t Wat een grap! Dit kan niet waar zijn.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "t Wat een grap! Dit kan niet waar zijn."

Transcriptie

1 Blok 2 LB WB Les 1 Een klodder modder 34 INFORMATIE Leestekst Tekst 1: komish verhaal over de genezende werking van modder. Tekst 1: oud AVI 4/5; nieuw AVI M4/E4. Zie ook software. Centrale strategie/leerdoel Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord aan en verklaart het. Door te letten op signaalwoorden (let op!-woorden), kun je een tekst beter begrijpen. Deze woorden laten bijvoorbeeld zien waarom, waar of wanneer iets gebeurt. Er zijn signaalwoorden die iets zeggen over de tijd (eerst, dan, daarna), de plaats (hier, daar), de oorzaak/reden (want, omdat) en een vergelijking (als, dan). Als je op dat soort woorden let, zie je wat de zinnen met elkaar te maken hebben en begrijp je de tekst beter. In groep 4 zijn enkele signaalwoorden van tijd, plaats en oorzaak behandeld. In deze les wordt vooral aandaht besteed aan het signaalwoord van vergelijking: als. Moeilijke woorden De kraam: tafel van planken met een dak van zeil. Kramen staan bijvoorbeeld op een markt. Je kunt er iets kopen. Smeren: als je ergens iets op smeert, strijk je het erover uit. Je smeert bijvoorbeeld zalf op je geziht. De handel: spullen die iemand heeft gekoht en weer verkoopt. In orde komen: als iets in orde komt, komt het goed. De kwak: als een klodder modder of verf ergens op (of in) valt, noem je die klodder een kwak. Aandahtspunten Gebruik voor de kinderen de term let op!-woord in plaats van signaalwoord. Shrijf voor de les de ursieve tekst op het bord (zie Voor het lezen). Of kopieer hem voor de kinderen (Zie Kopieerbladen.) LESBESCHRIJVING Oriëntatie op het leren Bespreek met de kinderen wat ze in de vorige les hebben gedaan. Het was een toetsles waarin ze hebben laten zien wat ze hadden geleerd in blok 1. De tekst ging over een slimme haas. De kinderen hebben toen, voordat ze de tekst gingen lezen, bedaht of het een verhaal, een gediht of een weettekst zou zijn. Ook hebben ze de tekst kort naverteld. Dit doe je door te zeggen over wie de tekst vooral gaat en wat er met hem of haar gebeurt. Vertel de kinderen dat ze vandaag gaan oefenen met let op!-woorden. In groep 4 hebben ze al met zulke woorden geoefend. Ze kennen al de let op!- woorden van tijd. Noem er zelf enkele en vraag een paar kinderen of ze er nog meer kennen (eerst, later, dan, daarna). Doe hetzelfde met let op!-woorden van plaats (hier, daar, verderop) en oorzaak (want, omdat). Bespreek kort waarom deze woorden ook alweer let op!-woorden worden genoemd: als je zo n woord tegenkomt in een tekst, moet je goed opletten, want daarna komt er iets wat te maken heeft met de tekst ervoor. Vertel de kinderen dat ze verder gaan oefenen met let op!-woorden. In deze les gaan ze ook een nieuw let op!- woord leren. Voor het lezen Beshrijf een situatie over modder. Vertel bijvoorbeeld dat u een boswandeling maakte. U liep over kleine paadjes. Het was glibberig, u liep door de modder. Uw shoenen werden vies, en soms gleed u bijna uit. Leg uit wat modder is. Modder is aarde met water. Als het geregend heeft is de grond modderig en blubberig. Je kunt uitglijden en een beetje wegzakken in de modder. Vraag nu de kinderen naar hun ervaringen met modder. Breng het gesprek op gang door te vragen wie er weleens heeft gevoetbald op een modderig veld. Laat de kinderen zelf meer situaties beshrijven. Tot slot kunt u zeggen dat sommige dieren het heerlijk vinden om in de modder te rollen. Welke dieren zijn dat? Bekijk samen met de kinderen de tekst, de titel en de tekeningen en laat hen dan vraag 1 en 2 beantwoorden. WB De kinderen maken vraag 1 en 2 in tweetallen. Bespreek de antwoorden diret daarna. 1 Voorkennis ativeren: je geeft aan wat je al weet t de aarde, nat, glijden, het varken, de blubber, vies, smeren, spelen 2 Doel, strutuur en vorm van de tekst herkennen: Je voorspelt of de tekst een verhaal, gediht of weettekst is. Laat de kinderen hun antwoord toelihten. t Wat een grap! Dit kan niet waar zijn.

2 Instrutie entrale doel Voordat u samen met de kinderen de tekst gaat lezen, gaat u in op het entrale doel van deze les. Lees het raadsel op het bord voor. Leg de nadruk op het woordje als. De kinderen lossen dit raadsel op. Het is zo hard als steen. En ook zo glad als glas. Je glijdt eroverheen. En eens was het een plas. (Antwoord: het ijs.) Vervolgens past u de tekst aan en leest u hem nogmaals voor. IJs is zo hard als steen. IJs is zo glad als glas. Je glijdt eroverheen. En eens was het een plas. Vertel dat in dit raadsel ijs wordt vergeleken met steen en glas. Dit gebeurt door het woordje (zo)als. Als noem je een let op!-woord. Onderstreep het signaalwoord als. Zie je als staan in een tekst, let dan op of er dingen met elkaar vergeleken worden. U leest nog een raadsel van het bord voor. Hij is gebogen als een brug. Hij is zo ver als de horizon. Hij is gekleurd als een verfdoos. Hij is zo feestelijk als een slinger. Je ziet hem alleen in de regen in de zon. (De regenboog.) De kinderen lossen ook dit raadsel op. Indien nodig, geeft u hulp. Vraag de kinderen om met behulp van de oplossing de vergelijkingen aan te geven. Onderstreep in de eerst twee zinnen het woordje als. Vertel de kinderen dat ze in de tekst die ze straks gaan lezen, ook moeten letten op het let op!- woord als. En op andere let op!-woorden die iets zeggen over de tijd of de plaats. Ze krijgen daar in het werkboek vragen over. Tijdens het lezen LB Lees de tekst voor. De kinderen lezen mee. Betrek de illustraties erbij, als u voorleest. Ga in op de moeilijke woorden (zie Moeilijke woorden). 3 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van vergelijking aan en verklaart het. De kinderen moeten aangeven dat als het signaalwoord van vergelijking is. Ze moeten in de tekst opzoeken waarmee de modder vergeleken wordt. t Het woord als is gekleurd. als zalf 4 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van tijd aan en verklaart het. De kinderen zoeken in twee zinnen hetzelfde signaalwoord van tijd. t Het woord dan moet onderstreept zijn. 5 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van plaats aan en verklaart het. Door het signaalwoord daar in de gegeven zinnen begrijpen de kinderen dat ze plekken die pijn doen, moeten invullen. t 1 op haar knie 2 op zijn duim. 6 Tekst interpreteren: je beantwoordt w&hvragen over belangrijke personen en gebeurtenissen. De kinderen omirkelen alle eigenshappen van modder die genoemd zijn in de gehele tekst. t sappig, vers, smeerbaar, goedkoop, glad 7 Tekst beoordelen: je geeft je gevoel bij de tekst weer. De kinderen geven aan welk gevoel de tekst ze gaf en hoe dat kwam. t Eigen mening. Evaluatie van het leren Bespreek met de kinderen waar het in deze les vooral om ging. Bij het lezen van een tekst moet je goed letten op de let op!-woorden. Deze woorden helpen je om de tekst goed te begrijpen. Bij vraag 3, 4 en 5 hebben ze dat gedaan. Bespreek kort vraag 7. U vraagt enkele kinderen hun antwoord toe te lihten. Als de tijd dat toelaat, vraagt u de kinderen of ze vergelijkingen kunnen bedenken over modder. Voorbereiden volgende les Laat zwakke lezers zih op de les voorbereiden met behulp van de software. Materialen: stroken wit papier en een viltstift. Na het lezen WB De kinderen maken vraag 3 t/m 8 zelfstandig. Ruim voldoende tijd in om de antwoorden met de kinderen te bespreken. 35

3 Blok 2 LB WB Les 2 Een saai verhaal INFORMATIE Leestekst Tekst 1: verhalend gediht over een jongetje dat een saai verhaal vertelt aan dieren in de dierentuin. Tekst 1: oud AVI 5; nieuw AVI E4. Zie ook software. Centrale strategie/leerdoel Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord aan en verklaart het. Wanneer je een tekst leest, let dan op let op!- woorden. Als je dat doet begrijp je de tekst beter. In deze les gaat het om woorden die iets vertellen over de vraag waarom of waardoor iets gebeurt. Als je in de tekst de woorden want, doordat of omdat tegenkomt, kijk dan of je antwoord kunt geven op de vragen: waarom gebeurt iets of waardoor gebeurt iets in de tekst? Moeilijke woorden Zeurderig: iemand die zeurt, praat op een vervelende manier steeds weer over hetzelfde. Een zeurderig verhaal is een vervelend, saai verhaal. De moraal: de moraal van een verhaal is de les die je uit dat verhaal kunt leren. Voor aap staan: iemand die voor aap staat, staat voor gek. mensen lahen diegene uit. Een sterk verhaal: als je een sterk verhaal vertelt, overdrijf je wat er gebeurd is. Je maakt het verhaal mooier, spannender dan het eigenlijk was. De dikhuid: in deze tekst is dikhuid een ander woord voor olifant. Aandahtspunten Shrijf voor de les de ursieve zinnen op het bord (zie Voor het lezen). Materialen Eventueel het verhaal en de illustratie van Dikkertje Dap van Annie M.G. Shmidt. Stroken wit papier. Een dikke stift. LESBESCHRIJVING Oriëntatie op het leren Bespreek met de kinderen wat ze in de vorige les hebben gedaan. Ze hebben geoefend met let op!- woorden van vergelijking. De tekst ging over de modderman. Zijn modder was erg goed. Zo smeerbaar als zalf, zo glad als boter en het rook zo lekker als de beste parfum. Wanneer je in een tekst de woordjes zo als tegenkomt, moet je goed opletten of er dingen met elkaar vergeleken worden. Er is in de vorige les ook aandaht besteed aan let op!-woorden die iets vertellen over waar iets gebeurt of wanneer iets gebeurt. Door goed op let op!-woorden in een tekst te letten, begrijp je de tekst beter. Vertel de kinderen dat ze in deze les weer gaan oefenen met vershillende let op!-woorden. Voor het lezen Vertel een saai verhaal uit uw eigen leven. U vertelt het verhaal op een monotone manier en u gebruikt veel en toen en toen. U maakt het verhaal niet eht af en gaat steeds slaperiger en verveelder kijken. Tot slot vraagt u de kinderen hierop te reageren. Wat vonden jullie van het verhaal, was het spannend of saai? Moest je lahen om het verhaal? Waarom (niet)? Vraag enkele kinderen te vertellen over saaie ervaringen. Vervolgens vat u de ervaringen samen. Als iets saai is, gebeurt er niets spannends, je valt ervan in slaap. Daarna bekijkt u samen met de kinderen de tekst, de titel en de tekeningen. De teksttitel vertelt dat de tekst zih afspeelt in de dierentuin. Bespreek met de kinderen wat ze zien op de tekeningen. Laat de kinderen ontdekken dat het jongetje waarshijnlijk een saai verhaal vertelt. (U stelt vragen in de trant van: Over wie gaat dit verhaal? Moet de giraffe lahen? Wat vindt de olifant van het verhaal?) WB De kinderen maken zelfstandig vraag 1 en 2. 1 Voorkennis ativeren: je geeft aan wat je al weet t De giraffe vindt het verhaal erg saai. 2 Doel, strutuur en vorm van de tekst herkennen: Je voorspelt of de tekst een verhaal, gediht of weettekst is. Snelle lezers zien bij het verkennen van de tekst dat veel regels rijmen. t De laatste woorden van de regels rijmen. Er zijn vijf ongeveer gelijke stukjes tekst. t Instrutie entrale doel Voordat u samen met de kinderen de tekst gaat lezen, gaat u in op het entrale doel van deze les, zodat de kinderen goed voorbereid aan de vragen kunnen werken. Vertel de kinderen dat ze een tekst op het bord gaan lezen. Het is de bedoeling dat ze letten op let op!-woorden van oorzaak. Deze woorden geven 36

