Multidimensionele prestatiekarakteristieken bij mannelijke jeugdhandballers: een longitudinale studie
|
|
- Guus Smits
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar Multidimensionele prestatiekarakteristieken bij mannelijke jeugdhandballers: een longitudinale studie Scriptie voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen Door: Pieterjan SCHALENBOURG Geert LAMBRECHTS Promotor: Prof. Dr. R. Philippaerts Begeleider: Lic. S. Matthys Gent 2010
2
3 FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar Multidimensionele prestatiekarakteristieken bij mannelijke jeugdhandballers: een longitudinale studie Scriptie voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen Door: Pieterjan SCHALENBOURG Geert LAMBRECHTS Promotor: Prof. Dr. R. Philippaerts Begeleider: Lic. S. Matthys Gent 2010
4 Het hierna volgend werkstuk mag in het kader van wetenschappelijk onderzoek geraadpleegd worden na goedkeuring door de promotor.
5 VOORWOORD VOORWOORD Met de eindstreep van onze schoolcarrière in zicht, hebben we, zoals vele van onze medestudenten, ons nog een laatste maal verdiept in een onderwerp dat ons niet onberoerd laat. Talentidentificatie is, naar onze mening, de sleutel naar de toekomst voor enerzijds een verbeterde jeugdbegeleiding binnen België en anderzijds een hoger aanzien binnen de topsport op Europees, dan wel op wereldniveau. Daarom hopen wij met deze scriptie, de spreekwoordelijke kriek, welke Tom Boonen ook al prefereerde boven de doordeweekse kers, op de taart te kunnen zetten en zo onze bijdrage te leveren aan dit wetenschapsdomein. Allereerst zouden we ons dankwoord willen richten tot onze begeleider Lic. Stijn Matthys. Hij heeft ons op een fantastische manier gegidst doorheen de afgelopen intensieve maanden en bleek een grote hulp op alle vlak. Daarnaast willen we ook Prof. Dr. Philippaerts bedanken voor zijn uiteenzetting en kritische kijk op onze masterproef. Ook de personen, die zich de voorbije jaren reeds verdiepten in het Ghent Youth Handball Project, willen we graag danken voor hun toewijding. Hierdoor konden we over een mooie hoeveelheid gegevens beschikken. Voorts zouden we Istvan Blanckaert ook in ons dankwoord willen vermelden, daar hij ons meermaals kon verrassen met nuttige hints betreffende onze scriptie. Tot slot mogen we ook beiden onze ouders niet vergeten, die deze scriptie met volle overgave nagelezen hebben. De scriptie vangt aan met een literatuurstudie, waarna de resultaten weergegeven worden. Beide onderdelen worden finaal verweven in de discussie. Het geheel zou U een overzicht moeten kunnen verschaffen over de bestaande talentidentificatiemodellen en de specifieke toepassing hiervan binnen het handbal.
6 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE Voorwoord Inhoudsopgave Samenvatting 1. Literatuurstudie...pag Inleiding... pag Talent... pag Definities... pag Talentidentificatie... pag Maturiteit... pag Definities... pag Meten van maturiteit... pag Modellen van talentidentificatie... pag Unidimensionele versus multidimensionele modellen... pag Problematiek omtrent identificatiemodellen... pag Talentidentificatie binnen de handbalsport... pag Antropometrische factoren... pag Fysiologische factoren... pag Psychologische en sociologische factoren... pag Longitudinaal aspect... pag Besluit... pag Onderzoeksvragen... pag Methode... pag Testpersonen... pag Testbeschrijving... pag Antropometrische parameters... pag Fysieke prestatieparameters... pag Lenigheid... pag Uithouding... pag Kracht... pag Snelheid en behendigheid... pag. 28
7 2.3. Verloop... pag Statistische verwerking... pag Resultaten... pag Antropometrische parameters... pag Fysieke prestatieparameters... pag Lenigheid... pag Uithouding... pag Kracht... pag Snelheid en behendigheid... pag Discriminantanalyse... pag Discussie... pag Antropometrische parameters... pag Fysieke prestatieparameters... pag Conclusie... pag Bibliografie... pag. 62 Bijlagen INHOUDSOPGAVE
8 SAMENVATTING SAMENVATTING Deze scriptie kadert binnen het Ghent Youth Handball Project en omvat een longitudinale studie. De data van spelers die drie jaar op rij deelnamen (n=128), werden gehanteerd voor een longitudinale analyse. Er werd een onderscheid gemaakt tussen elite- (n=26) en niet-elitespelers (n=102), waardoor men de antropometrische, alsook de fysieke parameters (lenigheid, uithouding, kracht, snelheid en behendigheid) kon vergelijken tussen deze niveaus. Tevens werd er gekeken of er significante verschillen inzake tijd konden worden waargenomen. De gegevens werden verwerkt aan de hand van Repeated Measures, waar men telkens de invloed van DPHV (distance to peak height velocity) naging. Het hoofdeffect niveau, gaat het verschil na tussen elite en niet-elite. Bij zowel antropometrie als bij lenigheid kan men geen significant verschil bemerken. Wanneer de parameters van kracht bekeken worden, vindt men enkel bij de spelers van een significant verschil. Elite zal beters scoren dan niet-elite op de CMJ met armzwaai, CMJ zonder armzwaai en de vijf meervoudige sprongen. Een mogelijke verklaring zou enerzijds het ouder worden en anderzijds een gewijzigde lichaamssamenstelling, door specifieker of meer te gaan trainen op kracht, kunnen zijn. De veronderstelling dat kracht op latere leeftijd een belangrijke rol gaat spelen wordt bij deze bevestigd. Elite- en niet-elite spelers gaan ook significante verschillen vertonen op de testen die behendigheid en snelheid representeren. Een invloed van covariaat DPHV werd gevonden voor antropometrie bij lichaamsvetpercentage voor beide groepen, alsook voor handspan voor de testgroep geboren in Verder bleek deze covariaat ook een significante uitwerking te hebben op de handknijpkracht en de vijf meervoudige sprongen (zowel als 94-95). Bij snelheid en behendigheid bleek deze slechts op jongere leeftijd ( 94-95) een significante invloed te hebben, behalve voor de shuttle run, cross hopping en de slalom dribbeltest. Bij de oudere groep ( 92-93) zag men enkel nog een significant effect bij de 20 en 30 meter sprint. Verschillende behendigheidstesten (slalom dribbeltest en driehoeksschuiftest) kwamen als voornaamste discriminerende factor naar voren op jongere leeftijd. Op oudere leeftijd werd hier het krachtaspect (vijf meervoudige sprongen) aan toegevoegd. Tevens werd een cross-sectionele analyse uitgevoerd. Deze bleek nuttig vanwege het grote aantal resultaten (n=1097), verzameld gedurende de drie jaar. Deze analyses werden dan ook gebruikt om de longitudinaal bekomen bevindingen te helpen interpreteren.
9 LITERATUURSTUDIE 1. LITERATUURSTUDIE 1.1. Inleiding Het beoefenen van balsporten is reeds een eeuwenoude sportactiviteit. Zo werden tekeningen met duidelijke verwijzingen naar een balspel gevonden in de graven van Sakkâra, een Egyptische nederzetting in de omgeving van het oude Memphis. De oorsprong van handbal ligt volgens vele historici echter in de oude Griekse en Romeinse beschaving. Homerus maakte in zijn Odyssee nota van het uraniaspel, waarbij een kleine bal zo hoog en soepel mogelijk diende geworpen te worden en vervolgens door de partners werd opgevangen. Het bekendste Romeinse equivalent is het harpaston, dat zowel trappen als werpen toestond (Marczinka, 1993). De echte oorsprong van handbal vond plaats in Denemarken omstreeks De toenmalige sportleraar Holger Nielsen reorganiseerde en reglementeerde de uit de hand gelopen variant op het eeuwenoude voetbalspel, dat wegens omstandigheden niet langer gespeeld mocht worden in zijn oorspronkelijke context. Zo kreeg het Haanbold zijn specifieke vorm en regels. In Duitsland onderging handbal een verdere evolutie, waarbij het grootveldhandbal, ook wel 11-handbal genaamd, ontstond. Door de opvoedkundige waarden werd het spel na WO I een verplicht leervak op de academie voor lichamelijke opvoeding van Berlijn. Ondertussen kreeg deze sport in Zweden zijn eigenlijke vorm doordat het toenmalige handbal, omwille van klimatologische omstandigheden, omgevormd werd tot het zaalhandbal zoals we dat de dag van vandaag kennen. Vele landen zouden Zweden volgen, wat leidde tot de populariteit die handbal de dag van vandaag mag genieten (Marczinka, 1993). In 1972 werd handbal opgenomen in de lijst van Olympische disciplines (Ziv & Lidor, 2009). De Internationale Handbal Federatie (IHF) definieert handbal als een gezwind spel, waarbij twee teams van telkens zeven spelers passen, gooien, vangen of dribbelen met een kleine bal, gebruik makend van de handen en waarmee het scoren van een doelpunt beoogd wordt. De in 1946 opgerichte IHF telt vandaag maar liefst 166 aangesloten federaties verspreid over 183 landen. Dit zou naar schatting goed zijn voor zo n 19 miljoen spelers wereldwijd verspreid over clubs. Hoewel België in 1946 deel uitmaakte van de 12 stichters van de IHF, kwam het handbal hier slechts langzaam van de grond. In 1958 werd de eerste Nationale Competitie georganiseerd. In 1977 echter werd de Belgische Handbal Bond in twee federaties gesplitst: de Vlaamse Handbal Vereniging (VHV) en de Ligue Francophone Handball (LFH). Na deze splitsing kende het handbal vooral in Vlaanderen een grote opmars en lag het overwicht in competitie bij de Vlaamse 1
