hele jaar door in staat moet zijn om hoogwater af te voeren maar de waterstanden door stormopzet blijven maatgevend. Niet alleen in het stormseizoen moet rekening worden gehouden met hogere waterstanden en peildynamiek maar juist ook in het zomerseizoen, oftewel het recreatieseizoen. Door zeer grote luchtdrukverschillen en windsnelheidsverschillen (tijdens zwaar onweer) kan het IJsselmeer en hiermee verbonden wateren in resonantie komen, waardoor zeer snelle, extreme, peilfluctuaties van meer dan 1 meter in minuten ontstaan. Deze fenomenen treden met een hoge frequentie op. In de afgelopen 20 jaar zijn er minstens 5 van deze fenomenen gezien. Op hoogwaterafvoer door de bypass kan veel eerder worden geanticipeerd. Hiervoor geldt een waarschuwingstijd van 2 dagen. Rijkswaterstaat IJsselmeergebied en de Waterdienst informeren alle beheerders van buitendijkse gebieden en waterkeringen over deze fenomenen en wijzen hen op hun verantwoordelijkheden. Daarbij wordt gedacht aan maatregelen als het plaatsen van waarschuwingsborden, eventuele wegafzettingen en overnachtingsverboden (dus alleen dagrecreatie) Technische eisen en uitgangspunten Voor de aanpassing van het recreatiegebied zijn drie scenario s voorgesteld (zie notitie met kenmerk: 9V4747.A1/N0007/600451/VVDM/Nijm, 11 juni 2010). In het Technisch Begeleidingsteam op 24 juni 2010 is het besluit van de Gemeente Kampen doorgegeven dat het scenario recreatiegebied hoogwatervrij, buitendijks is gekozen. Hoogwatervrij maken betekent integraal ophogen van het gebied. Het is niet wenselijk een ringdijk om het gebied aan te leggen waardoor een nieuwe dijkring ontstaat met het risico van het badkuipeffect. Compensatie Als gevolg van hogere waterstanden in fase 2 neemt de overschrijdingskans van wateroverlast van het recreatiegebied toe. Daarvoor moet gecompenseerd worden uitgaande van handhaving van de huidige overschrijdingskans van ca. 1/100. Op basis van waterstanden en maaiveldhoogten is afgeleid dat de hoogst gelegen delen van de camping in de huidige situatie met een overschrijdingskans van circa 1/100 per jaar onder water kunnen lopen. Voor de opstallen en de stacaravans geldt deze kans zowel tijdens het zomerseizoen (1 april -1 oktober) als het winterseizoen. Op het grootste gedeelte van de camping staan namelijk stacaravans, die ook in de winter beschermd moeten worden. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

143 In de huidige situatie is de overschrijdingskans in de winter lager dan 1/100. Voor de jachthavens is de overschrijdingskans alleen tijdens het zomerseizoen van belang. Wel moeten de constructies bestand zijn tegen belastingen in het winterseizoen Ontwerpbelastingen 15.3 Ontwerp Hydraulische gegevens De analyse is gebaseerd op expert judgement op basis van huidige ontwerppeilen volgens Hydra (in de winter) en een historische dataset van 15 jaar ( ) waar gekeken is naar het verschil tussen zomer en winterpeilen. Voor de huidige situatie zijn de volgende peilen afgeleid: Maximale waterstand zomer: 1/50 NAP +0,7 m 1/100 NAP +0,8 m Maximale waterstand winter: 1/50 NAP +1,8m 1/100 NAP +1,9m Voor (einde) fase 2 zijn de volgende peilen afgeleid, uitgaande van het midden scenario: Maximale waterstand zomer: 1/50 NAP +1,5m 1/100 NAP +1,6m Maximale waterstand winter: 1/50 NAP +2,5m 1/100 NAP +2,7m Bovenop bovenstaande peilen wordt een waakhoogte van 1 m aangehouden (voor golfoploop/overslag). Dit is een conservatieve schatting, maar vanuit het robuustheidsoogpunt goed om aan te houden op dit moment. Er moeten voorzieningen worden getroffen om de huidige overschrijdingskans van ca. 1/100 te handhaven. Het betreft de volgende maatregelen; Maatregelen voor Party-hotel het Haasje; Integraal ophogen van de huidige camping; Maatregelen jachthavens (drijvend maken van steigers). Party-hotel t Haasje Het aan Party hotel t Haasje grenzende maaiveld varieert sterk in hoogte van ca. NAP + 0,5 m aan de waterkant tot ca. NAP + 4 m aan de landzijde (o.b.v. AHN bepaald). Reeds in de huidige situatie loopt het hotel al risico op golfaanval / overstroming, gelet op de afgeleide waterstanden in de wintersituatie. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

144 Figuur 15.1: Situatie Party hotel t Haasje met keermuur en kade Het Party-hotel heeft een hoge en lage zijde. Aan de westzijde van het hotel is het laaggelegen waterfront met hotelkamers en een disco en toegang naar de jachthaven. Voor het hotel en het ervoor liggende terras is uitgegaan van de aanleg van een grondkering ten noorden van het hotel (verdwijnend in hoge grond), een keermuur (langs het terras) en een grondkering ten zuiden van het hotel (verdwijnend in hoge grond). De kering moet worden aangelegd met een hoogte van ca. NAP+3,5 m (2,5 + 1 m waakhoogte, hierbij uitgaande van de eisen die in fase 2 gelden). Zie figuur 9.3. Het is niet nodig rekening te houden met hoogwaterafvoer vanwege de kleine kans (1/1100) dat dit voorkomt. Om de jachthaven aan de waterkant bereikbaar te houden dient ter plaatse van de toegangsweg vanaf het terras een ca. 5 meter brede coupure te worden gemaakt met een zo hoog mogelijke drempel (om te vaak sluiten te voorkomen). De coupure wordt alleen in geval van hoogwater gesloten. De maatgevende belasting treedt op bij (extreme) stormopzet op het IJsselmeer. Hoog water vanaf het IJsselmeer komt snel op met harde wind en plotselinge bekkenschommelingen / seiches (zie eerder). Er is daardoor maar weinig tijd beschikbaar voor het sluiten van de coupure. De hoogte van de drempel van de coupure en het type sluitmiddel moet worden afgestemd op de beschikbare tijd voor opbouwen / sluiten. Voor het sluitmiddel kan worden gedacht aan het plaatsen van schotbalken met daartussen koemest, een schuifdeur of een draaideur (keuze afhankelijk van benodigde tijd versus beschikbare tijd). s Nachts zou afhankelijk van de weersomstandigheden de coupure bij voorbaat gesloten kunnen worden. Mocht een coupure qua sluitprocedure niet haalbaar blijken dan zijn er de volgende alternatieven: de keermuur en coupure vervangen door een grondkering met op- en afrit voor de bereikbaarheid van de jachthaven of het geheel integraal ophogen van het waterfront met als gevolg verlies van functionaliteit van het party-hotel (hotelkamers en disco). 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm 17 augustus 2012 TO fase 1 en Definitief rapport

145 Om achterloopsheid via de oostzijde te voorkomen dient aan de oostzijde van de toegangsweg naar de camping een kade met een hoogte van ca. NAP+3 m te worden aangelegd. Een alternatief is om de weg of het gebied integraal te verhogen, maar dat zal een duurdere ingreep zijn. Het badkuip-effect is gering omdat het gebied al redelijk hoog ligt. Camping (incl. opstallen) Het maaiveld van de camping ligt grotendeels op NAP + 1 m of hoger (tot ca. NAP + 2 m). Over een strook van ca. 40 m loopt het maaiveld geleidelijk af naar de waterkant van NAP + 1 m tot ca. NAP+0 m. De opstallen liggen op een hoogte van ca. NAP + 1,5 m of hoger. Bij recreatie in het zomerseizoen is er in de huidige situatie al kans (1/50-1/100) op golfaanval die beperkte overlast kan geven. In het winterseizoen is er zelfs kans (1/50-1/100) op overstroming van bepaalde delen. Fase 2, zomerseizoen is hiermee vergelijkbaar. In fase 2 moet tijdens het winterseizoen rekening worden gehouden met een overstromingshoogte van orde 1 à 2 m. Dit zijn geen toelaatbare situaties en maatregelen zijn dan ook nodig. In feite zouden al in de huidige situatie maatregelen moeten worden genomen om voor de wintersituatie een overschrijdingskans van 1/50 à 1/100 te garanderen. Gelet op de te verwachten waterstanden aan het eind van fase 2, uitgaande van maatgevende situatie in het winterseizoen, zou het gebied integraal tot ca. NAP + 3,5 m moeten worden opgehoogd (waterstand ca. NAP +2,5 m + waakhoogte van 1 m). Als alleen het zomerseizoen wordt beschouwd, kan de ophoging beperkt blijven tot NAP+ 2,5m. Op grondwerk kan bespaard worden door in plaats van integraal ophogen tot NAP+3,5 m een 1 m lage ringdijk (met flauwe taluds) tegen golfoverslag aan te leggen waarbij het maaiveld erachter slechts tot waterstandniveau wordt opgehoogd. Er is dan nauwelijks sprake van een badkuipeffect. Figuur 15.2: Situatie recreatiegebied met gearceerd het op te hogen gedeelte TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

