Addendum PE Plus Adviseur Pensioen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Addendum PE Plus Adviseur Pensioen"

Transcriptie

1 Addendum PE Plus Adviseur Pensioen Bijgaand ontvangt u de syllabus voor de door u aangevraagde opleiding. Deze syllabus is uitsluitend voor persoonlijk gebruik en het is niet toegestaan om het digitaal of in kopie door te sturen naar anderen. In verband met copyright is de digitale syllabus voorzien van een digitaal watermerk. Door dit unieke watermerk is bij verspreiding direct te zien wie de eerste eigenaar is. Zorg ervoor dat u uw goede naam behoudt. Wij wensen u succes met uw studie Lindenhaeghe Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk fotokopie microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van Lindenhaeghe. Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden de auteurs, redacteuren en Lindenhaeghe geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.

2

3 INHOUDSOPGAVE 1 AANVULLINGEN PENSIOEN & VERMOGEN Kapitaalverzekeringen en belasting Wet IB Brede-Herwaarderingspolis (BHW) Pre-Brede Herwaarderingspolis (pre-bhw) Imputatieregeling Pre-Brede Herwaarderings- (pre-bhw) en Brede Herwaarderingslijfrentes (BHW) lijfrentes Uitvaartverzekering en uitvaartbankrekening De jaarruimte De reserverings- of inhaalruimte Transitievergoeding Overgangsregeling stamrechtmogelijkheden Voorbeeldberekening CBI Wettelijk erfrecht De wettelijke verdeling Groepen erfgenamen Het testament Levensverzekeringen en erven Successiewet Crediteurbegunstiging Partnerverklaring Pensioen- en lijfrente-imputatie De tweewoningenregel Anw-verzorgingsuitkering Werkloosheidswet Wanneer recht op WW-uitkering? De duur en hoogte van de WW-uitkering Herleving van de uitkering Kabinetsplannen aanpassing WW Participatiewet (Wet Werk en Bijstand) Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) Uniforme opbouw Opbouw van het UPO Pensioenregister Pensioenberekeningen en -systemen Bepaling van de hoogte van het pensioen Pensioen en echtscheiding Zelftoets Antwoorden op de zelftoets Aanvullingen /Addendum PE Plus Pensioen i

4 1.18 De stakingslijfrente De maximale stakingslijfrentebedragen De verzekeraar Verlagingen van het bedrag aan maximale lijfrenteaftrek Zelftoets Antwoorden zelftoets 63 2 ACTUALITEITEN PE PLUS PENSIOEN Inventarisatie doelstelling werkgever Nazorg geven Algemene ouderdomswet (AOW) Toeslag uitkering AOW Recht op Anw PENSIOENOPBOUW EN WERKLOOSHEID AOW-inbouw Het defined contribution stelsel Premieovereenkomst Lifecycle beleggen De Premiepensioeninstelling Arbeidsovereenkomst Beschikken over het pensioen Waardeoverdracht pensioenaanspraken Pensioen in de loonbelasting Pensioengevend loon Maximale opbouw Nettopensioen en nettolijfrente Ingangsdatum ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Franchises Nieuw Financieel Toetsingskader Rentabiliteitsratio 89 3 DE DGA EN ZIJN SALARIS Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen Fiscale beperkingen pensioenopbouw bij eigen beheer Ongoing Charges Figure (OCF) risico en rendement Assetallocatie: top-down versus bottom-up Risico- en rendementinformatie Zelftoets beheer en mutatie van beleggingsportefeuilles Vergelijken van de resultaten Analyseren van de resultaten Rebalancing: het wijzigen van de portefeuille Zelftoets /Addendum PE Plus Pensioen ii

5 4 OVERIGE ACTUALITEITEN Module basis PROFESSIONEEL GEDRAG, INTEGRITEIT & ADVIESVAARDIGHEDEN /Addendum PE Plus Pensioen iii

6 320152/Addendum PE Plus Pensioen iv

7 1 AANVULLINGEN PENSIOEN & VERMOGEN 1.1 KAPITAALVERZEKERINGEN EN BELASTING De behandeling van kapitaalverzekeringen in de inkomstenbelasting is de afgelopen 25 jaar meerdere veranderd. In verband hiermee wordt er onderscheid gemaakt uit een drietal regimes: pre-brede Herwaarderingspolissen (pre-bhw); Brede Herwaarderingspolissen; Wet IB 2001-polissen. De verschillende regimes worden in omgekeerde volgorde in de volgende paragrafen behandeld Wet IB 2001 Sinds de invoering van de Wet Inkomstenbelasting (IB) 2001 wordt het inkomen en vermogen belast volgens het zogenaamde boxensysteem. In het hoofdstuk Wet Inkomstenbelasting 2001 volgt meer uitleg over de verschillende boxen. Een polis gesloten na 14 september 1999 valt onder deze nieuwe wetgeving. Polissen die na die datum zijn gesloten vallen in beginsel onder de vermogensrendementsheffing box 3. Dit betekent dat gedurende de looptijd de waarde op 1 januari van een jaar belast is in box 3, maar de uitkering is onbelast. Hierop kon tot 1 januari 2013 een uitzondering bestaan door het sluiten van een kapitaalverzeker ing eigen woning (KEW), een spaarrekening eigen woning (SEW) of een beleggersrecht eigen woning (BEW). Voor op die datum bestaande polissen geldt een overgangsregime Verschillen en overeenkomsten tussen KEW en SEW/BEW De voorwaarden voor de KEW en de SEW of het BEW zijn: bandbreedte-eis van 1:10; minimale looptijd is 15 jaar of tot het overlijden van de verzekerde/rekeninghouder; eenmalige uitkering ter aflossing van de eigenwoningschuld van de belastingplichtige of zijn partner (NB. sinds 6 december 2014 is het mogelijk om na een looptijd van 15 jaar de polis gedeeltelijk af te kopen, waarbij er dan gebruik wordt gemaakt van de vrijstelling welke geldt voor 15 jaar premiebetaling. Na 20 jaar kan dan het restant van de polis tot uitkering komen. Deze tussentijdse opname mag één keer tijdens de looptijd plaatsvinden); professionele bank of verzekeraar; belastingvrije uitkeringen (vrijstellingen); bij 15 jaar premiebetaling geldt er een vrijstelling van (2015); bij 20 jaar premiebetaling geldt er een vrijstelling van (2015); afhankelijk van de vorm kan er gespaard en/of belegd worden; /Addendum PE Plus Pensioen 1

8 de verhuisregeling (waarbij de verzekerde de woning verkoopt, tijdelijk gaat huren en vervolgens weer een woning koopt en de KEW/BEW/SEW tijdelijk naar box 3 verhuist) geldt voor het kalenderjaar plus één jaar en gold tot 2013 voor drie jaar. Een lening wordt aangemerkt als een eigenwoningschuld als d e hypotheek betrekking heeft op een woning die door de belastingplichtige (hypotheekgever) of zijn partner als hoofdverblijf ter beschikking staat. Het kan dus niet gaan om de aflossing van een lening op de vakantiewoning of tweede woning. De vrijstelling betreft een lifetime-vrijstelling, oftewel iedere Nederlander heeft er één keer tijdens zijn leven recht op als hij aan de voorwaarden voldoet. Een uitkering (met een beroep op de vrijstelling) uit een KEW/SEW/BEW verlaagt de vrijstelling. Indien de uitke ring hoger is dan de vrijstelling, dan is alleen het rentebestanddeel in het niet -vrijgestelde deel van de uitkering belast. Deze berekening wordt gemaakt op grond van de saldomethode. De formule hiervoor is: [(U V)/U] x (U P) = belaste uitkering Uitleg: U = uitkering V = vrijstelling P = som van de betaalde premies Het bedrag van de belaste uitkering, dient te worden opgeteld bij het inkomen in box 1. Hierover dient dus progressief te worden afgerekend. Na 1 januari 2013 mag bij een spaarpolis/spaarrekening het eindkapitaal niet meer verhoogd worden en bij een beleggerspolis/beleggersrekening de premie niet. Daarnaast mogen er na 1 januari geen nieuwe kapitaalverzekeringen/-rekeningen meer gesloten worden in box 1 (let op: nog wel lijfrenteverzekeringen en -rekeningen, hierover later meer). Hierop bestaan de volgende uitzonderingen: indien er op 31 december 2012 een eigen woning en een eigenwoningschuld aanwezig is, mocht er tot 1 april 2013: een nieuwe KEW, SEW of BEW gesloten worden of een bestaande KEW,SEW of BEW worden verhoogd qua premie of inleg of de looptijd worden verlengd; (verzoek) bestaande box 3 polis omgezet worden naar KEW, SEW of BEW. tot 1 januari 2014 mag er nog een nieuwe KEW/SEW/BEW gesloten worden, indien er op 31 december 2012 sprake was van een: onherroepelijke koopovereenkomst of de (ver)koopprijs moet in een echtscheidingsconvenant zijn vastgesteld (onder voorwaarden kan ook een getekend bemiddelingsverslag van een mediator voldoende zijn voor kwalificering voor het overgangsrecht); onherroepelijke koop-/aannemingsovereenkomst; offerte voor verbetering of onderhoud van de woning. De verschillende vormen kunnen wel tot aan de einddatum omgezet worden in een andere vorm. Hiervoor gelden de volgende regels: /Addendum PE Plus Pensioen 2

9 Omzetting van een KEW met een gegarandeerd kapitaal Als een KEW met een gegarandeerd kapitaal wordt omgezet in een SEW met hetzelfde gegarandeerd kapitaal blijft het overgangsrecht behouden. Omzetting van een KEW met een niet-gegarandeerd kapitaal Als een KEW met een niet-gegarandeerd kapitaal wordt omgezet in een andere productvorm, moet steeds worden uitgegaan van het contractueel overeengekomen bedrag van de premie van de oorspronkelijke KEW. Uitgangspunt voor de vergelijking is de premie voor de leven - en overlijdensdekking afzonderlijk. Echter bij de omzetting in een SEW of BEW - al dan niet met een gegarandeerd kapitaal - blijft het overgangsrecht ook behouden als de inleg voor de SEW of BEW niet hoger is dan de totale KEW - premie (voor de leven- en overlijdensdekking gezamenlijk). Overgangsrecht: een losse ORV voor een omgezette SEW of BEW is niet verplicht Het is bij de omzetting van een KEW in een SEW of BEW niet verplicht om naast de SEW of BEW nog een losse overlijdensrisicoverzekering (ORV) af te sluiten. Als e r wel een losse ORV is gesloten, heeft deze fiscaal geen verband met de SEW of BEW. De premie voor een dergelijke losse ORV telt dan ook in de toekomst niet mee voor de toets of het overgangsrecht behouden blijft. Deze ORV valt niet onder het overgangsrecht en behoort daarom tot box 3. Er zijn ook een aantal belangrijke verschillen tussen een KEW en een SEW/BEW. De verschillen worden hieronder in een tabel weergegeven. Verschil KEW SEW/BEW Overlijdensuitkering Gemengde verzekering is mogelijk. Is een rekening; saldo komt vrij op moment van overlijden. Eventueel daarnaast losse overlijdenrisicoverzekering. Successiewet Belast bij begunstigde. Belast bij nabestaanden. Doorschuiven bij overlijden Niet mogelijk, bij overlijden van de verzekerde eindigt de KEW. Wel mogelijk bij overlijden van de rekeninghouder of belegger. De SEW of het BEW kan door de langstlevende partner worden voortgezet. Begunstiging Premiesplitsing in kader van erfbelastingplanning Aanwezig op de KEW. Is een zelfstandig recht en blijft daarom buiten de nalatenschap. Mogelijk. Niet aanwezig op de SEW of het BEW. SEW of BEW valt in de nalatenschap. Niet mogelijk /Addendum PE Plus Pensioen 3

