Het Mentorproject Zaltbommel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het Mentorproject Zaltbommel"

Transcriptie

1 Het Mentorproject Zaltbommel Titel : Het Mentorproject Zaltbommel Auteur : Amy Meesters Opdrachtgever : Het Mentorproject Zaltbommel Contactpersonen: Erica Eykema Monique Bransen Opleiding : SPH School : Avans Hogeschool s-hertogenbosch Begeleidend docent : Annet Kapteijn Datum : augustus 2011

2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 Dankbetuiging 4 Samenvatting 5 Inleiding 6 Hoofdstuk 1: Onderzoeksmethode Doelgroepanalyse Verantwoording gekozen methodiek 7 Hoofdstuk 2: Resultaat literatuuronderzoek a Risicojongeren b Mentoring c Mentorprojecten a Mentorprojecten in Nederland b Eerder onderzoek naar mentorprojecten c Het mentorproject Zaltbommel a Werkwijze b Mentees c Mentoren d Verwijzers Hypothese 16 Hoofdstuk 3: Resultaat praktijkonderzoek Mentees Mentoren Verwijzers 18 Hoofdstuk 4: Conclusies Mentees Mentoren Verwijzers Algemeen Deelvragen Onderzoeksvraag 23 Hoofdstuk 5: Aanbevelingen en discussie Aanbevelingen Discussie 25 Hoofdstuk 6: Evaluatie van de uitvoering Onderzoeksopzet en activiteiten Betrouwbaarheid en validiteit 27 Literatuurlijst 28 Bijlagen 29 Bijlage: Samenvattingen interviews 29 2

3 Voorwoord Dit onderzoek is uitgevoerd door Amy Meesters, als afstudeerproject van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan Avans Hogeschool, te s-hertogenbosch. De opdracht voor het onderzoek is gegeven vanuit het mentorproject Zaltbommel, als onderdeel van de stichting Orion. Opdrachtgevers zijn projectcoördinator Erica Eykema en haar collega Monique Bransen. Dit afstudeeronderzoek startte als een project voor twee personen. Samen met afstudeerpartner Dewy Hendriks is er in februari van dit jaar een projectvoorstel ingediend voor een onderzoek binnen het mentorproject Zaltbommel. Aangezien Dewy Hendriks zou afstuderen in de richting Maatschappelijk Werk en Dienstverlening is er gekozen voor een afstudeerproject dat past binnen dit werkveld. Het voorstel werd aangenomen, waarna er een plan van aanpak moest worden opgesteld. Na enige maanden, onder moeilijke omstandigheden, aan de onderzoeksopzet te hebben meegewerkt heeft Dewy Hendriks helaas moeten besluiten niet langer meer deel te nemen aan het project. Vervolgens werd de onderzoeksopzet aangepast op een onderzoek dat zou worden uitgevoerd door één persoon. Vanaf eind april tot en met begin augustus vonden de uitvoering van het daadwerkelijke onderzoek en het verwerken van de onderzoeksgegevens plaats. Dit onderzoeksrapport is het resultaat van dit proces. Amy Meesters Augustus

4 Dankbetuiging Een aantal mensen zou ik graag in het bijzonder willen bedanken voor de rol die zij gespeeld hebben in de uitvoering van dit onderzoek: - Annet Kapteijn, docentbegeleider vanuit Avans Hogeschool Voor haar begeleiding en extra ondersteuning toen het even tegenzat - Erica Eykema. opdrachtgever vanuit het mentorproject Zaltbommel Voor haar begeleiding en voorziening in ondersteunende literatuur - Monique Bransen, opdrachtgever vanuit het mentorproject Zaltbommel Voor haar ondersteuning en inhoudelijke begeleiding Daarnaast wil ik ook mijn dank uitspreken voor de bijdrage die anderen hieraan geleverd hebben: - Alle mentoren die hebben deelgenomen aan het onderzoek - Alle mentees die hebben deelgenomen aan het onderzoek - Alle verwijzers die hebben deelgenomen aan het onderzoek Het onderzoek had niet gerealiseerd kunnen worden zonder bijdrage van alle bovengenoemde personen. 4

5 Samenvatting In de gemeente Zaltbommel lag het aantal risicojongeren in 2006 rond de 120. Voor deze 120 jongeren is het Mentorproject Zaltbommel opgericht. Doelstelling van de mentoren luidt: Het mentorproject Zaltbommel biedt jongeren van 15 tot 27 jaar ondersteuning bij het zoeken van stageplaatsen (bij bijvoorbeeld de opleidingen BPV, BOL, BBL, HBO, Duaal, deeltijd BOL e.d.), het kiezen van een vervolgopleiding na het VMBO, HAVO of VWO, het maken van een goed Curriculum Vitae en het voeren van een sollicitatiegesprek. In 2011 bestaat het mentorproject Zaltbommel 5 jaar en is het tijd voor een terugblik op de afgelopen jaren en behaalde resultaten. Volgens recente jaarverslagen verlaten veel jongeren kort na aanmelding het mentorproject. De vraag die de opdrachtgever stelde luidt daarom: Sluit het huidige aanbod van het Mentorproject Zaltbommel voldoende aan op de verwachtingen van de jongeren die er worden aangemeld, en op de verwachtingen van verwijzers die jongeren doorverwijzen? Voor de onderzoeksvorm is er gekozen voor een kwalitatief onderzoek door middel van interviews/vraaggesprekken. In deze vraaggesprekken staat de beleving van de geïnterviewde voorop. De interviews zijn daarom semigestructureerd: Dezelfde onderwerpen komen tijdens elk interview terug, maar door het stellen van open vragen blijft er voldoende ruimte voor individuele inbreng. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd onder drie onderzoeksgroepen, de mentees, de mentoren en de verwijzers, die elk worden vertegenwoordigd door een aantal respondenten. Uit dit onderzoek blijkt dat de verwachtingen die veel jongeren vooraf van het mentorproject hebben, niet in overeenstemming blijken te zijn met de werkelijkheid. De meeste jongeren verwachten vooraf ofwel niets te kunnen leren van het mentorproject, ofwel alleen praktische informatie mee te zullen krijgen. In de praktijk blijken zij vaak veel meer van hun mentor te kunnen leren dan dat ze verwachtten. Het feit dat niet aan de verwachtingen van de jongeren wordt voldaan, wil niet zeggen dat niet aan hun behoeftes wordt voldaan. De meeste jongeren geven achteraf aan dat het mentorproject boven verwachting was en dat ze er meer aan hebben gehad dan dat ze in eerste instantie verwachtten. De mentoren hebben verschillende verwachtingen van het begeleidingstraject dat zij met de jongeren ingaan. Zij zijn het er wel over eens dat begeleiding op het gebied van school en/of werk de basis zou moeten vormen van het traject. Daarnaast is er eventueel ruimte voor aanvullende begeleiding. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om persoonlijke, sociaal-emotionele begeleiding, maar ook om bijles. De verwachtingen van de verwijzers lijken aardig overeen te komen met de basis van waaruit de mentoren werken. Zij verwachten praktische hulp op het gebied van opleiding en educatie. Kortom, de eenvoudige of lage verwachtingen die veel jongeren van het mentorproject hebben komen vaak niet overeen met de verwachtingen van de overige twee partijen. Mentoren en verwijzers zijn waarschijnlijk beter op de hoogte van de mogelijkheden die het mentorproject te bieden heeft, terwijl jongeren vaak een eenzijdig beeld hebben van het werk dat het mentorproject doet. Er is op dit moment dus nog onvoldoende overeenkomst in de verwachtingen van de verschillende doelgroepen. Dit valt te verklaren vanuit de onwetendheid van veel jongeren wanneer het gaat om het mentorproject. Concluderend kan gesteld worden dat er wat betreft de doelgroep mentees een duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen de begrippen verwachting en behoefte. De meeste jongeren hebben voorafgaand aan het begeleidingstraject een vertekend of versimpeld beeld van het werk dat het mentorproject doet. Aan hun verwachtingen wordt dus niet voldaan. Daarentegen sluit het huidige aanbod van het Mentorproject Zaltbommel wel aan op de behoeftes die de jongeren hebben. Allemaal blijken zij achteraf erg positief te zijn over de hulp die de mentoren bieden. Aangezien het verschil in verwachtingen hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door een gebrek aan voorkennis onder de mentees, is het van belang deze doelgroep in de toekomst beter te gaan voorlichten/informeren. Concreet wordt er aanbevolen om het mentorproject meer onder de aandacht te brengen onder grotere groepen jongeren. Door jongeren beter voor te lichten ontstaat er minder verwarring en hebben in de toekomst meer jongeren een kloppend beeld van wat ze van het mentorproject Zaltbommel kunnen verwachten. 5

6 Inleiding In 2006/2007 waren er in Nederland ongeveer zogenaamde risicojongeren, waarvan gevreesd werd dat zij mogelijk voortijdig schoolverlaters zouden worden. Landelijk werden acties ondernomen om dit aantal terug te dringen. In de gemeente Zaltbommel lag het aantal risicojongeren op dat moment rond de 120. Voor deze 120 jongeren is het Mentorproject Zaltbommel opgericht. Doelstelling van de mentoren luidt: Het mentorproject Zaltbommel biedt jongeren van 15 tot 27 jaar ondersteuning bij het zoeken van stageplaatsen (bij bijvoorbeeld de opleidingen BPV, BOL, BBL, HBO, Duaal, deeltijd BOL e.d.), het kiezen van een vervolgopleiding na het VMBO, HAVO of VWO, het maken van een goed Curriculum Vitae en het voeren van een sollicitatiegesprek. Het project verzorgt tevens hulp bij keuzeproblemen op het gebied van opleiding/beroep ( Het mentorproject Zaltbommel is een onderdeel van stichting Orion en wordt gesubsidieerd door het Klein Steden Beleid (KSB). Hiermee verschilt het mentorproject van veel andere vergelijkbare projecten in Nederland: ze zijn zelfstandig en onafhankelijk van scholen. Jongeren zijn daarom vrij in hun keuze om gebruik te maken van het project en weer te stoppen met de begeleiding wanneer ze dat zelf willen. Hoewel veel jongeren niet uit zichzelf bij het mentorproject terecht komen maar worden aangemeld door een zogenaamde verwijzer, bestaat er na aanmelding geen enkele verplichting meer. In 2011 bestaat het mentorproject Zaltbommel vijf jaar en is het tijd voor een terugblik op de afgelopen jaren en behaalde resultaten. Volgens recente jaarverslagen verlaten veel jongeren kort na aanmelding het mentorproject. Mentoren vragen zich af hoe het komt dat dit gebeurt en stellen zichzelf de vraag: Wat verwachten jongeren van het werk dat het mentorproject doet? Andersom kan men ook de vraag stellen: Wat verwachten de mentoren van jongeren? En hoe passen de verwijzers binnen dit plaatje? Deze vragen samengenomen leiden tot de centrale vraag van dit onderzoek: Sluit het huidige aanbod van het Mentorproject Zaltbommel voldoende aan op de verwachtingen van de jongeren die er worden aangemeld, en op de verwachtingen van verwijzers die jongeren doorverwijzen? Uit eerder onderzoek onder mentorprojecten in Nederland blijkt dat jongeren op psychologisch gebied veel baat kunnen hebben bij een oudere vriend en vertrouwenspersoon (Veugelers, 2000). Met het oog op de doelstelling van het mentorproject Zaltbommel lijkt daar echter meer aandacht te worden besteed aan begeleiding op het gebied van educatie dan psychologische ondersteuning. Mogelijk hebben jongeren bij de term mentoring daarom een ander beeld voor ogen dan hetgeen het mentorproject Zaltbommel in werkelijkheid doet. Dit onderzoeksrapport heeft ten doel een antwoord te geven op alle vragen en op basis daarvan aanbevelingen te doen voor betere overeenstemming tussen de verschillende partijen in de toekomst. Dit onderzoeksrapport is in grote lijnen gebaseerd op het model van Nel Verhoeven, dat wordt beschreven in het boek Wat is onderzoek? (Verhoeven, 2007), en is onderverdeeld in 6 hoofdstukken: Hoofdstuk 1: Onderzoeksmethode Een omschrijving en verantwoording van de gekozen onderzoeksmethode. Hoofdstuk 2: Resultaat literatuuronderzoek Definities van alle sleutelbegrippen en een overzicht van eerder onderzoek. Hoofdstuk 3: Resultaat praktijkonderzoek De resultaten van het praktijkonderzoek, uitgewerkt per doelgroep. Hoofdstuk 4: Conclusies Conclusies op basis van de onderzoeksresultaten. Tevens antwoord op de onderzoeksvraag. Hoofdstuk 5: Aanbevelingen en discussie Aanbevelingen voor het mentorproject Zaltbommel op basis van de conclusies. Discussiepunten met betrekking tot de betrouwbaarheid en validiteit van het uitgevoerde onderzoek. Hoofdstuk 6: Verantwoording van de uitvoering Reflectie op het uitgevoerde onderzoek. 6

