Telefoonnummer: Datum: 24 april 2008 Referentie: NH/AM/MvD/ Faxnummer:

Transcriptie

1 Vestiging Haarlem Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten van Noord-Holland Postbus MD HAARLEM Telefoonnummer: Datum: 24 april 2008 Referentie: NH/AM/MvD/ Faxnummer: Betreft: Structuurvisie Noord-Holland, speerpunten LTO Noord Geacht College, geachte Statenleden, Onlangs heeft u het startsein gegeven voor het opstellen van een nieuwe Structuurvisie. Deze visie is geënt op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en gaat de bestaande streekplannen Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid vervangen. In de Structuurvisie wil de provincie Noord-Holland haar ambities voor de komende 30 jaar vastleggen. Dat betekent dat de nieuwe visie ook het kader gaat vormen waarbinnen de agrarische sector zich de komende decennia kan ontwikkelen. LTO Noord hecht er dan ook grote waarde aan dat de (ruimtelijke) belangen van de agrarische sector in de visie geborgd worden. Vanuit dat oogpunt willen wij u de volgende bouwstenen aanleveren voor de Structuurvisie. Wij verzoeken u deze bouwstenen bij het opstellen van de visie te betrekken. Algemeen Landbouw op de kaart Een inventarisatie van grootschalige functiewijzigingen in Noord-Holland leert dat ca ha landbouwgrond de komende 10 jaar aan de sector zal worden onttrokken. Het betekent dat de omvang van de agrarische sector in Noord-Holland in areaal met meer dan 10% gaat afnemen! Een geweldige aderlating voor een sector die bruist van ontwikkeling en waarvoor de verwachting is dat het economische tij de komende decennia gunstig gezind is. Een aanzienlijk deel van de voorziene ruimteclaim is te herleiden naar wensen vanuit natuur, recreatie en landschap. Deze claims zijn op de kaart gezet, vooral begin jaren negentig, in een periode dat de agrarische sector onder druk stond en de algemene veronderstelling was dat de landbouw in grote delen van Nederland geen toekomst meer zou hebben. Het tegendeel is waar gebleken. De agrarische sector heeft zich geherpositioneerd en manifesteert zich thans nadrukkelijk op regionaal, nationaal en mondiaal niveau. Het gevolg hiervan is dat sectorbreed een grote behoefte is aan ruimte om de gewenste agrarische bedrijfsontwikkeling en de vraag vanuit de markt te kunnen realiseren. Met inachtneming van het voorgaande verzoeken wij u, op basis van voortschrijdend inzicht, de nog niet gerealiseerde groene ruimteclaims te heroverwegen. LTO Noord wil met deze heroverweging bereiken dat natuur- en recreatieve ontwikkelingen op landbouwgrond (o.a. Noordboog, Wieringerrandmeer, Kust tot Kustwest, zoekgebieden herijking EHS) waarvan zonder meer duidelijk is dat deze ontwikkelingen ten koste gaan van kwalitatief hoogwaardige landbouwgrond en waarvoor draagvlak bij de betrokken grondeigenaren ontbreekt, definitief van de kaart worden gehaald. Deze ruimte is van groot belang voor enerzijds de economische ontwikkeling van de agrarische sector en anderzijds voor de agrarische sector als beheerder van het zo gewaardeerde Noord-Hollandse landschap. LTO Noord Fonteinlaan JG Haarlem Postbus RP Haarlem T F E info@ltonoord.nl I Het hoofdkantoor is gevestigd in Deventer

2 Om de ontwikkeling van de agrarische sector naar de toekomst toe te borgen is het van groot belang dat de sector weerstand kan bieden aan de ruimtevraag vanuit andere functies. Voorkomen moet worden dat de agrarische sector, zoals in het verleden meermaals is gebeurd, bij besluitvorming over functiewijzigingen als restpost wordt beschouwd. LTO Noord is van mening dat dit laatste op één manier kan worden voorkomen: de agrarische sector moet als functie op de kaart worden gezet. Het opstellen van een functiekaart voorkomt dat de (grondgebonden) landbouw als belangrijke economische factor en drager van het landschap ondergeschikt wordt gemaakt aan andere functies. De functiekaart moet de primaire agrarische productiegebieden ruimtelijk bescherming bieden. LTO Noord is van mening dat deze gewenste ruimtelijke bescherming gerealiseerd kan worden door