10 LITERATUURSTUDIE ploegen (Multael, 2007). In 2008 waren in Vlaanderen jeugdspelers (-18 jaar) actief, waarvan jongens en meisjes. De leeftijdscategorie miniemen (13-14 jaar) herbergt het grootste aantal jeugdspelers. Tijdens het seizoen waren 177 jeugdploegen actief. Dit is het grootste aantal in de laatste 10 jaar. De onderverdeling van de jeugdploegen over de verschillende provincies wordt weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 1. Provinciale verdeling jeugdploegen seizoen (VHV, Jeugdsportfonds, ) Provincies Aantal jeugdploegen Limburg 67 Antwerpen (m.i.v. Vlaams-Brabant) 44 Oost-Vlaanderen 40 West-Vlaanderen 27 Bovenstaande resultaten werden bekomen op basis van de gegevens van de Vlaamse Handbal Vereniging en haar afgelopen jeugdsportprojecten (Jeugdsportfonds, ). In vergelijking met vele andere landen toont het Belgisch handbal een aanzienlijke achterstand op zowel Europees- als wereldvlak. Dit wordt bevestigd aan de hand van de wereldranking, vrijgegeven door de IHF. België bekleedt daar een gedeelde voorlaatste plaats. Tevens kon de Belgische handbalploeg geen selectie afdwingen voor de Olympische Spelen in Peking Dit toont aan dat er nood is aan een verbeterde jeugdopleiding, waar talent eenvoudig en efficiënt geïdentificeerd en begeleid kan worden, om zo het algemeen niveau van het Belgisch handbal op te trekken en om een rol van betekenis te kunnen spelen op Europees- en wereldvlak. 2
11 LITERATUURSTUDIE 1.2. Talent Definities Het begrip talent werd reeds beschreven in zeer uiteenlopende definities. Howe et al. (1998) keken naar talent als een veelzijdige karakteristiek. Ze benadrukten het enerzijds genetisch overgedragen en anderzijds aangeboren aspect van deze eigenschap. Ericsson et al. (1993) stelden op hun beurt, dat hoge prestaties niet zozeer voortvloeien uit talent zoals hierboven beschouwd, dan wel uit de vele uren training, ongeacht de genetische aanleg of natuurlijke mogelijkheden van de persoon in kwestie. Expertise binnen een welbepaald domein volgt volgens hen na minimum 10 jaar intensieve training. Deze twee visies worden ook wel nature versus nurture genoemd. Van Rossum & Gagné (2005) benaderden talent dan weer als een multidimensioneel kenmerk, waarbij ondermeer aanleg, kans, omgevingsfactoren, intrapersoonlijke kenmerken en het ontwikkelingsproces een invloed uitoefenen op elkaar. De complexe combinatie van deze factoren vindt zijn uitwerking op het ontwikkelingsproces dat centraal staat in het vergaren van talent. Vaeyens et al. (2008) bestempelden talent, aan de hand van het multidimensioneel model van van Rossum & Gagné (2005), als het meester maken van superieure competenties die systematisch ontwikkeld werden om zo deel uit te maken van de 10% beste spelers onder leeftijdsgenoten. Williams & Franks (1998) omschreven talent als een vaardigheid waarbij de norm, binnen een welbepaald afgebakend domein, overschreden wordt. Deze dient het volledige ontwikkelingsproces nog niet geheel doorlopen te hebben. Een gecompliceerde wisselwerking van allerhande componenten, alsook genetische aanleg, liggen aan de wieg van deze gave. Deze verschillende visies op talent tonen de ingewikkelde materie waarop menig onderzoeker stuitte. De vele invalshoeken zijn echter noodzakelijk om tot één sluitend geheel te komen wat betreft definiëring. Van daaruit kan men dieper ingaan op talentidentificatie Talentidentificatie! Talentidentificatie werd zeer actueel nadat het arrest Bosman in 1995 uitgesproken werd naar aanleiding van een juridische oorlog binnen het voetbal (Williams & Reilly, 2000). Hierdoor kunnen professionele spelers, van wie het contract ten einde loopt, van club wisselen zonder dat het voormalige bestuur hier verzet tegen kan aantekenen. Zodoende werd het voor clubs alsmaar belangrijker om het komen en gaan van talentvolle spelers aan banden te leggen en ervoor te zorgen 3
12 LITERATUURSTUDIE dat de meest getalenteerde spelers verbonden bleven met de club, zodat het prestatieniveau niet continu aangetast werd. In functie hiervan ontwikkelden Williams & Franks (1998) een talentidentificatiemodel waarin ze het onderscheid maken tussen respectievelijk vier stadia bij het identificatie- en ontwikkelingsproces (figuur 1), namelijk: detectie, identificatie, ontwikkeling en selectie. Figuur 1. De 4 (respectievelijk 5) stadia bij talentidentificatie en ontwikkeling (Williams & Franks, 1998; Vaeyens et al., 2008) Later voegden Vaeyens en collega s (2008) hier een vijfde component aan toe, zijnde bevestiging, welke verwijst naar het nagaan of een atleet zijn opgelegde functie al dan niet succesvol kan invullen. Williams & Reilly (2000) bespraken de componenten individueel. Detectie verwijst naar het ontdekken van potentiële spelers die alsnog niet betrokken zijn bij het spelgebeuren, maar die wel over de nodige capaciteiten beschikken om uit te blinken in een welbepaalde sport. Het herkennen van spelers die reeds vertrouwd zijn met het spelconcept, maar schijnbaar op een hoger niveau zouden kunnen spelen, wordt geformuleerd als identificatie. Dit gebeurt zowel op basis van verschillende prestatiegerichte testen, die op variërende tijdstippen afgenomen worden, als door het nagaan van fysieke, fysiologische, psychologische en sociologische parameters, alsook van technische mogelijkheden. Deze kunnen op hun beurt individueel, zij het niet in combinatie gemeten worden (Règnier et al., 1993). De ontwikkelingsfase speelt zich af binnen de doelgroep die reeds voorzien is van een passende leeromgeving, waarbij de focus gelegd wordt op het doen erkennen van het talent waarover een speler bezit. Durand-Bush & Salmela (in press) beschreven hoe vele onderzoekers suggereerden dat er een verschuiving plaatsvond van het talentdetectie- en identificatiegebied naar het begeleidings- 4
13 LITERATUURSTUDIE en ontwikkelingsgebied. Met selectie impliceert men het linken van een speler zijn capaciteiten aan een plaats of functie binnen een zeer specifieke context (Borms, 1996). Bij het doorlopen van al deze stappen is het belangrijk dat men zich gaat baseren op goed onderbouwde modellen en zich niet blind staart op de maturiteitsstatus van jonge handballers Maturiteit Definities Gedurende de puberteit kan het voorkomen dat er een groot verschil in chronologische en biologische leeftijd plaatsvindt. Daar men tot op de dag van vandaag de competitie alsook de trainingen indeelt op basis van de chronologische leeftijd van de spelers (Mirwald et al., 2001), zou hier rekening mee gehouden moeten worden. Zo onderzochten Georgopoulos et al. (2004) de maturiteitsstatus van 262 gymnasten tussen 13 en 23 jaar oud. Er werd bevonden dat de gymnastpopulatie een significante vertraging in maturiteit vertoonde in vergelijking met een steekproef van leeftijdsgenoten, erop wijzend dat een uitgestelde lichaamsontplooiing voordelig is binnen de artistieke gymnastiek. Ook in handbal kan maturiteit een rol spelen. Mohamed et al. (2009) bemerkten dat, wanneer men elitejeugdhandbalspelers gaat vergelijken met clubspelers, de elitespelers zich onderscheiden op haast al de vaardigheidstesten, behalve de evenwichtstest, snelheid van de bovenste ledematen, lenigheid en functionele kracht. Ze brachten chronologische leeftijd en maturiteit in als covariaten, maar bemerkten geen significante effecten op alle afgenomen vaardigheidstesten. Overeenstemmend met hun visie bleek maturiteit daadwerkelijk een grotere invloed te hebben op antropometrische kenmerken van een persoon dan op de vaardigheidstesten van een speler. Mohamed en collega s (2009) haalden lichaamslengte aan als een prestatiebepalende factor bij handbal. Ze bemerkten bij een onderzoek bij U16, dat elitehandbalspelers significant groter waren in vergelijking met de referentiegroep. Doch voegen ze hier aan toe dat, ondanks lichaamslengte op volwassen topniveau echter wel een prestatiebepalende factor is, men bij het detecteren van talent bij adolescenten hier geen rekening mee mag houden. Pearson en collega s (2006) beschreven het voordeel dat vroegmaturen kunnen ondervinden op het gebied van lichaamslengte. Dit voordeel zal waarneembaar zijn tussen het 13 e en 18 e levensjaar, maar kan geheel teniet gedaan worden wanneer hun lichaamslengte opnieuw bekeken wordt op 30-jarige leeftijd. Hetzelfde principe geldt voor lichaamsgewicht. Een grote toename zal zichtbaar zijn 5
