Onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen"

Transcriptie

1 Onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen Is in Vlaanderen een klimaat aanwezig voor topsporters om goed te presteren? Met welke omgevingsfactoren hebben topsporters te maken en in hoeverre kunnen zij in optimale omstandigheden trainen? Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om topsportsucces te behalen? Hoe kan het topsportklimaat op effectieve en efficiënte wijze worden verbeterd? Dit onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen biedt antwoord op deze vragen. Atleten, trainers en federatieverantwoordelijken werden zelf aan het woord gelaten en dat maakt deze studie zo uniek. Na een zeer uitgebreide studie van de literatuur startte de vakgroep Sportbeleid en Management (SBMA) van de Vrije Universiteit Brussel onder leiding van Paul De Knop, begin 2 met dit onderzoek in opdracht van de Vlaams minister van Sport en het BOIC. De resultaten zijn overweldigend. Enerzijds bevestigen ze dat de hervormingen en beleidsinitiatieven die de laatste jaren hebben plaats gehad, een absolute noodzaak waren. Anderzijds leveren ze heel wat nieuwe informatie aan, die door de recent opgerichte stuurgroep topsport wordt gebruikt voor het opstellen van een actieplan ter voorbereiding van de Vlaamse topsporters en het optimaliseren van hun medaillekansen indien in 216 de Olympische Spelen in Vlaanderen zouden worden georganiseerd. Tegen eind 24 worden deze resultaten internationaal vergeleken, met onder andere Nederland, Australië, Griekenland, Italië, Canada en Groot-Brittannië. Topsportsucces is maakbaar! Wanneer we België in de medaillespiegel van de Olympische Spelen plaatsen naast een aantal vergelijkbare landen op basis van rijkdom (BBP/hoofd) en populatie, dan blijkt dat België ten opzichte van deze landen achterloopt (zie tabel in bijlage 1). Het hoogste aantal medailles dat België ooit behaalde tijdens Olympische Zomerspelen was zes, in Atlanta Vaak wijst men met de vinger naar het beleid en de politiek voor deze ondermaatse topsportprestaties, zoals met de resultaten van de Belgische atleten in Sydney in 2 bijvoorbeeld. Maar vanuit wetenschappelijke hoek weten we zeer weinig over de precieze invloed van het beleid op topsportsucces. Dit maakt het voor het Vlaams topsportbeleid heel moeilijk om prioriteiten te leggen. In elk geval twijfelen weinigen aan de stelling dat landen hun kansen op topsportsucces door gerichte ondersteuning en investeringen kunnen vergroten. Nederland en Australië, beide succesvol, hebben in de jaren negentig grote investeringen gedaan in topsport. Topsportsucces is wel degelijk maakbaar. Deze stelling vormt een belangrijk uitgangspunt van een ambitieus Vlaams topsportbeleid.

2 Een BEL 2 voor de topsport In het eerste gedeelte van het onderzoek werd een barometer ontwikkeld die toelaat om op objectieve wijze de evolutie van prestaties van Belgische atleten continu te evalueren (Zie bijlage 2). De Belgische Topsport Index (BTI) is in de eerste plaats een beleidsinstrument dat het effect van bepaalde beleidsinitiatieven op de prestaties van Belgische atleten moet aantonen. Prioriteiten in het Vlaams topsportbeleid In het onderzoek naar het topsportklimaat werd gepeild naar omstandigheden waarin topsporters en hun trainers hun sport bedrijven vanaf het moment dat het jong talent wordt ontdekt tot na de carrière van de atleet. 14 atleten (vanaf het niveau van deelname aan een Europees kampioenschap), 119 trainers en alle topsportfederaties (26) hebben vragen beantwoord over 11 verschillende aspecten van topsport. Globaal gezien geven zij aan dat de individuele leefsituatie van atleten en trainers en de talentontwikkeling het meest voor verbetering in aanmerking komen. Meer doorstroming van wetenschappelijk onderzoek, media-aandacht en de maatschappelijke waardering volgen hierop. Opvallend zijn de respondenten vrij tevreden over de kwaliteit van de topsportaccommodaties. Problemen situeren zich hier eerder op het vlak van de beschikbaarheid. Figuur: wat komt het meest in aanmerking voor verbetering? Organisatorische dienstverl. % Topsportaccommodaties 5% Bewegingsonderwijs 6% Internationale wedstrijden 7% Trainingsfaciliteiten 8% Sportspecifieke begeleiding 8% Maatschappelijke waardering 9% Breedtesport 2% Ander 1% Individuele leefsituatie 16% Talentontwikkeling 16% Wetenschappelijke flankering 1% Media-aandacht 9% Biedt het huidig topsportklimaat kansen op medailles? Het topsportklimaat in Vlaanderen is nog voor veel verbetering vatbaar. Er werden de laatste jaren reeds heel wat inspanningen geleverd. Zo zijn de middelen voor topsport sinds 1999 met 45% toegenomen. Maar prestaties zijn een lange termijn proces. Er zijn

3 gemiddeld 11 jaar en meer dan 1. trainingsuren nodig vooraleer een atleet zijn hoogste niveau bereikt. Tijdens de Olympische Spelen van 24 is het nog te vroeg om Vlaanderen naast concurrerende landen te plaatsen. In 28 zou het nieuwe topsportbeleid reeds enkele resultaten moeten kunnen opleveren. Een duidelijke stijging wordt verwacht in 212 en een maximaal effect in 216.

4 Bijlage 1 Tabel: Selectie van vergelijkbare landen voor de evaluatie van Olympisch succes (De Bosscher & De Knop, 22) Totaal aantal medailles Totaal aantal medailles tijdens LANDEN Populatie BBP/CAP tijdens Olympische Olympische Winterspelen x1 $ Zomerspelen (Sydney, (Salt lake City, Nagano, Atlanta, Barcelona) Lillehammer) Australië Nederland Canada Griekenland Zweden Noorwegen Zwitserland Denemarken België Finland Oostenrijk Israël Figuur: medailles tijdens Olympische Zomerspelen voor vergelijkbare landen met België (De Bosscher & De Knop, 22) Australië Nederland Canada Griekenland Zweden Noorwegen Zwitserland Denemarken België Finland Oostenrijk Israël

5 Bijlage 2 Figuur: Evolutie van de Belgische Topsport Index in de periode De indexwaarde wordt berekend door de toekenning van punten aan de eerste acht plaatsen behaald op Europese en Wereldkampioenschappen en Olympische Spelen. De behaalde punten worden gewogen in functie van de sporttak (afhankelijk van het aantal nationale federaties bij de internationale federaties) en het evenement (OS x6, WK x4, EK x2). In 1995 worden voor het eerst in elke sporttak het Europees en het Wereldkampioenschap in rekening gebracht. Dit verklaart deels de geleidelijke toename in waarde gedurende de eerste vier jaar.