invulling te geven aan de agrarische hoofdstructuur. Wij verzoeken u om, in samenwerking met LTO Noord, de agrarische hoofdstructuur voor Noord-Holland uit te werken. Het uitwerken van een agrarische hoofdstructuur betekent niet dat de agrarische cultuurgronden buiten de begrenzing van de hoofdstructuur voor LTO Noord van minder waarde zijn. Integendeel, deze gronden zijn minstens zo waardevol! Voor de cultuurgronden buiten de begrenzing van de hoofdstructuur doet zich evenwel een bijzondere tegenstelling voor. De gronden zijn veelal voorzien van een agrarische functie met een natuur- en/of landschappelijk predicaat als gevolg waarvan deze gronden minder in beeld zijn voor functiewijzigingen die een directe afname van het landbouwareaal tot gevolg hebben. Om de gewenste dubbeldoelstelling voor deze agrarische cultuurgronden te kunnen realiseren is een economisch duurzame landbouw een vereiste. De natuuren/of landschappelijke waarden zijn namelijk onlosmakelijk aan de landbouwfunctie gekoppeld. Als de landbouwfunctie in deze gebieden niet kan renderen zullen ook de gewaardeerde natuur- en landschappelijke waarden verdwijnen. Dat betekent dat de agrarische sector alleen dan het natuur- en/of landschapsbelang kan dienen als de (ruimtelijke) randvoorwaarden aanwezig zijn voor het realiseren van een economisch duurzame landbouwfunctie. Wij verzoeken u deze dubbelfunctie voor de agrarische sector in de gebieden buiten de hoofdstructuur te erkennen door ook in deze gebieden een ruimtelijk kader te creëren voor een economisch duurzame landbouw. Omvang agrarische bouwpercelen Bij de vaststelling van het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord in oktober 2005 is besloten om de Leidraad Provinciaal Ruimtelijk Beleid te herzien voor wat betreft de omvang van agrarische bouwpercelen. Bij de vaststelling van het gewijzigde streekplan Noord-Holland Zuid in november 2007 is een motie aangenomen met de strekking dat onderzoek moet plaatsvinden naar de gewenste omvang van agrarische bouwpercelen vanuit het oogpunt van voortschrijdende schaalvergroting en/of verbreding van de agrarische sector. Beide besluiten bevestigen het beeld van LTO Noord. De in het provinciaal ruimtelijk beleid voorgestelde omvang voor het agrarisch bouwperceel (1 ha) is niet meer toereikend om de ontwikkeling van de agrarische sector het hoofd te bieden. Dit laatste is voor u geen verrassing. In 2004 heeft het Landbouw Economisch Instituut (LEI), in opdracht van de provincie Noord-Holland, onderzoek verricht naar het perspectief voor de agrarische sector in Noord- Holland. Het LEI komt daarin onder meer tot de conclusie dat in Noord-Holland sprake is van een economisch gezonde agrarische sector die zich verder zal ontwikkelen. Deze ontwikkeling wordt vooral gezien op het gebied van schaalvergroting, waarbij het LEI de aanbeveling doet om deze ontwikkeling ruimtelijk te faciliteren door onder meer het toekennen van bouwpercelen van voldoende omvang. Met inachtneming van de aanbeveling van het LEI en de besluitvorming over de omvang van agrarische bouwpercelen bij de vaststelling van zowel het Ontwikkelingsbeeld als het streekplan Noord-Holland Zuid moeten nu knopen worden doorgehakt. De schaalgroei van de agrarische sector staat niet stil en de bedrijfsontwikkeling begint op verschillende plaatsen te knellen omdat de grenzen van het bouwperceel bereikt zijn. Voorts is van belang dat binnen het agrarisch bouwperceel niet alleen de bedrijfsgebouwen maar ook de erfverharding, silo s, voeropslag, spoelfaciliteiten, ondersteunende glasopstanden, etc. geplaatst moeten worden. LTO Noord is van mening dat een generiek advies over de maximale omvang van het agrarisch bouwperceel niet de insteek moet zijn. Maatwerk is het credo. Wel is het verstandig om een voorstel voor de minimale omvang van het bouwperceel in de Structuurvisie te benoemen. Dit geeft de gemeenten enig houvast bij het opstellen van bestemmingsplannen waarbij wel duidelijk moet zijn welke criteria de gemeenten moeten hanteren om af te NH/AM/MvD/