4 een verband tussen zinnen aan. Ze geven antwoord op de vraag: Waarom gebeurt er iets of waardoor gebeurt er iets? U leest de tekst op het bord voor. Ik zie dat het buiten regent. Ik doe mijn regenpak aan, want anders word ik nat. Vraag aan een kind waarom de persoon uit het verhaal zijn regenpak aantrekt. Antwoord: Omdat hij niet nat wil worden. Onderstreep het let op!-woord want. Leg uit dat door het woordje want het verband gelegd wordt tussen een regenpak aandoen en niet nat worden. Als je want ziet in een tekst, let dan op. Bekijk wat de stukjes voor en na het let op!-woord met elkaar te maken hebben. Samen met de kinderen bedenkt u nog een aantal zinnen met want. Shrijf ze op stroken papier. Knip ze af voor het woordje want en deel daarna de stroken uit. Vraag een kind een gedeelte voor te lezen. Het kind dat het andere gedeelte van de zin heeft, staat op. In eerste instantie legt u het verband nog uit, u vertelt wat het eerste en het tweede gedeelte met elkaar te maken hebben. Daarna vraagt u de kinderen zelf het verband uit te leggen. Vertel de kinderen dat ze straks een tekst gaan lezen en dat ze dan moeten letten op het woordje want. U legt uit dat de woorden omdat en doordat ook een verband aangeven tussen de zinnen. Als je snapt wat het stuk tekst vóór deze woordjes en het stuk tekst daarna met elkaar te maken hebben, begrijp je de tekst goed. Tijdens het lezen LB Lees zelf de tekst voor. Betrek ook de tekening erbij nadat een tekstblokje is voorgelezen. Ga in op de moeilijke woorden (zie Moeilijke woorden). Bespreek daarna de antwoorden op de vragen 1 en 2. Bij het bespreken van vraag 2 beargumenteert u het antwoord. Na het lezen WB De kinderen maken zelfstandig vraag 3 t/m 8. Ruim voldoende tijd in om de antwoorden met de kinderen te bespreken. 3 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van oorzaak aan en verklaart het. t Het woord want is gekleurd. Het jongetje staat in de dierentuin voor aap. De giraffe valt in slaap. 4 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van oorzaak aan en verklaart het. Na want vind je als lezer een verklaring. Hier wordt verklaard waarom het jongetje naar de olifant gaat. want die begrijpt altijd een hoop. t 5 Tekst interpreteren: je beantwoordt w&hvragen over belangrijke personen en gebeurtenissen. De kinderen moeten zih voortellen dat de olifant het verhaal ook saai vindt, omdat hij van plan is het dikkertje het zwijgen op te leggen. Ze zien op de tekening in het leesboek de dreigende poot boven zijn hoofd. t saai 6 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van tijd aan en verklaart het. En toen was het dikkertje pap. U legt de voorbeeldzin aan de kinderen uit. t 2 ik naar huis toe loop, ga ik nog naar de olifant. 3 hetzelfde lied, een dier in Artis luistert niet. 4 ging een klein, dik jongetje naar Artis. 5 viel de giraffe alweer in slaap. 7 Tekst interpreteren: je beantwoordt w&h-vragen over belangrijke personen en gebeurtenissen. Hoewel het gediht een open einde heeft, moeten de kinderen uit de tekst en de illustraties kunnen halen dat het zeer waarshijnlijk is dat de olifant eht met zijn poot op het dikkertje (het dikke jongetje) stapt. Ja, de olifant maakt pap van het dikkertje. t 8 Tekst samenvatten: je wijst de hoofdgedahte van de tekst aan. In dit geval is de moraal de hoofdgedahte van het gediht. Vaak staat een moraal niet letterlijk in de tekst, maar moet je hem tussen de regels door zelf ontdekken. Moeilijk, welliht kunt u hen helpen. t Vertel nooit een saai verhaal en zeker geen twee keer. Evaluatie van het leren Bespreek met de kinderen dat ze in deze les hebben geoefend met let op!-woorden die een oorzaak of gevolg aangeven. Bespreek de vragen 3, 4 en 6 uitvoerig. Bespreek daarna vraag 7 en 8. Voorbereiden volgende les Laat zwakke lezers zih op de les voorbereiden met behulp van de software. Materialen: drie boeken. Zie Informatie volgende les. 37

5 Blok 2 LB WB Les 3 Lekker snel, maar dan wel veilig! INFORMATIE Leestekst Tekst 1: een weettekst die vertelt waarom skaten gevaarlijk kan zijn en wat je eraan kunt doen om veilig te skaten. Tekst 1: oud AVI 5; nieuw AVI M4. Zie ook software. Centrale strategie/leerdoel Tekst interpreteren: je ontroleert je voorspelling Voor het lezen deden de kinderen bepaalde voorspellingen over het onderwerp en het soort tekst en vertelden wat ze al van het onderwerp wisten. Na en tijdens het lezen is het goed om deze voorspellingen te ontroleren en zo nodig bij te stellen, want anders wordt de tekstinhoud niet goed geïnterpreteerd. Moeilijke woorden Het wegdek: bovenkant van de weg. Als een weg gemaakt is van asfalt, is het wegdek glad. Als een weg gemaakt is van stenen, kan het wegdek bobbelig zijn. Smakken: hard vallen. Jongeren: jonge mensen. De shaafwond: als je een shaafwond hebt, is er een stukje van je huid opengegaan. Het kan een beetje bloeden. Je kunt een shaafwond krijgen, als je valt. Kneuzen: als je iets gekneusd hebt, heb je ergens tegenaan gestoten. Je krijgt op de plaats van de kneuzing vaak een blauwe plek. Materialen U legt drie boeken klaar. (bijvoorbeeld twee informatieve boeken en een verhaal) Bij het kiezen van de boeken let u erop dat de inhoud voorspeld kan worden. De inhoud kan worden voorspeld door titel en illustraties goed te bekijken. U laat zien dat een boek verdeeld is in hoofdstukken en dat een overziht van de hoofdstukken te zien is in de inhoudsopgave. Ook door de inhoudsopgave van een boek te lezen kun je voorspellen waar het boek over gaat. LESBESCHRIJVING Oriëntatie op het leren Bespreek met de kinderen wat ze in de vorige les hebben gedaan. Ze hebben een verhaal gelezen over een jongetje dat een saai verhaal vertelde in de dierentuin. De giraffe viel in slaap, en hoe reageerde de olifant? De moraal van het verhaal was dat je nooit saaie verhalen twee keer moet vertellen. In de vorige les hebben de kinderen geoefend met let op!-woorden. U zegt tegen de kinderen dat ze vandaag een tekst gaan lezen. Vooraf moeten ze bedenken waar de tekst over zal gaan. Als je in grote lijnen al weet waar de tekst over gaat, helpt dat bij het lezen van de tekst. Tijdens en na het lezen moet je wel steeds ontroleren of je voorspelling klopt. Voor het lezen Bekijk samen met de kinderen de titel en de foto s. Vraag de kinderen wat voor soort tekst dit is. Hoe weet je dat? Bespreek met de kinderen het mogelijke onderwerp van de tekst. Wijs op de tussenkopjes en vertel dat er vooral bij weetteksten tussenkopjes gebruikt worden. Als je niet alleen de titel, maar ook de tussenkopjes leest, kom je al meer te weten over het onderwerp. Het onderwerp is skaten. Door gebruik te maken van de informatie in de tussenkopjes kan de voorspelling van het onderwerp verder verfijnd worden. WB De kinderen maken vraag 1 in duo s. 1 Inhoud voorspellen: je voorspelt het onderwerp door de titel, tussenkoppen en plaatjes te bekijken. Bij de bespreking wijst u de kinderen erop dat het handig is om niet alleen de titel van de tekst te lezen, maar ook de tussenkopjes. Dan weet je alweer een beetje meer. Bij weetteksten worden vaak tussenkopjes gebruikt. t waarom skaten gevaarlijk is; hoe ik me goed kan beshermen bij het skaten. Instrutie entrale doel Vertel de kinderen dat u drie boeken heeft gekozen. Waar zullen deze boeken over gaan? U kiest een boek, laat het zien en u leest de titel voor. Vraag de kinderen wat het onderwerp van het boek zal zijn. Bespreek welke informatie je uit de titel en de illustratie op de kaft kunt halen. Een boek is verdeeld in hoofdstukken. In een inhoudsopgave staat een overziht van alle hoofdstukken uit het boek. Door de inhoudsopgave te lezen kun je nog meer over het onderwerp te weten komen. U leest de inhoudsopgave voor. Samen met de kinderen verfijnt u de beshrijving van het onderwerp. Stel samen met de kinderen het onderwerp van het boek vast. Eventueel kunt u dit op het bord shrijven. Vertel de kinderen dat je het boek of de tekst kunt gaan lezen, als je het onderwerp hebt vastgesteld. 38