14 LITERATUURSTUDIE gedurende de adolescentie, gekoppeld aan ondermeer hormonale processen. De lichaamssamenstelling zal ook verschillen gedurende de puberteit. Zo zullen vroegmaturen een hogere spierontwikkeling hebben en zal het afnemen van vetpercentage in de extremiteiten en de lichte toename van het vetpercentage in onderhuids vet, eerder aanvangen bij de vroegmaturen. Verhoogde aërobe capaciteit is gerelateerd aan een toename van de vetvrije massa, alsook de ontwikkeling van de fysieke en functionele karakteristieken van het cardiovasculair systeem en tevens het verhoogde hemoglobinegehalte. Zodoende zal de aërobe capaciteit het sterkst toenemen tussen het 11 e en het 15 e levensjaar. De toename van anaërobe kracht, welke ondermeer uiting vindt in de sprint- en springmogelijkheden van een persoon, kent zijn hoogtepunt op 14- à 15-jarige leeftijd. Kracht op zijn beurt omvat de neurale controle van de spiercontracties, het cross-sectionele spiervezelgebied van spiercontractie en de lengte en schikking van de spiervezels. Kracht is, net als anaërobe capaciteit, afhankelijk van de mogelijkheden en de trainingskenmerken van specifieke lichaamssegmenten. De grootste krachttoename zal plaatsvinden op 14- en 16-jarige leeftijd, in samenspel met de wijzigende testosteronspiegel en lichaamsgrootte. Het voorspellen van de prestatie van adolescenten is moeilijk, daar de meeste fysieke en sportieve kenmerken trainbaar zijn. Vaardigheden worden door Schmidt & Lee (1999) gedefinieerd als bewegingen die afhankelijk zijn van oefening en het opdoen van ervaring alvorens men tot een succesvolle uitvoering kan komen. De genetische factor wordt uit deze definitie geweerd. Pearson et al. (2006) delen deze visie en gaan een vaardigheid nog verder omschrijven als een relatief permanente verandering in gedrag. De vooruitgang die geboekt wordt bij het oefenen van vaardigheden is multifactorieel bepaald. Aandacht- en geheugenmogelijkheden zijn hierbij beïnvloedende factoren. Bij vooruitgang inzake motorische vaardigheden kan de uitvoering van een moeilijke motorische taak aan complexiteit verliezen. De verfijning van deze motorische vaardigheden kan gedurende de hele adolescentie plaatsvinden. Voorts kan een verbetering op het vlak van vaardigheden ook deels te wijten zijn aan een verhoogde fysieke en cognitieve aanleg, welke op zijn beurt dan weer gelinkt kan worden aan holistische maturiteit. Wanneer men behendigheid van naderbij gaat bekijken, merkt men dat dit een moeilijke materie is omwille van uiteenlopende redenen. Deze impliceren een gebrek aan standaardisatiemogelijkheden van de tests, alsook de beperkte hoeveelheid longitudinale data en de zware cognitieve last voor de deelnemers die zich een complexe testprocedure moeten eigen maken. De waargenomen longitudinale verbeteringen op het gebied van behendigheid kunnen deels toegeschreven worden aan een toenemende lichaamslengte alsook aan een verhoogde efficiëntie, die beiden voorkomen ten gevolge van de groei, eigen aan adolescentie. 6
15 LITERATUURSTUDIE Net als fysiologische aspecten, hebben zowel motorische vaardigheden als behendigheid potentieel om markant te evolueren gedurende de adolescentie. De bijdrage van fysieke en cognitieve maturatie betreffende vaardigheden en behendigheid blijft wetenschappelijk echter te beperkt onderzocht (Pearson et al., 2006) Meten van maturiteit Er bestaan vele manieren om de biologische leeftijd van een persoon na te gaan. De meest nauwkeurige technieken, zoals daar zijn het nagaan van de skeletale leeftijd, de tandheelkundige leeftijd of de morfologische status van een persoon, zijn vaak zeer precieze technieken, maar algemeen kunnen ze beschouwd worden als duur en gelimiteerd. Daar ze ook dikwijls een invasief karakter hebben, zijn ze, vanwege de lange tijdsspanne die ze in beslag nemen, niet geschikt bevonden voor een grote doelgroep. Andere technieken (bv. de ratio beenlengte ten opzichte van bovenlichaamslengte) werden ontwikkeld als vereenvoudigd substituut om deze metingen op grote schaal uit te voeren, doch grijpen ze immer terug naar de skeletale metingen als gouden standaard (Sherar et al., 2005). De vereenvoudigde technieken zijn vaak niet zo nauwkeurig, maar geven toch een goed beeld omtrent de tijd ten aanzien van de piekgroeisnelheid (peak height velocity of PHV). Deze laatste wordt beschouwd als de indicator bij uitstek voor het bespreken van de biologische leeftijd van een persoon. Aan de hand van de voorspelde jaren tot de piekgroeisnelheid in lichaamslengte, gaat men bij benadering bepalen hoe groot een kind zal zijn wanneer hij volgroeid is. Hiervoor doet men beroep op gemiddelde maturiteitscurves die een groot deel van de bevolking weergeven (Malina et al., 2004; Sherar et al., 2005). 7
16 LITERATUURSTUDIE 1.4. Modellen van talentidentificatie! Trainers en scouts gaan, volgens Williams & Reilly (2000), hun goudhaantjes zoeken aan de hand van enkele alom bekende principes, zoals: TABS (techniek, attitude, balans en snelheid), SUPS (snelheid, verstandelijkheid, personaliteit en vaardigheden) en TIPS (talent, intelligentie, personaliteit en snelheid). Men mag de oordelen van deze trainers niet onderschatten, doch moet men de objectiviteit van deze beoordelingen inschatten naar waarde. Verschillende modellen werden opgesteld om net deze objectiviteit zoveel mogelijk te garanderen. Aan de hand van deze gegevens wordt het herkennen van sterktes en zwaktes van een speler ook aanzienlijk vergemakkelijkt. Deze modellen dienen vaak als fundamenten voor organisaties en topteams om professionele sporters voor te bereiden op hun aankomende carrière. Dit blijkt uitermate belangrijk voor clubs, alsook voor atleten zelf wanneer we de argumenten van Abbott & Collins (2002) gaan bekijken. Zij stelden dat een rugbyspeler met een groot postuur gedemotiveerd kan raken als hij gezien wordt als een opkomende ster, maar wanneer achteraf blijkt dat hij destijds positief beoordeeld werd, simpelweg omdat hij vroegmatuur was. De afgeslankte aandacht van coaches en critici zou aanleiding kunnen geven tot demotivatie en eventuele drop-out. Het tegenovergestelde kan echter ook. Williams & Reilly (2000) gaven aan dat bij laatmaturen het voorlopig ontbreken van de essentiële karakteristieken om succesvol te zijn in de toekomst, kan resulteren in een drop-out. Dit wijst op het belang van ontwikkelen van goede modellen die instaan voor het identificeren van talent. De voorkeur om de focus van het onderzoek betreffende het talentdetectie/- identificatieproces te verleggen naar het nauw verbonden talentontwikkelings- en begeleidingsproces vindt steeds meer aanhangers. Desalniettemin merkt men dat het talentidentificatieproces toch nog de bovenhand krijgt, daar topploegen en dergelijke hun financiële investeringen in jeugdige, talentvolle spelers zien als een vrijwaring voor hoge kosten inzake opleiding voor spelers die niet over het nodige talent beschikken om mee te draaien met de top (Vaeyens et al., 2008). Ook volgens Williams & Reilly (2000) heeft het gebied van talentdetectie en talentidentificatie destijds moeten inboeten voor de aan populariteit winnende onderzoeksgebieden die talentbegeleiding alsook talentontwikkeling als centraal thema naar voor schuiven. 8
17 LITERATUURSTUDIE Unidimensionele versus multidimensionele modellen Sociologen stellen de validiteit van het selecteren van potentieel talentvolle spelers sterk in vraag wanneer dit enkel gebeurt op basis van fysieke, fysiologische of psychologische parameters. Ze bemerken dat men belangrijke variabelen niet in rekening brengt zoals: de steun van de ouders, een stimulerende coach, toewijding en vastberadenheid om urenlang met de sport bezig te zijn (Williams & Reilly, 2000). Zo trachtten ze de sportwereld te doen inzien dat men meer faciliteiten en kwaliteitsvolle begeleiding moet voorzien voor de jeugd en dat regels zoals de aankoop van buitenlandse spelers aan banden gelegd dient te worden. Ze erkennen de nood aan een goed model om talent te detecteren en te identificeren, maar stellen een meerzijdige toenadering voor. Hier maakt men een onderscheid tussen het unidimensionele model voor talentidentificatie tegenover de multidimensionele aanpak. Voor een unidimensionele werkwijze inzake selectie wordt vaak geopteerd wanneer men talentvolle spelers gaat zoeken voor individuele en eerder enkelvoudige sporten. Zo blijkt dat deze aanpak bij zulke sporten eenvoudiger is en veeleer succesvol zal zijn, dan wanneer men het unidimensionele model zal inzetten bij ploegsporten. Om de situatie concreter te schetsen, nemen we de bevindingen van Di Cagno et al. (2008) in beschouwing. Een onderzoek werd opgezet om de prestatiebepalende factoren voor springmogelijkheden van een atleet bij ritmische gymnastiek na te gaan. De atleten ondergingen antropometrische metingen en moesten daarnaast enkele verticale sprongen, alsook enkele split-sprongen uitvoeren. Op basis hiervan werden volgende resultaten gevonden bij de antropometrische gegevens: eliteatleten waren significant groter bevonden, hadden een significant grotere lendenomtrek en beschikten over een significant grotere vetvrije massa ten opzichte van de subelite. Wat de sprongen betreft was er een merkbaar significant verschil bij de hopping test, welke gebruikt werd om de stijfheid in de onderste ledematen te evalueren. Uit deze uitermate geringe criteria kan men het al dan niet beschikken over talent, wat betreft de sprongmogelijkheden van een atleet (welk één van de belangrijkste onderdelen van de ritmische gymnastiek is), bepalen en gebruiken om de selectie van aankomend talent te vereenvoudigen (Di Cagno et al., 2008). Met een handvol toetsstenen zou men bedrogen uitkomen wanneer men deze zou inroepen bij het selecteren van een handbalspeler. Een hogere accuraatheid voor een beter merkbaar verschil te krijgen tussen talentvolle en minder talentvolle spelers zou echter wel kunnen voortvloeien uit een multidimensionele werkwijze. Hierbij wordt een testbatterij voorzien waar zowel fysieke, fysiologische, psychische en sociale variabelen een aandeel in hebben (Williams & Reilly, 2000). 9