3 kunnen wijken van deze minimumvariant. LTO Noord is van mening dat de omvang van het agrarisch bouwperceel in alle productiegebieden in Noord-Holland minimaal 2,0 ha moet bedragen. Op basis van het aantonen van de bedrijfsmatige noodzaak (nge s, bedrijfsplan, etcetera) moet een groter bouwperceel tot de mogelijkheden behoren zonder daarvoor een maximum op te nemen. Als een agrarisch bedrijf nu reeds een bouwperceel heeft van ca. 2,0 ha of groter dan geldt voor deze bedrijven een uitzonderingssituatie en moet voor deze categorie bedrijven op voorhand een groter bouwperceel worden toegekend waarbinnen de bedrijfsontwikkeling in het komende decennium kan worden opgevangen. LTO Noord is van mening dat de schaalgroei van de agrarische sector, en als gevolg daarvan een vergroting van de omvang van agrarische bouwpercelen, gelegitimeerd kan worden als daardoor tevens de kwaliteit van het landschap wordt vergroot. Vanuit dat oogpunt is LTO Noord voorstander van een maximale inzet van het beleidskader Ruimte voor Ruimte. Het benoemen van het beleidskader Ruimte voor Ruimte als een provinciaal belang moet ervoor zorgdragen dat gemeenten verplicht worden om dit beleidskader in het gemeentelijk beleid te verankeren. Op dat moment is er in het landelijk gebied van Noord-Holland een uitstekend instrument voorhanden om vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen te saneren waardoor, ondanks de schaalvergroting binnen de agrarische sector, per saldo sprake zal zijn van een afname van de bebouwing in het buitengebied. Landbouw Effect Rapportage (LER) LTO Noord hecht er veel waarde aan dat het instrument Landbouw Effect Rapportage (LER) onderdeel blijft uitmaken van het strategisch provinciaal beleid. Het uitvoeren van een LER bij voorgenomen functiewijzigingen, bij voorkeur als uitwerking van een agrarisch structuuronderzoek, geeft een uitstekend beeld van de (toekomstige) ontwikkeling van de agrarische sector en brengt objectief in beeld waar de belangen van de landbouw niet parallel lopen met de beoogde functiewijziging. Door het uitvoeren van een LER zijn de landbouwbelangen een wezenlijk onderdeel van de besluitvorming omtrent een beoogde functiewijziging. Op die wijze is het mogelijk om vanuit de verschillende belangen te anticiperen op oplossingsmogelijkheden waar alle partijen voordeel van hebben. Wij verzoeken u dan ook om het bestaande beleidskader voor het opstellen van een LER, vastgelegd in zowel het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord als in het streekplan Noord-Holland Zuid, integraal in de Structuurvisie over te nemen. Hiervoor kan de tekst van paragraaf uit het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord gebruikt worden. Geen planologische schaduwwerking Bij de uitwerking van de vastgestelde natuurgebiedsplannen geldt dat de uitvoering van het plan plaatsvindt op basis van vrijwilligheid en de begrenzing als natuurgebied geen gevolgen heeft in het kader van de ruimtelijke ordening (streek- en bestemmingsplannen). Nadrukkelijk geldt de afspraak dat bij de uitwerking van het gebiedsplan de bestemming het eigendom volgt. Dit betekent dat pas na verwerving van percelen in het begrensde gebied door een natuurbeherende instantie, de agrarische bestemming gewijzigd kan worden in een natuurbestemming. Laatstgenoemde systematiek is vastgelegd in de Leidraad Provinciaal Ruimtelijk Beleid. LTO Noord verzoekt u het bestaande (ruimtelijk) beleid voor de implementatie van het natuurbeleid in de Structuurvisie te herbevestigen. Voorkomen moet worden dat planologische schaduwwerking optreedt. Voorts is LTO Noord van mening dat ook vanuit de begrensde gebieden (EHS, TOP, Natura 2000) geen planologische schaduwwerking mag uitgaan. Wij zijn voorstander van harde grenzen tussen de (beoogde) natuurbestemming en de agrarische functie. Voor zover buffering vanuit de (beoogde) natuurfunctie wenselijk wordt geacht, zal deze buffering intern, dus binnen het natuurgebied, zijn beslag moeten krijgen. Leidraad Verbrede Landbouw Voor de ontwikkeling van verbrede landbouw in combinatie met de agrarische bedrijfsvoering verzoeken wij u kennis te nemen van de Leidraad Verbrede Landbouw in bestemmingsplannen. De Leidraad is opgesteld in opdracht van de samenwerkende gemeenten in Waterland maar wordt inmiddels ook ver buiten deze regio gebruikt bij het formuleren en uitwerken van beleid voor nevenactiviteiten in combinatie met de agrarische bedrijfsvoering. De Leidraad combineert kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van nevenactiviteiten op basis NH/AM/MvD/

