Beslissing op bezwaar

Transcriptie

1 Beslissing op bezwaar Kenmerk: / Betreft: beslissing op bezwaar vaststelling toezichtskosten 2015 Quality RTV B.V. Het Commissariaat voor de Media, gezien zijn besluit van 12 mei 2016, kenmerk , waarbij het Commissariaat voor de Media de toezichtskosten voor het jaar 2015, die Quality RTV als commerciële mediainstelling is verschuldigd voor de programmakanalen Radio Paradijs, Radio 1224AM, Radio 1332AM en Radio Nostalgie192, heeft vastgesteld op 1.025,15, gezien het daartegen bij fax van 23 juni 2016 ingediende bezwaarschrift, gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.30 van de Mediawet 2008, artikel 17 van de Mediaregeling en artikel 2 van de bijlage behorende bij artikel 17 van de Mediaregeling 2008, overweegt als volgt: A. Verloop van de procedure 1. Bij besluit van 12 mei 2016, kenmerk , heeft het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) het bedrag, dat door Quality RTV B.V. (hierna: bezwaarde) als commerciële media-instelling op grond van artikel 3.30, eerste lid, van de Mediawet 2008 is verschuldigd ter vergoeding van de kosten die verbonden zijn aan het toezicht voor het jaar 2015 voor de programmakanalen Radio Paradijs, Radio 1224AM, Radio 1332AM en Radio Nostalgie192, vastgesteld op 1.025, Bij fax ontvangen van 23 juni 2016, heeft bezwaarde bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 mei 2016 (hierna ook: het bestreden besluit). 3. Op 16 augustus 2016 heeft het Commissariaat bezwaarde gehoord. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage bij dit besluit op bezwaar gevoegd. 1 Zoals deze is gewijzigd bij Regeling van de Staatssecretaris van 17 december 2012, nr. MLB/

2 Opbouw beslissing op bezwaar 4. Deze beslissing op bezwaar heeft de volgende opbouw. Hierboven is al ingegaan op het verloop van de procedure (A). Hieronder wordt eerst verwezen naar het juridisch kader (B) en ingegaan op de ontvankelijkheid van het bezwaar (C). Vervolgens worden het bezwaar van bezwaarde (D), de overwegingen van het Commissariaat (E), zijn conclusie (F) weergegeven en wordt ingegaan op de openbaarmaking van de beslissing op bezwaar (G). Ten slotte volgt de beslissing op bezwaar (H). B. Juridisch kader 5. Voor een overzicht van de relevante wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage. C. Ontvankelijkheid 6. Het bezwaarschrift van 23 juni 2016 is tijdig ingediend en voldoet aan de overige eisen die de Awb hieraan stelt. Het bezwaarschrift is daarom ontvankelijk. Nu het bezwaarschrift ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaats. D. Bezwaren Quality RTV B.V. Interpretatie Mediaregeling Bezwaarde voert in haar bezwaarschrift aan dat de Mediaregeling 2008 geen ruimte biedt voor het in rekening brengen van kosten, indien een media-instelling niet heeft uitgezonden ondanks daartoe verkregen toestemming. Volgens bezwaarde interpreteert het Commissariaat de Mediaregeling 2008 in zoverre onjuist. 8. Voor zover het Commissariaat van oordeel is dat de Mediaregeling 2008 deze ruimte wel biedt, voert bezwaarde voorts aan dat de verhoging van het minimumtarief voor het jaar 2015, zoals deze thans is terug te vinden in artikel 2 van de bijlage behorende bij artikel 17 van de Mediaregeling 2008, disproportioneel is. Voorts is deze verhoging van het minimumtarief voor een commerciële radio-omroep volgens bezwaarde in strijd met hetgeen daarover in de toelichting op de Mediaregeling 2008 is opgemerkt. Ook zijn de kosten voor radio in vergelijking met die voor televisie te hoog en wordt geen rekening gehouden met de verschillen in omzet tussen grote en kleine partijen. Verder voert bezwaarde aan dat belanghebbenden zoals bezwaarde ten onrechte niet zijn geconsulteerd bij de totstandkoming van de Mediaregeling Volgens bezwaarde is de Mediaregeling daarom onverbindend en had het Commissariaat deze buiten toepassing moeten laten. 2

