Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Mediawet en de Tabakswet (implementatie wijziging richtlijn «Televisie zonder grenzen») Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 30 maart 1999 De regering is de leden van de diverse fracties erkentelijk voor de door hen in het verslag van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vermelde vragen en opmerkingen. Hieronder wordt daarop ingegaan in de hoop dat de beantwoording daarvan mag bijdragen aan een spoedige afronding van het wetsvoorstel. I. ALGEMEEN 1. Inleiding De leden van de CDA-fractie vragen of het waar is dat het aantal kabelabonnementen afneemt en wat dat betekent voor de noodzakelijke kabelbedekking. De regering gaat er van uit dat deze leden deze vraag stellen in verband met het begrip open net. Uit cijfers van de VECAI (over de jaren ) blijkt dat van alle Nederlandse huishoudens tussen de 86% en 88% een kabelabonnement heeft (in %). Er wordt dus geen afname van het aantal abonnementen geconstateerd. Overigens wijst de regering deze leden er op dat in de definitie van open net een bereik van ten minste 85% van alle huishoudens in Nederland wordt gebruikt. Die huishoudens kunnen echter ook op een andere manier dan via de kabel worden bereikt. Zo wordt bijvoorbeeld circa 5% van de Nederlandse huishoudens via de satelliet bereikt. Vele omroepen verspreiden hun programma inmiddels zowel via kabel als satelliet. Het daadwerkelijke bereik via de verschillende verspreidingswijzen dient bij elkaar opgeteld te worden om te constateren of een televisieprogramma in minimaal 85% van de Nederlandse huishoudens is te ontvangen. Er mag van worden uitgegaan dat indien een huishouden een kabelabonnement opzegt men dat doet omdat men inmiddels via een andere weg televisieprogrammas kan ontvangen. Het bereik hoeft dan dus niet te dalen. De leden van de fracties van RPF en GPV vragen waarom de richtlijn niet tijdig is geïmplementeerd en wat de gevolgen daarvan zijn. De vertraging in de implementatie is te wijten aan het feit dat de voorbereiding van deze regelgeving, in het bijzonder de wettelijke basis voor de KST34350 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1999 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 1

2 lijst van evenementen, gecompliceerder was en daardoor langer duurde dan vooraf werd voorzien. Wat de gevolgen van de vertraging betreft merkt de regering op dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) in haar jurisprudentie heeft bepaald dat de lidstaat die de door de richtlijn voorgeschreven maatregelen niet tijdig heeft getroffen, het niet nakomen van de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet aan de particulier kan tegenwerpen. Dat betekent in dit geval dat verplichtingen die uit de richtlijn 97/36 voortvloeien vóór omzetting in de Mediawet en het Mediabesluit (nog) niet aan omroeporganisaties opgelegd kunnen worden. Uit de jurisprudentie van het Hof vloeit tevens voort dat, in het geval een richtlijn niet tijdig in nationaal recht is omgezet, bepalingen van richtlijnen die rechten met zich meebrengen en inhoudelijk gezien onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig lijken te zijn, door particulieren tegen de Staat ingeroepen kunnen worden. In dat licht heeft het Commissariaat voor de Media 6 januari 1999 een persbericht doen uitgaan waarin wordt gewezen op de verruiming van de mogelijkheden voor telewinkelen die met ingang van 30 december 1998 rechtstreeks voortvloeit uit de betreffende richtlijn. Voorts vragen deze leden hoe voornoemde datum zich verhoudt tot de in de begrotingstoelichting aangekondigde afzonderlijke implementatie van de Europese regels met betrekking tot het uitzenden van beelden die jeugdigen kunnen schaden. Het wetsvoorstel ten behoeve van een betere bescherming van jeugdigen tegen voor hen schadelijke audiovisuele en mediaproducten betreft (mede) een implementatie van (het gewijzigde) artikel 22 van richtlijn 89/552. Daarvoor geldt derhalve eveneens de uiterste implementatiedatum van 30 december Eerder genoemde gevolgen van het niet halen van een implementatiedatum die voortvloeien uit jurisprudentie van het Hof zijn ook hier van toepassing. In casu betreft het verplichtingen die (nog) niet kunnen worden opgelegd. De leden van de fracties van RPF en GPV vragen ten slotte waarom het laatstgenoemde wetsvoorstel nog niet is ingediend en wanneer dit te verwachten is. De regering hecht eraan de bescherming van jeugdigen tegen schadelijke audiovisuele beelden op een samenhangende wijze voor alle betrokken branches te doen geschieden. Het daartoe strekkende beleid is uiteengezet in de notitie Niet voor alle leeftijden (kamerstukken II 1996/97, , nr. 1). Zelfregulering neemt daarbij een centrale plaats in. Voor televisie vergt dit een zodanig toetsingskader dat enerzijds voldaan is aan de verplichtingen voortvloeiend uit de richtlijn en anderzijds de regeling niet leidt tot een zelfreguleringsorgaan dat het karakter van een ZBO heeft. Onderzoek naar en overleg over vormgeving van de geconditioneerde zelfregulering heeft meer tijd gevergd dan voorzien. Het wetsvoorstel wordt in april om advies aan de Raad van State voorgelegd. Naar verwachting zal het voor de zomer bij het parlement worden ingediend. 2. Richtlijn 97/36 en de implementatie daarvan De bevoegdheid van lidstaten ten aanzien van omroeporganisaties De leden van de PvdA-fractie vragen op welk niveau van wetgeving en door welk orgaan de bepaling van de bevoegdheid van Nederland ten aanzien van omroepinstellingen plaatsvindt. Naar aanleiding daarvan merkt de regering op dat artikel 2 van de richtlijn (het zogenaamde jurisdictie-artikel) in de huidige Mediawet reeds was geïmplementeerd door een verwijzing naar dat artikel van de richtlijn. Door het wetsvoorstel wordt deze verwijzing gehandhaafd. Zoals in het nader rapport inzake dit wetsvoorstel is uiteengezet is ook de Commissie Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 2

3 van de Europese Gemeenschappen van mening dat de implementatie van het hiervoor bedoelde artikel aldus kan plaatsvinden. De bepaling van de bevoegdheid vindt in deze algemene zin derhalve plaats op het niveau van de wet in formele zin. Of een omroepinstelling in concreto onder de bevoegdheid van Nederland valt kan vervolgens door een ieder worden vastgesteld door de criteria van artikel 2 van de richtlijn op de desbetreffende omroepinstelling toe te passen. In de praktijk vindt deze vaststelling plaats door het Commissariaat voor de Media dat is belast met de bestuursrechtelijke handhaving van het bij of krachtens de Mediawet bepaalde. Ook de leden van de VVD-fractie merken op dat de implementatietermijn van de richtlijn inmiddels verstreken is en informeren naar de gevolgen daarvan. Hiervoor mag de regering verwijzen naar haar eerdere antwoord op een gelijke vraag van de leden van de fracties van RPF en GPV (zie par. 1). Voorts vragen deze leden de regering een reactie te geven op het voorstel de richtlijnimplementatie niet bij afzonderlijke wet te realiseren maar op te nemen in de voorgenomen concessiewetgeving. Zij menen dat dit niet strijdig zou zijn met de richtlijn. De regering is hier om een aantal redenen geen voorstander van. Vast beleid is dat Europese richtlijnen tijdig worden geïmplementeerd. Nu dit door omstandigheden niet is gelukt, blijft het streven van de regering de richtlijn zo spoedig mogelijk te implementeren. Bovendien heeft de richtlijnimplementatie, anders dan de leden van de VVD-fractie aannemen, geen rechtstreekse relatie met de voorgenomen concessiewetgeving voor de publieke omroep. De evenementenlijst geldt immers niet specifiek voor de publieke omroep maar voor alle zogenoemde open netten die zonder extra betaling aan het publiek worden aangeboden. De lijst geldt derhalve ook voor commerciële open netten. Bovendien spreekt het voorliggende wetsvoorstel zich niet uit over de inhoud van de evenementenlijst. Deze zal in overleg met de Kamer vastgesteld worden in het kader van een wijziging van het Mediabesluit. Het wetsvoorstel biedt hiervoor slechts de basis en regelt bovendien een aantal andere zaken die voortvloeien uit de richtlijn en in het geheel los staan van de concessiewetgeving. De leden van de VVD-fractie vragen verder of de regering voldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van het opstellen van een lijst voor commerciële omroepen en kabelexploitanten. Ook vragen zij of er geen sprake is van ongewenste overheidsinmenging in de bedrijfsvoering van particuliere organisaties. Bij het opstellen van de lijst zullen de belangen van rechthebbenden, omroeporganisaties etc. worden afgezet tegen het belang van het publiek om bepaalde belangrijke evenementen op een open net te kunnen zien. Terecht constateren de leden van de VVD-fractie dat opname van een evenement op de lijst geen uitzending daarvan kan garanderen. Zij menen tevens dat de verplichte uitzending op een open net tot prijsstijgingen zou kunnen leiden voor de abonnees van kabelnetten, omdat de kosten van deze uitzendingen toch ergens op verhaald moeten worden. De situatie rond A-2000 in Amsterdam vinden zij in dat verband illustratief en leerzaam. De regering kan deze redenering niet delen. Zij is van oordeel dat de evenementenlijst een mitigerende werking zal hebben op de prijs van uitzendingen van sportwedstrijden, waarvan de uitzendrechten de laatste jaren sterk zijn gestegen. Doelstelling van de lijst is dat evenementen voor een breed publiek toegankelijk en betaalbaar blijven middels uitzending daarvan door wat in de Engelse tekst van de richtlijn «free television» wordt genoemd. Het begrip open net is daarom in het wetsvoorstel zo gedefinieerd dat het, afgezien van de omroepbijdrage en het tarief dat in rekening wordt gebracht voor het door de kabelexploitant met inacht- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 3