6 Tijdens het lezen is het belangrijk om je voorspelling van het onderwerp te ontroleren. U leest een stukje tekst uit het boek voor en u bespreekt met de kinderen of dit aansluit bij de voorspelling van het onderwerp. Ook na het lezen is het van belang om te ontroleren of je voorspelling klopte. U klapt het boek diht en u leest de tekst op de ahterkant van het boek voor. Bespreek met de kinderen of de voorspelling van het onderwerp klopte. Als de voorspelling bijgesteld moet worden, doet u dit. Op deze manier bespreekt u ook de andere boeken, als u voldoende tijd heeft. In vraag 1 hebben jullie het onderwerp van de tekst uit het leesboek voorspeld. Bespreek het antwoord op vraag 1. Vat samen: voordat je een boek of een tekst gaat lezen, is het belangrijk je af te vragen wat het onderwerp zal zijn. Om het onderwerp te voorspellen lees je de titel en bekijk je de tekening of foto bij de tekst. Als je de tussenkopjes van een tekst of de inhoudsopgave van een boek leest, kom je meer over het onderwerp te weten. Heb je de titel, de illustratie en de tussenkopjes of de inhoudsopgave bekeken, dan kun je het onderwerp goed voorspellen. Het is belangrijk om tijdens en na het lezen te ontroleren of je voorspelling juist was. Als je merkt dat je voorspelling niet helemaal klopt, moet je hem bijstellen. Dit gaan jullie oefenen met een tekst in het leesboek. Tijdens het lezen LB Vraag vier kinderen ieder een tekstblok voor te lezen. De andere kinderen lezen mee. Betrek ook de foto s erbij, wanneer de kinderen voorlezen. Ga in op de moeilijke woorden (zie Moeilijke woorden). Na het lezen WB De kinderen maken zelfstandig vraag 2 t/m 8. Ruim voldoende tijd in om de antwoorden met de kinderen te bespreken. 2 Tekst interpreteren: je begrijpt de tekst beter door de plaatjes te bekijken. Plaatjes geven, net als tekst, informatie. t Een skateplein is veilig voor skaters. Daar komen geen auto s. 3 Tekst interpreteren: je begrijpt de tekst beter door de plaatjes te bekijken. Kinderen gebruiken de informatie die foto 2 in het leesboek geeft. Ze passen deze informatie atief toe in deze vraag. Ze tekenen de polsbeshermer, de kniebeshermers, de skatehelm op de juiste plaats in de tekening van de jongen ernaast. t De polsbeshermers, de skatehelm en de kniebeshermers moeten onderstreept zijn. 4 Tekst interpreteren: je geeft verbanden tussen In deze vraag wordt gekeken naar het verband tussen het tekstblok Ongeluk bij shool en het tekstblok Ongelukken. Het gaat om een onreet voorbeeld afgezet tegen ongelukken die in het algemeen vaak voorkomen bij skaten. t shaafwonden, gekneusde vingers, gekneusde pols; breken 5 Tekst interpreteren: je geeft verbanden tussen t besherming 6 Tekst interpreteren: je ontroleert je voorspelling De kinderen geven aan welke zinnen het onderwerp van de tekst aangeven. Ze vergelijken hun antwoord met dat bij vraag 1. Zo kunnen ze zien of hun voorspelling goed was. t Waarom skaten gevaarlijk is. Hoe ik me goed kan beshermen bij het skaten. Eigen antwoord. t 7 Samenvatten: je wijst de hoofdgedahte van de tekst aan. De kinderen geven in deze vraag per tekstblokje aan wat de belangrijkste informatie is. t 1 Soms kunnen skaters niet op tijd remmen voor fietsers. 2 Het meisje op skates kon niet op tijd stoppen voor de auto, 3 Jongeren raken gewond, omdat ze geen besherming dragen, 4 Draag altijd besherming als je skate. Evaluatie van het leren Bespreek met de kinderen dat het belangrijk is om, voordat je een tekst gaat lezen, te voorspellen wat het onderwerp zal zijn. Dit doe je door naar de titel, de tussenkopjes en de foto s of de plaatjes te kijken. Het is belangrijk om tijdens en na het lezen je voorspelling te ontroleren. Bespreek vraag 6. Vraag wie vershillende antwoorden bij vraag 1 en 6 had. En vraag door: hoe kwam dat? Bespreek ook vraag 7. Hierin hebben de kinderen de kernzin van ieder tekstblok aangegeven. Voorbereiden volgende les Laat zwakke lezers zih op de les voorbereiden met behulp van de software. Materialen: 5 Junior-Informatieboekjes. Zie Informatie volgende les. 39

7 Blok 2 LB WB Les 4 Links, rehts of gewoon rehtdoor? INFORMATIE Leestekst Tekst 1: weettekst over een loopsafari door de Beekse Bergen waarbij vershillende dieren besproken worden. Tekst 1: oud AVI 5; nieuw AVI E4. Zie ook software. Centrale strategie/leerdoel Tekst interpreteren: je ontroleert je voorspelling Voor het lezen deden de kinderen een voorspelling van het onderwerp. Tijdens en na het lezen ontroleren ze deze voorspelling. Zo nodig stellen ze hun aannames bij, want anders wordt de tekstinhoud niet goed geïnterpreteerd. Moeilijke woorden De savanne: grote grasvlakte met een paar bomen, vooral in het noorden van Zuid-Amerika. De kruising: plek waar twee wegen op een punt door elkaar heen lopen, elkaar kruisen. Het verblijf: (hier:) woonplaats. De alleseter: dier dat alles (plant en dier) eet. Ook de mens is een alleseter. De harem: (hier:) groep dieren met een mannetje als leider. Aandahtspunten De kinderen werken in de instrutiefase in groepjes van vier of vijf. Tijdens het werken in groepjes loopt u rond, om waar nodig hulp te bieden en het proes te begeleiden. Materialen Vier of vijf (zoveel als er tafelgroepjes zijn) Informatie Juniorboekjes over vershillende onderwerpen. LESBESCHRIJVING Oriëntatie op het leren Bespreek met de kinderen wat ze in de vorige les hebben gedaan. Ze hebben een weettekst gelezen over skaten en de gevaarlijke kanten daarvan. Ze hebben geleerd dat het handig is om, voordat je een tekst eht gaat lezen, te bekijken waar de tekst in grote lijnen over gaat. Wat moet je dan doen? Lees de titel en de tussenkoppen (als die er zijn), bekijk ook goed de foto s of tekeningen bij de tekst. Zo kom je te weten waar de tekst vooral over gaat en doe je een voorspelling over het onderwerp. Het is belangrijk om steeds te ontroleren of het klopte wat je daht, als je de tekst eht gaat lezen. Vertel de kinderen dat ze in deze les ook weer gaan voorspellen wat het onderwerp van de tekst zal zijn en dat ze later gaan ontroleren of ze het goed hadden. Voor het lezen Bekijk samen met de kinderen de titel van de tekst van deze les. Wijs op de strutuur van de tekst en benoem de tussenkopjes. Bekijk samen de plattegrond. Wijs ze op de legenda en ombineer de plattegrond met de titel en de foto s. Instrutie entrale doel Voordat u samen met de kinderen de tekst gaat lezen, gaat u in op het entrale doel van deze les, zodat de kinderen goed voorbereid aan de vragen kunnen werken. Shrijf vijf titels (ontleend aan de vijf Junior Informatieboekjes, dus niet de oorspronkelijke titels, die geven namelijk het onderwerp) met bijbehorende tussenkopjes op het bord. Vraag de kinderen over welke onderwerpen de boekjes met deze titels en tussenkopjes zullen gaan. Ieder groepje wijst u een titel toe. Ieder kind bedenkt voor zihzelf wat het onderwerp van de tekst zal zijn dat bij de titel en de tussenkopjes hoort. Als iedereen uit de groep dit heeft gedaan, worden de antwoorden in het eigen groepje bedisussieerd. Het beste antwoord wordt gekozen. Als alle groepjes zover zijn, worden de antwoorden in de hele groep gegeven. De ontrole volgt diret. U laat de boekjes zien waaruit de tussenkopjes komen. De kinderen kunnen hun antwoord ontroleren, door de oorspronkelijke titel van het boekje te lezen. U shrijft de onderwerpen bij de titels en tussenkopjes op het bord. Tijdens het lezen LB Allereerst legt u de betekenis van de moeilijke woorden uit. (Zie Moeilijke woorden.) Vervolgens wijst u op de legenda en op de betekenis van de vershillende symbolen. Geef de kinderen de opdraht om tijdens het voorlezen de route op de plattegrond te volgen. Lees zelf het eerste deel van de tekst voor: Op loopsafari in de Beekse Bergen. Daarna wijst u drie vershillende kinderen aan om de andere tekstdelen voor te lezen. Na het lezen WB De kinderen maken vraag 1 t/m 8 in tweetallen. Ruim voldoende tijd in om de antwoorden met de kinderen te bespreken. 40

8 1 Inhoud voorspellen: je voorspelt het onderwerp door de titel, tussenkoppen en plaatjes te bekijken. Wijs de kinderen erop dat je de betekenis van loopsafari te weten komt door de informatie uit de titel te ombineren met de informatie op de plattegrond. De titel van de tekst is: Op loopsafari in de Beekse Bergen. Op de plattegrond zie je een bordje loopsafari. Vervolgens zie je een pad met een lopend mannetje erin. Het pad loopt langs wilde dieren. Een loopsafari is dus een wandeltoht langs wilde dieren. t Over een wandeltoht door de Beekse bergen. 2 Tekst interpreteren: je begrijpt de tekst beter door de plaatjes te bekijken. t 1 de leeuwen 2 de stekelvarkens 3 de zebra s 4 de ooievaars 3 Tekst interpreteren: je begrijpt de tekst beter door de plaatjes te bekijken. t 1 de Afrikaanse honden 2 de neushoorns 3 de bavianen 4 de olifanten 4 Tekst interpreteren: je geeft verbanden tussen t 1 de leeuw 2 de leeuw 3 de baviaan 5 Tekst interpreteren: je geeft verbanden tussen Er wordt een verband gelegd tussen de tekst en de plattegrond, waarbij de plattegrond als onderdeel van de tekst beshouwd wordt. Om te zien waar wat is in de Beekse Bergen. t 6 Tekst interpreteren: je ontroleert je voorspelling Na het lezen van de tekst zijn de kinderen in staat om in eigen woorden op te shrijven wat het onderwerp is. t een loopsafari in de Beekse Bergen, eigen antwoord 7 Samenvatten: je wijst de hoofdgedahte van de tekst aan. De kinderen geven per tekstdeel aan wat het belangrijkste is. Ze hebben de keuze uit twee mogelijkheden. t 1 Op loopsafari door de Beekse Bergen kom je wilde dieren tegen. Aan het eind kun je lekker zitten in het restaurant. 2 De leeuw wordt de koning van de dieren genoemd. Andere dieren zijn bang voor hem. 3 Bavianen wonen in een groep, een harem. Het mannetje is de baas over vershillende vrouwtjes en jonkies. 4 Een ooievaar kleppert met zijn snavel bij gevaar en om andere ooievaars te begroeten. Evaluatie van het leren Bespreek met de kinderen waar het in deze les vooral om ging: het ontroleren van je voorspelling In vraag 6 hebben ze dat gedaan. Bespreek deze vragen uitvoerig. Vraagt u ook aan de kinderen wie aan het eind een ander antwoord had dan aan het begin (vraag 1). Hoe kwam dat? Bespreek ook vraag 2 en 3. Het is belangrijk dat kinderen ervaren dat je tekst aan een shema, in dit geval een plattegrond, kunt koppelen. Vraag de kinderen hoe ze het lezen met de plattegrond ervaren hebben. Tot slot kunt u vragen: Wie heeft er zin gekregen om op loopsafari in de Beekse Bergen te gaan? Voorbereiden volgende les Laat zwakke lezers zih op de les voorbereiden met behulp van de software. Materialen: Ongeveer 200 steentjes (MABmateriaal). Zie Informatie volgende les. 41

