NOS t.a.v. Directie en Bestuur Postbus JT HILVERSUM. Onderwerp Toetsingsbesluit nevenactiviteit NOS. Geachte directie en bestuur,

Transcriptie

1 NOS t.a.v. Directie en Bestuur Postbus JT HILVERSUM Onderwerp Toetsingsbesluit nevenactiviteit NOS Geachte directie en bestuur, Op 12 oktober jl. heeft u ingevolge artikel Mediawet de volgende nevenactiviteiten bij de Raad van Bestuur van de NPO gemeld: Behandeld door Ilona Jägers Mezen Dannawi Het geven van toestemming aan de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) voor het gebruik van NOS beeldfragmenten op het RVD YouTube kanaal. De Raad van Bestuur concentreert zich op toetsing van nevenactiviteiten die vallen onder categorie 5 en 7 van de beleidslijn nevenactiviteiten NPO 2009, die op 9 juni 2009 is vastgesteld en op 15 juni 2009 in werking is getreden (hierna te noemen: de beleidslijn ). Hoewel het onderhavige geval een nevenactiviteit betreft die zou kunnen worden aangemerkt als een activiteit die valt onder categorie 4 in de zin van de beleidslijn, zal de nevenactiviteit worden getoetst aan het gemeenschappelijke belang van de landelijke publieke mediadienst nu de activiteit, gezien de aard en omvang van de terbeschikkingstelling van de fragmenten, verder gaat dan hetgeen is bedoeld in de omschrijving van categorie 4 in de beleidslijn. Deze categorie ziet op het incidenteel verstrekken van losse fragmenten, terwijl de levering van de beeldfragmenten en het beoogde gebruik in het onderhavige geval een structureel en omvangrijk karakter hebben. Op grond van artikel Mediawet is het uitsluitend toegestaan nevenactiviteiten te starten indien de Raad van Bestuur niet binnen twee maanden kenbaar heeft gemaakt dat het verrichten van de desbetreffende activiteit in strijd is met het gemeenschappelijke belang van de landelijke publieke mediadienst. Telefoonnummer Faxnummer ilona.jagers@omroep.nl Adres Nederlandse Publieke Omroep Postbus JJ Hilversum Media Park Sumatralaan 45 T K.v.K. nr De inhoudelijke toetsing in de zin van artikel Mediawet wordt door ons verricht op basis van de beleidslijn.

2 Overeenkomstig de beleidslijn gaat de Raad van Bestuur na of de voorgenomen nevenactiviteit geen nadelige gevolgen heeft voor de uitvoering van de gezamenlijke taakopdracht en derhalve geen strijd oplevert met het gemeenschappelijke belang van de landelijke publieke mediadienst. Hiertoe wordt nagegaan of de voorgenomen nevenactiviteit: 1. zal leiden tot een vereenzelviging van commerciële derden met de landelijke publieke mediadienst, waarbij met name wordt gedacht aan mediabedrijven die zich (gaan) bezighouden met het aanbieden van een aanbodkanaal en/of 2. zal plaatsvinden in een context die schadelijk is voor het imago en/of afbreuk doet aan de basiswaarden van de landelijke publieke mediadienst en/of 3. zal leiden tot verzwakking van de landelijke publieke mediadienst, bijv. door versnippering van aanbod en/of afbreuk aan het onderscheidend vermogen van de publieke mediadienst. 02 Als uitgangspunt hanteert de Raad van Bestuur dat een voorgenomen nevenactiviteit niet strijdig is met het gemeenschappelijk belang van de landelijke publieke mediadienst, tenzij één of meer van de drie bovengenoemde omstandigheden zich voordoen. Mede gelet op deze uitgangspunten is de Raad van Bestuur terughoudend ten aanzien van activiteiten die bestaan uit het leveren van media-aanbod aan commerciële mediabedrijven die dit aanbod toegankelijk zullen maken voor het Nederlandse publiek. Onderhavige nevenactiviteit bestaat uit het leveren van media-aanbod (beeldfragmenten), welk aanbod toegankelijk wordt gemaakt voor het Nederlandse publiek via een kanaal op YouTube. De RVD heeft als overheidsinstelling een bijzondere positie. De RVD kan niet worden aangemerkt als een commercieel mediabedrijf, zodat er door onderhavige nevenactiviteit geen risico bestaat dat er vereenzelviging van de landelijke publieke mediadienst met een commerciële derde zal optreden. Overigens vragen wij ons wel af of YouTube als commercieel mediabedrijf niet kan worden gezien als aanbieder van de voorgenomen mediadienst van de RVD. Het is daarom van belang dat de RVD voorkomt dat YouTube zich als afzender profileert. Mocht deze situatie zich onverhoopt voordoen, dan dient een andere omgeving te worden gezocht voor het kanaal van de RVD, bijv. op een eigen site.

