BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Transcriptie

1 BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Aan: Indaver Compost B.V. Polenweg SX Nieuwdorp Kenmerk: Afdeling: Vergunningverlening Datum: 13 maart 2015 Onderwerp: Omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 onder e van de Wabo verlenen aan Indaver Compost B.V. Samenvatting besluit Wij hebben besloten om op 13 maart 2015 aan Indaver Compost B.V. de gevraagde vergunning voor de plaatsing van een vaste (stationaire) dieselolietank en het wijzigen van het AV-beleid te verlenen.

2 Inhoudsopgave 1.Besluit Onderwerp Besluit Procedure Ondertekening Inwerkingtreding Rechtsmiddelen 4 2.Voorschriften 5 3. Procedurele overwegingen Gegevens aanvrager Projectbeschrijving Huidige vergunningssituatie Bevoegd gezag Volledigheid aanvraag en opschorting procedure Procedure (uitgebreid) en zienswijze Wijzigingen ten opzichte van de ontwerp Activiteitenbesluit milieubeheer MER 9 4. Inhoudelijke overwegingen Inleiding Toetsing oprichten, veranderen of revisie Afval Externe veiligheid Geluid en geur Conclusie 14 2

3 1.Besluit 1.1 Onderwerp Wij hebben op 3 september 2014 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Indaver Compost B.V. Het betreft de plaatsing van een vaste (stationaire) dieselolietank met jaarlijkse doorzet van meer dan liter/jaar en het wijzigen van het acceptatie- en verwerkingsbeleid. De aanvraag gaat over Polenweg 1 in Nieuwdorp. De aanvraag is geregistreerd onder nummer. Concreet wordt verzocht om een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder e Wabo (milieu). 1.2 Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: de omgevingsvergunning te verlenen voor de plaatsing van een vaste (stationaire) dieselolietank en het wijzigen van het AV-beleid, op grond van artikel 2.1, lid 1 onder e; dat de aanvraag, inclusief de bijlagen zoals geregistreerd onder kenmerk W-AOV140537/ onderdeel uit maken van deze vergunning; om de voorschriften, 4.14, 4.15 en 4.16 van de vergunning van 24 oktober 2007 (RMW /WM.06.43) in te trekken. om voorschrift 4.1, 4,6, 4.7 van de revisievergunning van 13 juli 2004 ( /35) in te trekken om voorschrift 11.1 van de uitbreidingsvergunning van 7 februari 2012 (2011/0330/OG/ ) in te trekken. aan deze vergunning voorschriften te verbinden die zijn opgenomen in het hoofdstuk "voorschriften". 1.3 Procedure Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. 1.4 Ondertekening Gedeputeerde staten van Zeeland, namens dezen, mevr. mr. ing. I. Jansen hoofd afdeling Vergunningen 3

4 1.5 Inwerkingtreding De beschikking wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij gedurende die termijn beroep is ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. De beschikking wordt niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Het beroepschrift moet in tweevoud worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West Brabant, Postbus 90006, 4800 Breda. Het verzoek om voorlopige voorziening moet worden gericht aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank, Postbus 90006, 4800 PA Breda 1.6 Rechtsmiddelen Belanghebbenden kunnen schriftelijk beroep instellen tegen dit besluit bij de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda, team bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. In het beroepschrift neemt u ten minste op uw naam, uw adres, de datum, tegen welk besluit u beroep instelt (zo mogelijk een kopie meezenden) en waarom u beroep instelt. Het beroepschrift dient te worden ondertekend. U moet het beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop het besluit is bekendgemaakt. Doorgaans is dat de dag na de datum van verzending. Overschrijding van de termijn kan er toe leiden dat met uw beroep geen rekening wordt gehouden. Als u overweegt beroep in te stellen, kunt u een informatiefolder aanvragen op het telefoonnummer U kunt de informatie ook downloaden via Wij wijzen u erop dat het beroep niet de werking van het besluit schorst. U kunt een verzoek doen tot het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). U richt het verzoek aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland- West Brabant, locatie Breda, team bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. Voor de behandeling van het verzoek is griffierecht verschuldigd. 4