7 Hoofdstuk 1: Onderzoeksmethode 1.1 Doelgroepanalyse Er zijn in totaal drie partijen betrokken bij het onderzoek: de mentees, de mentoren en de verwijzers. Uiteindelijk zullen de verwachtingen van deze drie partijen met elkaar vergeleken moeten gaan worden. Om deze reden omvat het onderzoek drie onderzoeksgroepen, die elk worden vertegenwoordigd door een aantal respondenten. Mentees De onderzoeksgroep mentees bestaat uit vier jongeren van verschillende leeftijden. Wegens privacyredenen worden hun namen niet genoemd in dit onderzoeksrapport. Er zal in het vervolg naar hen verwezen worden door middel van een nummer: 1 t/m 4. Mentee1, mentee2 en mentee3 zijn van het mannelijke geslacht. Mentee4 is van het vrouwelijke geslacht. Sommige van hen staan nog steeds onder begeleiding van het mentorproject, anderen zijn in het verleden begeleid door een mentor. De vier deelnemende mentees zijn willekeurig gekozen uit een lijst van acht mentees die bereid waren mee te werken aan het onderzoek. De lijst is opgesteld door de projectcoördinator, nadat zij onder verschillende jongeren had geïnformeerd of zij interesse hadden in deelname aan het onderzoek. Voor een verdere omschrijving van de doelgroep, zie hoofdstuk 2, paragraaf 3b: Mentees. Mentoren De groep mentoren bestaat uit drie personen van verschillende leeftijden. Wegens privacyredenen worden hun namen niet genoemd in dit onderzoeksrapport. Er zal in het vervolg naar hen verwezen worden door middel van een nummer: 1 t/m 3. Mentor1 en mentor2 zijn van het mannelijke geslacht. Mentor3 is van het vrouwelijke geslacht. Alle mentoren hebben enkele jaren werkervaring bij het mentorproject. De drie deelnemende mentoren zijn gekozen uit een lijst van verschillende mentoren. De lijst is opgesteld door de projectcoördinator. De drie mentoren zijn geselecteerd op basis van verschil in leeftijd en geslacht. Op die manier hoopte ik meer verschillende perspectieven en ervaringen te kunnen betrekken in het onderzoek. Voor een verdere omschrijving van de doelgroep, zie hoofdstuk 2, paragraaf 3c: Mentoren. Verwijzers De groep verwijzers bestaat uit twee personen. Wegens privacyredenen worden hun namen niet genoemd in dit onderzoeksrapport. Er zal in het vervolg naar hen verwezen worden door middel van een nummer: 1 en 2. verwijzer1 is van het mannelijke geslacht en verwijzer2 is van het vrouwelijke geslacht. De verwijzers werken in twee zeer verschillende functies. Beide verwijzers zijn geselecteerd op basis van beschikbaarheid. Aangezien de meeste verwijzers een drukke baan hebben van waaruit zij mentees doorverwijzen, bleken zij de moeilijkste doelgroep te zijn om mee af te spreken. Voor een verdere omschrijving van de doelgroep, zie hoofdstuk 2, paragraaf 3d: Verwijzers. 1.2 Verantwoording gekozen methodiek Onderzoeksopzet Voor de onderzoeksvorm is er gekozen voor een kwalitatief onderzoek door middel van interviews/vraaggesprekken. In deze vraaggesprekken staat de beleving van de geïnterviewde voorop. De interviews zijn semigestructureerd. Dat wil zeggen dat er voornamelijk open vragen worden gesteld waarbij de geïnterviewde alle ruimte heeft in het geven van antwoorden. Er wordt echter wel gebruik gemaakt van een topiclijst. In deze topiclijst worden vragen en onderwerpen opgenomen die in elk interview aan de orde dienen te komen. Door de interviews op deze manier vorm te geven komen dezelfde onderwerpen tijdens elk interview terug, waardoor uiteindelijk iedere geïnterviewde bijdraagt aan de te beantwoorde vragen. Daarnaast is er door het stellen van open vragen voldoende ruimte voor individuele inbreng. Met een semigestructureerd interview is er mogelijkheid tot doorvragen en het vergaren van dieperliggende informatie. Daarnaast komt het centrale thema, persoonlijke beleving, minder tot zijn recht wanneer de antwoordmogelijkheden worden beperkt tot gestandaardiseerde keuzemogelijkheden (Verhoeven, 2007). Analysemethode Na het afnemen van de interviews worden deze verbatim uitgewerkt. De transcripties die hieruit voortkomen, dienen vervolgens ter ondersteuning van het analyseren van de gegevens. Als hulpmiddel 7

8 wordt hierbij, anders dan in eerste instantie de bedoeling was, het computerprogramma Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) gebruikt. Het computerprogramma Kwalitan, dat in het Plan van aanpak werd genoemd als ondersteunend analysemiddel, bleek niet voldoende resultaat op te leveren. SPSS blijkt echter een geschikt alternatief te zijn. Omdat SPSS voornamelijk bedoeld is voor de verwerking van kwantitatieve gegevens worden de transcripties voorafgaand aan analyse eerst gecodeerd. Bij het coderen worden de begrippen uit de probleemomschrijving omgezet in meetbare eenheden (Verhoeven, 2007). Simpel gezegd wordt alle informatie die gerelateerd is aan de sleutelbegrippen, of hoofdonderwerpen, daarbij onderverdeeld in antwoordcategorieën. Dit gebeurt tijdens de uitvoering van dit onderzoek op de volgende manier: Afb. 1 Methode voor het coderen Doelgroep Mentees Hoofdonderwerp Terugblik op eerdere verwachting Antwoordcategorieën 1 Slechter dan verwacht 2 Zoals verwacht 3 Beter dan verwacht Na het invoeren van alle codes in SPSS ontstaat een schematisch overzicht van de gegeven antwoorden per hoofdonderwerp voor de drie verschillende doelgroepen. Bij het voorbeeld dat hierboven beschreven staat, zou het schematisch overzicht er als volgt uit kunnen zien: Afb. 2 Voorbeeldoverzicht door het programma SPSS Het gegeven voorbeeldschema in afbeelding 2 is slechts bedoeld om te illustreren hoe een dergelijk overzicht eruit zou kunnen zien na gebruik van het programma SPSS. De weergegeven resultaten berusten niet op de werkelijke gegevens. Hoofdstuk 3: Resultaat praktijkonderzoek en Hoofdstuk 4: Conclusies zijn gebaseerd op de overzichtenschema s die door middel van SPSS gemaakt zijn van de transcripties. Betrouwbaarheid Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te kunnen garanderen, dienen er zo min mogelijk toevallige fouten te worden gemaakt (Hoyle, Harris & Judd, 2002). Dit wil onder andere zeggen dat zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat er onduidelijkheden ontstaan in het onderzoek. Gegeven antwoorden, door deelnemers aan het onderzoek, zouden bijvoorbeeld minder betrouwbaar zijn als er onduidelijkheid bestaat over de vraagstelling. De uitkomsten van het onderzoek kunnen vervolgens weer onbetrouwbaar zijn doordat er bij de onderzoeker onduidelijkheid bestaat over de betekenis van de gegeven antwoorden. Om de betrouwbaarheid van dit onderzoek te optimaliseren zijn er een aantal richtlijnen opgesteld. 1 Het onderzoek is repliceerbaar. Om dit te kunnen waarmaken worden zowel de opzet als de uitvoering van het onderzoek nauwkeurig op papier vastgelegd in dit onderzoeksverslag. Een tweede onderzoeker zou op die manier in een later stadium hetzelfde onderzoek nogmaals uit kunnen voeren door middel van de gegeven richtlijnen en omschrijvingen. 2 De vraagstelling is duidelijk omschreven. Om er zeker van te zijn dat er geen onduidelijkheden bestaan over de vraagstelling, wordt de topiclijst voorgelegd aan beide opdrachtgevers alvorens deze in de praktijk te gaan gebruiken. Daarnaast wordt door de onderzoeker regelmatig gevraagd of de onderzoeksdeelnemer snapt wat er gevraagd wordt. 3 De vraagstelling blijft constant. Door het opstellen en hanteren van een topiclijst, kan gegarandeerd worden dat dezelfde vragen terugkomen in elk interview. Door dezelfde vragen bij iedere deelnemer aan het onderzoek te herhalen ontstaat er een vorm van constantie. Deze vragen zouden in een replicatie van het onderzoek opnieuw gebruikt kunnen worden. 4 De data van het onderzoek zijn beschikbaar voor heranalyse. Er worden transcripties gemaakt van ieder afgenomen interview. Een tweede onderzoek heeft op die manier de mogelijk tot heranalyse van de gegevens. Door bestaande gegevens te laten analyseren door meerdere onderzoekers wordt de kans op subjectiviteit verkleind. 8

9 Validiteit Om de validiteit van het onderzoek te kunnen garanderen, dient het onderzoek te meten wat er daadwerkelijk onderzocht wordt (Hoyle et al., 2002). In tegenstelling tot de betrouwbaarheid van het onderzoek, waarbij er gekeken wordt naar toevallige fouten, spelen bij het meten van de validiteit van een onderzoek systematische fouten een belangrijke rol. Systematische fouten ontstaan niet bij toeval, bijvoorbeeld door een verstoring of onduidelijkheid, maar zijn onderdeel van het onderzoek zelf en zorgen er op die manier voor dat de resultaten van het onderzoek geen, of onvoldoende, betrekking hebben op wat het onderzoek daadwerkelijk beoogt te meten. In de praktijk blijkt, zeker wanneer het gaat om sociaalwetenschappelijk of kwalitatief onderzoek, dat het vaak lastig is om vast te stellen of metingen daadwerkelijk meten wat ze beogen te meten. Een mogelijke manier om de validiteit van een onderzoek vast te stellen, is het meten van de zogenaamde convergerende validiteit (Hoyle et al, 2002). Convergerende validiteit zoekt naar een overlapping in resultaten vanuit verschillende metingen. Zodra er inderdaad een overlapping gevonden wordt, kan door de onderzoeker bekeken worden wat de kern hiervan is (convergeren) en of deze daadwerkelijk antwoord geeft op de onderzoekvraag. Door gebruik van het analyseprogramma SPSS bij de verwerking van de onderzoeksgegevens wordt één duidelijk overzicht gecreëerd van de resultaten die zijn voortgekomen uit verschillende interviews (zie afbeelding 2 voor een voorbeeld hiervan). Door de verschillende resultaten op een dergelijke manier samen te brengen ontstaat een schema waarin eventuele overlapping van de resultaten zichtbaar wordt. Het gebruik van SPSS voor het verwerken van de data is dus een gemakkelijke manier om de validiteit van het onderzoek te vergroten. Om de validiteit van dit onderzoek verder te optimaliseren zijn er een aantal richtlijnen opgesteld. 1 Elke hoofdzaak die belangrijk is voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is onderverdeeld in verschillende vragen. Op de topiclijst staan de sleutelbegrippen genoemd (één voorbeeld van zo n begrip is bijvoorbeeld verwachtingen ). Vervolgens zijn bij elk van deze sleutelbegrippen, of hoofdonderwerpen, een aantal vragen opgesteld die hier betrekking op hebben (zo werden voor het hoofdonderwerp verwachtingen bijvoorbeeld de volgende vragen opgesteld: Wat waren je verwachtingen vooraf? Heeft iemand je ooit gevraagd naar die verwachtingen? Hoe bleek de praktijk te zijn? Voldeed deze praktijk aan je verwachtingen? Waarom wel/niet? In hoeverre is uiteindelijk aan je verwachtingen voldaan? Hoe kijk je achteraf terug op de verwachtingen die je vooraf had?) Bij het analyseren van de gegevens kan worden nagegaan of de antwoorden op de verschillende vragen overlapping vertonen. Deze overlap zou bij kunnen dragen aan het trekken van valide conclusies met betrekking tot een bepaalde hoofdzaak, die op zijn beurt weer bijdraagt aan het zoeken van een valide antwoord op de uiteindelijke onderzoeksvraag. 2 Aan elke deelnemer van het onderzoek worden in grote lijnen dezelfde vragen gesteld. Tijdens het analyseren van de gegevens kan worden nagegaan of de antwoorden op een vraag, gegeven door verschillende respondenten, overlapping vertonen. Vervolgens kan op dezelfde manier als hierboven beschreven een conclusie getrokken worden uit de kern van het overlappinggebied. 9