10 KEW, SEW en BEW en echtscheiding Bij scheiding zijn er de volgende mogelijkheden: splitsen. De polis of rekening kan gesplitst worden in twee nieuwe polissen of rekeningen en deze worden gezien als een fiscale voortzetting van de eerste; toewijzen aan de andere partner. Het is mogelijk om de polis geheel aan de andere partner toe te wijzen; afkopen. De polis mag worden afgekocht en daarmee mag de eigenwoningschuld worden verlaagd zonder fiscale consequenties. De 20-jaarsvrijstelling wordt op dat moment wel geïmputeerd. Wel moet er in dit geval de uitkering zoveel mogelijk gebruikt worden ter aflossin g van de eigen woningschuld en wordt de bandbreedte gecontroleerd. Voorbeeld Claus is gescheiden van Emma. Claus blijft in de woning wonen, waarin zij samenwoonden. Enige jaren gelden hebben Claus en Emma een KEW afgesloten. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de KEW toekomt aan Claus. Claus dient een verzoek in bij de verzekeraar, waar de KEW is afgesloten, om de KEW volledig op zijn naam te krijgen. Bij dit verzoek stuurt hij het echtscheidingsconvenant op, waarin is bepaald dat de KEW aan hem is toebedeeld. De verzekeraar wijzigt de verzekering, waardoor Claus verzekeringnemer, verzekerde en begunstigde wordt. Dit gebeurt zonder fiscale consequenties. Wel moet uiteraard bekeken worden of de waarde van de KEW niet te hoog wordt. Als een KE W op twee personen is afgesloten, kan tijdens het aangaan daarvan zijn uitgegaan van een dubbele vrijstelling. Als Claus de polis nu alleen overneemt en het verwachte eindkapitaal wordt over enkele jaren al , dan zal er een groot belast rentebestanddeel in de polis zitten, omdat zijn vrijstelling maximaal is (2014). Wellicht is die vrijstelling over een paar jaar iets hoger, maar hoogstwaarschijnlijk geen Er zijn naast scheiding nog een aantal momenten waarop de polis tot uitk ering kan komen of kan worden afgekocht zonder dat er aan de 15 of 20 jaarstermijn is voldaan. Dat geldt in de volgende gevallen: verkoop van de woning met verlies als er sprake is van schuldsanering bij overlijden bij verkoop van de woning en verhuizen naar een huurwoning bij emigratie In de eerste drie gevallen dient wel de eigen woningschuld zoveel mogelijk te worden afgelost. Bij alle gevallen wordt de bandbreedte gecontroleerd. De uitkering imputeert vervolgens de 20 - jaarsvrijstelling. Deze regeling wordt ook wel het vervallen van de tijdklem genoemd. Indien er ineen later stadium ooit een woning wordt gekocht, dan dient de vrijgestelde uitkering in mindering te worden gebracht op de eigenwoningschuld art 10bis.11 lid 1 Wet IB Vanaf 1 januari 2013 mag dit ook (en afkopen) voor een Brede Herwaarderingspolis onder de voorwaarde dat het afkoopbedrag wordt gebruikt om de eigenwoning- of restschuld af te lossen /Addendum PE Plus Pensioen 4

11 1.1.2 Brede-Herwaarderingspolis (BHW) Een Brede-Herwaarderingspolis is een polis welke is gesloten tussen 1 januari 1992 en 14 september Deze polissen vallen in box 3. Polissen gesloten voor 14 september 1999 hebben een eigen gezamenlijke vrijstelling in box 3 voor de vermogensrendementsheffing, van per begunstigde. Als de waarde van deze polissen na 1 januari 2001 boven de uitkomt, dan dient het meerdere te worden meegenomen voor de vermogensrendementsheffing in box 3. De vrijstelling van wordt in dit geval waardevrijstelling of bezitsvrijstelling genoemd. Als de waarde van deze polissen vóór 1 januari 2001 hoger was dan de vrijstelling is de waardevrijstelling geen maar de waarde van deze polissen op 31 december De polis is onbelast in box 1 als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: bandbreedte-eis van 1:10; looptijd minimaal 15 jaar; eenmalige uitkering; het verzekerde kapitaal (of inleg) na 13 september 1999 is niet verhoogd; de duur van de verzekering na 13 september 1999 is niet verlengd; belastingvrije uitkeringen per begunstigde (uitkeringsvrijstellingen); bij 15 jaar premiebetaling geldt er een vrijstelling van ; bij 20 jaar premiebetaling geldt er een vrijstelling van indien de uitkering hoger is dan de vrijstelling moet de saldomethode worden toegepast Voorbeeld Jantien heeft een Brede Herwaarderingspolis met een waarde van op 1 januari Ze heeft tot dat moment aan premie betaald en voldoet verder aan alle gestelde voorwaarden. Als de polis na 20 jaar looptijd tot uitkering komt en deze uitkering bedraagt , dan is er een belast rentebestanddeel in box 1 en dient de saldomethode te worden toegepast: ( ) / x ( ) = Dit bedrag moet zij in box 1 optellen bij haar inkomen en hierover betaalt Jantien dan belasting. De waarde aangroei na 1 ja nuari 2001 wordt niet belast in box 1, want deze is tenslotte al belast in box 3. De uitkering verlaagt wel de vrijstelling van de KEW/SEW/BEW in box 1 met Maar, stel dat Jantien niet aan alle voorwaarden heeft voldaan en de polis komt onder de zelfde condities na 20 jaar looptijd tot uitkering. Het belaste rentebestanddeel in box 1 wordt dan als volgt berekend: = Er geldt dan geen vrijstelling meer en Jantien moet het bedrag van in box 1 optellen bij haar inkomen en hierover moet zij belasting betalen. De waardevrijstelling in box 3 voor deze polissen is eveneens een lifetime -vrijstelling en vervalt met ingang van 14 september De uitkeringsvrijstelling blijft wel bestaan. Tot 1 april 2013 konden deze polissen onder bepaalde voorwaarden (zie KEW/SEW/BEW) zonder fiscale consequenties worden omgezet naar een KEW/SEW/BEW /Addendum PE Plus Pensioen 5

12 Voorbeeld Peter is belastingplichtig in box 3 voor een kapitaalverzekering met een waarde van Marian (zijn fiscale partner) is dit voor een kapitaalverzekering met een waarde van De kapitaalverzekeringen bestonden al op 14 september Peter en Marian hebben in box 3 elk recht op een vrijstelling van Hoe wordt dit verwerkt in de aangifte? Als ze beiden als begunstigden op beide kapitaalverzekeringen (ter waarde van ) staan, kunnen ze gebruikmaken van een dubbele waardevrijstelling, namelijk de vrijstelling van Pre-Brede Herwaarderingspolis (pre-bhw) Een pre-brede Herwaarderingspolis is een polis welke is gesloten voor 1 januari Deze polissen vallen in box 3. Voor de behandeling van deze polis in box 3 gedure nde de looptijd zie de BHWpolissen. De polissen hadden een onbeperkte vrijstelling onder de wet IB 1964 en deze blijft in stand voor deze polissen. Om een onbeperkte vrijstelling in box 1 te krijgen, dient er aan de volgende voorwaarden te worden voldaan: variabele bandbreedte; looptijd minimaal 12 jaar; het verzekerde kapitaal (of inleg) na 1 januari 1992 is niet verhoogd; de duur van de verzekering na 1 januari 1992 is niet verlengd. Ook deze polissen konden tot 1 april 2013 onder voorwaarden worden o mgezet naar een KEW/BEW/SEW. De vrijstelling in box 1 werd dan verhoogd met de waarde op het moment van verpanden. Voorbeeld René heeft een pre-bhw-polis met een looptijd van 30, welke een waarde heeft van Hij wilde op 1 december 2013 de polis verpanden aan de woning die hij had gekocht en daarnaast wilde hij een KEW -clausule op de polis laten plaatsen. Wat is het gevolg voor de vrijstelling in box 1? Omdat het hier een pre-bhw-polis betreft, wordt de vrijstelling in box 1 verhoogd met de waarde op het moment van verpanding, oftewel de vrijstelling is = Imputatieregeling De imputatieregeling wil zeggen dat een belastingvrije uitkering uit een kapitaalverzekering de vrijstelling aantast. Dat is logisch. Bij een KEW zagen we dit al de lifetime-vrijstelling, die wordt gekort (geïmputeerd) met de uitkering uit een vrijgestelde KEW. Maar ook een kapitaalverzekering die onder het overgangsrecht valt (Brede Herwaardering) en die uitkeert in box 3, onder de vrijstelling van , verlaagt de KEW-vrijstelling in box /Addendum PE Plus Pensioen 6

13 Voorbeeld Ans heeft in 1994 een kapitaalverzekering afgesloten. In 2001 gaat de polis naar box 3 en valt daar onder de vrijstelling van Ze blijft gewoon de premie doorbetalen. In 2005 koopt Ans een eigen woning. Ze gaat daarnaast een KEW aan. De eigenwoningschuld is Dit is ook het bedrag dat de KEW moet opbouwen in 30 jaar. In 2020 komt haar oude kapitaalverzekering tot uitkering. Ze ontvangt hieruit De uitkering is belastingvrij, omdat ze aan alle voorwaarden voor een onbelaste uitkering heeft voldaan, zoals die golden onder de Brede Herwaardering. Ook heeft ze nooit vermogensrendementsheffing hoeven te betalen, omdat de polis onder de vrijstelling van in box 3 viel. De vrijstelling in box 3 wordt door de uitkering wel verlaagd van naar voor eventuele toekomstige uitkeringen uit BHW -polissen. Ans geeft het geld uit aan een mooie auto en een droomreis. Op dat moment merkt ze nog niets van de imputatieregeling. In 2035 komt de KEW tot uitkering. Er wordt uitgekeerd en met dat bedrag wordt direct de eigenwoningschuld afgelost. De standaard KEW-vrijstelling is op dat moment Ans is in de veronderstelling dat ze aan alle voorwaarden heeft voldaan voor een belastingvrije KEW-uitkering. Toch krijgt ze een aanslag van de fiscus voor een belast rentebestanddeel. Door de belastingvrije uitkering uit de Brede Herwaarderingspolis, is haar standaard KEW-vrijstelling verlaagd met het bedrag van die uitkering ( ). Haar vrijstelling is dus nog maar Dat betekent voor Ans dat het rentebestanddeel van ( / ) belast is volgens de formule ((U - V)/U) x S. De imputatieregeling geldt niet voor onbelaste uitkeringen uit polissen van het pre-brede Herwaarderingsregime (afgesloten voor 1 januari 1992). Deze tasten èn de box 1 -vrijstelling èn de box 3-vrijstelling niet aan. Vervolg voorbeeld Stel dat de polis van Ans in box 3 niet was ingegaan in 1994, maar in 1991 (vóór 1992), dan zou de uitkering van de KEW in 2035 ook volledig belastingvrij hebben kunnen plaatsvinden. De KEW -vrijstelling wordt immers niet aangetast door onbelaste uitkeringen uit pre-brede Herwaarderingspolissen Pre-Brede Herwaarderings- (pre-bhw) en Brede Herwaarderingslijfrentes (BHW) lijfrentes Net zoals bij kapitaalverzekeringen kennen we bij lijfrentes pre-brede Herwaarderings- en Brede Herwaarderingspolissen. De BHW-polissen lijken qua wetgeving heel erg op lijfrentes onder wet IB 2001, behalve dan dat het altijd een verzekering is. Tenslotte is het pas sinds 1 januari 2008 mogelijk om bankspaarproducten af te sluiten. De belastingheffing over het rentebestanddeel opgebouwd tot 1 januari 2001 in pre -brede lijfrentepolissen vindt nog volgens de regels van de Wet IB 1964 plaats. De eerbiedigende werking betreft uitsluitend de uitkeringen en niet de premieaftrek. Op lijfrenteverzekeringen tegen koopsom gesloten vóór 1 januari 1992 en op lijfrenteverzekeringen tegen premiebetaling vóór 16 oktober 1990 zijn pre-bhw-regels van toepassing voor de aanspraken die tot 1 januari 2001 zijn opgebouwd. Voor lijfrenten tegen premiebetaling geldt dat de premies die na 1 januari 2001 betaald zijn, getoetst worden aan de nieuwe regels. In dat geval zal de lijfrenteovereenkomst in zijn geheel aan deze regelgeving moeten voldoen. In de praktijk hebben verzekeraars er dan ook vaak voor gekozen, om /Addendum PE Plus Pensioen 7

14 de premie per 1 januari 2001 in een nieuwe polis te storten met gebruikmaking van een verbindingsclausule. Er is dan weliswaar sprake van twee polissen, maar door de clausule worden de polissen kostentechnisch als één polis beschouwd. In de onderstaande tabel staan de kenmerken van beide verzekeringen naast elkaar. Soort pre-bhw (oud-regime) BHW Datum afsluiten Verzekeringsvorm Begunstigde termijnen Ingangsdatum termijnen Tegen koopsom voor 1 januari 1992 of premiebetaling voor 16 oktober 1990 Kapitaalverzekering met lijfrenteclausule Vrij aan te wijzen; alleen als partner wordt aangewezen als begunstigde, dan blijft de verzekeringnemer / schenker belastingplichtig en er is geen schenkbelasting verschuldigd Elk gewenst moment; geen uiterlijke ingangsdatum Na pre-bhw tot 1 januari 2001 Lijfrenteverzekering In eerste instantie de verzekeringnemer; alleen bij overlijden mag er een andere begunstigde worden aangewezen AOW-leeftijd bij tijdelijk; geen uiterlijke ingangsdatum Duur verzekering In één keer of op basis van 1%- sterftekans Minimaal 5 jaar tot levenslang Lijfrentevormen Niet van toepassing Van toepassing Hoogte Onbeperkt ook bij tijdelijk Tijdelijk maximaal (2014); levenslang onbeperkt Lijfrenteverzekering schenken Aan iedereen mogelijk Niet mogelijk Belasting Box 1 Box Uitvaartverzekering en uitvaartbankrekening Een uitvaartverzekering kan een begrafenisverzekering of een crematieverzekering zijn. Een uitvaartverzekering is een levenslange overlijdensrisicoverzekering. Dit wil zeggen dat deze verzekering alleen bij overlijden een verzekerd bedrag uitkeert. Het is meestal de bedoeling dat de nabestaanden met dit bedrag de kosten van een begrafenis of crematie betalen. Het moet gaan om een levensverzekering die uitkeert bij het overlijden van de belastingplichtige zelf, diens partner of een bloed- of aanverwant. De begunstiging is op zich vrij. Er zijn twee soorten uitvaartverzekeringen: kapitaalverzekering. Bij overlijden krijgt de begunstigde een bedrag uitgekeerd, waarmee hij de uitvaart betaalt. naturaverzekering. De begunstigde ontvangt geen geld. De uitvaart zelf, bestaande uit de goederen en diensten die bij een uitvaart horen, komt voor rekening van de verzekeraar. Veel verzekeraars kennen een basispakket, met de standaardonderdelen van een uitvaart. Daarnaast kan de verzekeringnemer nog een aanvullende verzekering voor extra s afsluiten /Addendum PE Plus Pensioen 8