3 9. Tot slot voert bezwaarde aan dat de volgorde van vergunningaanvragen bij het Commissariaat en het Agentschap Telecom (hierna: AT) ertoe leidt dat hij ten onrechte toezichtskosten bij het Commissariaat verschuldigd is. Bezwaarde merkt op dat voordat hij een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte bij AT kan aanvragen, hij eerst over een toestemming van het Commissariaat dient te beschikken. Het kan dan voorkomen dat bezwaarde geen vergunning verkrijgt van AT en dan voor niets kosten heeft gemaakt voor de toestemming van het Commissariaat. E. Overwegingen 10. Het Commissariaat merkt op dat bezwaarde op 16 april 2014 bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van de toezichtskosten door het Commissariaat die betrekking hadden op het jaar Het Commissariaat heeft op eerdergenoemd bezwaar besloten bij beslissing van 29 juli (hierna: beslissing op bezwaar 2014). 11. Het Commissariaat stelt vast dat de bezwaargronden zoals hiervoor weergegeven onder 6, 7 en 8 inhoudelijk (nagenoeg) identiek zijn aan de bezwaargronden die bezwaarde ten grondslag heeft gelegd aan zijn bezwaar tegen de vaststelling van de toezichtskosten voor Op de hoorzitting heeft bezwaarde dit bevestigd en aangegeven dat de kern van zijn bezwaar (opnieuw) is dat hij de toezichtskosten (voor 2015) in het algemeen disproportioneel hoog c.q. disproportioneel verhoogd vindt. 12. Het Commissariaat constateert dat bezwaarde in zijn bezwaar tegen de vaststelling van de toezichtskosten voor 2015 geen nieuwe feiten heeft gesteld ten opzichte van zijn bezwaar tegen de vaststelling van de toezichtskosten voor Onderstaande overwegingen van het Commissariaat zijn om die reden (nagenoeg) gelijkluidend aan de beslissing op bezwaar Interpretatie Mediaregeling Uit artikel 3.30 eerste lid, van de Mediawet 2008 volgt dat commerciële media-instellingen toezichtskosten voor elke verkregen toestemming zijn verschuldigd. De hoogte van het verschuldigde bedrag per toestemming wordt door het Commissariaat vastgesteld aan de hand van de bijlage bij artikel 17 van de Mediaregeling Uit artikel 2 van die bijlage volgt dat een commerciële media-instelling per toestemming voor het verzorgen van een radio-omroepdienst jaarlijks aan het Commissariaat een bijdrage van 200,00 in de toezichtskosten is verschuldigd, indien het aantal huishoudens dat een radioomroepdienst technisch kan ontvangen minder dan bedraagt en indien de gemiddelde duur van het verzorgde programma-aanbod per dag in het desbetreffende kalenderjaar minder dan 12 uur bedraagt. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor 2015 zijn de toezichtskosten inclusief de indexatie bepaald op 205,03. 2 Kenmerk: / Dit beslissing is terug te vinden op de website van het Commissariaat. 3

4 14. Als een commerciële media-instelling niet heeft uitgezonden betekent dit niet dat de betrokken media-instelling op grond van de (bijlage bij artikel 17 van de) Mediaregeling 2008 geen toezichtskosten is verschuldigd. Daarnaast ligt het al dan niet niet gebruiken van toestemming in de risicosfeer van de toestemminghouder, niet in die van het Commissariaat. 15. Bezwaarde heeft voorts betoogd dat in het geval een media-instelling niet heeft uitgezonden geen specifieke toezichtsactiviteiten worden verricht. Wat daar ook van zij, de minister gaat in de Mediaregeling 2008, zoals deze is gewijzigd bij de Wijzigingsregeling, bij de vaststelling van de hoogte van de toezichtskosten niet uit van het daadwerkelijke toezicht dat het Commissariaat op een specifiek programmakanaal heeft uitgeoefend, maar van het toezicht dat het Commissariaat uitoefent op alle media-instellingen die in Nederland actief zijn. 16. Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het Commissariaat de Mediaregeling 2008 onjuist interpreteert, voor zover het gaat om verschuldigdheid van toezichtskosten voor een media-instelling die niet heeft uitgezonden. Verbindendheid Mediaregeling Het Commissariaat kan beslissen aan een algemeen verbindend voorschrift, zoals de Mediaregeling 2008, geen toepassing te geven, indien deze in strijd moet worden geacht met hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen. Het Commissariaat past terughoudendheid bij de beslissing geen toepassing te geven aan een algemeen verbindend voorschrift. Algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld door de wetgever (in dit geval: de minister als lagere regelgever, ter uitvoering van een bevoegdheid die hem is verleend bij een wet in formele zin). Het is bij uitstek de taak van de wetgever, of, zoals in dit geval, de minister, om alle in geding zijnde argumenten en belangen tegen elkaar af te wegen. Er is derhalve geen plaats voor een eigen volle toets van de Mediaregeling 2008 door het Commissariaat. 18. De in de Mediaregeling 2008 opgenomen bedragen die verschuldigd zijn voor de kosten verbonden aan toezicht, zijn naar hun aard forfaitaire bedragen. De regelgever heeft een grote mate van vrijheid bij het vaststellen van de verdeelsleutel voor de kosten van toezicht, waarbij hij op grond van artikel 3.30 van de Mediawet 2008 onderscheid kan maken tussen omroepdiensten en mediadiensten op aanvraag, radio-omroep en televisieomroep en rekening kan houden met de gemiddelde duur van de uitzendingen en met het aantal huishoudens in Nederland dat het programma-aanbod kan ontvangen. Met deze aspecten heeft de minister in de artikelen 1 en 2 van de bijlage bij de Mediaregeling 2008 rekening gehouden. 19. In de Mediaregeling 2008 heeft de minister onder meer het minimumtarief verhoogd voor commerciële media-instellingen, voor zover het gaat om het verzorgen van commerciële radio-omroep. Het Commissariaat acht die keuze niet klaarblijkelijk onredelijk. Weliswaar is de vastgestelde verhoging van het minimumtarief van 113,00 naar 200,00 groter dan de verhoging van de andere tarieven, maar dat maakt die verhoging van het minimumtarief op zichzelf nog niet disproportioneel of onredelijk. Ook het feit dat de minister net als in de oude regeling de bedragen voor radio-omroepdiensten heeft vastgesteld op 50 procent van de bedragen voor televisieomroepdiensten acht het Commissariaat niet onredelijk. 4