4 neming van artikel 82i van de Mediawet vast te stellen aantal programma s, moet gaan om kosteloze televisie. De kosten kunnen derhalve niet verhaald worden op de kabelabonnee, omdat dat zou strijden met de basisdoelstelling van het instrument van een lijst. Zou uitzending op het open net te duur zijn dan is het gevolg dat in het geheel geen uitzending zal plaatsvinden. In dat geval zijn niet alleen de kijkers de dupe, maar natuurlijk ook de rechthebbenden, die in het geheel geen vergoeding voor hun rechten ontvangen. Het is daarom aannemelijk dat dergelijke situaties zich niet of slechts incidenteel zullen voordoen. Voorts vragen de leden van deze fractie wat het standpunt van de regering is ten aanzien van een meer geïndividualiseerd televisie-aanbod en hoe dat zich verhoudt tot het voorliggende wetsvoorstel. In dat verband spreken zij de vrees uit dat het wetsvoorstel de ontwikkeling van een meer geïndividualiseerd aanbod al dan niet middels decoders eerder zal vertragen dan bevorderen. Met deze leden is de regering van mening dat het vergroten van de keuzevrijheid van de burger een goede zaak is. De burger is er echter naar het oordeel van de regering niet mee gebaat indien hij, onder het mom van meer keuzevrijheid, voor hetzelfde programma-aanbod aanzienlijk meer zou moeten betalen of voor dezelfde prijs veel minder te zien krijgt. Zolang de kabelexploitanten de huidige dominante positie in de programmadistributie innemen, blijft dat een punt van zorg voor het overheidsbeleid. Op deze problematiek zal nader ingegaan worden in de kabelnotitie die aan de Kamer is toegezegd. Voor wat betreft het voorliggende wetsvoorstel wijst de regering er nogmaals op dat dit geen uitgewerkte evenementenlijst bevat en dat de discussie over de inhoud van de lijst gevoerd zal kunnen worden aan de hand van een concreet voorstel voor zon lijst in het kader van de wijziging van het Mediabesluit. De leden van de D66-fractie vragen de regering of de wijziging van artikel 2 van richtlijn 89/552, inzake de bevoegdheid van lidstaten ten aanzien van omroeporganisaties, materiële veranderingen met zich meebrengt en bijvoorbeeld tot een andere positie zal leiden van het Commissariaat voor de Media ten aanzien van (formeel) in het buitenland gevestigde commerciële omroepen. Naar aanleiding van de wijziging van artikel 2 van de richtlijn, waarnaar artikel 4 van de Mediawet verwijst, heeft het Commissariaat voor de Media nader bepaald welke omroeporganisaties onder de bevoegdheid van Nederland vallen. In dat kader heeft het Commissariaat in november 1997 de beschikking genomen dat de Holland Media Groep (HMG), met betrekking tot de programmas RTL4 en RTL5, onder Nederlandse bevoegdheid en derhalve onder het toezicht van het Commissariaat valt. Overigens is door HMG en CLT beroep aangetekend tegen de door het Commissariaat genomen beslissing op bezwaar. De rechtbank in Amsterdam heeft, in een door voornoemde partijen aangespannen kort geding-procedure, in een voorlopige voorziening de uitvoering van de beslissing van het Commissariaat geschorst tot er uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. De wijziging van artikel 2 van de richtlijn heeft tot nu toe niet geleid tot een materiële verandering in de zin dat andere lidstaten de bevoegdheid hebben over omroeporganisaties die eerder onder de bevoegdheid van Nederland vielen. De leden van de fracties van RPF en GPV vragen de regering wat de consequenties zijn van de implementatie van (het gewijzigde) artikel 2 van de richtlijn voor de positie van de op Nederland gerichte commerciële omroepen. Daarnaast vragen deze leden wat de gevolgen zijn van de wijziging van het bevoegdheidsartikel in de richtlijn voor de relatie tussen de Minister en het Commissariaat voor de Media enerzijds en de commerciële omroepen anderzijds. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 4

5 De regering gaat ervan uit dat met de «relatie tussen» wordt gedoeld op de bevoegdheid ten aanzien van (op Nederland gerichte) commerciële omroeporganisaties. De leden van de D66-fractie hebben hiervoor een vergelijkbare vraag gesteld. De regering verwijst de leden naar het antwoord op die vraag. Evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe de Tweede Kamer betrokken zal worden bij de vaststelling van de lijst van evenementen. De regering heeft reeds eerder laten weten voornemens te zijn de Kamer bij de uiteindelijke vaststelling van de evenementenlijst te betrekken (kamerstukken II 1998/99, VIII, nr. 6, blz. 36). Het volgen van de voorhangprocedure, bedoeld in artikel 175 van de Mediawet, lijkt daarbij minder praktisch en effectief, omdat dan de inhoud van de lijst reeds vaststaat en de Kamer alleen zijn invloed kan uitoefenen door regeling bij wet af te dwingen. Dat laatste zou tot grote vertraging in de totstandkoming van de lijst leiden, hetgeen de regering ongewenst acht omdat zij betrokken partijen zo snel mogelijk duidelijkheid wil bieden. Beter lijkt het mij daarom de Kamer eerder en in minder formele zin te betrekken bij het opstellen van de lijst. In dit kader is een voorlopig voorstel voor een evenementenlijst bij deze nota gevoegd (zie bijlage 1). Het gaat daarbij om een concept-groslijst, die mede de discussie over de inhoud van de evenementenlijst op gang heeft gebracht. Deze groslijst zal, mede gelet op de geleverde commentaren van de belanghebbende partijen (zie bijlage 2), dan ook zeker nog worden aangepast. Bedoelde documenten bieden de Kamer mijns inziens echter nuttige informatie om zich een oordeel te vormen over het type evenementen dat al dan niet voor plaatsing op de lijst in aanmerking zou komen. De groslijst biedt daarbij houvast om de commentaren beter te kunnen begrijpen. Ik hecht eraan daarover het oordeel van de Kamer te vernemen alvorens een meer definitief ontwerp van een evenementenlijst aan de ministerraad zal worden voorgelegd. Ten slotte merk ik op dat dit wetsvoorstel en initiatieven van de Europese Commissie (waaronder het consultatiedocument «The European model of sport») de aanzet hebben gegeven tot een brede maatschappelijke discussie tussen betrokken partijen over de veranderende relatie tussen sport en media. In dat verband wordt onder auspiciën van het NOC*NSF op 31 maart 1999 een symposium gehouden. Aangezien het symposium van directe betekenis is voor de doelstelling en invulling van de evenementenlijst, zijn ook de leden van de vaste kamercommissies voor OCenW en voor VWS daarvoor uitgenodigd. Deze leden stellen vervolgens de vraag wat de gevolgen zijn van het feit dat in het geval van een cultureel evenement niet is voldaan aan de voorwaarde dat het moet gaan om een evenement dat van tevoren wordt georganiseerd door een organisator die de juridische mogelijkheid heeft de rechten voor dat evenement te verkopen. Het gevolg daarvan is dat een dergelijk evenement niet op de lijst geplaatst wordt en ook niet hoeft te worden. In bovengenoemd geval is er immers geen sprake van een rechthebbende. Dit betekent dat een ieder de mogelijkheid heeft om opnamen van het betreffende evenement te maken. Ook een open net heeft derhalve de mogelijkheid over een dergelijk evenement een uitzending te verzorgen. De leden van de PvdA-fractie geven aan er vanuit te gaan dat de aandacht in de lijst, anders dan in de memorie van toelichting, met name zal uitgaan naar culturele evenementen. De regering is met deze leden van mening dat niet alleen sportevenementen, maar ook culturele evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving kunnen zijn. Om die reden bevat de bijgevoegde voorlopige lijst een aantal culturele evenementen. Echter, in een sportminnend land Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 5