15 Een uitvaartverzekering/-rekening heeft in tegenstelling tot de meeste andere overlijdensrisico - verzekeringen een waarde. Dit is omdat hij gegarandeerd tot uitkering komt. In box 3 geldt voor de uitvaartverzekering/-rekening een beperkte vrijstelling van (2015) aan waarde van de overlijdensrisicoverzekering. Wordt het bedrag van overtroffen, dan wordt de gehele waarde van de begrafenisverzekering(en) in de heffing van box 3 betrokken. Het bedrag van deze vrijstelling wordt jaarlijks aan de hand van de inflatiecorrectiefactor verhoogd. Voorbeeld Adrie van der Sluis heeft drie begrafenisverzekeringen gesloten. Eén op het leven van zijn echtgenote Margriet van der Sluis. Het verzekerd kapitaal bedraagt De andere twee zijn op het leven van hemzelf gesloten. Van deze twee verzekeringen is het verzekerde kapitaal respectievelijk Deze twee verzekeringen hebben een totale waarde van Verder hebben Adrie en Margriet geen begrafenisverzekeringen. Voor de toepassing van de vrijstelling moeten de verzek eringen op het leven van Adrie en Margriet afzonderlijk worden bekeken. De verzekering op het leven van Margriet heeft een verzekerd kapitaal van Dit bedrag blijft onder de grens van De verzekering is dus geheel vrijgesteld. De twee verzekeringen op het leven van Adrie hebben in totaal een waarde van Dit bedrag is dus hoger dan Als de waarde hoger is, geldt er helemaal geen vrijstelling. De totale waarde van de twee begrafenisverzekeringen van Adrie ( 7.000) telt dus mee voor een eventuele heffing in box 3. Met ingang van 1 januari 2010 is ook sparen voor de begrafenis op een geblokkeerde begrafenisrekening tot maximaal een bedrag van (2015) vrijgesteld in box DE JAARRUIMTE De jaarruimte is de berekening die aangeeft of een belastingplichtige de mogelijkheid heeft de lijfrente-inleg af te trekken van het fiscale inkomen. De aftrek geldt alleen voor personen die bij de aanvang van het kalenderjaar nog niet de AOW-leeftijd hebben bereikt. Voor de berekening van de jaarruimte van 2015 worden de cijfers van 2014 gebruikt, behalve de franchise. Hierbij geldt de franchise van het betreffende jaar, dus De formule van de jaarruimte van 2015 is: 13,8% x Pg -/- 6,5 A -/- F -/- BSR waarbij: Pg = premiegrondslag A = waardeaangroei pensioenaanspraak over voorafgaand kalenderjaar F = dotatie van de fiscale oudedagsreserve in het voorafgaande kalenderjaar BSR = de geblokkeerde bedragen van een spaarloonregeling die zijn aangewend voor een vrijwillige betaling van een pensioenregeling in het voorafgaande kalenderjaar /Addendum PE Plus Pensioen 9

16 Bestanddelen premiegrondslag De premiegrondslag is het totaal van de inkomsten van de belastingplichtige in het jaar voorafgaand aan het jaar van aftrek, verminderd met de franchise. Deze inkom sten kunnen bestaan uit: winst uit onderneming. Dit is de winst vóór de mutaties van de oudedagsreserve en de ondernemersaftrek. In het hoofdstuk de ondernemer en zijn oude dag lichten we deze begrippen toe; belastbaar loon. Dit is bijvoorbeeld het salaris uit een dienstbetrekking. Hierbij telt een eventuele fiscale bijtelling van de auto van de zaak ook mee; belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. Dit zijn bijvoorbeeld inkomsten uit freelancewerkzaamheden; belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen. Voorbeelden hiervan zijn: ontvangen alimentatie, ontvangen lijfrentes, ontvangen nabestaandenpensioen, enz. Franchise De franchise bedraagt voor 2015 en wordt jaarlijks door de overheid vastgesteld. Het is de franchise die apart is vastgesteld voor de berekening van de jaarruimte. Maximale premiegrondslag 2015 Voor de premiegrondslag in de jaarruimteberekening geldt dat vanaf 2015 het inkomen van maximaal in aanmerking wordt genomen. Het inkomen voor de premiegrondslag wor dt verminderd met een bedrag van Hierdoor is de premiegrondslag nooit meer dan min = De jaarruimte in 2015 is maximaal (13,8% x ). Dit is belangrijk lager dan het maximale bedrag in 2014 (zi e hierna). Maximale premiegrondslag 2014 De premiegrondslag bedraagt maximaal voor Dit betekent dus dat het inkomen boven de (de premiegrondslag plus de franchise) in 2014 niet meetelt voor de berekening van de aftrek. De jaarruimte in 2014 maximaal (15,5% x ). Voorbeeld Pim van der Vorst heeft in 2014 een bruto jaarinkomen van Zijn werkgever heeft hem geen pensioen toegezegd. Pim heeft nooit deelgenomen aan een spaarloon - of een levensloopregeling. Hij rijdt een auto van de zaak met een cataloguswaarde van Zijn fiscale bijtelling voor deze auto bedraagt 25% in het jaar De premiegrondslag volgens de jaarruimte bedraagt voor Pim in het jaar 2015: bruto jaarinkomen: fiscale bijtelling auto ( x 25%): fiscale franchise: premiegrondslag: Aangezien Pim geen pensioen opbouwt en hij nooit heeft deelgenomen aan een spaarloonregeling, worden de andere factoren van de formule van de jaarruimte voor hem op nihil gesteld. De jaarruimte van Pim bedraagt dus: 13,8% x = 3.778,99. Pim kan in het jaar 2015 dus op basis van zijn jaarruimte een lijfrente - inleg aftrekken van zijn fiscale inkomen ter hoogte van Dit bedrag is naar boven afgerond tot hele euro s. Een belastingplichtige mag immers altijd afronden in zijn voordeel /Addendum PE Plus Pensioen 10

17 1.3 DE RESERVERINGS- OF INHAALRUIMTE De reserveringsruimte biedt de belastingplichtige de mogelijkheid jaarruimte in te halen. Hij kan in 2015 een extra bedrag aan lijfrentepremie storten naast zijn jaarruimte door gebruik te maken van de reserveringsruimte. Het bedrag dat de belastingplichtige alsnog in aftrek mag brengen, heeft drie maxima waarvan de laagste geldt: de berekening van de totale jaarruimtes over de afgelopen 7 jaar; maximaal 13,8% van de premiegrondslag van het jaar van aftrek; een absoluut bedrag van maximaal Voor belastingplichtigen die bij het begin van het kalenderjaar een leeftijd hebben bereikt die ten hoogste 10 jaar jonger is dan de in dat jaar geldende AOW-leeftijd, bedraagt dit maximum Hierbij geldt wel dat als de totale jaarruimtes over de laatste zeven jaar hoger zijn dan het maximum altijd als eerste het oudste jaar wordt opgemaakt. Dit betekent dat de belastingplichtige voor de in het eerste jaar niet-gebruikte jaarruimte uiterlijk in jaar acht premieaftrek krijgt. U moet bij de berekening van de reserveringsruimte nog met het volgende rekening houden: al eerder over het jaar van inhaal in aftrek gebrachte lijfrentepremies verlagen de reserveringsruimte; de te hanteren franchise betreft de franchise van het jaar waarin d e aftrek wordt gevraagd. Voorbeeld Marvin de Gier is 49 jaar en geniet een salaris van Hij deelt mee aan een pensioenregeling, inhoudende een eindloonregeling met 1,75% opbouw per dienstjaar en een franchise van Marvin heeft over de afgelopen periode van drie jaar de volgende bedragen over op basis van de jaarruimte: 2012 een bedrag van 1.000; 2013 een bedrag van 2.000; 2014 een bedrag van In totaal heeft Marvin dus een bedrag van openstaan aan niet-benutte jaarruimte (maximum 1). Het maximale bedrag dat Marvin kan aftrekken op basis van de reserveringsruimte is 13,8% van de premiegrondslag, met een maximum van (het maximum voor 2015) (maximum 3). De premiegrondslag bedraagt / (de franchise voor 2015) = Hierover 13,8% genomen, is een bedrag van (maximum 2). Dit is het laagste bedrag van de drie en is dus het maximale bedrag dat Marvin als reserveringsruimte in mindering kan brengen op zijn fiscale inkomen. Indien hij ook daadwerkelijk een storting in een lijfrente doet van wordt dat als volgt verdeeld: Het tekort van in het jaar 2012 wordt het eerst opgevuld. Het restant van wordt geboekt ten laste van het jaar Het overgebleven bedrag van 507 ( ) kan eventueel in een volgende reserveringsruimte worden ingevuld. Ditzelfde geldt voor de jaarruimte van /Addendum PE Plus Pensioen 11

18 1.4 TRANSITIEVERGOEDING Als een werknemer ontslagen wordt, kan hij een transitievergoeding krijgen. Het bedrag van de ontslagvergoeding kan bestaan uit: gemiste inkomsten; pensioenschade; immateriële schade. In plaats van een ontslagvergoeding (gouden handdruk) komt er een transitievergoeding na ten minste twee jaar dienstverband. Slechts als het ontslag het gevolg is van ernst ig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, vervalt het recht op een transitievergoeding. De transitievergoeding is vrij besteedbaar. Op de bruto transitievergoeding mogen kosten voor outplacement en scholing ten behoeve van de brede maatschappeli jke inzetbaarheid van de werknemer in mindering worden gebracht. Over het restant moet belasting worden betaald. De opbouw van de transitievergoeding is als volgt: 1/3 van het maandsalaris per dienstjaar voor de eerste 10 jaar van de arbeidsovereenkomst. 1/2 van het maandsalaris per dienstjaar voor de periode na de eerste 10 jaar van de arbeidsovereenkomst. Is de werknemer 50 jaar of ouder en langer dan 10 jaar in dienst, dan krijgt deze werknemer vanaf de 50-jarige leeftijd een vergoeding van 1 maandsalaris per dienstjaar. De transitievergoeding bedraagt maximaal of bij een hoger jaarsalaris maximaal dat hogere jaarsalaris. Overgangsregime tot 1 januari 2020 Werkgevers die een slechte financiële positie hebben en minder dan 25 werknemers in dienst hebben, hoeven bij het berekenen van de transitievergoeding alleen de dienstjaren na 1 mei 2013 mee te tellen. Een werknemer die een ontslagvergoeding ofwel een transitievergoeding ontvangt, moet hierover in box 1 belasting betalen als ware het loon uit dienstbetrekking. Dit geldt in beginsel voor alle ontslagvergoedingen die zijn toegekend na 1 januari Als het geldt daarna op een bankrekening wordt gezet, is hij het jaar erna belast met vermogensrendementsheffing. Tot 2014 was dit niet het geval. Een ontvanger kon toen met de ontslagvergoeding een zogenaamd stamrecht aankopen. Een stamrecht is een periodieke uitkering die afhankelijk is van het in leven zijn van een persoon. Het is dus een lijfrenteverzekering. Een werknemer had een aantal wijzen waa rop hij de ontslagvergoeding kan aanwenden. Deze mogelijkheden zijn: direct gebruiken / in één keer uitkeren; de behandeling is dan gelijk aan die hiervoor beschreven is; stamrechtlijfrente aankopen bij een bank of een verzekeraar; het opzetten van een stamrecht Besloten Vennootschap (BV). Een stamrechtlijfrente of een stamrecht BV kan op de volgende manieren worden aangewend: als een tijdelijke lijfrente tot aan AOW-leeftijd of het weer hebben van werk; als direct ingaande levenslange lijfrente; als (tijdelijke) oudedagslijfrente uiterlijk ingaande op AOW-leeftijd /Addendum PE Plus Pensioen 12

