EXPLORATIEF ONDERZOEK NAAR DE INTEGRATIE VAN LIFE SPACE CRISIS INTERVENTION MET CONTEXTUELE THERAPIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "EXPLORATIEF ONDERZOEK NAAR DE INTEGRATIE VAN LIFE SPACE CRISIS INTERVENTION MET CONTEXTUELE THERAPIE"

Transcriptie

1 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode EXPLORATIEF ONDERZOEK NAAR DE INTEGRATIE VAN LIFE SPACE CRISIS INTERVENTION MET CONTEXTUELE THERAPIE Sofie Keppens Promotor: Prof. Dr. Broekaert Begeleider: Dr. Franky D Oosterlinck Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek

2 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode EXPLORATIEF ONDERZOEK NAAR DE INTEGRATIE VAN LIFE SPACE CRISIS INTERVENTION MET CONTEXTUELE THERAPIE Sofie Keppens Promotor: Prof. Dr. Broekaert Begeleider: Dr. Franky D Oosterlinck Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek

3

4 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar EXPLORATIEF ONDERZOEK NAAR DE INTEGRATIE VAN LIFE SPACE CRISIS INTERVENTION MET CONTEXTUELE THERAPIE ABSTRACT Sofie Keppens Promotor: Prof. Dr. Broekaert Optie Orthopedagogiek Begeleider: Dr. D Oosterlinck Hoewel de pedagogische vraagstelling op crisismomenten zowel bij het kind of de jongere als bij het gezin ligt, gebeurt het dat de vraagstelling van bij de intake uiteengerafeld wordt in verschillende onderdelen. Dit leidt tot te divergente werkpunten voor het kind of de jongere en het gezin. Om deze pedagogische vraagstelling vanuit het kind en het gezin samen te laten vertrekken, gaan we op zoek naar een verbinding tussen beiden. Binnen deze studie werd nagedacht over de mogelijkheid om Life Space Crisis Intervention (LSCI) een therapeutische, verbale interventiemethodiek voor jongeren in crisis ook te betrekken op het niveau van het gezin en de familie. De contextuele therapie van Boszormenyi-Nagy leek de meest aangepaste, therapeutische werkwijze die hierbij aansloot. Aan de hand van een exploratief onderzoek gingen we op zoek naar theoretische en praktische verbanden tussen beide denkkaders om een mogelijke integratie te bekomen. Deze denkoefening leverde ons interessante verbanden tussen LSCI en de contextuele therapie op. Beiden ontstaan vanuit eenzelfde tijdsgeest en vanuit de psychoanalyse, vertoonden ze tevens heel wat inhoudelijke verbanden. Om beide theorieën in hun complexiteit en uniciteit te laten bestaan, verkozen we de integratieve handelingsorthopedagogiek om LSCI en de contextuele therapie te integreren. Deze laat beiden afwisselend samengaan opdat ze naast elkaar kunnen blijven bestaan en aanvullend en versterkend kunnen werken. Verder onderzoek naar dit denkkader is noodzakelijk.

5 Dankwoord Dankwoord Geniet van de chaos, ongetwijfeld de meest frustrerende maar tevens typerende zin gedurende mijn scriptie. Voor u ligt immers een denk- en schrijfproces van bijna drie jaar waar heel wat tranen en nachten zijn voor gelaten maar het betekent boven alles een waardige afsluiter van vijf mooie jaren. In tegenstelling tot de vele inkt die ik hierna zal laten vloeien, tracht ik mijn dankwoord wat beknopter te houden. Allereerst wil ik mijn begeleider, Franky D Oosterlinck, bedanken voor de intensieve begeleiding doorheen niet alleen mijn thesisproces maar ook mijn stage-ervaringen. De goede raad, kritische opmerkingen en de blijvende steun gaven mij de moed om telkens een stapje verder te gaan. Daarenboven wakkerde hij mijn groeiende interesse in LSCI aan en de passie om hiermee verder te gaan. De unieke kansen die ik doorheen zijn begeleiding kreeg, zal ik dan ook niet vergeten. Met deze scriptie eindigt een hopelijk voorlopig samenwerkingsverband waarvoor ik Franky enorm dankbaar ben. Prof. Dr. Broekaert wil ik bedanken voor het promotorschap en de wijze raad en kritische bedenkingen dat dit met zich meebracht. Daarnaast wil ik mijn ouders uitvoerig bedanken voor zowel de emotionele als financiële steun gedurende mijn opleiding. Zonder al hun telefoontjes, bemoedigende en troostende woorden, heen-en-weer ritten naar Gent en het geloof in mijzelf en mijn studies, stond ik niet waar ik vandaag sta. Ook mijn broer en grootouders wil ik hiervoor bedanken, ze betekenden een enorme steun voor mij. Karel, bedankt voor je allesomvattende liefde en steun. Je bent de constante in mijn leven geworden waar ik nood aan had. Verder wil ik ook Ruth bedanken voor de verlossende zangstondes, de oprechtheid, de vele harten onder de riem en de geweldige vriendschap doorheen de jaren. Mijn vrienden en mede studiegenoten mogen zeker niet ontbreken in dit dankwoord. Samen gingen we de thesisperiode met heel veel moed en plezier tegemoet en betekenden jullie vaak een welkome ontspanning in stresserende tijden. Caro, wie weet waar stond ik zonder jouw schraptalent en wijze sprookjesraad Ruth, Lyse, Bo, Ilse, Kristel, Liesbeth, bedankt voor het aanhoren van vele frustraties en om mij op te vangen tijdens crisismomenten. Tenslotte gaat een grote dankjewel uit naar alle mensen die mijn thesis nalazen en zich niet inhielden kritische en behulpzame opmerkingen te geven. Karen, bedankt voor de vele verhelderende gesprekken en bemoedigende woorden. iii

6 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Dankwoord... iii Inhoudsopgave... iv Inleiding... 7 Probleemstelling... 8 Deel I: Methodologie Onderzoeksvragen Onderzoeksmodel Exploratief onderzoek Dataverzameling Literatuurstudie Verdieping vanuit gesprekken en discussies a) Historische achtergrond b) Inhoudelijke verbanden Project OOBC De Nieuwe Vaart Deel II: Theoretische uitdieping Historische situering Contextuele therapie Inleiding Ivan Boszormenyi-Nagy Invloeden a) Familiale achtergrond b) Eerste invloeden doorheen Nagy's studies c) Twee krachtlijnen d) Buber Integratie van de verschillende invloeden Nederlandse en Belgische traditie Life Space Crisis Intervention (LSCI) Inleiding Invloeden a) Alfred Adler ( ) b) Anna Freud ( ) en August Aichorn ( ) iv

7 Inhoudsopgave c) Kurt Lewin ( ) d) Urie Bronfenbrenner ( ) e) Nicholas Hobbs ( ) f) Fritz Redl ( ) & David Wineman ( ) g) William C. Morse ( ) h) Nicholas Long, Mary Wood en Frank Fecser Belgische traditie Inhoudelijke situering Contextuele therapie Roulerende rekening Doel Methode a) Vijf dimensies b) Meerzijdige partijdigheid c) Ontschuldiging of exoneratie d) Moratorium e) Hulpbronnen f) rol van de volwassene Waar situeert het gezin zich? Resultaten van de contextuele therapie Onderzoekstraditie Life Space Crisis Intervention Crisis, conflict Doel van LSCI: zelfregulering en waardenontwikkeling Conflictcyclus a) Prive-inhouden en irrationele opvattingen b) Stress c) Gevoelens en gedachten d) Waarneembaar gedrag e) Tegenreactie LSCI als methodiek f) Fasenverloop LSCI g) Rol van de volwassene h) Hulpbronnen, life space v

8 Inhoudsopgave Waar situeert het gezin zich? Resultaten van een LSCI gesprek Onderzoekstraditie Deel III: Resultaten Literatuurstudie Verdieping vanuit gesprekken en discussies a) Historische achtergrond b) Inhoudelijke verbanden Project OOBC De Nieuwe Vaart Deel IV: Discussie Historische en inhoudelijke verdieping Project OOBC De Nieuwe Vaart Het samenbrengen van twee verschillende denkkaders Sterktes en beperkingen van het onderzoek Implicaties voor de praktijk Suggesties naar volgend onderzoek Algemene conclusie Referentielijst Bijlage 1: Historische situering LSCI. Samenvatting gesprek Mike Hermetz Bijlage 2: Historische situering. Samenvatting gesprek Prof. Dr. Broekaert Bijlage 3: Tijdslijn Bijlage 4: Project OOBC De Nieuwe Vaart Bijlage 5: Kort overzicht biografie Ivan Boszormeny-Nagy vi

9 Inleiding Inleiding Binnen de praktijk van het Orthopedagogisch Observatie- en BehandelingsCentrum De Nieuwe Vaart (hierna OOBC genoemd) een semi-internaat en school voor kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen, type 3 worden frequent kinderen of jongeren met ernstige gedragsproblemen aangemeld die een zeer hardnekkige hulpvraag stellen aan het team. Meestal zijn dit kinderen waarbij vanaf de intake de hulpvraag op vertoonde agressie is gericht of kinderen die gedurende hun behandeling herhaaldelijk agressie stellen. Hierbij is gebleken dat binnen deze groep zich vaak acute stress voordoet in het gezin (D'Oosterlinck F., 2008). De werking van het OOBC steunt op een multidisciplinair team waarbij vier verschillende luiken centraal staan: het medische, het sociale, het psychologische en het orthopedagogische luik. Elk luik geeft op zijn eigen specifieke manier invulling aan de gestelde hulpvraag. Zo staat er binnen het medische luik een uitgebreid medisch onderzoek voorop met een diagnosestelling en eventuele medicatieopvolging. Het sociale luik richt zich op de gezinssituatie en begeleiding. Hierbij wordt de contextuele therapie van Boszormenyi-Nagy gehanteerd. Diagnostiek en therapie van het kind of de jongere staan in het psychologisch luik centraal en het orthopedagogisch luik komt onder andere tot uiting binnen de individuele begeleiding, leefgroepwerking en crisisinterventies. Dit laatste luik wordt specifiek ingevuld door de Life Space Crisis Intervention (LSCI) methodiek, een therapeutische, verbale interventiemethodiek voor jongeren in crisis, dewelke de jongere zelfregulerend gedrag op basis van waarden tracht aan te leren (Long, Wood, & Fecser, 2003). De multidisciplinaire aanpak in het OOBC bezit vele voordelen, maar bij nadere analyse hiervan werd vastgesteld dat deze leidt tot te divergente werkpunten. Reeds vanaf de intake wordt de gestelde hulpvraag uiteengerafeld in vier specifieke luiken waardoor voorbij gegaan wordt aan het gegeven dat de hulpvraag van het kind of de jongere in relatie met de ouders en de gezinssituatie moet bekeken worden. Dient de pedagogische vraagstelling niet vanuit het kind én het gezin samen te vertrekken? De ouders melden namelijk het kind of de jongere aan. Deze eenheid mag niet uit het oog verloren worden. Door de hulpvraag van bij de aanmelding uiteen te rafelen, ontstaan er te divergente werkpunten waardoor het nadien moeilijk wordt om deze alsnog op elkaar af te stemmen. Gezien de pedagogische vraagstelling op crisismomenten wellicht zowel bij het kind of de jongere als bij de ouders ligt, gaan we binnen deze huidige studie op zoek naar een verbinding tussen het gezin en het 7

10 Inleiding kind of de jongere. We kwamen tot de vraag of we de LSCI methodiek ook op het niveau van gezinnen en families konden betrekken en welke dan de meeste aangepaste, therapeutische werkwijze is die bij LSCI aansluit. Binnen deze vraagstelling wordt er gezocht naar een theorie die systemische verbindingen aanreikt en zowel de vraagstelling aan het kind als aan het gezin stelt. Eveneens is het belangrijk dat deze theorie gegrond is in de psychoanalyse aangezien LSCI zich binnen het egopsychoanalytisch model situeert (D Oosterlinck & Broekaert, 2003; Long et al., 2003). In de zoektocht naar een geschikte theorie om LSCI naar het gezinsniveau uit te breiden, stootten we op de vier grote stromingen binnen de familietherapie: het systeemdenken, de Milanese (cybernetische) school, de structurele school en de contextuele therapie. We kozen de contextuele therapie van Boszormenyi-Nagy omwille van twee specifieke redenen. Ten eerste voldeed deze stroming aan onze vooropgestelde voorwaarden. Ontstaan en steunend op inzichten uit de psychoanalyse zagen we tevens invloeden uit de systeemtherapie naar voor komen waardoor deze theorie ons de systemische verbindingen kon aanreiken die we nodig hadden. Een tweede, en tevens doorslaggevende, reden was het feit dat deze therapie reeds voorhanden was binnen het OOBC en dat hier al enkele jaren mee gewerkt werd. Aangezien er heel wat theoretische achtergrond naar een mogelijke verbinding tussen LSCI en de contextuele theorie ontbrak, werd een theoretische verdieping naar de mogelijke integratie van LSCI met de contextuele therapie de centrale doelstelling van deze scriptie. Naast de exploratie van een theoretische verbinding tussen deze twee denkkaders, ging het OOBC zijn eigen weg met het aangediende praktijkprobleem. Gekend met beide theorieën zochten ze een specifieke invulling om deze twee denkkaders praktisch op elkaar af te stemmen. Op 10 maart 2008 startte het OOBC binnen hun behandeling dan ook een project om verbanden tussen de contextuele therapie en LSCI te leggen. Binnen deze studie was het interessant om de inzichten van het project te exploreren en hoe het OOBC praktische verbanden trachtte te leggen tussen LSCI en de contextuele therapie. Probleemstelling Het praktijkprobleem dat binnen het OOBC naar boven kwam, leidde ons naar de vraag voor meer afstemming in de divergente werkpunten van zowel het kind als het gezin. Bovendien daagde het besef dat de pedagogische vraagstelling op crisismomenten wellicht zowel bij de ouders als bij het kind of de jongere ligt. Om dit idee vorm te geven, exploreerden we de mogelijkheid of we LSCI konden uitbreiden op het niveau van het gezin en de familie. De 8

11 Inleiding therapeutische werkwijze die naar onze mening hierbij het meest aansloot, en tevens binnen het OOBC voorhanden was, is de contextuele therapie van Ivan Boszermenyi-Nagy. Door het ontbreken van een theoretische achtergrond voor een mogelijke verbinding, opteerden we binnen deze scriptie voor een historische, theoretische studie met een verdieping aan de hand van discussies en gesprekken met praktijkmensen. Respectievelijk vanuit het perspectief van de contextuele therapie en LSCI onderzoeken we welke gemeenschappelijkheden en raakpunten er bij elkaar kunnen gevonden worden om tot een afstemming tussen deze twee denkkaders te komen. Hierbij volgt de uiteindelijke vraag of we een effectieve integratie van beide theorieën kunnen bekomen. Daarenboven zijn we benieuwd naar de inzichten van het project binnen het OOBC. Door een exploratie van de praktijk trachten we inzicht te krijgen in de manier waarop het project de verbinding tussen de contextuele therapie en LSCI probeert te realiseren. Deze eerste theoretische en praktische exploratie naar een nieuw denkkader kan vervolgens in volgende studies uitgebreid getoetst worden. Concreet formuleren we vanuit het vooropgestelde praktijkprobleem de volgende onderzoeksvraag: Welke zijn de theoretische verbanden tussen de contextuele therapie en Life Space Crisis Intervention (LSCI) en kan dit leiden tot een mogelijke integratie van beiden? Deze centrale onderzoeksvraag delen we vervolgens op in vier deelvragen: Wat is de historische achtergrond van de contextuele therapie en LSCI en zijn hier mogelijke verbanden in te vinden? Zijn er inhoudelijke verbanden tussen beide theoretische denkkaders te vinden? Vinden we vanuit de praktijk gemeenschappelijkheden en raakpunten tussen de contextuele therapie en LSCI? Kunnen LSCI en de contextuele therapie samen in het werkveld gebruikt worden of hoe kunnen deze verschillende methodieken zich samen in het werkveld verhouden? In DEEL I van deze scriptie wordt een plan opgesteld om aan de centrale onderzoeksvraag en deelvragen tegemoet te komen. Hierbij komt de gehanteerde methodologie aan bod, wordt de keuze voor exploratief onderzoek toegelicht en verduidelijken we de wijzen waarop de data verzameld en verwerkt werden. 9

12 Inleiding Vervolgens schetst DEEL II de theoretische uitdieping van zowel de contextuele therapie als Life Space Crisis Intervention (LSCI). Allereerst komen de historische achtergronden van beide theorieën aan bod om deze daarna inhoudelijk uit te diepen. Deze theoretische schets fungeert daarenboven als basis voor het beantwoorden van onze onderzoeksvragen. De gevonden resultaten van deze studie worden opgenomen in DEEL III waar uitgebreid stilgestaan wordt bij de verkregen inzichten betreffende de onderzoeksvragen. Tenslotte wordt er in DEEL IV getracht antwoord te bieden op de centrale onderzoeksvraag. Verder worden de sterktes en beperkingen binnen het onderzoek besproken, wordt er aandacht besteed aan mogelijke implicaties voor de praktijk en worden er enkele suggesties gedaan naar volgend onderzoek toe. Afgesloten wordt er met een algemene conclusie. De referentielijst voldoet bovendien aan de APA (American Psychological Association) normen. 10

13 DEEL I: Methodologie Deel I: Methodologie Onderzoeksvragen Binnen deze scriptie trachten we antwoorden te vinden op het voorgelegde praktijkprobleem, namelijk dat de multidisciplinaire aanpak binnen de behandeling van kinderen en jongeren met gedrags- en/of emotionele problemen tot te divergente werkpunten van het kind of de jongere en het gezin leidt. We zetten hiervoor een exploratief onderzoek op met de volgende centrale onderzoeksvraag: Welke zijn de theoretische verbanden tussen de contextuele therapie en Life Space Crisis Intervention en kan dit leiden tot een mogelijke integratie van beiden? Vervolgens deelden we deze onderzoeksvraag op in vier deelvragen: - Wat is de historische achtergrond van de contextuele therapie en LSCI en zijn hier mogelijke verbanden in te vinden? Aan de hand van een literatuurstudie zal de historische achtergrond van zowel LSCI als de contextuele therapie geschetst worden. Veelvuldige gesprekken en discussies met praktijkmensen zullen als bijkomende bron fungeren in de zoektocht naar mogelijke verbanden tussen beide theorieën. - Zijn er inhoudelijke verbanden tussen beide theoretische denkkaders te vinden? Op basis van een inhoudelijke situering van de contextuele therapie en LSCI, en wederom gesprekken en discussies met praktijkmensen over de concepten en begrippen van beide theoretische denkkaders, wordt er gezocht naar raakpunten en verbanden tussen de contextuele therapie en LSCI. - Vinden we vanuit de praktijk gemeenschappelijkheden en raakpunten tussen de contextuele therapie en LSCI? Binnen deze studie wordt het lopende project in het OOBC De Nieuwe Vaart opgevolgd. Dit project tracht op een praktische wijze verbanden tussen de contextuele therapie en LSCI te vinden. Verschillende verslagen van vier cases werden ter beschikking gesteld om de uitwerking van dit project te exploreren. 11

14 DEEL I: Methodologie - Kunnen LSCI en de contextuele therapie samen in het werkveld gebruikt worden of hoe kunnen deze verschillende methodieken zich samen in het werkveld verhouden? De resultaten van voorgaande onderzoeksvragen zullen fungeren als basis in de zoektocht naar mogelijke wijzen waarop deze twee verschillende methodieken samen gebruikt kunnen worden. 12

15 DEEL I: Methodologie Onderzoeksmodel Exploratief onderzoek Exploratief of verkennend onderzoek stelt de onderzoeker vrij zijn blik te werpen op alles wat hij interessant vindt. Dit type onderzoek waarbij men op zoek gaat naar aanknopingspunten (van der Zee, 2004) en dat gericht is op de ontwikkeling van begrippen, hypothesen en/of een theorie (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2005) houdt vooraf geen restricties in. Binnen deze studie, waarin we de mogelijkheid tot een integratie van de contextuele therapie met LSCI willen verkennen, lag dit type onderzoek voor de hand. Zowel historisch als inhoudelijk gaan we op zoek naar verbanden tussen de twee theorieën en zullen we op basis van onze bevindingen en observaties een nieuw denkkader proberen te ontwikkelen. Daarenboven verrichten we een exploratie van de praktijk, waarbinnen het OOBC een project opstartte, om naast de theoretische zoektocht naar een mogelijke integratie ook een praktische zoektocht uit te voeren. Wanneer we in ons opzet slagen kan hier later uitgebreid onderzoek naar verricht worden aan de hand van een toetsend onderzoek (Baarda et al., 2005). Dataverzameling Aangezien dit een eerste verkennend onderzoek is naar de mogelijkheid om bruggen te slaan tussen de contextuele therapie en LSCI, kiezen we voor een hoofdzakelijk theoretisch onderzoek op basis van een literatuurstudie, gesprekken en discussies. Daarenboven exploreren we een praktijkvoorbeeld naar de mogelijke integratie van LSCI met de contextuele therapie. Literatuurstudie De eerste stap binnen dit onderzoek is zowel het historisch als inhoudelijk uitdiepen van de contextuele therapie en LSCI aan de hand van bestaande literatuur en onderzoek. Voor beide theorieën richten we ons vooral op hun basiswerken maar verruimen we tevens onze blik. Zo maken we onder andere gebruik van gespecialiseerde tijdschriften zoals Reclaiming Children and Youth en exploreren we verschillende databanken zoals Web of Science en Aleph. Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de historiek van beiden, gaan we op zoek naar de verschillende invloeden op de contextuele therapie en LSCI en de denkkaders die deze 13