5 5

6 2.Voorschriften Binnen de inrichting mogen per kalenderjaar maximaal ton afvalstoffen worden be-/verwerkt. Gebruikelijke benaming afvalstof Euralcodes GFT van huishoudens en GFT en van KWD Kantine en keukenafval; bijvoorbeeld swill, etensresten, koffie en thee resten, GFT van huishoudens vervuild met wegwerpluiers Biologisch zuiveringsslib uit de voedingsmiddelenindustrie Alle niet vervuilde organisch afval zoals organische processlibben, organische residuen, slib van vetvang van plantaardige oliën en vetten, bleekaarde, schillen, pulp, swill, pellen, en voor consumptie ongeschikt materiaal uit overige voedings- en genotsmiddelen industrie inclusief distributie en maaltijdbereiding en groente en fruit veiling Alle niet vervuild organisch afval zoals organische processlibs, productieafval, gerstekorrels en voor consumptie ongeschikt materiaal Alle niet vervuild organisch afval zoals plantaardig afval, slib van zetmeel en deegwarenbereiding, gistafval en voedingsmiddelen ongeschikt voor consumptie Alle niet vervuild organisch afval Slib van wassen en schoonmaken, productieafval voor consumptie ongeschikt uit land- en tuinbouw Groenafval, plantaardig afval dat vrijkomt bij de aanleg en onderhoud van particulier en openbaar groen, bossen natuurterreinen en watergangen en al het afval dat hiermee te vergelijken is. Onder groenafval wordt verstaan grof tuinafval, berm- en slootmaaisel, afval van hoveniersbedrijven, agrarisch afval en afval dat vrijkomt bij aanleg en onderhoud van terreinen instellingen en bedrijven Ingezamelde afgewerkte plantaardige spijsoliën en vetten uit keukens, restaurants, cateringbedrijven en kantines Zeefoverloop composteringen, uitgesorteerde organische fracties THT afval, uitgepakte etenswaren als groente, vleeswaren, fruit, deegwaren en zuivel producten over de THT datum afkomstig van inzameling, supermarkt, groothandel. Digestaat uit vergistingsinstallaties Bleekaarde uit biodieselproductie Houtafval(alleen de te composterenstoffen)

7 2.1.2 Van de reeds ingewogen afvalstoffen die op grond van een acceptatievoorschrift van deze vergunning niet mogen worden geaccepteerd moet een registratie bijgehouden worden waarin staat vermeld: a. de datum van aanvoer; b. de aangeboden hoeveelheid (kg); c. de naam en adres van plaats herkomst d. de reden waarom de afvalstoffen niet mogen worden geaccepteerd; e. de euralcode (indien van toepassing); f. het afvalstroomnummer (indien van toepassing) Ten behoeve van de registratie als bedoeld in dit hoofdstuk moet een registratiepost aanwezig zijn. De hoeveelheden die op grond van dit hoofdstuk moeten worden geregistreerd moeten worden bepaald door middel van een weegvoorziening. De weegvoorziening(en) waarvan gebruik wordt gemaakt moet(en) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften van het Nederlands Meetinstituut zijn geijkt Er moet een sluitend verband bestaan tussen de (afval)stoffenregistratie als bedoeld in dit hoofdstuk en de financiële administratie Alle op grond van dit hoofdstuk te registreren gegevens moeten dagelijks worden bijgehouden en samen met de in het vorige voorschrift genoemde rapportage gedurende ten minste vijf jaar op de inrichting worden bewaard en aan de daartoe bevoegde ambtenaren op aanvraag ter inzage worden gegeven. Opslag van aardolieproducten (Klasse K3) tot 150 m3 in bovengrondse tanks De bovengrondse atmosferische opslagtanks voor vloeibare brandstoffen moeten voldoen aan het gestelde in de hieronder genoemde paragrafen uit PGS 28: paragraaf 2.4 (bodembeschermende voorziening) en 3.4 (het afleveren van brandstoffen); 7