19 Bij de eerste mogelijkheid moet de uitkeringsduur in eerste instantie wel worden berekend op basis van de 1%-sterftekans. Voor een bancaire oplossing en stamrecht BV zijn speciale 1% - sterftekanstabellen opgesteld, welke overeenkomen met die van een verzekeraar. Als de werknemer weer een baan heeft, kan hij de uitkering eventueel weer stopzetten en het restant doorschuiven als aanvulling op zijn pensioen. Bij een stamrecht BV is deze mogelijkheid er bijna altijd, bij een stamrechtlijfrente is dit afhankelijk van de bank of verzekeraar. Het voordeel van een stamrecht BV ten opzichte van een stamrechtlijfrente is de grotere flexibiliteit. Als dit is opgenomen in de oprichtingsakte is opgenomen, kan er naar eigen inzicht worden belegd. Daarnaast kan het geld gebruikt worden voor het starten van een eigen bedrijf. Het nadeel van een stamrecht BV is dat er kosten zijn verbonden aan het oprichten van de BV, bijvoorbeeld oprichtingskosten en inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Deze kosten worden direct in mindering gebracht op het in te brengen kapitaal. Daarnaast zal er ieder jaar een jaarverslag moeten worden opgesteld. Voorbeeld Maartje Klaassens is in 2012 ontslagen. Zij is dan 45 jaar. Haar we rkgever geeft haar een ontslagvergoeding van Maartje heeft het geld niet direct nodig. Ze kiest voor een stamrecht BV. De ingangsdatum van de stamrecht BV wordt 1 januari De kosten voor het oprichten zijn Ze wil het geld voor een p eriode van 10 jaar in de stamrecht BV laten staan. De opbouwperiode duurt dus tot 1 januari Daarna start de uitkeringsperiode, waarbij ze kiest voor een levenslange jaarlijkse uitkering. De verdere gegevens zijn: U-rendement tijdens opbouwperiode: 4,5% eindsaldo per 1 januari 2023: x 1,045^10 = ,53 inleg per 1 januari 2023: ,53 factor voor de jaarlijkse uitkering: 18 bruto jaarlijkse uitkering: ,53 / 18 = 4.141,25 Over de periodieke uitkeringen moet de bank loonbelasting inhouden Overgangsregeling stamrechtmogelijkheden Onder voorwaarden was het nog mogelijk een in 2014 ontvangen ontslagvergoeding onder te brengen in een stamrecht (zowel een stamrecht BV als een bancaire of verzekerde stamrechtlijfrente). Voorwaarden voor de overgangsregeling zijn: de werkgever moet het ontslag in 2013 hebben aangezegd en de ontslagdatum moet op 31 december 2013 vaststaan; de dienstbetrekking wordt uiterlijk 1 juli 2014 beëindigd; van een korte termijn is in ieder geval sprake als het gaat om de wettelijke opzegtermijn. Een wettelijke opzegtermijn kan oplopen tot maximaal een half jaar. 80%-regeling Naast bovengenoemd overgangsrecht voor stamrechten gold er voor op 14 november 2013 bestaande stamrechten een 80%-regel. Dat wil zeggen dat het hele stamrechttegoed in 2014 in één keer kon worden opgenomen, waarbij dan slechts 80% van het saldo was belast in box 1. Ook werd geen revisierente van 20% over het opgenomen tegoed in rekening gebracht /Addendum PE Plus Pensioen 13

20 Iemand met een op 1 januari 2014 bestaand stamrecht kon er ook voor kiezen het stamrecht gewoon te laten doorlopen. Wanneer iemand zijn lopende stamrecht niet in 2014 maar in 2015 of een later jaar wil opnemen, dan geldt de 80%-regeling niet meer. Maar er wordt ook geen revisierente berekend over het opgenomen bedrag. Dat was tot en met 2013 wel het geval. 1.5 VOORBEELDBEREKENING CBI Voorbeeld Mark ( ) en Irene ( ) van Alphen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Zij hebben twee kinderen: Ilse (3 jaar) en Joost (5 jaar). Mark is werkzaam als servicemonteur bij een groot IT-bedrijf. Naast deze baan werkt Mark als freelance fotograaf voor een bekend roddelblad. Irene werkt parttime als secretaresse bij een accountantskantoor. Sinds een paar jaar woont de familie in een leuk e vrijstaande woning. Ze hebben inmiddels 10 jaarlijkse aflossingen gehad. Voor Mark is dit zijn tweede huwelijk. Als gevolg van de ontbinding van zijn vorige huwelijk met de haatdragende Eucalypta moet hij maandelijks alimentatie betalen aan Eucalypta. Hij betaalt ook alimentatie voor zijn kind uit dit huwelijk, Rex (13 jaar). Mark oefent met Eucalypta gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over Rex. Omdat op bepaalde dagen zowel Mark als Irene werken, gaan de kinderen naar een opvang. De volgende gegevens zijn bekend: Inkomensgegevens: Bruto jaarinkomen Mark (volgens jaaropgave) Bruto jaarinkomen Irene Auto van de zaak Mark (maximale bijtelling) Freelance-inkomsten Mark Gegevens woning en hypotheek WOZ-waarde woning Hypotheek (oorspronkelijke hoofdsom) (volledig eigenwoningschuld) Rente 6,5% Hypotheekvorm Lineaire hypotheek Fiscale behandeling beleggingen Box 3 - inkomen uit sparen en beleggen Waarde van de beleggingen - per per Overlijdensrisicoverzekering (jaarlijkse premie) Gegevens sparen en beleggen Saldo spaarrekening Mark en Irene - per per Saldo spaarrekening kinderen - per per Persoonlijke lening i.v.m. auto - per per /Addendum PE Plus Pensioen 14

21 Overige gegevens Alimentatieverplichting aan Eucalypta per jaar Alimentatieverplichting aan Rex per jaar Premie lijfrente (geheel aftrekbaar) Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering 750 Gas, water, energie Huishoudelijke uitgaven Kinderopvang Ontvangen kinderbijslag De persoonlijke lening is aangegaan om de droom van Mark te verwezenlijken. Hij heeft hiermee vijf jaar gelden een sportauto gekocht. Op de lening wordt jaarlijks 8% rente betaald en afgelost. Ga voor de spaarrekening uit van een gemiddelde rente van 3,5% op jaarbasis. Voor de beleggingen in aandelen kan worden uitgegaan van een (gemiddeld) dividendrendement van 2,5%. Er wordt geen dividendbelasting ingehouden. De rente en het dividend is nog niet in het saldo per 31 december 2014 opgenomen. Aan de hand van de volgende methode kan het consumptief besteedbaar inkomen worden berekend. Uitwerking voorbeeld Box 1 Fiscaal Mark Netto besteedbaar Fiscaal Irene Netto besteedbaar Salaris Freelance inkomsten Privégebruik auto (jaaropgave) Inkomsten eigen woning Eigenwoningforfait Rente hypotheek Aflossing hypotheek Aftrekposten Premie lijfrente Premie AOV Alimentatie ex-partner Belastbaar inkomen box Verschuldigde belasting 36,50% van / % van % van /Addendum PE Plus Pensioen 15

22 Box Bezittingen Spaarrekening Aandelen Spaarrekening kind Schulden Persoonlijke lening Schuldendrempel (2x 3.000) Totale waarde Heffingvrij vermogen Heffingsgrondslag Belastbaar Inkomen Box 3 4% van Verschuldigde belasting 30% -598 Heffingskortingen Algemene heffingskorting Arbeidskorting Combinatiekorting Totale heffingskortingen Netto inkomen Overige bestedingen Aflossingen Gas/water/energie Huishoudelijke uitgaven OR-verzekering Kinderopvang Kinderalimentatie Kinderbijslag Consumptief besteedbaar inkomen Totaal consumptief besteedbaar inkomen /Addendum PE Plus Pensioen 16

23 Toelichting Privégebruik auto De bijtelling voor de auto is maximaal en bedraagt dus 25% van de (catalogus)waarde. Dat is x 25% = Deze bijtelling is tegenwoordig verwerkt in de jaaropgave. Het belastbaar inkomen is dan weliswaar , maar de bijtelling is slechts een fiscaal en wordt dus niet meegenomen in het besteedbare inkomen. Het is zogenaamd inkomen in natura. Hypotheek Er is sprake van een lineaire hypotheek. Er zijn tien jaarlijkse aflossingen geweest. Bij een hoofdsom van is de jaarlijkse aflossing Na tien jaar is er afgelost. De restantschuld is dan De rente die daarover in dat jaar wordt betaald bedraagt: x 6,5% = Heffingskortingen De heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk. De berekeningswijze wordt niet als bekend verlangd. De bedragen worden hier dan ook gegeven. Inkeerregeling NB. Ook het saldo van een buitenlandse spaarrekening moet worden opgegeven. Mensen die dat nog niet hebben gedaan (zgn. zwartspaarders) konden tot juli 2014 (zonder boete van de belastingdienst) gebruikmaken van de inkeerregeling. Vanaf 2015 wordt in de EU het bankgeheim opgeheven. Sinds september 2013 is het voor zwartspaarders mogelijk gebruik te maken van de inkeer -regeling zonder boetes van de fiscus. Bij een inkeer tot 1 juli 2014 wordt de vergrijpboete van de belastingdienst verminderd tot nihil, bij inkeer van 1 juli 2014 tot 1 juli 2015 wordt uitgegaan van een boete van 30%. Bij inkeer vanaf 1 juli 2015 wordt zelfs uitgegaan van een boete van 60%. 1.6 WETTELIJK ERFRECHT Als er door de erflater geen testament gemaakt is, dan g eldt het wettelijke erfrecht. Het wettelijke erfrecht wordt ook wel erfopvolging bij versterf of versterferfrecht genoemd. In dit geval treden de wettelijke bepalingen voor het erfrecht in werking. Het versterferfrecht bevat regelend recht. Het is immers mogelijk om bij testament van de wet af te wijken. Voordat op het erfrecht wordt ingegaan, zullen eerst de begrippen bloedverwantschap en aanverwantschap behandeld worden. Bloedverwantschap Bloedverwantschap is de band tussen personen die van elkaar afstam men of de band tussen personen die een gemeenschappelijke stamvader of stammoeder hebben. De relatie grootvader, vader, kind en kleinkind is een voorbeeld van afstammelingen. Dit wordt ook wel bloedverwantschap in de rechte lijn genoemd. De band tussen broers, zusters, neven en nichten is een bloedverwantschap door eenzelfde stamvader of stammoeder. Dit wordt ook bloedverwantschap in de zijlijn genoemd /Addendum PE Plus Pensioen 17

24 Voorbeeld Grootvader Bonk heeft uit zijn huwelijk twee zonen, te weten Bas en Bert. Uit het huwelijk van Bas zijn de dochters Ank en Anja geboren en uit het huwelijk van Bert de zonen Barend en Maurits. Ank heeft inmiddels een zoon (Leo) en Barend heeft twee zonen (Chris en Cees).Tussen al deze personen bestaat bloedverwantschap. Bonk Bas Bert Ank Anja Barend Maurits Leo Chris Cees Tussen grootvader Bonk en de partners van Bas en Bert bestaat geen bloedverwantschap. De mate van bloedverwantschap wordt bepaald door graden. Iedere geboorte is één graad. Bloedverwantschap is voor verschillende zaken van belang. Zo heeft bloedverwantschap onder meer invloed op de vererving, de geslachtsnaam, de alimentatie en de erfbelasting. Aanverwantschap Aanverwantschap ontstaat door het huwelijk en door het geregistreerde partnersc hap. Het is de relatie tussen de ene echtgenoot of geregistreerd partner en de bloedverwanten van de andere echtgenoot of geregistreerd partner. Oftewel de relatie met de schoonfamilie, zoals zwagers, schoonouders en schoonzusters. Tussen echtgenoten en tu ssen geregistreerde partners zelf bestaat geen bloedverwantschap of aanverwantschap. Voorbeeld Tussen de partners van Bas en Bert uit het vorige voorbeeld en grootvader Bonk bestaat wel aanverwantschap. Ook bestaat er aanverwantschap tussen de partner van Bas en diens broer Bert De wettelijke verdeling De eerste groep met erfgenamen volgens het erfrecht zijn de gehuwde of geregistreerde partner en de kinderen. Ze erven allemaal een gelijk deel op grond van de wet. Echter is het uitgangspunt van het erfrecht dat de langstlevende echtgenoot in beginsel goed verzorgd moet achterblijven. Deze krijgt daardoor op grond van de wettelijke verdeling alle goederen welke binnen het gezin aanwezig zijn. De kinderen krijgen slechts een niet-opeisbare geldvordering ter grootte van hun wettelijk erfdeel. De waarde van de nalatenschap wordt vastgesteld op het moment van overlijden. De waarde op het moment dat de kinderen hun erfdeel daadwerkelijk ontvangen is niet van belang. Er is dus een verschil tussen erven en krijgen /Addendum PE Plus Pensioen 18