18 LITERATUURSTUDIE De uitslag van deze test dient dan vergeleken te worden met het profiel van een talentvolle speler. Règnier & Salmela (1987), alsook Vaeyens en collega s (2006) stelden dat deze modellen leeftijdsgebonden moeten zijn. De natuurlijke aanleg werd reeds besproken tegenover de expertise die men kan bereiken door middel van training (nature versus nurture). Van Rossum & Gagné (2005) bekeek deze discussie eerder als een onderscheid tussen natuurlijke mogelijkheden en - wat hij een eindproduct van ontwikkeling noemt - talent. Hij verduidelijkt zich in het gedifferentieerd model van aanleg en talent (figuur 2). Een persoon heeft aanleg volgens van Rossum & Gagné, wanneer deze de 10% beste leeftijdsgenoten kan evenaren op één of meer van de vier domeinen waarin de natuurlijke mogelijkheden onderverdeeld zijn. Deze vier domeinen zijn: intellect, creativiteit, socio-affectiviteit en sensomotoriek. Wanneer je deze natuurlijke mogelijkheden kan omzetten door middel van maturatie, leren, training en oefenen, dan spreekt men over talent. Deze transformatie kan gehinderd, alsook bevorderd worden door de intrapersoonlijke karakteristieken van een persoon. Dit geldt eveneens voor de omgevingsfactoren, waaronder men de voeding, de faciliteiten, de mensen die de atleet omringen en vele andere zaken verstaat. Een derde invloedrijke factor kan volgens van Rossum & Gagné (2005) voorkomen onder de vorm kans. Deze kansfactor kan geïnterpreteerd worden als bijvoorbeeld het uitblijven van blessures, het familiaal inkomen, de geboorteplaats, de geboortedatum en dergelijke. Door hier rekening mee te houden stellen ze dat talentontwikkeling geen onderneming is die louter berust op toeval. Het positieve aan het erkennen van dit element is dat men bij het talentidentificatieproces de voorlichting betreffende risicofactoren en dergelijke aan bod kan laten komen. Welk aspect men naar voren dient te schuiven als zijnde het aspect bij uitstek voor het bereiken van het hoogste niveau, blijft alsnog een onbeantwoorde vraag. Dit komt ondermeer doordat de situatie tussen atleten enorm kan verschillen, wat ook gekend is als het multidimensioneel aanleg- en compensatiefenomeen (Vaeyens et al., 2008). Zo ziet men ook verschillen van het ene stadium naar het andere binnen een sportcarrière. Dit gegeven wordt op zijn beurt afgestempeld als dynamische aanleg van een persoon. 10
19 LITERATUURSTUDIE Figuur 2. Het differentiatiemodel van begaafdheid en talent (van Rossum & Gagné, 2005) 1.5. Problematiek omtrent identificatiemodellen De traditionele benadering van talentidentificatie aan de hand van een cross-sectioneel onderzoek vertoont inmiddels meerdere onzuiverheden aan het oppervlak. Onderzoekers die deze techniek hanteren, gaan er vanuit dat de karakteristieken die talentvolle volwassenen bezitten, geprojecteerd moeten kunnen worden op adolescenten alvorens men van talent kan spreken. Dit brengt echter als problematiek met zich mee, dat jeugdige spelers niet per definitie deze uitgesproken karakteristieken behouden naarmate hun maturiteit vordert. Daarenboven is het vanzelfsprekend dat deze karakteristieken zich niet automatisch zullen ontplooien in buitengewone prestaties gedurende de post-adolescente periode. Zowel training als maturiteit hebben een aanzienlijke impact op deze karakteristieken. Een Schotse studie illustreert dit knelpunt (Abbott et al., 2002). De hoge instabiliteit van de scores op zowel fysieke karakteristieken als prestatiegerichte testen tijdens de puberteit, stonden niet garant voor de relatief stabiele waarden die nodig bleken om de uitslag te voorspellen voor volwassenen. Maturiteit heeft een grote impact op prestatiebepalende factoren, zoals aërobe capaciteit, spierkracht en vele andere. Daar de biologische leeftijd van een persoon vaak niet overeenstemt met de chronologische leeftijd, kan dit nefast zijn 11
20 LITERATUURSTUDIE wanneer we de prestatietesten beschouwen. Bij de beschrijving van de problematiek schuiven Vaeyens et al. (2008) opnieuw het knelpunt van enkel de chronologische leeftijd als indelingscriterium naar voren. Dit uit zich ondermeer in het voor- of nadeel dat jongeren kunnen ondervinden, onder de vorm van trainingsopportuniteiten, naarmate ze vroeg of laat op het jaar geboren zijn. Vervolgens brengt men ook het dynamische karakter van talent naar voren als een hinderpaal. Dit heeft als gevolg dat er hoge interindividuele verschillen qua groei, ontwikkeling en training merkbaar zullen zijn. Hierdoor kan men een niet-lineaire evolutie van prestatiedeterminanten waarnemen, met als logisch gevolg dat één enkele testafname per proefpersoon een vertekend beeld geeft. De volgende complicatie gaat op zijn beurt de uni- versus multidimensionele aanpak van talentidentificatie aankaarten. De meerderheid van de onderzoekers klampen zich krampachtig vast aan de eenvoudige, maar vaak onvolledige unidimensionele modellen, waardoor vele aspecten van het veelzijdige begrip talent verloren gaan. Het compensatiefenomeen, welke suggereert dat tekortkomingen in een welbepaald prestatiegebied gecompenseerd kunnen worden door sterktes in andere gebieden, is het argument bij uitstek om te opteren voor een multidimensionele aanpak. Het gebrek aan longitudinaal onderzoek zou verklaard kunnen worden door de hoge financiële kost die men dient te maken om een representatieve sample te bewerkstelligen. Zo werd gesuggereerd door Matton et al. (2007) dat een kwalitatieve begeleiding en opvolging noodzakelijk is en een aanzienlijk budget vereist. Doordat alle subjecten meermaals getest dienen te worden, is het voorkomen van drop-out niet ondenkbaar. Nochtans is volgens van Mechelen & Mellenbergh (1997) longitudinaal onderzoek de manier bij uitstek om op directe wijze het natuurlijke verloop van menselijke ontwikkeling en groei te bestuderen en is daarom van onschatbare waarde. 12
21 LITERATUURSTUDIE 1.6. Talentidentificatie binnen de handbalsport Reilly et al. (2000) en Lidor et al. (2005) stelden dat identificatie van talent complexer is in teamsporten dan in individuele sporten met zijn objectieve en goed afgebakende prestatiebepalende factoren. Bovendien dichtten Chaouachi et al. (2009) elitehandbalspelers, die indoor op een klein terrein spelen, een hogere homogeniteit toe dan andere atleten die een teamsport beoefenen op een groter terrein. Hatzimanouil & Oxyzoglou (2004) definieerden handbal als een dynamische sport waarbij zowel hoogontwikkelde motorische vaardigheden zoals snelheid, behendigheid, reactievermogen, explosief vermogen, uithouding, kracht alsook coördinatie vereist is. Daarom is een unidimensionele benadering in een poging talentvolle jongeren te identificeren, te beperkt (Williams & Reilly, 2000). Ze opperen voor een multidimensionele aanpak die zowel aandacht besteedt aan de antropometrische, fysiologische, psychologische als sociologische parameters. Zo geeft het talentidentificatiemodel van Williams & Franks (1998) de mogelijke predictoren voor talent in voetbal weer (figuur 3). Omdat uit de reeds beschikbare literatuur duidelijk is gebleken dat er relatief weinig werk is verricht naar talentidentificatie in het teamhandbal (Mohamed et al., 2009; Ziv & Lidor, 2009), wordt er dikwijls teruggegrepen naar onderzoeken binnen andere balsporten. Het zou mogelijk moeten kunnen zijn het model voor de potentiële predictoren van talent in voetbal te transponeren naar het handbal, mits een sportspecifieke invulling. Figuur 3. Potentiële predictoren voor talentidentificatie in voetbal (Williams & Franks, 1998) 13