6 als Nederland komen relatief meer sportevenementen voor plaatsing op een lijst in aanmerking, omdat deze eerder voldoen aan de in artikel 72 van het wetsvoorstel (minimaal) gestelde criteria. Om die reden zal, ondanks dat de aandacht van de regering gericht is op beide categorieën evenementen, de definitieve lijst naar verwachting meer sport- dan culturele evenementen bevatten. Uiteraard is het mogelijk de lijst later aan te passen indien het cultuurlandschap daartoe aanleiding geeft. De leden van de fractie van de VVD spreken de vrees uit dat het plaatsen van een evenement op de lijst zal leiden tot prijsopdrijving zodat het verwerven van uitzendrechten onbetaalbaar zal worden en evenementen dus niet langer uitgezonden zullen worden en vragen of de regering deze zorg deelt. Verder vragen zij of de regering inzicht kan geven in de financiële consequenties en in hoeverre de regering hiermee bij het opstellen van een lijst rekening zal houden. De leden van de fractie van de VVD geven niet precies de redenering aan van de stelling dat plaatsing van een evenement op de lijst zal leiden tot exorbitante prijsverhogingen. Zoals eerder vermeld, deelt de regering deze mening van de leden van de VVD-fractie niet. Rechthebbenden en omroeporganisaties hebben tot nu toe zelf zorg gedragen voor een bepaalde prijsontwikkeling. Dat heeft de afgelopen jaren geleid tot een forse verhoging van de bedragen die werden betaald om de uitzendrechten op bepaalde evenementen te kunnen verwerven. Betaalkanalen worden geacht meer te kunnen bieden dan open netten, omdat zij de betaalde bedragen kunnen omslaan op hun abonnees. Een betaalkanaal zal er dan naar streven de exclusieve uitzendrechten te verwerven, omdat een abonnee natuurlijk niet bereid is een hoog bedrag te betalen indien het evenement ook kosteloos kan worden bekeken. Indien het door plaatsing op een lijst voor een betaalkanaal niet langer mogelijk is om op exclusieve basis een bepaald evenement uit te zenden, zal het betaalkanaal dus ook niet langer bereid zijn die hoge bedragen te betalen. De redenering is dan dat daarvan een mitigerende werking zal uitgaan op de bedragen die betaald worden om bepaalde uitzendrechten te verwerven. Rechthebbenden hebben er overigens geen belang bij om uitzendrechten onbetaalbaar te laten worden, omdat er dan geen enkele omroep meer bereid zal zijn die rechten te verwerven en het evenement niet langer via de televisie onder de aandacht van het publiek zal worden gebracht. Wat dat betreft heeft de regering vertrouwen in de markt om dat zelf te regelen. De lijst dient er echter toe het recht van het publiek op adequate informatievoorziening veilig te stellen en benadert het onderwerp dus vanuit een andere optiek. Overigens zal bij de invulling van de lijst rekening worden gehouden met de belangen van betrokken partijen, waaronder het belang van de verdere ontwikkeling van betaalkanalen. De regering kan in deze zeer complexe marktsituaties geen exact inzicht geven in de financiële consequenties. De leden van de VVD-fractie bepleiten een grote terughoudendheid met politieke bemoeienis met wat concreet op de televisie wordt uitgezonden en vragen hoe de regering hier tegenover staat. De regering is het daar volledig mee eens. Wat concreet wordt uitgezonden is een zaak van de omroepen zelf. Dat doet niet af aan het feit dat de inhoud van de evenementenlijst een onderwerp van politieke discussie is en dat ook behoort te zijn. Plaatsing van een evenement op de lijst betekent niet meer, maar ook niet minder, dan dat de uitzending van zon evenement in ieder geval op een open net kan plaatsvinden. Of uitzending ook daadwerkelijk plaatsvindt en in welke vorm is een zaak van de open net-omroepinstellingen en de aanbieders van de rechten op het evenement. Daar heeft de politiek geen bemoeienis mee. Deze leden stellen vervolgens de vraag of de regering inzicht kan bieden inzake de vraag hoe vaak de lijst zal worden opgesteld. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 6

7 De frequentie van het wijzigen van de in het Mediabesluit op te nemen lijst van evenementen is afhankelijk van de volgende omstandigheden. Allereerst zal in verband met de rechtszekerheid van betrokken partijen wijziging van de lijst niet al te frequent kunnen plaatsvinden. De lijst zal, om haar doel te kunnen blijven dienen, wel aangepast moeten kunnen worden aan een (veranderd) sport- en/of cultuurlandschap. Een voorbeeld kan gevonden worden in de thans groeiende populariteit in Nederland van het darten als gevolg van het succes van een nationale deelnemer. Indien die populariteit blijft groeien en op een hoog niveau constant blijft, kan dat ertoe leiden dat aan de in het wetsvoorstel gestelde voorwaarden wordt voldaan. Plaatsing op de lijst kan dan wellicht gewenst zijn. Daarentegen kan het ook voorkomen dat op een bepaald moment een op de lijst geplaatst cultureel of sportevenement niet meer als van aanzienlijk belang voor de samenleving geacht kan worden. De regering acht het van belang dat om de vier jaar een analyse plaatsvindt van deze omstandigheden met, indien noodzakelijk en gewenst, daarop volgend een wijziging van het Mediabesluit ten behoeve van een aanpassing van de lijst. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat, hoewel het belang van adequate toegang van burgers tot evenementen van algemeen belang wordt gedeeld, wetgeving in dezen pas dient te worden opgesteld indien deze toegang onder druk staat. Deze leden vragen de regering welke aanwijzingen zij heeft dat het onder druk staan van die toegang nu of in de toekomst het geval zal zijn. De regering kan de redenering van deze leden, dat wetgeving pas noodzakelijk is indien de toegang tot evenementen onder druk staat, niet delen. De doelstelling van artikel 3 bis van de richtlijn is een adequate toegang van de burger tot actuele verslaggeving van evenementen van algemeen belang voor een betaalbare prijs. Dat is ook het uitgangspunt van de voorgestelde regeling in de Mediawet. De afweging die derhalve gemaakt dient te worden is of een bepaald evenement van dusdanig belang voor de samenleving wordt geacht dat plaatsing op de lijst noodzakelijk en gewenst is. De in artikel 72 van het wetsvoorstel genoemde voorwaarden zijn daarbij van belang. De kans dat een evenement achter een decoder verdwijnt dient naar de mening van de regering niet het uitgangspunt te zijn ten aanzien van het wel of niet plaatsen van een evenement op de lijst. Dat uitgangspunt is juist een gevolg van de omstandigheid dat een evenement van aanzienlijk belang voor de samenleving is. Bovendien is de vraag of het in alle gevallen mogelijk is (op tijd) te weten of de toegang tot een evenement onder druk staat. De regering meent dat de kans dat de markt niet of niet voldoende voor uitzending op een open net zal zorgen, nauwelijks te meten is. Om die reden zal, als dat uitgangspunt gehanteerd wordt, in bijna alle gevallen regelgeving pas tot stand komen als datgene wat juist voorkomen had moeten worden al is geschied. Ten slotte is de rechtszekerheid van partijen niet gebaat bij het uitgangspunt van deze leden. Indien een bepaald evenement niet op de lijst is geplaatst, dan is er voor een betaalkanaal op dat moment geen belemmering om de rechten voor dat evenement te verwerven. Indien plaatsing op de lijst daarna toch gewenst is, omdat (zoals later blijkt) de toegang onder druk is komen te staan, dan kan het betaalkanaal zijn rechten niet meer exploiteren. Het is ook om die reden gewenst een evenement op de lijst te plaatsen in het stadium dat het van aanzienlijk belang voor de samenleving wordt geacht en plaatsing gewenst is. Welke aanwijzingen de regering heeft of nu of in de toekomst evenementen onder druk (komen te) staan is voor wat betreft de toekomst, zoals boven aangegeven, moeilijk te beantwoorden. De huidige situatie kan op dat punt afgemeten worden aan de evenementen die door een betaalkanaal worden uitgezonden. Zoals hiervoor reeds gesteld dient die situatie Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 7