3 Er is sprake van publiek media-aanbod dat via een aanbodkanaal buiten de publieke omroep wordt verspreid. Dit kan leiden tot verzwakking van de landelijke publieke mediadienst, doordat er versnippering van het aanbod optreedt. Als uitgangspunt geldt dat het ongewenst is om via een aanbodkanaal dat niet van de landelijke publieke mediadienst is (een aanzienlijke hoeveelheid) media-aanbod te verspreiden. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen die maken dat er in een specifieke casus geen strijdigheid met het belang van de landelijke publieke mediadienst optreedt. Of dat daadwerkelijk het geval is, moet worden bezien aan de hand van de omstandigheden van het geval. Relevant zijn onder meer de volgende factoren: concurrentie met een aanbodkanaal van de landelijke publieke mediadienst, de aard van het ter beschikking gestelde materiaal, de aard van de samenwerking en de voorwaarden waaronder dit gebeurt, de grondslag van de nevenactiviteit en de vraag of er mogelijk verwarring optreedt bij het publiek. 03 Allereerst wordt overwogen dat de nevenactiviteit thans niet concurreert met een aanbodkanaal van de landelijke publieke mediadienst. De nevenactiviteit ziet op de levering van beeldfragmenten van het Koninklijk Huis die ouder zijn dan een jaar. De NOS blijft zich dan ook onderscheiden op het gebied van actuele verslaggeving. Naast de actuele beelden van het Koninklijk Huis zijn op de webpagina van de NOS ( archiefbeelden en achtergrondinformatie te vinden. Dit is op het YouTube kanaal niet het geval. Bij het YouTube kanaal zal bovendien een permanente link zijn geplaatst naar de Koninklijk Huis-website van de NOS. Dit kan voor de website nieuwe bezoekers genereren. De RVD stelt daarnaast aan de NOS al het beeldmateriaal van de RVD ter beschikking om vrijelijk te gebruiken op de website. Het bereiken van een groter publiek en de mogelijkheid meer beeldmateriaal aan te bieden is in het belang van de gemeenschappelijke landelijke publieke mediadienst. Door het leveren van fragmenten wordt bereikt dat het publiek de NOS-site zal bezoeken om gehele programma s en achtergrondinformatie te bekijken. Dit past in het beleid om via contentsyndicatie het aanbod op de eigen aanbodkanalen te promoten en toegankelijk te maken. Wij geven de NOS dan ook mee bij de RVD te bedingen, dat waar relevant, ook een link wordt aangebracht naar ander media-aanbod van de landelijke publieke mediadienst. In het kader van het bestaande (distributie)beleid vinden wij het wenselijk dat wordt getracht de samenwerking te realiseren met gebruikmaking van de Uitzending Gemistplayer zodat de RVD het materiaal toegankelijk kan maken via deze