16 DEEL I: Methodologie hebben beïnvloed. In de literatuurstudie gaan we uitgebreid te werk omdat ons opzet een grondige aanpak vereist. De grootste valkuil is immers te oppervlakkig te werk gaan. Verdieping vanuit gesprekken en discussies Voor de historische en inhoudelijke verdieping van LSCI en de contextuele therapie richten we ons hoofdzakelijk op talloze scriptieafspraken. Daarnaast wenden we discussies en gesprekken, met voornamelijk hulpverleners vanuit het OOBC De Nieuwe Vaart, aan om ons belangrijke inzichten te verschaffen in een mogelijke integratie van beide theorieën. Deze gesprekken en discussies werden verzameld binnen de periode van juni 2007 tot en met mei a) HISTORISCHE ACHTERGROND Het aanknopingspunt in ons zoekproces naar de historische achtergrond van beide theorieën begint bij twee gesprekken met Mike Hermetz en met Prof. Dr. Broekaert. Voor de transcriptie van beide gesprekken verwijs ik graag naar bijlage 1 en 2. Deze gesprekken worden als leidraad gebruikt in de verdere exploratie van de bestaande literatuur naar de historische achtergrond van de contextuele therapie en LSCI. Het doel van deze verkenning is het maken van een uitgebreide schets van beide theorieën met hun verschillende pioniers en beïnvloedingen. Wanneer deze op punt staat, gaan we op zoek naar raakpunten en verbanden tussen beide theorieën. Om dit op zo n efficiënt mogelijke en duidelijke manier te bekomen, wordt een tijdslijn opgebouwd. Deze delen we in volgens de belangrijkste werken en theorieën van de pioniers van de contextuele therapie en LSCI. We opteren hier niet voor een indeling op basis van geboortedata van de verschillende pioniers omdat dit zou kunnen leiden tot een vertekend beeld. Deze werkwijze bezorgt ons een duidelijker beeld van de gemeenschappelijke tijdsgeest waarin beide theorieën ontstonden en hun verschillende invloeden. De bekomen tijdslijn zal als basis dienen voor de exploratie naar mogelijke historische verbanden tussen de contextuele therapie en LSCI. De uitgewerkte tijdslijn kan men raadplegen in bijlage 3. 14

17 DEEL I: Methodologie b) INHOUDELIJKE VERBANDEN Initieel was ons opzet vanuit de praktijk op zoek te gaan naar inhoudelijke verbanden tussen de contextuele therapie en LSCI. Aan de hand van 7 handelingsplanningen binnen het OOBC De Nieuwe Vaart analyseerden we de werkpunten van zowel het gezin als het kind. Binnen deze dossieranalyse werd gezocht naar hiaten en/of centrale thema s binnen de werkpunten. Op deze manier trachtten we de werkpunten van zowel het gezin als het kind op elkaar af te stemmen. Vanuit deze praktijkstudie hoopten we raakpunten tussen de contextuele therapie en LSCI te vinden. Dit denkproces nam drie maanden in beslag, van februari 2008 tot en met april Na vele bijeenkomsten, discussies en besprekingen over de gevonden verschillen en gemeenschappelijkheden in de werkpunten, kwamen we tot het besluit een andere weg in te slaan. We tastten in het donker en hadden geen enkel aanknopingspunt om ons op te richten. Ons opzet om te vertrekken vanuit de praktijk, om geen bevooroordeling van de theorie te krijgen, liep vast. Hierna werd de keuze gemaakt een theoretische, inhoudelijke exploratie van de begrippen en concepten van beide theoretische kaders uit te voeren om van daaruit mogelijke verbanden tussen de contextuele therapie en LSCI terug te vinden. Allereerst zullen we voor beide theorieën de algemene concepten en begrippen uitlijnen en beschrijven waarvan we denken dat deze een essentiële rol zullen spelen in onze zoektocht naar mogelijke verbanden. Aan de hand van deze beschrijving trachten we afwisselend doorheen de bril van het ene theoretische kader naar het andere te kijken. Hierbij vragen we ons voornamelijk af welke concepten of technieken we uit de andere benadering kunnen aanwenden om het theoretisch kader aan te vullen en sterker te maken. Waar zitten de gemeenschappelijkheden en zijn er bruggen voorhanden om deze twee theoretische kaders samen te brengen? Project OOBC De Nieuwe Vaart Naast onze theoretische exploratie van mogelijke verbanden tussen de contextuele therapie en LSCI trachten we inzichten vanuit de praktijk in ons theoretisch kader te implementeren. Hiervoor volgen we het lopend project binnen het OOBC op. Parallel aan onze theoretische zoektocht naar verbanden tussen de contextuele therapie en LSCI, startte het team van OOBC in september 2008 met een nieuwe opvolgprocedure in de behandeling van kinderen en jongeren met gedrags- en/of emotionele stoornissen en hun gezinnen. Binnen dit project pogen ze praktische verbanden tussen beide theorieën te zoeken om zo een betere afstemming tussen de werkpunten en hulpvraag van het kind en het gezin te verkrijgen. Uit analyse van 15

18 DEEL I: Methodologie het multidisciplinaire team waarmee het OOBC werkt, zag men immers dat deze aanpak tot te divergente werkpunten van het kind of de jongere en het gezin leidde. Het project houdt een nieuwe opvolgprocedure in voor kinderen en jongeren die qua agressie een zeer hardnekkige hulpvraag aan het team stelt (verder genoemd als niveau 1 kinderen). Hoofdzakelijk richt het project zich op nieuwe aanmeldingen met een ernstige hulpvraag in verband met agressie, maar ook op kinderen en jongeren die reeds geruime tijd in behandeling zijn en gedurende hun behandeling herhaaldelijk agressie stellen. Bij deze laatste groep kinderen zag men immers een acute stress binnen het gezin optreden waarbij een afstemming tussen deze twee eenheden noodzakelijk leek. De visie van het project is om van bij de intake het gezin en het kind of de jongere samen te brengen onder begeleiding van het N1 TEAM. Dit team bestaat uit de individuele begeleider van het kind of de jongere, de orthopedagoog of psycholoog en de gezinsbegeleider. Zo ontstaat er een eenheid van het kind of de jongere, het gezin en een derde facilitator, namelijk het N1 TEAM. Dit team is vertrouwd met de LSCI methode en de contextuele therapie. De vernieuwde opvolgprocedure werd voor het eerst voorgesteld in maart 2008 en bestaat uit 14 fasen waarbij er afwisselend samen en individueel met het gezin en het kind of de jongere wordt gewerkt. Voor de volledige procedure verwijzen we naar bijlage 4. Het OOBC maakt door dit project een interessante praktijkoefening om tot verbanden tussen beide denkkaders te komen. In onze exploratie van dit project zijn we vooral benieuwd naar de keuzes die gemaakt worden om deze twee verschillende methodieken binnen eenzelfde eenheid te brengen. We krijgen beschikking over de verslagen van vier cases die betrokken zijn bij het project. Hierbij is het niet onze bedoeling om deze verslagen te analyseren of als bewijsstukken voor ons theoretisch denkkaders aan te voeren, maar wenden we deze louter aan om onze theoretische verdieping te ondersteunen. Twee cases zijn nieuwe aanmeldingen waarvan de aanmeldingsvraag gericht was op een agressieprobleem. De twee overige cases zijn kinderen die gedurende hun behandeling herhaaldelijk in agressie vervallen. Deze cases betreffen allen jongens met een gemiddelde leeftijd van jaar (min. 9jaar max. 13 jaar). De verslagen waarover wij beschikken zijn: - individuele gesprekken van het kind met de gezinsbegeleider en/of individuele begeleider, - gesprekken met het kind, de ouders en het N1 TEAM samen, - handelingsplanningen van de kinderen, 16

19 DEEL I: Methodologie - overzicht van het gedragsstappenplan van het kind. Deze praktijkoefening wenden we aan als bijkomende bron binnen de resultaten. Daarenboven kan het ons eventuele suggesties naar volgend onderzoek verschaffen. De verkregen resultaten, mede op basis van de verkregen inzichten uit het project, kunnen heel wat nuttige informatie opleveren voor het OOBC en het verdere verloop van dit project. Uit respect voor de persoonlijke levenssfeer van het gezin en het kind worden deze verslagen niet in deze studie bijgevoegd. 17

20 DEEL II: Theoretische uitdieping Deel II: Theoretische uitdieping Historische situering Contextuele therapie Inleiding De contextuele therapie situeert zich binnen de familietherapie. Als een onderdeel van deze stroming heeft ze zich ontwikkeld vanuit verschillende denkkaders en visies. Zo steunt het levenswerk van Ivan Boszormenyi-Nagy (spreek Nodzj uit) op vier bronnen. De eerste is het psychoanalytisch denken met onder andere Freud en Fairbairn. De existentiële fenomenologie met Martin Buber vertegenwoordigt de tweede bron. Nagy's eigen onderzoek van en therapie met psychotici wordt als derde bron beschouwd. Als laatste bron is er het systeemdenken waarin we Bateson kunnen situeren (Heireman, 1994). In het onderstaande worden deze bronnen en andere invloeden op de contextuele therapie verder uitgediept, wordt de integratie van al deze invloeden tot de contextuele therapie beschreven en staan we stil bij de Nederlandse en Belgische traditie van de contextuele therapie. Allereerst wordt er stilgestaan bij de eigen levenswandel van Ivan Boszormenyi-Nagy. Deze eigen levensgeschiedenis en familiale achtergrond, alsook zijn ervaringen doorheen de jaren, hebben immers een grote impact gehad op de theorievorming van de contextuele therapie. Ivan Boszormenyi-Nagy Geboren op 19 mei 1920 in Hongarije had Nagy al van jongs af aan een grote belangstelling voor psychotici. Tijdens zijn jeugdjaren maakte hij herhaaldelijk de uitsluiting van een psychisch zieke mens door de dorpsbewoners mee (Ducommun-Nagy, 2008) Deze gebeurtenis, samen met het leed waarmee deze mensen te maken kregen - en dat voor hem onrechtvaardig aanvoelde - deed een sterk appèl op hem waardoor hij dit als beginpunt omschrijft van zijn medische studies, de keuze om psychiater en grondlegger van de contextuele therapie te worden (van Heusden & van den Eerenbeemt, 1983). Deze belangstelling voor psychotici is een thema dat doorheen heel het oeuvre van Nagy ondergronds aanwezig zal blijven. 18

21 DEEL II: Theoretische uitdieping In 1944 voltooide Nagy zijn medische studies aan de Peter Pazmany Universiteit te Boedapest als arts (Dillen, 2004; van Heusden & van den Eerenbeemt, 1983). Doorheen de klinisch-medische opleiding van Nagy kwam hij in aanraking met verschillende invloeden zoals het Duits idealisme (Fichte, Hegel), het existentialistisch denken en het psychodynamische werk van Freud, wat voor hem een grote invloed zal betekenen (Dillen, 2004; van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Na zijn artsenexamen besloot hij zich te specialiseren in de psychiatrie (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Van 1944 tot 1947 voltooide Nagy zijn opleiding tot psychoanalyticus en werd hij assistent psychiatrie aan de universiteit van Boedapest en een jaar later assistent hoogleraar psychiatrie. Nagy kreeg echter geen volledige opleiding tot psychoanalyticus en tot nader order is er geen blijk dat hij zelf een (leer-) analyse onderging, noch dat hij onder supervisie analyseerde (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Na zijn studies in zijn geboorteland, emigreerde hij naar Oostenrijk om twee jaar als arts aan een internationaal hospitaal te werken. Daar werkte hij als consulterend psychiater aan het algemeen ziekenhuis van de Internationale Vluchtelingen Organisatie te Salzburg (van Heusden, 1984; van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Na Wereldoorlog Twee, besloot Nagy zelf Jood in 1950 om naar de Verenigde Staten te emigreren. Hij keek er naar uit om daar verder te werken aan zijn grote interesse voor biochemisch onderzoek ten behoeve van psychiatrische patiënten (van Rhijn & Meulink- Korf, 1997). De eerste jaren van zijn verblijf situeerden zich in Chicago waar hij van 1950 tot 1956 aan het Illinois Neuropsychiatric Institute als psychiater aan de slag was (Dillen, 2004). Daar was hij onderzoeksassistent en medewerker aan de psychiatrieafdeling van de universiteit van Illinois (van Heusden & van den Eerenbeemt, 1983). Zijn verlangen om research te doen op het gebied van psychosen werd op deze manier vervuld en hij schreef hierover menig artikel. Tijdens zijn werk in Chicago kwam hij onder leiding te staan van een landgenoot van hem, Kalman Gyarfas, een relationeel georiënteerde psychiater die al tijdens zijn studies in Boedapest een enorme invloed op zijn denken had (van Heusden, 1984). Het onderzoek naar de biochemische kant van de behandeling van schizofrenie was geen succes. Bij het uitdiepen van de verbinding tussen dieptepsychologie en relaties werd Nagy rond 1955 beïnvloed door de werken van Ronald Fairbairn en Martin Buber (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986). Van 1956 tot 1957 was Nagy Assistent Professor in de psychiatrie aan de Staatsuniversiteit van New York te Syracuse (Dillen, 2004; van Heusden & van den Eerenbeemt, 1983) waarna hij zich in 1957 in Philadelphia ging vestigen (van Heusden, 1984). Tevens was hij erkend lid van de American Board of Psychiatry en had hij een functie als psychiater aan het psychiatrisch ziekenhuis van Syracuse (Dillen, 2004). 19

22 DEEL II: Theoretische uitdieping Via een collega-hoogleraar kreeg Nagy de vraag om een speciale afdeling op te richten voor onderzoek en therapie van schizofrene patiënten. Dit gebeurde in het Eastern Pennsylvania Psychiatric Institute (EPPI) waar hij tussen 1957 en 1980 directeur was van de afdeling gezinspsychiatrie (Dillen, 2004; van Heusden, 1984). Hier ontwikkelde hij een nieuwe methode die hij de naam intensive family therapy meegaf (Boszormenyi-Nagy & Framo, 1965). Onder invloed van Maxwell Jones en Kalman Gyarfas werd het Nagy duidelijk dat psychotici zich in de context van hun familie compleet anders gedroegen. Vanaf 1958 ontvingen Nagy en zijn medewerkers psychotische patiënten met hun families en verruimden dit later naar alle patiënten toe (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986) was tevens het jaar waarin Nagy en zijn collega s in het EPPI de gezinstherapie introduceerden en dachten zij als eersten in systeemtheoretische termen (van Heusen & van den Eerenbeemt, 1983). Rond de jaren zestig werden trainingen in familietherapie gegeven en werkte de afdeling gezinstherapie samen met heel wat scholen, projecten,... Dit alles zorgde ervoor dat deze afdeling één van de eerste erkende familietherapie programma's werd (Jackson & Weakland in Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986). Om financiële redenen werd dit instituut in 1980 gesloten (Dillen, 2004). De volgende jaren engageerde Nagy zich voor talloze instituten en universiteiten. Zo was hij stichtend lid van het Family Institute of Philadelphia en de American Family Therapy Academy (Watson, 2007). Eveneens bekleedde hij tussen de jaren 1963 en 1970 de positie van Associate Professor in de psychiatrie aan het Jefferson Medical College in Pennsylvania, Philadelphia. Tevens was hij sinds 1966, tot zijn dood, staflid van het Philadelphia Pychiatric Center en was hij gedurende de periode consulterend psychiater in gezinspsychotherapie van het West Philadelphia Community Mental Health Consortium (Dillen, 2004; van Heusden & van den Eerenbeemt, 1983) was het jaar waarin Nagy voor het eerst naar Nederland kwam en een cursus gezinstherapie gaf (Bakhuizen in Boszormenyi- Nagy, 2000). In België kwam deze eerste ontmoeting met de contextuele benadering en Nagy er in 1986 (Ducommun-Nagy, 2008). In 1974 werd Nagy Associate Professor in de psychiatrie aan de gerenommeerde universiteit van Pennsylvania (Dillen, 2004). Datzelfde jaar leidde hij de afdeling gezinstherapie van het Hahneman Medical College en richtte hij in de tweede helft van de jaren 70 in Glensdale het Institute of Contextual Growth op; een polikliniek en opleidingscentrum voor gezinstherapie waar Nagy in 1979 directeur van werd (Dillen, 2004). Zijn tweede vrouw Catherine Ducommun-Nagy was, en is, er werkzaam als psychiater (van Heusden & van den Eerenbeemt, 1983) en geeft nu ook leiding aan het instituut (Ducommun-Nagy, 2008). Daarnaast was Nagy lid van de American Academy of 20

23 DEEL II: Theoretische uitdieping Psychotherapists en de American Psychiatric Association. Eind jaren zeventig richtte Nagy samen met Gerald Berenson en Geraldine Spark de American Family Therapy Association op (Dillen, 2004; Ducommun-Nagy, 2008). Aan het einde van zijn levensjaren ontwikkelde Nagy een vijfde dimensie, de ontische dimensie, voor het eerst vermeld op het congres van de Hongaarse Vereniging van Therapeuten in 2000 (Ducommun-Nagy, 2008). Nagy werd verder erelid van de Europese Vereniging voor Familietherapie en ontving in 2000 in Hongarije een presidentiële medaille voor zijn levenswerk (Ducommun-Nagy, 2008). In 2007 kwam er een einde aan de levenswandel van Ivan Boszormenyi-Nagy, wanneer hij op 28 januari stierf aan de gevolgen van Parkinson. Zijn dood betekent absoluut niet het einde van zijn gedachtegoed want dit leeft verder in de werken en toepassingen van vele volgelingen en aanhangers van het contextuele denken. Zo zette Catherine Ducommun- Nagy zijn levenswerk verder en heeft ze een grote lacune opgevuld door in 2006 Invisible Loyalties (Boszormenyi-Nagy & Spark, 1973) te vertalen in het Frans, Ces loyautés qui nous libèrent (Ducommun-Nagy, 2006). Op deze manier werd één van Nagy s grote basiswerken eindelijk vertaald en later ook naar het Nederlands met het boek Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit (Ducommun-Nagy, 2008). Dit biografisch overzicht hebben we zo volledig en correct mogelijk proberen weer te geven waarbij we niet de intentie hadden om tot in de details te treden. Deze biografie is dus zeker niet sluitend maar dit was ook niet ons opzet. Voor een kort overzicht van zijn biografie, zie bijlage 5. Invloeden Het overzicht dat volgt, schept een historisch kader van de vier pijlers waarop het werk van Nagy steunt. Tevens komen andere beïnvloedingen uitgebreid aan bod, waarbij er een beeld gevormd wordt van het ontstaan en de ontwikkeling van de contextuele therapie. a) FAMILIALE ACHTERGROND Als tweede en jongste zoon van een welgestelde familie werd Ivan Boszormenyi-Nagy op 19 mei 1920 in Boedapest, Hongarije, geboren. Langs vaders kant bekleedde de familie jarenlang functies in de rechterlijke macht en dit heeft zeker zijn sporen nagelaten op het latere werk van Nagy (van Heusden, 1984). Ivans keuze om een medische opleiding te volgen in plaats van in de voetstappen van zijn vader te treden, was zeker geen evidente keuze ten huize Nagy (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Het was zijn oudere broer die de traditie verder zette. 21

24 DEEL II: Theoretische uitdieping Deze juridische achtergrond heeft een grote impact gehad op de theorievorming en taalgebruik van Nagy. Er zijn immers heel wat begrippen uit de rechtzaal terug te vinden in zijn psychotherapeutische benadering (Dillen, 2004) zoals balans, verdienste en ontschuldiging. Verder heeft Nagy s vader hem sterk beïnvloed in zijn vragen rond het begrip rechtvaardigheid. Later heeft dit hem verder geïnspireerd bij het definiëren van zijn concept meerzijdige partijdigheid (Ducommun-Nagy, 2008). Een tweede grote impact op de denkwijze van Nagy is het opgroeien in de Hongaarse samenleving die gekenmerkt werd door de nauwe banden van de traditionele grootfamilies. Door de verstedelijking begon het belang van deze grootfamilie tijdens het leven van Nagy af te nemen en kwam er een verschuiving naar het kerngezin (van Heusden & van den Eerenbeemt, 1983). Nagy was ervan overtuigd dat de grootfamilie een betere levenssituatie schiep dan het kerngezin aangezien bij dit laatste de oudere generatie ontbrak. (van Heusden, 1984) Hij vond de steun van grootouders immers zeer belangrijk (Dillen, 2004). Nagy kan men tevens beschouwen als een aanhanger van de intergenerationele school waarbij men de grootouders tot het cliëntensysteem rekent en hen bij de behandeling betrekt (van der Pas, 1982). De samenleving waarin Nagy opgroeide en die gekenmerkt werd door steeds kleiner wordende gezinnen die minder nauw met elkaar verbonden waren, heeft een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van de contextuele therapie. Naast deze samenlevingsstructuur zal ook de oorlog in Hongarije een zeer grote invloed hebben gehad op zijn denkwijze. In 1948 besloot Nagy naar Oostenrijk te emigreren en later naar de Verenigde Staten (van Heusden, 1984). Nagy zag zijn vader niet meer maar heeft zijn moeder nog kunnen bezoeken bij zijn terugkeer naar Hongarije. Deze scheiding van zijn familie en thuisland zal zeker een enorme rol gespeeld hebben bij de manier waarop hij het begrip loyaliteit invulde. Nagy bleef zich zeer nauw verbonden voelen met zijn familie en thuisland. De manier waarop hij deze band en het begrip loyaliteit zag, gaf hij zeer duidelijk weer in Invisible loyalties (1973) waarin hij zei: My father will always remain my father, even though he is dead and his burial ground is thousands of miles away. He and I are two consecutive links in a genetic chain with a life span of millions of years. (Boszormenyi-Nagy & Spark, 1973, pg 3). Uit dit citaat valt af te leiden dat hij de band met zijn ouders, in dit geval zijn vader, als onherroepelijk zag. Dit soort loyaliteit heeft Nagy later dan ook als de existentiële loyaliteit benoemd. De bezetting en de onderdrukking die Nagy persoonlijk meemaakte zorgde ervoor dat zijn interesse in vragen over rechtvaardigheid toenam (Ducommun-Nagy, 2008). 22