8 echter niet het uitgangspunt te zijn voor het plaatsen van (die) evenementen op de lijst. Voorts vragen deze leden of in dat verband aangegeven kan worden wat de kijkcijfers waren van recente evenementen die zij van algemeen belang acht, zoals het WK voetbal en de Elfstedentocht, en of op basis van die kijkcijfers de conclusie valt te trekken dat adequate toegang tot deze evenementen onder druk staat. De regering kan op basis van cijfers opgesteld door de dienst Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS inzicht verschaffen in de kijkcijfers van uitzendingen van evenementen. Hierna worden de gemiddelde kijkcijfers genoemd van de wedstrijden van het Nederlandse elftal tijdens het Wereldkampioenschap voetbal (1990, 1994 en 1998) en Europees Kampioenschap voetbal (1992, 1996), de finales daarvan en de gemiddelde kijkcijfers (over de gehele dag genomen) van de Elfstedentocht (1997). WK 1990: kijkers (45% kijkdichtheid). De finale: kijkers (31,2% kdh.). EK 1992: kijkers (46,2% kdh.). De finale: kijkers (30,4% kdh.). WK 1994: kijkers (38,6% kdh.). De finale: kijkers (27,7% kdh.). EK 1996: kijkers (40,3% kdh.). De finale: kijkers (30% kdh.). WK 1998: kijkers (46,6% kdh.). De finale: kijkers (32,9% kdh.). Elfstedentocht 1997: kijkers (25,1% kdh.). Op het moment van de finish van de wedstrijdschaatsers was het aantal kijkers (32,1% kdh.). De gegevens van de daarvoor gehouden Elfstedentocht(en) zijn niet meer beschikbaar aangezien de cijfers van de Dienst KLO niet verder teruggaan dan Of de adequate toegang tot deze evenementen onder druk staat kan niet (enkel) uit kijkcijfers worden afgeleid. Hoge kijkcijfers maakt het kopen van rechten uiteraard aantrekkelijker, echter naar de mening van de regering valt op basis van enkel kijkcijfers niet de conclusie te trekken dat adequate toegang tot die evenementen onder druk staat. Daarbij spelen vele factoren een rol. Bijvoorbeeld: zijn de rechten beschikbaar, wat is de prijs van de rechten en hoe vaak vindt een evenement plaats. Ook vormt, zoals gezegd, de omstandigheid dat de toegang tot een evenement wel of niet onder druk staat niet het uitgangspunt van de regeling. Kijkdichtheid kan een indicatie zijn voor het belang van een evenement voor de samenleving en is daarom één van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 72 van het wetsvoorstel. Voorts wijzen de leden van de VVD-fractie er nogmaals op dat naar hun mening de vraag welke uitzendingen van algemeen belang zijn onderdeel hoort te zijn van een meer brede afweging. De behandeling van de concessiewetgeving voor de publieke omroep achten zij daar beter voor geschikt. Hiervoor heeft de regering op een gelijke vraag van deze leden reeds opgemerkt dat zij dit standpunt niet deelt en de redenen daarvoor uiteengezet (zie onder «De bevoegdheid van lidstaten ten aanzien van omroeporganisaties»). De leden van de VVD-fractie menen dat op de argumentatie en criteria van het wetsvoorstel voor de selectie van evenementen van algemeen belang het nodige valt af te dingen. De in artikel 72 van het wetsvoorstel genoemde criteria vinden hun oorsprong in een document van de Europese Commissie, waarin zij heeft aangegeven welke voorwaarden onder meer een rol spelen bij de notificatieprocedure genoemd in artikel 3 bis, tweede lid, van de richtlijn. Zoals in het wetsvoorstel is opgenomen kan een evenement op de lijst geplaatst worden indien in ieder geval aan twee van de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Echter ook andere omstandigheden kunnen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 8

9 van belang zijn bij de overweging ten aanzien van het opstellen of wijzigen van de lijst. Er dient bijvoorbeeld een afweging te worden gemaakt van de belangen van de betrokken partijen, zoals omroeporganisaties en rechthebbenden. Deze leden zijn van mening dat het feit dat de overheid belang hecht aan en investeert in sport, nog niet betekent dat uitzending van alle topsportevenementen een algemeen belang is. De regering is het daarmee eens, het algemeen belang is inderdaad afhankelijk van meerdere factoren. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel heeft de regering het aanwenden van gemeenschapsgeld genoemd tegen de achtergrond van de zinsnede in de nota «Wat sport beweegt», waarin als beleid is neergelegd dat media-uitingen ten aanzien van sport betaalbaar en breed toegankelijk moeten blijven. De regering is van mening dat het aanwenden van gemeenschapsgeld een belangrijke factor is bij de beoordeling van het maatschappelijk belang van een bepaald evenement. De regering neemt met instemming kennis van het feit dat ook de leden van de VVD-fractie verslaglegging van evenementen die een samenbindend element in de samenleving vormen, van algemeen belang achten. Deze leden stellen voorts dat het zeer de vraag is of alleen kwalificatiewedstrijden van internationale sportevenementen een dermate hoog algemeen belang vertegenwoordigen dat het exclusief uitzenden via een betaalkanaal moet worden uitgesloten. Het in de memorie van toelichting gemaakte onderscheid tussen de kwalificatiewedstrijden van een evenement, het eindtoernooi en de finale is een uiteenzetting van de nadere invulling van de betreffende regeling. Daarbij is aangegeven dat in het geval van kwalificatiewedstrijden in het bijzonder de wedstrijden van het Nederlands team van nationaal belang zijn. Daarnaast kan het echter gewenst zijn wedstrijden waarin het nationale team niet deelneemt op de lijst te plaatsen. Het voorgaande sluit aan bij de vraag van de leden van de VVD-fractie welk algemeen belang gediend is met het uitzenden van wedstrijden waarbij geen nationaal team is betrokken. De regering wil in dit kader de navolgende voorbeelden noemen. In de verslaggeving van een internationaal sportevenement kan het, naast de wedstrijden van het nationaal team, van belang geacht worden eveneens de wedstrijden van de andere teams bijvoorbeeld uit dezelfde poule op de lijst te plaatsen. Het kan voor het publiek immers evenzeer van groot belang zijn te weten hoe het de tegenstanders van het nationale team (in de poule) vergaat. Daarnaast kan een (halve) finale van een bepaald evenement, ook al speelt het nationale team daarin niet mee, van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht. De leden vragen de regering of voetbalwedstrijden in het kader van de zogenoemde Champions League van algemeen belang geacht kunnen worden. Deze vraag wordt ook gesteld ten aanzien van halve finales en finales van dat evenement, zonder deelname van Nederlandse clubteams. In de bijgevoegde voorlopige lijst van evenementen is de Champions League (voetbal), voor wat betreft de wedstrijden van de Nederlandse clubs en de finalewedstrijd, opgenomen in de lijst van rechtstreekse en volledige uitzendingen. De andere wedstrijden die worden gespeeld in het kader van dat evenement zijn opgenomen in de lijst «uitgesteld gedeeltelijk» (samenvattingen). Zoals in de beantwoording van een eerdere vraag van de PvdA-fractie reeds is aangegeven betreft het echter een voorlopige lijst waarover de discussie inhoudelijk gevoerd zal worden aan de hand van een concreet voorstel voor een lijst in het kader van de wijziging van het Mediabesluit. Ten slotte vragen deze leden in dit verband of de regering een overzicht kan geven van het procentuele aandeel van sport in de uitzendingen en de uitgaven van de publieke omroep over de afgelopen jaren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 9

10 Deze informatie kan de regering verstrekken. Alvorens dat te doen, wil zij de leden er echter nogmaals op wijzen dat de lijst niet alleen betrekking heeft op de publieke omroep, maar eveneens van toepassing is op commerciële (open) netten. Het procentuele aandeel van sportuitzendingen ten opzichte van de totale uitzendduur van de publieke omroep was in %, in %, in % en in %. In uren (sportuitzendingen) is dat respectievelijk 1379, 1125, 1464 en De direct aan sport toe te rekenen kosten van de publieke omroep bedroegen voor televisie in miljoen gulden, in miljoen gulden, in miljoen gulden en in miljoen gulden. Het procentuele aandeel van de aan sport toegerekende kosten ten opzichte van het totale budget van de publieke omroep in de jaren 1994, 1995, 1996 en 1997 is respectievelijk 6,5%, 6,0%, 9,4% en 9,5%. Ter vergelijking, het aandeel van informatie bedroeg over ,3% en het aandeel kunst bedroeg over ,4%. In het jaar 1997 was dat respectievelijk 22,4% en 3,9%. Voornoemde cijfers zijn gebaseerd op het verder vertrouwelijke bedrijfstakkenonderzoek van Reyn, de Blaey Accountants. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de regering denkt een definitieve lijst te kunnen publiceren. Zoals eerder reeds op de vragen van de leden van de PvdA-fractie en de VVD-fractie werd geantwoord zal de inhoud van de evenementenlijst in overleg met de Kamer vastgesteld worden in het kader van een wijziging van het Mediabesluit. Het streven is een definitieve lijst in het najaar te publiceren. Voorts stellen de leden van de CDA-fractie de vraag waarom de lijst geen onderscheid maakt tussen publieke en commerciële omroepen. De doelstelling van de regeling inzake de lijst (brede toegang van het publiek tot evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving) is gekoppeld aan uitzending op een open net, waarbij inderdaad geen onderscheid gemaakt wordt tussen publieke en commerciële (open) netten. Een brede toegang van het publiek tot de evenementen op de lijst wordt gegarandeerd indien uitzending plaats kan vinden door omroepinstellingen met een voldoende bereik (in het wetsvoorstel is dat minimaal 85%) en waarvoor geen extra betalingen worden gevraagd. Het begrip open net wordt nader uitgelegd in de hierna opgenomen beantwoording van een vraag van de leden van de D66-fractie inzake dat begrip en de relatie daarvan met het pakket in de zin van artikel 82i van de Mediawet. De leden van de CDA-fractie vragen de regering vervolgens hoe de lijst van evenementen eruit ziet. In het hiervoor gegeven antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie hoe de Tweede Kamer betrokken zal worden bij de vaststelling van de lijst is aangegeven dat bij deze nota het voorlopige voorstel voor een evenementenlijst en de commentaren van betrokken partijen aan de Kamer beschikbaar worden gesteld. Deze voorlopige lijst zal worden aangepast mede gelet op de bijgevoegde reacties van betrokken partijen en het overleg met betrokken ministeries. Daarbij wordt het oordeel van de Kamer op het bijgevoegde voorlopige voorstel voor een lijst gevraagd alvorens een meer definitief ontwerp aan de ministerraad zal worden voorgelegd. Ten slotte wordt door deze leden de vraag gesteld of de garantie gegeven kan worden dat de NOS niet in financiële problemen zal geraken als gevolg van de omvang van deze lijst. Naast dat de lijst van toepassing is op zowel de publieke omroep als de commerciële (open) netten, houdt de lijst van evenementen niet een verplichting tot uitzending in. De regeling houdt in dat indien een evenement dat op de lijst is geplaatst wordt uitgezonden, uitzending in ieder geval op een open net (publiek of commercieel) moet plaatsvinden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 10