22 LITERATUURSTUDIE Antropometrische factoren Bompa (1999), maar ook Fisher & Borms (1990) benadrukten het belang van het gebruik van motorische en fysieke metingen, in een poging talent op te sporen. Het meten van deze karakteristieken kan bijdragen tot een waardevolle identificatie van talent (Carter, 1985) en komen tegemoet aan de noden van de trainer om informatie te verzamelen over de toekomstige mogelijkheden van de jonge atleet op motorisch vlak (Falk et al., 2004). Lidor et al. (2005) stelden echter vast dat deze testen niet altijd de specifieke, minimale voorwaarden blootleggen om succesvol te worden in de onderzochte sport. Ze stellen dat motorische en fysieke testen niet gevoelig genoeg zijn om goede spelers van heel goede spelers te kunnen onderscheiden en dus hun bijdrage aan de vroege talentdetectie in vooral teambalsporten eerder beperkt is. Spamer & Coetzee (2002) konden aantonen dat getalenteerde spelers in rugby, voetbal, veldhockey, en netbal in het algemeen betere scores haalden op zowel motorische, fysieke als vaardigheidstesten dan minder getalenteerde spelers. Maar ook bleek dat de vaardigheidstesten een hoger onderscheidend vermogen tussen getalenteerde en minder getalenteerde spelers hebben dan de fysieke en motorische testen. Borms (1996) beweerde dat antropometrische kenmerken van spelers op een belangrijke en ietwat complexe manier gerelateerd zijn aan beweging en prestatie. Maar juist door deze complexiteit moet men voorzichtig omspringen met de bekomen resultaten (Williams & Reilly, 2000). Reilly et al. (2000) concludeerden namelijk dat de mate van correlatie wordt gewijzigd door de verschillende stadia van maturiteit waarin de jonge atleten zich bevinden. Zo kunnen bepaalde antropometrische karakteristieken onbetrouwbare voorspellers zijn van toekomstige succesvolle prestaties door hun grote variabiliteit tijdens de puberteit (Pearson et al., 2006). Fisher & Borms (1990) vonden dat vele van de fysieke kwaliteiten, die elite- en subelitespelers onderscheiden, nog niet aanwezig kunnen zijn tot in de late adolescentie. Daarom kan men stellen dat het niet veilig is om de antropometrische kenmerken van jeugdspelers te overschatten als voorspellers voor hun latere antropometrisch profiel en de daarbijhorende prestaties (Williams & Reilly, 2000). Volgens Sibila (1997) en Srhoj et al. (2002) beschikt een elitehandbalspeler over een mesomorf, atletisch lichaamstype, voorzien van lange skeletafmetingen die toch in een gebalanceerde verhouding tot de spiermassa staan. Tevens beschikt hij over lage waarden voor onderhuids vetweefsel. Het morfologisch profiel van een speler moet voldoen aan de basisvereisten om succesvol te kunnen zijn binnen een teamsport. Peña et al. (1994) suggereerden dat succesvolle jeugdvoetballers over een gelijkaardige lichaamsbouw en somatotype blijken te beschikken in 14
23 LITERATUURSTUDIE vergelijking met volwassen elitevoetballers. In een studie waar Gorostiaga et al. (2005) fysieke karakteristieken van volwassen elitehandbalspelers vergeleken met deze van de amateurs, kwam men tot de conclusie dat elitespelers zwaarder waren en beschikten over een hogere vetvrije massa en BMI ten opzichte van de amateurspelers. Hieruit besloten de onderzoekers dat een hoger lichaamsgewicht, en vooral een hogere vetvrije massa voordelig is binnen de handbalsport. Maar het onderzoek van Bayios et al. (2001), dat geen verschillen vond voor lichaamslengte of lichaamsgewicht bij Griekse spelers uit eerste en tweede klasse, kan deze stelling niet bevestigen. Niettegenstaande wordt (volwassen) lichaamslengte door vele onderzoekers als succesbepalende factor naar voor geschoven (Sibila, 1997; Lidor et al., 2005; Mohamed et al., 2009). Skoufas et al. (2003) gaan uit van de veronderstelling dat er gedurende de laatste decennia een toename in absolute lichaamslengte is bij elitehandballers. Zij baseren zich daarvoor op een tiental studies die in het verleden reeds de antropometrische parameters voor handballers bijhielden. Rannou et al. (2001) konden aantonen dat internationale handbalspelers, ondanks de vele morfologische gelijkenissen, toch konden onderscheiden worden van de nationale handbalspelers aan de hand van de opgemeten lichaamsgrootte. Ook Mohamed et al. (2009) bevestigden dit in zekere zin door 14- tot 16-jarige Vlaamse handballers, op basis van lichaamslengte, significant te kunnen onderscheiden van leeftijdsgenoten afkomstig uit een steekproef van de normale Vlaamse populatie. De U16 handballers werden significant groter bevonden dan de referentiegroep. Eenzelfde resultaat kon echter niet aangewezen worden bij de handbalspelers jonger dan 14 jaar. Ook Lidor et al. (2005) konden succesvolle jeugdspelers niet onderscheiden van de minder succesvolle op basis van gewicht of lengte. Desalniettemin is lichaamsgrootte in functie van talentopsporing tijdens de adolescentieperiode van minder belang, daar lengte een grote variatie in groeipotentieel toont juist voor, tijdens en na de puberteit, vooral geregeld door gewijzigde hormonale activiteiten (Pearson et al., 2006). Tot slot konden Lidor & Arnon (1997), in een studie over basketbalteams die deelnamen aan een Europees kampioenschap, aantonen dat de gemiddelde lichaamslengte van het team niet correleerde met het uiteindelijke behaalde succes door het team. Het is algemeen aanvaard dat de werpvaardigheid één van de belangrijkste elementen is binnen de handbalsport (Kornexl, 1972; Kastner et al., 1978; Pauwels, 1979; van Muijen et al., 1991). Het feit dat alle trainers en atleten nog steeds op zoek zijn naar een manier om deze parameter te blijven verbeteren zet voorgaande stelling extra kracht bij (Hoff & Almåsbakk, 1995). Gorostiaga et al. (2005) beaamden dat en stellen dat een speler de kans op scoren kan verhogen door de bal ofwel zo snel mogelijk, dan wel zo accuraat mogelijk te gooien. Spelers die in staat zijn de bal aan een hogere snelheid te gooien, blijken over een wijdere armspan in relatie tot hun 15
24 LITERATUURSTUDIE lichaamslengte te beschikken (Skoufas et al., 2003). Ghermanescu (1989) en Focseneanu & Paraschiv (1986) gaan uit van de veronderstelling dat die ratio voor elitespelers rond de 1.05 à 1.06 ligt. Oxyzoglou et al. (2004) hebben zowel de Servische als de Griekse spelers van het nationale juniorenteam getest. Met een waarde van voor de verhouding armspan-lichaamslengte presteerden de Servische spelers heel wat beter dan hun Griekse collega s (0.99). Armspan, handspanwijdte, handlengte, lichaamsgewicht en vetvrije massa zouden significant positief gerelateerd zijn aan de werpsnelheid (Skoufas et al., 2003). Verder correleert de werpsnelheid ook positief met de armomtrek (Joris et al., 1985). Verschillen in werpsnelheid werden in vele studies reeds aangegeven. Zowel tussen mannelijke en vrouwelijke geselecteerden en niet-geselecteerden voor het Grieks nationaal handbalteam (Zapartidis et al., 2009), tussen eerste en tweede Griekse handbaldivisie voor mannen (Bayios et al., 2001), alsook tussen elite- en amateurhandbalspelers (Gorostiaga et al., 2005). Van den Tillaar & Ettema (2003) suggereerden dat er een drempel voor werpsnelheid bestaat, waarbij het nog verhogen van de snelheid zinloos is. Dit is de snelheid die juist boven de reactietijd van de doelman staat. Nuttiger is dan ook om, eens de drempel bereikt, verder te trainen op accuraatheid. Tevens stelden Visnapuu & Jürimäe (2007) dat voor handbal zowel de antropometrie als de knijpkracht van de hand belangrijk zijn. Idealer zou handlengte de diameter van de bal moeten overschrijden of tenminste evenaren (Burton et al., 1992). Want wanneer de parameters voor vinger- en handoppervlakte groter zijn dan nodig om een bal te grijpen, dan zullen de vingers minder fel gespreid zijn en is het grijpen ook minder vermoeiend en efficiënter (Nag et al., 2003). Visnapuu & Jürimäe (2007) beweerden dat algemene antropometrische karakteristieken van het lichaam (lichaamslengte, lichaamsgewicht en BMI) belangrijkere voorspellers zijn van handknijpkracht bij jonge handballers dan de handspecifieke antropometrie. Lichaamslengte bleek de antropometrische karakteristiek te zijn die bij de jongsten (10 & 11 jaar), de handknijpkracht het best voorspelt. Lichaamsgewicht voorspelde de handknijpkracht dan weer vooral bij de 12- en 13-jarigen terwijl BMI dan weer de beste voorspeller was voor de oudere categorieën (14-17 jaar). Resultaten voor de leeftijdscategorie jaar gaven wel aan dat handspecifieke antropometrie in relatie tot handknijpkracht een belangrijkere rol speelt dan bij de jongere leeftijdscategorieën waarbij de invloed van deze relatie relatief laag was. De lengte van de middelvinger in combinatie met deze van de ringvinger voorspellen bijna voor 50 % de handknijpkracht. Srhoj et al. (2002) beweerden dat spelers verschillen in antropometrische variabelen naargelang de positie op het veld. Zo is de opbouwer significant groter, heeft die bredere heupen, een breder bekken en dus een stevigere lichaamsbouw. Deze grotere longitudinale dimensies laten 16