10 Hoofdstuk 2: Resultaat literatuuronderzoek Het literatuuronderzoek is onderverdeeld in vier verschillende paragrafen, die elk een aantal deelonderwerpen omvatten. De opbouw van het onderzoek luidt als volgt: Paragraaf 2.1: Definities In de paragraaf Definities worden definities gegeven van de sleutelbegrippen van het onderzoek. Hierbij wordt, in de volgende volgorde, aandacht besteed aan de begrippen Risicojongeren (a), Mentoring (b) en Mentorprojecten (c). De begrippen zullen worden gedefinieerd en toegelicht. Tevens geeft deze paragraaf inzicht in het ontstaan van de hedendaagse mentoringprogramma s. Paragraaf 2.2: Mentorprojecten In de tweede paragraaf zal ten eerste dieper worden ingegaan op Mentorprojecten in Nederland (a). Vervolgens zal een overzicht worden geschetst van Eerder onderzoek naar mentorprojecten in het tweede deel (b), en zal tenslotte in het derde deel het Mentorproject Zaltbommel centraal komen te staan (c). Paragraaf 2.3: Mentorproject Zaltbommel In de derde paragraaf zal dieper worden ingegaan op de huidige opzet van het mentorproject Zaltbommel. Hierbij zal eerst, onder de titel Werkwijze, worden toegelicht hoe het mentorproject georganiseerd is (a). Vervolgens zullen in de drie volgende delen van de paragraaf de verschillende betrokkenen van het mentorproject Zaltbommel ter sprake komen, onder de titels: Mentees (b), Mentoren (c) en Verwijzers (d). Paragraaf 2.4: Hypothese Tenslotte zal in de vierde en laatste paragraaf van dit literatuuronderzoek de hypothese worden gesteld waarop het praktijkonderzoek is gebaseerd. 10

11 2.1a Risicojongeren De groep risicojongeren waar in dit onderzoek over gesproken wordt, bestaat voornamelijk uit jongeren die voortijdig hun school verlaten, de zogeheten vroegtijdig schoolverlaters, of waarvan gevreesd wordt dat zij mogelijk voortijdig schoolverlaters zullen worden. Vroegtijdige schoolverlaters Onder de groep vroegtijdig schoolverlaters vallen jongeren in de leeftijdcategorie van 12 tot 23 jaar, die het onderwijs verlaten zonder geldige startkwalificatie (Borghouts-van de Pas & Evers, 2007). Een startkwalificatie is tenminste een Havo-/Vwo-diploma of een Mbo-diploma vanaf niveau 2. Uit recent onderzoek is gebleken dat de meeste vroegtijdig schoolverlaters uitvallen op een VMBO- of Mbo-opleiding (RTL Nieuws, 7 juni 2011). Uit onderzoek is gebleken dat deze vroegtijdig schoolverlaters niet alleen een slechter toekomstperspectief hebben door het ontbreken van een startkwalificatie, maar dat zij ook vijf keer zoveel kans hebben om in de criminaliteit terecht te komen (RTL Nieuws, 7 juni 2011). Mogelijke oorzaken voor het vroegtijdig schoolverlaten kunnen onderverdeeld worden in tenminste 3 categorieën: persoonlijke factoren, gezin- en thuissituatie en schoolfactoren (Borghouts-van de Pas & Evers, 2007). Daarnaast is de zomerperiode risicovol, omdat dan de meeste jongeren zichzelf uit laten schrijven. Dit kan verklaard worden vanuit het feit dat jongeren in de zomerperiode langere tijd geen contact hebben met school en op die manier minder binding ervaren met hun opleiding (RTL Nieuws, 7 juni 2011). Binnen de groep schoolverlaters bestaat er een onderscheid tussen de groepen klassieke risicoleerling en opstapper. Jongeren die vallen onder de eerste categorie hebben te maken gehad met een probleemgeschiedenis en/of verkeren onder dergelijk moeilijke condities, dat het voortzetten van de schoolloopbaan op dit moment niet mogelijk lijkt. Jongeren die vallen onder de tweede categorie, zouden objectief gezien in staat moeten zijn om een startkwalificatie te kunnen behalen, maar stappen zelf voortijdig op uit het onderwijssysteem. 35% van de vroegtijdige schoolverlaters is momenteel niet werkzaam. 83% van deze groep staat ook niet ingeschreven bij het CWI (Borghouts-van de Pas & Evers, 2007). Hiervoor zijn verschillende redenen aan te wijzen. Sommige jongeren volgen bijvoorbeeld een deeltijd opleiding, kennen het CWI niet, zijn niet op zoek naar een baan, hebben geen vertrouwen in het CWI of vinden het onnodig zich in te laten schrijven (Research voor Beleid, 2005). Er is voor deze jongeren vaak geen vooruitzicht op een baan in de nabije toekomst. Zonder startkwalificatie of bemiddelende instantie is het erg lastig om aan werk te komen. Deze jongeren lopen daarom een groot risico om voor langere tijd werkeloos te blijven. 65% van de vroegtijdige schoolverlaters hebben op dit moment wel betaald werk (Borghouts-van de Pas & Evers, 2007). Zij blijven echter vaak steken in lage functies of verliezen in een later stadium hun baan. Hoewel deze jongeren in de huidige situatie niet direct beperkt worden door het feit dat zij niet beschikken over een startkwalificatie, kan dit in een latere fase van hun leven wel degelijk negatieve gevolgen hebben. Ook deze jongeren bevinden zich dus in een risicovolle situatie. Vanwege hun huidige positie worden zij echter niet meegeteld onder de noemer risicojongeren. In totaal leven er in Nederland ongeveer jongeren tussen de 15 en 22 jaar, die geen startkwalificatie bezitten, niet meer naar school gaan en geen werk hebben (Borghouts-van de Pas & Evers, 2007). Overige risicoleerlingen Naast de eerste groep risicojongeren: de jongeren tussen de 15 en 22 jaar, die in 2007 geen startkwalificatie bezaten, niet naar school gingen en geen werk hadden, waren er in datzelfde jaar in heel Nederland ook ongeveer risicojongeren waarvan gevreesd werd dat zij een vroegtijdig schoolverlater zouden worden. Ook zij vallen onder de noemer risicojongeren, en passen dus binnen de doelgroep van mentorprojecten. 2.1b Mentoring Er zijn vele definities van het begrip mentoring. In het Mentoring Manifest, een naslagwerk (gratis te downloaden vanaf de website waarin aandacht wordt besteed aan visievorming en kwaliteitscriteria met betrekking tot mentoring, wordt de volgende definitie gegeven: Mentoring staat voor een vrijwillige en persoonlijke relatie tussen ten minste twee mensen: een mentor en een mentee. De meer ervaren mentor begeleidt en ondersteunt de minder ervaren mentee in het ontwikkelen van sociale, cognitieve en/of emotionele competenties, waardoor zowel de mentor als mentee de kans krijgen zich te ontwikkelen. (Mentoring Manifest, 2008). 11

12 Het concept mentoring, in de zin van advies geven, aanmoedigen, meedenken, activeren en het zelf laten vinden van oplossingen, bestaat al eeuwenlang. Het valt o.a. al te herkennen in de meester-gezel relaties in het gildewezen in de Middeleeuwen. Een belangrijke voorwaarde voor een relatie tussen mentor en mentee is dat deze plaatsvindt op vrijwillige basis. Een mentor is geen professionele hulpverlener, maar baseert zijn begeleiding en adviezen op persoonlijke kennis en ervaringen (Mentoring Manifest, 2008). Verder kent mentoring een aantal belangrijke kenmerken. Dit zijn: ervaringsdeskundigheid, procesgerichtheid, het belang van de mentor-mentee relatie, begeleiding en de mentor als rolmodel (Mentoring Manifest, 2008). Het mentoring zoals wij dat nu kennen wordt ook vaak omschreven als coaching. Dit komt met name doordat mentorbegeleiding tegenwoordig een combinatie is van tutor- en mentorpraktijken. 2.1c Mentorprojecten Mentorprojecten zoals we die tegenwoordig kennen, in de vorm van coaching- en maatjesprojecten, zijn gevormd naar een concept dat ontstond begin In de Verenigde Staten werd toen het eerste grote mentorproject opgericht, onder de naam Big Brothers Big Sisters (BBBS). Het doel van dit project was het ondersteunen en begeleiden van kinderen en jongeren die in aanraking waren gekomen met justitie. Mentoren hielpen hen terug te keren op het rechte pad, en hier ook op te blijven. Later groeide BBBS uit tot een wereldwijde organisatie die mentoring projecten uitvoert in 50 Amerikaanse staten en 12 verschillende landen (Uyterlinde, Lub, De Groot & Sprinkhuizen, 2009). Na het succes van het BBBS programma werden er in de Verenigde Staten meerdere mentorprojecten opgezet. Het aantal projecten groeide snel. Aan het begin van de eenentwintigste stond het officiële aantal mentoren in de VS op meer dan twee miljoen (Uyterlinde et al, 2009). De mate waarin mentoring van invloed is op de ontwikkeling van de mentee hangt af van verschillende factoren. Een positief ervaren contact met de mentor speelt hierbij een grote rol (Uyterlinde et al, 2009). Dit hoeft echter niet te betekenen dat er een vriendschappelijke relatie ontstaat tussen de mentee en diens mentor. Het is beter een balans te vinden tussen positieve, persoonlijke ondersteuning en een gestructureerde begeleidingsaanpak (Rhodes & Lowe, 2008). Andere voorwaarden voor een succesvolle mentoring relatie zijn o.a. regelmatig contact, een langdurige relatie, een aanpak waarin de visie van de jongere centraal staat, wederzijds vertrouwen, regelmatige evaluatie en structuur (Rhodes, 2002; Rhodes & Lowe, 2008). Uyterlinde et al. omschrijven in hun onderzoek zes succesfactoren voor het laten slagen van de mentoring aanpak. Deze factoren zijn van invloed op de organisatorische kant van hiervan: 1. Relaties dienen tenminste 12 maanden te duren. 2. Kleinschalige projecten boeken betere resultaten dan grotere. 3. Zowel mentoren als mentees dienen gedurende het traject begeleidt te worden door een algemeen begeleider. 4. Mentoren dienen zelf regelmatig begeleidt te worden in de vorm van training en intervisie. 5. Het contact tussen mentor en mentee dient informeel en laagdrempelig te zijn. 6. Er dient nauw te worden samengewerkt tussen de mentor, mentoringorganisatie en hulpverlening, zodat er korte lijntjes tussen deze partijen ontstaan. (Uyterlinde et al, 2009). Er bestaan vele verschillende soorten mentorprojecten, allen gericht op een andere doelgroep. Zo zijn er bijvoorbeeld mentorprojecten voor jongeren, maar ook voor (ex)delinquenten, ouderen of nieuwkomers. Uitgaande van de doelgroep jongeren, kunnen er drie verschillende vormen van mentorprojecten worden onderscheiden: 1. School-based mentoring voor jongeren: bij deze vorm van mentoring wordt er vooral aandacht besteed aan het ondersteunen van de leerling/student met betrekking tot diens schoolloopbaan, in de vorm van bijvoorbeeld studiebegeleiding of oriëntatie op vervolgstudie en arbeidsmarkt. 2. Community based mentoring voor jongeren: bij deze vorm van mentoring wordt er vooral aandacht besteed aan sociaal-emotionele begeleiding, met betrekking tot het welbevinden en zelfbewustzijn van de jongeren. 3. Mentoring voor specifieke doelgroepen (in dit geval: jongeren): bij deze vorm van mentoring worden projecten opgezet waarbij deelnemers een maatje of coach krijgen toegewezen. (Uyterlinde et al, 2009) 12