11 Het is echter aan de omroeporganisaties zelf om te bepalen of zij de rechten van (op de lijst geplaatste) evenementen wenst te verwerven. De NOS zal derhalve door de (omvang van de) lijst niet in financiële problemen kunnen geraken. De leden hadden voorts behoefte aan meer duidelijkheid omtrent de definitie van open net. Die definitie zou volgens deze leden immers kunnen inhouden dat pan-europese zenders die op Nederland gericht zijn onder de definitie vallen. Naar de mening van de leden van de CDA-fractie mag dat niet de bedoeling zijn. De regering deelt deze mening niet. Doelstelling van de regeling is dat de uitzending van evenementen van aanzienlijk belang door het merendeel van het publiek tegen een betaalbare prijs gevolgd moet kunnen worden. Lidstaten mogen op grond van de feitelijke situatie in die lidstaat zelf bepalen wat zij als open net kwalificeren. Indien een «buitenlandse/ pan-europese» zender voldoet aan de in de Mediawet gestelde eisen is er sprake van een open net in de zin van de lijst van evenementen. Als voorbeeld kan in dit verband genoemd worden de landelijke Belgische openbare omroepdienst, waarvan de televisieprogrammas op grond van artikel 82i van de Mediawet verplicht in het in dat artikel bedoelde pakket moeten worden opgenomen. Zowel op grond van het bereikbaarheidscriterium als het kostencriterium is er in dit geval sprake van een open net in de zin van de Mediawet. Om voornoemde doelstelling van de regeling te bereiken maakt het ook niet uit of het om uitzending door een binnenlandse of buitenlandse omroep gaat. Bovendien mogen lidstaten op grond van het vrije verkeer van diensten geen onderscheid maken tussen binnenlandse of buitenlandse open net-omroepen. De leden van de CDA-fractie hebben voorts een aantal vragen over het begrip open net en het ontbreken van een uitzendplicht. Zo wordt gevraagd of een open net rechten kan doen gelden op grote internationale sportevenementen in Nederland. Op de lijst zullen evenementen worden geplaatst die van aanzienlijk belang zijn voor de Nederlandse samenleving. Dat behoeven echter niet alleen evenementen te zijn die in Nederland worden georganiseerd of alleen betrekking hebben op Nederlandse deelnemers. Ook internationale evenementen kunnen op de lijst worden geplaatst, los van de vraag waar ze worden georganiseerd. Vervolgens bepaalt de regeling dat een omroep die niet voldoet aan de eisen van een open net, dat evenement niet op exclusieve basis in Nederland mag uitzenden. Plaatsing op de lijst is niet een soort uitzendrecht voor open netten. Een open net kan op basis van deze regeling niet afdwingen dat een rechthebbende uitzendrechten aan hem verstrekt. Er is dan ook geen uitzendplicht voor open netten. Immers, indien een rechthebbende geen uitzendrechten aan een open net wil verstrekken, kan het open net ook niet worden gedwongen het evenement uit te zenden. De richtlijn regelt het grensoverschrijdend televisieverkeer en ziet niet op de positie van rechthebbenden. Daarbij komt dat, zoals hiervoor in het antwoord op een vraag van de leden van de VVD-fractie is aangegeven, wat concreet wordt uitgezonden een zaak van de omroepen zelf is. Deze regeling beoogt zo weinig mogelijk in te grijpen in de positie van rechthebbenden en omroeporganisaties. Ook vragen deze leden wat er gebeurt indien een open net een evenement van de lijst niet wil uitzenden. Indien geen enkel open net belangstelling heeft voor uitzending van een bepaald evenement van de lijst, betekent dit dat programmanetten die niet als open net kunnen worden aangemerkt het evenement niet mogen uitzenden. Het gebrek aan belangstelling zal zich naar het oordeel van de regering niet voordoen als gevolg van het feit dat het desbetreffende evenement op zichzelf niet interessant is, aangezien op de lijst uitsluitend evenementen worden geplaatst die van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht. Wel is het mogelijk dat het gebrek aan belangstelling van de open netten voortkomt uit het feit dat de uitzend- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 11

12 rechten van het evenement te duur zijn. Zoals eerder op een vraag van de leden van de VVD-fractie reeds werd geantwoord (zie onder «De bevoegdheid van lidstaten ten aanzien van omroeporganisaties») verwacht de regering dat een dergelijke situatie zich niet of slechts incidenteel zal voordoen, omdat dan niet alleen de kijkers maar ook de rechthebbenden de dupe zullen zijn. De regering acht het niet gewenst een programmanet dat niet als een open net kan worden aangemerkt, in een dergelijk geval toch de mogelijkheid te bieden het evenement uit te zenden. Dat zou er namelijk toe kunnen leiden dat een rechthebbende de regeling kan omzeilen door het evenement te duur te maken voor uitzending op een open net. De leden van de CDA-fractie vragen de regering meer duidelijkheid te geven over (internationale) sportevenementen, gelet op het feit dat bij de voorronden van een evenement slechts de wedstrijden van het Nederlandse team als van nationaal belang worden gezien. Daarnaast wordt de vraag gesteld of voorgaande conclusie betekent dat het Nederlandse volk de andere wedstrijden op een open net moet missen. De regering is het met deze leden eens dat in het geval van (de voorronden van) sportevenementen, naast de wedstrijden van het nationale team, ook andere in dat kader gespeelde wedstrijden van zodanig belang voor de samenleving kunnen zijn dat plaatsing op de lijst wenselijk is. In de hiervoor opgenomen beantwoording van een vraag van de leden van de VVD-fractie inzake kwalificatiewedstrijden van internationale sportevenementen is hier nader op ingegaan. Deze leden stellen vervolgens de vraag of de staatssecretaris bereid is zeker te stellen dat ook eerdergenoemde (samenvattingen van) kwalificatiewedstrijden waarin het nationaal team niet deelneemt een plaats zullen krijgen op het open net. In de bij de nota gevoegde voorlopige lijst is al een onderscheid gemaakt tussen volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving en volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving. Bijvoorbeeld ten aanzien van het Europees Kampioenschap en Wereldkampioenschap voetbal zijn in de voorlopige lijst (rechtstreeks, geheel) tevens (alle) wedstrijden van de poule waarin het Nederlands elftal speelt opgenomen. Op de voorlopige samenvattingenlijst staat de rest van de wedstrijden van deze toernooien. Zoals reeds op een vraag van deze leden en de leden van de PvdA-fractie en de VVD-fractie werd geantwoord zal, mede op basis van de geleverde commentaren van betrokken partijen en het oordeel van de Kamer, een meer definitief ontwerp (in het kader van een wijziging van het Mediabesluit) aan de ministerraad worden voorgelegd. Voorts vragen deze leden hoe kan worden gegarandeerd dat het «open net» de betreffende evenementen uitzendt. Zoals in de beantwoording op de eerder vraag van deze leden inzake het ontbreken van een uitzendplicht is aangegeven, kan de regeling om de daarbij genoemde redenen geen garantie bieden dat een open net een (op de lijst geplaatst) evenement uitzendt. Daarbij is aangetekend dat het niet te verwachten is dat een dergelijke situatie zich meer dan incidenteel zal voordoen, omdat dan niet alleen de kijkers maar ook de rechthebbenden de dupe zullen zijn. De leden van de CDA-fractie stellen ten slotte nog een vraag over het verwerven van uitzendrechten door omroepen voor evenementen die op de lijst staan en of daarover iets in Europees verband wordt vastgelegd. Aan de wijze van verwerven van uitzendrechten verandert de regeling inzake een lijst van belangrijke evenementen niets. De regeling gaat over het gebruik maken van uitzendrechten door omroeporganisaties in hun programmering. De evenementen die in de lijst worden opgenomen mogen niet op exclusieve basis worden uitgezonden in programmas van omroeporganisaties die niet aan de eisen van een open net voldoen. In dat kader hoeft over het verwerven van uitzendrechten in Europees verband dan ook niets te worden vastgelegd. Wel wordt bekeken of in Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 12