25 Overigens erft de langstlevende echtgenoot alleen als deze niet van tafel en bed is gescheiden van de erflater. De wet maakt geen onderscheid tussen een eerste of tweede echtgenoot. Ook een tweede echtgenoot verkrijgt bij de wettelijke verdeling de gehele nalatenschap. Ook dan krijgen de kinderen (ook de kinderen uit een eerste huwelijk) een vordering op deze tweede echtgenoot. Voorbeeld Johan heeft vier kinderen. De eerste twee kinderen stammen uit zijn vorige huwelijk. Johan is nu getrouwd met Loes en heeft ook met haar twee kinderen. Als Johan komt te overlijden, dan komen alle goederen van rechtswege aan Loes toe. Zowel haar eigen kinderen als de kinderen uit het eerste huwelijk van Johan krijgen een vordering op Loes ter grootte van hun wettelijk erfdeel. Er zijn een aantal momenten, waarop de kinderen hun niet-opeisbare vordering kunnen opeisen, echter gaat dat te ver voor deze opleiding. De positie van de geregistreerde partner is in het erfrecht gelijk aan de positie van de gehuwde. Waar hierna gesproken wordt over gehuwden of partners, worden daarmee deze twee groepen bedoeld. Samenwoners erven nooit op grond van het erfrecht, deze zullen te allen tijde een testament moeten opmaken om erfgenaam te zijn De omvang van de vordering De wettelijke verdeling levert de kinderen dus een vordering op. De wet bepaalt dat de omvang van de geldvordering overeenkomt met de waarde van het erfdeel. Het is mogelijk dat de langstlevende ouder tijdens diens leven alle goederen verbruikt die hem ter beschikking sta an. De kinderen hebben dan nog wel een vordering op de langstlevende ouder, maar die vordering is bij diens overlijden niet inbaar meer, omdat er niet genoeg vermogen resteert. De langstlevende ouder heeft het wettelijk recht om alle goederen te verbruiken Vormen van acceptatie van een nalatenschap Het kan voorkomen dat een nalatenschap niet alleen uit bezittingen, maar ook uit schulden bestaat. Wanneer een erfgenaam ervan overtuigd is dat de erfenis een positief saldo heeft, kan hij zonder meer de erfenis aanvaarden. Als een nalatenschap aanvaard wordt, dan neemt de erfgenaam alle uit de nalatenschap voortvloeiende rechten en plichten op zich. Er is dan ook geen weg meer terug. De schulden die in dan in de nalatenschap vallen, dienen eerst te worden voldaa n vanuit de nalatenschap. Als blijkt dat er onvoldoende middelen in de nalatenschap aanwezig zijn voor het voldoen van de schulden, dan kunnen de eigen goederen van de erfgenamen worden aangesproken. Wanneer er twijfels zijn of de nalatenschap wel een positief saldo zal hebben, kan gekozen worden voor een beneficiaire aanvaarding. In dat geval wordt de nalatenschap enkel en voor zover deze een positief saldo heeft, aanvaard. De erfgenaam krijgt een bepaalde termijn om te onderzoeken of dit het geval is. Het is ook mogelijk om de nalatenschap direct te verwerpen. Verwerpen staat gelijk aan het weigeren van de nalatenschap. In dat geval zal de nalatenschap aangeboden worden aan de overige /Addendum PE Plus Pensioen 19

26 erfgenamen. Als deze ook weigeren, zal de nalatenschap afgewikkeld wor den en komen eventuele bezittingen toe aan de staat Groepen erfgenamen Het erfrecht werkt met verschillende groepen personen die kunnen erven. Alleen bloedverwanten en partners kunnen erven. In het erfrecht geldt de groep-voor-groepregel: pas wanneer er in een bepaalde groep geen erfgenamen meer zijn (er is geen in leven zijnde erfgenaam in die groep of er is geen erfgenaam die wil erven), dan komt een volgende groep in aanmerking. De vier groepen erfgenamen zijn: groep 1: de (niet van tafel en bed gescheiden) echtgenoot van de erflater en diens kinderen; groep 2: de ouders van de erflater en diens broers en zusters; groep 3: de grootouders van de erflater; groep 4: de overgrootouders van de erflater. Wanneer iemand overlijdt, moet er eerst gekeken worden of er erfgenamen in groep 1 in leven zijn en of deze willen erven. Is dat het geval, dan erven de erfgenamen uit de volgende groepen niets. Pas als er niemand in groep 1 in leven is of in aanmerking komt, komt groep 2 aan de beurt. Groep 3 komt pas aan de beurt wanneer er in groep 1 en 2 geen erfgenamen meer in leven zijn. Ten slotte komt groep 4 pas aan de beurt als er in de groepen 1, 2 en 3 niemand meer in leven is. Zijn er in alle vier de groepen geen erfgenamen meer in leven, dan vervalt de erfenis aa n de staat. In alle groepen kan plaatsvervulling optreden. Plaatsvervulling treedt op als een erfgenaam in een bepaalde groep is overleden, maar deze wel afstammelingen heeft. Deze komen dan in aanmerking voor het erfdeel van de overleden erfgenaam. Voorbeeld Hans komt te overlijden op het moment dat zijn vrouw en enige zoon Karel al overleden zijn. Hans heeft nog wel twee kleinkinderen. Pia en Douwe, beiden kinderen van Karel, erven nu in plaats van Karel. Als Karel immers nog in leven was geweest, was deze de enige erfgenaam in groep 1 geweest en had dus alles geërfd. Nu mogen Pia en Douwe het erfdeel van Karel samen verdelen. Pia en Douwe treden dus in de plaats van hun overleden vader Karel. Dat wordt plaatsvervulling genoemd. Plaatsvervulling is alleen mogelijk tot en met de 6 e graad. Indien er binnen deze groep geen erfgenamen zijn, is er sprake van een onbeheerde nalatenschap en vervalt, in geval van een positieve nalatenschap, de erfenis aan de Staat Groep 1 Zoals al aangegeven is de hoofdregel van de verdeling in groep 1, dat ieder een gelijk deel ontvangt. De nalatenschap wordt dus gedeeld door het aantal kinderen plus de echtgenoot. Wanneer de erflater geen kinderen heeft, maar wel getrouwd is, is de echtgenoot de enige erfgenaam. Is de erflater niet getrouwd, maar heeft hij wel kinderen, dan zijn de kinderen de erfgenamen /Addendum PE Plus Pensioen 20

27 Voorbeeld Alex Kroes is een weduwnaar met drie kinderen. Alex overlijdt. Alex heeft nooit een testament opgemaakt. Zijn kinderen erven ieder voor 1/3 deel de nalatenschap va n Alex. Huwelijksgemeenschap Als partners in gemeenschap van goederen getrouwd zijn, dan bestaat de nalatenschap maar uit de helft van het gezamenlijke vermogen. Het gezamenlijk vermogen is immers van beiden. De helft komt dus op basis van het huwelijksvermogensrecht aan de langstlevende partner toe. Voorbeeld Rob en Marjolein zijn getrouwd in gemeenschap van goederen. Het gezamenlijke vermogen heeft een omvang van Op het moment dat Rob komt te overlijden, hebben ze geen kinderen. Marjolein is de enige in groep 1 in leven zijnde persoon en dus de eni ge erfgenaam. De nalatenschap bestaat uit de helft van het gemeenschappelijke vermogen en bedraagt dus Bij een huwelijk onder huwelijkse voorwaarden is er niet eerst een splitsing van het gezamenlijke vermogen, want er is geen gezamenlijke vermogen. Het vermogen van de overledene is daarmee gelijk de nalatenschap. Alleen de eigen kinderen van de overledene zijn erfgenamen. Stiefkinderen erven nooit op grond van de wet. Wel kunnen zij bij testament tot (mede-)erfgenaam worden benoemd. Voorbeeld De heer Braks, in gemeenschap van goederen getrouwd met mevrouw Boom, overlijdt zonder een testament te hebben gemaakt. Op het moment van overlijden omvat de huwelijksgoederengemeenschap: een woonhuis met een waarde van ; effecten met een beurswaarde van ; spaargeld met een waarde van Op het moment van overlijden zijn in leven: mevrouw Boom, de zoon Frederik, de dochter Els en de schoonzoon Eduard. Braks ( ) x Boom Frederik Els x Eduard De heer Braks is erflater. De nalatenschap bestaat uit de helft van het gemeenschappelijke vermogen en heeft daarom een omvang van Immers het gemeenschappelijk vermogen van de heer Braks en mevrouw Boom bedraagt De overige is al eigendom van mevrouw Boom. Mevrouw Boom en de kinderen Frederik en Els zitten in groep 1. Ze krijgen dus samen de nalatenschap, ieder voor een gelijk deel. De verdeling ziet er dan als volgt uit: / 3 = per persoon. Mevrouw Boom krijgt alle goederen en zowel Frederik als Els krijgen een geldvordering van op mevrouw Boom /Addendum PE Plus Pensioen 21

28 Eduard als schoonzoon erft niets. Hij is immers aanverwant van de heer Braks (dus geen bloedverwant) en een aanverwant erft volgens het wettelijk erfrecht nooit. Het is mogelijk om een partner te onterven via een testament. Kinderen kunnen ook onterfd worden in die zin dat ze geen erfgenaam meer zijn, maar ze hebben dan altijd nog een dwingend recht op een legitieme portie. De legitieme portie geeft geen recht op goederen, maar is een geldvordering op de gezamenlijke erfgenamen. Voor de opeisbaarheid gelden dezelfde regels als bij de wettelijke verdeling. Een persoon die zijn legitieme portie opeist, wordt legitimaris genoemd. Het recht op een legitieme portie kan eventueel bij plaatsvervulling (gezamenlijk) worden opgeëist door kleinkinderen. De legitieme portie bedraagt de helft van wat verkregen zou zijn als het wettelijk erfrecht was toegepast Groep 2 Onder groep 2 vallen de ouders, broers en zusters van de erflater. De ouders, broers en zusters erven ieder voor een gelijk deel. Hier geldt echter dat elke in leven zijnde ouder minimaal 1/4 deel erft. Een halfbroer of halfzus heeft slechts recht op ten hoogste de h elft van wat een ouder of een volle broer of volle zus toekomt. Voorbeeld Zack komt te overlijden. Zack is dus erflater. Hij heeft geen testament gemaakt. De waarde van zijn nalatenschap bedraagt Zack is niet gehuwd en heeft geen kinderen. Er zijn dus geen erfgenamen in groep 1. Op het moment van overlijden zijn de ouders en zijn beide zusters en broer nog in leven. Vader x Moeder Ad Zack ( ) Cornelie Dirkje Uit groep 2 erven de ouders, de broer en de zussen. Zij erven, ieder voor een gelijk deel, waarbij de ouders ieder recht hebben op minstens 1/4 deel van de nalatenschap. De ouders erven dus nu ieder De andere wordt gedeeld door Ad, Cornelie en Dirkje. Iedere broer of zus erft dus Groep 3 en 4 Op het moment dat er niemand meer in groep 1 en 2 in leven is die kan of wil erven, komt groep 3 en daarna groep 4 aan de orde. Ook hiervoor geldt dat in gelijke delen geërfd wordt Het testament Erven kan zowel bij versterf (wettelijk erfrecht) als bij uit erste wilsbeschikking (testament). Een uiterste wilsbeschikking is een eenzijdige rechtshandeling, waarbij een erflater een beschikking maakt, die in werking treedt na zijn overlijden. Iedereen die handelingsbekwaam is kan een uiterste wilsbeschikking maken. Verder kunnen minderjarigen die ouder zijn dan 16 jaar een testament /Addendum PE Plus Pensioen 22

29 maken. Ook personen die op een andere grond dan wegens een geestelijke stoornis handelingsonbekwaam zijn, kunnen een testament maken. Bij testament kan de erflater zelf zijn erfgenamen benoemen. In een testament kan iemand worden onterfd door dit expliciet te bepalen of door alleen andere personen tot erfgenaam te benoemen. Voor testamentaire erfgenamen geldt geen plaatsvervulling, behalve bij (stief)kinderen. Wel kan in het testament de plaatsvervulling worden opgenomen. Dit moet dan expliciet worden vermeld. De testamentaire erfgenamen hebben gelijke rechten en verplichtingen als de erfgenamen bij versterf. De vrijheid om een testament naar eigen goeddunken te maken, is niet onbegre nsd. In de wet is opgenomen waaraan dient te worden gehouden. 1.7 LEVENSVERZEKERINGEN EN ERVEN Eerder is er al aangegeven dat een kapitaalverzekering niet in de nalatenschap valt omdat er sprake is van een zelfstandig recht. Dit betekent niet dat er geen erfbe lasting verschuldigd is door de begunstigde Successiewet Een uitkering uit een levensverzekering bij overlijden is echter volgens de Successiewet wel belast met erfbelasting, maar dan op grond van art. 13. Overigens is volgens dit artikel slechts de helft van de uitkering bij de partner belast, omdat de erflater bij een gemeenschap van goederen de helft van de premies heeft meebetaald. Voorbeeld Eveline en Marcel zijn getrouwd in gemeenschap van goederen. Ze hebben een gemengde verzekering gesloten, waarbij beiden verzekeringnemer en verzekerde zijn op de polis. Als één van beiden komt te overlijden, komt er een bedrag van tot uitkering. Verder hebben ze geen vermogen. Marcel komt door een noodlottig ongeval om het leven en de polis komt nu t ot uitkering. Zoals aangegeven valt de uitkering niet in de nalatenschap, maar hij telt wel mee voor de bepaling van de erfbelasting. Omdat Eveline voor de helft heeft meebetaald aan de premies op het overlijdensrisicodeel van Marcel, hoeft ze maar de helf t van de polis mee te nemen. Er wordt dus meegenomen voor de bepaling van de erfbelasting. Omdat de uitkering onder de vrijstelling van blijft, is er geen erfbelasting verschuldigd. In hetzelfde artikel is ook opgenomen dat heffing achterwege blijft voor zover er niets aan het vermogen van de erflater (verzekerde) is onttrokken. Anders gezegd: wanneer de premies van de verzekering worden betaald door de begunstigde, is er niets aan het vermogen van de erflater onttrokken en hoeft de uitkering niet meegenomen te worden voor de bepaling van de erfbelasting. Als er sprake is van huwelijkse voorwaarden of ongehuwd samenwonenden, dan kan de heffing van erfbelasting op een uitkering van een levensverzekering op twee manieren worden voorkome n: /Addendum PE Plus Pensioen 23