13 In het vervolg van dit onderzoek wordt met de algemene term mentorprojecten geduid op mentorprojecten in Nederland die zich richten op de doelgroep risicojongeren (zoals omschreven in hoofdstuk 1a van dit onderzoek). De meeste van deze projecten, in het bijzonder degenen die verbonden zijn aan een onderwijsinstelling, zijn gebaseerd op het school-based mentoring systeem. Daarnaast werken deze projecten af en toe ook via het maatjessysteem. Zelfstandige mentorprojecten bieden vaker een combinatie van school-based mentoring en community based mentoring. De meest voorkomende problemen die jongeren aankaarten bij hun mentor zijn: 1. Problemen met studie en/of planning huiswerk 2. Problemen met de studiemotivatie 3. Sociaal-emotionele hulpvragen (Crul, 2003) 2.2a Mentorprojecten in Nederland In opvolging van het enorme succes van mentorprojecten in de Verenigde Staten, neemt het aantal projecten ook in Nederland sterk toe. Al vanaf begin jaren negentig worden er binnen het onderwijs mentorprojecten opgezet om jongeren maatschappelijk verder te helpen (Meijers, 2008). Later ontstonden ook buiten het onderwijssysteem zelfstandige mentorprojecten. In 2009 werd door Uyterlinde et al. het aantal mentorprojecten dat verbonden is aan een onderwijsinstelling vastgesteld op 149. Daarnaast zijn er nog enkele honderden zelfstandige projecten, waarbinnen ongeveer vrijwilligers werkzaam zijn. Deze cijfers zijn gebaseerd op een inventarisatie van Sardes, een onderzoeksbureau dat werkt in de sectoren onderwijs, kinderopvang, zorg en jeugd (Uyterlinde et al, 2009). 2.2b Eerder onderzoek naar mentorprojecten Er zijn de afgelopen jaren in Nederland meerdere onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van mentoring. Zo voerde Veugelers in 2000 een onderzoek uit onder de naam De waarde van een mentor-mentee relatie, waaruit hij later de conclusie trok dat de mentee veel intrinsieke effecten ervaart van de mentormentee relatie, in de vorm van het behalen van psychologische en persoongebonden doelen. De mentor wordt hierbij door de mentee zowel gezien als een oudere vriend en steun als een adviseur en vertrouwenspersoon (Veugelers, 2000). Onderzoek naar specifieke projecten In 2008 werd een onderzoek uitgevoerd naar de resultaten van het project School s Cool, te Amsterdam. De conclusie die uit dit onderzoek getrokken werd, is dat deelnemers aan het project na afloop van deelname een positiever zelfbeeld en meer sociale vaardigheden hadden. Daarnaast was er sprake van een stijging in het schoolniveau, in vergelijking met de controlegroep, en waren bijna alle deelnemers positief over hun deelname (Noorda en Co, 2008). In 2009 werd onder de naam Onderweg naar morgen, niet zonder mijn mentor een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het project Mentoring Overijssel. Ook uit dit onderzoek werd de conclusie getrokken dat deelnemers aan het project na afloop beschikten over een positiever zelfbeeld (Adlouni et al, 2009). In 2010 vond er een onderzoek plaats naar de effecten van het mentorproject Take 2. De naam van dit onderzoek was: Baat bij een maatje!. Één van de conclusies die uit dit onderzoek kon worden getrokken, was dat een goede relatie met de mentor door vrijwel alle mentees als het allerbelangrijkste beschouwd wordt in een mentorproject (Gruppen, 2010). 2.2c Mentorproject Zaltbommel De gemeente Zaltbommel signaleerde in 2005 ongeveer 120 zogenaamde risicojongeren. Voor deze 120 jongeren is het Mentorproject Zaltbommel in 2006 in principe opgericht. Het Mentorproject Zaltbommel werd opgericht door Humanitas Bommelerwaard. Humanitas zet vooral vrijwilligersprojecten op om (zo) mensen een steuntje in de rug te bieden. In 2008 werd het mentorproject een project van Orion. Het wordt gesubsidieerd door het Klein Steden Beleid (KSB). De Kleine Steden Gelden zijn gericht op de periode 2007 tot

14 Het mentorproject Zaltbommel biedt jongeren van 15 tot 27 jaar ondersteuning bij het zoeken van stageplaatsen (bij bijvoorbeeld de opleidingen BPV, BOL, BBL, HBO, Duaal, deeltijd BOL e.d.), het kiezen van een vervolgopleiding na het VMBO, HAVO of VWO, het maken van een goed Curriculum Vitae en het voeren van een sollicitatiegesprek. Het project verzorgt tevens hulp bij keuzeproblemen op het gebied van opleiding/beroep ( Uitgaande van de drie eerder genoemde vormen van mentorprojecten voor jongeren, kan gesteld worden dat het mentorproject in Zaltbommel een school-based mentoring project is. De nadruk ligt in de begeleiding immers op ondersteuning tijdens de studie en voorbereiding op de arbeidsmarkt. De hulp die het mentorproject biedt vindt plaats op vrijwillige basis. De privacy van de jongeren wordt hierbij gewaarborgd. Dit betekent in de praktijk vaak dat de jongeren het project verlaten als aan een directe, praktische vraag voldaan is. Begin 2010 viel het medewerkers van het mentorproject op dat veel jongeren die eerder ondersteuning hebben gekregen bij bijvoorbeeld het zoeken van een stage, later opnieuw terugkomen. Stages of opleidingen blijken dan mislukt te zijn, en de jongeren komen opnieuw om hulp vragen bij het mentorproject (Voorlopig jaarverslag Mentorproject Zaltbommel, 2010). Het mentorproject Zaltbommel heeft ten doel het begeleiden van tenminste 30 jongeren per jaar (Werkplan 2012 Mentorproject Zaltbommel, 2011). In 2009 waren dit er 34. onder de jongeren die tijdens dit jaar deel hebben genomen aan het project, hebben er 15 intensieve begeleiding gekregen van een mentor (Jaarverslag Mentorproject Zaltbommel, 2009). Daarnaast hebben 12 andere jongeren hulp gekregen bij het zoeken van een stageplek, waarna zij weer uit beeld zijn verdwenen (Jaarverslag Mentorproject Zaltbommel, 2009). In 2010 waren er zelf 35 jongeren onder begeleiding, en hebben er daarnaast nog 6 korte acties plaatsgevonden (Werkplan 2012 Mentorproject Zaltbommel, 2011). 2.3a Werkwijze Er zijn drie manieren om als jongere bij het mentorproject Zaltbommel te worden aangemeld: - Uit eigen initiatief - Via personen in de directe omgeving (hieronder vallen bijvoorbeeld vrienden en familieleden, maar ook bijvoorbeeld jongerenwerkers van Orion) - Via hulpverleningsorganisaties en instanties, de zogenaamde verwijzers (nader omschreven in hoofdstuk 3d van dit onderzoek). Ongeacht de manier van aanmelding start het traject vervolgens met een intakegesprek met de projectcoördinator. De projectcoördinator werkt gemiddeld 8 uur per week en heeft de enige betaalde functie binnen het mentorproject (Werkplan 2012 Mentorproject Zaltbommel, 2011). In het intakegesprek wordt een eerste inventarisatie gemaakt van de problemen of vragen waarmee een jongere kampt. Sinds het voorjaar van 2011 vindt dit intakegesprek telefonisch plaats. Aan de hand van de verkregen informatie uit dit gesprek verwijst de projectcoördinator jongeren door naar een mentor met kennis op het probleemgebied. Er zijn geen richtlijnen voor de duur van begeleiding vanuit het mentorproject. De duur hiervan hangt af van de vraag van de jongere. In sommige gevallen vertrekken jongeren zodra aan een praktische vraag voldaan is. Een voorbeeld hiervan is het vinden van een stageplek. Het begeleidingstraject duur dan slechts enkele weken. In andere gevallen blijven jongeren jarenlang onder begeleiding of in contact met hun mentor. 2.3b Mentees Hoewel het mentorproject in eerste instantie in het leven geroepen is voor zogenaamde risicojongeren (zoals omschreven in hoofdstuk 1a van dit onderzoek) is dit niet de enige doelgroep die bij het mentorproject onder begeleiding is. Zoals al eerder vermeld, luidt de taakomschrijving van mentoren werkzaam bij het mentorproject Zaltbommel, volgens henzelf, als volgt: Het bieden van ondersteuning bij het zoeken van stageplaatsen, het kiezen van een vervolgopleiding na het VMBO, HAVO of VWO, het maken van een goed CV en het voeren van een sollicitatiegesprek. Het project verzorgt tevens hulp bij keuzeproblemen op het gebied van opleiding/beroep. Ook jongeren die goed functioneren op hun huidige opleiding kunnen dus terecht bij het mentorproject voor extra ondersteuning in bijvoorbeeld hun keuzeproces of zoektocht naar een stageplaats. Er worden wel richtlijnen gehanteerd met betrekking tot de leeftijd van de jongeren: het mentorproject is speciaal opgezet voor jongeren tussen de 15 en 27 jaar oud zijn. Dit is echter niet bindend. 14

15 Onder de doelgroep van het mentorproject Zaltbommel vallen jongeren van allerlei achtergronden, maar in de praktijk zijn er naar verhouding meer allochtone jongeren. Uit interne verslagen blijkt dat van de 34 jongeren die in 2008 onder begeleiding waren, er slechts 5 autochtoon waren. De meerderheid van de allochtone jongeren is van Marokkaanse afkomst (Jaarverslag Mentorproject Zaltbommel, 2008). De meest voorkomende problemen bij jongeren binnen de risicogroep in Zaltbommel zijn: - Jongeren krijgen onvoldoende ondersteuning in hun keuzeproces. - Ouders zijn laag opgeleid en begeleiden hun kind onvoldoende in hun opleiding. - Jongeren hebben een taalachterstand doordat er thuis geen Nederlands gesproken wordt. - Er wordt vanuit school te weinig begeleiding geboden in het vinden van een stageplaats. - Jongeren zijn onvoldoende op de hoogte van wat de mogelijkheden zijn. - Jongeren hebben verkeerde vrienden en komen in aanraking met drugs- en drankgebruik (Projectcoördinator Mentorproject Zaltbommel, 2011) 2.3c Mentoren Er werken op dit moment 10 vrijwillige mentoren voor het mentorproject. Deze zijn allen werkzaam (geweest) in het bedrijfsleven of voor de overheid en beschikken op die manier ieder over een eigen expertise. Zes mentoren zijn actief in de begeleiding van jongeren, één mentor begeleidt studentenonderzoeken, één mentor heeft een adviesfunctie naar de mentoren en coördinator en één mentor werft stage- en leerwerkplekken. De tiende mentor werkt op afstand en is inzetbaar in speciale gevallen (Werkplan 2012 Mentorproject Zaltbommel, 2011). Volgens de richtlijnen besteden mentoren gemiddeld 1 à 2 uur per week aan hun werk voor het mentorproject. Afhankelijk van de vraag van de mentee wordt gekeken hoe deze tijd het beste ingevuld kan worden. In sommige gevallen hebben mentees behoefte aan begeleidende gesprekken. In andere gevallen hebben zij meer baat bij het intensief zoeken naar stages of opleidingen, het bezoeken van open dagen of het voorbereiden van sollicitatiegesprekken. 2.3d Verwijzers Vanuit verschillende organisaties en instanties worden jongeren op dit moment doorverwezen naar het mentorproject Zaltbommel. Voorbeelden van verwijzers zijn: - De toeleidingsambtenaar, werkzaam voor de gemeente Zaltbommel - Scholen in de regio Zaltbommel - Jongerenwerkers bij Orion - Begeleiders vanuit het project Achter de voordeur - De sociale dienst - Multicultureel Zaltbommel Na doorverwijzing van een jongere naar het mentorproject is het niet vanzelfsprekend dat er een terugkoppeling of evaluatie plaatsvindt. Hierover bestaan geen protocollen of vaststaande regels. 2.4 Hypothese Aan de hand van het literatuuronderzoek verwacht ik dat het beeld dat de meeste jongeren hebben van mentoring overeenkomt met de gegeven definitie: De meer ervaren mentor begeleidt en ondersteunt de minder ervaren mentee in het ontwikkelen van sociale, cognitieve en/of emotionele competenties, waardoor zowel de mentor als mentee de kans krijgen zich te ontwikkelen. Ik verwacht dat jongeren een beeld hebben van hun meer ervaren mentor als een wat ouder persoon. Wat betreft de begeleiding zelf verwacht ik dat de jongeren een beeld hebben van diepgaande, persoonlijke gesprekken voor het ontwikkelen van sociale, cognitieve en/of emotionele competenties. Uit de omschrijving van het werk van het mentorproject Zaltbommel blijkt echter een andere insteek: Het mentorproject Zaltbommel biedt jongeren van 15 tot 27 jaar ondersteuning bij het zoeken van stageplaatsen, het kiezen van een vervolgopleiding, het maken van een goed Curriculum Vitae en het voeren van een sollicitatiegesprek. Deze omschrijving duidt eerder op een praktisch hulpaanbod. Uitgaande van de hierboven weergegeven informatie, verkregen uit literatuur, verwacht ik dat de verwachtingen van de mentees en de mentoren niet op elkaar aansluiten. Deze hypothese is enkel gebaseerd op de informatie verkregen uit literatuuronderzoek en is niet van invloed op de manier waarop het praktijkonderzoek zal worden uitgevoerd. Na afloop van het praktijkonderzoek zal de hypothese worden getoetst aan de nieuw verkregen informatie. 15