146 Vanwege de onzekerheden is het benodigde grondvolume uitgerekend voor twee scenario s: 1. ophogen tot NAP+3 m; 2. ophogen tot NAP+4 m. Opgemerkt wordt dat hierin de uitbreiding aan de oostzijde niet is meegenomen. Voor de bestaande camping betekent ophogen tot NAP+4 m dat netto ca m³ grond moet worden aangebracht. Inclusief compensatie voor zetting en klink bedraagt het volume ca m³ (uitgaande van ca. 50 cm zetting en klink bij ophoging van ca. 2 m). Ook is berekend wat het grondvolume zou zijn bij ophogen tot NAP+3 m: m³ netto en m³ inclusief compensatie voor zetting en klink. Voor de opstallen wordt gedacht aan het functievrij maken van de eerste meter(s) of verplaatsen cq. herbouwen op een hoger gedeelte. Jachthavens (incl. opstallen, o.a. van kanoclub) Hiervoor wordt alleen het zomerseizoen beschouwd. De maaiveldligging varieert tussen NAP + 0,5 m en NAP + 1,5 m. In fase 2 komt de veiligheid in het geding vanwege de extreme fluctuaties. Hiervoor zijn maatregelen nodig. Het maaiveld rond de opstallen is in fase 2 te laag. Voor de jachthavens moeten de nodige aanpassingen zoals drijvend maken van steigers en veiligheidsvoorzieningen aangebracht worden vanwege de hogere waterstanden en extremere fluctuaties. Voor de opstallen kan worden gedacht aan het aanleggen van een ringdijkje, of het functievrij maken van de eerste meter(s) (bijv. opvijzelen paviljoen van de kanovereniging) of verplaatsen cq. herbouwen op een hoger gedeelte. Verder uitwerking Oplossingen voor de opstallen, de jachthavens en party hotel t Haasje en ontsluitingswegen dienen in een volgende ontwerpfase te worden uitgewerkt. Opstuwing Qua hydraulica is opstuwing (negatieve effect op het halen van de taakstelling) te verwaarlozen. Op dit moment is het recreatiegebied in het hydraulisch model reeds als hoogwatervrij bestempeld. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

147 16 INRICHTING ONDERDIJKSE WAARD, ECOLOGISCHE VERBINDINGSGEUL 16.1 Inleiding en objectbeschrijving De inrichting van de Onderdijkse waard in fase 2 bestaat uit het aanleggen van de ecologische verbindingsgeul in de uiterwaard naar de migratievoorziening in de inlaat (1J3) Objectspecifieke uitgangspunten Functie(s) De ecologische verbindingsgeul heeft als functie het creëren van een migratieverbinding voor aquatische flora en fauna (zaden, diverse vissoorten) tussen de IJssel en de migratievoorziening in de IJsseldijk. In de bypass heeft de migratiegeul (object 1H8) dezelfde functie Functionele eisen De verbindingsgeul dient onder dagelijkse omstandigheden bruikbaar te zijn voor migratie van vissen en zaden; De verbindingsgeul dient voor het doorspoelen van de bypass voldoende doorstroomprofiel te hebben; Het maximale debiet door de migratiegeul en meestromende nevengeul is 3% van de IJsselafvoer. Hiervan gaat 0,5% (met een maximum van 3 m 3 /s) door de migratiegeul en maximaal 2,5% door de meestromende nevengeul. Afvoeren IJsselwater Het geheel van geulen en natuurinrichting in de Onderdijkse Waard dient in hydraulische zin voldoende glad te zijn, zodanig dat geen opstuwend effect ontstaat voor de afvoer van IJsselwater indien de IJssel van dijk tot dijk stroomvoerend is Technische eisen De verbindingsgeul dient erosiebestendig te zijn; Er dient bij laag water minimaal 1 m waterdiepte te zijn; Taluds dienen 1:5 of flauwer te zijn; Minimale natte doorsnede bij waterstand op de IJssel van NAP + 0 m: 8 m2; Bodem op NAP 1,5 m Ontwerpbelastingen De verbindingsgeul in de Onderdijkse waard zal tijdens gebruik van de inlaat een stroming in lengterichting ondervinden. De kritische stroomsnelheid bedraagt 1,3 m/s. In de situatie dat de IJssel een hoge afvoer heeft waarbij de Onderdijkse waard onder water staat maar de inlaat gesloten blijft, zal de stroming loodrecht op de as van de migratiegeul staan. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

148 16.4 1J3 Ecologische verbindingsgeul naar migratievoorziening De ecologische verbindingsgeul in de Onderdijkse waard dient dezelfde kenmerken te hebben als de migratiegeul in de bypass. Deze verbindingsgeul vormt de verbinding tussen de IJssel in de uiterwaard en de migratievoorziening (in de inlaat) door de IJsseldijk. De verbindingsgeul dient voor het transport van vissen en zaden tussen de bypass en de IJssel als de migratievoorziening geopend is. Tevens zal deze geul voldoende ruim gedimensioneerd moeten zijn om voldoende debiet van de IJssel naar de bypass te voeren voor het doorspoelen van de bypass. Het ontwerp van de verbindingsgeul wordt gebaseerd op een af te voeren debiet van 8 m 3 /s. De bodem en oevers zullen worden beschermd met breuksteen, standaard sortering 5-40 kg. De verbindingsgeul wordt op basis van het voorgaande als volgt gedimensioneerd: Bodemniveau: NAP 1,5 m; Bodembreedte: 2 m; Taluds: 1:5; Insteek op maaiveldniveau: hoogte conform inrichtingsplan. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

149 DEEL 3: VERVOLGSTAPPEN TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

150 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

151 17 KOSTENRAMING Op basis van het in dit rapport gegeven ontwerp, wordt in de productsheet Kostenraming een PRI-raming opgesteld. De raming van het ontwerp voor de objecten heeft een nauwkeurigheid van +/- 30%. Vervolgens wordt in een iteratief proces het ontwerp aangepast indien de kosten niet binnen budget vallen. De kosten worden met een LCC-analyse bepaald. Hierin worden de kosten over de totale levensduur van de objecten geminimaliseerd. TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