25 DEEL II: Theoretische uitdieping b) EERSTE INVLOEDEN DOORHEEN NAGY'S STUDIES. Het verlangen om psychotici te willen helpen was al sinds Nagy's tienerjaren aanwezig. Het in zijn ogen onrechtvaardige leed dat hij bij deze mensen zag, deed een sterk appèl op hem. Tevens aanzag hij dit als een uitdaging, een mysterie dat de medische wetenschappen en de psychologie tot dan toe nog niet hadden ontrafeld. (van Heusden & van den Eerenbeemt, 1983). Nagy besloot een medische opleiding te volgen en specialiseerde zich nadien in de psychiatrie (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Tijdens zijn studies kwam hij onder meer in aanraking met het psychodynamische werk van Sigmund Freud (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997) dat ons bijbracht dat symptomen een betekenis hebben in het onderbewuste. Nagy kreeg interesse in de psychoanalyse en bouwde hier een uitgebreide kennis over op, ook al genoot hij geen volledige opleiding tot psychoanalyticus (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Nagy was vooral geïnteresseerd in het omzetten van Freuds werk met neurotische patiënten naar de behandeling van psychotische mensen. Dit door onder andere meer plaats te ruimen voor de invloed van cultuur en socialiteit op de intra-psychische structuur (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Na de oorlog zette Nagy zijn studies verder. Hierbij begon hij zich meer te richten op de biochemische kant van de psychiatrie. De reden waarom hij zich hierop toespitste is de volgende: Since even Freud s genius could not offer sufficient psychological clues about psychosis, [ ] I turned to biochemical ways of investigation. (Boszormenyi-Nagy, 1987, xiii). Nagy's verlangen om verder biochemisch onderzoek te verrichten bij psychotische patiënten werd vervuld wanneer hij in 1950 naar de Verenigde Staten emigreerde (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Daar zette hij zijn biochemisch onderzoek verder en kreeg hij een functie als psychiater aan het Illinois Neuropsychiatric Institute in Chicago (van Rhijn & Meulink Korf, 1997). De eerste jaren van zijn werk besteedde hij aan biochemisch onderzoek bij schizofrene patiënten waarbij hij het effect van insuline op de suikermoleculen in de stofwisseling naging. Na een aantal jaar moest Nagy besluiten dat zijn onderzoek mislukt was. Hij had niets specifieks voor schizofrene patiënten ontdekt en zijn hoop om een biochemische sleutel tot psychotisch lijden te vinden, was vervlogen. Ondanks dit alles bleef Nagy in zijn verdere werk aandacht besteden aan eventuele lichamelijke oorzaken voor psychische ziekten (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Niet louter zijn verlangen om biochemisch onderzoek te verrichten maar ook de Hongaar Kalman Gyarfas, zorgden ervoor dat Nagy zich in Chicago vestigde. Tijdens de jaren 23

26 DEEL II: Theoretische uitdieping dat Nagy aan het Illinois Neuropsychiatric Institute in Chicago research deed, stond de overkoepelende instelling Chicago State Hospital, onder het beleid van Kalman Gyarfas. Dat één van de leermeesters-hoogleraren uit Boedapest leiding gaf aan het instituut waaraan Nagy werkte, zag hij als een voorrecht (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Kalman Gyarfas, een relationeel georiënteerde psychiater, altijd denkend in termen van relaties, is een voorloper van de gezinstherapie (van Heusden, 1984). Tevens stimuleerde Gyarfas Nagy in zijn nieuwsgierigheid naar het belang van intra- en interpersoonlijke dynamiek in de psychotherapie bij psychiatrische patiënten (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Gyarfas zorgde ervoor dat Nagy de wereld van de psychotherapie ontdekte in een tijd dat deze nog niet geïntegreerd was in de academische psychiatrie (Ducommun-Nagy, 2008). Na het mislukte onderzoek van Nagy bij schizofrene patiënten was hij genoodzaakt een nieuwe weg in te slaan. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat wederom Kalman Gyarfas hem hiertoe inspireerde (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). In de jaren die volgden, verschoof Nagy's aandacht van de fysiek traceerbare causaliteit bij psychotici naar intermenselijke relaties en meer specifiek naar de consequenties binnen deze relaties (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Ter illustratie hiervan: wanneer een kind met een verstandelijke handicap geboren wordt, zoekt Nagy geen mogelijkheid om deze verstandelijke handicap te voorkomen maar werkt hij aan voorwaarden om te voorkomen dat de consequenties van deze handicap een pathologie worden. Op deze manier ziet Nagy preventie als een opdracht van de therapeut (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Tenslotte zette onder andere Gyarfas, Nagy aan tot het betrekken van significant others bij de behandeling van de patiënten. Ook Gregory Bateson en Maxwell Jones beïnvloedden Nagy hierin zeer sterk. Zij zagen gedrag als een vorm van adequate communicatie (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Maxwell Jones, vader van de therapeutische gemeenschap zorgde ervoor dat in het EPPI een wekelijkse bijeenkomst van stafleden, patiënten en hun familieleden georganiseerd werd (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). c) TWEE KRACHTLIJNEN In het professionele decor van de jaren vijftig deden zich heel wat verschuivingen voor, zowel op het gebied van het intrapsychische als op het gebied van relaties en interacties tussen mensen. Er kwam voor beiden een zeer grote belangstelling en men begon families en gezinsfenomenen grondig te bestuderen (van Rhijn en Meulink-Korf, 1997). Het was in deze tijdsgeest dat Nagy geïnteresseerd raakte in de werken van twee personen: Ronald Fairbairn, psychoanalyticus en Gregory Bateson, antropoloog en systeemdenker. De werken van deze 24

27 DEEL II: Theoretische uitdieping auteurs zijn twee krachtlijnen waartegen de contextuele therapie zich heeft ontwikkeld. Fairbairn, die zich situeert binnen de psychotherapie, beïnvloedde Nagy bij het ontstaan van de tweede dimensie, namelijk het intrapsychische. Bateson daarentegen zou een grote invloed gehad hebben op de ontwikkeling van de derde dimensie, de interacties tussen de mensen (van Rhijn en Meulink-Korf, 1997). Ronald Fairbairn Ronald Fairbairn geboren in 1889 in Edinburgh, Schotland behoorde tot de psychoanalytische stroming. Hij had een groot aandeel in de grondslag van de latere gezins- en relatietherapie en de intergenerationele therapie van Nagy, die hij later contextueel zou noemen (van Rhijn en Meulink-Korf, 1997). In de vroege veertiger jaren ontwikkelde Fairbairn de object-relatietheorie; een unieke psychoanalytische theorie die de grondslag zou vormen voor vele huidige theoretische ontwikkelingen in de psychoanalyse. Deze theorie was zo radicaal anders dan de toenmalige theorieën van voornamelijk Freud dat het een halve eeuw geduurd heeft vooraleer de invloed van deze theorie op het psychoanalytische denken zichtbaar werd (Rubens, 1994). Volgens Freud heeft ieder persoon een intrapsychische structuur die opgedeeld is in drie instanties: het ego, het id en het superego. Deze structurele theorie die het driftenmodel omvat, stelt dat al ons denken en handelen gericht is op pleasure-seeking. (van Rhijn en Meulink-Korf, 1997) Tegen dit denkschema ging Fairbairn nu net in. Het terugdringen van spanning is volgens Fairbairn niet het oorspronkelijke doel voor de mens maar wél het tot zelfexpressie komen in relatie met anderen. In relatie treden met anderen is de fundamentele motivatie van de mens. Deze visie is één van Fairbairns meest belangrijke bijdragen tot de huidige relatietheorie (Rubens, 1994). Hij creëerde zelf een alternatief voor het structurele driftmodel van Freud en ontwikkelde zijn eigen relatiestructuurmodel. Fairbairn geloofde niet dat de driften gericht zijn op een leeg veld. Hij stelde dat de driften gericht zijn op een andere, het object. Libido is not primarily pleasure-seeking, but object-seeking (Fairbairn, 1952, p137). Rond deze object-relationeel gebaseerde persoonlijkheidstheorie ontstond de British School waarvan Fairbairn en Harry Guntrip grondleggers waren (van Rhijn en Meulink-Korf, 1997). De intrapsychische structuur bij Fairbairn is opgedeeld in het ego en het object. Deze twee instanties treden met elkaar in dialoog, wat volgens Fairbairn kenmerkend is voor het menselijke bestaan. De menselijke psyche is een entiteit die vanaf zijn ontstaan opgebouwd is 25

28 DEEL II: Theoretische uitdieping uit relaties en dus een relationele structuur heeft (van Rhijn en Meulink-Korf, 1997). Over het zelf stelt Fairbairn verder dat onze relaties gevormd en veranderd worden door het zelf. Het is het uitgangspunt voor al onze opgedane ervaringen. Het is in de relatie met anderen dat het zelf zichzelf uit en vormt (Rubens, 1994). De object-relatietheorie van Fairbairn heeft een duidelijke invloed gehad op het denken van Nagy. Deze heeft immers in twee opzichten als brugfunctie gefungeerd. Ten eerste maakte zijn theorie een verbinding tussen het psychoanalytische en het relationele denken (Boszormenyi-Nagy, 1987; van Rhijn en Meulink-Korf, 1997) en kwam Nagy, door de toepassing van Fairbairn s werk, in contact met het systeemdenken (van Rhijn en Meulink- Korf, 1997). Nagy besteedde, meer dan Fairbairn, aandacht aan ethische consequenties. De visie van Fairbairn op individuele diepte-dynamieken was voor Nagy analoog en verenigbaar met de existentieel ethische visie van Martin Buber, waarbij dialoog het fundament is van mens zijn en worden (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986). Op de bijdrage van Buber komen we later in dit hoofdstuk terug. Gregory Bateson Gregory Bateson, geboren op 9 mei 1904 in het Verenigd Koninkrijk, was zoon van William Bateson, een vooraanstaand Engels bioloog en geneticus (Bateson, 1984). Na zijn studies antropologie was Bateson actief op verschillende terreinen. Zo nam hij deel aan een biologische expeditie op de Galapagos eilanden, deed hij antropologisch veldwerk, gaf hij les aan verschillende scholen en had hij een groot aandeel in de grondslag van de familietherapie. Tevens was hij één van de hoofdfiguren in het ontstaan van de cybernetica en het systeemdenken na Wereldoorlog Twee (Bateson & Donaldson, 1991). Zelfs vooraleer Bateson bekend raakte met de cybernetische theorie was een systemische aanpak van biologie en gedragswetenschappen hem niet vreemd. Hij werd immers opgevoed in een klimaat waar er nagedacht werd in termen van systeemanalyse (Bateson, 1984). Na Wereldoorlog Twee vertrok Bateson naar Californië en raakte hij geïnteresseerd in de psychiatrie (Bateson & Donaldson, 1991). In Palo Alto richtte hij een onderzoeksteam op waar hij en zijn collega's de double bind theorie over schizofrenie ontwikkelden. Dit team bestond onder andere uit Don D. Jackson, Jay Haley en John H. Weakland en ze publiceerden hun theorie in het artikel Toward a Theory of Schizophrenia (1956). Dit artikel werd meermaals geciteerd door Nagy (van Rhijn & Meulink- Korf, 1997). 26

29 DEEL II: Theoretische uitdieping De double bind theorie moet men situeren binnen de cybernetica en het systeemdenken die het theoretisch kader schiepen waarbinnen de Palo Alto groep in 1956 de double bind theorie ontwikkelde. Double bind is een benaming die men geeft aan de communicatie van tegenstrijdige boodschappen en is een situatie waarin een persoon nooit kan winnen, wat deze ook doet (Bateson, Jackson, Haley, Weakland, 1956). Men krijgt hierbij te maken met twee tegenstrijdige communicatieniveaus en een gebod tegen het uitspreken van deze tegenstrijdigheid. Volgens het onderzoeksteam zijn de volgende ingrediënten noodzakelijk voor we van een double bind situatie kunnen spreken: - twee of meer personen; - een herhaalde ervaring: de double bind structuur is een gewoonte geworden; - een primair negatief bevel; - een secundair bevel tegenstrijdig met het eerste op een hoger abstractieniveau en zoals het eerste bekrachtigd door straf; - een tertiair bevel waardoor het slachtoffer niet kan wegvluchten. (Bateson et al., 1956) Deze theorie werd oorspronkelijk beschreven als een hypothese voor schizofrenie. Het is pas een aantal jaar later dat de auteurs inzagen dat dit mechanisme ook toepasbaar was op verschillende andere groepen van de samenleving (Bateson, Jackson, Haley, & Weakland, 1963). Zowel de systeemtheorie als de double bind theorie hadden een invloed op het denken van Nagy. Bij de double bind was Nagy vooral geïnteresseerd in de ethische aspecten die deze verwarringen met zich meebrengen. Tussen een ouder en een kind kan geen enkel woord ethisch neutraal zijn en hij zal deze verhouding vanuit loyaliteit en recht definiëren (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Een systeem is een circulair gegeven, maar daarnaast heeft een systeem ook een bepaalde ordening die het systeem domineert zonder er zelf deel van uit te maken. Dit principe benoemde Bateson ethos maar hij komt hier later op terug en overweegt om dit dimensie te noemen. Nagy geeft dit ordenend principe een andere benaming: loyalty en justice om dit later te benoemen als dimension of relational ethics (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). d) BUBER The parallel between the two frameworks [n.l. Buber en Fairbairn, VR/MK] served as an early foundation for contextual therapy. (Boszormenyi-Nagy & Krasner in van Rhijn & Meulink-Korf, 1997, p.48). 27

30 DEEL II: Theoretische uitdieping Zoals al eerder vermeld en uit dit citaat af te leiden, hebben zowel Ronald Fairbairn als Martin Buber een belangrijke invloed gehad op het denken van Nagy. Zij gaven hem de aanknopingspunten voor zijn visie dat de werkelijkheid fundamenteel relationeel is (Dillen, 2004). In de vijftiger jaren probeerde Nagy tot een integratie te komen van systemische en individuele gezichtspunten (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Hierbij speelden Fairbairn en Bateson een belangrijke rol in zijn denken over relaties. Toch is het Martin Buber die de grootste invloed had op Nagy's zoektocht naar een integratie (van Heusden & van den Eerenbeemt, 1983). Nagy probeerde een visie te ontwikkelen die een overstijging was van zowel de psychologie als de systeemtheorie (van den Eerenbeemt & Oele, 1987). Hij ontwikkelde een dialectische relatietheorie waarbij de term dialectiek onder invloed van Helm Stierlin werd gebruikt. Het is een term die de dynamiek van en in personen in een verhouding aangeeft (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Binnen het dialectisch denkkader wordt een persoon als een synthese van het zelf-ander antitheses beschouwd. Hierbij wordt het persoonlijk bestaan onlosmakelijk verbonden met de relatie en wordt de wederzijdse afhankelijkheid tussen personen ontisch gedefinieerd. (Boszormenyi-Nagy, 1966). Nagy beschouwt intersubjectiviteit als veelvoudig en er is naar zijn mening in geen enkele psychologische theorie een model te vinden voor deze veelzijdig gerichte partijdigheid. Dit vindt Nagy wel in de filosofie van Martin Buber die zijn bondgenoot wordt in zijn zoektocht naar een overstijging van het individuele en het interactionele (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Het is dan ook Buber met zijn theorie van dialoog waarnaar Nagy veelvuldig verwijst in zijn werken. Het dialogisch principe van Buber wordt in de theorie van Nagy ingebed en het begrip dialectiek krijgt gaandeweg een meer ethische connotatie (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Ich und Du (Buber, 1923) legt de fundamenten van het dialogisch principe. Hierin beschrijft Buber de intersubjectiviteit, ich und du, als zowel begin en oorsprong van de menselijke werkelijkheid en waarheid (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Hij onderscheidt twee wijzes van zijn, namelijk Ik-Gij (Ich-Du), de subject-subject verhouding en Ik-Het (Ich- Es), de subject-object verhouding (Boszormenyi-Nagy, 1996). Waar Buber eerst spreekt over ontmoeting en verhouding, herformuleert hij dit later naar het concept dialoog (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). In essentie draait de Ich-Du verhouding om verbondenheid. De mens kan pas tot mens worden wanneer deze in relatie treedt met de ander en zo een werkelijke dialoog aangaat. Zonder de ander is een mens geen mens (Oele & van den Eerenbemt, 1987) en het is pas in relatie met de omgeving en de mensen dat een persoon in staat is iets te 28

31 DEEL II: Theoretische uitdieping kennen. Een Ik kan enkel begrepen worden in de context van een Gij (Hargrave & Pfitzer, 2005). Nagy gaat nog een stapje verder en breidt de theorie van Buber verder uit naar opeenvolgende generaties (Oele & van den Eerenbeemt, 1987). Bij Buber kan het Gij een persoon zijn die een ander toevallig en kortstondig ontmoet. Nagy breidt het Gij uit naar een intergenerationele verbondenheid of loyaliteit (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Door deze uitbreiding werd het werk van Nagy beter bekend als intergenerationeel (Oele & van den Eerenbeemt, 1987). Een tweede werk van Buber, Schuld und Schuldgefühle (1958), gaf Nagy de basis om als therapeut de interpersoonlijke werkelijkheid van schuld te erkennen. Hierbij wordt schuld niet bekeken als zijnde iets binnen de persoon zelf maar wordt er een bovenpersoonlijk zijnskarakter aan toebedeeld. Hierdoor komt de persoon werkelijk in de schuld te staan die hem omvangt. Deze zienswijze van het begrip schuld wordt door Buber gedefinieerd als existentiële schuld, een term die Nagy overneemt. De existentiële schuld wordt vervolgens met een tweede begrip van Buber, menselijke orde, verbonden met Nagy's concepten verschuldiging, verbondenheid en verdienste. Hierdoor krijgt existentiële schuld bij Buber en Nagy een verschillende betekenis. Bij deze laatste is het begrip meer de verschuldiging die in een loyaliteitsverhouding omvat ligt (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Integratie van de verschillende invloeden De origine van de contextuele therapie is gebaseerd op een lange zoektocht naar de behandeling van gedrags- en emotionele stoornissen. Nagy dacht in de meeste hevige vorm de sleutel tot behandeling te vinden, namelijk bij schizofrenie en psychose (Boszormenyi-Nagy, 1987). Vooreerst poogde hij via individuele psychodynamische therapie schizofrene patiënten te behandelen (Boszormenyi-Nagy, 1987) en verrichtte hij daarnaast biochemisch onderzoek. In Chicago kwam Nagy in contact met Kalman Gyarfas waardoor hij belangstelling kreeg voor relaties binnen de psychotherapie. Ook Gregory Bateson en Maxwell Jones beïnvloedden hem in het betrekken van belangrijke anderen in de therapie. Inmiddels raakte Nagy geïnteresseerd in het werk van Bateson en Fairbairn. Hij introduceerde in 1957 binnen het EPPI gezinstherapie als onderzoeksproject waarbij Nagy koos voor de object-relatietheorie van Fairbairn als therapieopzet (Boszormenyi-Nagy, Grunebaum, & Ulrich, 1991). In dit instituut werd er gewerkt aan een dialectisch model, steunende op een Hegeliaanse dialectische integratie van existentiële en object-relationele 29

32 DEEL II: Theoretische uitdieping gedachten met als doel een meer expliciet relationeel model (Boszormenyi-Nagy et al., 1991). Door geleidelijke evoluties binnen de systemische gezinstherapie kwamen er ook verschuivingen in het gehanteerde model en de methodologie van het instituut. Bij dit laatste kwam de nadruk meer te liggen op de betrokkenheid van anderen, de communicatie en de gedragspatronen. Mettertijd werd de therapie meer gericht op het gehele gezin in plaats van het individuele aangemelde gezinslid. Er ontstond een nieuw paradigma van een dieper dialectisch, contextueel inzicht in diepe relationele dynamieken waarbij de doelgroep uitgebreid werd (Boszormenyi-Nagy et al., 1991). De benadering gehanteerd binnen het EPPI werd door Nagy en zijn collega's benoemd als intensive family therapy (van Rhijn & Meulink- Korf, 1997). Vanaf de vijftiger jaren, begin jaren zestig, kwam Nagy tot het inzicht dat er een integratie nodig was van de inzichten uit de individuele- en familietherapie (Boszormenyi- Nagy & Krasner, 1986). Dit was het decennium waar de ontwikkeling van de contextuele therapie echt van grond kwam (Ducommun-Nagy & Schwoerie in Soyez, Tatrai, Broekaert, & Bracke, 2004). Nagy bouwde zijn dialectische relatietheorie (1965) verder uit en werd geïnspireerd door de werken van Martin Buber. Nagy betrok het dialoog model van Buber op zijn theorie waardoor er in de late zestiger jaren een brug gevormd werd en de dialectische intergenerationele therapie ontstond. In deze jaren zestig kon men de therapie niet meer beperken tot enkel het kerngezin met het hier-en-nu en ging men zich richten op de verschillende generaties. Nagy bleef zijn theorie verder ontwikkelen en verfijnen en in 1973 verscheen zijn eerste hoofdwerk, Invisible Loyalties Reciprocity in Intergenerational Family Therapy. Dit was een eerste basisrealisatie van de theorieontwikkeling van de contextuele therapie (Soyez et al., 2004). Hier werd de overgang van de intensive family therapy naar de intergenerational family therapy gemaakt. In dit werk gebruikte Nagy ook voor het eerst de term contextueel en ging het vooral over de relationele theorie waarbij een ik en de ander in een dialectische verbondenheid zitten. Nagy verwees sterk naar de ideeën en theorie van Buber maar ging nog iets verder met zijn theorie waarin Nagy meer de focuste op de intergenerationele verbondenheid of loyaliteit (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Het is pas in 1979 dat Nagy zijn theorie de naam contextuele therapie meegeeft. Hierbij verwijst het begrip context naar de dynamische verbondenheid van een persoon met zijn significante relaties over de verschillende generaties heen (Heireman, 1994). Between Give and Take (1986) werd Nagy s tweede boek waarbij er meer dan in zijn eerste boek nadruk kwam te liggen op therapeutische toepassingen. De aandacht verschuift van loyaliteit naar entitelment. In het Nederlands zal 30