9 Blok 2 LB WB Les 5 Twee plus drie is vijf INFORMATIE Leestekst Tekst 1 en 2: weetteksten over spellen, de spelregels en funtionele illustraties. Tekst 1 en 2: oud AVI 5; nieuw AVI E4. Zie ook software. Centrale strategie/leerdoel Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord aan en verklaart het. Als je bij het lezen van deze tekst goed let op signaalwoorden van tijd, weet je wanneer iets gebeurt. Tekst interpreteren: je ontroleert je voorspelling Vóór het lezen stellen kinderen het onderwerp van de tekst vast. Tijdens en na het lezen ontroleren zij deze voorspelling. Als je in het eerste ontat met de tekst weet waar die over gaat, begrijp je hem beter. Moeilijke woorden Er het dihtst bij zitten: je zit er het dihtst bij als jouw antwoord het meeste lijkt op het goede antwoord. De ronde: een ronde is een deel van een wedstrijd of een spelletje. De deelnemers die winnen, gaan door naar de volgende ronde. Delen: of: verdelen. Bijvoorbeeld je deelt een taart in aht stukken. Aandahtspunten Shrijf voor de les de titel en de tussenkopjes op het bord. (Zie Voor het lezen, tussenkopjes en titel zijn onderstreept.) Materiaal Ongeveer 200 steentjes of iets wat daarvoor door kan gaan. (Bijvoorbeeld MAB-materiaal.) LESBESCHRIJVING Oriëntatie op het leren Bespreek met de kinderen dat ze in de vorige les het onderwerp van de tekst hebben voorspeld. Ze keken naar de titel, tussenkoppen en plaatjes. Wie weet nog waar die tekst over ging? Vandaag doen we hetzelfde. En tijdens het lezen ontroleren we onze voorspelling. Want als je leest met het verkeerde onderwerp in je hoofd, begrijp je de tekst niet goed. De kinderen gaan ook vragen maken over signaalwoorden in de tekst. Voor het lezen Bekijk samen met de kinderen de twee teksten, de titels en de tekeningen. WB De kinderen maken vraag 1. Bespreek de antwoorden diret daarna. 1 Inhoud voorspellen: je voorspelt het onderwerp door de titel, tussenkoppen en plaatjes te bekijken. Het gaat hier om de spelletjes zelf, niet om de kinderen die ze spelen. t Spelletjes met stenen; (of: leren rekenen door spelletjes met stenen.) Instrutie entrale doel Voordat u samen met de kinderen de teksten gaat lezen, gaat u in op het entrale doel van deze les. Vertel de kinderen dat ze een titel en tussenkopjes op het bord gaan lezen. Aan de hand van deze informatie gaan ze voorspellen wat het onderwerp van de tekst zal zijn. U vraagt een kind de titel en de tussenkopjes op het bord voor te lezen. Samen met de kinderen bespreekt u wat het onderwerp van de tekst zou kunnen zijn. Welke informatie kun je uit de titel halen en waar doen de tussenkopjes aan denken? De voorspelling shrijft u op het bord. (Het goede antwoord is pannenkoeken maken, maar met een fout antwoord gaat deze oefening nog beter.) Mohten de kinderen het moeilijk vinden, dan kunt u het gesprek sturen met vragen als: Waar denk je aan bij stroop? Aan wat voor soort tekst denk je, als je deze tussenkopjes leest? LEKKER MET STROOP! Wat heb je nodig? melk eieren meel boter stroop Wat moet je klaarzetten? een shaal een vork een koekenpan twee borden Wat moet je doen? (Hier zet u op het bord alleen maar strepen neer in plaats van zinnen. Deze zinnen leest u voor. De laatste zin shrijft u wel uit.) 42

10 Meng de melk, de eieren en het meel. Klop alles goed door elkaar, zodat er een glad beslag ontstaat. Smelt de boter in de koekenpan. Giet het beslag in de pan. Waht tot de randjes bruin zijn, keer het dan om. Waht tot ook deze kant bruin is, leg wat je gebakken hebt dan op het bord. Als je dat gedaan hebt, kun je heerlijk smullen! Nu leest u het laatste deel van het reept voor. Onder het lezen onderbreekt u even: klopte onze voorspelling? Als u klaar bent met voorlezen, zegt u: Ik heb de tekst gelezen, nu moet ik weten waar deze tekst over gaat. Vervolgens ontroleert u of de voorspelling vóór het lezen juist was. U wijst op het belang van ontrole. Als je denkt dat deze tekst gaat over het bakken van akejes, worden dat wel erg platte akejes! Dan kijk je toh raar op! Wijs de kinderen erop dat het bij het lezen van een reept belangrijk is om te weten wanneer het gereht klaar is. In de tekst staat een let op!-woord dat aangeeft wanneer de pannenkoeken klaar zijn. Welk woord is dat? Het woordje dan in de laatste regel van het reept. Vat samen: voordat je een tekst gaat lezen, voorspel je het onderwerp. Tijdens en na het lezen ontroleer je je voorspelling. Tijdens het lezen LB Lees de twee teksten rustig voor. Betrek de tekeningen er steeds bij. Vraag de kinderen mee te lezen. Ga in op de moeilijke woorden (zie Moeilijke woorden). Na het lezen WB De kinderen maken zelfstandig vraag 2 t/m 8. Geef aan waar kinderen het materiaal kunnen pakken dat nodig is bij vraag 8. Ruim voldoende tijd in om de antwoorden met de kinderen te bespreken. 2 Tekst interpreteren: je begrijpt de tekst beter door de plaatjes te bekijken. t Tanya heeft gewonnen, twee en drie is vijf stenen. 3 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van tijd aan en verklaart het. Het woordje als is een let op!-woord en geeft antwoord op de vraag wanneer? t Je wint als je hebt geraden hoeveel steentjes er liggen. Je mag nog een keer als niemand het geraden heeft. Het spel stopt als iemand geen steentjes meer heeft. 4 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van tijd aan en verklaart het. t Er moet een kring om het woord als staan. Het woordje als geeft aan wanneer je wint. In feite geeft als hier een voorwaarde aan, maar in groep 5 houden we het op tijd, anders wordt de theorie van de signaalwoorden te ingewikkeld. 5 Tekst interpreteren: je geeft verbanden tussen delen van teksten aan.. t 1 Leg 10 steentjes klaar. 2 Pak ieder vijf steentjes. 3 Doe je handen op je rug. 4 Doe in één hand 0, 1, 2, 3, 4 of 5 steentjes. 5 Steek je hand naar voren. 6 Raad hoeveel steentjes het samen zijn. 7 Doe allebei je hand open. 8 Tel nu hoeveel steentjes er samen liggen. 9 Wie het heeft geraden, is de winnaar. 10 Speel nog een keer, als het getal niet geraden is. 6 Tekst interpreteren: je geeft verbanden tussen t In spel 1 tel je steentjes op, in spel 2 neem je steentjes weg. 7 Tekst interpreteren: je ontroleert je voorspelling t Spelletjes met stenen. Eigen tekst. 8 Tekst beoordelen: je geeft je gevoel bij de tekst weer. t Kinderen omirkelen het spel van hun keuze en spelen dat spel. Evaluatie van het leren Vooraf hebben jullie het onderwerp van de tekst bepaald. Tijdens en na het lezen hebben jullie je voorspelling geontroleerd. Bespreek vraag 7. Jullie moesten deze teksten heel preies lezen om de spelletjes te kunnen spelen. Tijdens het lezen kwam je let op!-woorden tegen. Bespreek vraag 3 en 4. Bespreek tot slot vraag 8. Waren de spelregels meteen duidelijk voor iedereen of moesten jullie nog wel eens teruglezen in de tekst? Vraag de kinderen naar hun (lees)strategie. Voorbereiden volgende les Laat zwakke lezers zih op de les voorbereiden met behulp van de software. Materialen: Toetsblad 2.1 en 2.2 kopieëren. 43