152 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

153 18 UITVOERINGSPLAN In de uitvoeringsfase dienen de volgende aspecten te worden bewaakt. Voor meer informatie wordt verwezen naar de rapportage bij de productsheet Uitvoeringsplan. Op alle locaties waar grondwerkzaamheden plaats vinden in de nabijheid van open water, dient te worden voorkomen dat het oppervlaktewater wordt verontreinigd doordat grond in het water terechtkomt. Dit leidt tot vertroebeling van het water. Met name bij grondwerkzaamheden grenzend aan het Drontermeer is dit vanwege het fragiele evenwicht van de waterkwaliteit van groot belang. Deze werkzaamheden betreffen: het versterken van de Drontermeerdijk en het aanleggen van erosiemaatregelen aan de teen van de Drontermeerdijk; het verwijderen van de categorie C kering in fase 1 tussen de bypass dijken; het aanleggen van de Reevedam en de kunstwerken in deze dam in fase 1. De Reevedam ligt op het grensvlak tussen het Drontermeer en het verlengde Vossemeer; maatregelen rond het recreatiegebied. Zowel in het scenario van ophogen bestaand terrein als het binnendijks brengen van het recreatiegebied zal enig grondverzet in de nabijheid van het open water nodig zijn; in fase 1 wordt de bypass op de vaargeul door het Drontermeer aangesloten. Hier vinden dus baggerwerkzaamheden plaats in het Drontermeer. Dit dient zeer zorgvuldig te worden uitgevoerd en de aansluiting dient gerealiseerd te worden na voltooiing van de Reevedam. Gedurende de aanpassing aan (de afvoerleiding van) het gemaal Kamperveen mag de afvoercapaciteit van het gemaal slechts beperkt verminderd worden. Dit betekent dat tijdens uitvoering altijd één pomp beschikbaar moet blijven, of dat tijdelijke capaciteit op de locatie aanwezig moet zijn; Gedurende uitvoering dient hinder voor omwonenden en verkeer (autoverkeer, voetgangers, fietsers, scheepvaart) tot een minimum te worden beperkt. Er dient specifiek aandacht aan de fasering van de werkzaamheden en tijdelijke maatregelen (omleidingen) te worden geschonken om hinder zoveel mogelijk te voorkomen; Gedurende het stormseizoen mogen geen werkzaamheden aan de primaire kering worden uitgevoerd, tenzij met tijdelijke maatregelen de waterveiligheid kan worden gegarandeerd. Hiervoor is toestemming nodig van de waterkeringbeheerder; Ook voor werkzaamheden grenzend aan primaire keringen, dient toestemming van de waterkeringbeheerder te worden verkregen; Gedurende de uitvoering dient de begroeiing te worden onderhouden tot het moment, dat de terreinbeheerder dit gaat overnemen. (dit om hoge kosten op het moment van overdracht en te ver doorontwikkelde wortelgestellen te voorkomen); Er dient gedurende het bouwproces zorg gedragen te worden voor het aanleggen en bijhouden van een opleverdossier van alle objecten van het project met daarin alle informatie die de beheerder nodig heeft om de objecten in beheer te kunnen nemen. In hoofdstuk 3 is een overzicht gegeven van de minimaal benodigde informatie in het opleverdossier; De E&C aannemer zal waar mogelijk (binnen het gestelde budget) gebruik maken van gerecyclede materialen; TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

154 Er mogen tijdens de uitvoering geen afvoerbelemmerende (tijdelijke) obstakels in het winterbed voorkomen (vb. opslag stortsteen / grond/keten etc.); Ten zuiden van de Reevesluis dient bij uitvoering van de voorhaven en zuidelijke sluishoofd rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van een gasleiding waarbij niet geheid mag worden. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

155 19 REFERENTIES [1] Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 1, _1_Systeemanalyse_concept rapport. [2] Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 1, _1_Functioneel Programma van Eisen_concept rapport. [3] Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 4, _1_Inrichtingsplan_concept rapport. [4] Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 9, _1_Rapportage Hydraulische effecten_concept rapport. [5] Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 3, _1_Waterkeringsplan_concept rapport. [6] H+N+S, Royal Haskoning, Witteveen+Bos en Tauw, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 13, _13_Beeldkwaliteitsplan_concept rapport. [7] Royal Haskoning, Tauw, Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 10, _10_Rapportage geohydrologie_ concept rapport. [8] Royal Haskoning, Tauw, Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 12, _12_Rapportage morfologische effecten_ concept rapport. [9] ProRail, Dura Vermeer (2008). Tekening: Hanzelijn, Anticiperen Bypass IJssel, kunstwerk 453, spoorviaduct. Revisie 1.0, 9 april [10] ProRail, Dura Vermeer (2008). Tekening: Hanzelijn, Anticiperen Bypass IJssel, kunstwerk 454, verkeersviaduct, bovenaanzicht en langsdoorsnede. Revisie 1.0, 9 april [11] ProRail, Dura Vermeer (2008). Tekening: Hanzelijn, Anticiperen Bypass IJssel, kunstwerk 454, verkeersviaduct, aanzichten, dwarsdoorsneden, palenplan en details. Revisie 1.0, 9 april [12] Provincie Overijssel, DHV (2008). Bypass IJsseldelta-Zuid, Functioneel Programma van Eisen, Deel 1. Reg. nr.: WG-SE , eindconcept, oktober [13] Provincie Overijssel, DHV (2008). Bypass IJsseldelta-Zuid, Functioneel Programma van Eisen, Deelspecificatie 1H, Inrichting bypass gebied. Reg. nr.: WG-SE , eindconcept, oktober [14] Provincie Overijssel, DHV (2009). Planstudie SNIP3 IJseldelta-Zuid, Bijlage : Vraagspecificatie ingenieursdiensten. Reg. nr: WA-RK , definitief, 27 november TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

156 [15] Provincie Overijssel, DHV (2009). Startdocument Systeemanalyse Bypass IJsseldelta-Zuid. Reg. nr.: WG-SE , definitief, februari [16]` Recreatievaart in de bypass Kampen, Waterrecreatie advies, september [17] Provincie Overijssel, DHV (2008). Bypass IJsseldelta-Zuid, Functioneel Programma van Eisen, Deelspecificatie 1C, Waterkering Drontermeer- Vossemeer. Reg. nr.: WG-SE , eindconcept, oktober [18] Richtlijnen vaarwegen RVW 2011, december 2011, RWS, min V&W. [19] BRTN (SRN, stichting recreatietoervaart Nederland). [20] Ontwerp van schutsluizen deel 1 en 2. Bouwdienst Rijkswaterstaat, juni [21] Ministerie Verkeer en Waterstaat (2007). Hydraulische randvoorwaarden primaire waterkeringen, voor de derde toetsronde (HR2006). [22] Ministerie Verkeer en Waterstaat (2007). Voorschrift toetsen op veiligheid, Primaire waterkeringen. 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

157 Bijlage 1 Objectenlijst TO fase 1 en 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport 17 augustus 2012

158 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm TO fase 1 en 2 17 augustus 2012 Definitief rapport

159 Fase 1 Tabel 1: Fase 1 deelsystemen en objecten Fase 1 Benaming fase 1 Objecten 1A IJsseldijk en Kamperstraatweg (IJK) 1A1-1 Inlaatwerk of drempel IJsseldijk fase 1 (IW1) 1A11-1 Inlaatwerk laag, vast gedeelte fase 1 1A12-1 Inlaatwerk diep, regelbaar gedeelte fase 1 1A13-1 Inlaatwerk hoog, vast gedeelte fase 1 1A2 Aanpassing Kamperstraatweg (AK) 1A3 Recreatieschutsluis IJsseldijk fase 1 (SI1) 1A5 Maaiveldverlaging uiterwaard naar inlaatwerk / drempel (TI) 1A6 IJsseldijk verbindende waterkering (IJDvw) 1A7 IJsseldijk dijkring 11b (IJDb) 1B Nieuwe dijken langs bypass (DB) 1C Waterkering Drontermeer - Vossemeer (WD) - Reevedam 1C1 Dijk Drontermeer-Vossemeer (DV) 1C2-1 Keersluis Drontermeer-Vossemeer fase 1 (KR) 1C3-1 Extra keersluis Drontermeer-Vossemeer fase 1 (ekr) 1E Waterkering Roggebot (WR) 1E1-1 Dijk Roggebot fase 1 (DR1) 1E5 Maatregelen schutsluis Roggebot (SCR) 1E6 Maatregelen bestaande spuisluis Roggebot (SPR) 1G Wegverbinding Nieuwendijk over bypass (WN) 1H Inrichting bypass (IB) 1H1 Vaargeul bypass (VB) 1H2 Natuurinrichting bypass incl. zonerende maatregelen (NI) 1H4 Grondwerk bypass (GB) 1H7 Fiets- en wandelverbindingen (FW) 1H8 Migratiegeul bypass (MB) 1H9-1 Voorzieningen recreatiegebied fase 1 (VR1) 1H10 1H11 1H12 1J 1J1 1J2 1J4 Categorie C-kering (VC) Gemaal Kamperveen (GK) Klimaatdijk Woongebied (KD) Onderdijkse Waard (IO) Meestromende nevengeul (MN) Natuurinrichting Onderdijkse Waard (OW) Recreatievaargeul buitendijks (VA) Toelichting: 1A1-1: het inlaatwerk bestaat uit 3 subobjecten. 1A12-2 kan in fase 1 reeds voor het doorspoelen van de bypass en hoogwaterafvoer worden gebruikt. TO fase 1 en 2 Bijlage 1 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