33 DEEL II: Theoretische uitdieping je vaak vertalingen zoals gerechtigde aanspraak, gerechtigdheid, vinden (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Zeer kort daarna, in 1987, verscheen zijn derde boek: Foundations of Contextual Therapy, een samenstelling van een selectie van de verschillende artikels die Nagy doorheen de jaren schreef. Negentien artikels omvat het boek hetgeen Nagy zelf als één van zijn belangrijkste publicaties beschouwt. In de laatste drie artikels van dit werk komen we meer te weten over het centrale thema transgenerational solidarity. Een begrip verwijzend naar een onzichtbare derde partij, de toekomstige generatie (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Dit transgenerationeel tribunaal zal indirect de problemen binnen de familiale relaties en de therapie ervaren (Dillen, 2004). Nagy's werken vertonen allen tegelijkertijd een constante en een ontwikkeling. De constante blijkt uit de voortdurende zoektocht naar de consequenties van zijn uitgangspunt, namelijk dat de menselijke werkelijkheid van begin tot eind relationeel is. Daarnaast zien we een soort van evolutie doorheen zijn werken waarbij hij telkens een andere nadruk legt. In zijn eerste boek ligt de nadruk op familiale loyaliteit en rechtvaardigheid waarna dit verschuift naar de begrippen entitelment - of gerechtigde aanspraak en balance of fairness in zijn tweede boek. Als laatste zien we een verschuiving naar het begrip contextueel in de titel van zijn derde boek Foundations of Contextual Therapy (1987) (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Kort samenvattend kunnen we stellen dat de contextuele therapie ontstond uit een dialectische intergenerationele therapie die op haar beurt ontstond uit een intensieve familietherapie. Er was een initiële focus op individueel gebaseerde, existentiële psychodynamische therapie die verschoof naar een meer systemisch transactionele formulatie om zo verder onder invloed van Buber de focus te leggen op de ethische dimensie. (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986). Nederlandse en Belgische traditie De contextuele benadering heeft een zeer grote invloed gehad in België en Nederland, voor zowel de therapeutische wereld als de jeugdhulpverlening (Ducommun-Nagy, 2008). De belangstelling in de contextuele therapie nam in de late zestiger jaren in België en Nederland een grote vlucht met in 1967 een eerste cursus gezinstherapie in Nederland door Nagy. Nederland werd tevens het eerste land buiten de Verenigde Staten waar gezinstherapie belangrijk werd (Dillen, 2004). Ammy van Heusden, gezinstherapeute en maatschappelijk werkster (Dillen, 2004), reisde in 1966 naar de Verenigde Staten en ondervond dat de 31

34 DEEL II: Theoretische uitdieping contextuele therapie een meerwaarde zou zijn voor de Nederlandse hulpverlening. Zij zorgde ervoor dat Nagy jaarlijks een workshop kwam geven in Nederland waardoor de contextuele therapie ook in België toegankelijker werd (Boszormenyi-Nagy, 2000). Van Heusden begon samen te werken met ElseMarie van den Eerenbeemt en samen schreven ze Balans in beweging (1983) (Ducommun-Nagy, 2008). Dit boek is een zeer belangrijke bijdrage geweest voor de Nederlandstalige literatuur over de contextuele therapie en van Heusden en van den Eerenbeemt kan men zo beschouwen als de Nederlandse pioniers van de contextuele benadering (Dillen, 2004). Nagy s werk kreeg heel wat belangstelling in Nederland en België en in 1994 schreef Nelly Bakhuizen Tussen geven en nemen, een vertaling van Between Give and Take (1986). In België begon de contextuele therapie traditie in 1986 wanneer Nagy door het familietherapieteam Lovenjoel uitgenodigd werd. Hierdoor ontstond een nauwe samenwerking tussen België en Nagy en nodigden verschillende organisaties, zoals Leren over Leven en Kern, Nagy regelmatig uit (Ducommun-Nagy, 2008). May Michielsen, verbonden aan de vzw Leren over Leven en tevens directeur tot 2008, schreef in 1998 Leren over Leven in loyaliteit en vertaalde het boek van Terry Hargrave, Ontwikkelingen in de contextuele therapie (2005). Daarnaast vertaalde zij het franse werk van Catherine Ducommun-Nagy Ces loyautés qui nous libèrent, naar het Nederlands met het boek Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit (2008). Naast May Michielsen speelde Magda Heireman een belangrijk rol in de Belgische traditie. Zij publiceerde in 1989 Du côté de chez soi. La thérapie contextuelle d Ivan Boszormenyi-Nagy (Ducommun-Nagy, 2008) waardoor Nagy s denken ook in het Franstalige gebied meer toegang kreeg (Dillen, 2004). 32

35 DEEL II: Theoretische uitdieping Life Space Crisis Intervention (LSCI) Inleiding LSCI is een therapeutische (methodische), verbale interventiestrategie die de mogelijkheid schept hulp te bieden aan jongeren in crisis (Long et al., 2003). Aangezien een crisis verbonden is met de life space van de jongere, worden de crisismomenten als een positief leermoment aangewend (Broekaert, Soenen, Goethals, & Vandevelde, 2008). Oorspronkelijk een psychodynamische theorie, werd LSCI doorheen de jaren verder uitgebreid naar een multitheoretisch model. Zo zijn er concepten uit de cognitieve, gedrags-, sociale leer- en ontwikkelingstheorieën te vinden (Long et al., 2003). Het is een model met zowel een egoversterkende, psychoanalytische aanpak als een milieutherapeutische traditie (Broekaert et al., 2008). Daarenboven is het een 'strength-based' aanpak (Long, Fecser, & Brendtro, 1998). Net zoals bij de contextuele therapie, laten we al deze invloeden uitgebreid aan bod komen om een duidelijk historisch beeld te schetsen van de ontwikkeling van LSCI en gaan we dieper in op de Belgische traditie van LSCI. Invloeden De roots van LSCI gaan terug tot het begin van de 20ste eeuw met het boek Wayward Youth (Aichorn, 1935) dat een grote invloed had op de geestelijke gezondheidszorg (Long et al., 2003). In deze tijd ontstonden er nieuwe ideeën in het onderwijs, de psychologie en het werk met kinderen en jongeren. Om aan het bewind van Hitler te ontsnappen, vluchtten heel wat pioniers uit deze werkvelden naar Noord-Amerika. Het was deze veilige haven die het kader zette voor de pioniers van de life space en waar Redl en Wineman in 1950 in Detroit het concept Life Space introduceerden (Broekaert et al., 2008). In het onderstaande overlopen we de pioniers en voorlopers die een bijdrage hebben geleverd aan het werk met kinderen en jongeren in problemen en zo ook behoren tot de traditie van LSCI. a) ALFRED ADLER ( ) Het werk van Adler en dan vooral zijn focus op de totale omgeving heeft een grote impact gehad op het werk van Fritz Redl. Het is zijn Individuaal psychologie die hier van belang is. Belangrijk hierbij is de term individuaal niet met individueel te verwarren. Het verwijst naar een holistische aanpak. 'Individuaal wil zoveel zeggen als 'niet te scheiden', in (Latijn): niet 33

36 DEEL II: Theoretische uitdieping en devidere (Latijn): te scheiden (Broekaert et al., 2008). Hierbij gaat men naar het totale individu kijken, met de gehele persoon werken en sterk de nadruk leggen op het doelgerichte van de mens en de nood tot zelfrealisatie (Broekaert, 2000). Deze aanpak betekende in 1911 een breuk met de theorie van Sigmund Freud omdat Adler het individu niet langer zag als een bundel driften. Zijn theorie was meer theologisch en humanistisch georiënteerd (Broekaer et al., 2008). Op deze manier kan men Adlers theorie beschouwen als een voorloper van de egopsychologie (Broekaert et al., 2008) en zette hij een stap naar de familietherapie. b) ANNA FREUD ( ) EN AUGUST AICHORN ( ) De roots van LSCI zijn zowel in Europa als bij de vroege psychoanalysten te vinden. Anna Freud bouwde verder op het werk van haar vader Sigmund Freud, maar ging toch een iets andere weg uit. Ze heeft heel wat baanbrekend werk geleverd in de kinderpsychoanalyse, wat tot een grote uitbouw hiervan leidde. In Londen had Anna Freud jarenlang de leiding over de Hampstead kliniek waar veel onderzoek werd verricht naar de invloed van het gebrek van ouderlijke zorg op het kind. Ook hechtte ze heel wat belang aan het Ego wat tot een breuk leidde met Melanie Klein en de Kleinianen. Sigmund zelf kwam niet tussenbeide in deze botsing en liet zijn dochter haar eigen weg inslaan. Haar levensdroom om de kinderpsychoanalyse officieel te laten erkennen, ging niet in vervulling (Broekaert, 2000). August Aichorn, zowel een mentor als een vriend voor Anna Freud, benadrukte het belang van de psychoanalyse voor delinquenten en verwaarloosde jongeren. Hij zag de identificatie van de delinquent met zijn/haar begeleider van cruciaal belang (Broekaert, 2000). Naast overtuigd psychoanalyst was hij tevens opvoeder in hart en ziel. In één van zijn meest beroemde werken Wayward Youth (1935) vinden we de oorsprong van LSCI terug. Hierin vertaalt hij psychoanalytische concepten naar werkprincipes om delinquenten te behandelen. Het beschrijft een psychodynamische aanpak voor het begrijpen en behandelen van agressieve jongeren. (Long et al., 2003). Op een systematische manier probeerde Aichorn vanuit de psychoanalyse een residentieel programma voor gedragsgestoorde jeugdigen te ontwikkelen (van der Ploeg, 2005). Eén van zijn postulaten is dat de groep als een therapeutisch middel kan dienen, dat deze zelfregulerende krachten heeft en dat de opvoeders zelf een psychoanalyse moeten doormaken opdat ze de kinderen beter zouden begrijpen. Voor Aichorn is het ook wenselijk dat de kinderen niet in een instelling worden opgevoed maar in een vrije gemeenschap (Broekaert, 2000). 34

37 DEEL II: Theoretische uitdieping c) KURT LEWIN ( ) Van oorsprong Pool, werd Lewin een gerenommeerd professor psychologie in Duitsland. Hij vluchtte, net zoals Redl, naar de Verenigde Staten om de terreur van Hitler te ontwijken. Samen met Redl daagde hij de traditionele aanpak in het onderwijs en in het werk met jongeren uit. Zijn bijdrage aan de psychologie was zijn nieuwe kijk op gedrag en hij was tevens pionier van de moderne sociale psychologie. Hij ging in tegen het behaviorisme en hij ging kinderen en jongeren in hun life space observeren. Hiermee wou Lewin duidelijk maken dat men individueel gedrag het best kan begrijpen in zijn sociale ecologie (James, 2008). Lewin wordt hiermee aanschouwd als één van de eerste ecologische psychologen (van der Ploeg, 2005). Later ging Redl deze life space concepten gebruiken in zijn werk met jongeren (Long et al., 2003) waarbij hij conflicten in de ecologie van de jongere aanpakte. Lewins theorie stelde dat gedrag het best begrepen kon worden als een persoons interacties in de natuurlijke life space van het gezin, familie, gemeenschap en school (James, 2008). Stellende dat wetenschap niet neutraal is maar een potentiële positieve kracht, voerde hij actieonderzoek uit op de meeste prangende sociale problemen. Hijzelf zag meer heil in onderzoek in de sociale ecologie van natuurlijke relaties, dan in geïsoleerde experimenten. Deze natuurlijke observaties en interacties zijn de beste manier om de gedachten, gevoelens en doelen van kinderen te begrijpen. (Brendtro, 2008b) Deze theorie van Lewin heeft tevens heel wat invloed gehad op de humanistische beweging in de Amerikaanse psychologie (James, 2008). Net zoals Lewin kan men het werk van Redl en Wineman als actie-onderzoek beschouwen. Ook zij bleven niet op een afstand staan maar werkten zeer nauw samen met de kinderen en jongeren in hun behandeling. De relatie tussen Redl en Lewin kan men het best als volgt omschrijven: Kurt Lewin de grote theoreticus van de praktijk en Redl diegene die de theorie in de praktijk omzette. Beiden hebben een aantal jaar samengewerkt tot het moment van de plotse dood van Kurt Lewin in Het is dan ook Redl die nog vele jaren met kinderen en jongeren met gedragsproblemen werkte en het concept van 'life space' verder ontwikkelde in zijn theorie van 'life space interview' dat later verder verfijnd werd tot 'life space crisis intervention' (James, 2008). d) URIE BRONFENBRENNER ( ) Als jonge collega van Kurt Lewin heeft Urie Bronfenbrenner, geboren in Moskou, de theorie van Lewin verder ontwikkeld tot een bio-ecologisch model van de menselijke 35

38 DEEL II: Theoretische uitdieping ontwikkeling. Bronfenbrenner breidde de ecologische visie verder uit door de wijze waarop de wisselwerking tussen een kind en zijn omgeving verloopt, inzichtelijker te maken. Hij ontwierp een model met vier omgevingssystemen: het micro-, meso-, exo- en macrosysteem (Bronfenbrenner, 1977). Tijdens de ontwikkeling van een kind zijn deze omgevingsniveaus in werking en beïnvloeden ze zowel het kind als elkaar (van der Ploeg, 2005). Bronfenbrenner stelt dat problemen ontstaan wanneer de verschillende aspecten van het systeem met elkaar in conflict komen. Wanneer we iets willen veranderen aan het problematisch gedrag van een kind of jongere moeten we dus begrijpen dat er altijd de omgeving is die dit gedrag beïnvloedt. Werken in de actuele situatie en de nabije omgeving van het kind is hierbij de oplossing. e) NICHOLAS HOBBS ( ) Ook Nicholas Hobbs heeft een grote bijdrage geleverd aan de ecologische visie. Tussen 1950 en 1960 ontwikkelde hij aan het George Peabody College het Re-Ed concept omdat hij van mening was dat kinderen met emotionele stoornissen te weinig aandacht kregen en er afgestapt moest worden van het medisch model dat toen heerste. Re-Ed staat voor Re- Education of Emotionally Disturbed Children, een programma voor kinderen met sociaalemotionele problemen en ontwikkelingsachterstanden waarbij uitgegaan wordt van ecologische principes. Er wordt gewerkt vanuit een hier-en-nu behandeling van het gehele ecosysteem van het kind. Hobbs geloofde dat men op het gehele ecosysteem moest interveniëren om tot een oplossing van probleemgedrag te komen. Hierbij behoren ook scholen. Dit is immers een plaats waar men heel wat kinderen kan bereiken. (van der Ploeg, 2005) In 1961 werd het Re-Ed project door het National Institute for Mental Health gesubsidieerd en werden de eerste twee Re-Ed scholen opgericht (Cantrell & Cantrell, 2007). Het project richtte zich op het totale ecosysteem van het kind zodat het weer adequaat zou functioneren. Binnen de ecologische visie wordt een belangrijke rol toebedeeld aan de natuurlijke personen uit een ecosysteem. (van der Ploeg, 2005). Eén van de belangrijkste elementen in het Re-Ed model zijn dan ook de teacher-counselors (TC). Dit zijn personen in de nabije omgeving van het kind die een heel belangrijke rol spelen in het veranderingsproces van het kind. Ze zijn een soort van casemanager die het contact met de familie onderhoudt, informatie verzamelt, het kind in zijn ontwikkeling volgt,... Deze TC's kunnen onder andere ondersteund worden door professionelen in de geestelijke gezondheidszorg of onderwijs. Nicholas Hobbs ziet dus niet alleen professionele hulpverleners als de personen die verandering kunnen 36

39 DEEL II: Theoretische uitdieping teweegbrengen in het ecosysteem, maar het zijn meestal de natuurlijke personen uit het ecosysteem van het kind die de verandering teweegbrengen (van der Ploeg, 2005). Hobbs bleef ijveren voor een nationaal centrum dat onderzoek verricht naar het probleemgedrag van kinderen en jongeren. Dit centrum kwam er ook en in 1982, een jaar voor zijn dood aan kanker, ontstond The American Re-Education Association (AREA) (Cantrell & Cantrell, 2007). f) FRITZ REDL ( ) & DAVID WINEMAN ( ) Fritz Redl en David Wineman Redl, geboren in Oostenrijk en zowel onderwijzer als psycholoog, had al vroeg interesse in de pedagogie. Zo was hij al vroeg in zijn leven betrokken bij de Duitse Wandervogel beweging, een beweging die voorstander was van een democratische visie op onderwijs (James, 2008). In 1928 werd Redl lid van het Psychoanalystisch instituut van Wenen en onderging hij zijn leeranalyse bij Jeanne Lamp De Groot en werd hij gesuperviseerd door August Aichorn en Anna Freud (Broekaert et al., 2008). Door deze laatste werd Redl opgeleid als psychoanalyticus (Long et al., 2003) en trad hij in de voetsporen van Aichorn om met delinquente jongeren te werken. Redl bracht de ideeën van Aichorn en Freud naar de Verenigde Staten (Brendtro, 2008b) waarnaar hij in 1936 emigreerde. In 1938 verhuisde Redl van New York naar Detroit waar hij les gaf aan de University of Michigan waar hij William C. Morse ontmoette en er een levenslange band mee onderhield (James, 2008). Tevens was hij verbonden met de Wayne State University van Detroit. Daar bracht hij een groot deel van zijn leven door en was daarenboven kortstondig klinisch directeur aan de University of Michigan Fresh Air Camp (Broekaert et al., 2008), gebaseerd op de milieutherapie. Gedurende zijn verblijf in Detroit startte Redl in 1940 drie belangrijke projecten op: The Detroit Group Project, The Detroit Project Group Summer Camp en The Pionier House (Long et al., 2003). Dit laatste project was een residentieel programma voor zeer agressieve kinderen waar ook David Wineman in betrokken was. David Wineman, een maatschappelijk werker aan de Wayne State University was zowel een student als collega van Redl. Beiden waren geïnspireerd door het werk van Aichorn en ontwikkelden samen een wetenschappelijk onderbouwd residentieel programma voor jongeren met gedragsproblemen (van der Ploeg, 2005), namelijk Pioneer House in Detroit. 37

40 DEEL II: Theoretische uitdieping Dit richtten ze samen op in Verder was Wineman in de jaren vijftig personeelslid aan de University of Michigan Fresh Air Camp (Long et al., 2003). Pioneer House Het Pioneer House was een residentieel tehuis voor delinquente jongens (Broekaert et al., 2008) van acht tot elf jaar (van der Ploeg, 2005). De leefgroep bestond uit ongeveer tien jongens die zeer agressief gedrag vertoonden, wat Redl en Wineman omschreven als Kinderen die haten (van der Ploeg, 2005). Ze richtten hun klinische onderzoekvragen op de zelfcontrole van deze kinderen. Ze vroegen zich onder andere af waarom deze het soms laat afweten, hoe sommige kinderen zich zo goed kunnen verdedigen tegen volwassenen en hoe we zo n desorganisatie van hun jeugd kunnen voorkomen en behandelen (Redl & Wineman, 1957). Door toepassing van Lewins actieonderzoek beschreven Redl en Wineman zeer gedetailleerd het gedrag en kenmerken van vele kinderen (Brendtro, 2008b). Doorheen al hun projecten observeerden beiden minutieus de leefomstandigheden, eigenschappen en interventies die ontwikkeld werden (Long et al., 2003). Het werd duidelijk dat deze Kinderen die haten naast problemen met zelfbeheersing ook een zwak ego hadden. Redl en Wineman bestudeerden deze egozwakte verder en ontwikkelden zo een lijst van 22 egofuncties die het bij deze kinderen vaak lieten afweten (Broekaert et al., 2008). De egopsychologie van het verwaarloosde kind komt duidelijk naar voor in hun theorie (Broekaert, 2000). Gedurende twee jaar werd er in het Pioneer House vorm gegeven aan de concepten van zowel life space interview en het therapeutisch milieu (Belknap, 2001) maar het project moest wegens financiële problemen in 1948 sluiten (Smith, 2004). Life Space Interview (LSI) Redl en Wineman baseerden hun theorieontwikkeling op psychodynamische principes en het omgevingsconcept (Long et al., 2003) vanuit de milieutherapie. Op basis van hun observaties en nauw contact met Kinderen die haten ontwikkelden ze de basis LSI. Hun werkwijze steunde op drie pijlers die ook vandaag toepasbaar blijven als algemene programmalijnen in het werken met kinderen met gedragsproblemen (Long, et al., 2003): - Het scheppen van een emotioneel gezonde omgeving waarbij affectie centraal staat; - egoversterkend programma aanbieden; - gebruiken van dagelijkse gebeurtenissen met LSI methode. 38

41 DEEL II: Theoretische uitdieping Dit Life Space Interview stond eerder bekend onder de naam Marginal Interview. Deze naamsverandering kwam er om de nadruk te leggen op het hier en nu (Life Space Crisis Intervention Institute, 2007) en de therapeutische impact die het model van de totale omgeving op het kind had (Broekaert et al., 2008). LSI stelt dat een crisis op het moment zelf, in het hier en nu moet aangepakt worden. Volwassenen moeten onmiddellijk en therapeutisch ingrijpen tijdens een crisis (Long et al., 2003). Een LSI heeft twee categorieën van doelen en taken, namelijk clinical exploitation of life events en emotional first aid on the spot. Bij de eerste categorie horen vijf verschillende strategieën om tot enige persoonlijke verandering te komen: - Reality Rub-In; - Symptom Estrangement; - Massaging Numb Values Areas; - New Tool Salesmanship; - Manipulation of Boundaries of Self-helping. (DeMagistris & Imber, 1980) De tweede categorie draait om emotionele steun tijdens de crisis. Het interview werd rond de kinderen hun directe levenservaringen opgebouwd samen met een persoon die door het kind beschouwd werd als iemand uit zijn natuurlijk omgeving, life space. Deze term, life space, had Redl van zijn collega Lewin waarbij hij wou benadrukken dat therapie naar de kinderen moest worden gebracht. Hun werk en ervaringen schreven Redl en Wineman neer in twee boeken: Children Who Hate (1951) en Controls from Within (1952). Later werden deze samen heruitgegeven in het boek The Aggressive Child (1957). (Broekaert et al., 2008). Deze laatste uitgave was een mijlpaal in kwalitatief onderzoek (Smith, 2004). Redl en Winemans werken waren de eerste praktijktoepassingen van LSI, een nieuwe manier om traditionele concepten uit de psychotherapie toe te passen in actiesituaties (Long et al., 2003). Therapeutisch milieu en Fresh Air Camp Binnen het nieuwe behandelingsmodel voor kinderen en jongeren met gedragsproblemen was het therapeutisch milieu voor Redl en Wineman belangrijk. Het was Adler en zijn Individuaalpsychologie die een grote nadruk liet op Redl en hem beïnvloedde in zijn concept van therapeutisch milieu (Broekaert et al., 2008). Hij is dan ook één van de grondleggers van de milieutherapie (James, 2008). Tijdens het Pioneer House project gingen Redl en Wineman er vanuit dat de behandeling van het kind dient te gebeuren in het natuurlijke milieu en niet op 39