11 Blok 2 LB KB 2 Les 6 Shoon en fris (toets) INFORMATIE Leestekst Tekst 1: weettekst over zeep, vroeger en nu. Tekst 1: oud AVI 5; nieuw AVI E4. Zie ook software. Centrale strategie/leerdoel Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord aan en verklaart het. De kinderen kennen let op!-woorden die aangeven wanneer iets gebeurt (eerst, later, toen, dan), waar iets gebeurt, waarom of waardoor iets gebeurt (want, omdat, doordat) en het let op!- woord van vergelijking zo als. Ze weten dat ze bij deze woordjes op moeten letten, omdat er dan iets gezegd wordt over de tekst ervoor of erna. Als je dat verband ziet, begrijp je wat de vershillende delen met elkaar te maken hebben. Dit helpt je om de tekst beter te begrijpen. Tekst interpreteren: je ontroleert je voorspelling De kinderen weten dat je voor het lezen gebruik moet maken van de titel, tussenkopjes en plaatjes, om te voorspellen waar de tekst over zal gaan. Ze hebben ook geleerd dat ze tijdens en na het lezen moeten ontroleren of deze voorspelling (nog) klopt. Moeilijke woorden Leg de woorden mobilofoon en bekeuring niet uit bij het lezen, want die komen in de vragen aan de orde. LESBESCHRIJVING Oriëntatie op het leren Bespreek kort met de kinderen wat ze in de vorige lessen hebben geleerd. Ze hebben geoefend met let op!-woorden die iets vertellen over wanneer iets gebeurt, waar het gebeurt en waarom of waardoor iets gebeurt. Ook hebben ze geoefend met het let op!-woord van vergelijking: zo als. Ze hebben ook aan de hand van de titel, tussenkopjes en plaatjes voorspeld wat het onderwerp van een tekst zou kunnen zijn. Deze voorspelling hebben ze na (en tijdens) het lezen telkens geontroleerd. Kunnen de kinderen nog enkele onderwerpen van teksten uit dit blok noemen? En hadden ze die vaak goed voorspeld? Vertel de kinderen dat ze in deze les een toets gaan maken op een kopieerblad. Ze gaan dat helemaal De hygiëne: wie op de hygiëne let, zorgt ervoor dat alles netjes en shoon is. Dat doet hij omdat hij niet ziek wil worden. De geur- en kleurstof: spul dat bijvoorbeeld in shoonmaak-middelen zit, om ze lekker te laten ruiken en een mooie kleur te geven. Shrapen: met iets sherps ergens overheen gaan om het buitenste laagje eraf te halen. Bijvoorbeeld de modder van je laarzen shrapen. Ruw: iets wat ruw is, heeft een oppervlak dat niet glad is. Er zitten bobbeltjes op of groefjes in. Katten hebben een ruwe tong. Het mengsel: een mengsel krijg je als je vershillende dingen door elkaar roert. Aandahtspunten Behandel de toets als een normale les. De vragen staan op kopieerblad 2. Bespreek de vragen en antwoorden op een later tijdstip na. Vraag 1 rekent u ook bij de toets (zie Soringsvoorshrift en toelihting). De kinderen maken de vragen zo zelfstandig mogelijk. U bepaalt zelf welke kinderen u helpt bij het begrijpen van de vragen. De bevindingen en resultaten kunt u noteren op het betreffende registratieblad en het analyseblad (kopieerbladen). Let erop dat in Voor het lezen geen antwoorden worden weggegeven. Materialen Voor elk kind een kopie van toetsblad 2.1 en 2.2. Toetsregistratieblad (kopieerblad 6). zelfstandig doen. De vragen lijken sterk op de vragen in de vorige lessen, dus ze hoeven zih geen zorgen te maken. Ze hebben er al veel mee geoefend. Vertel ook dat ze hun antwoorden moeten ontroleren voordat u het werk ophaalt. Voor het lezen KB De kinderen maken vraag 1 zelfstandig. Als alle kinderen vraag 1 af hebben, voert u een gesprekje over zeep en andere shoonmaakspullen. Laat de kinderen zien wat u heeft meegenomen (wasmiddel, wasverzahter, zeep, badshuim, shampoo). Bespreek waarvoor je de middelen gebruikt. Laat de kinderen vertellen wat ze zelf gebruiken en wanneer: zeep, bad/douheshuim, shampoo, badbubbels et etera. Ze kunnen nog ruiken aan de meegebrahte spullen. Ruikt ze allemaal lekker? 44

12 Tijdens het lezen LB Als u zwakke lezers in de klas hebt, kunt u ervoor kiezen de tekst zelf voor te lezen. Controleer af en toe of de kinderen uw tempo kunnen volgen. Zijn er geen zwakke lezers, dan lezen de kinderen de tekst zelfstandig. Ga na welke woorden ze niet kennen of begrijpen en liht deze toe, tenzij er een vraag over gesteld wordt. (Zie ook Moeilijke woorden.) Ga ook niet op de inhoud van de tekst in, want daarmee zou u antwoorden op sommige toetsvragen kunnen weggeven. Na het lezen WB De kinderen maken vraag 2 t/m 8 zelfstandig. Observeer intussen hoe het de zwakkere lezers vergaat. Zijn ze in staat om zonder hulp de vragen te lezen en te verwerken? Bepaal zelf in welke mate u ze op weg helpt. Evaluatie van het leren Bespreek met de kinderen hoe het ging met de toets. Lukte het om alle vragen te maken? Welke vonden ze lastig, welke moeilijk? Waarom? Op een later tijdstip gaat u in op de toetsresultaten en bespreekt u de antwoorden. (Dat laatste kunt u ook aan het eind van de toets doen.) Besteed daarbij vooral aandaht aan vraag 3, 4 en 7 (en 1) die de entrale doelen betreffen. 6 Tekst interpreteren: je geeft verbanden tussen t Niet te veel! 7 Tekst interpreteren: je ontroleert je voorspelling t Zeep. Eigen antwoord. 8 Tekst interpreteren: je ontroleert welke informatie in de tekst nieuw voor je is. t 1 waar 2 waar 3 niet waar 4 waar Vraag Punten Toelihting 1 0, ,5 Centraal doel 4 1,5 Centraal doel ,5 7 1 Centraal doel 8 2 Totaal 10 Soringsvoorshrift en toelihting 1 Inhoud voorspellen: je voorspelt het onderwerp van de tekst door de titel, tussenkoppen en plaatjes te bekijken. t Zeep. 2 Tekst interpreteren: je begrijpt de tekst beter door de plaatjes te bekijken.. t 1 Van zeep wordt je lekker shoon! 2 Mensen wasten kleren vroeger zonder zeep. 3 Zeep maakt rivierwater vies. 3 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van tijd aan en verklaart het. t De woorden nu, vroeger en Toen moeten gekleurd zijn. 4 Tekst interpreteren: je wijst een signaalwoord van oorzaak aan en verklaart het. t Voordat, want; zeep is sleht voor rivierwater. 5 Tekst interpreteren: je geeft verbanden tussen t Vroeger: Zeep, Vroeger, Ehte zeep; Nu: Zeep, Niet te veel! 45

1 De tekst gaat over de modderman. Waar denk jij aan bij modder? Kleur die vakjes. 2 De modderman is een verhaal. Hoe weet je dat? Kruis aan.

1 De tekst gaat over de modderman. Waar denk jij aan bij modder? Kleur die vakjes. 2 De modderman is een verhaal. Hoe weet je dat? Kruis aan. Blok 2 LB 16-17 LES 1 EEN KLODDER MODDER Lees de tekst in het leesboek nog niet. 1 De tekst gaat over de modderman. Waar denk jij aan bij modder? Kleur die vakjes. de aarde schoon glijden nat de blubber

Nadere informatie

2.1 LWB t De Transrapid. c Leestekst. c Aandachtspunten INFORMATIE LESBESCHRIJVING. Les: Een trein met vleugels

2.1 LWB t De Transrapid. c Leestekst. c Aandachtspunten INFORMATIE LESBESCHRIJVING. Les: Een trein met vleugels 2.1 LWB 8-16 Les: Een trein met vleugels 32 INFORMATIE Leestekst Tekst 1: informatieve tekst over supersnelle treinen. Tekst 2: een overtuigende tekst, ingezonden brief. Reatie op tekst 1. Tekst 1 en 2:

Nadere informatie

t Eigen keuze. c Leestekst c Aandachtspunten INFORMATIE LESBESCHRIJVING Blok 2 WB 12-13 Les 1 Circusdieren

t Eigen keuze. c Leestekst c Aandachtspunten INFORMATIE LESBESCHRIJVING Blok 2 WB 12-13 Les 1 Circusdieren Blok 2 LB 60-61 16-17 WB 12-13 Les 1 Cirusdieren INFORMATIE Leestekst Tekst 1: een beriht in een shoolkrant over een atie tegen het irus. Tekst 1: oud AVI 8; nieuw AVI M6. Tekst 2: een antwoordbrief van

Nadere informatie

Verwonderen STICHTING KIND EN VOEDING. Groep 4, 5 en 6

Verwonderen STICHTING KIND EN VOEDING. Groep 4, 5 en 6 Verwonderen Groep 4, 5 en 6 Leerdoel De kinderen: - verwonderen zich over voedsel. - gebruiken hun zintuigen (ogen, neus, mond) om voedsel bewust te bekijken, te proeven en te ruiken. - ontdekken wat de

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Voorspellen, tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

Voorspellen, tekst lezen en verwijswoorden begrijpen Voorspellen, tekst lezen en verwijswoorden begrijpen 1. Kijk naar de tekst. Voorspel waar de tekst over gaat. Let op de titel, de kopjes en de plaatjes. 2. Lees de uitleg. In een tekst staan vaak verwijswoorden.

Nadere informatie

Les 2 Integratie Leestekst: Begeleid Werken. Introductiefase

Les 2 Integratie Leestekst: Begeleid Werken. Introductiefase Les 2 Integratie Leestekst: Begeleid Werken "Welkom:... " Introductiefase 1. "In de vorige les hebben we weer met een kaart gewerkt. Daarop stonden alle 4 de vragen die we de vorige lessen gebruikt hebben

Nadere informatie

Samen appelflensjes bakken

Samen appelflensjes bakken Samen appelflensjes bakken Leeftijdsgroep Kerndoel 8-12 jaar Deze les levert een bijdrage aan de kerndoelen: 1 De leerlingen leren hoeveelheidbegrippen gebruiken en herkennen 2 De leerlingen leren rekenhandelingen

Nadere informatie

HANDLEIDING BLOK 1, WEEK 1, LES 1 GROEP 4

HANDLEIDING BLOK 1, WEEK 1, LES 1 GROEP 4 HANDLEIDING BLOK, WEEK, LES GROEP achtergrondinformatie Leesstrategie Waarom lees ik de tekst? (Leesdoel bepalen) Lesdoelen De kinderen kunnen: vertellen wat een tekst is; opnoemen welke teksten ze voor

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen

Nadere informatie

Het leesspel Voorbereiding: Doel van het spel: Het spel:

Het leesspel Voorbereiding: Doel van het spel: Het spel: Het leesspel Dit spel is gebaseerd op vragen over boeken zoals weergegeven in het boekje Vertel eens van Aiden Chambers en op vragen over boeken uit het boek Open Boek van Jos Walta. Voorbereiding: Kopieer

Nadere informatie

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Antoniusschool Groep 5/6 Let op: deze heb je het hele schooljaar nodig! Hoe maak je een spreekbeurt? Mijn voorbereiding: 1. Je kiest

Nadere informatie

Algemene instructies voor de strategie: Voorspellen. Introductiefase bij de eerste les: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?