25 LITERATUURSTUDIE hem toe reeds van ver een doelpoging te ondernemen over of doorheen de defensieve muur. Ook de bijkomende visuele controle door gestalte is belangrijk bij deze voor organisatie verantwoordelijke positie. De cirkelspeler verschilt aanzienlijk qua morfologisch profiel in vergelijking met spelers op andere posities. Ze bezitten een volumineuzer en breder lichaam (zowel spier- als vetmassa) waardoor ze steeds weerstand kunnen bieden aan de tegenstander en zo een ideale positie kunnen innemen om de bal te ontvangen. Een lager zwaartepunt zorgt voor meer stabiliteit, wat hen in staat stelt rechtop te blijven na voortdurend contact met de verdedigers. De hoekspeler verschilt van de cirkelspeler in lichaamsvolume. Een stevige lichaamsbouw is hier minder belangrijk omdat contact met de tegenstander op deze positie minder vaak het geval is. Dynamisch en wendbaar bewegen, door een lager vetpercentage, om vanuit een ongunstige posities een doelpoging te ondernemen is van essentieel belang. De doelman moet snel en explosief kunnen bewegen in een poging een doelpunt te vermijden. Zijn uitgesproken longitudinale dimensies, schouderbreedte (biacromiale afstand) en bekkenbreedte (biiliocristale afstand) dragen hier toe bij door een groter gedeelte van het doeloppervlak te bedekken Fysiologische factoren Fysiologische metingen zijn reeds veelvuldig gebruikt in een poging de sleutelfactoren voor het voorspellen van prestaties te identificeren. Jankovic et al. (1997), Panfil et al. (1997), Janssens et al. (1998) konden allen beamen dat succesvolle voetballers betere fysiologische karakteristieken konden voorleggen dan hun iets minder succesvolle collega s. Mannelijke handballers lieten een gemiddelde VO2max optekenen die ligt tussen 58 en 60 ml!min -1!kg -1 (Hermansen, 1973; Mikkelsen & Olesen, 1976; Delamarche et al, 1987), hoewel Ramadan et al. (1999) een maximale zuurstofopname van 50.8 ± 1.4 ml!min -1!kg -1 constateerden bij nationale handballers van Koeweit. Afhankelijk van competitieniveau en positie, belopen handbalspelers meestal een afstand tussen 4.5 en 6.5 km tijdens wedstrijd. Ze dienen dus voorzien te zijn van een hoge aërobe capaciteit om te kunnen herstellen van de geleverde inspanningen aan hoge intensiteit (Kotzamanidis et al, 1999; Per! et al., 2002; Zapartidis et al., 2007). De laatst vermelde auteurs toonden aan dat naarmate de wedstrijd vordert, de accuraatheid in werpen ook geleidelijk aan daalt. De aanwezigheid van een goed ontwikkelde aërobe basis bij jonge spelers helpt dan ook deze opkomende vermoeidheid uit te stellen, waardoor nauwkeurigheid pas later een verval krijgt (Zapartidis et al., 2009). Uit onderzoek is gebleken dat hoekspelers een significant hogere VO2max lieten opmeten dan spelers op andere posities (Luig et al., 2008). Dit kan verklaard worden door het feit dat dit type spelers de meeste 17
26 LITERATUURSTUDIE sprints voor hun rekening nemen en daardoor ook een significant grotere afstand afleggen. Vele andere auteurs weerleggen voorgaande bevindingen en stellen dat maximale zuurstofopname geen prestatiebepalende factor is in handbal. Handbalspelers die tijdens een wedstrijd de hoogste VO2max waarden behaalden, bleken niet specifiek de meest actieve tijdens deze wedstrijd (Delamarche et al., 1987). Ziv & Lidor (2009) rapporteerden voor handbalspelers slechts iets hogere VO2max waarden in vergelijking met de 80 e en 90 e percentielwaarden gevonden bij niet-handballende volwassen mannen. Gorostiaga et al. (2005) vonden zelfs geen verschil in uithoudingsvermogen tussen elite- en amateurhandballers. Eénzelfde bloedlactaatwaarden en hartslag werden voor beide groepen vastgesteld. Tot slot beweerden Alexander & Boreskie (1989) dat het bezit van een hoge aërobe capaciteit bij handbalspelers geen vereiste is om uit te blinken, daar de gemiddelde actieve speeltijd voor elke speler slechts minuten per wedstrijd bedraagt. Spelers voeren hoofdzakelijk korte sprints over een korte afstand (minder dan 20 m) uit. Het belopen van langere afstanden komt niet voor waardoor verbruik van aërobe energie op een laag niveau blijft. Mikkelsen & Olesen (1976) suggereerden dat elitehandballers naast de aanwezigheid van een goed ontwikkelde aërobe capaciteit, ook over een goed anaëroob vermogen dienen te beschikken om sprint- en krachtvaardigheden positief te beïnvloeden. Delamarche et al. (1987) zetten deze stelling kracht bij. In een wedstrijdsimulerende veldtest met handballers, actief in 2e divisie, werden maximale lactaatwaarden genoteerd van 4-9 mmol!l -1. In een studie van Rannou et al. (2001) dienden uithoudingsatleten, sprinters (beide groepen actief op nationaal niveau), handballers, en ongetrainde proefpersonen een Wingate test af te leggen. Hierbij genereerden de handballers een maximaal vermogen (Wmax) gelijk aan dat van sprinters. Werden de scores genormaliseerd naar lichaamsgewicht, dan scoorden handballers beter dan uithoudingsatleten en niet-getrainden. Gelijke lactaatwaarden werden gevonden tussen handballers en sprinters. Bij de uithoudingsatleten en niet-getrainden werden lagere waarden vastgesteld. Delamarche et al. (1987) gaven aan dat de maximale lactaathoeveelheden correleren met de op het terrein geleverde inspanningen van de spelers. In een handbalwedstrijd, waar korte sprints en rustperiodes elkaar continu opvolgen, is de aanwezigheid van een optimaal anaëroob systeem essentieel (Rannou et al., 2001). Werpsnelheid, lenigheid, spring-, en sprintbekwaamheden zijn fysieke activiteiten die worden beschouwd als belangrijke aspecten van het handbal, en kunnen bijdragen tot een hogere prestatie. Verscheidene auteurs hebben reeds een verschil in loopsnelheid kunnen aantonen in het voordeel van de elitehandbalspeler, zowel tussen mannelijke elite/subelite- en amateurhandbalspelers (Lidor et al., 2005), als tussen vrouwelijke handbalspeelsters uit 1 e en 2 e 18
Nederland heeft een lange hockeyhistorie en is één van de toonaangevende landen als het om tophockey gaat. De meeste tophockeyers zijn begonnen met
Samenvatting Nederland heeft een lange hockeyhistorie en is één van de toonaangevende landen als het om tophockey gaat. De meeste tophockeyers zijn begonnen met hun sport toen ze 7 jaar oud waren en allemaal
Nadere informatieSamenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.
155 Sport- en spelactiviteiten bevorderen over het algemeen de gezondheid. Deze fysieke activiteiten kunnen echter ook leiden tot blessures. Het proefschrift beschrijft de ontwikkeling en evaluatie van
Nadere informatieJacques van Rossum Positief coachen brengt talenten dichter bij de top
Jacques van Rossum Positief coachen brengt talenten dichter bij de top Bij talentontwikkeling gaat het om kwaliteiten en mogelijkheden van jonge sporters, zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven. Maar
Nadere informatieLongitudinale studie over antropometrische en fysieke tests in voetbal: het jeugdvoetbal project KAA Gent en SV Zulte Waregem.
FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2011-2012 Longitudinale studie over antropometrische en fysieke tests in voetbal:
Nadere informatieEen multidisciplinair identificatiemodel voor jeugdhandbal
Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 Een multidisciplinair identificatiemodel voor jeugdhandbal AUTEUR MATTHYS S. REDACTEUR BLONDEEL S. INSTITUUT Universiteit
Nadere informatieDe Groeispurt: invloed op talentidentificatie en -ontwikkeling D I E T E R D E P R E Z 1 3 / 1 2 / 2 0 1 4
De Groeispurt: invloed op talentidentificatie en -ontwikkeling D I E T E R D E P R E Z 1 3 / 1 2 / 2 0 1 4 index Talent identificatie (TID) en ontwikkeling (TDE): introductie Problemen in TID en TDE Maturiteit
Nadere informatieResultaten barometer 2009
Resultaten barometer 2009 1. Lichaamslengte De lichaamslengte van zowel de jongens als de meisjes vertoont een seculaire trend tussen 1990 en 1997: de Vlaamse jongens en meisjes zijn in 1997 groter dan
Nadere informatieAuteur: Afra Jennifer Walden. Juntos Football Management Testen en meten
Auteur: Afra Jennifer Walden Juntos Football Management Testen en meten Aanleiding De laatste jaren toont wetenschappelijk onderzoek aan dat voetbal de laatste jaren een opvallende fysieke ontwikkeling
Nadere informatiein Sport Sportcafé Fysiotherapie Jeurissen & van den Ingh
Testen en Meten in Sport Sportcafé Fysiotherapie Jeurissen & van den Ingh Mulder Smeekens Verschil 0.012 sec Phelps Cavic Verschil??? Real Madrid Atletico Madrid 3 e minuut blessuretijd Verweij Brodka
Nadere informatieSamenvatting Dankwoord About the author
Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting 177 Samenvatting Overgewicht en obesitas worden gedefinieerd op basis van de body mass index (BMI) (hoofdstuk 1). Deze index wordt berekend door het
Nadere informatienederlandse samenvatting Dutch summary
Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve
Nadere informatieDUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING
NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot
Nadere informatieVVG. GolfVlaanderen.be. slagkrachtig & doelgericht. VVG Junior Golf. Bijlage - Selectiecriteria Golf schooljaar
Vlaamse Vereniging voor Golf VVG GolfVlaanderen.be slagkrachtig & doelgericht VVG Junior Golf Bijlage - Selectiecriteria Golf schooljaar 2009-2010 Instapcriteria (1 ste inschrijving in Topsportschool)
Nadere informatieHoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?
Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting Proefschrift_LVerburgh211214.indd 171 21-12-2014 16:46:37 172 Samenvatting ACHTERGROND DEEL A: DE RELATIE TUSSEN BEWEGING EN NEUROCOGNITIEF FUNCTIONEREN Ondanks bewezen gezondheidseffecten
Nadere informatieSelectiecriteria & Selectieprocedures. Vlaamse Volleybalschool. Schooljaar 2012 2013
Selectiecriteria & Selectieprocedures Vlaamse Volleybalschool Schooljaar 2012 2013 Bepaling van de beginsituatie De leerlingen worden geselecteerd uit de provinciale en landelijke jeugdselecties. Atleten
Nadere informatieDutch summary (samenvatting)
Dutch summary (samenvatting) Externe belasting tijdens voetbaltraining: de waarde van versnelling en vertraging Het monitoren van de trainings- en wedstrijdbelasting met behulp van geautomatiseerde positiemeetsystemen
Nadere informatieNederlandse samenvatting (Summary in Dutch)
Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als
Nadere informatieDenkproces van een trainer bij het voorbereiden van een training (probleemanalyse via schema)
Denkproces van een trainer bij het voorbereiden van een training (probleemanalyse via schema) 4.1.8. Beschrijving van de oefenstof De oefen-, spel- en wedstrijdvormen uit de voorbeeldtrainingen worden
Nadere informatieSpel in training. Tom De Gersem Pijpelheide 9 juni
Spel in training Tom De Gersem Pijpelheide 9 juni 2012 http://dvkm.wordpress.com/ Inhoud VIDEO Reflectie Motorisch leren evenwicht spelvormen kracht lenigheid snelheid uithouding Video Chinese turnmethoden
Nadere informatieHersenontwikkeling tijdens adolescentie
Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is
Nadere informatieDe barometer van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd
De barometer van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd Namens Bloso & het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid André Van Lierde Hervé Van der Aerschot Renaat Philippaerts De fysieke fitheid van de
Nadere informatieK.F.C. SPARTA PETEGEM JEUGD
K.F.C. SPARTA PETEGEM JEUGD Het is bijna zover. De eerste ploeg kan volgende week kampioen worden. Nog één wedstrijd scheiden ons van een geweldig feest De eerste prijs is binnen.. SUPPORTERS ALLEN OP
Nadere informatieInleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting
Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch
Nadere informatieASM programma Voetbalcongres 15 mei in Zwolle
1 Website: www.athleticskillsmodel.nl Twitter: @Athletic_Skills ASM programma Voetbalcongres 15 mei in Zwolle Tijdstip: 15.15-16.00 Beweegarmoede bij voetballende kinderen De fitheid van de jeugd van tegenwoordig
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting Het is een uitdaging om ouderen te identificeren die baat kunnen hebben bij een interventie gericht op de preventie van beperkingen in het dagelijks leven op het moment dat dergelijke
Nadere informatieTalentontwikkeling medische kansen en valkuilen
Sport Medisch Netwerk Zoetermeer Talentontwikkeling medische kansen en valkuilen 21 januari 2015 S.V. Meervogels, Zoetermeer Sport Medisch Netwerk Zoetermeer Inhoud -Talent -Waarom gaat een kind aan sport
Nadere informatieCompetitie als ondersteuning in de opleiding van een sporter in plaats van een slechte leermeester.
Competitie als ondersteuning in de opleiding van een sporter in plaats van een slechte leermeester. Aangezien het proces van LTAD voor sport evolueert, ontstaan gaandeweg evenveel antwoorden als nieuwe
Nadere informatieOnderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen
Onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen Is in Vlaanderen een klimaat aanwezig voor topsporters om goed te presteren? Met welke omgevingsfactoren hebben topsporters te maken en in hoeverre kunnen
Nadere informatieGrensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland
Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Een retrospectieve zelfrapportering van ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel in de sport voor de leeftijd
Nadere informatieFYSIEKE FITHEID EN FYSIEKE ACTIVITEIT VAN DE VLAAMSE JEUGD, 6-11 JAAR, ANNO 2011
FYSIEKE FITHEID EN FYSIEKE ACTIVITEIT VAN DE VLAAMSE JEUGD, 6-11 JAAR, ANNO 2011 Prof. Dr. J. Lefevre Prof. Dr. R. Philippaerts Prof. Dr. K. De Martelaer H. Van der Aerschot P. Mortelmans 2011 Met steun
Nadere informatie5.3. Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari keer beoordeeld. Inleiding
Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari 2015 5.3 15 keer beoordeeld Vak LO Inleiding Met BSM hebben wij de opdracht gekregen om een trainingsschema te maken om jezelf te verbeteren op verschillende
Nadere informatieRapport voor deelnemers M²P burgerpanel
Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve
Nadere informatieVergelijking van de antropometrische, fysieke en motorische eigenschappen tussen succesvolle spelers en drop-outs bij elite jeugdvoetballers.
Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2012-2013 Vergelijking van de antropometrische, fysieke en motorische eigenschappen tussen succesvolle spelers en drop-outs bij elite
Nadere informatieAppraisal. Datum:
Appraisal Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.
Nadere informatieAnalyse van het Wereldkampioenschap Jeugd Jongens Volleybal 2007
Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 Analyse van het Wereldkampioenschap Jeugd Jongens Volleybal 2007 Evaluatie van de spelonderdelen AUTEUR(S) VANMEDEGAEL STEVEN,
Nadere informatie5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens
5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,
Nadere informatieInvloed van antropometrie op voetbalspecifieke tests
FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Opleiding Lichamelijke Opvoeding en bewegingswetenschappen Academiejaar 2009-2010 Invloed van antropometrie op voetbalspecifieke tests Masterproef voorgelegd
Nadere informatieTechnisch Ontwikkeling Plan voor de voetballers uit de jeugd van Klein Dochteren TOP!
Technisch Ontwikkeling Plan voor de voetballers uit de jeugd van Klein Dochteren TOP! Datum: 27-2-2013 Auteur: Herman Pasman, Technisch Jeugd Coördinator Voetbal Voetbal is een complex spel doordat er
Nadere informatieDE TENNIS PROMOTOR W a t v o o r T e n n i s t o p p e r w o r d t m i j n k i n d?
DE TENNIS PROMOTOR 053 2600112 info@tennispromotor.nl www.tennispromotor.nl W a t v o o r T e n n i s t o p p e r w o r d t m i j n k i n d? Wat voor tennistopper wordt mijn kind? Index Het behalen of
Nadere informatieDe vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).
In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.
Nadere informatie1. Analyse van snelheid en paskarakteristieken bij Vlaamse elitesprinters in verschillende leeftijdscategorieën 21
Inhoud Lijst van tabellen en figuren 11 Woord vooraf 19 1. Analyse van snelheid en paskarakteristieken bij Vlaamse elitesprinters in verschillende leeftijdscategorieën 21 Sofie Debaere, Ilse Jonkers en
Nadere informatieResultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997
6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van
Nadere informatieSC Badhoevedorp Technisch Jeugdplan 2014-2017
SC Badhoevedorp Technisch Jeugdplan 2014-2017 Doel selectiebeleid Door het vastleggen van een aantal regels ten aanzien van het selecteren van jeugdspelers, wil de jeugdcommissie duidelijkheid en continuïteit
Nadere informatieTRAININGSHISTORIEK BIJ BELOFTEVOLLE EN ELITE JEUGDVOETBALLERS IN HET KADER VAN TALENTIDENTIFICATIE EN - ONTWIKKELING
FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2009-2010 TRAININGSHISTORIEK BIJ BELOFTEVOLLE EN ELITE JEUGDVOETBALLERS IN HET
Nadere informatieDutch Summary. (Nederlandse Samenvatting) Tim Takken
Dutch Summary (Nederlandse Samenvatting) Tim Takken 9 In Hoofdstuk 1 wordt een inleiding gegeven over algemene fitheid en algehele gezondheid. Uit diverse studies blijkt dat er een relatie bestaat tussen
Nadere informatieSeksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie
Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond
Nadere informatieFactsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap
Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap
Nadere informatieOnderzoek naar het onderscheidend vermogen van het Vlaams Sport Kompas bij lagere schoolkinderen, in teken van talentdetectie
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2009-2010 Onderzoek naar het onderscheidend vermogen van het Vlaams Sport Kompas
Nadere informatieInleiding. Bespreking pagina 1
6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van
Nadere informatiePopulaties beschrijven met kansmodellen
Populaties beschrijven met kansmodellen Prof. dr. Herman Callaert Deze tekst probeert, met voorbeelden, inzicht te geven in de manier waarop je in de statistiek populaties bestudeert. Dat doe je met kansmodellen.
Nadere informatieHefbomen van Leiderschap. Simpel. Voorspellend. Invloedrijk.
Hefbomen van Leiderschap Simpel. Voorspellend. Invloedrijk. Excellente Competentiemodellen Organisaties zoeken naar simpele, praktische middelen voor de ontwikkeling van leiderschap. Een grote focus op
Nadere informatieTrainingsanalysetool Testen en meten. Daniël van Leeuwen, PhD
Trainingsanalysetool Testen en meten Daniël van Leeuwen, PhD Even voorstellen ALO (HvA) Bewegingswetenschappen (VU) PhD bewegingswetenschappen (VU) Sportwetenschapper Sprinttrainer en trainingscoördinator
Nadere informatieINTERNE SCOUTING
INTERNE SCOUTING 2017-2018 RKVV WILHELMINA (Versie 1, 09 april 2017) Beleidsplan TC Wilhelmina Page 1 Interne scouting Interne scouting richt zich met name op het bevorderen van de doorstroom van niet
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit
Nadere informatieKlinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie
Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie Kinderen en jongvolwassenen met een fysieke beperking, zoals cerebrale parese (CP), ervaren vaak loopproblemen in het dagelijks leven. Veelgehoorde
Nadere informatieBe in control. Test and Monitor your Performance!
www.juntosfootballmanagement.com Be in control. Test and Monitor your Performance! Juntos Football Management (JFM) is een voetbal management organisatie dat voetballers(m/v) en overige sporters een kans
Nadere informatieCore training. Door: Roeland Smits. Roeland Smits Core training voor zwemmers 1
Core training Door: Roeland Smits Roeland Smits Core training voor zwemmers 1 Voorbereiding krachttraining zwemmen: Core training: In eerste instantie zal er een grondige bases gelegd moeten worden waar
Nadere informatieBestemd voor de sportmedische keuring en begeleiding van topatleten, topsportbeloften en leerlingen van een topsportschool
CONSENSUS TESTFREQUENTIE Bestemd voor de sportmedische keuring en begeleiding van topatleten, topsportbeloften en leerlingen van een topsportschool INLEIDING De begeleiding van topatleten, topsportbeloften
Nadere informatieSpecial : Hockeytalenten vervroegd doorschuiven? Versie januari 2006 Bron: KNHB / J.Geijsel / B.Bams
Special : Hockeytalenten vervroegd doorschuiven? Versie januari 2006 Bron: KNHB / J.Geijsel / B.Bams Hockey mag zich in een toenemende populariteit verheugen. Zowel de ledenaantallen als nieuwe vormen
Nadere informatieTopsporter bij Defensie
Topsporter bij Defensie Atleten ondersteunen bij hun jacht op die felbegeerde medailles en hen een professionele omkadering bieden, dat is wat Defensie voor ogen heeft. Maar... hoe gaat dat precies in
Nadere informatieInleiding Deel I. Ontwikkelingsfase
Inleiding Door de toenemende globalisering en bijbehorende concurrentiegroei tussen bedrijven over de hele wereld, de economische recessie in veel landen, en de groeiende behoefte aan duurzame inzetbaarheid,
Nadere informatieRisk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING
Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden
Nadere informatieHOCKEY TALENTEN? Jos Geijsel, Topsportfysioloog Ajax en KNHB.