16 Hoofdstuk 3: Resultaat praktijkonderzoek De weergegeven resultaten in dit hoofdstuk omvatten antwoorden op de hoofdzaken van het praktijkonderzoek. Deze hoofdzaken zijn in elk afzonderlijk interview besproken en vormen de kern van waaruit uiteindelijk de deelvragen zullen worden beantwoord. In de bijlage Samenvattingen interviews is een uitgebreider overzicht van de onderzoeksresultaten weergegeven. Hierbij zijn samenvattingen van elk individueel afgenomen interview opgenomen. 3.1 Mentees Aanmelding Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de ondervraagde jongeren zich om verschillende redenen en met zeer uiteenlopende verwachtingen (lieten) aanmeldden bij het mentorproject. Slechts één van de vier ondervraagde jongeren heeft zichzelf uit eigen beweging bij het mentorproject aangemeld, nadat hij van andere jongeren had gehoord over het werk dat het mentorproject verricht. Deze jongen had een doel voor ogen en dacht dat het mentorproject hem zou kunnen helpen dit doel te bereiken. Hij meldde zich dus aan met een specifieke hulpvraag. De overige drie jongeren hebben zich niet uit eigen beweging bij het mentorproject aangemeld. Twee van hen zijn door een persoon of instantie doorverwezen. Één jongere werd tegen zijn zin aangemeld door iemand uit zijn naaste omgeving. Hulpvraag Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de jongen die zich uit eigen beweging bij het mentorproject heeft aangemeld, bij zijn intake een specifieke hulpvraag had voor zijn mentor. Hij was op zoek naar een stageplek en had van andere jongeren gehoord dat het mentorproject hem daarbij zou kunnen helpen. Alle drie de jongeren die zichzelf niet uit eigen beweging bij het mentorproject hebben aangemeld, geven aan vooraf ofwel geen duidelijk beeld te hebben gehad van het werk dat het mentorproject doet, ofwel lage verwachtingen te hebben gehad van wat het mentorproject jongeren biedt. Één van de drie geeft aan met een totaal open blik te zijn begonnen aan het begeleidingsproject. Zij wist vooraf niets van het werk dat het project verrichtte en besloot maar af te wachten wat er zou gebeuren. De tweede jongere meldde zich aan omdat zijn verwijzer dat graag wilde en had zelf weinig verwachtingen van het project. De derde jongere had wel eerder van het mentorproject gehoord maar had er weinig vertrouwen in. Nadat iemand uit zijn omgeving hem had aangemeld heeft deze jongen met tegenzin toch een eerste afspraak gemaakt met zijn mentor. Hulpsoort Alle vier de jongeren wilden in eerste instantie alleen praktische hulp van hun mentor. Bij drie van de vier jongeren ging het daarbij om hulp bij het vinden van een stageplek of opleiding. De vierde jongere had al een opleiding afgerond en wilde hulp bij het vinden van werk. Alle vier de jongeren geven aan dat zij het als erg prettig hebben ervaren dat hun mentor niet alleen met hen heeft gepraat over het vinden van een stageplek, een opleiding of een baan, maar daarnaast ook dingen heeft ondernomen om de jongeren hierin verder te ondersteunen. Alle vier de jongeren geven aan baat te hebben gehad bij het praktisch oefenen van sollicitatiegesprekken, het schrijven van CV s of het bezoeken van open dagen. Drie van de vier jongeren geven aan naast praktische hulp ook persoonlijke begeleiding te hebben gekregen van hun mentor. Met persoonlijke begeleiding bedoelen de jongeren hier diepergaande gesprekken waarin meer persoonlijke zaken besproken worden als emoties en belevingen. In het vervolg zal deze definitie van het begrip gehanteerd worden bij het noemen van persoonlijk begeleiding. Hoewel geen van allen had aangegeven hier behoefte aan te hebben, zijn zij achteraf allemaal blij dat hun mentor hier toch aandacht aan heeft besteed. Zij zijn dan ook van mening dat een mentor niet direct op moet geven als een jongere aangeeft geen persoonlijke begeleiding te willen. De vierde jongere is slechts kort onder begeleiding geweest en heeft in die tijd praktische hulp gekregen bij het zoeken naar werk. Hij geeft aan dat het zoeken van werk het enige was waar hij hulp bij wilde. Voor meer persoonlijke zaken was hij nog onder begeleiding bij zijn verwijzer. 16

17 Overeenstemming verwachtingen met realiteit Uit het praktijkonderzoek blijkt dat in drie van de vier gevallen de verwachtingen vooraf niet overeenkwamen met de werkelijkheid. De jongen die zich uit eigen beweging aanmeldde met een specifieke hulpvraag, meende in eerste instantie alleen praktische hulp te willen en verwachtte dat ook te krijgen bij het mentorproject. Achteraf geeft hij aan dat hij naast praktische begeleiding ook persoonlijke begeleiding kreeg, tegen zijn wens en verwachting in, maar hier toch baat bij heeft gehad. Deze jongen geeft dan ook aan dat hetgeen het mentorproject hem heeft geboden boven verwachting was. De jongen die met tegenzin naar zijn eerste gesprek ging, nadat iemand uit zijn omgeving hem had aangemeld, geeft achteraf aan dat hij erg blij is dat hij bij het mentorproject terecht is gekomen. Hij vertelt dat zijn mentor hem op meerdere gebieden heeft kunnen helpen. De lage verwachtingen die hij had van het mentorproject bij aanmelding heeft hij inmiddels bijgesteld. Deze jongen vindt het project boven verwachting. De jongen die op zoek was naar werk, stond onder andere om die reden onder begeleiding van een jongerenwerker. Toen zijn jongerenwerker hem doorstuurde naar het mentorproject had de jongen zelf weinig verwachtingen, hij deed wat de jongerenwerker hem aanraadde omdat hij vertrouwde op diens kennis van zaken. Aan zijn mentor gaf hij aan alleen hulp te willen bij het vinden van een baan. Achteraf geeft de jongen aan dat dat is waar zijn mentor hem uiteindelijk ook bij geprobeerd heeft te helpen. Wat hem door zijn mentor aangeboden werd was dus volgens zijn verwachtingen. Het meisje dat via haar verwijzer werd aangemeld en aangaf met een open blik in het project te stappen, geeft achteraf aan dat het mentorproject veel meer te bieden heeft dan ze zich voor had kunnen stellen. Na afronding van de praktische begeleiding in het zoeken naar een stage en werk, krijgt zij tegenwoordig al jaren persoonlijke begeleiding met betrekking tot haar ervaringen met het beroepsleven. Zij geeft aan nooit verwacht te hebben dat een mentorproject voor jongeren zoveel jaren later nog steeds belangstelling zou hebben voor haar welzijn. Dat dat wel zo blijkt te zijn, in combinatie met de praktische hulp die ze heeft gehad, maakt het project voor haar boven verwachting. Tevreden Alle vier de jongeren geven aan dat zij het mentorproject zouden willen aanraden aan andere jongeren. Zij zijn allemaal tevreden met wat hun mentoren hen hebben aangeboden. De meeste jongeren noemen de begeleiding zelfs boven verwachting. De ondervraagde mentees zijn het er allemaal over eens dat er te weinig bekend is over het mentorproject onder de jongeren in Zaltbommel. Zij vinden dat daar verandering in moet komen. De meeste jongeren zouden het een goed idee vinden wanneer het mentorproject meer zou samenwerken met de scholen in Zaltbommel, omdat er op die manier grote groepen jongeren kunnen worden bereikt. 3.2 Mentoren Frequentie van de begeleiding Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de mentoren zelf hun tijd inplannen als het gaat om het werk dat zij verrichten voor het mentorproject. Zo is de ene mentor gemiddeld slechts 1 à 2 uur per week aan het werk voor het project, en besteed een ander hier wekelijks gemiddeld vijf uur aan. Alle mentoren geven ook aan het prettig te vinden om zelf hun tijd in te mogen delen. In de begeleiding van jongeren hebben mentoren de mogelijkheid aan de rem te trekken als ze hun werkzaamheden ervaren als te veel of te druk. Voor alle actieve mentoren is er één keer in de maand een vergadering van drie uur. Soort begeleiding Uit het praktijkonderzoek blijkt dat niet alle mentoren dezelfde werkzaamheden uitvoeren. Zo is slechts één van de drie ondervraagde mentoren op dit moment actief in het begeleiden van jongeren. De begeleiding die hij biedt is voornamelijk gericht op het vinden van geschikte opleiding- en stageplaatsen. Deze mentor houdt zijn begeleiding bewust praktisch, omdat hij denkt dat de meeste jongeren geen behoefte hebben aan diepgaande gesprekken met hun mentor. Een andere mentor die heeft deelgenomen aan het onderzoek begeleidt helemaal geen jongeren, maar ondersteunt het mentorproject op een andere manier. Deze mentor fungeert als tussenpersoon tussen de mentoren en mentees van het mentorproject en het bedrijfsleven. Als contactpersoon zoekt hij stageplekken voor jongeren in de praktijk. De derde mentor heeft een korte pauze genomen en begeleidt op dit moment geen mentees. Voorheen hield zij zich echter bezig met het langdurig begeleiden van jongeren die vastlopen in hun opleiding. Zij gaf daarbij persoonlijk bijles en besteedde aandacht aan persoonlijke begeleiding. 17

18 Doelstelling Uit het praktijkonderzoek blijkt dat het doel waarnaar mentoren streven in hun begeleiding van mentees erg persoonlijk is. Zo is de één tevreden wanneer een vertrouwensband wordt opgebouwd met een jongere, van waaruit er samen nieuwe doelen gesteld kunnen worden, terwijl de ander streeft naar hogere doelen als het behalen van diploma s en vinden van een baan. Er lijkt een verband te zijn tussen het soort begeleiding dat een mentor biedt en het doel dat hij zichzelf daarbij stelt. Een mentor die vooral langdurige trajecten begeleidt en zich richt op meerdere aandachtsgebieden, stelt in dit geval hogere doelen dan een mentor die vooral kortdurende hulp biedt, in de vorm van het vinden van stageplekken. De laatst genoemde mentor is sneller tevreden en neemt daardoor ook eerder afscheid van een mentee. Sterke punten Hoewel alle mentoren wel aandacht- en verbeterpunten voor het mentorproject kunnen noemen, geven zij alle drie aan tevreden te zijn met de huidige gang van zaken. Sterke punten die door alle mentoren genoemd worden, zijn het bepalen en indelen van de eigen werkuren en de frequentie van- en mogelijkheid tot overleg. Meerdere mentoren noemen daarnaast ook het hechte team, de ervaring die de huidige mentoren bezitten en de mogelijkheid om zelf een inschatting te maken hoe een begeleidingstraject het best vormgegeven kan worden. Verbeterpunten Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de ondervraagde mentoren erg eensgezind zijn als het gaat om mogelijke verbeterpunten. Ze vinden allemaal dat het huidige mentorenteam wel een paar jonge vrijwilligers zou kunnen gebruiken. Zij zouden hun huidige, ervaren mentoren niet in willen ruilen voor jongere mensen, maar zien een aantal nieuwe, jonge medewerkers wel als een aanvulling op het team. Op dit moment ligt de gemiddelde leeftijd rond de 50 à 60. De mentoren denken dat het leeftijdsverschil tussen mentoren en mentees hiermee behoorlijk groot is. Dit leeftijdsverschil zou volgens hen de drempel om naar het mentorproject te komen voor jongeren kunnen verhogen. Jongere mentoren zouden misschien meer aansluiting vinden bij de mentees en de instroom op die manier vergroten. Daarnaast wordt door meerdere mentoren als verbeterpunt genoemd dat er meer structurele afspraken gemaakt moeten worden tussen medewerkers van het mentorproject, de coördinator in het bijzonder, en derde partijen. Onder derde partijen vallen volgens hen alle verwijzers: scholen, de gemeente en verschillende hulpverleningsorganisaties. Deze partijen zouden het mentorproject kunnen ondersteunen bij het signaleren van jongeren die in de problemen zitten. Daarnaast verloopt doorverwijzing van en naar het mentorproject soepeler wanneer er regelmatig en structureel contact plaatsvindt. 3.3 Verwijzers Functie Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de verschillende verwijzers werkzaam zijn in zeer uiteenlopende functies. Verwachtingen van het mentorproject De verwijzers verwachten van het mentorproject vooral praktische hulp met betrekking tot educatie. Deze verwachting komt overeen met hetgeen het mentorproject in werkelijkheid aanbiedt. Ervaring met het mentorproject Uit het praktijkonderzoek blijkt dat beide verwijzers goede ervaringen hebben opgedaan met het werk dat het mentorproject doet. Vanuit het perspectief van de hulpverlener wordt daar wel bij gezegd dat hij vindt dat de mentoren van het mentorproject erg betrokken zijn, maar dat zij toch een stukje professionaliteit missen. Het zijn tenslotte allemaal vrijwilligers en geen professionals op het gebied van hulpverlening. Om die reden verwijst hij jongeren met zeer complexe problemen ook niet door naar het mentorproject. Die jongeren begeleidt hij zelf. De tweede verwijzer geeft aan vier jaar geleden voor het eerst over het mentorproject te hebben gehoord en toen veel jongeren te hebben doorverwezen. Tegenwoordig is dat minder. Ze is tevreden met het werk dat de mentoren verrichten, maar vindt dat de samenwerking tussen de gemeente, de scholen en het mentorproject niet structureel genoeg is georganiseerd. Contact met mentoren Uit het praktijkonderzoek blijkt dat beide verwijzers hun contact met de coördinator en mentoren zouden omschrijven als goed. Volgens beide verwijzers vindt er in de meeste gevallen genoeg overleg plaats, maar gebeurt dit momenteel nog niet structureel. Ze zijn het erover eens dat dit wel structureler georganiseerd zou mogen worden. 18