30 het afsluiten van twee aparte risicoverzekeringen; een verzekering op twee levens met premiesplitsing. Deze oplossingen zijn niet mogelijk bij gemeenschap van goederen. Premiesplitsing Premiesplitsing houdt in dat de partner die de uitkering ontvangt (begunstigde) ook de premie betaalt voor deze uitkering. Op deze wijze wordt gerealiseerd dat er niets aan het vermogen van degene die overlijdt is onttrokken Crediteurbegunstiging Bij het afsluiten van een hypothecair krediet sluit de geldlener (klant) vaak ook een levensverzekering af. Meestal vraagt de geldverstrekker als extra zekerheid het pandrecht op deze verzekering. De geldverstrekker wordt vervolgens opgenomen als eerste begunstigde voor de uitkering. Op deze manier is de geldverstrekker verzekerd van aflossing, ook bij vroegtijdig overlijden. Het pandrecht zorgt ervoor dat de geldlener de begunstiging niet kan wijzigen. Dit is een zogeheten crediteurbegunstiging Partnerverklaring Door de crediteurenbegunstiging is de eerste begunstigde de bank geworden in plaats van de partner. Dit heeft tot gevolg dat de nalatenschap groter wordt dan zonder verpanding. Om dit op te lossen kan er gekozen worden voor een partnerverklaring, ook wel weduweverklaring of betalingsopdracht genoemd. Het gevolg van de partnerverklaring is dat toch de partner als eerste begunstigde wordt aangemerkt en niet de bank. Door middel van de verklaring geeft de partner vervolgens de verzekeraar de opdracht om het geld niet aan haar/hem uit te betalen, maar aan de hypotheeknemer (bank). Het opnemen van de partnerverklaring kan een besparing op de erfbelasting opleveren, want de nalatenschap voor de kinderen wordt lager door de verklaring en de vrijstelling van de partner is een stuk hoger dan die van de kinderen. Wel moet er altijd opgepast worden met het opnemen van de verklaring. In de praktijk zijn er namelijk voorbeelden geweest waarbij de partnerverklaring foutief heeft uitgepakt. Omdat er toen onvoldoende advies was geweest over de gevaren van een partnerverklaring, moest de bank de extra te betalen erfbelasting voldoen. Voorbeeld Hans (45) en zijn vrouw Nelleke zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Ze hebben een eigen woning met een waarde van De hypothecaire schuld bedraagt Hans en Nelleke hebben een zoon: Boudewijn. Boudewijn is tien jaar oud. Hans en Nelleke hebben een risicoverzekering op twee levens afgesloten die een uitkering geeft van als een van beiden overlijdt. Voor het gemak gaan we ervan uit dat Hans en Nelleke geen overige bezittingen hebben. Nelleke overlijdt. Hans en Nelleke hebben voor het overlijden van Hans aan premie op de risicoverzekering betaald /Addendum PE Plus Pensioen 24

31 Situatie 1: crediteurbegunstiging Ze hebben geen partnerverklaring getekend. De bank waar zij het hyp othecair krediet hebben afgesloten staat dus als eerste begunstigde op de levensverzekeringspolis. De verzekeraar keert door het overlijden van Nelleke aan de bank uit. De bank lost hiermee het hypothecair krediet in. De totale ontbonden huwelijksgemeenschap bestaat nu uit de eigen woning vrij van hypotheek met een waarde van De nalatenschap bedraagt dan De grondslag voor de heffing van erfbelasting is nu voor Hans: Erfdeel van Hans De grondslag voor heffing van erfbelasting voor Boudewijn is: Een vierde deel van de waarde van de woning De uitkering van Hans is onbelast, omdat hij binnen de hoge vrijstelling valt. Boudewijn heeft echter maar een vrijstelling van (2015) en moet dus over = erfbelasting betalen. Situatie 2: partnerverklaring Hans en Nelleke hebben nu wel een partnerverklaring getekend. Hans is dus eerste begunstigde op de verzekering. De uitkering uit de levensverzekering is een zelfstandig re cht. Hans verkrijgt de dus niet op basis van het erfrecht. Deze valt dus ook niet in de nalatenschap. De totale ontbonden huwelijksgemeenschap bestaat dus uit de eigen woning belast met een hypothecair krediet. De gemeenschap bedraagt dus Dit is dus de waarde woning minus de schuld. De totale nalatenschap is De grondslag voor de heffing van erfbelasting is nu voor Hans: De helft van de uitkering van de verzekering Erfdeel Hans Heffingsgrondslag erfbelasting De grondslag voor de heffing van erfbelasting voor Boudewijn is: Erfdeel Boudewijn De uitkering van Hans is nog steeds onbelast, omdat hij binnen de hoge vrijstelling valt. Voor Boudewijn wordt de betalen erfbelasting minder, want hij moet nu over = erfbelasting betalen. 1.8 PENSIOEN- EN LIJFRENTE-IMPUTATIE Zoals we eerder gezien hebben, hebben partners een vrijstelling van (2015). Wanneer een partner van een overledene een nabestaandenpensioen of -lijfrente ontvangt, dan heeft dit gevolgen voor de vrijstelling. Omdat over het nabestaandenpensioen of -lijfrente belasting is verschuldigd in box 1, hoeft de nabestaande er niet nog een keer erfbelasting over te betalen. Ech ter verlaagt de uitkering wel de hoogte van de partnervrijstelling. Dit noemen we pensioen- en lijfrente-imputatie /Addendum PE Plus Pensioen 25

32 De korting bedraagt de helft van de waarde van het pensioen of de lijfrente -uitkering onder aftrek van dertig procent latente inkomstenbelasting. De waarde van het pensioen of de lijfrente wordt gesteld op de zogenaamde gekapitaliseerde waarde. Dit is het uitkeringsbedrag maal een factor die afhankelijk is van de leeftijd van de belastingplichtige. De factoren zijn terug te vinden in de Successiewet. De vermindering door de pensioen- en lijfrente-imputatie is beperkt tot een bepaalde hoogte. De vrijstelling welke overblijft na de imputatie is nooit minder dan (2015). Hieronder volgt een voorbeeld ter illustratie van het hierboven gestelde. Op het examen wordt er tot op heden niet verwacht dat deze berekening kan worden gemaakt. Voorbeeld De man van Marie de Groot, dan 54 jaar, overlijdt. Door het overlijden van haar man krijgt zij een jaarlijkse nabestaandenlijfrente van De factor die hoort bij haar leeftijd om de lijfrente-uitkering te kapitaliseren is 12. Dit heeft de volgende consequenties: gekapitaliseerde waarde lijfrente: 12 x = pensioenimputatie: 50% van = IB-latentie: 30% van = korting op de vrijstelling: / = resterende vrijstelling: / = DE TWEEWONINGENREGEL De hoogte van het AOW is afhankelijk van de leefvorm. Gehuwden en ongehuwd samenwonenden die een gezamenlijke huishouding voeren, ontvangen een AOW van 50% van het wettelijk minimumloon per persoon. Vanaf 1 februari 2014 gelden er nieuwe regels voor twee ongehuwde AOW ers die ieder een eigen huur- of koopwoning hebben en de meeste tijd samen in dezelfde woning verblijven. Dit wordt ook wel de tweewoningenregel genoemd. Voor deze tweewoningenregel gelden een aantal voorwaarden. Voldoen de AOW ers aan deze voorwaarden dan krijgt ieder een AOW-uitkering voor ongehuwden in plaats van een AOW voor samenwonenden. Deze uitkering is gebaseerd op 70% van het netto minimumloon. Dit in plaats van twee keer een AOW voor gehuwd en ongehuwd samenwonenden van 50% van het minimumloon per persoon. Voor de tweewoningenregel gelden de volgende voorwaarden: men is ongehuwd én men heeft ieder een eigen huur- of koopwoning én men staat beiden bij de gemeente ingeschreven op het eigen adres én men betaalt de volledige kosten en lasten voor de eigen woning én men kan vrij over de eigen woning beschikken /Addendum PE Plus Pensioen 26

33 Opbouwjaren inkopen Wie ontbrekende AOW-opbouwjaren wil inkopen, krijgt vanaf 24 maart 2014 te maken met strengere voorwaarden. De nieuwe voorwaarden AOW-inkoop vanaf 24 maart 2014 zijn: men moet verplicht verzekerd zijn voor de AOW, én: men moet nu werken in Nederland Daarnaast moet men nu: minstens 5 jaar verplicht verzekerd zijn geweest voor de AOW, én: minstens 5 jaar in Nederland hebben gewerkt Ook gaat de minimum inkooppremie fors omhoog ANW-VERZORGINGSUITKERING Als een Anw-gerechtigde gaat samenwonen met een hulpbehoevende eindigt het recht op een Anwnabestaandenuitkering maar gedeeltelijk. De nabestaande houdt in dat geval recht op een uitkering van 50% van het nettominimumloon, maar die uitkering is wel inkomensafhankelijk. Of sprake is van hulpbehoevendheid wordt beoordeeld door een onafhankelijke arts. De uitkering bedra agt maximaal 742,88 per maand exclusief de tegemoetkoming van 16,50. Wonen nog andere mensen van 21 jaar of ouder bij de Anw -gerechtigde in huis, dan gaat men ervan uit, dat zij kunnen meebetalen in de kosten van uw huishouden. Deze mensen noemen we 'kostendeler'. Als er een kostendeler aanwezig is, dan wordt vanaf 1 juli 2015 de nabestaandenuitkering Anw in stapjes verlaagd. Het normbedrag van 70% van het minimumloon wordt verlaagd per: 1 juli 2015 naar 68% 1 januari 2016 naar 65% 1 januari 2017 naar 60% 1 januari 2018 naar 55% 1 januari 2019 naar 50% Uw overige inkomsten worden helemaal of gedeeltelijk van het normbedrag afgetrokken. Als de kostendeler de huishouding verlaat, dan krijgt de Anw -gerechtigde weer het maximale normbedrag van 70% /Addendum PE Plus Pensioen 27

34 1.11 WERKLOOSHEIDSWET Arbeidsongeschiktheid is uiteraard niet de enige reden, waardoor een werknemer op een gegeven moment niet meer deelneemt aan het arbeidsproces. Een werknemer kan ook werkloos worden. Voor vrijwel elke werknemer bestaat een reële kans dat deze gedurende zijn of haar loopbaan een korte of langere periode geen werk heeft. Er kan dan recht bestaan op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW) Wanneer recht op WW-uitkering? Een werknemer heeft recht op een WW-uitkering als hij aan een aantal eisen voldoet. Ten eerste moet hij werkloos zijn. Ten tweede moet hij voldoen aan de wekeneis. En voor de duur van de uitkering ook nog aan de jareneis. Deze wekeneis en de jareneis zijn gelijk aan die van de loongerelateerde uitkering en daar gaan we dan ook niet verder op in Werkloos zijn Om aanspraak te kunnen maken op een WW-uitkering moet de werknemer uiteraard werkloos zijn. Een werknemer is volgens de wet werkloos als hij voldoet aan de volgende eisen: verlies van voldoende arbeidsuren: - vijf-urencriterium: hij verliest minimaal vijf arbeidsuren per week; of - 50%-criterium: hij verliest bij een werkweek van minder dan tien uur minimaal de helft van het aantal arbeidsuren; geen recht hebben op loondoorbetaling voor de verloren uren; beschikbaar zijn voor het verrichten van nieuw werk (hij mag ook niet gedetineerd zijn). Voorbeeld Nienke de Jong werkt acht uur per week. Haar werkgever brengt haar werkweek terug naar vier uur. Nienke voldoet niet aan het vijf-urencriterium: minder dan vijf arbeidsuren verliezen. Nienke verliest wel de helft van haar arbeidsuren. Zij komt dus toch in aanmerking voor een WW-uitkering, omdat zij aan het 50%-criterium voldoet. Het aantal verloren arbeidsuren is het gemiddeld aantal uren dat de werknemer in de 26 weken voorafgaand aan de werkloosheid werkte. Om het urenverlies te bepalen, wordt het resterende aantal uren met dat aantal vergeleken Verwijtbaar werkloos Werknemers die verwijtbaar werkloos zijn hebben geen recht op een WW -uitkering. Een werknemer is verwijtbaar werkloos: wanneer hij zich zodanig heeft misdragen dat ontslag logischerwijs volgt; wanneer hij zelf ontslag neemt /Addendum PE Plus Pensioen 28