160 Hiervoor wordt reeds bodembescherming aangelegd. De andere subobjecten worden al wel gebouwd maar pas in fase 2 ingezet. 1C2-1: dit betreft een keersluis die in fase 2 wordt omgebouwd tot spuisluis. 1C3-1: dit betreft een keersluis die in fase 2 wordt omgebouwd tot schutsluis. Figuur 1: Schematische weergave inlaatwerk 1A11-1 in fase 1 Figuur 2: Fase 1 Deelsystemen geprojecteerd op het inrichtingsplan fase 1 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Bijlage 1 TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

161 Fase 2 Tabel 2: Fase 2 deelsystemen en objecten Fase 2 Benaming fase 2 Objecten 1A IJsseldijk en Kamperstraatweg (IJK) 1A1-2 Inlaatwerk of drempel IJsseldijk fase 2 (IW2) 1A11-2 Inlaatwerk laag, vast gedeelte fase 2 1A12-2 Inlaatwerk diep, regelbaar gedeelte fase 2 migratie vis 1A13-2 Inlaatwerk hoog, vast gedeelte fase 2 migratie vee 1C Waterkering Drontermeer - Vossemeer (WD) 1C2-2 Spuisluis Drontermeer-Vossemeer fase 2 (SD) 1C3-2 Schutsluis Drontermeer-Vossemeer fase 2 (SC) 1C4 Migratievoorziening Drontermeer-Vossemeer (MD) 1D 1D1 1D2 Bestaande dijken Flevoland binnen projectgrenzen (BD) Weg Drontermeerdijk (WDD) Drontermeerdijk (DD) 1E Waterkering Roggebot (WR) 1E1-2 Dijk Roggebot fase 2 (DR2) 1E2 Oeververbinding N307 (OV) 1E4 Erosiemaatregelen dijken (EM) 1H Inrichting bypass (IB) 1H9-2 Voorzieningen recreatiegebied fase 2 (VR2) 1J 1J3 Onderdijkse Waard (IO) Ecologische verbindingsgeul naar migratiesluisje (EV) Toelichting: 1A1-2: het inlaatwerk bestaat uit 3 subobjecten. De subobjecten 1A11-2 (t.b.v. hoogwaterafvoer) en 1A13-2 (t.b.v. hoogwaterafvoer en veepassage) gaan in fase 2 functioneren. De bodembescherming voor deze subobjecten wordt aangebracht. Subobject 1A12-2 wordt ingezet voor de migratie van zaden, vissen en andere waterdieren en hoogwaterafvoer. 1D: dit deelsysteem en onderliggende objecten vallen strikt genomen buiten het project omdat de dijkversterking onderdeel is van het HWBP. Hieraan worden echter wel eisen vanuit IJDZ aan gesteld die gelden voor fase 2 TO fase 1 en 2 Bijlage 1 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Definitief rapport augustus 2012

162 Figuur 3: Schematische weergave inlaatwerk 1A1-2 in fase 2 Figuur 4: Fase 2 Deelsystemen geprojecteerd op het inrichtingsplan fase 2 9V4747.C2/R0017/903152/VVDM/Nijm Bijlage 1 TO fase 1 en 2 17 augustus Definitief rapport

Ontwerpprojectplan inrichting IJsseldelta-Zuid (Reevediep)

Ontwerpprojectplan inrichting IJsseldelta-Zuid (Reevediep) Ontwerpprojectplan inrichting IJsseldelta-Zuid (Reevediep) 8 mei 2013 Ontwerpprojectplan inrichting IJsseldelta-Zuid (Reevediep) Verantwoording Titel Ontwerpprojectplan inrichting IJsseldelta-Zuid (Reevediep)

Nadere informatie

Ruimte voor de Rivier IJsseldelta Presentatie 15 april 2013 Klankbordgroep

Ruimte voor de Rivier IJsseldelta Presentatie 15 april 2013 Klankbordgroep Ruimte voor de Rivier IJsseldelta Presentatie 15 april 2013 Klankbordgroep Partners Ministerie I&M Ministerie EZ Provincie Overijssel Provincie Flevoland Gemeente Kampen Gemeente Zwolle Gemeente Dronten

Nadere informatie

Ontwerpprojectplan waterkeringen IJsseldelta-Zuid

Ontwerpprojectplan waterkeringen IJsseldelta-Zuid Ontwerpprojectplan waterkeringen IJsseldelta-Zuid 8 mei 2013 Ontwerpprojectplan waterkeringen IJsseldelta-Zuid Inhoud 1 Inleiding... 9 1.1 Leeswijzer... 9 1.2 Programma IJsseldelta... 10 1.3 Masterplan

Nadere informatie

Deelproduct 9: Hydraulica en Veiligheid, Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 9: Hydraulica en Veiligheid, Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 9:, Planstudie IJsseldelta-Zuid Provincie Overijssel 17 augustus 2012 Definitief rapport 9V4747.C2 HASKONING NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD

Nadere informatie

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica Gemeente Nijmegen 1 oktober 2010 Definitief rapport 9V0718.05 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat

Nadere informatie

Deelproduct 5 Beheer- en onderhoudsplan Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 5 Beheer- en onderhoudsplan Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 5 Beheer- en onderhoudsplan Planstudie IJsseldelta-Zuid Provincie Overijssel 31 augustus 2012 Definitief rapport 9V4747.C2 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Barbarossastraat

Nadere informatie

Deelrapport 19. planstudie IJsseldelta-Zuid. definitief 03 rapport. 22 maart _19_aanvulling MER_definitief 03 rapport

Deelrapport 19. planstudie IJsseldelta-Zuid. definitief 03 rapport. 22 maart _19_aanvulling MER_definitief 03 rapport Deelrapport 19 aanvulling MER planstudie IJsseldelta-Zuid definitief 03 rapport 22 maart 2013 130322_19_aanvulling MER_definitief 03 rapport INHOUDSOPGAVE blz. 1. INLEIDING 1 1.1. Programma IJsseldelta-Zuid

Nadere informatie

Ri jkswa terstaa t Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Ri jkswa terstaa t Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ri jkswa terstaa t Ministerie van Infrastructuur en Milieu Retouradres Postbus 2232 3500 GE Utrecht Ministerie van Economische Zaken de heer T. van Hattum Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG Griffioenlaa n

Nadere informatie

Deelproduct 3 Waterkeringsplan Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 3 Waterkeringsplan Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 3 Waterkeringsplan Planstudie IJsseldelta-Zuid Definitief rapport 17 augustus 2012 ZL384-195/schs5/012 Provincie Overijssel Deelproduct 3: Waterkeringsplan planstudie IJsseldelta-Zuid referentie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 30 080 Planologische kernbeslissing Ruimte voor de rivier Nr. 46 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ALGEMENE VERGADERING. Voorstel Kennisnemen van de stand van zaken van het project IJsseldelta Zuid.

ALGEMENE VERGADERING. Voorstel Kennisnemen van de stand van zaken van het project IJsseldelta Zuid. VERGADERDATUM SECTOR/AFDELING 24 april 2012 planvorming waterbeheer STUKDATUM NAAM STELLER 12 maart 2012 A. Smits ALGEMENE VERGADERING AGENDAPUNT ONDERWERP IJsseldelta Zuid PROGRAMMA veiligheid PORTEFEUILLEHOUDER

Nadere informatie

Deelproduct 14 Activiteitenplan Flora- en faunawet Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 14 Activiteitenplan Flora- en faunawet Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 14 Activiteitenplan Flora- en faunawet Planstudie IJsseldelta-Zuid Definitief rapport 17 augustus 2012 120817_14_Activiteitenplan Flora- en Faunawet_definitief rapport.pdf Activiteitenplan

Nadere informatie

IJsseldelta- Zuid. Nota Ruimte budget 22,4 miljoen euro. Planoppervlak 650 hectare

IJsseldelta- Zuid. Nota Ruimte budget 22,4 miljoen euro. Planoppervlak 650 hectare IJsseldelta- Zuid Nota Ruimte budget 22,4 miljoen euro Planoppervlak 650 hectare Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Aanleg Hanzelijn met linksonder viaducten

Nadere informatie

23-1-2014. Bypass IJsseldelta

23-1-2014. Bypass IJsseldelta Bypass IJsseldelta 1 Intro Hein Pijnappel, Mott MacDonald Omgevingsmanagement RWS 2010-2013: Planstudie t/m SNIP3, ZBIJ en raakvlakken met IJDZ Wel/geen ZBIJ Wel/geen ruimtelijke kwaliteit Met/zonder IJDZ

Nadere informatie

Deelproduct 15 Verleggingsplan Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 15 Verleggingsplan Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 15 Verleggingsplan Planstudie IJsseldelta-Zuid Definitief rapport 17 augustus 2012 120817_15_Verleggingsplan_Definitief INHOUDSOPGAVE blz. 1. INLEIDING 1 1.1. Programma IJsseldelta 1 1.2.