Algemene instructies voor de strategie: Voorspellen. Introductiefase bij de eerste les: 2. Vraag: Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent? Algemene instructies voor de strategie: Voorspellen "Welkom,." Introductiefase bij de eerste les: 1. "We gaan vandaag proberen te voorspellen." 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

Nadere informatie

Kleuters leren lezen

Kleuters leren lezen Kleuters leren lezen Lerespel Inhoudsopgave INLEIDING... 3 STAP 1: KINDEREN MOETEN EERST BESEFFEN WAT LEZEN IS EN WAAROM HET HANDIG IS OM HET TE KUNNEN.... 4 STAP 2: DE VOORBEREIDING OP HET ZELF LEZEN;

Nadere informatie

Met hulp: onduidelijkheden ophelderen

Met hulp: onduidelijkheden ophelderen 1. Je gaat de tekst Thaise koning Bhumibol, langstzittende monarch ter wereld, overleden lezen. Bekijk voordat je de tekst leest eerst de buitenkant van de tekst: de titel, de plaatjes, de tussenkopjes

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

lezen veilig leren Kinderboekenweek 2010 Tips voor regio zuid Zinnen maken met woorden én beeldtaal zijn Les 1

lezen veilig leren Kinderboekenweek 2010 Tips voor regio zuid Zinnen maken met woorden én beeldtaal zijn Les 1 veilig leren lezen Kinderboekenweek 2010 Tips voor regio zuid Auteur: Josée Warnaar Zinnen maken met woorden én beeldtaal Regio noord en midden hebben kern 2 behandeld als de Kinderboekenweek begint. Regio

Nadere informatie

VOLLEDIGE INSTRUCTIES LEESVAARDIGHEID

VOLLEDIGE INSTRUCTIES LEESVAARDIGHEID VOLLEDIGE INSTRUCTIES LEESVAARDIGHEID Maak een mindmap of schema van een tekst ga je dan doen? Naar aanleiding van een titel, ondertitel, plaatjes en of de bron van de tekst ga je eerst individueel (en

Nadere informatie

Start met voorlezen van het verhaal. De kinderen kunnen lekker luisteren en griezelen, of lachen.

Start met voorlezen van het verhaal. De kinderen kunnen lekker luisteren en griezelen, of lachen. Lesplan theaterlezen Wil je aan de slag met theaterlezen? Dit lesplan laat zien hoe je dat kunt doen. Je geeft vier lessen van elk ongeveer een half uur. Elke les heeft een ander aandachtspunt. Zo help

Nadere informatie

HOE NIEMAND MIJ GELOOFDE EN IK BIJNA ALLES VERLOOR

HOE NIEMAND MIJ GELOOFDE EN IK BIJNA ALLES VERLOOR HOE NIEMAND MIJ GELOOFDE EN IK BIJNA ALLES VERLOOR Deze lesbrief hoort bij Hoe niemand mij geloofde en ik bijna alles verloor van Gertrud Jetten. In dit boek wil Iris niets liever dan bij haar verzorgpony

Nadere informatie

Lesplan theaterlezen. Voorlezen? Herhaald lezen?

Lesplan theaterlezen. Voorlezen? Herhaald lezen? Lesplan theaterlezen Wil je aan de slag met theaterlezen? Dit lesplan laat zien hoe je dat kunt doen. Je geeft vier lessen van elk ongeveer een half uur. Elke les heeft een ander aandachtspunt. Zo help

Nadere informatie

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent? Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer "Welkom:..." Introductiefase: 1. "We gaan vandaag proberen te voorspellen." 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?" 3. Discussie:...

Nadere informatie

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst Voorspellen Kijk naar de tekst. Voorspel waar de tekst over gaat. Let op de titel, de kopjes en het plaatje. Tekst lezen en vragen stellen over de tekst 1. Lees de uitleg. Tijdens het lezen van een tekst,

Nadere informatie

Je gaat een toets maken over begrijpend lezen. Maak vraag 1 tot en met 9. Lees de teksten nog niet.

Je gaat een toets maken over begrijpend lezen. Maak vraag 1 tot en met 9. Lees de teksten nog niet. Toets 2 Naam Wat ga je doen? Je gaat een toets maken over begrijpend lezen. Maak vraag 1 tot en met 9. Lees de teksten nog niet. Moeilijke woorden verschijnen een besluit nemen = van boeken: voor het eerst

Nadere informatie

Voorbereiding activiteit

Voorbereiding activiteit 16.1 Mini en maxi Dieren op ware grootte Rekenbegrippen: meten, tegenstellingen en verhoudingen Verantwoording Leerdoel vaststellen Woorden selecteren Het bereiken van het leerdoel (strategieën) Benodigde

Nadere informatie

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * website * voorlezen

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * website * voorlezen Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * website * voorlezen Antoniusschool Groep 7/8 Let op: deze heb je het hele schooljaar nodig! Hoe maak je een spreekbeurt? Mijn voorbereiding:

Nadere informatie

Kern 3: doos-poes-koek-ijs

Kern 3: doos-poes-koek-ijs Kern 3: doos-poes-koek-ijs In deze kern leert uw kind: Letters: d - oe - k - ij z Woorden: doos, poes, koek, ijs, zeep Herhaling van de letters van kern 1 en 2 Deze nieuwe woorden en letters worden aangeboden

Nadere informatie

Handleiding Strategieles Voorspellen niveau A

Handleiding Strategieles Voorspellen niveau A Handleiding Strategieles Voorspellen niveau A Een onderdeel van Nieuwsbegrip Zilver zijn de strategielessen. De strategielessen zijn bedoeld om de strategieën voor begrijpend lezen bij de leerlingen te

Nadere informatie

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts "Welkom:... " Introductiefase: 1. "Vandaag gaan we weer een tekst lezen. Daarbij gaan we een nieuwe strategie leren. Deze strategie heet vragen stellen. We gaan

Nadere informatie

Tekst lezen en voorspellen

Tekst lezen en voorspellen Tekst lezen en voorspellen 1. De leesstrategie die deze week centraal staat, is voorspellen. Lees de uitleg. Om een tekst goed te kunnen begrijpen, is het handig om voor het lezen te voorspellen wat het

Nadere informatie

Dag 2 Rare rijmende regels

Dag 2 Rare rijmende regels Dag 2 Rare rijmende regels 1 VOORBEREIDING Kopieer kopieerblad 1 op leerlingenaantal als je het gedicht mis niet kunt projecteren op het digibord. Kopieer kopieerblad 2 op leerlingenaantal. Kopieer kopieerblad

Nadere informatie

De ontwikkelde materialen per unit.

De ontwikkelde materialen per unit. Handleiding. Dit is de handleiding voor het remediërende programma voor de leeszwakke leerling bij het vak Engels. De hulpmiddelen zijn ontwikkeld voor leerlingen die bij de toetsen technisch lezen uitvallen

Nadere informatie

Speel-ontdekboek bij De Molenmuis

Speel-ontdekboek bij De Molenmuis Speel-ontdekboek bij De Molenmuis Inhoud 1. En toen en toen... 2. Achter elkaar aanjgen 3. Kat begint met een K... 4. Wat zegt de molen? 5. Pas op gevaar! 6. En toen stak de muis zijn tong uit... 7. Mmm

Nadere informatie

Leerstofoverzicht Lezen in beeld

Leerstofoverzicht Lezen in beeld Vaardigheden die bij één passen, worden in Lezen in beeld steeds bij elkaar, in één blok aangeboden. Voor Lezen in beeld a geldt het linker. Voor Lezen in beeld b t/m e geldt het rechter. In jaargroep

Nadere informatie

LES 10: OEFENTEKST 1 - Katachtigen WEEK 3.4

LES 10: OEFENTEKST 1 - Katachtigen WEEK 3.4 LES 10: OEFENTEKST 1 - Katachtigen WEEK 3.4 Lesdoel: Tekstbegrip vergroten door interactie over oplossingsmethoden bij het beantwoorden van (meerkeuze)vragen. Tevens leren en herhalen de kinderen een aantal

Nadere informatie

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst Voorspellen Kijk naar de tekst. Voorspel waar de tekst over gaat. Let op de titel, de kopjes en het plaatje. Tekst lezen en vragen stellen over de tekst 1. Lees de uitleg. Tijdens het lezen van een tekst,

Nadere informatie

Samen een dierentuin nabouwen. Deze les levert een bijdrage aan het kerndoel: 1 De leerlingen leren hoeveelheidbegrippen gebruiken en herkennen

Samen een dierentuin nabouwen. Deze les levert een bijdrage aan het kerndoel: 1 De leerlingen leren hoeveelheidbegrippen gebruiken en herkennen Samen een dierentuin nabouwen Leeftijdsgroep Kerndoel 8-12 jaar Deze les levert een bijdrage aan het kerndoel: 1 De leerlingen leren hoeveelheidbegrippen gebruiken en herkennen Leerstofonderdeel Kerndoel

Nadere informatie

Volgorde in goede de (In de goede volgorde)

Volgorde in goede de (In de goede volgorde) Volgorde in goede de (In de goede volgorde) Wat ga je leren? Je leert dat de delen van een verhaal een eigen plek hebben. Hoe lang ben je bezig? Ongeveer 1 uur Wat heb je nodig? pen/potlood lijntjespapier

Nadere informatie

Meer doen met de rijtjesboeken

Meer doen met de rijtjesboeken Lijn 3 Meer doen met de rijtjesboeken Meer doen met de rijtjesboeken De rijtjesboeken bij Lijn 3 zijn een belangrijk hulpmiddel bij het automatiseren en vlot lezen van woorden (zie bladzijde 28 en 29 van

Nadere informatie

Schaken op de basisschool Werkboek 1, les 1: de beginstelling, de Toren en de Loper

Schaken op de basisschool Werkboek 1, les 1: de beginstelling, de Toren en de Loper Schaken op de basisschool Werkboek 1, les 1: de beginstelling, de Toren en de Loper Extra spullen - Stickers met de namen van de kinderen. - Voldoende kopieën van het uitdeelvel Loop van de stukken ; 1

Nadere informatie

Het onderzoek van de burgemeester 5/6

Het onderzoek van de burgemeester 5/6 Het onderzoek van de burgemeester De burgemeester hoorde dat kinderen ongerust zijn. Nee, ze zijn niet bang voor onweer of harde geluiden. Ze maken zich zorgen over de natuur. Dieren krijgen steeds minder

Nadere informatie

Gezond thema: DE HUISARTS

Gezond thema: DE HUISARTS Gezond thema: DE HUISARTS 1. Wat gaan we doen? Praten over de huisarts en wat de huisarts doet. Nieuwe woorden leren over de huisarts. Het gesprek met de huisarts oefenen. 2. Wat vind ik van? Als je een-op-een

Nadere informatie

LES 2: STRATEGIE 0 EN 1 WEEK 2.1

LES 2: STRATEGIE 0 EN 1 WEEK 2.1 LES 2: STRATEGIE 0 EN 1 WEEK 2.1 Lesdoel: De kinderen vergroten hun tekstbegrip door interactie over het verhaal en hun metacognitieve vaardigheden door het oefenen en toepassen van strategie 0 en 1. Voorbereiding

Nadere informatie

Les 2 Samenvatten. Leestekst: Lachen. 1. "We gaan vandaag weer proberen om de tekst die jullie krijgen samen te vatten."