8 3. Procedurele overwegingen 3.1 Gegevens aanvrager Op 3 september 2014 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van: Indaver Compost B.V., Postbus 44, 4460AA in Goes. 3.2 Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Het betreft de plaatsing van een vaste (stationaire) dieselolietank met jaarlijkse doorzet van meer dan liter/jaar en het wijzigen van het acceptatie- en verwerkingsbeleid. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag om vergunning. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: het veranderen van een inrichting of mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e Wabo Huidige vergunningssituatie Voor de inrichting zijn eerder de onderstaande vergunningen en/of ontheffingen verleend dan wel meldingen geaccepteerd: SOORT DATUM KENMERK ONDERWERP VERGUNNING Revisievergunning* 13 juli / ton op jaarbasis. Deze hoeveelheid betreft zowel GFT-afval als andere composteerbare afvalstoffen. Melding Wm 8.19* 11 november 2005 RMW Ontvangen afvalwater andere composteerinrichtingen. Melding Wm 8.19* 11 november 2005 RMW Stallen voertuigen en plaatsen 2 mobiele kantoorunits. Melding Wm 8.19* 11 november 2005 RMW Plaatsen 2e hardstofafscheider Wijzigingsvergunning* 24 oktober 2007 RMW / Wm Het mengen en op- en overslaan van biomassa-stromen en het stationeren van een dieselolietank (inpandig). Wijzigingsvergunning* 03 december Het wijzigen van enkele voorschriften (5.1, 5.2 en 15.5) van de vergunning van 13 juli Uitbreidingsvergunning 07 februari /0330/OG/ Reguliere vergunning (milieuneutrale wijziging) Het accepteren van de zogenaamde GFT-+ fractie. Max. doorzet: ton per kalenderjaar blijft ongewijzigd. 13 november Tijdelijke opslag van groenafval (max. 10 werkdagen) in de composthal + in een buitenopslag i.p.v. de opslag in de ontvangsthal/ voorbewerkingshal. Uitbreidingsvergunning 12 januari 2015 W- AOV140468/ Opslag gasflessen De hierboven genoemde vergunningen waar een * bij staat, zijn volgens de Invoeringswet Wabo gelijkgesteld aan een omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd. 8

9 3.4 Bevoegd gezag Gedeputeerde Staten zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel. 3.3 lid 1 van het Bor. De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage I onderdeel C categorie 28.4 onder c sub 1 en categorie 28.4 onder a sub 6 van het Bor en daarnaast betreft het een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort (RIE onderdeel 5.3). 3.5 Volledigheid aanvraag en opschorting procedure In verband met het ontbreken van een aantal gegevens hebben wij de aanvrager op 10 november 2014 in de gelegenheid gesteld om tot 12 december 2014 de aanvraag aan te vullen. Wij hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 21 november Na ontvangst van de aanvullende gegevens hebben wij de aanvraag getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. De termijn voor het nemen van het besluit is opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld. In dit geval is de termijn voor het nemen van het besluit opgeschort met 11 dagen. 3.6 Procedure (uitgebreid) en zienswijze Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij geen kennis gegeven van de aanvraag. Tussen 24 december 2014 en 4 februari 2015 heeft het ontwerp van de beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt 3.7 Wijzigingen ten opzichte van de ontwerp In voorschrift is een verwijzing naar paragraaf 2.4 van de PGS 28 opgenomen om de noodzakelijke bodembescherming voor het afleveren van gasolie te waarborgen. 3.8 Activiteitenbesluit milieubeheer In het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) zijn voor bepaalde activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene regels opgenomen. Deze regels zijn direct werkend en mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. In bijlage I, onderdelen B en C van het Bor wordt aangegeven of voor een inrichting een vergunningplicht geldt. Op 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit gewijzigd en kan sindsdien ook op inrichtingen met een IPPC-installatie van toepassing zijn. Op type C inrichtingen, die vergunningplichtig zijn, kunnen bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling een rechtstreekse werking hebben en niet in de vergunning mogen worden opgenomen. 9

10 De inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd, wordt aangemerkt als een type C inrichting. Uit de aanvraag blijkt dat de activiteit: opslag van gasolie in de nieuwe bovengrondse opslagtank valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit: Op basis van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit moet de verandering van de inrichting worden gemeld. De aanvraag wordt ten aanzien van de activiteiten die onder het Activiteitenbesluit vallen aangemerkt als melding. Voor de aangevraagde activiteiten houdt dit in dat - voor zover deze betrekking hebben op de genoemde (deel)activiteiten - moet worden voldaan aan de volgende artikelen uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling: Paragraaf Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank. 3.9 MER Er hoeft bij deze aanvraag geen milieueffectrapport (MER) te worden ingediend. De reden hiervoor is dat de in de aanvraag beschreven voorgenomen veranderingen niet zijn vermeld in de eerste kolom van onderdeel C en/of onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (besluit m.e.r.). 10