Nadere informatie

Ecologisch werkprotocol IJsseldelta-Zuid, fase 0

Ecologisch werkprotocol IJsseldelta-Zuid, fase 0 Notitie Contactpersoon Luc Bruinsma (+31 57 06 99 25 1) Datum 21 december 2012 Kenmerk N004-1210105XMT-evp-V01-NL Ecologisch werkprotocol IJsseldelta-Zuid, fase 0 1 Inleiding Het Programma IJsseldelta

Nadere informatie

Planstudie IJsseldelta-Zuid

Planstudie IJsseldelta-Zuid Planstudie IJsseldelta-Zuid deelproduct 13: Beeldkwaliteitsplan Definitief rapport, 17 augustus 2012 N H S Planstudie IJsseldelta-Zuid deelproduct 13: Beeldkwaliteitsplan Definitief rapport, 17 augustus

Nadere informatie

Deelproduct 1 Systeemanalyse, Planstudie IJsseldelta Zuid

Deelproduct 1 Systeemanalyse, Planstudie IJsseldelta Zuid Deelproduct 1 Systeemanalyse, Planstudie IJsseldelta Zuid Provincie Overijssel 17 augustus 2012 Definitief rapport 9V4747.C2 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Barbarossastraat

Nadere informatie

Bestuursovereenkomst Planstudie IJsseldelta - Zuid

Bestuursovereenkomst Planstudie IJsseldelta - Zuid Bestuursovereenkomst Planstudie IJsseldelta - Zuid ONDERGETEKENDEN: 1 De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (VenW) en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM),

Nadere informatie

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Kampen

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Kampen Zomerbedverlaging Beneden-IJssel Notitie Samenhang RvRmaatregelen rond Zwolle en Kampen 20 mei 2010 Samenvatting In deze notitie wordt de relatie en samenhang tussen de maatregelen van Ruimte voor de Rivier

Nadere informatie

PROVINCIE. Mededeling FLEVOLAND. Onderwerp Mededeling Voortgangsrapportage Verbetering doorstroming N307 Roggebot - Kampen

PROVINCIE. Mededeling FLEVOLAND. Onderwerp Mededeling Voortgangsrapportage Verbetering doorstroming N307 Roggebot - Kampen PROVINCIE FLEVOLAND Mededeling Onderwerp Mededeling Voortgangsrapportage Verbetering doorstroming N307 Roggebot - Kampen Kern mededeling: Gedeputeerde Staten informeert met regelmaat over de voortgang

Nadere informatie

Deelproduct 19 samenvatting aanvulling planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 19 samenvatting aanvulling planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 19 samenvatting aanvulling planstudie IJsseldelta-Zuid definitief 03 rapport 22 maart 2013 130322_19_samenvatting aanvulling_definitief 03 rapport INHOUDSOPGAVE blz. 1. HET PROJECT IJSSELDELTA

Nadere informatie

Deelproduct 14 Toets EHS & compensatieplan weidevogels Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 14 Toets EHS & compensatieplan weidevogels Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 14 Toets EHS & compensatieplan weidevogels Planstudie IJsseldelta-Zuid Definitief rapport 17 augustus 2012 120817_14_Toets EHS & compensatieplan weidevogels_definitief rapport.pdf Toets EHS

Nadere informatie

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning 2 Witteveen+Bos, RW1809-303-20/torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning BIJLAGE O1-4 PROJECTBESCHRIJVING 1. PROJECTBESCHRIJVING 1.1. Aanleiding De hoogwatersituaties

Nadere informatie

Bijlage F Boxplots Waterstandsverschillen per uur op basis van 10-minuten waterstand metingen

Bijlage F Boxplots Waterstandsverschillen per uur op basis van 10-minuten waterstand metingen Bijlage F Boxplots Waterstandsverschillen per uur op basis van 10-minuten waterstand metingen Hydraulica en Veiligheid 9V4747.C2/R0016/901807/VVDM/Nijm Definitief rapport 17 augustus 2012 Hydraulica en

Nadere informatie

PROVINCIE FLEVOLAND. Mededeling. Onderwerp Mededeling Voortgangsrapportage Verbetering doorstroming N307 Roggebot - Kampen

PROVINCIE FLEVOLAND. Mededeling. Onderwerp Mededeling Voortgangsrapportage Verbetering doorstroming N307 Roggebot - Kampen PROVINCIE FLEVOLAND Mededeling Onderwerp Mededeling Voortgangsrapportage Verbetering doorstroming N307 Roggebot - Kampen Kern mededeling: Gedeputeerde Staten informeert met regelmaat over de voortgang

Nadere informatie

Betrouwbaarheidsanalyse IJsseldelta-Zuid Analyse inzet bypass en kunstwerken

Betrouwbaarheidsanalyse IJsseldelta-Zuid Analyse inzet bypass en kunstwerken Betrouwbaarheidsanalyse IJsseldelta-Zuid Analyse inzet bypass en kunstwerken Provincie Overijssel 7 mei 2013 Definitief rapport 9V4747.D0 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Barbarossastraat

Nadere informatie

Betrouwbaarheidsanalyse IJsseldelta-Zuid Analyse inzet bypass en kunstwerken. 4 maart 2013 Definitief rapport 9V4747.D0

Betrouwbaarheidsanalyse IJsseldelta-Zuid Analyse inzet bypass en kunstwerken. 4 maart 2013 Definitief rapport 9V4747.D0 Betrouwbaarheidsanalyse IJsseldelta-Zuid Analyse inzet bypass en kunstwerken 4 maart 2013 Definitief rapport 9V4747.D0 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Barbarossastraat 35 Postbus 151

Nadere informatie

Deelproduct 7 Grondstromenplan Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 7 Grondstromenplan Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 7 Grondstromenplan Planstudie IJsseldelta-Zuid Definitief rapport 14 september 2012 120914_7_Grondstromenplan_definitief rapport Productsheet 7; Grondstromenplan, Planstudie IJsseldelta-Zuid

Nadere informatie

Integrale Passende Beoordeling IJsseldelta fase 2

Integrale Passende Beoordeling IJsseldelta fase 2 Integrale Passende Beoordeling IJsseldelta fase 2 5 mei 2017 Integrale Passende Beoordeling IJsseldelta fase 2 Verantwoording Titel Integrale Passende Beoordeling IJsseldelta fase 2 Opdrachtgever Project

Nadere informatie

Leidraad Kunstwerken in regionale waterkeringen

Leidraad Kunstwerken in regionale waterkeringen Leidraad Kunstwerken in regionale waterkeringen Concept, 20 juli 2011 Verantwoording Titel Leidraad Kunstwerken in regionale waterkeringen Opdrachtgever STOWA Projectleider ir. B. (Bob) van Bree Auteur(s)

Nadere informatie

Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat Postbus OTB Hanzelijn/Anticiperen Bypass Ijssel. Geachte minister Peijs,

Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat Postbus OTB Hanzelijn/Anticiperen Bypass Ijssel. Geachte minister Peijs, www.overijssel.nl Postadres De minister van Verkeer en Waterstaat Provincie Overijssel Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat Postbus 10078 Mevrouw Peijs 8000 GB Zwolle OTB Hanzelijn/Anticiperen Bypass Ijssel

Nadere informatie

Deelproduct 14 Inrichtingsplan natuur Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 14 Inrichtingsplan natuur Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 14 Inrichtingsplan natuur Planstudie IJsseldelta-Zuid Definitief rapport 17 augustus 2012 120817_14_Inrichtingsplan natuur_definitief rapport.pdf Inrichtingsplan Natuur IJsseldelta-Zuid 17

Nadere informatie

Aan Robert Vos;Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving. Kenmerk VEB Doorkiesnummer +31(0)

Aan Robert Vos;Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving. Kenmerk VEB Doorkiesnummer +31(0) Memo Aan Robert Vos;Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving Datum Van Joost den Bieman Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)88335 8292 Aantal pagina's 10 E-mail joost.denbieman@deltares.nl Onderwerp OI2014

Nadere informatie

Reactienota gewijzigde aanleg Inlaatsysteem IJsseldijk. 26 april 2017

Reactienota gewijzigde aanleg Inlaatsysteem IJsseldijk. 26 april 2017 Reactienota gewijzigde aanleg Inlaatsysteem IJsseldijk 26 april 2017 Inhoudsopgave I. Onderwerp... 3 II. Toelichting... 3 III. Zienswijze en beantwoording... 4 IV. Ambtshalve wijzigingen... 8 IV. Bijlage...