35 Voorbeeld Oscar Baars werkt bij een slijterij. Omdat zijn werkgever vermoedt dat Oscar regelmatig kleine bedragen uit de kassa neemt, hangt hij een geheime camera op. En inderdaad: Oscar wordt betrapt en ontslag volgt. Oscar wordt verwijtbaar werkloos: hij wist immers dat hij geen geld mocht stelen uit te kassa. Oscar heeft dan ook geen recht op een WW-uitkering De duur en hoogte van de WW-uitkering De duur en de hoogte van de WW-uitkering zijn gelijk aan die van de loongerelateerde uitkering Einde van de WW-uitkering De WW-uitkering duurt niet altijd voort. De WW-uitkering wordt stopgezet, wanneer: de werkloze werknemer weer aan het werk gaat; de uitkeringsduur van de WW-uitkering verstreken is; de werkloze werknemer de AOW-leeftijd bereikt Herleving van de uitkering Als het recht op een WW-uitkering eindigt doordat de werkloze een baan vindt, kan het oude recht op een uitkering in sommige gevallen herleven. Dit geldt voor een werknemer die een basisuitkering ontving en binnen 26 weken weer werkloos wordt. Dan herleeft zijn oude recht. Hij heeft geen nieuw recht op een basisuitkering opgebouwd. De werkloze werknemer ontvangt de basisuitk ering voor de weken die hij niet gebruikte. Voorbeeld Simon Hoop heeft een maand gebruikgemaakt van zijn WW -basisuitkering. Hij heeft nu een baan als transportmanager. De directeur vindt hem niet goed functioneren. Hij ontslaat Simon tijdens zijn proeftij d. Simon heeft nu nog recht op een WW-basisuitkering van twee maanden. Ook voor een werknemer die een verlengde WW-uitkering ontving, herleeft de oude uitkering. Dit geldt als hij na een korte periode weer werkloos wordt. Als in de gewerkte periode geen n ieuw recht op een verlengde WW-uitkering is opgebouwd, herleeft de oude uitkering voor de ongebruikte periode. De duur van de resterende vervolguitkering stelt het UWV minimaal op een half jaar Kabinetsplannen aanpassing WW 2016 Kortere WW-uitkering vanaf 2016 Vanaf 2016 wordt de maximale WW-duur van 38 maanden geleidelijk ingekort tot 24 maanden. Ook de opbouw van het WW-recht gaat langzamer verlopen. De maatregelen gelden voor nieuwe WW - ontvangers. Bestaande WW-uitkeringsgerechtigden worden ontzien /Addendum PE Plus Pensioen 29

36 Inkorten WW in etappes De inkorting van de WW-duur gebeurt in etappes. Ieder kwartaal wordt de maximum duur één maand minder, totdat medio 2019 de maximale duur 24 maanden is. In 2015 is de maximum uitkeringsduur 38 maanden. De sociale partners (vakbonden, werkgeversorganisaties) hebben de mogelijkheid om de verkorte WW-duur door middel van een private aanvulling met 14 maanden te verlengen. Dit kan in een cao die algemeen verbindend wordt verklaard. De langzamere opbouw van het recht op WW betekent dat steed s minder mensen recht zullen hebben op een lange of maximale uitkeringsduur. In 2015 wordt per gewerkt jaar 1 maand WW -recht opgebouwd. Vanaf 1 januari 2016 geldt deze regel alleen voor de eerste tien gewerkte jaren. Voor de gewerkte jaren daarna wordt een halve maand WW-recht opgebouwd per gewerkt jaar. Alle gewerkte jaren tot 1 januari 2016 blijven tellen voor 1 maand recht op WW PARTICIPATIEWET (WET WERK EN BIJSTAND) Vanaf 1 januari 2015 heet de Wet werk en bijstand (WWB) de Participatiewet. Deze wet ve rvangt drie andere wetten: de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (WsW) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Met deze wet wil de overheid bereiken dat mensen met een ziekte of handic ap en mensen met een bijstandsuitkering die kunnen werken, sneller en gemakkelijker aan het werk gaan (participeren). En niet alleen de naam verandert. Iedereen die op 31 december 2014 bijstand ontvangt en daar in 2015 ook recht op heeft, kan met de wijzigingen te maken krijgen. Dit geldt ook voor mensen met een Ioaw- of Ioaz-uitkering en voor mensen die een bijstandsuitkering aanvragen. De belangrijkste wijzigingen staan hieronder op een rij en zijn op hoofdlijnen samengevat. Acceptatie passende arbeid, verplichtingen en bijbehorende maatregelen In de nieuwe wet worden een aantal verplichtingen en de bijhorende maatregelen in de bijstand geharmoniseerd om voor de bijstandsgerechtigde vermogen en arbeid te verkrijgen, te aanvaarden of te behouden, zoals: aangeboden arbeid aanvaarden en behouden; inschrijven bij een uitzendbureau; bereid zijn om te reizen over een afstand met een totale reisduur van 3 uur per dag; bereid zijn om te verhuizen; kennis en vaardigheden verkrijgen en te behouden. Stopzetting bijstandsuitkering Als een bijstandsgerechtigde ernstige misdragingen pleegt tegen uitvoerders van de wet, heeft de gemeente de bevoegd- en verantwoordelijkheid om de uitkering tijdelijk te verlagen. Daarnaast is een strafrechtelijke vervolging mogelijk. Onder zeer ernstige misdragingen moeten diverse vormen van agressie of geweld worden verstaan /Addendum PE Plus Pensioen 30

37 Invoering kostendelersnorm In de bijstand wordt de kostendelersnorm ingevoerd, waarbij de bijstandsuitkering lager wordt naarmate meer personen hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Er wordt hierbij gekeken naar het aantal personen dat in dezelfde woning woont. Het inkomen van een meerderjarig kind of medebewoner wordt niet verrekend met de bijstandsuitkering van andere leden van het huishouden, mits de betrokkene geen gezamenlijke huishouding voert. Ook in de IOAW en IOAZ wordt de kostendelersnorm ingevoerd. De uitkering gaat naar 50% indien iemand met één of meerdere personen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. In tegenstelling tot de kostendelersnorm in de bijstand, blijft de uitkering altijd op 50% ongeacht het aantal mensen waarmee betrokkene hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. Verruiming criteria voor bijzondere bijstand De wet beperkt de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand. Dat betekent dat de ruimte voor gemeenten om groepen mensen extra inkomensondersteuning te geven voor aannemelijke kosten die verband houden met kenmerken van de groep waar ze toe behoren wordt beperkt HET UNIFORM PENSIOENOVERZICHT (UPO) Sinds 2008 ontvangen alle werknemers met een pensioenvoorziening het jaarlijkse UPO. Het doel van het UPO is de werknemer en hun partners te laten zien op hoeveel pensioen ze uiteindelijk kunnen rekenen. Elk jaar moet uiterlijk op 30 september het UPO met gegevens tot en met het voora fgaande jaar zijn opgestuurd aan de werknemer. Indien een werknemer niet meer in dienst is, maar nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, wordt hij een slaper genoemd. Een slaper krijgt één keer in de vijf jaar een UPO. Indien er in verband met een echtscheiding er een pensioenverevening heeft plaatsgevonden, dan krijgt de ex - partner eveneens eens in de vijf jaar een UPO Uniforme opbouw Het UPO kent een verplichte uniforme opbouw. Uitvoerders zijn vrij om in het uniforme overzicht toevoegingen te doen of nadere uitleg te geven. Voorbeeld Klaas Kluitmans is momenteel 60 jaar. Hij heeft bij drie verschillende pensioenuitvoerders pensioen opgebouwd. Dit komt doordat hij verschillende keren van werkgever is gewisseld. In de pensioenregelingen van Klaas is de pensioenrichtleeftijd 67 jaar. In de verschillende UPO s staat vermeld hoeveel pensioen hij vanaf leeftijd 67 jaar ontvangt. Daarnaast ontvangt hij vanaf AOW -leeftijd een AOWuitkering. Naast het UPO is op 6 januari 2011 het Pensioenregister ( ingevoerd. Daarover volgt later meer informatie /Addendum PE Plus Pensioen 31

38 Opbouw van het UPO In het UPO worden een aantal vragen gesteld, waarop daaronder de antwoorden worden gegeven. Boven de vragen staat aangegeven wie de uitvoerder is van het pensioen, het soort pensioenovereenkomst (uitkering-, kapitaal- of premieovereenkomst) en de naam van de werkgever. Het gaat om de volgende vragen: Voor wie is dit pensioenoverzicht bedoeld? Welk pensioen kunt u verwachten? / Welk kapitaal kunt u opbouwen? Houdt uw pensioen zijn waarde? Op welke gegevens is uw pensioenoverzicht gebaseerd? Wat is uw pensioenaangroei? Via voorbeelden laten we bij elke vraag zien wat ermee bedoeld wordt. Voor wie is dit pensioenoverzicht bedoeld? Voorbeeld Victor Kunst ontvangt in september 2015 zijn UPO over het jaar De eerste vraag die hij aantreft op dit UPO is: Voor wie is dit pensioenoverzicht bedoeld? Hieronder staat vermeld: Voor u De heer V. Kunst geboren op 15 mei 1955 Burgerservicenummer Voor uw partner Mevrouw S. van der Peet geboren op 12 oktober 1957 Voor uw (eventuele) kind(eren) tot maximaal 21 jaar. Welk pensioen kunt u verwachten? Voorbeeld Bij pensionering Te bereiken pensioen als u uw dienstverband voortzet tot 67-jarige leeftijd, ontvangt u vanaf 2021 zolang u leeft ,14 Opgebouwd pensioen per U ontvangt vanaf 67-jarige zolang u leeft ,21 Bij overlijden tijdens uw huidige dienstverband Vóór uw pensioendatum Uw partner ontvangt vanaf uw overlijden tot zijn/haar 65-jarige leeftijd 9.187,60 vanaf zijn/haar 65-jarige leeftijd zolang hij/zij leeft 9.187,60 excl. AOW Uw kinderen ontvangen per kind vanaf uw overlijden tot 18-jarige leeftijd of in het geval uw kind studeert tot 27-jarige leeftijd 1.837,52 Ná uw pensioendatum /Addendum PE Plus Pensioen 32

39 Uw partner ontvangt vanaf uw overlijden tot zijn/haar 65-jarige leeftijd 9.187,60 vanaf zijn/haar 65-jarige leeftijd zolang hij/zij leeft 9.187,60 excl. AOW vanaf uw overlijden Uw kinderen ontvangen per kind tot 18-jarige leeftijd of in het geval uw kind studeert tot 27-jarige leeftijd 1.837,52 Bij overlijden na beëindiging van uw huidige dienstverband Bij uw overlijden vóór uw pensioendatum Uw partner ontvangt vanaf uw overlijden 0 Uw kinderen ontvangen per kind vanaf uw overlijden 0 Bij overlijden ná uw pensioendatum Uw partner ontvangt vanaf uw overlijden tot zijn/haar 65-jarige leeftijd 7.014,85 vanaf zijn/haar 65-jarige leeftijd zolang hij/zij leeft 7.014,85 excl. AOW Uw kinderen ontvangen per kind vanaf uw overlijden tot 18-jarige leeftijd of in het geval uw kind studeert tot 27-jarige leeftijd 1.402,97 Bij arbeidsongeschiktheid Bij arbeidsongeschiktheid ontvangt u geen aanvulling op de WIA-uitkering. Kijk in de toelichting voor meer informatie, ook over de gevolgen van arbeidsongeschiktheid voor de verdere opbouw van uw pensioen. Welk kapitaal kunt u opbouwen/wat is de beleggingswaarde van uw pensioen? Voorbeeld In deze pensioenregeling bouwt u een kapitaal op, waarmee op uw pensioendatum voor u en voor het geval u komt te overlijden voor uw eventuele partner een levenslange periodieke pensioenuitkering wordt gekocht. Houdt u er rekening mee dat de hieronder genoemde kapitalen gebaseerd zijn op een voorbeeldrende ment van 4,00%. Het kapitaal op uw pensioendatum kan dus hoger of lager zijn. Voorbeeldkapitaal op uw 67-jarige leeftijd als u uw huidige dienstverband voortzet tot uw 67-jarige leeftijd ,00 Voorbeeldkapitaal op uw 67-jarige leeftijd als uw dienstverband zou zijn beëindigd per ,00 Opgebouwde waarde Beleggingswaarde op , /Addendum PE Plus Pensioen 33

40 Houdt uw pensioen zijn waarde? Voorbeeld Pensioenfonds Kleinbedrijf probeert uw pensioen elk jaar te verhogen met de prijsontwikk eling. Uw opgebouwde pensioen is dit jaar niet verhoogd. Het bestuur van het pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw opgebouwde pensioen uit beleggingsrendement. U hebt door eerdere verhogingen en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst. Let op: lees ook de toelichting voor meer informatie. (deze is nu niet bijgesloten) Op welke gegevens is uw pensioenoverzicht gebaseerd? Voorbeeld Indiensttreding Start pensioenopbouw Deeltijdpercentage 100% Pensioengevend salaris Franchise Pensioengrondslag Opbouwpercentage 1,75% Wat is uw pensioenaangroei? Voorbeeld Wilt u weten hoeveel fiscale ruimte u heeft om uw pensioen aan te kunnen vu llen met lijfrente? Dan heeft u het bedrag van de jaarlijkse pensioenaangroei, de factor A, nodig. Pensioenaangroei (factor A) in , /Addendum PE Plus Pensioen 34