13 Europees verband over bepaalde internationale evenementen gezamenlijke consultatie met rechthebbenden kan worden gepleegd, omdat naar alle waarschijnlijkheid alle lidstaten die evenementen wel op een lijst zullen opnemen. Het gaat dan om evenementen zoals de Olympische Spelen en het EK en WK voetbal. De leden van de D66-fractie geven aan zich te kunnen scharen achter de gedachte dat belangrijke evenementen op een open net dienen te worden uitgezonden, maar vragen wanneer de regering denkt een dergelijke lijst opgesteld te hebben. Verder vragen deze leden aan de regering om betrokken te worden bij het opstellen van een lijst en wanneer de desbetreffende algemene maatregel van bestuur tegemoet gezien kan worden. Het doet de regering deugd dat ook de leden van de D66-fractie het idee van een lijst van belangrijke evenementen die op een open net dienen te worden uitgezonden, ondersteunt. Zoals uit eerder gegeven antwoorden op vragen van de leden van fracties van de PvdA, VVD en CDA reeds blijkt, hecht ook de regering belang aan de betrokkenheid van de Kamer bij het opstellen van een lijst van belangrijke evenementen. Het streven is een definitieve lijst in het najaar te publiceren. De leden van de fractie van D66 vragen verder hoe het begrip open net moet worden uitgelegd en of het daarbij gaat om de vijftien televisieprogrammas zoals geregeld in artikel 82i van de Mediawet. Daarnaast vragen zij of daaronder ook een pluspakket van een kabelexploitant valt dat achter een filter, maar vóór een decoder wordt aangeboden. Uit de richtlijn vloeit voort dat voor de omschrijving van het begrip «open net» twee criteria van belang zijn: het aantal huishoudens dat minimaal het programma moet kunnen ontvangen (bereik) en de kosten die voor de ontvangst van het programma aan de kijker in rekening worden gebracht (betaalbaarheid). De regering heeft voor het minimaal te behalen publieksbereik gekozen voor een ondergrens van 85% van alle huishoudens in Nederland. Het maakt daarbij niet uit hoe de huishoudens die programmas ontvangen: via ether, satelliet of kabel. Het gaat daarbij om het daadwerkelijk ontvangen van een programma. Uit cijfers van de dienst Kijken Luisteronderzoek van de NOS van februari 1999 blijkt dat een behoorlijk aantal binnen- en buitenlandse publieke- en commerciële omroepen door meer dan 85% van alle huishoudens wordt ontvangen. Het tweede criterium heeft zoals gezegd betrekking op de betaalbaarheid. In de omschrijving van het begrip «open net» in het wetsvoorstel wordt de betaalbaarheid gerelateerd aan de omroepbijdrage en het tarief dat de kabelexploitant in rekening brengt voor de ontvangst van een door hem met inachtneming van artikel 82i van de Mediawet vast te stellen aantal programma s. Het voornoemd artikel bepaalt dat het daarbij dient te gaan om een pakket van ten minste 15 televisieprogramma s. Het is aan de kabelexploitant om aan te geven welk pakket hij aanmerkt als het met inachtneming van artikel 82i van de Mediawet vast te stellen pakket. Het maakt daarbij niet uit hoe hij dit pakket noemt. De termen basispakket, pluspakket en standaardpakket komen immers in de Mediawet niet voor. Het voldoen aan het criterium «betaalbaarheid» in relatie tot het begrip «open net» wordt gewaarborgd door het bepaalde in artikel 82j van de Mediawet. Dat de kabelexploitant daarnaast de mogelijkheid heeft om met gebruikmaking van een filter desgewenst een beperkter pakket aan te bieden dan het met inachtneming van artikel 82i vast te stellen pakket, staat daar los van. De kabelexploitant bepaalt derhalve mede of er in een concreet geval sprake is van een open net. Dat is het geval indien ten minste 85% van alle huishoudens in Nederland het desbetreffende programma tegen geen andere kosten ontvangt, dan de kosten genoemd in de omschrijving van het begrip «open net». In de aan de Kamer Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 13

14 toegezegde kabelnotitie zal in een breder kader worden ingegaan op de problematiek inzake pakketsegmentatie en de bijbehorende tarieven. Vervolgens vragen de leden van de D66-fractie of de evenementenlijst de facto medebepalend wordt voor de vrijheid voor programmaraden om bepaalde pakketten samen te stellen. Zij vragen daarbij of een programmaraad gedwongen is een zender, die een uitzendrecht voor een op de lijst geplaatst evenement heeft verworven, in het basispakket op te nemen. Zoals in het hiervoor gegeven antwoord is aangegeven wordt in de omschrijving van het begrip «open net» verwezen naar het door de kabelexploitant met in achtneming van artikel 82i van de Mediawet vast te stellen aantal programma s. Daarbij is niet van belang hoe hij dit pakket noemt. Het advies van de programmaraad is derhalve van invloed op de vraag of een programmanet voldoet aan de criteria van een open net. De adviezen van de programmaraden kunnen immers tot gevolg hebben dat een programmanet niet langer in ten minste 85% van alle huishoudens in Nederland tegen de kosten als bedoeld in het wetsvoorstel te ontvangen is. Deze leden vragen de regering verder om commentaar op de brief van de NOS aan de Kamer inzake het begrip «open net» en (het gevaar van) pan-europese zenders. Zoals hiervoor op een vergelijkbare vraag van de leden van de CDA-fractie is geantwoord mogen lidstaten op grond van het vrij dienstenverkeer geen onderscheid maken tussen binnenlandse of buitenlandse open net-omroepen. De doelstelling van de regeling is een brede toegang van het publiek tot de op de lijst geplaatste evenementen, of dat nu geschiedt door een (op Nederland gerichte) «buitenlandse zender» of door een binnenlandse zender. De door de NOS voorgestelde aanpassing van de wettekst door het toevoegen van «binnenlandse» aan omroeporganisaties acht de regering derhalve niet wenselijk en Europeesrechtelijk gezien niet mogelijk. Door deze leden wordt vervolgens ten aanzien van het pan-europese «gevaar» verwezen naar (de ondervanging door) de «praktische criteria» inzake de jurisdictie van een lidstaat ten aanzien van omroeporganisaties. Daarbij wordt de zender Eurosport genoemd als mogelijk voorbeeld van een (formeel) in het buitenland gevestigde omroepinstelling. Allereerst dient er, zoals hiervoor beschreven, nogmaals op gewezen te worden dat het ten aanzien van de in de Mediawet gehanteerde definitie van open net er niet toe doet of een omroeporganisatie in Nederland of buiten Nederland is gevestigd, zolang maar aan de op dat punt gesteld eisen in de Mediawet wordt voldaan. Indien een omroeporganisatie niet aan de definitie van open net voldoet mag deze een op de lijst geplaatst evenement niet op exclusieve basis in Nederland uitzenden. Dat geldt eveneens voor een omroeporganisatie die onder de jurisdictie van een andere lidstaat valt. Het in de richtlijn gehanteerde systeem van de wederzijdse erkenning brengt met zich mee dat iedere lidstaat een in andere lidstaat opgestelde lijst van evenementen dient te respecteren. Ten overvloede kan worden vermeld dat er in het geval van Eurosport geen sprake is van een binnenlandse commerciële omroeporganisatie. Ten slotte vragen de leden van de D66-fractie hoe de regering staat tegenover de wens van de NOS om ten aanzien van kwalificatierondes voor de eindronde van belangrijke sportevenementen alle wedstrijden in de poule waarin Nederland deelneemt, op de evenementenlijst op te nemen. In de beantwoording van vragen van de leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie ten aanzien van kwalificatieronden voor de eindronde van internationale sportevenementen heeft de regering aangegeven dat ook wedstrijden waarin het Nederlandse team niet meespeelt van aanzienlijk belang voor de samenleving geacht kunnen worden. Meer concreet is Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 14

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 375 Besluit van 30 september 2015 houdende wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met aanpassing van de evenementenlijst 0 Wij Willem-Alexander,

Nadere informatie

5. Met e-mail van 12 maart 2014 is door KPN nog een overzicht verstrekt met het huidige zenderaanbod van Digitenne.

5. Met e-mail van 12 maart 2014 is door KPN nog een overzicht verstrekt met het huidige zenderaanbod van Digitenne. Besluit Kenmerk: 619878/623042 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende het verzoek van KPN B.V. om ontheffing van de doorgifteverplichting

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer - ZKZ do mr. D. Oudenaarden (035)

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer - ZKZ do mr. D. Oudenaarden (035) Programmaraad Amstelveen t.a.v. Het Bestuur Postbus 4 1180 BA AMSTELVEEN Datum Onderwerp 10 juli 2007 verzoek handhaving artikel 82k Mediawet jegens Casema Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer

Nadere informatie

Verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Evenementenlijst en de bepalingen daarover in het Mediabesluit 2008

Verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Evenementenlijst en de bepalingen daarover in het Mediabesluit 2008 Verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Evenementenlijst en de bepalingen daarover in het Mediabesluit 2008 en de Mediawet 2008. Doel en werkwijze Dit verslag heeft tot doel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 688 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en enige andere wetten in verband met de implementatie

Nadere informatie

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2018/19 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 991 Wijziging van de Mediawet in verband met het bevorderen van een gezamenlijke strategie en duidelijke regie met betrekking tot de programmering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 202 203 33 426 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Betreft: beslissing op bezwaar tegen het besluit van 15 april 2014 (kenmerk 619878/623042) op het verzoek van KPN B.V. om ontheffing van de doorgifteverplichting van één van de televisieprogrammakanalen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 740 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 0419 ZKZ ho H.F. Ottenhoff (035)

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 0419 ZKZ ho H.F. Ottenhoff (035) AANTEKENEN Programmaraad Friesland t.a.v. het bestuur Jan de Wittstraat 23 9062 EW OENTSJERK Datum Onderwerp 23 juni 2004 bezwaarschrift Programmaraad Friesland Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer

Nadere informatie

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17 EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2016/17 34 446 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 494 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 861 Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit Kenmerk: 676322/676783 Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende het

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 25026/2012000387 Betreft: toezichtskosten 2009 en 2010 Gezien het besluit van het Commissariaat voor de Media van 25 februari 2011, kenmerk 24041/2010017254, waarbij de toezichtkosten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 417 Kabinetsformatie 2010 Nr. 2 BRIEF VAN DE INFORMATEUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij zend ik u, daartoe

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Bijlage 3. Uitwerking inbreng per evenement en de daarop gebaseerde nieuwe toetsing van evenementen aan criteria en / of nieuwe belangenafweging

Bijlage 3. Uitwerking inbreng per evenement en de daarop gebaseerde nieuwe toetsing van evenementen aan criteria en / of nieuwe belangenafweging Bijlage 3. Uitwerking inbreng per evenement en de daarop gebaseerde nieuwe toetsing van evenementen aan criteria en / of nieuwe belangenafweging Uitwerking inbreng t.a.v. doeltreffendheid en praktijkeffecten

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 256 Wijziging van de Mediawet en de Tabakswet (implementatie wijziging richtlijn «Televisie zonder grenzen») Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING I.

Nadere informatie

Beschikking op handhavingsverzoek

Beschikking op handhavingsverzoek Beschikking op handhavingsverzoek Kenmerk: 624329/636398 Betreft: handhavingsverzoek RadioNL B.V. Het Commissariaat voor de Media, Gezien het verzoek van RadioNL B.V. om bestuursrechtelijke handhaving

Nadere informatie

2. Bij bericht van 20 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij  bericht van 20 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht. Besluit Kenmerk: 622996/626364 Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel en met een beperkt bereik of van beperkte duur. Besluit van het Commissariaat voor de

Nadere informatie

2. Bij bericht van 8 mei 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij  bericht van 8 mei 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht. Besluit Kenmerk: Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel en met een beperkt bereik of van beperkte duur Besluit van het Commissariaat voor de Media inzake het

Nadere informatie

18 december 2007 Uitspraak Raad van State 31 oktober 2007; nieuwe beslissing op bezwaar

18 december 2007 Uitspraak Raad van State 31 oktober 2007; nieuwe beslissing op bezwaar Stichting Algemene Programma Raad (APR) p/a Hellingman Bunders advocaten t.a.v. mr. M. Bunders Postbus 75401 1070 AK AMSTERDAM Datum Onderwerp 18 december 2007 Uitspraak Raad van State 31 oktober 2007;

Nadere informatie

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Zienswijze. Kenmerk: / Betreft: verzoek om openbaarmaking

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Zienswijze. Kenmerk: / Betreft: verzoek om openbaarmaking Besluit Kenmerk: 621072/623284 Betreft: verzoek om openbaarmaking Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende het verzoek van [verzoeker] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna:

Nadere informatie

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit Kenmerk: 652062/654418 Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat)

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa rw Mevr. mr. R. Westerhof (035)

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa rw Mevr. mr. R. Westerhof (035) AANGETEKEND SBS Broadcasting B.V. t.a.v. de directie Postbus 18179 1001 ZB AMSTERDAM Datum Onderwerp 19 december 2003 Reclamezendtijd 2003 / sanctiebeschikking SBS6 Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer ZKZ ho H.F. Ottenhoff (035)

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer ZKZ ho H.F. Ottenhoff (035) AANTEKENEN Programmaraad Friesland t.a.v. het bestuur, Postbus 3 9062 ZH OENKERK Datum Onderwerp 5 februari 2004 verzoek ex artikel 82k, tweede lid, Mediawet Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer

Nadere informatie

Besluit. A. Verloop van de procedure

Besluit. A. Verloop van de procedure Besluit Kenmerk: 617803/618113 Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel en met een beperkt bereik of van beperkte duur Besluit van het Commissariaat voor de

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa-001597-ibo

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa-001597-ibo AANTEKENEN NOS - RTV t.a.v. het bestuur Sumatralaan 45 1217 GP HILVERSUM Datum Onderwerp 3 maart 2005 beslissing op bezwaar NOS-EK Schaatsen Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa-001597-ibo

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Kader voor stichtingen

Kader voor stichtingen Kader voor stichtingen Beleidskader betrokkenheid van de Rijksoverheid bij het oprichten van stichtingen. Stichtingenkader 2017 1 2 Stichtingenkader 2017 Inhoudsopgave Algemeen 4 Uitgangspunten van het

Nadere informatie

2. Bij berichten van 4 maart 2014 en 28 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij  berichten van 4 maart 2014 en 28 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht. Besluit Kenmerk: Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel en met een beperkt bereik of van beperkte duur. Besluit van het Commissariaat voor de Media inzake

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 26574/2012006262 Betreft: Beslissing op bezwaar tegen de vaststelling toezichtskosten 2011 NostalgieNet b.v. Het Commissariaat voor de Media, gezien het besluit van 9 december

Nadere informatie

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit Kenmerk: 702965/702998 Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende het

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 25931/2012002262 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake NOS UEFA Champions League Het Commissariaat voor de Media, gezien het besluit van 12 juli 2011, kenmerk 24673/2011009844,

Nadere informatie

2. Bij bericht van 6 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij  bericht van 6 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht. Besluit Kenmerk: Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel en met een beperkt bereik of van beperkte duur. Besluit van het Commissariaat voor de Media inzake

Nadere informatie

NOS t.a.v. Directie en Bestuur Postbus JT HILVERSUM. Onderwerp Toetsingsbesluit nevenactiviteit NOS. Geachte directie en bestuur,

NOS t.a.v. Directie en Bestuur Postbus JT HILVERSUM. Onderwerp Toetsingsbesluit nevenactiviteit NOS. Geachte directie en bestuur, NOS t.a.v. Directie en Bestuur Postbus 26600 1202 JT HILVERSUM Onderwerp Toetsingsbesluit nevenactiviteit NOS Geachte directie en bestuur, Op 12 oktober jl. heeft u ingevolge artikel 2.133 Mediawet de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 449 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 5 februari 2013 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Betreft: beslissing op bezwaar tegen het besluit van 5 februari 2018 (kenmerk: 701764) tot vaststelling van de toezichtskosten over 2017 die [naam] als commerciële media-instelling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 1498 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Nadere informatie

Afwijzing verzoek om handhaving

Afwijzing verzoek om handhaving Afwijzing verzoek om handhaving Kenmerk: 704312/706895 Betreft: Beslissing van het Commissariaat voor de Media op het verzoek van de vereniging ter bevordering en ondersteuning van Kleine Regionale Commerciële

Nadere informatie

2. Bij bericht van 13 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij  bericht van 13 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht. Besluit Kenmerk: Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel en met een beperkt bereik of van beperkte duur Besluit van het Commissariaat voor de Media inzake het

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 621648/628545 Betreft: vaststelling toezichtskosten 2013 Het Commissariaat voor de Media, gezien zijn besluit van 13 december 2013, kenmerk 617495/619195, waarbij het Commissariaat

Nadere informatie

Besluit. A. Verloop van de procedure

Besluit. A. Verloop van de procedure Besluit Kenmerk: 611347/613959 Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel en met een beperkt bereik of van beperkte duur Besluit van het Commissariaat voor de

Nadere informatie

VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008

VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008 31 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008 Nr. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld d.d. Binnen de vaste

Nadere informatie

Besluit. A. Verloop van de procedure

Besluit. A. Verloop van de procedure Besluit Kenmerk: Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel, met een beperkt bereik en van beperkte duur Besluit van het Commissariaat voor de Media (hierna: het

Nadere informatie

Kenmerk: 643359/644822 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

Kenmerk: 643359/644822 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Besluit Kenmerk: 643359/644822 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media op het verzoek van KPN B.V. om tijdelijke ontheffing van de doorgifteverplichting

Nadere informatie

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit Kenmerk: 638925/646554 Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 317 Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet werk en bijstand in verband met het verstrekken van een uitkering aan mantelzorgers

Nadere informatie

gelet op het bepaalde in de artikelen 42, 64a, 82i en 134 van de Mediawet,

gelet op het bepaalde in de artikelen 42, 64a, 82i en 134 van de Mediawet, Het Commissariaat voor de Media, gezien het bezwaarschrift d.d. 8 januari 2002 van UPC Nederland B.V. tegen het besluit van het Commissariaat voor de Media d.d. 27 november 2001 waarbij aan UPC Nederland

Nadere informatie

Hierbij doe ik u onze beslissing op het bezwaar van NOS tegen ons besluit van 24 januari 2002 inzake Studio Sport toekomen.