Nadere informatie

Reactienota zienswijze over het ontwerpprojectplan Restontwerpen fase 1 IJsseldelta-Zuid. September 2015

Reactienota zienswijze over het ontwerpprojectplan Restontwerpen fase 1 IJsseldelta-Zuid. September 2015 a Reactienota zienswijze over het ontwerpprojectplan Restontwerpen fase 1 IJsseldelta-Zuid September 2015 2 Inhoudsopgave I. Onderwerp... 5 II. Toelichting... 5 III. Zienswijzen en beantwoording... 6 IV.

Nadere informatie

Wat is de invloed van Bypass IJsseldelta op de Waterveiligheid?

Wat is de invloed van Bypass IJsseldelta op de Waterveiligheid? Wat is de invloed van Bypass IJsseldelta op de Waterveiligheid? antwoorden op veelgestelde vragen Matthijs Kok Cor-Jan Vermeulen 8 september 2010 HKV lijn in water 1 Inleiding Invloed van de bypass op

Nadere informatie

Notitie. Waterparagraaf IJsseldelta-Zuid Gemeente Dronten. 1 Algemeen

Notitie. Waterparagraaf IJsseldelta-Zuid Gemeente Dronten. 1 Algemeen Notitie Concept Contactpersoon Johan de Putter Datum 15 maart 2013 Waterparagraaf IJsseldelta-Zuid Gemeente Dronten 1 Algemeen Bij een bestemmingsplan hoort een watertoets. Het doorlopen van de watertoetsprocedure

Nadere informatie

Doel van de informatiebijeenkomst

Doel van de informatiebijeenkomst Zomerbedverlaging Beneden-IJssel Jacqueline Bulsink Informatiebijeenkomst 12 oktober 2011 Doel van de informatiebijeenkomst Informeren over resultaten planstudie Zomerbedverlaging Beneden- IJssel Gelegenheid

Nadere informatie

Validatie en autorisatie

Validatie en autorisatie Validatie en autorisatie Operationeel Concept Systeem IJsseldelta-Zuid Fase 1 (OCD) Opgesteld door: Bas van Lammeren / Marco van der Kamp Dossier nr.: 31078863 Document nr.: IJD-002256 Versie: 4.0 Status:

Nadere informatie

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397. Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte Willemskade 19-20 postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek

Nadere informatie

Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard Rivierkundige analyse

Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard Rivierkundige analyse Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard 9T5318.A0 Definitief 24 maart 2010 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon

Nadere informatie

PROVINCIE FLEVOLAND. Mededeling

PROVINCIE FLEVOLAND. Mededeling PROVINCIE FLEVOLAND Mededeling Onderwerp 17322 Mededeling PS VGR nr. 5 N307 Roggebot- Kampen augustus 2018 Kern mededeling: Gedeputeerde Staten informeert met regelmaat over de voortgang van de grote Infrastructurele

Nadere informatie

N307 Roggebot Kampen. marktconsultatie 9 november 2018

N307 Roggebot Kampen. marktconsultatie 9 november 2018 N307 Roggebot Kampen marktconsultatie 9 november 2018 Wat gaan we doen vandaag 9.00 uur Plenair programma - Kennismaking - Doel van de marktconsultatie - Toelichting op het project - Wens- en spookbeelden

Nadere informatie

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag nieuwe waterkering Alexander, Roermond WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag i Datum 17 maart 2014 Status Concept, versie 0.2 Project P0056.9 Naam Paraaf Datum Auteur Drs. R.C. Agtersloot 17-03-2014

Nadere informatie

GEMEENTE OLDEBROEK. D:\iBabs\WebServices\PdfConverterService\Temp\tdp2o4og.rw307f5d33f-b a8a7-e575baf46cf3.docx

GEMEENTE OLDEBROEK. D:\iBabs\WebServices\PdfConverterService\Temp\tdp2o4og.rw307f5d33f-b a8a7-e575baf46cf3.docx GEMEENTE OLDEBROEK Informatie van het college aan de raad Onderwerp: Deltaprogramma Bestuursovereenkomst ZON en stand van zaken deelprogramma's 2016. Portefeuillehouder: mw. A.A.C. Groot / H. Westerbroek

Nadere informatie

[ 3 ] Tauw & Witteveen+Bos & Royal Haskoning; Tekeningen met kenmerk ZL ; Productgroep

[ 3 ] Tauw & Witteveen+Bos & Royal Haskoning; Tekeningen met kenmerk ZL ; Productgroep notitie Witteveen+Bos Van Twickelostraat 2 Postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 Telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos.nl onderwerp project opdrachtgever projectcode referentie opgemaakt

Nadere informatie

- 6 NOV STATENVOORSTEL. Aan: Provinciale Staten

- 6 NOV STATENVOORSTEL. Aan: Provinciale Staten PROVI NCI E FLEVOLAN D STATENVOORSTEL - 6 NOV. 2008 Aan: Provinciale Staten Onderwerp; Vaststelling partiële herziening Omgevingsplan Flevoland 2006, aanpassing vanwege IJsseldelta-Zuid en N23. T. Beslispunten:

Nadere informatie

IJsseldelta-Zuid. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 16 augustus / rapportnummer

IJsseldelta-Zuid. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 16 augustus / rapportnummer IJsseldelta-Zuid Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 16 augustus / rapportnummer 2113 163 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Het ministerie van I&M, de provincie Overijssel, het Waterschap

Nadere informatie

O N T W E R P O M G E V I N G S V E R G U N N I N G , 16 oktober 2015

O N T W E R P O M G E V I N G S V E R G U N N I N G , 16 oktober 2015 O N T W E R P O M G E V I N G S V E R G U N N I N G 7856-2015, 16 oktober 2015 Op 28 juli 2015 hebben wij van u een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het kappen van ca. 1000 bomen waarvan

Nadere informatie

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Achtergrondrapport Vollenhove-Noordoostpolder (dijkring 7) en Vollenhove-Friesland/Groningen (dijkring

Nadere informatie

1 ADVIESNOTA ZOMERBEDVERLAGING BENEDEN-IJSSEL

1 ADVIESNOTA ZOMERBEDVERLAGING BENEDEN-IJSSEL Eusebiusbuitensingel 66 6828 HZ Arnhem Postbus 9070 6800 ED Arnhem Contactpersoon J. Bulsink T 0650909363 Adviesnota Zomerbedverlaging Beneden-IJssel 1 ADVIESNOTA ZOMERBEDVERLAGING BENEDEN-IJSSEL Bijlage(n)

Nadere informatie

Leggerdocument sluiscomplex Heumen

Leggerdocument sluiscomplex Heumen 3 Leggerdocument sluiscomplex Heumen DLB 2009/8941 Datum 7 december 2009 Status Definitief Leggerdocument sluiscomplex Heumen DLB 2009/8941 Datum 7 december 2009 Status Definitief Colofon Uitgegeven door

Nadere informatie

Titel: Hydraulische Randvoorwaarden Inlaatwerk IJsseldijk Project: Ruimte voor de Rivier IJsseldelta Zaaknummer:

Titel: Hydraulische Randvoorwaarden Inlaatwerk IJsseldijk Project: Ruimte voor de Rivier IJsseldelta Zaaknummer: Isala Delta Europa-allee 6 8265 VB, Kampen Titel: Hydraulische Randvoorwaarden Inlaatwerk IJsseldijk Project: Ruimte voor de Rivier IJsseldelta Zaaknummer: 31078863 Documentnummer: IJD-IIJ-RAP-1009 Revisienummer:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 27 625 Waterbeleid Nr. 249 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Ruimte voor de Waal Leo Zwang 3 maart 2016