19 Ervaring andere projecten De eerste verwijzer heeft ook ervaring met een ander mentorproject, waarbij er geen vrijwilligers maar studenten werden ingezet. Hij ziet het kleinere leeftijdsverschil tussen mentor en mentee daar als een voordeel, omdat dit de drempel voor jongeren verlaagt. Het werven van jongere mentoren is daarom volgens hem een verbeterpunt. Aan de andere kant denkt hij wel dat ook de huidige mentoren hun eigen voordelen met zich meebrengen, omdat zij veel ervaring en connecties hebben binnen het bedrijfsleven. Hij zou de meer ervaren mentoren dus niet willen vervangen, maar zou het mentorenteam graag aangevuld zien worden door een aantal nieuwe, jonge mentoren. Overige verbeterpunten Beide verwijzers vinden dat het contact tussen de verschillende partijen meer gestructureerd zou mogen worden. Daarnaast vindt de tweede verwijzer dat er sowieso meer structurele contacten gelegd zouden moeten worden tussen het mentorproject en verschillende derde partijen. Zij noemt hierbij als voorbeelden van derde partijen de gemeente en scholen in en rondom Zaltbommel. Tenslotte noemt de tweede verwijzer als verbeterpunt ook de vrijblijvendheid van het mentorproject. Deze verwijzer vindt dat er een soort contract opgesteld zou moeten worden waaraan mentees zich moeten houden vanaf het moment dat zij onder begeleiding komen te staan van het mentorproject. 19

20 Hoofdstuk 4: Conclusies 4.1 Mentees Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste jongeren zich niet uit eigen beweging bij het mentorproject aanmelden. Zij worden vaker ingeschreven door iemand uit hun omgeving, of doorgestuurd door een verwijzer. Uit het onderzoek blijkt ook dat jongeren die zichzelf wel uit eigen beweging inschrijven vaak een duidelijke hulpvraag hebben, terwijl jongeren die worden aangemeld ofwel niet weten wat ze willen, ofwel lage verwachtingen hebben van het mentorproject. Alle jongeren die hebben deelgenomen aan het onderzoek wilden bij de start van hun begeleiding alleen praktische hulp van hun mentor en verwachtten ook dat ze die zouden krijgen. Bij de meeste jongeren gaat het hierbij om hulp met betrekking tot het zoeken van een geschikte opleiding of stageplek en de voorbereidingen hiervan (bijv. het schrijven van een sollicitatiebrief of CV, aanmelding, het voorbereiden van een sollicitatiegesprek, etc.). Uit het onderzoek blijkt dat de meeste jongeren naast praktische hulp ook (ongevraagd) persoonlijke begeleiding hebben gekregen van hun mentor. Met persoonlijke begeleiding bedoelen de jongeren hier diepergaande gesprekken waarin meer persoonlijke zaken besproken worden als emoties en belevingen. Hoewel geen van hen hierom gevraagd heeft zijn ze achteraf allemaal blij dat de mentoren hen dit toch geboden hebben, ter aanvulling op de praktische begeleiding. Ze zijn dan ook van mening dat mentoren Afb. 3 Komen de verwachtingen overeen met de realiteit? hierin wat meer moeten aandringen en niet direct moeten opgeven als jongeren geen interesse lijken te hebben. Uit het praktijkonderzoek blijkt dat in drie van de vier gevallen de verwachtingen vooraf niet overeenkwamen met de werkelijkheid. De realiteit bleek achteraf beter dan de verwachtingen vooraf. Alle jongeren zouden het mentorproject willen aanraden aan leeftijdsgenoten. Ze zijn het erover eens dat er onder de jongeren in Zaltbommel te weinig bekend is over het mentorproject. 4.2 Mentoren Uit het onderzoek blijkt dat alle mentoren een heel eigen kijken hebben op het mentorproject en het werk dat zij voor dit project uivoeren. Allemaal vertellen ze het prettig te vinden om zelf hun invulling te kunnen geven aan dit werk, en daarbij hun eigen werktijd in te plannen. Het aantal werkuren dat door een mentor wordt besteed aan het mentorproject is dan ook erg verschillend. Elke mentor besteedt in ieder geval minimaal drie uur per maand aan het mentorproject door aanwezig te zijn bij de vergaderingen. Ook in de werkzaamheden die verricht worden door de mentoren is een grote verscheidenheid zichtbaar. De ene mentor houdt zich voornamelijk bezig met het begeleiden van jongeren in het vinden van een opleiding of stage en gaat bewust niet te diep in op persoonlijke zaken, omdat hij denkt dat de jongeren daar geen behoefte aan hebben. Een tweede mentor doet dit wel en geeft daarnaast ook persoonlijk bijles. Een derde richt zich enkel op het vinden van stages in het bedrijfsleven zonder daarbij persoonlijk contact te hebben met mentees. Elke mentor geeft op zijn eigen manier vorm aan de functie van mentor. Mede door de mogelijkheid dit te kunnen doen voldoet het werken voor het mentorproject aan de verwachtingen van de meeste mentoren: ze dragen zelf bij aan hetgeen ze de jongeren willen bieden. Zo uiteenlopend als de werkzaamheden zijn, zijn ook de doelen die de mentoren stellen aan het begeleidingstraject. Er lijkt een verband te zijn tussen het soort begeleiding dat een mentor biedt en het doel dat hij zichzelf daarbij stelt. Mentoren die lange begeleidingstrajecten aangaan met jongeren en hulp bieden op verschillende vlakken stellen relatief hoge doelen (bijv. het behalen van diploma s), terwijl collega-mentoren tevreden zijn als ze een mentee verder helpen in hun zoektocht naar een stage. Uit het onderzoek blijkt dat alle mentoren momenteel tevreden te zijn over de huidige gang van zaken. Sterke kanten vinden zij het hechte team, de ruimte om zelf keuzes te maken en de persoonlijke ervaring waarover alle mentoren beschikken. 20

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

School s cool Utrecht helpt brugklassers een goede start te maken in het voortgezet onderwijs

School s cool Utrecht helpt brugklassers een goede start te maken in het voortgezet onderwijs School s cool Utrecht helpt brugklassers een goede start te maken in het voortgezet onderwijs In Utrecht verlaten jaarlijks zo n 600 risicojongeren de basisschool. Dit zijn jongeren die om verschillende

Nadere informatie

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de SAMENVATTING Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen van 6 8 jaar het best kunnen worden geïnterviewd over hun mening van de buitenschoolse opvang (BSO). Om hier antwoord op te kunnen geven,

Nadere informatie

Methodiekbeschrijving Januari 2008. Laat Zien Wat Je Kunt

Methodiekbeschrijving Januari 2008. Laat Zien Wat Je Kunt Methodiekbeschrijving Januari 2008 Laat Zien Wat Je Kunt Deel 1: Methodiekbeschrijving Het is bij de juiste methodiekvaststelling bepalend uit welke personen de doelgroep bestaat. De methodiek is vooral

Nadere informatie

Onderzoek naar een sluitend schoolaanbod voor jongeren met ASS die uitvallen binnen het speciaal onderwijs.

Onderzoek naar een sluitend schoolaanbod voor jongeren met ASS die uitvallen binnen het speciaal onderwijs. Onderzoek naar een sluitend schoolaanbod voor jongeren met ASS die uitvallen binnen het speciaal onderwijs. Afstudeerproject - Master Pedagogiek School of Health, Hogeschool Inholland C.C.A (Claudine)

Nadere informatie

5. CONCLUSIES ONDERZOEK

5. CONCLUSIES ONDERZOEK 5. CONCLUSIES ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek gepresenteerd. Achtereenvolgens worden de definitie van het begrip risicojongeren, de profielen en de registraties besproken.

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Kwaliteitsonderzoek begeleiding

Kwaliteitsonderzoek begeleiding Kwaliteitsonderzoek begeleiding Kwaliteitsonderzoek Begeleiding najaar 2016 Pagina 1 van 18 Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Werkwijze en verantwoording 5 Het doel van het onderzoek 5 Uitvoering onderzoek

Nadere informatie

Jeroen Groenewoud. Het rolmodellenproject

Jeroen Groenewoud. Het rolmodellenproject Jeroen Groenewoud Het rolmodellenproject Inhoud presentatie Aanleiding project Theoretische achtergrond Inhoud rolmodellenproject Ervaringen en uitkomsten onderzoek Werving rolmodellen en randvoorwaarden

Nadere informatie

ACTIEF SOLLICITEREN JOBCOACH TRAJECT

ACTIEF SOLLICITEREN JOBCOACH TRAJECT ACTIEF SOLLICITEREN JOBCOACH TRAJECT DOEL Aangemelde en toekomstige BBL studenten die geen werkplek hebben kunnen 1 à 2 onderwijsperioden na aanmelden starten aan de opleiding doordat ze (met hulp van

Nadere informatie

SAMEN STA JE STERK S U P P O R T F R Y S L Â N B E L E I D S P L A N 2 0 1 5-2 0 1 7

SAMEN STA JE STERK S U P P O R T F R Y S L Â N B E L E I D S P L A N 2 0 1 5-2 0 1 7 SAMEN STA JE STERK SUPPORT FRYSLÂN BELEIDSPLAN 2015-2017 INLEIDING Maatjesproject Support Fryslân startte in 2001 als onderdeel van Solidair Fryslân. Per 1 januari 2014 is Support Fryslân een zelfstandige

Nadere informatie

Methodiek Junior Praktijk Opleider

Methodiek Junior Praktijk Opleider Methodiek Junior Praktijk Opleider ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN HET VERSTERKEN VAN DE DOELMATIGHEID Maaike van Rooijen Suzan de Winter-Koçak Eva Klooster Harrie Jonkman Methodiek Junior Praktijk Opleider

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie 1 Samenvatting In opdracht van de FamilieAcademie is een eerste effectmeting gedaan naar de training

Nadere informatie

De nazorg van pleegzorg voor pleegouders

De nazorg van pleegzorg voor pleegouders 2014 Onderzoek en Innovatie Projectresultaat Dit onderzoek is verricht ten behoeve van het studieonderdeel Onderzoek &innovatie van de opleiding Pedagogiek aan de HAN te Nijmegen De nazorg van pleegzorg

Nadere informatie

Oplegvel Collegebesluit

Oplegvel Collegebesluit Onderwerp Mentorenproject jongeren 2008-2011 Oplegvel Collegebesluit Portefeuille M. Divendal Auteur Mevr. J. van der Meer Telefoon 5115091 E-mail: jmeer@haarlem.nl STZ/JOS Reg.nr. 136463 Bijlagen A +

Nadere informatie

Praktijkgericht onderzoek - Easysteppers

Praktijkgericht onderzoek - Easysteppers Praktijkgericht onderzoek - Easysteppers Opdrachtgever: Naam studenten: Wil Peters Saleha Mughal & Marloes Boers Studentnummers: 500694382 & 500683615 Plaats: Amsterdam Datum: 13 juni 2017 Opleiding: Naam

Nadere informatie

Bijlagen. Tevredenheid van potentiële werknemers

Bijlagen. Tevredenheid van potentiële werknemers Bijlagen Tevredenheid van potentiële werknemers Evaluatie Pastiel Bijlagen Tevredenheid van potentiële werknemers Pastiel Drs. Jan Dirk Gardenier MBA Erik Geerlink, MSc Lotte Piekema, MSc Februari 2014

Nadere informatie

Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten.

Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten. Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten. 1. Samenvatting Scholieren willen LOB! Dat is goed want loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB) is belangrijk.

Nadere informatie

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007 LelyStadsGeluiden De mening van de jongeren gepeild School en werk 007 In 007 hebben.37 jongeren meegewerkt aan de jongerenenquête. Het onderzoek had als doel om in kaart te brengen wat jongeren doen,

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Landelijk cliëntervaringsonderzoek Landelijk cliëntervaringsonderzoek Monitor Januari t/m december 2016 Ons kenmerk: 17.0010587 Datum: 22-09-2017 Contactpersoon: Rosan Hilhorst E-mail: Contractbeheer@regiogv.nl Inhoud 1. Inleiding... 3

Nadere informatie

Memo. Datum: 19 oktober 2015 Onderwerp: Enquête Studieadvies

Memo. Datum: 19 oktober 2015 Onderwerp: Enquête Studieadvies Memo Datum: 19 oktober 2015 Onderwerp: Enquête Studieadvies Inhoud Hoofdstuk 1: Introductie... 1 Hoofdstuk 2: Algemene uitkomsten... 1 2.1 De weg naar de studieadviseur... 1 2.2 Hulpvraag... 2 2.3 Waardering

Nadere informatie

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging Studiehadleiding Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging Naam onderwijseenheid: Methoden en vaardigheden voor praktijkonderzoek Code onderwijseenheid: HBOMIGV015MV Jaar: Onderwijsperiode:

Nadere informatie

Project Kwantitatief onderzoek Module 12 HDT H830-11

Project Kwantitatief onderzoek Module 12 HDT H830-11 Project Kwantitatief onderzoek Module 12 HDT H830-11 Onderzoeksplan Bernice Havermans 10016112 b.l.havermans@gmail.com Esmee Kramer 10012478 esmeeschiedam@hotmail.com Birgit Nieuwenburg 09035168 birgit-nieuwenburg@hotmail.com

Nadere informatie

Notitie voortijdig schoolverlaters. Een verkenning naar de redenen voor het voortijdig schoolverlaten

Notitie voortijdig schoolverlaters. Een verkenning naar de redenen voor het voortijdig schoolverlaten Notitie voortijdig schoolverlaters Een verkenning naar de redenen voor het voortijdig schoolverlaten Spirit4you, december 2013 1. Voortijdig schoolverlaters 1.1. Doel van dit document In het convenant

Nadere informatie

Verzamelen gegevens: december 2013

Verzamelen gegevens: december 2013 Verzamelen gegevens: december 2013 Interpretatie gegevens: april/mei 2014 Organisatiebeschrijving Inzowijs richt zich op de begeleiding van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 t/m 23 jaar. De problematiek

Nadere informatie

Onderzoek studie uitval HBO studenten Het belang van een goede studiekeuze. oktober 2011

Onderzoek studie uitval HBO studenten Het belang van een goede studiekeuze. oktober 2011 Onderzoek studie uitval HBO studenten Het belang van een goede studiekeuze oktober 2011 Hoog percentage studie uitvallers Uit cijfers van de HBO-raad blijkt dat gemiddeld 15,8% van de HBO studenten afvalt

Nadere informatie

Toolkit meester & gezel in de pluimveehouderij

Toolkit meester & gezel in de pluimveehouderij Toolkit meester & gezel in de pluimveehouderij 1 WILT U ALS ONDERNEMER...... Kennisoverdracht op uw bedrijf stimuleren?... Kennis en ervaring van uw medewerker overbrengen op een nieuwe medewerker?...

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning 83 5.1 Leerdoelen en persoonlijke doelen 84 5.2 Het ontwerpen van het leerproces 87 5.3 Planning in de tijd 89

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning 83 5.1 Leerdoelen en persoonlijke doelen 84 5.2 Het ontwerpen van het leerproces 87 5.3 Planning in de tijd 89 Inhoud Inleiding 9 1 Zelfsturend leren 13 1.1 Zelfsturing 13 1.2 Leren 16 1.3 Leeractiviteiten 19 1.4 Sturingsactiviteiten 22 1.5 Aspecten van zelfsturing 25 1.6 Leerproces vastleggen 30 2 Oriëntatie op

Nadere informatie

Het pedagogisch beleid van het OPDC Samenwerkingsverband Zuidoost-Friesland VO

Het pedagogisch beleid van het OPDC Samenwerkingsverband Zuidoost-Friesland VO Het pedagogisch beleid van het OPDC Samenwerkingsverband Zuidoost-Friesland VO 1. Inleiding Er zijn soms leerlingen die tijdelijk geen onderwijs kunnen volgen op hun eigen school. De reden hiervoor is

Nadere informatie

Onderzoek als middel om de mentormethodiek te versterken

Onderzoek als middel om de mentormethodiek te versterken Datum 08-11-2012 1 Onderzoek als middel om de mentormethodiek te versterken Menno Vos m.w.vos@rug.nl Datum 08-11-2012 Waarde onderzoek voor mentoring 1) Effectiviteit: geeft inzicht in wat je project oplevert

Nadere informatie

S TA G E S L I J N 5

S TA G E S L I J N 5 STAGES LIJN5 Wil jij stage lopen bij Lijn5? In de provincie Utrecht biedt Lijn5 behandeling en begeleiding aan kinderen en jongeren met én zonder licht verstandelijke beperking en hun gezin. Lijn5 beschikt

Nadere informatie

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten Beoordeling Te behalen Behaald 1. Past het onderwerp/ontwerp bij het vak/de vakken? 1 Herkenbaarheid van het vak of de vakken. Past het onderwerp

Nadere informatie

Re-integratie van allochtone vroegtijdige Schoolverlaters. Dr. Kaj van Zenderen, Prof dr. R. Maier, Dr. W. de Graaf

Re-integratie van allochtone vroegtijdige Schoolverlaters. Dr. Kaj van Zenderen, Prof dr. R. Maier, Dr. W. de Graaf Re-integratie van allochtone vroegtijdige Schoolverlaters Dr. Kaj van Zenderen, Prof dr. R. Maier, Dr. W. de Graaf Inleiding: re-integratie van allochtone vroegtijdige schoolverlaters Achtergrond project:

Nadere informatie

Informatie voor doorverwijzers. Aanbod ISKB taalcoaching

Informatie voor doorverwijzers. Aanbod ISKB taalcoaching Informatie voor doorverwijzers Aanbod ISKB taalcoaching 25 jaar ISKB Taal en meer In 2011 vierde de ISKB met vrijwilligers, cursisten en leerlingen haar 25 jarig bestaan. We hebben een niet meer weg te

Nadere informatie

Nationaal Studentenonderzoek 2008. Stageplaza.nl

Nationaal Studentenonderzoek 2008. Stageplaza.nl Nationaal Studentenonderzoek 2008 Stageplaza.nl Gepubliceerd door: S. Icke & B. Rooijendijk De Ruyterkade 106 II 1011 AB Amsterdam Tel : 020 422 33 22 Fax : 020 422 20 22 I : www.stageplaza.nl Maart 2008

Nadere informatie

Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen. Marinka Kuijpers & Frans Meijers

Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen. Marinka Kuijpers & Frans Meijers Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen Marinka Kuijpers & Frans Meijers De Haagse Hogeschool Januari 2009 Management Samenvatting Studieloopbaanbegeleiding is hot in het hoger beroepsonderwijs.

Nadere informatie

Bedrijfsarchitectuur sterker door opleiding

Bedrijfsarchitectuur sterker door opleiding Onderzoek naar het effect van de Novius Architectuur Academy Bedrijfsarchitectuur sterker door opleiding Door met meerdere collega s deel te nemen aan een opleiding voor bedrijfsarchitecten, werden mooie

Nadere informatie

Training - Begeleiding - Coaching BALANS DE BAAS VOOR VROUWEN DIE MAMA ZIJN OF WORDEN

Training - Begeleiding - Coaching BALANS DE BAAS VOOR VROUWEN DIE MAMA ZIJN OF WORDEN Training - Begeleiding - Coaching BALANS DE BAAS VOOR VROUWEN DIE MAMA ZIJN OF WORDEN HERKEN JE DIT? Heb je steeds het gevoel het net niet goed genoeg te doen voor iedereen? Zijn de dagen te kort voor

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Ik sta er niet meer alleen voor!

Ik sta er niet meer alleen voor! Ik sta er niet meer alleen voor! Zelfredzaamheid en eigen kracht zijn centrale begrippen in onze participatiesamenleving. Eén gezin, één plan, één hulpverlener is al uitgangspunt van beleid. Daaraan wordt

Nadere informatie

Onderzoeksprotocol Rekenkamer West-Brabant

Onderzoeksprotocol Rekenkamer West-Brabant Onderzoeksprotocol Rekenkamer West-Brabant Vastgesteld door de Rekenkamer West-Brabant in haar vergadering van 25 oktober 2010. Dit onderzoeksprotocol vloeit voort uit het Reglement van Orde, vastgesteld

Nadere informatie

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Beoordeling Afstudeeronderzoek eindfase 2014-2015 VT-DT ONDERZOEKSVERSLAG 1 Bijlage 5c Beoordelingsformulier onderzoeksverslag

Nadere informatie

llochtone meiden en vrouwen in-zicht

llochtone meiden en vrouwen in-zicht 2010 PROJECTEN Nieuwsbrief INHOUD Allochtone meiden & vrouwen in-zicht (Vervolg project) Kinderen aan zet (Onderzoek naar de gevolgen voor kinderen van het hebben van een moeder die seksueel misbruikt

Nadere informatie

RMC, werk aan je toekomst! Voortijdig SchoolVerlaten. Uitleg over RMC en startkwalificatie

RMC, werk aan je toekomst! Voortijdig SchoolVerlaten. Uitleg over RMC en startkwalificatie RMC, werk aan je toekomst! Voortijdig SchoolVerlaten Uitleg over RMC en startkwalificatie ALGEMEEN Elk jaar verlaten jongeren voortijdig, dus zonder een diploma van een beroepsopleiding, het onderwijs.

Nadere informatie

De stem van ouders. succesvolle samenwerking. voor. Sardes Special

De stem van ouders. succesvolle samenwerking. voor. Sardes Special De stem van ouders voor succesvolle samenwerking Sardes Special Nummer 22 november 2017 Arline Spierenburg De Staat van de Ouder in het primair en voortgezet onderwijs In het voorjaar van 2017 voerde Ouders

Nadere informatie

Deel ; Conclusie. Handleiding scripties

Deel ; Conclusie. Handleiding scripties Deel ; Conclusie Als je klaar bent met het analyseren van de onderzoeksresultaten, kun je beginnen met het opstellen van de conclusie(s), de eventuele discussie en het eventuele advies. In dit deel ga

Nadere informatie

opvolgingsonderzoek re-integratie en voortijdig schoolverlaten

opvolgingsonderzoek re-integratie en voortijdig schoolverlaten opvolgingsonderzoek re-integratie en voortijdig schoolverlaten juli 2012 1 inleiding 1-1 aanleiding De rekenkamer voert onderzoeken uit naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het

Nadere informatie

Jonge mantelzorgers. Onderzoek naar het bereiken en ondersteunen. van jonge mantelzorgers in Zwolle. Een samenvatting van het onderzoek

Jonge mantelzorgers. Onderzoek naar het bereiken en ondersteunen. van jonge mantelzorgers in Zwolle. Een samenvatting van het onderzoek Jonge mantelzorgers Onderzoek naar het bereiken en ondersteunen van jonge mantelzorgers in Zwolle Een samenvatting van het onderzoek Renée Lieffijn, Esther Lukas, Jacolien van der Vegt, Karien Willems

Nadere informatie

Informatie voor doorverwijzers Aanbod taalcoaching

Informatie voor doorverwijzers Aanbod taalcoaching Informatie voor doorverwijzers Aanbod taalcoaching Taal doet meer Taal doet meer heeft een niet meer weg te denken rol in de Utrechtse samenleving op het gebied van integratie en participatie. Door taal

Nadere informatie

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder! 24 uurshulp Met Cardea kun je verder! Met Cardea kun je verder! 24 UURSHULP De meeste kinderen en jongeren wonen thuis bij hun ouders totdat ze op zichzelf gaan wonen. Toch kunnen er omstandigheden zijn,

Nadere informatie

Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert

Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert Weert, 6 september 2011. Rekenkamer Weert Inhoudsopgave 1. Achtergrond en aanleiding 2. Centrale vraagstelling 3. De wijze van onderzoek 4. Deelvragen

Nadere informatie

Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg

Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg De modelgetrouwheidsmeting In de begeleiding van kwetsbare mensen is de behoefte aan professionalisering en kwaliteitsverbetering groot. Er is nog veel winst te halen uit een betere aansluiting tussen

Nadere informatie

Naar een betere Match. Inventarisatie knelpunten onderwijs arbeidsmarkt in Zorg en welzijn in Haaglanden Nieuwe Waterweg Noord

Naar een betere Match. Inventarisatie knelpunten onderwijs arbeidsmarkt in Zorg en welzijn in Haaglanden Nieuwe Waterweg Noord Samenvatting Naar een betere Match. Inventarisatie knelpunten en oplossingen bij de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt in Zorg en welzijn in de regio Haaglanden Nieuwe Waterweg Noord 1 Samenvatting van:

Nadere informatie

Presentatie kwalitatief onderzoek beleving respondenten moestuinproject Asten - Someren

Presentatie kwalitatief onderzoek beleving respondenten moestuinproject Asten - Someren Presentatie kwalitatief onderzoek beleving respondenten moestuinproject Asten - Someren Dia 1: Hallo allemaal en welkom bij mijn presentatie. Ik heb onderzoek gedaan bij Moestuin d n Erpel in Someren.