42 DEEL II: Theoretische uitdieping een afstandelijke manier. Ze werkten in de life space van de kinderen in plaats van therapie te geven op hun kantoor. Voor een kortstondige periode was Redl klinisch directeur van het University of Michigan Fresh Air Camp (FAC) (Broekaert et al., 2008). Dit kamp voor emotioneel gestoorde jongens (Long et al., 2003) bouwde hij om tot een setting gebaseerd op de milieutherapie (James, 2008). Ze haalden jongeren uit de stad en er werd in nauw contact met de kinderen samengewerkt. Het kamp werd parallel aan het Pioneer House opgericht waarbij het opzet van beide projecten het creëren van een therapeutisch milieu was. De kinderen die in het Pioneer House verbleven, gingen in de zomer naar het FAC met het opzet hen meer zelfcontrole en zelfinzicht bij te brengen (A history lesson, 2009). Er werd geen gebruik gemaakt van beloning of straf en er heerste een democratische filosofie van onderwijs en behandeling. De opvoeders en kinderen leefden mét elkaar waarbij communicatie en niet dwang de basis van discipline was (James, 2008). Toen William C. Morse in 1945 directeur van dit kamp werd koos hij LSI als behandelingsstrategie. Redl bleef een belangrijk consulent aan het FAC en ook Wineman kon men rekenen tot één van de personeelsleden (Long et al., 2003). De tijden in het FAC onder invloed van Redl, Morse en Wineman kunnen gezien worden als de life space milieudagen van dit kamp (James, 2008). Dit project heeft jarenlang het kader geboden voor de opleiding van jonge studenten in de methoden van de life space. Zo heeft ook Nicholas Long in het FAC gewerkt waar hij zijn eerste LSI training kreeg. Het FAC kan men beschouwen als de wieg van LSI en LSCI (Persoonlijke communicatie, 27 oktober, 2008; Bijlage 1) en werd tevens het mekka voor omgevingsbehandeling (Long et al., 2003). Verdere projecten In 1953 werd Redl directeur aan het National Institute of Mental Health (NIMH) en startte hij drie jaar later een volgende praktijktoepassing van het Pioneer House project op, namelijk het Aggressive Child Project. Om de methode van LSI verder te valideren, selecteerde hij zes van de meest agressieve cases om deel te nemen aan dit project (Broekaert, et al., 2008). Redl werkte verder aan het verfijnen van LSI en schreef in 1966 When we deal with Children, een weerspiegeling van zijn verdere ideeën (Long et al., 2003). g) WILLIAM C. MORSE ( ) Als student en collega van Fritz Redl was Morse gedurende meer dan 60 jaar één van de meest prominente voortrekkers van een verbetering in het onderwijs en behandeling van 40

43 DEEL II: Theoretische uitdieping kinderen met gedragsproblemen. Het eerste contact dat Morse en Redl hadden, was aan de universiteit van Michigan waar Morse Redl's assistent was. Een paar jaar later werden ze collega's in het FAC en zetten ze zich in voor het welzijn van kinderen en jongeren met gedragsproblemen (James, 2008). Vanaf 1945 tot 1960 was Morse leider van dit kamp (Brendtro, 2008a) en werkte hij nauw samen met Redl en Wineman. Het FAC werd een interdisciplinair trainingscentrum voor onder andere psychologie en sociaal werk. Tevens was het de plaats waar heel wat studenten getraind werden in LSI (Long et al., 2003). Naast het FAC project, publiceerde Morse heel wat boeken en was hij voorstander van een humanistische aanpak in het onderwijs. Men kan Morse dan ook beschouwen als oprichter van de humanistische psycho-educatieve theorie in het bijzonder onderwijs (Long, Morse, & Newman, 1965). Daarenboven kan men een aantal invloeden van Kurt Lewin in de visie van Morse terugvinden. Zo ziet Morse kinderen met gedragsproblemen als kinderen die socio-emotionele problemen hebben. Hij verschuift de focus van het probleem in het kind, naar een probleem in de life space van het kind (Brendtro, 2008b). Morse, Cutler en Fink (1964) verrichtten een grootschalig onderzoek bij emotioneel gestoorde jongeren waardoor er een nood aan meer structuur en praktijktoepassingen van interventiemethoden, zoals LSI, aan het licht kwam. In 1965 verscheen Conflict in the Classroom in samenwerking met Long en Newman; een eerste belangrijk handboek dat zowel theorie als praktijk van de geestelijke gezondheid en het onderwijs samenbracht. Een verdere verfijning van LSI en de psychoeducatieve aanpak gebeurde door Morse in 1970 (Long et al., 2003). Tevens gaf hij meer structuur aan de basis LSI en definieerde hij specifieke vaardigheden die volwassenen nodig hebben om met kinderen in crisis om te gaan (Broekaert et al., 2008). Zo ontwikkelde hij in 1971 het concept van de crisisleerkracht en hoe deze LSI kon toepassen (Long et al., 2003). h) NICHOLAS LONG, MARY WOOD EN FRANK FECSER Als student van Morse en aan de universiteit van Michigan en het FAC, groeide Long op in de traditie van LSI en was hij van oorsprong gedragspsycholoog. Gevoed door alle ideeën en theorieën van zijn voorgangers, maakte Long zo'n 51 jaar geleden een eerste schets van wat nu bekend staat als de conflictcyclus, een belangrijk paradigma in de theorie van LSCI. Afgestudeerd aan de universiteit van Michigan in 1956, speelde Long een leidinggevende rol in psychiatrische onderzoekscentra, scholen, geestelijke gezondheidscentra en universiteiten (Long et al., 1965). Vertrouwd met de LSI methode, was hij volgens Redl de geknipte persoon om in 1956 directeur te worden van het NIMH residentieel programma, het Aggressive Child project. (Broekaert et al., 2008). Twintig jaar lang, van 1960 tot 1980, stond 41

44 DEEL II: Theoretische uitdieping LSI onder grote druk van het behaviorisme. Ondanks deze tegenstand, bleef men LSI verder verfijnen (Broekaert et al., 2008). Het begin van de jaren 60 is de periode waar men LSI uit zijn klinische context haalde waardoor de methode hanteerbaar werd in opvoedingssituaties door bijvoorbeeld opvoeders of leerkrachten (Long et al., 2003). Eén van de eerste pogingen om de basisprincipes van LSI van Redl te vertalen naar specifieke onderwijstechnieken voor leerkrachten kwam er in 1961 met The Teacher's Handling of Children in Conflict van Long en Newman (Broekaert et al., 2008). Vanaf dan verschenen er heel wat artikels en papers over deze nieuwe toepassing van LSI en werd het duidelijk dat er nood was aan meer structuur en praktijktoepassing (Long et al., 2003). Long en Morse sloegen de handen in elkaar en schreven heel wat publicaties over dit onderwerp met als kers op de taart de publicatie van Conflict in the Classroom (Long et al., 1965). Ackerman en Hoover (2008) vatten de intentie van dit boek samen door te stellen dat dit werk een humanistische visie omvat, richtend op de sterktes van elk persoon waarbij men methoden tot relatie- en waardeontwikkeling aanleert. De verdere uitwerking en verfijning van LSI breidde uit in de jaren die volgden. In 1971 richtte Long de Rose School in Washington op. Gedurende 20 jaar was dit zowel een maatschappijgericht psycho-educatief programma voor kinderen met gedrags- en emotionele problemen (Long et al., 2003), als een trainingscentrum in LSI voor onder andere psychologen en opvoeders in het bijzonder onderwijs. In deze periode zocht Long naar de kernconcepten van LSI en organiseerde hij ze in aanleerbare eenheden (Life Space Crisis Intervention Institute, 2007). Dit was de aanloop naar de verdere veranderingen in de theorie van LSI die zouden leiden naar LSCI. De jaren tachtig zorgden voor een verschuiving van LSI naar verschillende leeftijdsgroepen, problemen en programmasettings (DeMagistris & Imber, 1980). Het is in dezelfde periode dat Mary Wood haar Developmental Therapy (Wood, 1975, 1996) ontwikkelde. Hierin breidde ze de psycho-educatieve aanpak uit binnen een ontwikkelingskader. LSCI werd als een hulpmiddel gezien binnen een therapeutisch interventieprogramma om ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken (Long et al., 2003). Er ontstond een Developmental Therapy Institute in Georgia waar LSCI als een belangrijke verbale interventiestrategie beschouwd werd om sociale communicatie en waardegebaseerde probleemoplossing aan te leren, aangepast aan de specifieke ontwikkelingskenmerken van de jongeren (Long et al., 2003). Het Life Space Crisis Intervention Institute werd door Long in 1988 opgericht. Long en Wood werkten nauw samen en publiceerden Life Space Intervention (1991), een boek voor 42

45 DEEL II: Theoretische uitdieping leerkrachten in het bijzonder, waarin men de LSI methode gebruiksvriendelijk maakte (Broekaert et al., 2008). Long en Fecser gingen nog een stap verder en begonnen in 1991 met de aanpassingen en verfijningen aan de LSI methode. Tevens ontwikkelden ze een LSCI trainingsmodel (Long et al., 1998) dat vijf tot zes dagen in beslag neemt en waarin de vaardigheden die men nodig heeft om met een crisis om te gaan, aangeleerd worden. Als eerste aanpassing was er de naamsverandering van Life Space Interview naar Life Space Intervention om de methode nog meer uit de klinische context te halen. De term, intervention zag men meer als een concept dat andere therapeutische methoden toelaat. Onder andere het psycho-educatieve model kwam erbij. Vervolgens werd het LSI proces geanalyseerd waarbij er 26 vaardigheden werden geselecteerd die men kan aanleren. Tenslotte bracht men invloeden uit de cognitieve psychologie binnen en werd er een cognitieve kaart gecreëerd waarop men kon terugvallen tijdens het aanleren van LSCI (Long et al., 1998). Er kwam een zeer duidelijke structuur van zes fasen: drie diagnostische fasen en drie nieuwe-kansen-interventies. Belgische traditie Niet alleen in Amerika is LSCI uitgegroeid tot een zeer belangrijke interventiestrategie, ook in verschillende Europese landen zoals Noorwegen, Duitsland, Schotland, Nederland én België wint deze methode aan populariteit. In 1985 startte Dr. Franky D' Oosterlinck zijn carrière in het OOBC De Nieuwe Vaart in Gent. Dit is een semi-internaat en school voor kinderen met gedrags- en emotionele stoornissen, type 3. Hier zag hij al snel in dat conflicten een probleem in de behandeling van de kinderen vormden. Aanvankelijk probeerde hij dit tegemoet te komen via de holistische pedagogiek en ontwikkelde hij zelf een conflicthanteringsmethodiek. Bij het ontdekken van het LSCI boek, zag D Oosterlinck in dat zijn methodiek hier nauw bij aansloot. Hierop volgde hij de LSCI training in de Verenigde Staten en implementeerde hij LSCI in het OOBC. Vanaf 2000 ging het intensieve plan van start om de LSCI methode in 6 andere voorzieningen te implementeren en 50 hulpverleners in deze methode te trainen (Broekaert et al., 2008). D Oosterlinck is ervan overtuigd dat problemen die zich in de behandeling van kinderen en jongeren stellen, methodisch moeten aangepakt worden en deze aanpak vindt hij terug in de LSCI methode (Persoonlijke communicatie, 6 mei, 2009). Er werd opnieuw onderzoek verricht naar de effectiviteit van LSCI wat men ook vond in wetenschappelijk onderzoek van D Oosterlinck, Broekaert, & Denoo (2006) en D Oosterlinck, Goethals, Broekaert, Schuyten, & De Maeyer (2008). 43

46 DEEL II: Theoretische uitdieping Daarenboven kwam er een vertaling van het LSCI boek (Long et al., 2003) en werd D Oosterlinck in 2004 senior trainer in LSCI. Zowel voor LSCI als voor D Oosterlinck werd 2008 een uitzonderlijk jaar met zijn benoeming tot master trainer in LSCI en het eerste Europese LSCI congres. Wanneer we nu terugblikken op dit ambitieuze plan, kunnen we met zeer veel blijdschap zeggen dat LSCI al in heel wat Vlaamse voorzieningen met succes is geïmplementeerd en dat de methode aan naambekendheid wint. 44

47 DEEL II: Theoretische uitdieping Inhoudelijke situering Contextuele therapie Roulerende rekening Nagy heeft ons met zijn contextuele therapie iets fundamenteels bijgeleerd over menselijke relaties en meer bepaald over de ouder-kind relatie. Wat er ook gebeurt, een kind heeft steeds het leven gekregen van zijn ouders waardoor deze in een loyaliteitsverhouding met elkaar staan. Relaties tussen kind en ouder en deze tussen de ouders en diens ouders zijn fundamenteel voor het vormgeven van ons eigen leven maar hier kan heel wat mislopen. Een verstoring in relaties wordt volgens Nagy het best gesitueerd in de vierde dimensie, namelijk die van de relationele ethiek (Dillen, 2004). Binnen deze dimensie ontwikkelde Nagy, vanuit zijn familiale recht- en boekhoudkundige achtergrond, het concept van de balans van geven en nemen. Telkens iemand zorg draagt voor de anderen, namelijk geeft, dan verdient hij als het ware het recht of de aanspraak om deze zorg van anderen terug te krijgen. Dit noemt men gerechtigde aanspraak of verdienste. Wanneer de zorg van een individu niet erkend wordt of deze is verwaarloosd in zijn natuurlijk recht, het recht om verzorgd te worden van bij de geboorte, kan er destructief gerechtigde aanspraak verworven worden. De persoon geeft zichzelf het recht om herstel te krijgen voor het onrecht dat hem is aangedaan (Dillen, 2004). De balans is niet meer in evenwicht en de openstaande rekening wordt meestal vereffend bij onschuldige derden (Oele & Van den Eerenbeemt, 1987). Er wordt opnieuw onrecht aangedaan waarbij men spreekt van een roulerende rekening. Door het recht op te eisen bij derden kan er een kettingreactie van destructieve relaties ontstaan (Dillen, 2004) en wanneer men niet ingrijpt, kan deze kettingreactie over verschillende generaties heen gaan. Dit destructief recht en roulerende rekening beschrijft Nagy vooral in familiale banden maar kan tevens een verklaring bieden voor onder andere gedragsstoornissen. Kinderen of jongeren die opgegroeid zijn in een omgeving waar geen gepaste zorg of rechtvaardigheid aanwezig is en die dermate beschadigd zijn in hun relaties, kunnen destructief recht verwerven en dit recht bij anderen opeisen. In deze gerichtheid op onschuldige derden kunnen ze blind worden voor het onrecht dat ze hen aandoen (Ducommun-Nagy, 2008). Bovendien krijgen ze een verengde kijk op rechtvaardigheid en wanneer ze gestraft worden voor hun 45

48 DEEL II: Theoretische uitdieping daden zien ze dit opnieuw als een bevestiging dat de wereld onrechtvaardig is (Ducommun- Nagy, 2008). Doel De contextuele therapie is een krachtig therapeutisch instrument (Hargrave & Pfitzer, 2005) en tevens een veelomvattende relationele en individuele therapeutische benadering met een preventieve opzet (Boszormenyi-Nag et al., 1991). Buiten de gerichtheid op relationele problemen en het begrijpen van en ingrijpen op menselijke relaties is het doel van de contextuele therapie: door verbondenheid tot werkelijke vrijheid en autonomie komen (Oele & van den Eerenbeemt, 1987). De therapie is erop gericht personen hun individuele vrijheid te laten verwerven zonder hierbij te vergeten dat elk van ons steeds verbonden is met anderen (Dillen, 2004). De doelstelling van de contextuele therapie is eerder een diepgaande verandering op ethisch niveau (Oele & van den Eerenbeemt, 1987) dan de gerichtheid op pathologie. Annelies Onderwaater (1998) verwoordt dit doel als het opbouwen van vertrouwen waarbij er gewerkt wordt aan een evenwichtige balans van geven en nemen met verantwoordelijkheid naar zichzelf en anderen toe. Vertrouwen binnen een relatie wordt opgebouwd naarmate de balans van geven en nemen in evenwicht raakt en de partners in de relatie rekening houden met elkaar (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986). Een herstel van vertrouwen is dan ook een zeer belangrijk gegeven en het centrale concept in de contextuele therapie. Verantwoordelijkheid voor anderen, betekent hier ook naar andere generaties toe. Hierdoor werkt de contextuele therapie preventief (Dillen, 2004). Gericht op zowel verleden, heden als toekomst, zal de therapeut samen met de patiënt verbanden leggen met het verleden en de toekomst om zo inzicht te verwerven in de problemen van het heden (Dillen, 2004). Naast het mobiliseren van vertrouwen binnen de relaties heeft de contextuele therapeut tot doel om roulerende rekeningen, die doorgegeven worden aan volgende generaties, te doen ophouden. Hiervoor is er een dialoog tussen de generaties nodig met een uiteindelijke gerichtheid naar de toekomst toe (Oele & van den Eerenbeemt, 1987). Methode Alvorens dieper in te gaan op enkele kernconcepten en therapeutische methoden van de contextuele therapie staan we eerst stil bij de specifieke definitie die Nagy aan het begrip context geeft. Het systeemdenken - van onder andere Bateson - en de contextuele therapie van 46

49 DEEL II: Theoretische uitdieping Nagy nemen hierin een verschillende stelling in wat tot een polemiek tussen deze twee denkkaders zal leiden (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Volgens Nagy gaf de klassieke familie- en gezinstherapie, beïnvloed door systemische inzichten, te veel aandacht aan termen zoals structuur, patroon en systeem. Bijgevolg kwam hierbij te veel nadruk te liggen op de pathologie en pathogene elementen (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997) en bestond het gevaar te vervallen in een soort van technologie voor het veranderen en beïnvloeden van mensen (Boszormenyi-Nagy, 1981). Nagy streefde naar een meer humanistische aanpak naar mensen in relatie toe (Boszormenyi-Nagy, 1981) omdat hij ervan overtuigd was dat deze klassieke aanpak, door de focus op pathologie, victimiserend was (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Bateson daarentegen aanzag de context als een zingevingsgrond. Ieder van ons creëert zijn eigen context en er is één patroon dat deze contexten met elkaar verbindt. Nagy s ging deze benadering van context ethisch herdefiniëren waardoor de contextuele therapie naar een therapeutische interventie, gericht op ethische bronnen, evolueert. Nagy en Krasner (1994, pg 23) definieerden dan ook het begrip context als volgt: de dynamische en ethische onderlinge verbondenheid verleden, heden en toekomst - die bestaat tussen mensen voor wie het bestaan van de ander op zichzelf al betekenis heeft. Deze dynamische en ethische verbondenheid breidden Nagy en Krasner uit met consequenties (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997) waarmee ze wilden aangeven dat mensen verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van hun relaties, ook naar de volgende generaties toe. Ook al zijn deze consequenties van het verleden van grote invloed, toch zijn ze niet predeterminerend (Boszormeny-Nagy & Krasner, 1986). Aangezien een mens niet volledig door zijn verleden bepaald wordt, spreken we van een dynamische verbondenheid (Dillen, 2004). De context is geen afgesloten boek, we kunnen blijven geven en nemen en mensen kunnen een nieuw begin maken en nieuwe relaties aangaan (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Het begrip context kreeg door dit denkkader de specifieke invulling van zowel een verbondenheid tussen de verschillende generaties als een existentiële verbondenheid met anderen waarbij Nagy met mensen voor wie het bestaan van de ander op zichzelf al betekenis heeft, verwijst naar de familierelaties (Dillen, 2004). Naast een dynamische en ethische verbondenheid, krijgen we daarenboven te maken met een relationele werkelijkheid waarbinnen Nagy vier, en later vijf, dimensies onderscheidt (Dillen, 2004) die onderling verweven en onafscheidelijk zijn van elkaar (Hargrave & Pfitzer, 2005). In dit inhoudelijk overzicht gaan we voornamelijk in op de vierde dimensie omdat Nagy dit als de overkoepelende dimensie zag. 47

50 DEEL II: Theoretische uitdieping a) VIJF DIMENSIES Nagy introduceerde een multidimensioneel model met vijf dimensies waarmee hij wou aantonen dat de oorsprong van de relationele ethiek veelzijdig is. Daarenboven wou hij binnen het model een plaats geven aan biologische en sociohistorische determinanten (Ducommun-Nagy, 2008). Zo onderscheidde hij de dimensie van de feiten, individuele psychologie, systemische dimensie en de relationele ethiek. Om te benadrukken dat wij existentieel afhangen van de anderen, voerde Nagy in 2000 een vijfde dimensie toe, de ontische dimensie (Ducommun-Nagy, 2008). Dimensie van de feiten Deze dimensie die ook wel eens de dimensie van de biologie genoemd wordt (Dillen, 2004), omvat alle basisgegevens van ons leven (Ducommun-Nagy, 2008). We denken hierbij aan alle feitelijkheden die vanaf onze geboorte zijn meegegeven en gebeurtenissen door de loop van ons leven heen (Dillen, 2004). Seksuele, raciale, etnische, religieuze en familiale identiteiten vallen hieronder (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1981) maar ook erfelijke belasting, natuurrampen, echtscheiding, enzovoort (Michielsen, Steenackers, & van Mulligen, 1998). Nagy benoemt ook existentiële feiten waarmee hij alle feiten aanduidt die het menselijk bestaan in hoge mate beïnvloeden (Dillen, 2004). Tevens is deze dimensie objectiveerbaar (Hargrave & Pfitzer, 2005) omdat we feiten in iemands leven kunnen achterhalen, bijvoorbeeld door middel van een genogram (Michielsen et al., 1998). Dimensie van de individuele psychologie Binnen deze dimensie wordt nagegaan op welke manier het individu gebeurtenissen en feiten heeft verwerkt (Michielsen et al., 1998). Het is een dimensie die alle elementen, die ons individueel psychisch functioneren karakteriseren, zowel op emotioneel als cognitief niveau verenigt. Volgens Nagy kunnen we niet om deze dimensie heen omdat al ons gedrag gedeeltelijk voortvloeit uit individuele psychologische behoeften (Ducommun-Nagy, 2008) zoals bijvoorbeeld liefde, macht, nood aan erkenning, Tot deze dimensie behoren ook afweermechanismen, motivatie, egosterkte, leerprocessen, inzicht, dromen, (Dillen, 2004). Bovendien is deze dimensie subjectief van aard (Hargrave & Pfitzer, 2005) en bevat ze ook kennis over de ontwikkelingspsychologie (Oele & van den Eerenbeemt, 1987). 48