Ruimte voor de Waal Leo Zwang 3 maart 2016 Ruimte voor de Waal Leo Zwang 3 maart 2016 Inhoud presentatie Bijdragen van Fugro aan i-lent Deel 1: Advies / ontwerp Deel 2: Monitoring / informatiesysteem 2 Wat is Ruimte voor de Rivier? Aanleiding 3

Nadere informatie

Pompen - Markermeerdijken Noord-Holland. Syntheserapport. Harold van Waveren Rijkswaterstaat

Pompen - Markermeerdijken Noord-Holland. Syntheserapport. Harold van Waveren Rijkswaterstaat Pompen - Markermeerdijken Noord-Holland Syntheserapport Harold van Waveren Rijkswaterstaat Inhoud (conform Syntheserapport) 1. Inleiding 2. Watersysteem Markermeer 3. Hydraulische belasting 4. Analyse

Nadere informatie

Leggerdocument sluis Sint Andries

Leggerdocument sluis Sint Andries 3 Leggerdocument sluis Sint Andries DLB 2009/8943 Datum 7 december 2009 Status Definitief Leggerdocument sluis Sint Andries DLB 2009/8943 Datum 7 december 2009 Status Definitief Colofon Uitgegeven door

Nadere informatie

Regioadvies over de beneden IJssel aansluitend op het PDR advies over zomerbedverlaging beneden IJssel.

Regioadvies over de beneden IJssel aansluitend op het PDR advies over zomerbedverlaging beneden IJssel. Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038499 8899 Fax 03842548 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABOZwolle 39 73 41 121 De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu De heer

Nadere informatie

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Wilco Werumeus Buning Concept Voorkeursalternatief Dijkvakken Q, R, S, T, U, V, W 21 juni 2018 Gouderak D2017-12-000411 Programma

Nadere informatie

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Achtergrondrapport Hollandsche IJssel (dijkring 14 en 15) Auteurs: Bastiaan Kuijper Nadine Slootjes

Nadere informatie

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Wilco Werumeus Buning Concept Voorkeursalternatief Dijkvakken A, B, C, D en E 14 juni 2018 Krimpen aan den IJssel D2017-12-000411

Nadere informatie

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Jasper Tamboer Concept Voorkeursalternatief Dijkvakken E, G, H, I, J, K en L 19 juni 2018 Ouderkerk aan den IJssel D2017-12-000411

Nadere informatie

Naar veilige Markermeerdijken

Naar veilige Markermeerdijken Naar veilige Markermeerdijken Naar veilige Markermeerdijken Hoogheemraadschap Hollands Noorder kwartier versterkt 33 kilometer afgekeurde dijk tussen Hoorn en Amsterdam. Tijdens de toetsronde in 2006 zijn

Nadere informatie

Duurzaamheid bij de ontwikkeling van Reevesluis. Machiel Crielaard

Duurzaamheid bij de ontwikkeling van Reevesluis. Machiel Crielaard Duurzaamheid bij de ontwikkeling van Reevesluis Machiel Crielaard Machiel.crielaard@rws.nl Project IJsseldelta DOELEN: 1. waterveiligheid 2. ruimtelijke kwaliteit (o.a. natuur) MAATREGELEN: 1. zomerbedverlaging

Nadere informatie

Omgevingswerkgroep Dijkversterking Arcen

Omgevingswerkgroep Dijkversterking Arcen Omgevingswerkgroep Dijkversterking Arcen 19 april 2017 Met de omgeving, voor de omgeving Programma 1) Welkom en kennismaking 2) Korte terugblik en vooruitblik op proces 3) Formatie omgevingswerkgroep en

Nadere informatie

hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon

hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon memo Witteveen+Bos Postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon datum

Nadere informatie

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Wilco Werumeus Buning Concept Voorkeursalternatief Dijkvakken M, N, O, P, Q, R 27 juni 2018 Lageweg D2017-12-000411 Programma voor

Nadere informatie

Notitie. Waterparagraaf IJsseldelta-Zuid Gemeente Kampen. 1 Algemeen

Notitie. Waterparagraaf IJsseldelta-Zuid Gemeente Kampen. 1 Algemeen Notitie Contactpersoon Jikke Balkema Datum 21 februari 2013 Waterparagraaf IJsseldelta-Zuid Gemeente Kampen 1 Algemeen Bij een bestemmingsplan hoort een watertoets, deze is verplicht. Met behulp van de

Nadere informatie

Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2

Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2 Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2 Projectbureau A2 Eindrapport 9P2534 000... 0...,.._0---- 000 HASKONING NEDERLAND BV RUIMTELlJKE ONTWIKKELING Randwycksingel 20 Postbus 1754 6201

Nadere informatie

PUNT NR. 9 VAN DE AGENDA VAN DE VERGADERING VAN HET ALGEMEEN BESTUUR D.D. 19 december 2013.

PUNT NR. 9 VAN DE AGENDA VAN DE VERGADERING VAN HET ALGEMEEN BESTUUR D.D. 19 december 2013. PUNT NR. 9 VAN DE AGENDA VAN DE VERGADERING VAN HET ALGEMEEN BESTUUR D.D. 19 december 2013. Zwolle, 20 november 2013 Nr. Bestuur-4232 Aan het algemeen bestuur Onderwerp: HWBP Plannen van Aanpak Verkenningsfase

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Zomerbedverlaging Beneden-IJssel en Gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid, Overijssel

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Zomerbedverlaging Beneden-IJssel en Gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid, Overijssel STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15335 5 juni 2013 Zomerbedverlaging Beneden-IJssel en Gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid, Overijssel Terinzagelegging

Nadere informatie

OBS Roodschoul te Roodeschool Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen

OBS Roodschoul te Roodeschool Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen OBS Roodschoul te Roodeschool Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen Nederlandse Aardolie Maatschappij 1 december 2015 definitief BD5879.74064 VIIA Hammerfestweg 2 9723 JH

Nadere informatie

Systems Engineering bij een sluisontwerp. Jacques Montijn, Movares Zuid West, Rotterdam, 19 januari 2012

Systems Engineering bij een sluisontwerp. Jacques Montijn, Movares Zuid West, Rotterdam, 19 januari 2012 Systems Engineering bij een sluisontwerp Jacques Montijn, Movares Zuid West, Rotterdam, 19 januari 2012 Inhoud presentatie Doelstelling De sluis Rol Movares in het ontwerp Ontwikkeling van eisen Omgeving

Nadere informatie

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Dijkvaksessie F

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Dijkvaksessie F Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Dijkvaksessie F Dijkvak F 3 juli 2018 Ouderkerk aan den IJssel D2017-12-000411 Programma voor vanavond o 19.00 Inloop o 19.15 Presentatie voorgenomen dijkversterking

Nadere informatie

Deelproduct 14 Natuurinventarisatie Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 14 Natuurinventarisatie Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 14 Natuurinventarisatie Planstudie IJsseldelta-Zuid Definitief rapport 17 augustus 2012 120817_14_Natuurinventarisatie_definitief rapport.pdf Natuurinventarisatie IJsseldelta-Zuid 17 augustus

Nadere informatie

BESTUURLIJKE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

BESTUURLIJKE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST BESTUURLIJKE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST naar aanleiding van en in het kader van de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en met betrekking tot de realisatie van het project Ruimte voor de Rivier

Nadere informatie

Werken aan een waterveilig Nederland. Project Afsluitdijk

Werken aan een waterveilig Nederland. Project Afsluitdijk Werken aan een waterveilig Nederland Project Afsluitdijk 80 jaar De Afsluitdijk beschermt Nederland al meer dan tachtig jaar tegen de zee. De dijk voldoet niet meer aan de huidige normen voor waterveiligheid.