4 waarvan gemeenten kunnen besluiten bij recht en/of vrijstelling nevenactiviteiten toe te staan. LTO Noord is van mening dat de genoemde Leidraad de basis moet vormen voor het provinciaal beleid inzake de uitwerking van het onderdeel nevenactiviteiten in combinatie met de agrarische bedrijfsvoering. Dit laatste moet als zodanig in het Structuurvisie worden vastgelegd. Grondgebonden landbouw Bloembollenteelt In de Nota Ruimte zijn de bloembollengebieden Noord-Kennemerland en het Noordelijk Zandgebied benoemd als een landbouwontwikkelingsgebied voor de bloembollenteelt. Tezamen met de Greenport Bollenstreek vormen de beide Noord-Hollandse bollengebieden het Hollands Bollendistrict. In de Nota Ruimte is aangegeven dat het een taak van de provincie is om de landbouwontwikkelingsgebieden op de kaart te zetten en het ruimtelijk beleid voor deze gebieden te richten op behoud en versterking van de bloembollenfunctie. Wij verzoeken u nadrukkelijk om deze verantwoordelijkheid op te pakken en het in de Nota Ruimte voorgestelde beleid voor de landbouwontwikkelingsgebieden in de Structuurvisie uit te werken. Voor de ontwikkeling van de permanente bloembollenteelt is het van belang dat de kwalitatief hoogwaardige productiegronden in de binnenduinrand van Noord-Kennemerland en het Noordelijk Zandgebied minimaal behouden blijven. Het respecteren van de bestaande begrenzing van het bollenconcentratiegebied is hiervoor een eerste vereiste. Om invulling te geven aan het vanuit de Nota Ruimte ingezette beleid, gericht op behoud en versterking van de bloembollengebieden, mag niet getornd worden aan de bestaande omvang van het bollenconcentratiegebied. Dat betekent dat voor functiewijzigingen binnen het bloembollengebied geen plaats is. Als er desondanks zwaarwegende argumenten gelden om een functiewijziging in het bollenconcentratiegebied te realiseren dan moet minimaal de omvang van deze functiewijziging in de directe nabijheid van het bollenconcentratiegebied gecompenseerd worden. Alleen op deze manier kan het bestaande areaal hoogwaardige bloembollengrond in stand worden gehouden. LTO Noord is van mening dat met het loslaten van het stringente consolideringsbeleid, bij de vaststelling van het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, de beleidsruimte aanwezig is om de permanente bloembollenteelt in de regio te compenseren wanneer sprake is van een inbreuk op het bestaande bollenconcentratiegebied. De autonome ontwikkeling van de bloembollensector richt zich in hoofdzaak op efficiencyverbetering en schaalvergroting. De geschiedenis wijst uit dat de bloembollensector een groeisector is. Om deze ontwikkeling te kunnen faciliteren is de beschikbaarheid van kwalitatief goede bloembollengronden een vereiste. Vanuit dat oogpunt is het van bijzonder groot belang dat de bestaande reservering voor de uitbreiding van de permanente bloembollenteelt in het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, groot ha bruto, in de Structuurvisie wordt overgenomen. LTO Noord en KAVB werken momenteel aan een gebiedsvisie voor het Noordelijk Zandgebied. Deze visie, waarin zowel de bloembollen- als de akkerbouw- en veehouderijsector worden belicht, wordt in mei 2008 officieel gepresenteerd. Wij verzoeken u deze visie als bouwsteen te hanteren bij het opstellen van het bloembollenbeleid voor het Noordelijk Zandgebied. Vollegrondstuinbouw en veehouderij De grondgebonden landbouw in Noord-Holland is een economisch sterke sector. Vooral de wisselwerking (vruchtwisseling) tussen de verschillende sectoren is