51 DEEL II: Theoretische uitdieping Dimensie van de transacties Interacties en verhoudingen tussen mensen staan centraal in deze dimensie. De kennis en terminologie voor deze dimensie haalde Nagy voornamelijk uit de systeemtherapie en de cybernetica. Binnen deze dimensie wordt er aandacht gegeven aan machtstructuren, systemen en subsystemen, zondebokmechanismen, feedbackmechanismen, coalities, enzovoort (Oele & van den Eerenbeemt, 1987). Aangezien we hier te maken hebben met waarneembaar gedrag en verhoudingen tussen mensen (Dillen, 2004), is deze dimensie objectiveerbaar (Hargrave & Pfitzer, 2005). Nagy s poging om een integratie te maken van de individuele therapie en psychoanalytische denkbeelden met de gezinstherapie en het systemisch denken vindt men terug in de beschrijving van deze dimensies. Door met een multidimensioneel model te werken integreert hij de verschillende aspecten van de mens (Dillen, 2004). Dimensie van de relationele ethiek De eigenheid van de contextuele therapie is terug te vinden in deze vierde en overkoepelende dimensie (Hargrave & Pfitzer, 2005). Waar de meeste gezinstherapeuten zich blijven richten op wat er zich afspeelt in de derde dimensie, gaat Nagy op zoek naar een verklaring van en de motieven achter de waargenomen verschijnselen (Dillen, 2004). Daarenboven situeren zich hier de hefbomen tot verandering (Ducommun-Nagy, 2008) omdat het de meest krachtige en invloedrijkste dimensie is in het vormen van relaties (Hargrave & Pfitzer, 2005). Wanneer er iets fout loopt binnen menselijke relaties zal het vaak in deze dimensie gebeuren. De meest effectieve verandering en de fundamentele resultaten zal men dan ook hier vinden (Dillen, 2004). De term ethiek krijgt voor Nagy een eigen invulling en heeft niets met normen of waarden te maken. Voor hem is de relationele ethiek een universeel menselijk gegeven (Dillen, 2004). Binnen deze vierde dimensie staat rechtvaardigheid centraal waarop de begrippen loyaliteit en balans van geven en nemen zijn gebaseerd. 1. Rechtvaardigheid Het begrip rechtvaardigheid vormt de hoeksteen van de contextuele therapie (Oele & van den Eerenbeemt, 1987). Hiermee bedoelt Nagy dat iedereen ertoe gerechtigd is dat anderen rekening houden met zijn of haar welzijn (Boszormenyi-Nagy et al., 1991). Afgeleid van Bubers concept van human order of being poneert Nagy de rechtvaardigheid van de menselijke orde (Dillen, 2004) waarbinnen de concepten loyaliteit en balans van geven en 49

52 DEEL II: Theoretische uitdieping nemen hun betekenis krijgen. Wanneer er evenwicht bestaat tussen wat wij als persoon geven en wat we van de ander nemen, waarbij er tevens rekening gehouden wordt met de noden van de andere, kunnen we spreken van een rechtvaardige relatie (Michielsen et al., 1998). Wat dan rechtvaardig is binnen een relatie moet telkens opnieuw bepaald worden. In Invisible Loyalties (1973) probeert Nagy via een algemene wet van rechtvaardigheid, Bubers criteria om inbreuken van de rechtvaardigheid van de menselijke orde vast te stellen, te objectiveren (Dillen, 2004). Deze algemene wet is een dynamiek van geven en nemen die steeds op zoek is naar een evenwicht, een rechtvaardige en eerlijk balans die we enkel kunnen beoordelen wanneer we in dialoog treden met de ander (Ducommun-Nagy, 2008). 2. Balans van geven en nemen De balans van geven en nemen is dynamisch en voortdurend in beweging waardoor elke gebeurtenis in staat is de balans te veranderen. Wanneer iemand zorg draagt voor de anderen, namelijk geeft, dan verdient hij als het ware het recht of de aanspraak om deze zorg van anderen terug te krijgen. Hier spreken we van gerechtigde aanspraak of verdienste. De verworven verdienste blijft ook steeds bestaan wat een belangrijk gegeven is bij meerzijdige partijdigheid. We spreken van constructief recht wanneer een persoon vanuit zijn verdienste de kracht haalt om op een constructieve manier relaties aan te gaan (Dillen, 2004). In elke familie is er een grootboek van verdienste waarin de balansen binnen de familie worden bijgehouden (Michielsen et al., 1998). Het is een soort interne rekenmachine waar we de stand van de balans in opslaan en die enkel via de dialoog kan beoordeeld worden. Wanneer de betrokkenen het eens zijn over de verhouding tussen geven en nemen en tevens rekening houden met elkaars belangen, stelt Onderwaater (1998) dat de balans in evenwicht is. De daden die we vandaag verrichten, hebben consequenties voor de volgende generaties (Dillen, 2004). Wanneer er in de ene generatie iets uit balans raakt, zal in de volgende generaties gepoogd worden dit onevenwicht te herstellen. Deze dynamiek kan een hefboom tot verandering betekenen maar kan eveneens leiden tot zich steeds weer herhalende destructieve patronen (Michielsen et al., 1998). Door de jaren heen bemerkt men bepaalde verschuivingen binnen de contextuele terminologie. Zo verkiest men in bepaalde literatuur (zie Nelly Bakhuizen in Boszormenyi- Nagy, 2000) de term balans van geven en ontvangen. Deze verschuiving kwam er door meer nadruk te leggen op het aspect geven binnen de balans wat impliceert dat de andere kan ontvangen. Binnen deze scriptie opteerden we meest gekende term, balans van geven en nemen. 50

53 DEEL II: Theoretische uitdieping 3. Loyaliteit In Invisible Loyalties Reciprocity in Intergenerational Family Therapy (Boszormenyi-Nagy & Spark, 1973) ging er heel wat aandacht naar het begrip loyaliteit (van Rhijn & Meulink- Korf, 1997) en was dit één van de eerste begrippen die binnen de contextuele therapie zijn ontwikkeld (Boszormenyi-Nagy et al., 1991). Het is belangrijk dit kernbegrip niet te verwarren met de gebruikelijke definitie van loyaliteit. Binnen de contextuele therapie houdt dit begrip geen gevoel van loyaliteit in maar betekent het een preferentiële trouw aan mensen met wie men een relatie heeft en die op voorrang gerechtigde aanspraak hebben bij het aangaan van een band (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1994, pg. 447). Loyaal zijn aan een persoon houdt in dat er rekening wordt gehouden met de belangen en verwachtingen van anderen waardoor een band gebaseerd op wederzijdse rechten en plichten kan ontstaan. Loyaliteit is een zijnsgegeven, altijd aanwezig en mogelijk om familierelaties te begrijpen (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997) omdat het de dynamiek tussen relaties weergeeft. Ieder van ons dankt ons leven aan zijn ouders. Dit geeft ons meteen een existentiële band en loyaliteit naar onze ouders toe. Deze existentiële band zal altijd aanwezig blijven, is onverbreekbaar (Michielsen et al., 1998) en onvervangbaar (Dillen, 2004). Wordt deze loyaliteit ontkend dan spreekt Nagy over onzichtbare loyaliteit. Deze vorm van loyaliteit brengt onvrijheid met zich mee en kan een destructieve kracht betekenen in andere relaties (Michielsen et al., 1998). Verder kunnen we ook spreken over verworven loyaliteit. Deze kan in de loop van ons leven ontstaan en hangt deels af van de zorg en het verantwoord ouderschap van de ouders (Dillen, 2004). Een ander onderscheid dat we kunnen maken binnen loyaliteit is verticale en horizontale loyaliteit. Met verticale loyaliteit wordt de band tussen ouders en kinderen of grootouders en kleinkinderen bedoelt. Deze band heeft met onze afstamming te maken en is asymmetrisch (Michielsen et al., 1998). Bovendien zijn deze banden het sterkst waarbij de asymmetrie doorheen het leven blijft bestaan (Dillen, 2004). Een symmetrische band is te vinden bij de horizontale loyaliteitsbanden. Hiermee worden de relaties met broers, zussen, partners, neven, nichten, enzovoort bedoelt. Deze relaties berusten dikwijls op vrije keuze en wederkerigheid met evenveel verantwoordelijkheid van beide partners voor een rechtvaardige balans van geven en nemen (Michielsen et al., 1998). Daarenboven kunnen deze loyaliteitsbanden verbroken worden (Oele & van den Eerenbeemt, 1987). Nagy pleit ervoor dat ieder van ons bewust leert omgaan met onze loyaliteiten omdat het een kracht kan zijn waardoor we als mens vrijer kunnen worden (Dillen, 2004). 51

54 DEEL II: Theoretische uitdieping Ontische dimensie De term ontisch nam Nagy over van Martin Heidegger en hij maakte hiermee een onderscheid tussen een existentiële, ontische afhankelijkheid en een functionele afhankelijkheid. Bij een ontische afhankelijkheid draait het om een structuur die inherent is aan het zijn en niet kan vervangen worden zoals bij een functionele afhankelijkheid. In relatie treden met de ander is de basis van ons bestaan waarbij het zelf enkel in aanwezigheid van de ander kan bestaan. Onze ontische afhankelijkheid naar anderen toe kan zeer ver gaan en zelfs een manier zijn om biologisch in leven te blijven (Ducommun-Nagy, 2008). Uit de omschrijving van deze dimensies valt op te maken dat, willen we een relatie tussen mensen ten volle inschatten, we ons moeten richten op de vijf dimensies (Ducommun-Nagy, 2008). Daarenboven wordt het duidelijk dat Nagy door zijn verschillende dimensies een integratieve benadering nastreefde (Hargrave & Pfitzer, 2005). b) MEERZIJDIGE PARTIJDIGHEID Het centrale paradigma binnen de contextuele therapie is de techniek van meerzijdige partijdigheid. Hierbij stelt de therapeut zich flexibel op en kiest beurteling partij voor alle betrokkenen, ook diegene die er op het moment van het gesprek niet zijn. Op deze manier kan de therapeut ieders gerechtigde aanspraken en verdiensten onderkennen. (Boszormenyi-Nagy et al.1991). Achtereenvolgens zal de therapeut aandacht geven aan elke betrokkene en diens verdienste (Oele & van den Eerenbeemt, 1987) zonder nadruk te leggen op tekorten en fouten wat de meerzijdige partijdigheid tot een zeer belangrijke therapeutische houding maakt (Dillen, 2004). Daarenboven is het een interventietechniek gebaseerd op het uitgangspunt dat eenieder die deelneemt aan een relatie het recht heeft om gehoord en gerespecteerd te worden voor zijn of haar standpunt (Ducommun-Nagy, 2008). Op deze manier wordt het menselijke in iedere betrokkene naar boven gehaald en wordt de zienswijze in de familie verbroken waar meestal één iemand de schuld van alles krijgt (Dillen, 2004). De therapeut waarborgt zo dat er een dialoog op gang komt en zal eerst zijn partijdigheid aan de meest kwetsbare verlenen (Ducommun-Nagy, 2008). De nadruk bij deze therapeutische houding wordt nogmaals gelegd op het preventieve werken van de contextuele therapie. De therapeut probeert immers erkenning te geven aan alle betrokkenen, ook de vorige en volgende generaties. Met deze houding zal de therapeut geblokkeerde personen vooruit helpen in hun mogelijkheid te geven en hen tevens aanmoedigen een risico te nemen om een positieve bijdrage te leveren (Ducommun-Nagy, 2008). De enige manier om rekening te houden met de rechtvaardigheid 52

55 DEEL II: Theoretische uitdieping in ieders leven is voor Nagy enkel met deze houding van meerzijdige partijdigheid te bekomen (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1994). Binnen een houding van meerzijdige partijdigheid is het als therapeut belangrijk elke betrokkene erkenning te geven voor de gegeven zorg aan anderen. Enkel op deze manier kan er herstel van relaties komen. Erkenning of krediet geven voor de verdienste van iedere betrokkene is binnen de meerzijdige partijdigheid een belangrijke methode. Het is verschillend van empathie of medelijden. Nagy richt zich hiermee niet op de emotie maar op de relationeel-ethische dimensie waardoor een fundamentele verandering kan ontstaan. Doel hierbij is de familieleden elkaar leren erkenning geven voor hun verdiensten zodat ze constructief gerechtigde aanspraak kunnen verwerven (Dillen, 2004). c) ONTSCHULDIGING OF EXONERATIE Net zoals bij vele contextuele begrippen krijgt ontschuldiging of exoneratie een zeer specifieke betekenis bij Nagy. Hij definieert dit als het proces waarbij de last van schuld bij iemand van de schouders wordt genomen (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1994; Dillen, 2004). Tevens is het een vorm van verbindende actie waardoor de balans van geven en nemen weer in evenwicht kan raken (Dillen, 2004). Exoneratie mag men niet verwarren met verontschuldiging. De last van de schuld kan worden weggenomen maar dit betekent niet dat de schuld weg is. Wel komt er een verandering in de relatie tussen mensen waardoor de schuld geen last meer vormt (Dillen, 2004). Exoneratie houdt een engagement naar de toekomst in, de wil om het verleden onder ogen te zien (Boszormenyi-Nagy & Ulrich, 1980). Om deze reden kan exoneratie een zeer belangrijke hulpbron betekenen in het therapeutisch proces (Dillen, 2004). Enkel en alleen al door de stap naar exoneratie te zetten, verwerft een persoon verdienste wat een bijdrage kan betekenen naar zelfvalidatie toe. Daarenboven krijgt de persoon door te exonereren meer inzicht in het eigen gedrag en de achtergrond van de andere (Dillen, 2004). Toch is het belangrijk dat er eerst voldoende erkenning is gegeven aan het individu zelf voordat deze de stap kan zetten (Michielsen et al., 1998). d) MORATORIUM De therapeut is binnen het therapeutisch proces een stimulator om de balans van geven en nemen weer in beweging te krijgen. Het zijn de familieleden zelf die actie moeten ondernemen en dit kan enkel op hun eigen tempo. Het installeren van een moratorium is immers een belangrijk gegeven in het herstelproces. Samen met de familieleden zal de therapeut op zoek gaan naar hulpbronnen maar wanneer de familieleden hier niet klaar voor 53

56 DEEL II: Theoretische uitdieping zijn en besluiten om niet onmiddellijk aan de therapeutische doelen te werken, wordt een moratorium geïnstalleerd. De therapie zal ondertussen wel verder gaan maar de nadruk wordt op andere aspecten in de therapie gelegd. (Dillen, 2004). e) HULPBRONNEN De contextuele therapie geeft ons inzicht in familiale relaties. Nagy waarschuwt dat hier heel wat dingen kunnen mislopen maar dat deze relaties tevens een krachtige hulpbron kunnen betekenen om het leven weer een zinvolle invulling te geven. Typerend voor de contextuele therapie is het overschrijden van de pathologie waarbij de focus ligt op het opsporen van hulpbronnen binnen de familierelaties en op de positieve krachten. Enkel inwerken op de symptomen kan volgens Nagy immers desastreuze gevolgen hebben (Dillen, 2004). De gerichtheid van de therapeut op het uitlokken van vertrouwensbronnen binnen de relaties is een belangrijk uitgangspunt van de contextuele therapie (van Rhijn & Meulink-Korf, 1997). Hierbij probeert de therapeut het vertrouwen binnen de relaties te mobiliseren en wordt de nadruk gelegd op het ondernemen van acties om de familiebanden te herstellen en verbinding te maken daar waar ernstige breuken zijn (van Heusden, 1984). Het is immers vaak binnen deze ernstige breuken dat de bronnen tot vernieuwd vertrouwen liggen. Als voornaamste hulpbronnen doet de therapeut beroep op familieleden. Zij verrichten immers het meeste werk in het genezingsproces en dit zorgt er tevens voor dat de familieleden niet afhankelijk worden van de therapeut (Boszormeny-Nagy & Krasner, 1994). f) ROL VAN DE VOLWASSENE In het bovenstaande zijn er al heel wat methoden en houdingen van de contextuele therapeut uitgebreid besproken. Hierbij kwam nadrukkelijk de rol van therapeut als katalysator naar voor. Hij zal het genezingsproces stimuleren en richting geven maar de belangrijkste hulpbronnen zijn de familieleden zelf (Boszormenyi-Nagy et al., 1991). De therapeut laat hen nadenken over onbenutte hulpbronnen en legt de verantwoordelijkheid voor de eigen toekomst en die van anderen bij hen zelf (Dillen, 2004). Binnen het therapeutisch proces zal de therapeut zelden waarom-vragen stellen maar de aandacht verleggen naar de relationele context van de gebeurtenis (Boszormenyi-Nagy et al., 1991). 54

57 DEEL II: Theoretische uitdieping Waar situeert het gezin zich? Contextuele therapie is een vorm van familietherapie waardoor de familie en het gezin een zeer centrale plaats innemen. Evenmin wordt het individu op de achtergrond geplaatst. Het streefdoel van de contextuele therapie is persoonlijke vrijheid van elke betrokkene zonder dat men vergeet dat ieder van ons verbonden is met anderen (Dillen, 2004). Daarenboven zijn de familieleden de belangrijkste hulpbronnen tijdens het genezingsproces. Ze leren verantwoordelijkheid opnemen voor de eigen toekomst en die van de anderen. Resultaten van de contextuele therapie Wanneer er iets fout loopt binnen familiale relaties en er ontstaat een verstoorde balans, dan kunnen er nefaste gevolgen optreden. Binnen een ouder-kind relatie kan op deze manier parentificatie ontstaan. Hierbij wordt het kind een soort vervangouder en geeft deze meer zorg aan de ouders dan dat deze aan het kind geven (Dillen, 2004). Daarnaast kan het verwerven van destructief gerechtigde aanspraak en het ontstaan van een roulerende rekening het gevolg zijn van een verstoorde balans. Een evenwichtige balans van geven en nemen zorgt ervoor dat er basisvertrouwen ontstaat waarbij de partners zich binnen een relatie betrouwbaar opstellen (Dillen, 2004). Wanneer er verstoorde balansen optreden zal het herstel van vertrouwen binnen de contextuele therapie een centrale plaats innemen. Vertrouwen resulteert op zijn beurt in zelfvalidatie. Het erkennen van iemands zorg zorgt er immers voor dat het vertrouwen en de eigenwaarde van het individu toenemen (Dillen, 2004). De persoon in kwestie voelt zich betekenis- en waardevol (Michielsen et al., 1998). Een tweede resultaat van betrouwbare relaties is zelfafbakening, een eigenschap nauw verbonden met het bekomen van een eigen identiteit en stelt het vermogen voor om het eigen zelf te definiëren (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1994). Men leert op te komen voor zichzelf en grenzen te trekken. Dit is nodig om niet overloyaal te worden en gepaste zorg aan anderen te geven. Het draait om het vermogen neen te leren zeggen zonder de belangen van de anderen uit het oog te verliezen (Michielsen et al., 1998). Binnen de contextuele therapie zal de therapeut deze positieve gevolgen van een evenwichtige balans van geven en nemen proberen te faciliteren. Hij neemt geen rigide standpunt in maar stelt zich flexibel op om het herstelproces in beweging te zetten. Hierdoor kunnen de familieleden het nodige basisvertrouwen verkrijgen, zullen ze minder op hun 55

58 DEEL II: Theoretische uitdieping destructief recht leunen (Oele & van den Eerenbeemt, 1987) met als uiteindelijk resultaat het ontwikkelen van zelfvalidatie en zelfafbakening. Onderzoekstraditie Doorheen de jaren zijn er voornamelijk kritieken ontstaan die stellen dat het begrippenkader van de contextuele therapie niet altijd even bruikbaar of te verwarrend is. Zo stellen Van Crombrugge en Heylen (1999) dat dit een conceptueel begrippenkader is dat nog steeds in zijn kinderschoenen staat. Verder is er heel wat kritiek gekomen vanuit feministische (Dillen, 2004) en wetenschappelijke hoek. Er ontbreekt heel wat onderzoek naar de validiteit van de contextuele therapie. Deze benadering omvat een zeer diepgaande en soms moeilijk te begrijpen benadering met heel wat begrippen die een specifieke invulling krijgen. Juist door deze specifieke invulling en samen met het relationeel-ethische denkkader, zorgt dit ervoor dat er weinig of geen effectiviteitstudies voorhanden zijn. Het denkkader is moeilijk operationaliseerbaar en meetbaar. Hierdoor is er uit wetenschappelijke hoek karig onderzoek beschikbaar dat ons iets kan vertellen over de validiteit van de contextuele begrippen. Dit gebrek aan empirisch onderzoek kan te maken hebben met verschillende redenen. Ons lijkt het dat één van de redenen te vinden moet zijn in het relatief prille ontstaan van de theorie. Het is pas in de jaren 70 en 80 dat de eerste basiswerken van Nagy gepubliceerd werden (Vanderhaeghen, 2008). Ook het gebrek aan duidelijke beschrijvingen hoe de contextuele technieken gebruikt moeten worden, kan bijgedragen hebben tot het schaarse onderzoek. Toch stellen Nagy en Krasner (1994) dat er tijdens de ontwikkeling van de contextuele therapie steeds onderzoek verricht is naar haar klinische effectiviteit. Met de Relational Ethics Scale vinden we de enige poging om de contextuele therapie empirisch te onderzoeken. Binnen deze vragenlijst zijn er heel wat begrippen uit de benadering, zoals loyaliteit en verdienste, opgenomen (Vanderhaeghen, 2008). Onder andere Hargrave, Jennings, & Anderson (1991) heeft verder onderzoek verricht naar de toepasbaarheid van deze schaal. Juist omdat heel wat begrippen en technieken van de contextuele therapie niet optimaal gebruikt worden, wordt er door Hargrave en Pfitzer (2005) gepoogd een nieuwe contextuele therapie te beschrijven. Het gaat hier niet om een nieuwe benadering maar eerder een verheldering van de concepten en begrippen om de contextuele therapie toegankelijker te maken (Hargrave & Pfitzer, 2005). Ondanks weinig empirisch onderzoek wordt er op deze manier toch geprobeerd recht te doen aan de contextuele therapie en in te gaan tegen de kritiek van onder andere Wilburn-McCoy (1993). Deze zegt dat ondanks de grote interesse in de contextuele therapie, de benadering 56