Les 2 Samenvatten. Leestekst: Lachen. 1. We gaan vandaag weer proberen om de tekst die jullie krijgen samen te vatten. Les 2 Samenvatten Leestekst: Lachen 1. "Goedemorgen." Introductiefase: 1. "We gaan vandaag weer proberen om de tekst die jullie krijgen samen te vatten." 2. Vraag: "Wie kan vertellen wat we de vorige les

Nadere informatie

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. groep 4 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. Materiaal Oefenblad

Nadere informatie

Doe-tips bij Pauline Oud prentenboeken

Doe-tips bij Pauline Oud prentenboeken Doe-tips bij Pauline Oud prentenboeken Wat leuk dat je aan de slag wil met de prentenboeken van Pauline! In deze brief vind je volop inspiratie bij 'Sem op het potje'. Veel plezier! Breng het verhaal tot

Nadere informatie

Titel, plaatjes en kopjes

Titel, plaatjes en kopjes Strategie-activiteit Voorspellen 1 Titel, plaatjes en kopjes Voorspellen Je hebt een stukje van een leestekst gekregen. Kruis aan welk stukje. Ik heb: О een titel О een plaatje О kopjes Doe nu een voorspelling.

Nadere informatie

Deze opdracht doe je met een maatje. Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe?

Deze opdracht doe je met een maatje. Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe? Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe? Deze opdracht doe je alleen, in tweetallen of in een Maak een woordveld bij de tekst. Je mag

Nadere informatie

4 In de tekst staat: Dit is een recept voor een toetje. Weet jij wat een recept is? Kruis de goede zin aan.

4 In de tekst staat: Dit is een recept voor een toetje. Weet jij wat een recept is? Kruis de goede zin aan. Blok 2 LB 16-17 LES 1 MAAK EEN TOETJE Lees de tekst in het leesboek nog niet. 1 Kijk naar de plaatjes. Nu weet je al heel veel. 1 Hier staat hoe je een toetje maakt. Hier staat hoe je een pop maakt. 2

Nadere informatie

Brief LES. tegelijk GR EN. Groep 7 en 8

Brief LES. tegelijk GR EN. Groep 7 en 8 Brief LES Groep 7 en 8 ALLE FIETSERS TEGELIJK GROEN Deze verkeerslessen gaan over de alle fietsers kruispunten. In 1989 heeft Groningen het eerste kruispunt aangelegd waar de verkeerslichten voor alle

Nadere informatie

Voordoen (modelen, hardop denken)

Voordoen (modelen, hardop denken) week 11-12 maart 2012 - hardop-denktekst schrijven B Voordoen (modelen, hardop denken) Waarom voordoen? Net zoals bij lezen, leren leerlingen heel veel over schrijven als ze zien hoe een expert dit (voor)doet.

Nadere informatie

Handleiding Strategieles Verbanden niveau A

Handleiding Strategieles Verbanden niveau A Handleiding Strategieles Verbanden niveau A Een onderdeel van Nieuwsbegrip Zilver zijn de strategielessen. De strategielessen zijn bedoeld om de strategieën voor begrijpend lezen bij de leerlingen te introduceren

Nadere informatie

Strategieles serie 2 Vragen stellen Handleiding niveau A

Strategieles serie 2 Vragen stellen Handleiding niveau A Deze strategieles bevat meerdere opdrachten rondom de strategie. Elke opdracht betreft een aspect van deze strategie. Het is de bedoeling dat u een keuze maakt uit de opdrachten. Stel vast met welk onderdeel

Nadere informatie

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me. 1. Kijk naar de titel en de tussenkopjes van de tekst. Kijk ook naar het plaatje. Waar gaat de tekst over? 2. Tijdens deze les let je extra op moeilijke woorden in de tekst. Kies of je opdracht 1 met hulp

Nadere informatie

Leerlingboekje les 1 en 2. Schrijfopdracht 1 Welk dier is dit? Groep 6

Leerlingboekje les 1 en 2. Schrijfopdracht 1 Welk dier is dit? Groep 6 Leerlingboekje les 1 en 2 Naam: Schrijfopdracht 1 Welk dier is dit? Groep 6 Leren schrijven met peer response Tekst: M. Hoogeveen, A. van Gelderen, A. Wijnbergh Illustraties: V. van Asperen SLO, 2018 1

Nadere informatie

Hulp van Sam - voorspellen. Zo doe je het. Hulpbladen strategieën niveau B. Voorspellen Ik lees... Ik zie... Ik weet... Dus ik denk...

Hulp van Sam - voorspellen. Zo doe je het. Hulpbladen strategieën niveau B. Voorspellen Ik lees... Ik zie... Ik weet... Dus ik denk... Hulp van Sam - voorspellen Ik ga een tekst lezen. Lees je mee wat ik denk? Ik kan dus voorspellen waar de tekst over gaat. Dat zie ik aan de titel, de kopjes en de plaatjes. Zie je hoe de tekst heet? Het

Nadere informatie

bedoeld wordt met hoeveelheidbegrippen als: alle, geen, niets, veel, weinig, meer, minder, evenveel. Ordent hoeveelheden om ze te Groep 1 Groep 2

bedoeld wordt met hoeveelheidbegrippen als: alle, geen, niets, veel, weinig, meer, minder, evenveel. Ordent hoeveelheden om ze te Groep 1 Groep 2 6. Waterproef Tijdens deze activiteit: Doen de kinderen proefjes met water, kleurstof en olie, waarbij zij vooraf voorspellen wat zij denken dat er zal gebeuren, dit vervolgens uitproberen en een verklaring

Nadere informatie

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

Voor jezelf? Les 1 Welkom! Voor jezelf? Les 1 Welkom! Welkom! Dit is de cursus Voor jezelf? Wil je voor jezelf beginnen? Droom je ervan een eigen bedrijfje te starten? Zou je dit ook kunnen? In deze cursus ga je dit onderzoeken.

Nadere informatie

Getekende woorden. 1 Bekijk de bladzijde. Welke woorden vallen meteen op?

Getekende woorden. 1 Bekijk de bladzijde. Welke woorden vallen meteen op? 1 Getekende woorden 1 Bekijk de bladzijde. Welke woorden vallen meteen op? 2 Bekijk kwetterden. Het is eigenlijk niet geschreven maar getekend. Waarom is het zo getekend? Leg uit. Fragment uit: Fantasia

Nadere informatie

Les 1 Integratie Leestekst: Een bankrekening. Introductiefase

Les 1 Integratie Leestekst: Een bankrekening. Introductiefase Les 1 Integratie Leestekst: Een bankrekening "Welkom:... " Introductiefase 1. "In de afgelopen weken hebben we veel teksten gelezen. Deze teksten hebben we samengevat, we hebben vragen erbij gesteld, gekeken

Nadere informatie

Acht leesadviezen voor thuis

Acht leesadviezen voor thuis Acht leesadviezen voor thuis Advies1 Advies 2 Advies 3 Advies 4 Advies 5 Advies 6 Advies 7 Advies 8 Overleg met uw kind over de tijdstippen waarop er het best kan worden ge. Als uw kind daarin inbreng

Nadere informatie

Jeugd Verkeerskrant 5 Zoveel borden en tekens?!

Jeugd Verkeerskrant 5 Zoveel borden en tekens?! Jeugd Verkeerskrant 5 Zoveel borden en tekens?! Een uitgave van Veilig Verkeer Nederland, schooljaar 2016-2017 groep 7/8 Verkeersborden op jouw route Welke verkeersborden kom je tegen op jouw route van

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

Uitleg bij de spellingskaartjes.

Uitleg bij de spellingskaartjes. Uitleg bij de spellingskaartjes. 1. De BLAUWE kaartjes zijn bedoeld om alleen te oefen met de spellingskaartjes 2. Met de Paarse kaartjes mag je met zijn tweeën oefenen met de spellingskaartjes 3. De Groene

Nadere informatie

Werken met de Na-Kaarten

Werken met de Na-Kaarten Werken met de Na-Kaarten Waarom Na-Kaarten? Estafette besteedt niet alleen aandacht aan het aanleren en onderhouden van leestechniek, ook het praten over leeservaringen neemt binnen de methode een belangrijke

Nadere informatie

Brief LES. tegelijk GR EN. Handleiding voor de leerkracht Groep 7 en 8

Brief LES. tegelijk GR EN. Handleiding voor de leerkracht Groep 7 en 8 Brief LES Handleiding voor de leerkracht Groep 7 en 8 ALLE FIETSERS TEGELIJK GROEN INLEIDING/AANLEIDING Vanuit de basisscholen kwam het signaal dat leerlingen verwarring ervaren op alle fietsers groen

Nadere informatie

Wat doe je in deze les?

Wat doe je in deze les? Handleiding Strategieles Ophelderen van onduidelijkheden niveau A Een onderdeel van Nieuwsbegrip XL zijn de strategielessen. De strategielessen zijn bedoeld om de strategieën voor begrijpend lezen bij

Nadere informatie

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen Dit is een brochure, gemaakt voor leerlingen met NLD. Naast deze brochure is er ook: - een brochure met informatie voor ouders van kinderen met NLD en - een brochure

Nadere informatie

SAFARIPARK BEEKSE BERGEN

SAFARIPARK BEEKSE BERGEN SAFARIPARK BEEKSE BERGEN Lespakket groep 3 en 4 Zo, wij zullen jou eens een spannend lesje leren! Groep 3 Opdracht 1 Je loopt als een echte ontdekkingsreiziger door het park en komt allerlei dieren tegen.

Nadere informatie

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke Spinners Een nieuwe rage: spinners! Heb jij ze al gespot in jouw klas? Vervelend, al dat speelgoed op school, of handig! spinners in de klas, daar kun je leuke, leerzame activiteiten mee doen! Wij bedachten

Nadere informatie

Les 2 Vragen stellen Leestekst: Veiligheid. Introductiefase: 1. "Vandaag gaan we voor de tweede keer een tekst lezen en daarbij vragen maken.