11 4. Inhoudelijke overwegingen Milieu 4.1 Inleiding De aanvraag heeft betrekking op het veranderen van een inrichting of mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. 4.2 Toetsing oprichten, veranderen of revisie Bij onze beslissing op de aanvraag hebben wij: de aspecten genoemd in artikel 2.14 lid 1 onder a van de Wabo betrokken; met de aspecten genoemd in artikel 2.14 lid 1 onder b van de Wabo rekening gehouden; de aspecten genoemd in artikel 2.14 lid 1 onder c van de Wabo in acht genomen. In de onderstaande hoofdstukken lichten wij dit nader toe, waarbij wij ons beperken tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn. 4.3 Afval Het kader voor de toetsing doelmatig beheer van afvalstoffen Op grond van artikel 2.14 van de Wabo kan de omgevingsvergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip "bescherming van het milieu" is de zorg voor het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 van de Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel van de Wm). In het bedoelde afvalbeheersplan (het Landelijk Afvalbeheerplan , hierna aangeduid als het LAP) is het afvalstoffenbeleid neergelegd. Op grond van de Wm dient het LAP als toetsingskader voor het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op afvalbeheer. De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd in het LAP. De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de prioriteitsvolgorde in de afvalhiërarchie zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en als volgt is samen te vatten: preventie; voorbereiding voor hergebruik; recycling; andere nuttige toepassing, waaronder energieterugwinning; veilige verwijdering. Bij de vaststelling van het LAP is ook rekening gehouden met de in artikel 10.5 van de Wm vermelde aspecten van doelmatig afvalbeheer. Bijlage 4 bij het LAP bevat een invulling van het beleid voor specifieke afvalstoffen. In het LAP is aangegeven op welke wijze het bevoegd gezag bij het beoordelen van een vergunningaanvraag voor het inzamelen, bewaren en be- en verwerken van afvalstoffen rekening moeten houden met een aantal algemene bepalingen aangaande het LAP. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de 11

12 betreffende afvalstoffen, waarvoor nog vergunning verleend mag worden. Als de minimumstandaard bestaat uit verschillende be- en verwerkingshandelingen bij diverse inrichtingen kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een vergunning worden verleend. Afvalstro(o)m(en) waarvoor in bijlage 4 van het LAP een sectorplan is opgenomen Voor de onderhavige aanvraag zijn de volgende sectorplannen in bijlage 4 van het LAP van toepassing: 3, 8, 16, 28 en 36. Toetsing van de aangevraagde afvalactiviteiten Be-/verwerking Sectorplan 3: Procesafhankelijk industrieel afval De minimumstandaard voor het be- en verwerken van procesafhankelijk industrieel afval is nuttige toepassing, tenzij nuttige toepassing niet mogelijk is op grond van de aard of samenstelling van de afvalstof of de meerkosten van nuttige toepassing substantieel hoger liggen dan de kosten voor verwijdering van de afvalstof. Voor afvalstoffen met een volumieke massa van kg/m³ of minder wordt onder substantiële meerkosten verstaan "meer dan 150% van het verbrandingstarief in Nederland". In dergelijke gevallen is de minimumstandaard verbranden als vorm van verwijdering. Voor afvalstoffen met een volumieke massa van meer dan kg/m³ wordt onder substantiële meerkosten verstaan "meer dan 150% van het tarief van storten in Nederland, inclusief stortbelasting". In dergelijke gevallen is de minimumstandaard storten op een daarvoor geschikte stortplaats. In de aanvraag is voor procesafhankelijk industrieel afval de bewerking composteren aangegeven gericht op materiaalhergebruik. Het gaat hierbij om afvalstoffen met de volgende euralcodes: , , , , , , , , , , , , , en Aangezien de aangevraagde bewerkingsmethode een bijdrage levert aan de verdere verwerking overeenkomstig de minimumstandaard, wordt de activiteit als doelmatig aangemerkt. Sectorplan 6: Gescheiden ingezameld groente-, fruit- en tuinafval van huishoudens De minimumstandaard voor het be- en verwerken van gft-afval is composteren met het oog op materiaalhergebruik of vergisten met gebruik van het gevormde biogas als brandstof gevolgd door aërobe droging/narijping met het oog op materiaalhergebruik van het digestaat. In de aanvraag is voor gescheiden ingezameld groente-, fruit- en tuinafval van huishoudens de bewerking composteren aangegeven gericht op materiaalhergebruik. Het gaat hierbij om afvalstoffen met de volgende euralcode: Aangezien de aangevraagde bewerkingsmethode een bijdrage levert aan de verdere verwerking overeenkomstig de minimumstandaard, wordt de activiteit als doelmatig aangemerkt. Sectorplan 8: Gescheiden ingezameld groenafval De minimumstandaard voor het be- en verwerken van gescheiden ingezameld groenafval is nuttige toepassing. Naast - compostering met het oog op materiaalhergebruik, - vergisten met gebruik van het gevormde biogas als brandstof gevolgd door aërobe droging/narijping met het oog op materiaalhergebruik van de digistaat, en - verbranden als hoofdgebruik brandstof en externe levering van elektriciteit en/of warmte 12