59 DEEL II: Theoretische uitdieping niet de verwachte plaats naast andere benaderingen heeft kunnen innemen (Wilburn-McCoy, 1993). 57

60 DEEL II: Theoretische uitdieping Life Space Crisis Intervention Crisis, conflict LSCI is een conflicthanteringsmethodiek die zich richt tot jongeren in crisis en via een therapeutische, methodische en verbale strategie hulp probeert te bieden meteen na of tijdens het conflict of de crisis. Gezien conflicten en crisissen inherent zijn aan het leven is het essentieel dat we deze op een constructieve manier aanpakken. Een crisis of conflict beïnvloedt namelijk de life space van een jongere waardoor dit een gunstig interventiemoment is. Daarnaast grijpt LSCI zeer snel in op deze moeilijke situaties waardoor het een belangrijk leermoment voor de jongere vormt. (Long et al., 2003) Het is tijdens de crisis dat heel wat innerlijke gevoelens naar boven komen omdat de weerstanden vervagen. We kunnen de crisis dan aanwenden als ingang van het onderbewuste waardoor we tot de bron van crisis kunnen komen (Persoonlijke communicatie, 19 maart, 2009). Om het voorgaande beter te kunnen situeren is het belangrijk dat we het begrip conflict duiden en kijken welke invulling LSCI aan dit begrip geeft. Aanvankelijk geloofden Redl en Wineman (1959) dat een conflict optreedt wanneer het ego van het kind niet in staat is in evenwicht te blijven met de eisen van de realiteit en die van het superego. Deze twee tegengestelde krachten vindt men eveneens terug in de meer recente definitie van Long (2003), dewelke gebaseerd is op de ontwikkelingsnoden van het kind waaraan niet voldaan wordt. Hij beschrijft een conflict als een circulair proces dat benoemd wordt met de term conflictcyclus. Hiermee geeft hij aan dat er een botsing is tussen twee tegengestelde krachten, namelijk de noden van jongeren en de verwachtingen van anderen (Long et al., 2003). Indien dit circulaire proces niet gestopt wordt, dit wil zeggen als het conflict tussen de tegengestelde krachten blijft bestaan, mondt het uit in een crisis. Verderop zal de conflictcyclus uitgebreider besproken worden. Naast deze twee definities vanuit de LSCI traditie, stelt Deutsch (1973, 2000) dat een conflict ontstaat wanneer incompatibele activiteiten voorkomen. Deze incompatibele activiteiten bestaan uit een activiteit die een andere activiteit blokkeert, ermee interfereert of ineffectief maakt. Ze kunnen voorkomen bij één persoon of tussen verschillende personen of groepen. Ook Johnson en Johnson (1995) gebruiken deze definitie in hun conflicthanteringsmethodiek 'teaching students to be peacemakers'. 58

61 DEEL II: Theoretische uitdieping Doel van LSCI: zelfregulering en waardenontwikkeling LSCI richt zich tot kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen om crisissen als een leermoment te benutten en schept de gelegenheid om jongeren beter te begrijpen. Er wordt uitgegaan van het gegeven dat jongeren zelfdestructieve patronen opbouwen. Wanneer we deze spiraal van zelfvernietigend gedrag bij de jongere bemerken, wordt het conflict aangewend om te komen tot gedragsverandering, minder angst, meer zelfvertrouwen en een beter inzicht in het eigen gedrag en de eigen gevoelens en die van anderen (D Oosterlinck, 2006; Long et al., 2003). Naast deze vier doelstellingen, tracht LSCI eveneens zelfregulerend gedrag, gebaseerd op waarden, aan te leren. Sommige kinderen hebben namelijk met hun problemen leren omgaan door zelfdestructief, negatief gedrag. Het is voor hen vaak makkelijker hun emoties te uiten via storend gedrag dan met woorden. Ze bezitten onvoldoende probleemoplossende vaardigheden waardoor ze hun emotie vaak de bovenhand laten nemen en zo een irrationele kijk op de wereld krijgen. LSCI gaat zich net op de incidenten, die tot de crisis of conflict leiden, concentreren. Dit om de jongeren psychologisch sterker te maken en hen te leren hun problemen te overstijgen door de oplossing van deze problemen binnen hun verantwoordelijkheid te leggen (Long et al., 2003). Om tot zelfregulatie te komen moet het kind aan enkele voorwaarden voldoen. Personen die deel uitmaken van de levensruimte van de jongere kunnen hen hierbij ondersteunen door hen op een constructieve manier te leren omgaan met zijn of haar problemen. Om tot dit inzicht te komen, is er vertrouwen in de volwassene nodig en dient deze een gunstige omgeving te scheppen waardoor de jongere gemotiveerd raakt om te veranderen. Pas wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, zullen kinderen en jongeren kunnen terugvallen op hun eigen zelfregulatie om zo constructieve beslissingen te nemen en te leven volgens regels en waarden (Long et al., 2003). LSCI als methodiek is dus niet waardevrij omdat er doorheen de gesprekken over waarden en ethische kwesties nagedacht wordt (Long et al., 1998). Een geslaagde LSCI zou idealiter inhouden dat een anders destructieve en betreurenswaardige crisissituatie voor de jongere een inzichtsvolle en leerrijke ervaring wordt (Long et al., 2003). Conflictcyclus Een crisis kan je bekijken als een aaneenschakeling van stress, levend gehouden door de reacties van anderen (Long et al., 2003). Een gebeurtenis lokt stress uit en treedt in reactie met de persoonlijke bagage en de irrationele opvattingen van de jongere (D Oosterlinck, 2006). 59

62 DEEL II: Theoretische uitdieping Het gedrag dat de jongere vertoont om met deze stress om te gaan en zijn pijnplekken te verbergen, wordt meestal als negatief beschouwd door anderen. De reacties van de anderen op dit waargenomen negatief gedrag, veroorzaakt opnieuw stress voor de jongere waardoor we in een spiraalsgewijze ontwikkeling komen die resulteert in een crisis. Dit centrale paradigma, dat 51 jaar geleden ontwikkeld werd door Long, heet de conflictcyclus. Het circulaire proces van zelfdestructie kan doorbroken worden, wanneer we deze cyclus leren herkennen tijdens het gebeuren en ingrijpen op één van de vier punten: - stress aanpakken; - angstgevoelens van de jongere verminderen; - gedrag van de jongere veranderen; - gedrag van de anderen veranderen. (Long et al., 2003) Figuur 1: Conflictcyclus 60

Contextuele Therapie. Een inleiding

Contextuele Therapie. Een inleiding Contextuele Therapie Een inleiding Ivan Boszormenyi-Nagy Ivan Boszormenyi-Nagy 1920-2007 2007 Ivan Boszormenyi-Nagy werd geboren op 19 mei 1920 in Boedapest. Hij werd psychiater en hoogleraar psychiatrie

Nadere informatie

jongeren. het beste in verdieping en

jongeren. het beste in verdieping en Aanbod Permanente vorming Academiejaar 2014 2015 Studiedomein: Psychologie en pedagogische wetenschappen Getuigschrift counseling in existentieel welzijn Getuigschrift gedragstherapie bij kinderen en jongeren

Nadere informatie

INVISIBLE LOYALTIES Boszormenyi Nagy & Spark 1973

INVISIBLE LOYALTIES Boszormenyi Nagy & Spark 1973 WAT ZIE IK IN DE BLIK VAN DE ANDER? 20 e Ammy van Heusdenlezing 8 nov 2016 INVISIBLE LOYALTIES Boszormenyi Nagy & Spark 1973 Het belangrijkste criterium voor een familiegerichte benadering ligt in de vaardigheid

Nadere informatie

De meerwaarde van het contextueel denkkader binnen de ouderenzorg

De meerwaarde van het contextueel denkkader binnen de ouderenzorg De meerwaarde van het contextueel denkkader binnen de ouderenzorg Claire Meire 2014 Een sterveling draagt zijn ouders op zijn schouders. Of niet op zijn schouders. In zijn binnenste. Zijn leven lang moet

Nadere informatie

MH ID. Richtlijnen en principes. 29 maart Over diagnostiek en behandeling van gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking

MH ID. Richtlijnen en principes. 29 maart Over diagnostiek en behandeling van gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking Richtlijnen en principes MH ID Over diagnostiek en behandeling van gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking 29 maart 2011 Barbara Pot, orthopedagoge/gz psychologe Meest voorkomende

Nadere informatie

Onderzoek naar de beleving en implementatie van de methode LSCI binnen een gemeenschapsinstelling

Onderzoek naar de beleving en implementatie van de methode LSCI binnen een gemeenschapsinstelling Bijlage 4: Vragenlijst Onderzoek naar de beleving en implementatie van de methode LSCI binnen een gemeenschapsinstelling Beste collega Ik ben een derdejaars studente maatschappelijk werk aan de PXL Hogeschool

Nadere informatie

Praten met kinderen en jongeren in crisissituaties Life Space Crisis Intervention

Praten met kinderen en jongeren in crisissituaties Life Space Crisis Intervention Praten met kinderen en jongeren in crisissituaties Life Space Crisis Interention JEUGDHULPVERLENING ZONDER DWANG! 4 Mei 2017 Jan Naert J.Naert@ugent.be Department of Special Needs Education Oerzicht Inleiding

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK. Bijzondere orthopedagogiek van personen met een mentale, psychische, fysieke of sensoriële handicap II

UNIVERSITEIT GENT VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK. Bijzondere orthopedagogiek van personen met een mentale, psychische, fysieke of sensoriële handicap II UNIVERSITEIT GENT VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK Bijzondere orthopedagogiek van personen met een mentale, psychische, fysieke of sensoriële handicap II 2DE LICENTIE ORTHOPEDAGOGIEK ACADEMIEJAAR 2001-2002 1.

Nadere informatie

OPLEIDINGSINSTITUUT leren over leven CONTEXTUELE STUDIES

OPLEIDINGSINSTITUUT leren over leven CONTEXTUELE STUDIES Dialoog Met deze opleiding heb ik geleerd hoe belangrijk het is om de persoonlijke geschiedenis in de behandeling mee te nemen om de dialoog weer op gang te brengen. Heling en geluk Ik begrijp beter hoe

Nadere informatie

Wanneer is een probleem niet van één mens alleen?

Wanneer is een probleem niet van één mens alleen? Wanneer is een probleem niet van één mens alleen? Voor huisartsen, verpleegkundigen, psychologen, advocaten & andere hulpverleners Soms ontmoet je cliënten/patiënten waarbij je vermoedt dat zij niet de

Nadere informatie

De Therapeutische Gemeenschap voor Kinderen en Adolescenten

De Therapeutische Gemeenschap voor Kinderen en Adolescenten De Therapeutische Gemeenschap voor Kinderen en Adolescenten 1. Een geladen begrip * Met de term Therapeutische Gemeenschap worden verschillende benaderingen aangeduid : 1. Hiërarchische T.G. of concept-based

Nadere informatie

Van Classificatie naar Diagnostiek

Van Classificatie naar Diagnostiek Van Classificatie naar Diagnostiek Met verbatims van Twaalf gesprekken Drs. Wim Jurg Van Classificatie naar Diagnostiek Met verbatims van Twaalf gesprekken Drs. Wim Jurg Drs. Wim Jurg Eindredactie: Drs.

Nadere informatie

Koning, keizer, admiraal: psychisch kwetsbaar zijn we allemaal.

Koning, keizer, admiraal: psychisch kwetsbaar zijn we allemaal. Koning, keizer, admiraal: psychisch kwetsbaar zijn we allemaal. Katrien Jacobs Jobcoach, ervaringswerker Birgit Bongaerts Psycholoog, systeemtheoretisch psychotherapeut en trainer Interactie- Academie

Nadere informatie

Systeemgericht werken De contextuele benadering SMWF

Systeemgericht werken De contextuele benadering SMWF Systeemgericht werken De contextuele benadering SMWF Periode: Trainer: Bijeenkomsten: Locatie: April t/m September 2013 Drs. Jaco de Rapper Acht dagdelen Groep 3: 09/04(2 dagdelen), 21/05(2 dagdelen),

Nadere informatie

Verkennen van de vele kanten van een mens met een psychiatrische aandoening. Birgit Bongaerts

Verkennen van de vele kanten van een mens met een psychiatrische aandoening. Birgit Bongaerts Verkennen van de vele kanten van een mens met een psychiatrische aandoening Birgit Bongaerts 15/6/2012 Congres Vlaams ondersteuningscentrum oudermis(be)handeling 2012, 10 Jaar Vlaams meldpunt Bijzondere

Nadere informatie

Reactie vanuit de psychologische praktijk M A R L E E N D E C R U Y E N A E R E I N G R I D D E B E U R M E P S Y C H O L O G E N, U Z L E U V E N

Reactie vanuit de psychologische praktijk M A R L E E N D E C R U Y E N A E R E I N G R I D D E B E U R M E P S Y C H O L O G E N, U Z L E U V E N Reactie vanuit de psychologische praktijk M A R L E E N D E C R U Y E N A E R E I N G R I D D E B E U R M E P S Y C H O L O G E N, U Z L E U V E N Twee evoluties binnen de psychologie Van een grote nadruk

Nadere informatie

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin a. Situering Jonge kinderen (0-6 jaar) groeien op in diverse contexten: thuis, eventueel in de kinderopvang, en in de kleuterschool.

Nadere informatie

Familie-opstellingen Professional

Familie-opstellingen Professional Familie-opstellingen Professional Verdiepingsopleiding Familieopstellingen Drie modulen van drie dagen Door Guni Baxa Nederlands In all things there is the potential of love And maybe it is our life s

Nadere informatie

Competenties systeemtherapeutisch werker (STW) versie 15 januari 2015

Competenties systeemtherapeutisch werker (STW) versie 15 januari 2015 1 Competenties systeemtherapeutisch werker (STW) versie 15 januari 2015 Inleiding De NVRG maakt een onderscheid tussen de systeemtherapeut (ST) en de systeemtherapeutisch werker (STW). Beide profielen

Nadere informatie

Open communicatie leidt tot minder stress. introductie. 1 methode familiezorg introductie

Open communicatie leidt tot minder stress. introductie. 1 methode familiezorg introductie Methode Familiezorg Open communicatie leidt tot minder stress introductie 1 methode familiezorg introductie Voorwoord Inleiding Het hart van de zorg is daar waar de zorg gegeven wordt, waar kwetsbare families

Nadere informatie

PROJECT RECHTSTREEKS TOEGANKELIJK ONDERSTEUNING SAMENWERKING

PROJECT RECHTSTREEKS TOEGANKELIJK ONDERSTEUNING SAMENWERKING PROJECT RECHTSTREEKS TOEGANKELIJK ONDERSTEUNING SAMENWERKING ALTERNATIEF PROSA PLUS TWEE PARTNERS Wat vooraf ging O.O.O.C CAW Het project Wat? Invalshoek en onderbouwing Verloop van een begeleiding Speerpunten

Nadere informatie

Positie van meerzijdige partijdigheid als hulpverlener. Hilde Delameillieure Foton

Positie van meerzijdige partijdigheid als hulpverlener. Hilde Delameillieure Foton Positie van meerzijdige partijdigheid als hulpverlener Hilde Delameillieure Foton Begrip uit contextuele therapie Meerzijdige partijdigheid of meerzijdig gerichte partijdigheid, of veelzijdige partijdigheid

Nadere informatie

Milieu, systeem en crisis

Milieu, systeem en crisis EFeCT symposium Amsterdam, 23 April 2009 De Kracht van Agressie en Conflict in Jeugdzorg, Onderwijs en Gezin Hoe om te gaan met storend gedrag The Power of Conflict and Aggression in Child- and Youthcare,,

Nadere informatie

Onbewuste Verbindingen

Onbewuste Verbindingen Onbewuste Verbindingen Driedaagse bijscholing Systemisch Werken voor coaches, mediators en therapeuten De bijscholing wordt twee keer per jaar gegeven. Data vind je op www.andrefun.nl/agenda Zoek je iets

Nadere informatie

Diagnostiek van Ouderfunctioneren

Diagnostiek van Ouderfunctioneren Diagnostiek van Ouderfunctioneren Een functioneel-contextueel perspectief Jan van der Maas i ISBN 9789086595334 vormgeving uitgever Esther Mosselman Zwaar Water VU Uitgeverij Copyright 2010, J. van der

Nadere informatie

opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK

opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK Bij het begin van de jaren 70 zoeken enkele ouders een dagcentrum voor hun volwassen gehandicapt kind. Voordien was het bijna evident

Nadere informatie

Vanuit een sterk gevoelde motivatie

Vanuit een sterk gevoelde motivatie Vooraf Vanuit een sterk gevoelde motivatie zoeken meer en meer scholen naar Waarom dit boek? ander onderwijs. De opdracht van het onderwijs is te streven naar hoogwaardig en betekenisvol onderwijs, ten

Nadere informatie

Systemisch kijken, werken en (be)handelen De systeemtherapeut en de systeemtherapeutisch werker

Systemisch kijken, werken en (be)handelen De systeemtherapeut en de systeemtherapeutisch werker Systemisch kijken, werken en (be)handelen De systeemtherapeut en de systeemtherapeutisch Systeemtherapeut en systeemtherapeutisch De systeemtherapeutische aanpak Een probleem of een (psychische) klacht

Nadere informatie

INDIVIDUELE LOOPBAANBEGELEIDING

INDIVIDUELE LOOPBAANBEGELEIDING INDIVIDUELE LOOPBAANBEGELEIDING Fluitend naar het werk: droom of werkelijkheid? LOOPBAANWELLNESS Wil ik doen waar ik goed in ben? Ik ben toe aan een nieuwe stap, hoe pak ik dat aan? Wat zijn mijn groeikansen

Nadere informatie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Conflictmanagement : Life Space Crisis Intervention.

Conflictmanagement : Life Space Crisis Intervention. Conflictmanagement : Life Space Crisis Intervention. Dr. Franky D Oosterlinck Directeur OOBC Nieuwe Vaart Gent Academisch consulent U Gent, vakgroep orthopedagogiek Master trainer LSCI frankyd@oobc-nieuwevaart.be

Nadere informatie

Life Space Crisis Intervention Een introductie

Life Space Crisis Intervention Een introductie Life Space Crisis Intervention Een introductie Gerrit De Moor Master Trainer in Life Space Crisis Intervention LSCI Institute 1 Mag ik u voorstellen Kenneth 2000-2006 LSCI Institute 2 Wat? - Een verbale

Nadere informatie

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? - Geplaatst in VISUS 4-2017 - EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? Om de verschillen tussen de kennis uit het laatste wetenschappelijk bewijs en de klinische praktijk kleiner te maken is de afgelopen

Nadere informatie

Advanced Therapy. Systeemtherapie. Ibtisam Rizkallah Charlotte Stoop

Advanced Therapy. Systeemtherapie. Ibtisam Rizkallah Charlotte Stoop Advanced Therapy Systeemtherapie Ibtisam Rizkallah Charlotte Stoop 06-44464540 026-3891964 info@advancedtherapy.nl Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave... 1 1. DE SYSTEEMTHEORIE... 2 2. SYSTEEMTHERAPIE... 3 3.

Nadere informatie

Het CCE biedt scholing voor zorgprofessionals

Het CCE biedt scholing voor zorgprofessionals Scholing en training 2016 Het CCE biedt scholing voor zorgprofessionals die werken met cliënten met ernstig en aanhoudend probleemgedrag. De cliënten bij wie wij betrokken zijn, hebben een stoornis of

Nadere informatie

EFeCT 2014: Een Europees congres voor mensen die de stem van kinderen en jongeren in kwetsbare posities willen horen.

EFeCT 2014: Een Europees congres voor mensen die de stem van kinderen en jongeren in kwetsbare posities willen horen. Persbericht EFeCT 2014: Een Europees congres voor mensen die de stem van kinderen en jongeren in kwetsbare posities willen horen. Contactpersoon: Prof. Dr. Franky D Oosterlinck Directeur OOBC Nieuwe Vaart

Nadere informatie

In artikel 23 van dezelfde wet, worden de onderdelen b), c), d) en f) opgeheven.