Nadere informatie

ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte

ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte De ontwikkeling van de ehealth-koffer Naam : Seline Kok en Marijke Kuipers School : Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding : HBO-Verpleegkunde voltijd

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Nederweert

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Nederweert RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE Nederweert Plaats : Nederweert Gemeentenummer : 0946 Onderzoeksnummer : 292866 Datum onderzoek : 20 april 2017

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

Rapport Kor-relatie- monitor

Rapport Kor-relatie- monitor Rapport Kor-relatie- monitor Voor: Door: Publicatie: mei 2009 Project: 81595 Korrelatie, Leida van den Berg, Directeur Marianne Bank, Mirjam Hooghuis Klantlogo Synovate 2009 Voorwoord Gedurende een lange

Nadere informatie

Onderzoeksplan. Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel

Onderzoeksplan. Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel Onderzoeksplan Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel Onderzoeksplan Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel Rekenkamer Oost-Nederland, Juni 2007 Inhoudsopgave 1. Inleiding...

Nadere informatie

Preventieproject De Overstap 2015 April 2015

Preventieproject De Overstap 2015 April 2015 Preventieproject De Overstap 2015 April 2015 Gemeente Den Haag Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn Afdeling Leerlingzaken Postbus 12 652 2500 DP Den Haag Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Projectcoördinatoren

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

Onderzoek POD en Sport

Onderzoek POD en Sport 2015 Onderzoek POD en Sport Inhoud Inleiding... 2 Conclusie... 3 Aanbevelingen... 6 Het bestuur... 7 Jeugdtrainers... 8 Jeugdleden... 9 Vrijwilligers... 10 Ouders... 11 Resultaten... 12 1 Inleiding Het

Nadere informatie

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Colofon Titel Auteurs Tekstbewerking Uitgave Ontwerp Vormgeving Bestellen Sociaal kapitaal in

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Onderzoek Alumni Bètatechniek

Onderzoek Alumni Bètatechniek Onderzoek Alumni Bètatechniek 0 meting - Achtergrond Eén van de knelpunten op de Nederlandse arbeidsmarkt is een tekort aan technisch geschoolden. De Twentse situatie is hierin niet afwijkend. In de analyse

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Subsidieregeling stageplaatsen zorg II wordt als volgt gewijzigd:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Subsidieregeling stageplaatsen zorg II wordt als volgt gewijzigd: STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 35388 27 juni 2017 Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 juni 2017, kenmerk MEVA-1148375-164938,

Nadere informatie

Masterpiece Autonomie bij de geriatrische zorgvrager na invoering van het Baxtersysteem

Masterpiece Autonomie bij de geriatrische zorgvrager na invoering van het Baxtersysteem Masterpiece Autonomie bij de geriatrische zorgvrager na invoering van het Baxtersysteem Een beeld vormen en in kaart brengen van de autonomie bij de geriatrische zorgvrager na invoering van het Baxtersysteem

Nadere informatie

Informatie voor doorverwijzers Aanbod taalcoaching

Informatie voor doorverwijzers Aanbod taalcoaching Informatie voor doorverwijzers Aanbod taalcoaching Taal doet meer Taal doet meer heeft een niet meer weg te denken rol in de Utrechtse samenleving op het gebied van integratie en participatie. Door taal

Nadere informatie

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder! even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder! Als we over cliënten praten, bedoelen we kinderen, jongeren en hun ouders. Als we over ouders praten, bedoelen we ook eenoudergezinnen, verzorgers, voogden en/of

Nadere informatie

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 2015 In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 IN BEWEGING IMPLEMENTATIE VAN EEN BEST PRACTICE BINNEN HET UNO-VUMC. EINDVERSLAG INLEIDING Ouderen in woonzorgcentra

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Voorwoord. Nienke Meijer College van Bestuur Fontys Hogescholen

Voorwoord. Nienke Meijer College van Bestuur Fontys Hogescholen 3 Voorwoord Goed onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor jonge mensen om uiteindelijk een betekenisvolle en passende plek in de maatschappij te krijgen. Voor studenten met een autismespectrumstoornis

Nadere informatie

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Persoonlijke ontwikkeling Studievaardigheden

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Persoonlijke ontwikkeling Studievaardigheden BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Inleiding en leerdoelen Leren en studeren is een belangrijk onderdeel in je opleiding tot verpleegkundige. Om beter te leren studeren is het belangrijk niet

Nadere informatie

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Zwaantina van der Veen / Dymphna Meijneken / Marieke Boekenoogen Stad met een hart Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2

Nadere informatie

Leerlingbegeleiding ADD: wat helpt volgens de leerlingen zelf?

Leerlingbegeleiding ADD: wat helpt volgens de leerlingen zelf? PROFIELPRODUCT 2 - ABSTRACT Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Profiel Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Links Bibliografische referentie Studentnummer Begeleider(s) Beoordelaar(s) indien bekend

Nadere informatie

Factsheet persbericht. Helft allochtone stagiairs vermoedt discriminatie bij sollicitatie

Factsheet persbericht. Helft allochtone stagiairs vermoedt discriminatie bij sollicitatie Factsheet persbericht Helft allochtone stagiairs vermoedt discriminatie bij sollicitatie Inleiding Stageperiode Om een stageplek te vinden moeten vrijwel alle studenten solliciteren. Maar hebben allochtone

Nadere informatie

Adviezen voor studiekiezers op basis van de Startmonitor

Adviezen voor studiekiezers op basis van de Startmonitor Adviezen voor studiekiezers op basis van de Startmonitor Conclusies en aanbevelingen op basis van jaarlijks onderzoek naar studiekeuze en studiesucces Jules Warps ResearchNed mei 2012 2012 ResearchNed

Nadere informatie

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek In deze deelopdracht ga je het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek onderzoeken. Geerts en van Kralingen (2011) definiëren onderwijsconcept

Nadere informatie

Haalbaarheidsonderzoek

Haalbaarheidsonderzoek Haalbaarheidsonderzoek SAMENVATTING RAPPORTAGE Haalbaarheidsonderzoek Samenvatting rapportage Bureau Verten Onderzoek uw partner in onderzoek www.vertenonderzoek.nl e-mail: verten.onderzoek@inter.nl.net

Nadere informatie

Beoordelingsmodel Profielwerkstuk HAVO/ VWO

Beoordelingsmodel Profielwerkstuk HAVO/ VWO Beoordelingsmodel Profielwerkstuk HAVO/ VWO 201-201 Begeleider: Naam: Examennummer: Profielvak: Het profielwerkstuk is een onderdeel van het examendossier en wordt beoordeeld met een cijfer. Het is een

Nadere informatie

GSR voortgezet onderwijs voor betrokken christenen. Leerlingbegeleiding

GSR voortgezet onderwijs voor betrokken christenen. Leerlingbegeleiding GSR voortgezet onderwijs voor betrokken christenen Leerlingbegeleiding Voorwoord Op de GSR willen we bijdragen aan de ontwikkeling van uw kinderen tot zelfstandige jonge mensen die klaar zijn om verder

Nadere informatie

FAQ lijst Hooghuisbreed

FAQ lijst Hooghuisbreed FAQ lijst Hooghuisbreed Algemeen Hoe is passend onderwijs in deze regio geregeld? Sinds 2014 is passend onderwijs ingevoerd op alle scholen in Nederland. Dat houdt in dat de leerlingen zoveel mogelijk

Nadere informatie

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention Samenvatting Wesley Brandes MSc Introductie Het succes van CRM is volgens Bauer, Grether en Leach (2002) afhankelijk van

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo Cliëntervaringsonderzoek Wmo Gemeente Ten Boer Laura de Jong Marjolein Kolstein Oktober 2018 Inge de Vries www.oisgroningen.nl Inhoud Inhoud... 1 2.8 Effect van de ondersteuning... 11 3. Conclusie... 13

Nadere informatie

Afgeronde onderzoeksprojecten Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking (periode 2008 2012)

Afgeronde onderzoeksprojecten Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking (periode 2008 2012) Afgeronde onderzoeksprojecten Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking (periode 2008 2012) In de periode 2008-2012 heeft het Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking

Nadere informatie

Resultaten interviews met patiënten Vervolgens wordt een korte samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de gelabelde interviews.

Resultaten interviews met patiënten Vervolgens wordt een korte samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de gelabelde interviews. Onderzoek nazorg afdeling gynaecologie UMCG (samenvatting) Jacelyn de Boer, Anniek Dik & Karin Knol Studenten HBO-Verpleegkunde aan de Hanze Hogeschool Groningen Jaar 2011/2012 Resultaten Literatuuronderzoek

Nadere informatie

Cursus. Kindvolgsysteem, begeleidingsplannen

Cursus. Kindvolgsysteem, begeleidingsplannen Cursus, begeleidingsplannen Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Margriet van der Wielen Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel:, begeleidingsplannen

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Inspectie van het Onderwijs Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE Heerhugowaard Plaats Gemeentenummer

Nadere informatie

overigens niet ongewoon; uit recent onderzoek van Nyenrode blijkt dat 69 % van de bedrijven in Nederland een familiebedrijf is.

overigens niet ongewoon; uit recent onderzoek van Nyenrode blijkt dat 69 % van de bedrijven in Nederland een familiebedrijf is. Beste heer De Haan, Bij deze ga ik graag alsnog in op uw verzoek om nadere informatie. Ik kan en wil niet alles delen omdat een deel nog voorligt bij de rechtbank. Toch hecht ik er aan om met u mijn kant

Nadere informatie

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Centraal Bureau voor de Statistiek Erratum 13 december 2007 Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, is een aantal zaken niet juist vermeld. Onze

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

AOS docentonderzoek bijeenkomst 2 Onderzoeksdoel en -vragen 9/21/ Rian Aarts & Kitty Leuverink

AOS docentonderzoek bijeenkomst 2 Onderzoeksdoel en -vragen 9/21/ Rian Aarts & Kitty Leuverink Bron: Baarda, B. (2014) Dit is onderzoek! AOS docentonderzoek bijeenkomst 2 Onderzoeksdoel en -vragen Rian Aarts & Kitty Leuverink 1 Inhoud bijeenkomst 2 Praktijkprobleem bespreken Onderzoeksdoel formuleren

Nadere informatie

AOS docentonderzoek bijeenkomst 2 Onderzoeksdoel en -vragen

AOS docentonderzoek bijeenkomst 2 Onderzoeksdoel en -vragen AOS docentonderzoek bijeenkomst 2 Onderzoeksdoel en -vragen Rian Aarts & Kitty Leuverink Bron: Baarda, B. (2014) Dit is onderzoek! Inhoud bijeenkomst 2 Praktijkprobleem bespreken Onderzoeksdoel formuleren

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Wat is het effect van mentoring?

Wat is het effect van mentoring? Wat is het effect van mentoring? Februari 2016 HET IS AANNEMELIJK DAT MENTORING DE WERKLOOSHEID ONDER MIGRANTENJONGEREN KAN VERMINDEREN De werkloosheid onder jongeren van niet-westerse herkomst is veel

Nadere informatie