13 kunnen vormen van directe toepassing als bodemverbeteraar of gebruik voor het dempen van sloten in veenweidegebieden worden toegestaan wanneer ze uit milieuoogpunt minimaal gelijkwaardig zijn aan composteren en niet strijdig zijn met regelgeving. In de aanvraag is voor ingezameld groenafval de bewerking composteren aangegeven gericht op materiaalhergebruik. Het gaat hierbij om afvalstoffen met de euralcodes: , en Aangezien de aangevraagde bewerkingsmethode een bijdrage levert aan de verdere verwerking overeenkomstig de minimumstandaard, wordt de activiteit als doelmatig aangemerkt. Sectorplan 16: Waterzuiveringsslib De minimumstandaard van de be- en verwerking van zuiveringsslibben van afvalwater uit de voedings- en genotmiddelenindustrie is nuttige toepassing, tenzij dat niet mogelijk is op grond van de aard en samenstelling van de afvalstof of de meerkosten van nuttige toepassing substantieel hoger liggen dan de kosten voor verwijdering van de afvalstof. Onder substantieel wordt verstaan meer dan 150% van het tarief van thermisch verwerken. In de aanvraag is voor waterzuiveringsslib uit de voedings- en genotsmiddelenindustrie de bewerking composteren aangegeven gericht op materiaalhergebruik. Het gaat hierbij om afvalstoffen met de volgende euralcodes: , , , en Aangezien de aangevraagde bewerkingsmethode een bijdrage levert aan de verdere verwerking overeenkomstig de minimumstandaard, wordt de activiteit als doelmatig aangemerkt. Sectorplan 28: Gemengd bouw- en sloopafval, met bouw- en sloopafval vergelijkbaar bedrijfsafval en particulier gemengd verbouwingsafval De minimumstandaard voor de be- en verwerking van bouw- en sloopafval, daarmee in samenstelling vergelijkbaar bedrijfsafval en particulier gemengd verbouwingsafval is sorteren of anderszins bewerken en het vervolgens verwerken van de daarbij ontstane monostromen conform de daarvoor geldende minimumstandaarden. Voor zover deze monostromen niet onder een minimumstandaard in het LAP vallen, moet be- of verwerking worden getoetst aan de voorkeursvolgorde, bedoeld in hoofdstuk 5.2 van het Beleidskader. De minimumstandaard voor gemengde fracties is nuttige toepassing al dan niet na verdere sortering of anderszins bewerken. Sorteerresidu waarvoor materiaalhergebruik en verbranden met als hoofdgebruik brandstof niet mogelijk is, moet worden verbrand als vorm van verwijdering. In de aanvraag is sprake van sorteerresidustromen die composteerbaar zijn (uitgesorteerde organische fracties die vrijkomen bij mechanische afvalverwerking). Het gaat hierbij om de afvalstof met de volgende euralcode: Aangezien de aangevraagde bewerkingsmethode een bijdrage levert aan de verdere verwerking overeenkomstig de minimumstandaard, wordt de activiteit als doelmatig aangemerkt Sectorplan 36: Hout A- en B-hout: De minimumstandaard voor het be- en verwerken van A- en B-hout is nuttige toepassing. In de aanvraag is sprake van niet-gevaarlijk afval van houtbewerking. De intentie van de aanvrager is uitsluitend te composteren houtafval te accepteren. Het gaat hierbij om 13