In artikel 23 van dezelfde wet, worden de onderdelen b), c), d) en f) opgeheven. HOOFDSTUK 1 Geestelijke gezondheidszorg-beroepen Afdeling 1 Wijziging van de wet van 4 april 2014 tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr.78

Nadere informatie

Infobundel studenten verpleegkunde PAAZ (A-dienst)

Infobundel studenten verpleegkunde PAAZ (A-dienst) Infobundel studenten verpleegkunde PAAZ (A-dienst) 1 1. Inleiding De hoofdverpleegkundige en zijn team heten u van harte welkom op de PAAZ-dienst van het Sint- Andriesziekenhuis Tielt. PAAZ staat voor

Nadere informatie

Discussie. De relationeel-ethische bril maakt het verschil, een herwaardering van de contextuele therapie

Discussie. De relationeel-ethische bril maakt het verschil, een herwaardering van de contextuele therapie Discussie De relationeel-ethische bril maakt het verschil, een herwaardering van de contextuele therapie In het nieuwe Handboek Systeemtherapie (Savenije, van Lawick & Reijmers (red.), 2008) komen de naam

Nadere informatie

Master in de seksuologie

Master in de seksuologie Master in de seksuologie Faculteit Geneeskunde Kiezen voor de opleiding seksuologie De seksuologie is een erg jonge wetenschap amper iets meer dan een eeuw oud, waarvan de ontwikkeling lang heeft geleden

Nadere informatie

Opleiding Hulp bij complexe verwerkingsprocessen en trauma Kris Decraemer

Opleiding Hulp bij complexe verwerkingsprocessen en trauma Kris Decraemer Opleiding Hulp bij complexe verwerkingsprocessen en trauma Kris Decraemer Voor wie Voor hulpverleners en therapeuten die betrokken zijn bij de opvang en begeleiding van mensen met indringende en traumatische

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12. Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16

Inhoud. Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12. Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16 Inhoud Voorwoord 8 Ten geleide 10 Inleiding 12 Hoofdstuk 1 Persoonlijke grenzen: Wat we eronder verstaan en hoe ze worden gevormd 16 Hoofdstuk 2 Hypnotherapie: Een reis naar binnen 30 Hoofdstuk 3 Het behandelplan:

Nadere informatie

Sociaal wetenschappelijke theorieen

Sociaal wetenschappelijke theorieen Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Zorg Leermiddelen 26 November 2012 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/40617 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

Positieve psychologie & Zingeving

Positieve psychologie & Zingeving Positieve psychologie & Zingeving Studiebijeenkomst KSGV Vrijdag 29 maart 2019, 13.00-17.00 uur Auditorium Catharijneconvent (Lange Nieuwstraat 38 te Utrecht) Informatie en aanmelding: www.ksgv.nl ksgv@ksgv.nl

Nadere informatie

Inclusief: - 4-daagse intensieve training - gratis boek - overnachtingen - kookworkshop - alle maaltijden en drankjes

Inclusief: - 4-daagse intensieve training - gratis boek - overnachtingen - kookworkshop - alle maaltijden en drankjes masterclass contextueel leiderschap Inclusief: - 4-daagse intensieve training - gratis boek - overnachtingen - kookworkshop - alle maaltijden en drankjes Masterclass Contextueel leiderschap Veel leidinggevenden

Nadere informatie

Systems-Centered Training door Lotte Paans

Systems-Centered Training door Lotte Paans Systems-Centered Training door Lotte Paans De workshop is ervaringsgericht van opzet, opdat je aan den lijve ondervindt wat het effect van de werkwijze is. Een wezenlijk onderdeel van Systems-Centered

Nadere informatie

Woord vooraf Opbouw van deze studie

Woord vooraf Opbouw van deze studie Woord vooraf Opbouw van deze studie XIII XVI DEEL I: PROBLEEMSTELLING 1 HOOFDSTUK I ONTWIKKELING EN STAGNATIE IN DE PSYCHIATRIE 2 Inleiding 2 1. 1 Psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg - stand van

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

Deel I Sociaal-maatschappelijke aspecten

Deel I Sociaal-maatschappelijke aspecten Inhoudsopgave Premisse 13 Inleiding 13 Pluriforme hulpverlening 14 Het systeemtheoretisch perspectief 15 De houding van de therapeut 15 Doel en doelgroep 17 Evidence-basedhulpverlening 17 Hulpverlening

Nadere informatie

PERMANENTE VORMING. Klinische psychodiagnostiek. PEV klinische psychodiagnostiek OPTIE VOLWASSENEN

PERMANENTE VORMING. Klinische psychodiagnostiek.   PEV klinische psychodiagnostiek OPTIE VOLWASSENEN Een Vlaamse Interuniversitaire Samenwerking met de: Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen Belgische Federatie van Psychologen PEV klinische psychodiagnostiek OPTIE VOLWASSENEN PERMANENTE VORMING

Nadere informatie

Emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking

Emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking Emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke beperking Een vormingspakket van SEN vzw ontwikkeld in samenwerking met regiegroep SEN-SEO Emotionele ontwikkeling van personen met een verstandelijke

Nadere informatie

Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs. Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring

Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs. Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring Engagement in the Context of Secondary Education Impact of Fatigue, Age and Experience Wiel Frins

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

NBVH Symposium 25 maart Ellen de Jong & Louis Crijns

NBVH Symposium 25 maart Ellen de Jong & Louis Crijns NBVH Symposium 25 maart 2017 Ellen de Jong & Louis Crijns In elke Volwassene zit een Kind Inner Child Therapie & Contextuele Therapie Wat is Inner Child Therapie? Inner Child Therapie biedt een therapeutische

Nadere informatie

Grenzen en mogelijkheden van een samenwerkingsverband vanuit het perspectief van leidinggevenden

Grenzen en mogelijkheden van een samenwerkingsverband vanuit het perspectief van leidinggevenden Grenzen en mogelijkheden van een samenwerkingsverband vanuit het perspectief van leidinggevenden Dr. An Haekens Overzicht Inleiding: afbakening van thema Spiritualiteit: wiens zorg? Coöperatief- complementair

Nadere informatie

Inhoud: Wat is trauma Cultuur aspecten Psychologische Fysieke aspecten Geestelijke aspecten Grenzen aangeven

Inhoud: Wat is trauma Cultuur aspecten Psychologische Fysieke aspecten Geestelijke aspecten Grenzen aangeven Inhoud: Wat is trauma Cultuur aspecten Psychologische Fysieke aspecten Geestelijke aspecten Grenzen aangeven Wat is een trauma? Trauma kan cultuurafhankelijk zijn Cultuur bepaalt reactie Cultuur aspecten:

Nadere informatie

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie Bijeenkomst afstudeerbegeleiders 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie Doel deel II bijeenkomst vandaag Afstudeerbegeleiders zijn geinformeerd over inhoud Medmec jaar vier (scriptievaardigheden) Afstudeerbegeleiders

Nadere informatie

VERBETERSLEUTEL MINI-EXAMEN STOP MET BLOKKEN

VERBETERSLEUTEL MINI-EXAMEN STOP MET BLOKKEN VERBETERSLEUTEL MINI-EXAMEN STOP MET BLOKKEN 1 Examen /20 1. Wat is binnen de theorie van de psychoanalyse belangrijk? Duid het juiste antwoord aan. ( /1) a. Het statistisch meten b. Het begrijpen c. Gemiddelden

Nadere informatie

Conflictmanagement in jeugdzorg, onderwijs en gezin. Conflict management in Childand Youth care, Education and Family.

Conflictmanagement in jeugdzorg, onderwijs en gezin. Conflict management in Childand Youth care, Education and Family. Conflictmanagement in jeugdzorg, onderwijs en gezin. Conflict management in Childand Youth care, Education and Family. Dr. Franky D Oosterlinck D EFeCT Symposium 23 april 2009, Amsterdam Agressie, conflict,

Nadere informatie

Verslag onderzoek Wat Werkt - deel 3

Verslag onderzoek Wat Werkt - deel 3 Verslag onderzoek Wat Werkt - deel 3 ideeën van familie en bekenden bij het geven van steun Ervaringen en ideeën van familie en bekenden bij het geven van steun Jos de Kimpe Carlijn Nieuwenhuis FEBRUARI

Nadere informatie

OPLEIDINGSONDERDEEL MASTERPROEF I VAKGROEP EXPERIMTEEL-KLINISCHE EN GEZONDHEIDSPSYCHOLOGIE

OPLEIDINGSONDERDEEL MASTERPROEF I VAKGROEP EXPERIMTEEL-KLINISCHE EN GEZONDHEIDSPSYCHOLOGIE 1 OPLEIDINGSONDERDEEL MASTERPROEF I 2007-2008 VAKGROEP EXPERIMTEEL-KLINISCHE EN GEZONDHEIDSPSYCHOLOGIE In het opleidingsonderdeel MASTERPROEF I wordt een gedeelte van het scriptieproject uitgewerkt. Dit

Nadere informatie

Universitair Psychiatrisch Centrum Sint-Kamillus

Universitair Psychiatrisch Centrum Sint-Kamillus Universitair Psychiatrisch Centrum Sint-Kamillus Krijkelberg 1-3360 Bierbeek T 016 45 26 11 F 016 46 30 79 upc.st.kamillus@fracarita.org www.kamillus.be Ten geleide Mensen worden bij een bezoek aan het

Nadere informatie

CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP

CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP WAAROM CALM? Ongeveer 25% van de oncologische patiënten in de palliatieve fase ontwikkelt een depressie of aanpassingsstoornis.

Nadere informatie

De huisarts. De psycholoog. Published on 113Online zelfmoordpreventie (https://www.113online.nl)

De huisarts. De psycholoog. Published on 113Online zelfmoordpreventie (https://www.113online.nl) Published on 113Online zelfmoordpreventie (https://www.113online.nl) Home > Over hulpverleners Verschillende soorten hulpverleners hebben verschillende opleidingen. Door dit verschil zijn ze goed in verschillende

Nadere informatie

Liaison in de kinder en jeugdpsychiatrie

Liaison in de kinder en jeugdpsychiatrie Liaison in de kinder en jeugdpsychiatrie Kinder- en jeugdpsychiater : Dr Elfi Van den haute Hoofdverpleegkundige : Sandra Gissens Overzicht Betekenis liaison Biopsychosociaal: van model naar zorg Modellen

Nadere informatie

Sint-Jan Berchmanscollege

Sint-Jan Berchmanscollege Sint-Jan Berchmanscollege Infobrochure Klassieke Talen (2de en 3de graad ASO) Leerlingprofiel Je leest graag, je wil je taalvaardigheid versterken, en je hebt interesse in cultuur en maatschappij? Een

Nadere informatie

Kongo in de geschiedenisleerboeken, 1960-heden: Dé Waarheid? Beel...

Kongo in de geschiedenisleerboeken, 1960-heden: Dé Waarheid? Beel... 1 sur 5 6/09/2008 21:57 Kongo in de geschiedenisleerboeken 1960-heden Dé Waarheid? Beeldvorming over de (de)kolonisatie van Kongo in Vlaamse wereldoriëntatie- en geschiedenisleerboeken lager en secundair

Nadere informatie

Master of Science in de Psychologie

Master of Science in de Psychologie Master of Science in de Psychologie Verticale coherentie De opleiding tot Master in de psychologie heeft het op een zelfstandige en wetenschappelijk verantwoorde wijze kunnen aanpakken van voor het vakgebied

Nadere informatie

Syllabus Communicatie en Intergenerationele Samenwerking voor werknemers binnen de publieke sector met een leeftijd van 30-

Syllabus Communicatie en Intergenerationele Samenwerking voor werknemers binnen de publieke sector met een leeftijd van 30- Syllabus Communicatie en Intergenerationele Samenwerking voor werknemers binnen de publieke sector met een leeftijd van 30- Inleiding: De opleiding in en intergenerationele samenwerking is bedoeld voor

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 9. Inleiding 13 De dilemma s van de psychiatrie 13 Omgaan met het verleden 17 Gebruikte terminologie 19 De indeling van het boek 20

Inhoud. Voorwoord 9. Inleiding 13 De dilemma s van de psychiatrie 13 Omgaan met het verleden 17 Gebruikte terminologie 19 De indeling van het boek 20 Inhoud Voorwoord 9 Inleiding 13 De dilemma s van de psychiatrie 13 Omgaan met het verleden 17 Gebruikte terminologie 19 De indeling van het boek 20 1 Het Rijksasiel in Avereest, 1961-1963 23 Het doel van

Nadere informatie

Attitude in het intercultureel zorg verlenen 47

Attitude in het intercultureel zorg verlenen 47 Inhoud Voorwoord 13 Inleiding 17 1. Het gevecht van Josephine 17 2. DVZ: het ruimere kader 23 3. Asielprocedure in een gesloten centrum 25 3.1 De procedure 28 4. Verblijf in het gesloten asielcentrum 32

Nadere informatie

Diagnostiek met vragenlijsten in de eerstelijn

Diagnostiek met vragenlijsten in de eerstelijn Diagnostiek met vragenlijsten in de eerstelijn drs. G.J. Kloens RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN DIAGNOSTIEK MET VRAGENLIJSTEN IN DE EERSTELIJN Proefschrift ter verkrijging van het doctoraat in de Psychologische,

Nadere informatie

INTEGRATIEVE KANKERZORG EN MIND-BODY GENEESKUNDE

INTEGRATIEVE KANKERZORG EN MIND-BODY GENEESKUNDE INTEGRATIEVE KANKERZORG EN Deze Gids werd opgesteld door het Antikankerfonds om patiënten en hun familie te helpen een beter inzicht te krijgen in de integratieve kankerzorg en de Mind-Body Geneeskunde.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Introductie

Hoofdstuk 1. Introductie Hoofdstuk 1 Introductie Wat kan dit boek voor jou betekenen? Als je dit boek leest, sta je op het punt een enorm succes te maken van je bedrijf. Dat vind ik geweldig cool. Welkom! Mijn naam is Marielle

Nadere informatie

Ouderschap strategieën van vaders en moeders met een psychische ziekte.

Ouderschap strategieën van vaders en moeders met een psychische ziekte. Bespreking artikel Ouderschap strategieën van vaders en moeders met een psychische ziekte. Auteurs: P.C. Van der Ende, MSc, J.T. van Busschbach, phd, J. Nicholson, phd, E.L.Korevaar, phd & J.van Weeghel,

Nadere informatie

Bijlage 11: Stellingen voor focusgroepen activering. Thema s voor de focusgroepen activering

Bijlage 11: Stellingen voor focusgroepen activering. Thema s voor de focusgroepen activering Bijlage 11: Stellingen voor focusgroepen activering Thema s voor de focusgroepen activering Tekst door inleider : De thema s waarover in de focusgroep gediscussieerd wordt, zijn weergegeven in een overzicht.

Nadere informatie

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam Inleiding: ATB de Springplank, een algemeen toegankelijke basisschool en Vlietkinderen, maatwerk in kinderopvang, beiden gehuisvest

Nadere informatie

Huygens Institute - Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW)

Huygens Institute - Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW) Huygens Institute - Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW) Citation: J.W.F. Beks &, Levensbericht H.G.J.M. Kuijpers, in: Levensberichten en herdenkingen, 1992, Amsterdam, pp. 39-42 This

Nadere informatie

Het culturele interview Nederlandse versie Hans Rohlof, Noa Loevy, Lineke Sassen & Stephanie Helmich

Het culturele interview Nederlandse versie Hans Rohlof, Noa Loevy, Lineke Sassen & Stephanie Helmich Het culturele interview Nederlandse versie Hans Rohlof, Noa Loevy, Lineke Sassen & Stephanie Helmich Samenvatting anamnese en ziekte geschiedenis Wordt uit het dossier ingevuld voorafgaand aan het gesprek.

Nadere informatie

SAMENLEVEN BURGERSCHAPSLEREN HOOFDSTUK 1

SAMENLEVEN BURGERSCHAPSLEREN HOOFDSTUK 1 Samenleven Familie, vrienden, studiegenoten, docenten. Ze zijn belangrijk in je leven. Ze vormen je mening en bepalen je gedrag. Samen helpen ze je een eigen identiteit te ontwikkelen en een volwaardig

Nadere informatie

Huygens Institute - Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW)

Huygens Institute - Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW) Huygens Institute - Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW) Citation: J. de Boer, Levensbericht A.M.J.F. Michels, in: Jaarboek, 1969-1970, Amsterdam, pp. 265-267 This PDF was made on 24 September

Nadere informatie

De kracht van de ontmoeting Spreken in waarheid Positieve Heroriëntering

De kracht van de ontmoeting Spreken in waarheid Positieve Heroriëntering COLUMBUS De kracht van de ontmoeting Spreken in waarheid Positieve Heroriëntering 1. Visie en missie Instroom in BJZ verminderen Mogelijk antwoord op verontrusting / MANO Kijken en handelen vanuit menselijk-existentieel

Nadere informatie

BEOORDELINGSFORMULIER

BEOORDELINGSFORMULIER Faculteit Geesteswetenschappen Versie maart 2015 BEOORDELINGSFORMULIER MASTER SCRIPTIES Eerste en tweede beoordelaar vullen het beoordelingsformulier onafhankelijk van elkaar in. Het eindcijfer wordt in

Nadere informatie

Systeem- & relatietherapie. Katrien Aelvoet

Systeem- & relatietherapie. Katrien Aelvoet Systeem- & relatietherapie Katrien Aelvoet Zit je in de knoop met jezelf? Lijkt de fut uit je relatie? Is er geen land meer te bezeilen met je kind? Misschien kan ik je helpen. Ik ben Katrien Aelvoet,

Nadere informatie

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is Samenvatting 179 180 Autonomie is de afgelopen decennia centraal komen te staan binnen de geneeskunde en zorg. Daarmee samenhangend is ook de wilsbekwame beslissing van de patiënt steeds belangrijker geworden.

Nadere informatie

Project E Include. De ervaringen van familieleden van personen die geïnterneerd zijn (geweest): een kwalitatief onderzoek. Drs.

Project E Include. De ervaringen van familieleden van personen die geïnterneerd zijn (geweest): een kwalitatief onderzoek. Drs. Project E Include De ervaringen van familieleden van personen die geïnterneerd zijn (geweest): een kwalitatief onderzoek Drs.: Sara Rowaert Promotor: Prof. Dr. Stijn Vandevelde Co-promotor: Prof. Dr. Kurt

Nadere informatie

VICTIMS IN MODERN SOCIETY

VICTIMS IN MODERN SOCIETY VICTIMS IN MODERN SOCIETY (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking met CentERdata en dr. P.G. van der Velden VICTIMS IN MODERN SOCIETY 2018 (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking

Nadere informatie

Postmaster opleiding systeemtherapeut

Postmaster opleiding systeemtherapeut Postmaster opleiding systeemtherapeut mensenkennis In de context met cliënten, gezinnen en kinderen was dit leerzaam en direct bruikbaar in mijn werk. evaluatie deelnemer Postmaster opleiding systeemtherapeut

Nadere informatie

Lemniscaat Kompas. 1 Vijf aspecten van communicatie geïntegreerd

Lemniscaat Kompas. 1 Vijf aspecten van communicatie geïntegreerd http://lemniscaatacademie.com francis@lemniscaatacademie.be Lemniscaat Kompas 1 Vijf aspecten van communicatie geïntegreerd RELATIE Verhouding INHOUD FOCUS Het thema waar het echt om gaat CONTEXT Cultuur

Nadere informatie

Waarom Running Therapie?

Waarom Running Therapie? Ben jij een vreugdevolle looptrainer of fysiotherapeut en zoek je naar verdieping om jouw lopers en patiënten meer te kunnen geven dan alleen een schema? Dan is deze unieke bijscholing absoluut iets voor

Nadere informatie

Praten over palliatieve zorg in een oncologische context in Vlaanderen

Praten over palliatieve zorg in een oncologische context in Vlaanderen Praten over palliatieve zorg in een oncologische context in Vlaanderen Melissa Horlait, PhD CHI-Congres 11 december 2017 Mechelen Palliatieve zorg Palliatieve zorg Vroege palliatieve zorg Overlijden Model

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28740 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Kadrouch-Outmany, Khadija Title: Islamic burials in the Netherlands and Belgium.

Nadere informatie

Omgaan met stemmen horen. Sigrid van Deudekom en Jeanne Derks

Omgaan met stemmen horen. Sigrid van Deudekom en Jeanne Derks Omgaan met stemmen horen Sigrid van Deudekom en Jeanne Derks Hoort stemmen horen bij de Psychiatrie? Ja? Nee? JA Want: Het betreffen vocale, audiatieve hallucinaties. 85 % van de Mensen met een dissociatieve

Nadere informatie

Ga de dialoog aan, Distelmans!

Ga de dialoog aan, Distelmans! Ga de dialoog aan, Distelmans! Dr. An Haekens is hoofdarts Alexianen Zorggroep Tienen. 14 december 2015 1 shares Wim Distelmans Eric de Mildt 1 De voorbije week is er heel wat inkt gevloeid over euthanasie

Nadere informatie

Het belang van verbinding in rouwtherapie

Het belang van verbinding in rouwtherapie Het belang van verbinding in rouwtherapie An Hooghe & Lieven Migerode Referentie: Hooghe, A., Migerode, L. (2015). Expanding the system. In Neimeyer (Ed.) Techniques of grief therapy: Creative strategies

Nadere informatie

Opdrachtsverklaring Missie - Visie

Opdrachtsverklaring Missie - Visie Opdrachtsverklaring Missie - Visie 1. Missie Sint-Lodewijk biedt aangepast onderwijs en/of begeleiding op maat aan kinderen, jongeren en volwassenen met een motorische beperking. Ook het gezin en breder

Nadere informatie

Posttraumatische groei bij gedetineerden

Posttraumatische groei bij gedetineerden Posttraumatische groei bij gedetineerden Een existentiële benadering Siebrecht Vanhooren Posttraumatische groei: Is een grondige positieve wijziging in hoe we onszelf, de ander en de wereld ervaren. Dit

Nadere informatie

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg Combinatie Jeugdzorg helpt kinderen en ouders vakkundig bij complexe vragen over opvoeden en opgroeien, zodat kinderen zich optimaal ontwikkelen en meedoen in de samenleving. Daarbij worden participatie

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. LEUVEN t

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. LEUVEN t Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen LEUVEN t Welkom aan de KU Leuven, de grootste en oudste universiteit van België. Je kunt hier je studietraject verderzetten en verrijken, ook als je

Nadere informatie

Empowerment van (kinder) psychiatrische verpleegkundigen

Empowerment van (kinder) psychiatrische verpleegkundigen Empowerment van (kinder) psychiatrische verpleegkundigen Inge Antrop en Karolijne Geldolf 21 maart 2012 NVKVV Residentiele zorg bij kinderen en jongeren met een psychiatrische problematiek (Leichtman,

Nadere informatie