HOCKEY TALENTEN? Jos Geijsel, Topsportfysioloog Ajax en KNHB. Hockey mag zich in een toenemende populariteit verheugen. Zowel de ledenaantallen als nieuwe vormen van hockey nemen toe. Kennelijk biedt hockey
Nadere informatiePUURS 2005-2010. Puurs 2005-2010. K. Puurs Excelsior F.C. K.B.V.B. Stamnr. 3855 TERREINEN Kerkhofstraat Puurs. Beleidsplan 2005-2010
PUURS 2005-2010 Puurs 2005-2010 K. Puurs Excelsior F.C. K.B.V.B. Stamnr. 3855 TERREINEN Kerkhofstraat Puurs Beleidsplan 2005-2010 VOETBAL IS VERANDERD VOETBAL IS IN BEWEGING Kinderen zijn veranderd Maatschappij
Nadere informatieSamenvatting (Dutch summary)
Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.
Nadere informatieSamenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in
Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan
Nadere informatieHet profiel van de kandidaat - leerlingen van de topsportscholen: multidisciplinaire toepassing van talentidentificatie in voetbal
FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2009-2010 Het profiel van de kandidaat - leerlingen van de topsportscholen: multidisciplinaire
Nadere informatieCOACHING Het planmatig beïnvloeden van spelers. Met als doel de speler en het team beter te maken.
COACHING = Het planmatig beïnvloeden van spelers. Met als doel de speler en het team beter te maken. Wat is coachen? Coachen is het beïnvloeden van het voetballen of van de spelers We houden ons bezig
Nadere informatieK. Excelsior Zedelgem Jeugd
K. Excelsior Zedelgem Jeugd Werkmethode: Spelersindeling - talenontwikkeling Debutantjes Pagadders U6-U7 (2009-2010 ) Kernlijnen jeugdplan: Spelers al spelend zo veel mogelijk baltoetsen aanbieden met
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift bestaat uit een aantal studies waarin onderzocht is waar individuele verschillen vandaan komen in welbevinden (WB) en gerelateerde menselijke eigenschappen, zoals
Nadere informatieBasket Zonhoven wil zijn eigen spelers een gezonde vrijetijdsbesteding aanbieden die onder deskundige begeleiding kan uitgevoerd worden.
BASKET ZONHOVEN Missie Basket Zonhoven VZW streeft ernaar een sportclub te zijn die voor iedereen in Zonhoven (en onmiddellijke omgeving) de mogelijkheid biedt om aan basketbal te doen in competitieverband.
Nadere informatieHeb jij de beste conditie van de club?
Heb jij de beste conditie van de club? Geachte leden, Drie keer per jaar houden we de shuttle run test binnen onze club. Dit betekent dat in elke groep van 4Defence (Fight School Boxtel) deze conditie
Nadere informatieEindexamen wiskunde B 1 havo 2009 - I
Vetpercentage Al heel lang onderzoekt men het verband tussen enerzijds het gewicht en de lengte van volwassen mensen en anderzijds hun gezondheid. Hierbij gebruikt men vaak de Body Mass Index (BMI). De
Nadere informatieBeleid Talentontwikkeling 2012-2020
Beleid Talentontwikkeling 2012-2020 Datum: Thursday 15 December 2011 Auteur: Boudewijn van Opstal en Jeroen Spaans Inhoudsopgave Aanleiding 1. Ambitie KNRB en doel talentontwikkeling 2. Begrippen 3. Visie
Nadere informatieChris Visscher en Marije Elferink-Gemser Wie heeft er oog voor talenten in ontwikkeling?
Chris Visscher en Marije Elferink-Gemser Wie heeft er oog voor talenten in ontwikkeling? Het onderwijs heeft altijd en terecht veel aandacht besteed aan kinderen die niet mee kunnen komen. Nu is het tijd
Nadere informatieNota. Betreft : Samenvatting statistische analyse waterkwaliteit. Inhoudstafel. Datum: 19/12/17 0. INLEIDING STATISTISCHE ANALYSE...
Nota Datum: 19/12/17 Aan: VLM Auteur: TFR Nazicht: MVR Documentref: I/NO/11504/17.375/TFR Betreft : Samenvatting statistische analyse waterkwaliteit Inhoudstafel 0. INLEIDING... 2 1. STATISTISCHE ANALYSE...
Nadere informatieSamenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting
Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting
Nadere informatieOnderzoek naar vrijwilligerswerk in de sport voor jongeren die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties. Kansen tot ontwikkeling?
Onderzoek naar vrijwilligerswerk in de sport voor jongeren die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties. Kansen tot ontwikkeling? Doctoraatproefschrift Evi Buelens, onderzoeksgroep Sport & Society,
Nadere informatieEffect van duurtraining op lange termijn
Effect van duurtraining op lange termijn door Dr. Jan A. Vos, Inspanningsfysioloog Inleiding In onderstaand artikel zijn de resultaten vermeld van het fysiologisch effect van duurlopen op het lichaam bij
Nadere informatieStandpunten inzake intern beleid: indeling ploegen, doorstroming jeugdspelers
1. Indeling Gebeurt op basis van: kalenderleeftijd. biologische leeftijd (gestalte, vaardigheden, enz.). evaluatie van de speler, progressiemarge, beleving voetbalingesteldheid Indeling van ploegen Aantal
Nadere informatieVerdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin
Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1
Nadere informatieArtikel 452 Basisvoorwaarden om een jeugdlicentie VFV voor interprovinciaal of provinciaal voetbal te bekomen
Artikel 451 Het verzoek tot toekenning van een jeugdlicentie VFV interprovinciaal of provinciaal voetbal 1. De aanvraag tot deelname aan de interprovinciale of provinciale jeugdcompetitie, moet ingediend
Nadere informatieOmdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals
Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van
Nadere informatieAlgemene Opleidingsvisie
Algemene Opleidingsvisie Polyvalente spelers opleiden die het zonevoetbal beheersen De jeugdopleiding van E. Termien probeert alle ploegen met dezelfde spelopvatting =zonevoetbal op te leiden en dit in
Nadere informatie1 ONTWIKKELINGSTESTEN
1 ONTWIKKELINGSTESTEN INLEIDING Ontwikkelingstesten in de clubs hebben een dubbele functie. Enerzijds blijft dit de eerste fase in de talentdetectie, anderzijds is dit een ideale tool om de progressie
Nadere informatie1 G>=>KE:G=L> Dutch summary
1 Dutch summary * - nederlandse samenvatting Alhoewel cerebrale parese (CP) wordt gezien als een non-progressieve aandoening treden er wel degelijk secundaire complicaties op zoals afname van beweeglijkheid,
Nadere informatiehoofdstuk 4 & 7 hoofdstuk 3 & 6 hoofdstuk 2 hoofdstuk 5 Hoofdstuk 2 tot en met 5 hoofdstuk 6 en 7 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3 hoofdstuk
Samenvatting De Lokomat is een apparaat dat bestaat uit een tredmolen, een harnas voor lichaamsgewichtondersteuning en twee robot armen die de benen van neurologische patiënten kunnen begeleiden tijdens
Nadere informatieMissie & visie jeugdopleiding Standaard Denderleeuw.
Missie & visie jeugdopleiding Standaard Denderleeuw. Missie en visie. Wij Standaard Denderleeuw jeugdopleiding hun hebben als doel om zoveel mogelijk spelers uit eigen jeugdwerking te laten doorstromen
Nadere informatieCover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Poortvliet, Rosalinde Title: New perspectives on cardiovascular risk prediction
Nadere informatiehoofdstuk 3 hoofdstuk 4
Lichamelijke activiteit is erg belangrijk om de algemene gezondheid van mensen met een dwarslaesie in stand te houden. Door de beperking van de onderste extremiteiten is dit bij mensen met een dwarslaesie
Nadere informatieSamenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie
Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder
Nadere informatiehet laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en
Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens
Nadere informatievoor een actieve sociale levensstijl. SCORELIJSTEN FITTEST
voor een actieve sociale levensstijl. SCORELIJSTEN FITTEST Bloeddruk De bloeddruk wordt gemeten met een elektronische bloeddrukmeter. Bij het meten van een te hoge bloeddruk volgens de norm, werden de
Nadere informatieRapportage meldingen everzwijn Limburg Thomas Scheppers & Jim Casaer
INBO.R.2012.16 INBO.R.2012.26 Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO Geraardsbergen Gaverstraat 4 9500 Geraardsbergen T: +32 54 43 71 11 F: +32
Nadere informatieJEUGDPLAN NEDERLAND JONGENS
JEUGDPLAN NEDERLAND JONGENS Wat is het Jeugdplan Nederland? Sinds jaar en dag organiseert de KNVB het Jeugdplan Nederland (JPN). Het JPN, dat zowel voor jongens als voor meiden wordt aangeboden, is het
Nadere informatie1 ONTWIKKELINGSTESTEN
1 ONTWIKKELINGSTESTEN INLEIDING Ontwikkelingstesten in de clubs hebben een dubbele functie. Enerzijds blijft dit de eerste fase in de talentdetectie, anderzijds is dit een ideale tool om de progressie
Nadere informatieSAMENVATTING Schadelijk gebruik van alcohol staat wereldwijd in de top vijf van risicofactoren die tot ziekte, arbeidsongeschiktheid of overlijden kunnen leiden. Het alcoholgebruik is stabiel of neemt
Nadere informatie