hier debet aan. Specifiek kan worden gewezen op de relatie tussen de veehouderijsector enerzijds en de vollegrondstuinbouw (reizende bollenteelt, vollegrondstuinbouw, akkerbouw) anderzijds. In deze relatie is het resultaat meer dan de som der delen! Deze intersectorale relaties hebben bijgedragen aan de totstandkoming van een economisch sterke agrarische sector. Het nieuwe ruimtelijke beleid moet de wisselwerking tussen de sectoren blijvend faciliteren. De kracht van de grondgebonden sector ligt ook in het samenspel tussen de primaire sector en de agribusiness. Deze functies versterken elkaar en dragen bij aan de totstandkoming van een sterk agribusinesscomplex. NH/AM/MvD/

5 Dit laatste geldt vooral voor de regio s West-Friesland en de Noordkop waarbinnen vooral het bollenteeltcluster, het glastuinbouwcluster en het zaadteeltcluster in het oog springen. Voor het behoud en de versterking van het agribusinesscomplex in deze regio s moet in de kracht van het gebied geïnvesteerd worden. Het betekent dat het agrarisch productiegebied gevrijwaard moet blijven van gebiedsvreemde functies, dat het planologisch instrumentarium ruimte geeft voor bedrijfsontwikkeling, dat flexibel grondgebruik gegarandeerd is en dat continu aandacht is voor structuurversterking. Wij verzoeken u deze elementen in de Structuurvisie uit te werken. Veenweidegebieden De veenweidegebieden in Noord-Holland zijn in brede zin erkend als landschappelijk waardevolle gebieden waarvoor de agrarische sector een onmisbare beheersfunctie vervult. Bij veel (overheids)instanties is niet bekend dat van het totale Noord-Hollandse veenweidegebied ca % beheerd wordt door agrarische bedrijven! Het betekent dat voor het behoud van de veenweidegebieden de landbouw een onmisbare schakel is. De (recente) geschiedenis heeft laten zien dat in die delen van het veenweidegebied waar de landbouw geen rol (meer) heeft in het beheer, de karakteristieke aard van het gebied onder druk komt te staan. In die gebiedsdelen is sprake van de vorming van andere landschapstypen (verruiging, verzuring) waarvoor (maatschappelijk) geen draagvlak aanwezig is. Geconcludeerd kan worden dat het karakteristieke veenweidelandschap alleen op basis van landbouwkundig beheer kan worden gerealiseerd. De landbouwfunctie in het veenweidegebied moet derhalve gekoesterd worden. De landbouwsector kan de rol als landschapsbeheerder alleen invullen als de voorwaarden aanwezig zijn voor het exploiteren van een economisch duurzaam agrarisch bedrijf. Dat betekent dat in deze gebieden het watersysteem (minimaal 60 cm-mv) wordt afgestemd op de agrarische functie, de (ruimtelijke) randvoorwaarden worden ingevuld die zijn geënt op bouwpercelen van voldoende omvang en een stimulerend beleid wordt ontwikkeld voor verbrede landbouw als onderdeel van het agrarisch bedrijf. Daarnaast is het een keuze van de ondernemer (en geen gebiedskeuze) in welke richting het agrarisch bedrijf zich zal ontwikkelen. De veenweidegebieden bieden vanuit agrarisch oogpunt perspectief op een economisch duurzame bedrijfsontwikkeling. Zonder daarbij de fysieke omstandigheden (structuur, draagkracht) te onderschatten zijn er voldoende kansen te onderscheiden voor zowel de productiegerichte als de verbrede agrarische bedrijven. Daarbij kan vooral worden gewezen op de Zeevang: grote en perspectiefvolle agrarische bedrijven die een garantie zijn voor de continuïteit van het veenweidelandschap. Hierbij moet nogmaals goed worden onderkend dat deze rol als landschapsbeheerder alleen kan worden gecontinueerd als de voorwaarden aanwezig zijn voor de totstandkoming van economisch duurzame agrarische bedrijven. Fruitteelt In de regio West-Friesland is de fruitteeltsector sterk vertegenwoordigd. Met een areaal van ca ha is de sector een vooraanstaande partij in het agribusinesscomplex. De sector heeft zich het afgelopen decennium geherpositioneerd en manifesteert zich thans sterk op het gebied van innovatie, afzet, arbeid, ontwikkeling van nieuwe rassen en mechanisatie. Voorts is de focus sterk gericht op herstructurering