Les 2 Vragen stellen Leestekst: Veiligheid. Introductiefase: 1. Vandaag gaan we voor de tweede keer een tekst lezen en daarbij vragen maken. Les 2 Vragen stellen Leestekst: Veiligheid "Welkom:... " Introductiefase: 1. "Vandaag gaan we voor de tweede keer een tekst lezen en daarbij vragen maken." 2. Vraag: "Wie weet nog welke nieuwe vraag er

Nadere informatie

Algemene instructies voor de strategie: Vragen stellen. Introductiefase bij de eerste les:

Algemene instructies voor de strategie: Vragen stellen. Introductiefase bij de eerste les: Algemene instructies voor de strategie: Vragen stellen "Welkom,." Introductiefase bij de eerste les: 1. "Vandaag gaan we weer een tekst lezen. Daarbij gaan we een nieuwe strategie leren. Deze strategie

Nadere informatie

Thema 1 Activiteit 4. Een leesworm in de boekenhoek (2A) Ra ra ra, wat ben ik?

Thema 1 Activiteit 4. Een leesworm in de boekenhoek (2A) Ra ra ra, wat ben ik? : Overzicht lesverloop 25 1 De leerlingen lezen individueel een aantal eenvoudige raadsels over voorwerpen uit een boekentas om ze daarna in duo s aan elkaar voor te lezen. Ze zoeken telkens samen naar

Nadere informatie

3 Pesten is geen lolletje

3 Pesten is geen lolletje Na deze les kun je: het verschil tussen plagen en pesten noemen; jouw ervaringen met pesten vertellen; uitleggen hoe je pesten kunt stoppen; afspraken maken over pesten. 3 Pesten is geen lolletje Pesten

Nadere informatie

Hoe maak ik een werkstuk?

Hoe maak ik een werkstuk? Hoe maak ik een werkstuk? Je gaat, misschien wel voor de eerste keer, een eigen werkstuk maken. Dat is leuk, maar ook best moeilijk. Je moet er namelijk een heleboel voor doen. Heb je al eens een eigen

Nadere informatie

De Drakendokter: Gideon

De Drakendokter: Gideon De Drakendokter: Gideon Om hulp vragen Vervolgverhalen Groep 5 en 6 (SO en SBO) Overzicht De opdrachten zijn het leukst om te doen, als het hele boek in de klas is voorgelezen. Dit kan door elke dag in

Nadere informatie

Vormen van een raket Raketten

Vormen van een raket Raketten Vormen van een raket Raketten Vgroep 1-2 17 tijdsduur 65 minuten kerndoelen 1, 23, 32, 44, 45 en 54 lesdoelen De leerling: herkent een aantal wiskundige vormen: een cirkel, een driehoek, een rechthoek

Nadere informatie

Hoe leer ik uit... Naam: Klas:

Hoe leer ik uit... Naam: Klas: Hoe leer ik uit... Naam: Klas: 1 Inhoud Woorden... 3 Flashcards... 3 Opschrijven... 3 WRTS... 3 Tekenen... 4 Stones... 5 Flashcards Opschrijven - WRTS... 5 Het thema van de Stone... 5 Stukjes combineren...

Nadere informatie

Je gaat een toets maken over begrijpend lezen. Maak vraag 1 tot en met 9. Lees de teksten nog niet.

Je gaat een toets maken over begrijpend lezen. Maak vraag 1 tot en met 9. Lees de teksten nog niet. Toets 2 Naam Wat ga je doen? Je gaat een toets maken over begrijpend lezen. Maak vraag 1 tot en met 9. Lees de teksten nog niet. Moeilijke woorden verschijnen een besluit nemen = van boeken: voor het eerst

Nadere informatie

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me. Zonder hulp: onduidelijkheden ophelderen 1. Lees de tekst actief. Schrijf de volgende tekens in de kantlijn bij de tekst om te laten zien dat je actief leest. X Dit klopt niet met wat ik al wist/dacht.

Nadere informatie

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst Voorspellen Kijk naar de tekst. Voorspel waar de tekst over gaat. Let op de titel, de kopjes en het plaatje. Tekst lezen en vragen stellen over de tekst 1. Lees de uitleg. Tijdens het lezen van een tekst,

Nadere informatie

LESSUGGESTIES BIJ DE BOEKENKIST COMING OF AGE - praktijkonderwijs

LESSUGGESTIES BIJ DE BOEKENKIST COMING OF AGE - praktijkonderwijs LESSUGGESTIES BIJ DE BOEKENKIST COMING OF AGE - praktijkonderwijs Inhoud Handleiding docent... 2 Meet & Greet de boeken!... 4 TOP 3... 5 Opdrachtblad vragenspel... 6 Kopieerblad vragenkaartjes spel...

Nadere informatie

Voordoen (modelen, hardop denken)

Voordoen (modelen, hardop denken) Voordoen (modelen, hardop denken) De tekst hieronder gebruikt u bij opdracht 3. U doet dan op het bord voor hoe u een gedicht schrijft. Hardopdenktekst Zelf vind ik het best erg voor de mensen in Egypte

Nadere informatie

HOE NIEMAND MIJ GELOOFDE EN IK BIJNA ALLES VERLOOR

HOE NIEMAND MIJ GELOOFDE EN IK BIJNA ALLES VERLOOR HOE NIEMAND MIJ GELOOFDE EN IK BIJNA ALLES VERLOOR Deze lesbrief hoort bij Hoe niemand mij geloofde en ik bijna alles verloor van Gertrud Jetten. In dit boek wil Iris niets liever dan bij haar verzorgpony

Nadere informatie

Lesvoorbeeld: Stilte oefenen

Lesvoorbeeld: Stilte oefenen Lesvoorbeeld: Stilte oefenen Bij paragraaf 9.2 Midden- en bovenbouw Patrik Rutgers Hoofdstuk 9 Startativiteit (kring)gesprek: stilte Doelen: ß Kinderen worden zih bewust van hun zwijgen en het eigen innerlijke

Nadere informatie

Algemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase

Algemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase Algemene instructies voor de Integratielessen "Welkom,." Introductiefase 1. "We hebben de afgelopen weken al veel teksten gelezen. Deze teksten hebben we samengevat, we hebben vragen erbij gesteld, gekeken

Nadere informatie

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht. http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht. Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de leerkracht. Zinnen maken met omdat. Hulp vragen. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

LEESTIP. Speel- & Leerbrief FEBRUARI 2015 1. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar EEN HEEL BOEKJE VOL MET WINTERPRET!

LEESTIP. Speel- & Leerbrief FEBRUARI 2015 1. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar EEN HEEL BOEKJE VOL MET WINTERPRET! Pedagogisch werken met plezier s Speel- & Leerbrief FEBRUARI 2015 w 1-3 jaar EEN HEEL BOEKJE VOL MET WINTERPRET! ik pak sneeuw maandblad voor peuters - jaargang 26 - februari 2015-4,45 - P-509549 Hiep

Nadere informatie

Gebruiken en begrijpen van de formele breuknotatie.

Gebruiken en begrijpen van de formele breuknotatie. Titel Vruchtentaart Groep / niveau Groep 5/6 Leerstofaspecten Benodigdheden Organisatie Bedoeling Voorwaardelijke vaardigheden Lesactiviteit Gebruiken en begrijpen van de formele breuknotatie. Leerkracht:

Nadere informatie

Nieuwsbrief groep 3 oktober 2017

Nieuwsbrief groep 3 oktober 2017 Nieuwsbrief groep 3 oktober 2017 Nieuws uit de groep: Woensdag 4 oktober deden we met maar liefst 4 teams mee met het korfbaltoernooi voor groep 3 en 4. De kinderen hebben het ontzettend goed gedaan! Wat

Nadere informatie

DIERGEDRAG IN ARTIS. Lespakket diergedrag voor bovenbouw vmbo STARTOPDRACHT

DIERGEDRAG IN ARTIS. Lespakket diergedrag voor bovenbouw vmbo STARTOPDRACHT DIERGEDRAG IN ARTIS Lespakket diergedrag voor bovenbouw vmbo STARTOPDRACHT Diergedrag in Artis, 2008/2014 INLEIDING Binnenkort ga je naar dierentuin Artis in Amsterdam. Dieren in de dierentuin zijn grappig

Nadere informatie

2. Sil en Lis op safari

2. Sil en Lis op safari 2. Sil en Lis op safari Tijdens deze activiteit: leest u het digitale prentenboek Sil en Lis op safari voor. Taal Ontluikende en beginnende geletterdheid Oriëntatie op boek en verhaal Groep 1 Groep 2 Gebruikt

Nadere informatie

LESBRIEF GROEP THEMA: DEMOCRATIE Verwerkingsopdrachten & kopieerbladen voor Samsam nr. 2, 2017

LESBRIEF GROEP THEMA: DEMOCRATIE Verwerkingsopdrachten & kopieerbladen voor Samsam nr. 2, 2017 LESBRIEF GROEP 5 + 6 THEMA: DEMOCRATIE Verwerkingsopdrachten & kopieerbladen voor Samsam nr. 2, 2017 Zo gebruikt u Samsam in de klas Weinig tijd: bekijk de filmpjes bij opdracht 1. Verdieping: kopieer

Nadere informatie

groep 5/6 Thema: Water groep 1/2 groep 3/4 groep 7/8

groep 5/6 Thema: Water groep 1/2 groep 3/4 groep 7/8 groep 5/6 Thema: Water groep 1/2 groep 3/4 groep 7/8 LEERKRACHTENKAART 1 thema: Water Wie ontwerpt de mooiste brug? OMSCHRIJVING: De leerlingen ontwerpen en bouwen een beweegbare brug over water voor voetgangers

Nadere informatie

HANDLEIDING TALENTENQUIZ

HANDLEIDING TALENTENQUIZ HANDLEIDING TALENTENQUIZ STAPPENPLAN TALENTENQUIZ 1. Download alle nodige bestanden van de talentenquiz kleur bekennen met kinderen op de studentenpagina bij de pagina voor de coördinator bedenk & doe

Nadere informatie

Voorspellen en tekst lezen

Voorspellen en tekst lezen Voorspellen en tekst lezen 1. Lees de uitleg. Als je een tekst gaat lezen, doe je eerst een voorspelling. Waar zou de tekst over gaan? Kijk eerst goed hoe de tekst eruitziet. Kijk naar de titel, de kopjes

Nadere informatie

LEZEN BK 2 OVER DE GRENS PERRON 1

LEZEN BK 2 OVER DE GRENS PERRON 1 Over de grens Deze module heet Over de grens. Wat kan dat allemaal betekenen? Je gaat over de grens als je met vakantie naar Frankrijk gaat, op bezoek bent bij je familie in Australië of een weekendtripje

Nadere informatie