5 20. Anders dan bezwaarde betoogt is de verhoging van het minimumtarief ook niet in strijd met de toelichting op de Mediaregeling Ten aanzien van de tarieven voor commerciële media-instellingen is op pagina 4 van de toelichting opgemerkt dat de bijdragen die commerciële media-instellingen verschuldigd zijn voor toezichtskosten het afgelopen decennium nooit zijn geïndexeerd. Er is daarom volgens de toelichting reden om bij het vaststellen van de bedragen rekening te houden met indexering over de afgelopen jaren. Daarbij is er wel voor gezorgd dat dit niet leidt tot onevenredige verhoging, aldus de toelichting. Om die reden is rekening gehouden met een maximale indexering van 16,6 procent cumulatief over de afgelopen negen jaar. Daarbij zijn volgens de toelichting de indexeringspercentages gehanteerd zoals deze de afgelopen negen jaar op de mediabegroting zijn toegepast. In de regeling is opgenomen dat de bedragen voortaan jaarlijks worden geïndexeerd met de consumentenprijsindex. 21. De voorgaande overwegingen hebben echter geen betrekking op de door de minister vastgestelde verhoging van het laagste minimumtarief. Dat blijkt uit het feit dat in de toelichting expliciet wordt gesproken over de verhoging van het minimumtarief. Volgens de toelichting zal bij omroepdiensten met een laag technisch bereik (< huishoudens) in enkele gevallen sprake zijn van hogere bijdragen als gevolg van de ophoging van het minimum tarief van 113 euro nu naar 200 euro of 400 euro straks. 22. Gelet op het voorgaande bestaat er geen reden voor het Commissariaat om geen toepassing te geven aan de Mediaregeling Gelet hierop is het Commissariaat van oordeel dat de Mediaregeling 2008 in zoverre verbindend moet worden geacht. Dat bezwaarde niet is geconsulteerd door de minister bij vaststelling van de Mediaregeling 2008 maakt evenmin dat deze onverbindend moet worden geacht en daarom buiten toepassing moet worden gelaten. 23. Het Commissariaat acht de bezwaren zoals beschreven onder 6 en 7 van het onderhavige besluit dan ook ongegrond. De volgorde van vergunningaanvragen 24. Het enige (wezenlijk) nieuwe argument - ten opzichte van hetgeen bezwaarde reeds tegen de vaststelling van de toezichtskosten van 2013 had aangevoerd - ziet op het feit dat alvorens een commerciële media-instelling een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte bij AT kan aanvragen, deze eerst over een toestemming van het Commissariaat voor het verzorgen van een commerciële omroepdienst dient te beschikken (zie artikel 3.1 Mediawet 2008). Het kan dan voorkomen dat bezwaarde geen vergunning verkrijgt van AT en dan voor niets kosten heeft gemaakt voor de toestemming van het Commissariaat. 25. Deze bezwaargrond heeft bezwaarde eerst op de hoorzitting naar voren heeft gebracht en is niet nader onderbouwd, zodat het Commissariaat niet duidelijk is of bezwaarde hier een algemene stelling poneert dan wel stelt dat hij door de volgorde van vergunningaanvragen concreet is benadeeld. 5