4 player,waarbij de content onderdeel blijft uitmaken van de landelijke publieke mediaopdracht. Omdat het slechts gaat om het leveren van beeldfragmenten en niet om volledige programma s, zal er minder snel sprake zijn van afbreuk aan het onderscheidend vermogen. Het betreft bovendien beeldfragmenten over een specifiek afgebakend onderwerp, waarmee de RVD als overheidsinstelling naar buiten treedt en voor het publiek als zodanig herkenbaar is. 04 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er thans geen sprake is van verzwakking van de landelijke publieke mediadienst door uitvoering van deze nevenactiviteit. Dit kan straks anders zijn, wanneer de wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten (Kamerstuk , ) in werking is getreden. Dan zou het eigen kanaal van de RVD op YouTube wel eens als mediadienst van een mediabedrijf kunnen worden aangemerkt dat onder de werking van de Mediawet 2008 valt en daarmee kan concurreren met het media-aanbod van de landelijke publieke mediadienst. Mocht dat inderdaad het geval zijn, dan valt geenszins uit te sluiten dat beoordeling aan de hierboven genoemde drie criteria tot een andere uitkomst leidt. Zolang de beoogde wijziging van de Mediawet 2008 niet van kracht is en de mogelijk genoemde effecten niet aan de orde zijn, wordt de gemelde nevenactiviteit niet in strijd is met het gemeenschappelijk belang van de landelijke publieke mediadienst geacht te zijn. Maar vanwege deze mogelijke op termijn aandienende gewijzigde omstandigheid kan de duur van dit oordeel niet verder reiken dan tot het moment dat genoemd wetsvoorstel in werking is getreden. Vanaf dat moment moet de nevenactiviteit beëindigd worden of dient een nieuwe melding te worden gedaan indien de NOS ook dan de activiteit zou willen vervolgen, opdat op basis van de mogelijk dan gewijzigde omstandigheden beoordeling aan de hand van de dan geldende beleidslijn opnieuw kan plaatsvinden. Besluit Na beoordeling van de melding aan de voorwaarden van de beleidslijn nevenactiviteiten NPO 2009, is de Raad van Bestuur tot de slotsom gekomen dat de voorgenomen activiteit op basis van de bijzondere omstandigheden van het geval niet in strijd is met het gemeenschappelijke belang van de landelijke publieke mediadienst, zoals bedoeld in artikel Mediawet. Wij

5 verzoeken de NOS met de RVD in gesprek te blijven om deze samenwerking vorm te geven met gebruikmaking van de Uitzending Gemist-player, zodra dit technisch mogelijk is. Voorts vragen wij de NOS de bovenstaande overwegingen uiterlijk bij de geplande evaluatie in te brengen en de Raad van Bestuur over de uitkomsten van deze evaluatie te informeren. Dit oordeel is in tijd beperkt, namelijk tot het moment dat genoemd wetsvoorstel ter wijziging van de Mediawet 2008 in werking is getreden. Inwerkingtreding van dat wetsvoorstel kan immers leiden tot gewijzigde omstandigheden indien mocht blijken dat de RVD valt aan te merken als een mediabedrijf dat onder de werking van deze wet kan vallen. Vanaf dat moment moet de nevenactiviteit beëindigd worden of dient een nieuwe melding te worden gedaan indien de NOS ook dan de activiteit zou willen vervolgen. 05 Dit oordeel is gebaseerd op de beschikbare informatie en geldt voor de duur ervan onder voorbehoud van gelijkblijvende omstandigheden. Indien u zich niet met dit besluit kunt verenigen, kunt u daartegen binnen zes weken na verzending een bezwaarschrift, als bedoeld in artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht, indienen bij de Raad van Bestuur. Dit besluit laat onverlet de ex ante toetsing door het Commissariaat voor de Media krachtens artikel Mediawet. Een afschrift van dit besluit is doorgestuurd naar het Commissariaat voor de Media. De Raad van Bestuur houdt op de website een openbaar register Nevenactiviteiten bij waarin dit toetsingsbesluit zal worden opgenomen. Met vriendelijke groet, Drs. H.N. Hagoort voorzitter

6 06