Hierbij doe ik u onze beslissing op het bezwaar van NOS tegen ons besluit van 24 januari 2002 inzake Studio Sport toekomen. AANGETEKEND Nederlandse Omroep Stichting T.a.v. afdeling Juridische Zaken Postbus 26444 1202 JJ HILVERSUM Datum Onderwerp 30 mei 2002 Beslissing op bezwaar / Studio Sport Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon

Nadere informatie

2. Bij bericht van 29 januari 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij  bericht van 29 januari 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht. Besluit Kenmerk: Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel en met een beperkt bereik of van beperkte duur. Besluit van het Commissariaat voor de Media inzake

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 003 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het nader regelen van het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 256 Wijziging van de Mediawet en de Tabakswet (implementatie wijziging richtlijn «Televisie zonder grenzen») Nr. 19 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS

Nadere informatie

Beschikking op ontheffingsverzoek

Beschikking op ontheffingsverzoek Beschikking op ontheffingsverzoek Kenmerk: 15637\2009000994 Betreft: ontheffingsverzoek Europese quota Film 1, Film 1.2 en Film 1.3 alsmede Film 1 Action Beschikking van het Commissariaat voor de Media

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 892 Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met samenwerking tussen onbekostigd

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Omroepen **** ** **** Onderwerp Besluit op bezwaar inzake Filmotech. Geachte directie,

Omroepen **** ** **** Onderwerp Besluit op bezwaar inzake Filmotech. Geachte directie, Omroepen **** ** **** Onderwerp Besluit op bezwaar inzake Filmotech Geachte directie, Behandeld door Ronald Vecht Verloop van de procedure Bij schrijven van respectievelijk 28 oktober 2010 en 4 november

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 486 Besluit van 12 november 2003 tot wijziging van het Mediabesluit (vaststelling van een nationale evenementenlijst en nadere regels inzake

Nadere informatie

gezien het daartegen bij brief van 28 april 2014 ingediende bezwaarschrift,

gezien het daartegen bij brief van 28 april 2014 ingediende bezwaarschrift, Besluit op bezwaar Kenmerk: 626460/629141 Betreft: bezwaar vaststelling toezichtskosten 2013 Het Commissariaat voor de Media, gezien zijn besluit van 4 maart 2014, kenmerk 617495/623250, waarbij het Commissariaat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 381 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een aftrekverbod voor de aankoopkosten van een deelneming

Nadere informatie

Besluit. A. Verloop van de procedure

Besluit. A. Verloop van de procedure Besluit Kenmerk: Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel, met een beperkt bereik en van beperkte duur. Besluit van het Commissariaat voor de Media (hierna:

Nadere informatie

Kenmerk: / Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008 Besluit Kenmerk: 664766/664970 Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende het verzoek door Sapphire

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 096 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 476 Wijziging van de Mediawet met het oog op noodzakelijke verbeteringen van de wet en de uitvoering daarvan Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

De verkoop van de registratie van 10 tot 20 Koninginnedagconcerten aan BravaNL.

De verkoop van de registratie van 10 tot 20 Koninginnedagconcerten aan BravaNL. NTR T.a.v. Directie en Bestuur Postbus 29000 1202 MA Hilversum Onderwerp Beoordeling nevenactiviteit NTR Geachte Directie en Bestuur, Op 14 maart jl. heeft u ingevolge artikel 2.133 Mediawet uw voornemen

Nadere informatie

Kenmerk: / Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.20, tweede lid, artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.20, tweede lid, artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008 Besluit Kenmerk: 685232/685756 Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.20, tweede lid, artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende

Nadere informatie

2. Bij e-mailbericht van 25 september 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij e-mailbericht van 25 september 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht. Besluit Kenmerk: Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel, met een beperkt bereik en van beperkte duur. Besluit van het Commissariaat voor de Media (hierna:

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 869 Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de informatieverstrekking

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 545 Besluit van 7 december 1999, houdende wijziging van het Mediabesluit (implementatie wijziging richtlijn «Televisie zonder grenzen») Wij Beatrix,

Nadere informatie

Datum 24 september 2010 Betreft Vragen van de leden Van Dam en Peters over het overdag afsluiten van uitzendinggemist.nl

Datum 24 september 2010 Betreft Vragen van de leden Van Dam en Peters over het overdag afsluiten van uitzendinggemist.nl a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

2. Bij e-mailbericht van 24 maart 2015 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij e-mailbericht van 24 maart 2015 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht. Besluit Kenmerk: 644352/648428 Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel, met een beperkt bereik en van beperkte duur. Besluit van het Commissariaat voor de Media

Nadere informatie

No.W06.15.0231/III 's-gravenhage, 21 augustus 2015

No.W06.15.0231/III 's-gravenhage, 21 augustus 2015 ... No.W06.15.0231/III 's-gravenhage, 21 augustus 2015 Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2015, no.2015001243, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 31 066 Belastingdienst Nr. 423 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 24 augustus 2018 De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal

Nadere informatie

Kenmerk: JuZa iw Betreft: reclameboodschappen van Plus supermarkt met als onderwerp de actie van voetbalkaartjes

Kenmerk: JuZa iw Betreft: reclameboodschappen van Plus supermarkt met als onderwerp de actie van voetbalkaartjes Sanctiebeschikking Kenmerk: JuZa-003759-iw Betreft: reclameboodschappen van Plus supermarkt met als onderwerp de actie van voetbalkaartjes Sanctiebeschikking van het Commissariaat voor de Media betreffende

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa ivs Mevr. mr. A.S. Nijhuis (035)

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa ivs Mevr. mr. A.S. Nijhuis (035) AANTEKENEN SBS Broadcasting B.V./ TV 10 B.V. t.a.v. mevrouw S. Hoogenbosch Postbus 18179 1001 ZB AMSTERDAM Datum Onderwerp 23 mei 2007 Programmaquota 2005 beschikking Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Gelet op het bepaalde in de artikelen 2.61, 2.70, 6.13, eerste lid, aanhef en onder c, en het tweede lid, onder a, van de Mediawet 2008,

Gelet op het bepaalde in de artikelen 2.61, 2.70, 6.13, eerste lid, aanhef en onder c, en het tweede lid, onder a, van de Mediawet 2008, Besluit Kenmerk: 23557/2011002840 Betreft: bestuursrechtelijke handhaving Commissariaat voor de Media Gezien het verzoek van 9 september 2010 van de Stichting Stad Schagen Radio, ontvangen op 13 september

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 28 753 Publiek-private samenwerking Nr. 39 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 9 mei 2016 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 768 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 29982/612264/612512 Betreft: beslissing op bezwaar tegen de vaststelling toezichtskosten 2012 van NostalgieNet B.V. Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat),

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 768 Implementatie van richtlijn nr. 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 671582/675206 Betreft: beslissing op bezwaar vaststelling toezichtskosten 2015 Quality RTV B.V. Het Commissariaat voor de Media, gezien zijn besluit van 12 mei 2016, kenmerk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 606 Het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een verzorgingshuis, in de aanspraken op grond van de Algemene

Nadere informatie

2. Bij brief van 20 augustus 2013 heeft Christine le Duc aan het Commissariaat de gevraagde informatie verstrekt.

2. Bij brief van 20 augustus 2013 heeft Christine le Duc aan het Commissariaat de gevraagde informatie verstrekt. Sanctiebeschikking Kenmerk: 617552/618592 Betreft: ongeoorloofde korting bij verkoop boeken Sanctiebeschikking van het Commissariaat voor de Media betreffende overtreding van artikel 6, eerste lid, eerste

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 645130/654703 Betreft: beslissing op bezwaar tegen het besluit van 23 maart 2015 (kenmerk: 644017) waarin de toezichtskosten over 2014 die TiDa B.V. als commerciële media-instelling

Nadere informatie

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november De voorzitter van de commissie, Duisenberg

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november De voorzitter van de commissie, Duisenberg Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2016-2017 34 576 Holland Casino Nr. INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november 2016 De vaste commissie voor Financiën heeft op 3

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 933 Wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/50/EU van het

Nadere informatie

2. Bij bericht van 21 augustus 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij  bericht van 21 augustus 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht. Besluit Kenmerk: Betreft: toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst voor een bijzonder doel, met een beperkt bereik en van beperkte duur. Besluit van het Commissariaat voor de Media inzake het

Nadere informatie