6 26. Wat hier ook van moge zijn, het Commissariaat is van oordeel dat het feit dat een ander bestuursorgaan (in dit geval AT) bepaalde eisen stelt aan de verlening van een vergunning, niet kan meebrengen dat bezwaarde geen toezichtskosten aan het Commissariaat is verschuldigd. Het feit dat bezwaarde aan het Commissariaat toezichtskosten verschuldigd is, is uitsluitend en alleen gebaseerd op de Mediaregeling 2008, waaraan het Commissariaat uitvoering dient te geven. 27. Het Commissariaat acht dit bezwaar dan ook ongegrond..f. Conclusie 28. Op grond van bovenstaande overwegingen en na afweging van alle betrokken belangen verklaart het Commissariaat de bezwaren van bezwaarde, gericht tegen het bestreden besluit, ongegrond. G. Openbaarmaking 29. Het Commissariaat zal de volledige tekst van het besluit, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar maken door publicatie op zijn website. De publicatie vindt plaats veertien dagen nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. 3 Het Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. H. Besluit Het Commissariaat: I. besluit het bezwaarschrift van Quality RTV B.V. tegen het bestreden besluit ongegrond te verklaren; II. handhaaft het bestreden besluit waarbij het bedrag aan toezichtskosten dat Quality RTV B.V. als commerciële media-instelling voor het jaar 2015 is verschuldigd, is vastgesteld op 1.025,15, met dien verstande dat de motivering op bovenstaande wijze wordt aangevuld; 3 dat wil zeggen door toezending aan de belanghebbende. 6

7 III. maakt de volledige tekst van dit besluit, veertien dagen na de voorgeschreven bekendmaking daarvan, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar door publicatie op zijn website. Hilversum, 27 september 2016 COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA, prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning voorzitter drs. Eric Eljon commissaris Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. Als de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland. Bijlagen: 1. Juridisch kader 2. Verslag hoorzitting 7

8 Bijlage 1: Juridisch kader Artikel 3.1. van de Mediawet 2008: 1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet is het verzorgen van een commerciële omroepdienst alleen toegestaan met toestemming van het Commissariaat. 2. Als een commerciële media-instelling meerdere programmakanalen verzorgt, is voor ieder programmakanaal afzonderlijk toestemming nodig. 3. Als een commerciële media-instelling het door een derde aangeleverde programma-aanbod van een programmakanaal wijzigt, heeft die commerciële media-instelling voor het gewijzigde programmakanaal toestemming nodig. 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop aanvragen voor een toestemming worden ingediend. Artikel 3.30 van de Mediawet 2008: 1. Een commerciële media-instelling is aan het Commissariaat jaarlijks kosten verbonden aan het toezicht verschuldigd voor elke verkregen toestemming en voor elke van haar mediadiensten op aanvraag. 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de vaststelling van de toezichtskosten, bedoeld in het eerste lid, waarbij: a. onderscheid kan worden gemaakt tussen omroepdiensten en mediadiensten op aanvraag; b. onderscheid kan worden gemaakt tussen toestemmingen voor radio-omroep en voor televisieomroep; en c. rekening kan worden gehouden met de gemiddelde duur van de uitzendingen en met het aantal huishoudens in Nederland, dat het programma-aanbod kan ontvangen. 3. Het Commissariaat kan de verschuldigde toezichtskosten invorderen bij dwangbevel. Artikel 17 van de Mediaregeling 2008: Een commerciële media-instelling is voor elke verkregen toestemming, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de wet, en voor elke van haar mediadiensten op aanvraag, bedoeld in artikel 3.29a van de wet, jaarlijks aan het Commissariaat toezichtskosten verschuldigd berekend volgens de bij deze regeling gevoegde bijlage

9 Bijlage behorende bij artikel 17 bijdrage toezichtskosten commerciële mediadiensten Artikel 8 De in deze bijlage genoemde bedragen worden jaarlijks bijgesteld met de door het Centraal Planbureau voor het desbetreffende jaar geraamde consumentenprijsindex. Artikel 8 Wet openbaarheid van bestuur 1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, verschaft uit eigen beweging informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, zodra dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering. 2. ( ). Artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur 1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: ( ) c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld; ( ) 2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: ( ) d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen; e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; 1. ( ) 2. g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de Aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden. 3. ( ) - 9 -