14 afvalstoffen met de volgende euralcodes: en Wij hebben dit daarom in voorschrift een nadere specificering opgenomen. De aangevraagde beverwerkingsmethode omvat niet de volledige minimumstandaard maar is een onderdeel daarvan. Aangezien de aangevraagde be-/verwerkingsmethode een verdere verwerking overeenkomstig de minimumstandaard niet in de weg staat, wordt de activiteit als doelmatig aangemerkt Be-/verwerking van afvalstoffen waarvoor geen sectorplan is opgenomen In de aanvraag zijn diverse afvalstromen opgenomen waarvoor geen sectorplannen uit het LAP van toepassing zijn. Deze afvalstoffen worden ook gecomposteerd met als doel materiaalhergebruik. Deze verwerkingsmethode is conform de algemene doelstellingen van het LAP en kan derhalve worden toegestaan. Op de volgende in de aanvraag vernoemde afvalstromen is geen sectorplan van het LAP van toepassing. vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders die uitsluitend spijsolie en vetten bevatten slib van wassen en schoonmaken spijsolie en -vetten niet elders genoemd afval van afvalwaterzuivering zeefoverloop composteringen, uitgesorteerde organische fracties THT afval, uitgepakte etenswaren als groente, vlees, fruit, deegwaren en zuivel producten over de THT datum afkomstig van inzameling, supermarkt, groothandel etc zeefoverloop composteringen, uitgesorteerde organische fracties zeefoverloop composteringen, uitgesorteerde organische fracties digestaat van de anaërobe behandeling van dierlijk en plantaardig afval AV-beleid en AO/IC In het LAP is aangegeven dat een inrichting dat afvalstoffen accepteert over een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (AV-beleid) en een systeem voor administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) moet beschikken. In het AV-beleid moet zijn aangegeven op welke wijze binnen de inrichting acceptatie en verwerking van afvalstoffen plaatsvinden In de AO/IC is vastgelegd hoe door technische, administratieve en organisatorische maatregelen de relevante processen binnen een inrichting kunnen worden beheerst en geborgd om de risico's binnen de bedrijfsvoering te minimaliseren. Bij de aanvraag is een beschrijving van het AV-beleid en de AO/IC gevoegd. Daarin is per afvalstof aangegeven op welke wijze acceptatie en verwerking plaats zullen vinden. Hierbij is rekening gehouden met de specifieke bedrijfssituatie. Het beschreven AV-beleid en de AO/IC voldoen aan de randvoorwaarden zoals die in het LAP zijn beschreven. Op basis van het gestelde in de aanvraag kunnen wij met dit AV-beleid en de AO/IC wel instemmen. Conclusie Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met het geldende afvalbeheersplan en daarmee bijdragen aan een doelmatig beheer van afvalstoffen. 14

15 4.4 Externe veiligheid Bij Indaver Compost wordt gasolie in een tank opgeslagen. De veiligheidsrisico's worden voldoende afgedekt door het voldoen aan de van toepassing zijnde richtlijnen met betrekking tot de opslag van gevaarlijke stoffen: Paragraaf Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank van het activiteitenbesluit. Voor het afleveren van gasolie en de bodembeschermende voorziening waarboven de aflevering dient te gebeuren zijn geen voorschriften opgenomen in hoofdstuk 3 van het activiteitenbesluit. In de vergunning zijn de relevante artikelen uit de PGS 28 opgenomen in deze vergunning. 4.5 Geluid en geur De aanvraag van deze vergunning behelst alleen wijziging van de afvalstoffen die gecomposteerd worden binnen de inrichting. Er treedt geen wijziging op van de capaciteit van de inrichting en de aanvoer- en afvoerbewegingen. Verder worden de verwerkingsmethode niet gewijzigd. De afvalstoffen worden in de gesloten composteerhal gebracht en worden daar gecomposteerd. De vrijkomende lucht wordt geleid door het bestaand biobedfilter, Wij concluderen dat er geen wijziging optreedt van de geluids- en geuruitstoot van de inrichting. 4.6 Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het acceptatie-en verwerkingsbeleid en de vaste (stationaire) dieselolietank van een inrichting of mijnbouwwerk zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen. 15