Nadere informatie

Deltaprogramma Bijlage H. Vervangingsopgave Nate Kunstwerken

Deltaprogramma Bijlage H. Vervangingsopgave Nate Kunstwerken Deltaprogramma 2013 Bijlage H Vervangingsopgave Nate Kunstwerken 2 Deltaprogramma 2013 Bijlage H Bijlage H Vervangingsopgave Nate Kunstwerken Achtergrond Er is in het verleden veel geïnvesteerd in de aanleg

Nadere informatie

: KRW Bentinckswelle : Aanvulling op aanvraag watervergunning LW-AF20122221

: KRW Bentinckswelle : Aanvulling op aanvraag watervergunning LW-AF20122221 HaskoningDHV Nederland B.V. Logo MEMO Aan : Waterschap Vallei en Veluwe Van : Esther van den Akker Kopie : Dossier : BA7927-101-100 Project : KRW Bentinckswelle Betreft : Aanvulling op aanvraag watervergunning

Nadere informatie

Beheer en bediening kunstwerken Planstudie IJsseldelta Zuid

Beheer en bediening kunstwerken Planstudie IJsseldelta Zuid Beheer en bediening kunstwerken Planstudie IJsseldelta Zuid 7 mei 2013 Conceptrapport 9V4747.D0 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024)

Nadere informatie

Aanvulling ruimtelijke onderbouwing

Aanvulling ruimtelijke onderbouwing Aanvulling ruimtelijke onderbouwing Dijkversterking Spui Oost Gemeente Korendijk Waterschap Hollandse Delta 1 oktober 2013 definitief Aanvulling ruimtelijke onderbouwing Dijkversterking Spui Oost Gemeente

Nadere informatie

Evaluatie watertoets 2011. Rapportage Casus IJsseldelta-Zuid, Kampen

Evaluatie watertoets 2011. Rapportage Casus IJsseldelta-Zuid, Kampen Evaluatie watertoets 2011 Rapportage Casus IJsseldelta-Zuid, Kampen I J s s e l d e lta - Z u i d, K a m p e n -1- - 2 - Evaluatie watertoets 2011 Rapportage Casus IJsseldelta-Zuid, Kampen Auteurs: Welmoed

Nadere informatie

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier.

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier. MEMO Aan: Koos verbeek Van: J. den Dulk Datum: 23 mei 2007 Onderwerp: Stand van zaken maatregelen ter voorkoming wateroverlast Oranjebuurt, De Lier Bijlagen: Functioneel programma van eisen voor de verbetering

Nadere informatie

Kindcentrum Olingertil te Appingedam Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen

Kindcentrum Olingertil te Appingedam Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen Kindcentrum Olingertil te Appingedam Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen Nederlandse Aardolie Maatschappij 17 november 2015 definitief BD5879.74064 VIIA Hammerfestweg 2

Nadere informatie

BIJLAGE PROJECTPLAN DAMWAND PLUUTHAVEN

BIJLAGE PROJECTPLAN DAMWAND PLUUTHAVEN DATUM 30 april 2017 BIJLAGE PROJECTPLAN DAMWAND PLUUTHAVEN DEEL I VERVANGEN DAMWANDEN REGIONALE WATERKERING PLUUTHAVEN ZEEWOLDE 1. Aanleiding en doel Het waterschap is naar aanleiding van het AV besluit

Nadere informatie

IJsselmeergebied vanwege de ligging aan het Drontermeer (Randmeren).

IJsselmeergebied vanwege de ligging aan het Drontermeer (Randmeren). ï/ianiïïwisumu yr GEMEENTE OLDEBROEK - 6 ['KT. 2015 Informatie van het college aan de raad Onderwerp: Deltaprogramma: deelprogramma's augustus 2015. Portefeuillehouder: H. Westerbroek / mw. A.A.C. Groot

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM maart 2014 PN

Referentienummer Datum Kenmerk GM maart 2014 PN Notitie Datum Kenmerk GM-0128676 26 maart 2014 PN 336684 Betreft Advies hoogteligging vloerniveau paalwoningen IJburg 1 Inleiding Ten behoeve van de ontwikkeling van paalwoningen in/boven het water in

Nadere informatie

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Inleiding In deze notitie worden verscheidene scenario s berekend en toegelicht ter ondersteuning van de bepaling van inrichtingsmaatregelen voor de EVZ Ter Wisch.

Nadere informatie

: kredietaanvraag restauratie Wetsingerzijl

: kredietaanvraag restauratie Wetsingerzijl A L G E M E E N B E S T U U R Vergadering d.d. : 6 juli 2011 Agendapunt: 12 Onderwerp : kredietaanvraag restauratie Wetsingerzijl KORTE SAMENVATTING: De Wetsingerzijl, gelegen in het Wetsingermaar (gemeente

Nadere informatie

Deelproduct 11 Inventarisatie cultuurhistorische waarden Planstudie IJsseldelta-Zuid

Deelproduct 11 Inventarisatie cultuurhistorische waarden Planstudie IJsseldelta-Zuid Deelproduct 11 Inventarisatie cultuurhistorische waarden Planstudie Definitief rapport 17 augustus 12 1817_11_Inventarisatie cultuurhistorische waarden_definitief rapport INHOUDSOPGAVE blz. 1. INLEIDING

Nadere informatie

Urk (1/2) Inventarisatie buitendijkse regionale waterkeringen. T. Blaakmeer-Kruidhof

Urk (1/2) Inventarisatie buitendijkse regionale waterkeringen. T. Blaakmeer-Kruidhof Inventarisatie buitendijkse regionale waterkeringen Urk (1/2) juni 2014 T. Blaakmeer-Kruidhof Waterschap Zuiderzeeland Postbus 229 8200 AE LELYSTAD telefoon: (0320) 274 911 www.zuiderzeeland.nl Verantwoording

Nadere informatie

Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam Rivierkundige Analyse

Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam Rivierkundige Analyse Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam 28 oktober 2009 Definitief 9S6258.E0 Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon (024) 360 54 83 Fax info@nijmegen.royalhaskoning.com

Nadere informatie

Robuustheidsanalyse MER. Versterking Markermeerdijken. Documentnummer AMMD / Verantwoordelijk cluster Planproces en vergunningen

Robuustheidsanalyse MER. Versterking Markermeerdijken. Documentnummer AMMD / Verantwoordelijk cluster Planproces en vergunningen Bijlagenboek 1.9 Versterking Markermeerdijken: Robuustheidsanalyse MER Projectomschrijving Versterking Markermeerdijken Verantwoordelijk cluster Planproces en vergunningen Werkpakket m.e.r. Object [Object]

Nadere informatie

Naar het optimale voorkeursalternatief

Naar het optimale voorkeursalternatief Kustversterking Katwijk Naar het optimale voorkeursalternatief Veiligheidsprobleem Katwijk afslagzone (verdwijnt in zee) Tramstraat overstromingszone Veiligheidsprobleem Voorgeschiedenis: Probleem De waterkering

Nadere informatie

OBS De Garven en CBS De Vore te Delfzijl Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen

OBS De Garven en CBS De Vore te Delfzijl Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen OBS De Garven en CBS De Vore te Delfzijl Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen Nederlandse Aardolie Maatschappij 23 oktober 2015 definitief BD5879.74064 VIIA Hammerfestweg

Nadere informatie

Bodemrisicoanalyse AVR Brielselaan 175 Rotterdam

Bodemrisicoanalyse AVR Brielselaan 175 Rotterdam Bodemrisicoanalyse AVR Brielselaan 175 Rotterdam AVR-Bedrijven 6 december 2011 Definitief rapport 9W2623.01 Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen +31 (0)24 328 42 84 Telefoon +31 (0)24 323

Nadere informatie

Hoorzitting college van burgemeester en wethouders van gemeente Capelle aan den IJssel en van gemeente Krimpen aan den ĪJssel

Hoorzitting college van burgemeester en wethouders van gemeente Capelle aan den IJssel en van gemeente Krimpen aan den ĪJssel Hoorzitting college van burgemeester en wethouders van gemeente Capelle aan den IJssel en van gemeente Krimpen aan den ĪJssel Zitting op donderdag 4 september 2014 om 14.00 uur DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE Imandra: :D

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE Imandra: :D ONDERWERP Gemaal Korftlaan - advies wel of niet verbreden watergang aanvoertracé DATUM 7-7-2016, PROJECTNUMMER C03071.000121.0100 ONZE REFERENTIE Imandra: 078915484:D VAN Arjon Buijert - Arcadis AAN J.

Nadere informatie

Hydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw gemaal.

Hydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw gemaal. MEMO Aan: Van: Kwaliteitsborging: Onderwerp: Koos van der Zanden (PMB) Jeroen Leyzer (WH) Anne Joepen Datum: 27-11-2014 Status: Adviesnummer WH: Hydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw

Nadere informatie