waarbij de insteek het realiseren van aaneengesloten blokken van minimaal 25 ha is. Geconstateerd moet worden dat de ruimtelijke druk, vooral in de regio Hoorn, bijzonder groot is. Dat betekent dat de totale omvang van het fruitteeltareaal onder druk staat. Vanuit klimatologisch en bodemkundig oogpunt heeft de sector een sterke voorkeur om, bij het optreden van functiewijziging, in de regio West-Friesland te kunnen hervestigen. Wij verzoeken u derhalve om in de Structuurvisie de ruimtelijke randvoorwaarden op te nemen voor een economisch duurzame fruitteeltsector in Noord-Holland. Glastuinbouw De Flower Mainport Aalsmeer is in de Nota Ruimte bestempeld als één van de vijf greenports in Nederland. Om het Greenportconcept voor Aalsmeer te kunnen uitwerken is het als eerste van belang dat het (ruimtelijk) beleid gericht is op behoud en versterking van de greenport. Dat betekent dat in/nabij de regio Aalsmeer ingezet moet worden op de verdere ontwikkeling van de veiling, een betere bereikbaarheid en vestigingsruimte voor NH/AM/MvD/

6 sierteeltproductiebedrijven. De vestigingsruimte voor de primaire productiebedrijven moet gerealiseerd worden door herstructurering van het bestaande glastuinbouwconcentratiegebied en de verdere ontwikkeling van Rijsenhout. In het streekplan Noord-Holland Zuid is rond Rijsenhout 300 ha netto gereserveerd voor de uitbreiding van Greenport Aalsmeer. Het besluit om voor glastuinbouwontwikkeling in de regio Aalsmeer 300 ha netto te reserveren betekent bruto een groter ruimtebeslag. Voor het behoud en versterking van de Flower Mainport Aalsmeer verzoeken wij u om de in het streekplan Noord-Holland Zuid gemaakte reservering van 300 ha netto voor de glastuinbouwontwikkeling in de regio Aalsmeer onverkort in de Structuurvisie over te nemen. De glastuinbouwsector in Noord-Holland Noord heeft zich nadrukkelijk op de kaart gezet. Met Agriport A7, het Grootslag en Alton is sprake van een vooraanstaand glastuinbouwcluster dat nog volop in ontwikkeling is. In deze zogenaamde glasdriehoek moet voldoende ruimte beschikbaar zijn voor een verdere groei van het glastuinbouwareaal. De groei in de glasdriehoek moet vooral gerealiseerd worden in Agriport A7 en het Grootslag. In het Altongebied zal de inzet gericht moeten zijn op herstructurering van het glastuinbouwgebied. Het concept van Agriport A7 en het Grootslag (agribusiness, logistiek, grootschalig) is innovatief, staat garant voor continuïteit en heeft veel potentie voor een doorgaande ontwikkeling. Wij verzoeken u dan ook nadrukkelijk om in de Structuurvisie ruimte te reserveren voor een verdere uitbreiding van de glastuinbouwgebieden Agriport A7 en het Grootslag. Een (glas)tuinbouwgebied dat bijzondere aandacht vraagt is het Heemskerkse tuinbouwgebied. Dit gebied heeft keer op keer bewezen dat een relatief beperkte bedrijfsomvang in combinatie met een intensieve bedrijfsvoering zorgdraagt voor economisch duurzame bedrijven. Tegen de verdrukking in heeft het tuinbouwgebied zich de afgelopen decennia uitstekend ontwikkeld. Dit laatste heeft er mede toe geleid dat het Heemskerkse tuinbouwgebied als glastuinbouwgebied binnen de rode contour van het streekplan Noord-Holland Zuid is opgenomen. Om het tuinbouwgebied naar de toekomst toe planologische duidelijkheid te bieden, wat noodzakelijk is voor een duurzame bedrijfsontwikkeling, en gebiedsvreemde functies te weren, verzoeken wij u nadrukkelijk om voor het Heemskerkse tuinbouwgebied het glastuinbouwbeleid uit het streekplan Noord-Holland Zuid in de Structuurvisie te continueren. Voor het kunnen realiseren van ondersteunende glasopstanden gaan wij ervan uit dat het bestaande provinciaal beleid in de Structuurvisie wordt overgenomen. Hoge drukgebieden Haarlemmermeer Als uitvoering van de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek is onlangs een start gemaakt met de planvoorbereiding voor de Westflank Haarlemmermeer en de Amsterdam Connection Trade (ACT). In de Westflank liggen vanuit de gebiedsuitwerking vooral ambities op het gebied van wonen, natuur/recreatie, water en infrastructuur. De ACT richt zich op de realisatie van een Schipholgebonden bedrijventerrein. Parallel aan de planvorming voor de Westflank wordt tevens gewerkt aan een Masterplan Park 21. Het Masterplan moet uitsluitsel geven over inrichting, uitvoering en financiering van het zogenaamde park van de 21 e eeuw dat tussen Hoofddorp en Nieuw-Vennep is gelegen. De voorziene ontwikkelingen in de Haarlemmermeer gaan ten koste van een groot areaal landbouwgrond. Na realisatie van de voorgenomen plannen resteren nog twee landbouwenclaves in het noordwesten en zuidoosten van de polder. Om er zorg voor te dragen dat het agrarisch gebied in de Haarlemmermeer ook in de toekomst economisch duurzaam kan worden gebruikt verzoeken wij u bij de definitieve besluitvorming over de beoogde functiewijzigingen de landbouwbelangen nadrukkelijk mee te wegen. NH/AM/MvD/

7 Noord-Kennemerland In het buitengebied van de gemeenten Castricum en Heiloo ligt vanuit de overheid een nadrukkelijke wens om woningbouwontwikkeling te combineren met een grootschalige groenontwikkeling. Daarnaast wordt in deze regio gezocht naar ruimte voor de realisatie van een robuuste ecologische verbindingszone (Kust tot Kust). Een recent uitgevoerd Stivasonderzoek heeft geconcludeerd dat in de regio Castricum/Heiloo sprake is van een sterke agrarische sector met groeipotentie. De beoogde groenontwikkeling in deze regio conflicteert met de voorziene agrarische bedrijfsontwikkeling. LTO Noord is van mening dat de conclusie vanuit het Stivasonderzoek, namelijk dat sprake is van een sterke agrarische sector, de garantie is voor het open en groen houden van het gebied. De inzet in de Structuurvisie moet er dan ook op gericht zijn om de ontwikkeling van de agrarische sector in deze regio te faciliteren. Dat betekent dat de voorziene groenontwikkeling voor deze regio door de agrarische sector wordt ingevuld op een wijze die niet ten koste gaat van agrarische cultuurgrond. Amsterdam/Amstelland In het rapport De kracht van het landschap - streefbeeld en actieprogramma voor het Metropolitane Landschap wordt voor de regio Amsterdam ingezet op de uitwerking van de groene scheggen. Wij verzoeken u bij de uitwerking van beleid voor deze scheggen rekening te houden met het uitgangspunt dat agrarische bedrijven alleen dan duurzaam kunnen functioneren als de voorwaarden voor een economisch gezonde agrarische bedrijfsvoering aanwezig zijn. Daarnaast is het een keuze van de ondernemer (en geen gebiedskeuze) in welke richting het agrarisch bedrijf zich zal ontwikkelen. Bij de besluitvorming over Amstelgroen en het gewijzigde streekplan Noord-Holland Zuid is door de provincie Noord-Holland voor de regio Amstelland nadrukkelijk gekozen voor het handhaven van een agrarisch complex en het weren van gebiedsvreemde functies. Recent heeft de minister van LNV de regio Amstelland gekwalificeerd als een waardevol landschap waar het beleid gericht moet zijn op handhaven en versterking van het landschap. Om dit beleid gestalte te kunnen geven is een economisch duurzame agrarische sector een vereiste. Wij verzoeken u dan ook om het agrarisch complex in de regio Amstelland planologisch te beschermen en voorwaarden te creëren voor een economisch duurzame agrarische sector. Gooi en Vechtstreek Voor de regio Gooi en Vechtstreek moet de inzet gericht zijn op uitvoering van de afspraken die binnen de Groene Uitweg gemaakt zijn. De Structuurvisie moet de (ruimtelijke) voorwaarden creëren waarbinnen deze afspraken uitgevoerd kunnen worden. Water In januari 2006 hebben Provinciale Staten het provinciaal Waterplan vastgesteld. Het daarin opgenomen beleid voor het waterbeheer in het landelijk gebied (afgestemd op het bestaande grondgebruik) wordt door LTO Noord onderschreven. Wij verzoeken u, voor zover van toepassing, het vastgestelde beleid uit het Waterplan uit te werken in de Structuurvisie. Wij zijn graag bereid deze reactie van een mondelinge toelichting te voorzien. Hoogachtend, S.A. Ruiter Voorzitter LTO Noord provincie Noord-Holland NH/AM/MvD/