41 1.14 PENSIOENREGISTER Op 6 januari 2011 is het nationaal pensioenregister opgericht. De pensioenuitvoerders en d e Sociale Verzekeringsbank (SVB) hebben de afgelopen jaren het register gezamenlijk verder ingericht. Een burger logt in via de website met haar of zijn Digitale Identificatie inlogcode, die beter bekend is onder de term: DigiD-inlogcode. Hieronder ziet u een overzicht waarin de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen het pensioenregister en het UPO worden weergegeven. Pensioenregister UPO Bruto bedragen en indicatie netto Bruto bedragen Hoogte AOW - - Soort pensioenovereenkomst Opgebouwd en te bereiken ouderdomspensioen huidige en oude werkgevers Opgebouwd en te bereiken partnerpensioen huidige en oude werkgevers Opgebouwd en te bereiken wezenpensioen huidige en oude werkgevers Opgebouwd en te bereiken ouderdomspensioen huidige werkgever Opgebouwd en te bereiken partnerpensioen werkgever en eventuele compensatie Anw Opgebouwd en te bereiken wezenpensioen huidige werkgever - Arbeidsongeschiktheidspensioen - Factor A Tip: login op uw eigen pensioenregister, om een idee te krijgen bij de gegevens en de weergave van de informatie PENSIOENBEREKENINGEN EN -SYSTEMEN Jasper verdient evenveel als zijn tweelingbroer Norwin. Beiden zijn direct na het afronden van hun opleiding in 1998 gaan werken. Ondanks dat ze nagen oeg hetzelfde hebben verdiend, heeft Jasper recht op een hoger ouderdomspensioen dan zijn broer. De hoogte van het pensioen is afhankelijk van verschillende factoren. In dit hoofdstuk komen deze factoren aan bod. De berekeningswijze van de hoogte van het pensioen wordt stap voor stap uitgelegd. Ook laten we zien op welke verschillende wijzen het pensioen verzekeringstechnisch is opgebouwd. Daarnaast gaan we in op een aantal situaties waarbij de pensioenaanspraken worden aangetast. Dit zijn ontslag en echtscheiding. Hierdoor kan de pensioenaanspraak afnemen /Addendum PE Plus Pensioen 35

42 In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod: bepaling hoogte van het pensioen; verzekeringstechnische opbouw van het pensioen; pensioen en echtscheiding; excessieve beloningen Bepaling van de hoogte van het pensioen Onderstaande figuur geeft de wettelijke maximale hoogte van het pensioen weer op basis van een middelloonregeling. Wettelijk maximum uitgangspunt: Opbouw in 40 jaar 75%: 40 jaar = 1,875% per jaar Ouderdomspensioen 75% van de Pensioengrondslag Pensioengrondslag Salaris minus AOW-franchise De hoogte van het pensioen is altijd afgeleid van het salaris van de werknemer. Het pensi oen mag niet meer bedragen dan 100%. De uitzonderingen hebben we in het vorige hoofdstuk besproken. De hoogte van het ouderdomspensioen (OP) is afhankelijk van vier variabelen: pensioengevend salaris; AOW-franchise; diensttijd; opbouwpercentage Pensioengevend salaris Het Pensioengevend Salaris (PS) is afhankelijk van de soort pensioenovereenkomst, waaraan de werknemer deelneemt. De uitkeringsovereenkomst omvat twee verschillende regelingen: eindloonregeling; middelloonregeling. Op het verschil tussen deze twee regelingen komen we later in het hoofdstuk terug. Hieronder is een tabel opgenomen, welk inkomen er meetelt voor de bepaling van het pensioengevend salaris /Addendum PE Plus Pensioen 36

43 Eindloon Vaste inkomensbestanddelen Middelloon Vaste inkomensbestanddelen Variabele inkomensbestanddelen Loon in natura (behalve auto) Kapitaalovereenkomst Vaste inkomensbestanddelen Variabele inkomensbestanddelen Loon in natura (behalve auto) Premieovereenkomst Vaste inkomensbestanddelen Variabele inkomensbestanddelen Loon in natura (behalve auto) Indien het variabele deel mag worden meegenomen, is het aan de werkgever om te beslissen of dit daadwerkelijk ook gebeurt. Ook wordt soms een pensioenregeling ook afgetopt : er wordt dan slechts pensioen opgebouwd over een bepaald maximum inkomen. In geen enkele pensioenregeling is het toegestaan pensioen op te bouwen over de auto van de zaak. Voorbeeld Felize Zilverschoon werkt als accountmanager bij een verzekeraar. Haar basisloon bedraagt Daarnaast ontvangt zij bruto per jaar circa aan provisie-inkomsten. Ze heeft een pensioenregeling, waarbij zij pensioen opbouwt over het laatstgenoten salaris (eindloonregeling). De pensioenuitvoerder mag uitgaan van een maximaal pensioengevend salaris van Bij een middelloonregeling of beschikbare premieregeling mag het pensioengevend salaris wel zijn AOW-franchise De AOW-franchise (AF) is afgeleid van de werkelijke AOW-uitkering op het moment van het berekenen van het pensioen. De werkgever kan zelf bepalen ho e hoog de AF is. Deze blijkt uit het pensioenreglement. Al geldt er wel een wettelijk minimum voor gewone werknemers. Tot 2015 bedroeg de minimale AOW-franchise 100/70 van de gehuwde AOW. De factor 100/70 is gebaseerd op het uitgangspunt dat in 35 jaar met een opbouwpercentage van 2% een pensioen kan worden opgebouwd van 70% van het laatst genoten loon (eindloonsysteem). Vanaf 2015 wordt het uitgangspunt dat een pensioen kan worden opgebouwd van 75% van het gemiddeld genoten loon (middelloon) in 40 jaar met een opbouwpercentage van 1,875%. Als gevolg hiervan wordt de factor 100/75. Hierdoor daalt de minimale AOW -franchise voor middelloon- en beschikbare premieregelingen. Het wettelijk minimum bij een pensioen op basis van een eindloonregeling of middelloonregeling cq. beschikbare premieregeling bedraagt in 2015 respectievelijk en Het pensioengevend salaris -/- de AOW-franchise = de pensioengrondslag (PG) /Addendum PE Plus Pensioen 37

44 Voorbeeld Manaal Abdulkadir heeft een pensioenovereenkomst met het farmaceutische bedrijf Morgenzon BV waar hij werkzaam is. Zijn salaris bedraagt De pensioenleeftijd is 67 jaar. De AOW-franchise vermeld in het pensioenreglement bedraagt Manaal is alleenstaand en de ongehuwden-aow bedraag Er geldt het volgende: de pensioengrondslag is: / = het pensioen is: x 75% = Manaal ontvangt dan vanaf zijn 67ste jaar: AOW-uitkering voor alleenstaande pensioenuitkering totaal bruto-inkomen Manaal bouwt, inclusief AOW, 75% van zijn salaris aan pensioen op. 7 5% van is namelijk Dienstjaren Hoeveel een werknemer uiteindelijk opbouwt, is afhankelijk van de jaren dat de werknemer in dienst is bij de werkgever met wie hij de pensioenovereenkomst heeft afgesloten. Dit heet de diensttijd van de werknemer. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de maximale toetredingsleeftijd van 21 en/of de wachttijd van 2 maanden als die is/zijn opgenomen in het pensioenreglement. Bij de berekening van de diensttijd neemt u het verschil tussen de pensi oendatum en de datum waarop de werknemer in dienst komt. We adviseren dit op een eenvoudige wijze te berekenen, zodat u geen onnodige fout maakt. Deze eenvoudige wijze leggen we uit aan de hand van een aantal voorbeelden. Voorbeeld Patricia de Wilde kwam per 1 februari 1992 bij Rekensnel BV in dienst. Haar pensioendatum is 1 mei Voor de pensioendatum wordt dit 2.018,05 Voor de datum in dienst wordt dit ,02 Het verschil is 26,03 De diensttijd is 26 jaar en 3 maanden /Addendum PE Plus Pensioen 38

45 Voorbeeld Pieter Hardemans, een collega van Patricia de Wilde, werkt al langer bij Rekensnel BV. Hij is per 1 mei 1991 in dienst getreden. Zijn pensioendatum is 1 februari Aangezien het aantal maanden van de pensioendatum kleiner is dan het aantal maanden van de datum in dienst, moeten we gaan lenen. We verlagen dan het jaartal met 1 en tellen hierbij 12 bij het aantal maanden op. Voor de pensioendatum wordt dit Voor de datum in dienst wordt dit Het verschil is De diensttijd bij Rekensnel BV van Pieter Hardemans tot zijn pensioendatum, als hij in dienst blijft, is 26 jaar en 9 maanden Opbouwpercentage De richtlijn voor het pensioen was tot en met 2013 dat een werknemer gedurende 35 jaar 70% van het laatstgenoten salaris mocht opbouwen. Dit is dus 2% per jaar. Sinds 1 januari 2014 was deze periode 37 jaar, omdat de pensioenrichtleeftijd in één keer is verhoogd naar 67 jaar. Sinds 1 januari 2015 is deze periode dus 40 jaar. Bij een regeling waarbij de werknemer opbouwt van zijn gemiddelde salaris (middelloonregeling) is het maximale opbouwpercentage 1,875% (2015). In 2014 was dit percentage nog 2,15%. De opbouw van OP in de jaren tot en met 2014 hoeft niet verlaagd te worden. De werknemer blijft recht houden op de hogere opbouw in de jaren voor 2015, indien de pensioenregeling hierin voorzag. In een pensioenreglement kunt u een lager percentage tegenkomen zoals 1,75% of 1,25%, omdat ook hier weer de werkgever het opbouwpercentage bepaalt. In onderstaande tabel geven we nog wat voorbeelden, waardoor u meer feeling krijgt met de berekening van de hoogte van het pensioen. Salaris Franchise PG Opbouw% Dienstjaren OP ,25% , ,75% , ,875% ,81 De hoogte van het ouderdomspensioen berekent u als volgt: Pensioengevend salaris -/- AOW-franchise = Pensioengrondslag x opbouwpercentage x aantal dienstjaren = hoogte van het ouderdomspensioen (OP) Het pensioen dat wordt opgebouwd gedurende het dienstverband wordt ook wel het tijdsevenredige pensioen (TEP) genoemd /Addendum PE Plus Pensioen 39

46 Pensioenopbouw voor inkomens boven Pensioenopbouw maximaal inkomen Vanaf 2015 is het niet meer mogelijk om boven een inkomen van hierover via de werkgever pensioen op te bouwen. Iedereen met een inkomen tot kan in een middelloonregeling per ,875% van zijn brutoloon sparen voor zijn pensioen. Voor eindloonregelingen wordt dit 1,657%. Voor beschikbare premieregelingen wordt een vergelijkbare aanpassing doorgevoerd. Een pensioenregeling voor inkomen met een hoger opbouwpercentage en/of boven is dus voor het geheel fiscaal onzuiver. Netto lijfrente vanaf inkomen De aftopping van de pensioenopbouw over een inkomen tot maximaal is verzacht door de introductie van een zogenaamde individuele spaarregeling in d e vorm van een zogeheten nettolijfrente. De in te leggen premies zijn dan netto premies uit het netto -inkomen. Via deze nettolijfrente kan dan een (extra) oudedagsvoorziening worden opgebouwd die ongeveer overeenkomt met een pensioenopbouw van 1,875% van h et gemiddeld verdiende loon. De fiscale facilitering is beperkt tot een vrijstelling in box 3 over de waarde. Voor het deel van het inkomen boven kunnen werknemers en zelfstandigen vrijwillig bijsparen vanuit hun netto-inkomen. Via een netto lijfrente kan dan een (extra) oudedagsvoorziening worden opgebouwd die ongeveer overeenkomt met een pensioenopbouw van 1,875% van het gemiddeld verdiende loon. De aanspraak op deze netto lijfrente vormt vrijgesteld vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting. De uitkering is onbelast. Premievrije voortzetting pensioen bij arbeidsongeschiktheid Uitgangspunt is dat het gewijzigde fiscale kader voor alle vormen van pensioenopbouw tot maximaal geldt. Er is één uitzondering: indien er reeds bestaande en definitieve rechten op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw zijn bij arbeidsongeschiktheid met een opbouw boven inkomen, dan blijft dit recht doorlopen. Aftopping nabestaandenpensioen tot De aftopping van het nabestaandenpensioen tot maximaal heeft direct vanaf 2015 bij een hoger inkomen financiële consequenties. Voorbeeld Klantgegevens Ronald is 45 jaar en heeft een pensioengevend inkomen van Hij is getrouwd met Anniek. Beiden werken voor hetzelfde bedrijf en nemen sinds 10 jaar deel aan de pensioenregeling. Anniek is even oud en is directeur (geen DGA) met een jaarinkomen van /Addendum PE Plus Pensioen 40

47 Pensioengegevens huidige regeling - Ingangsdatum 65 jaar met een verzekerd nabestaandenpensioen (NP) op risi cobasis. - De AOW-franchise bedraagt Het percentage voor het NP is 1,4%. - Het NP voor Ronald bij overlijden van Anniek is: 30 pensioenjaren x 1,4% x = Pensioensituatie vanaf Ingangsdatum is inmiddels 67 jaar en een verzekerd NP op basis van een maximaal percentage van 1,31% (70% van het nieuwe wettelijk maximum van 1,875%) over een inkomen van maximaal Het nieuwe NP op risicobasis voor Ronald is dan: 32 pensioenjaren x 1,31% x = Conclusie: Voor Ronald dreigt er bij overlijden van Anniek voor de ingangsdatum van het ouderdomspensioen op leeftijd 67 jaar een forse inkomensterugval. Immers, het NP voor Ronald daalt met ongeveer Met een gewijzigd NP van plus eigen inkomen van (totaal ) staan wellicht de woonlasten niet meer in verhouding tot dit lagere inkomen. Een netto lijfrente of een aanvullende hogere overlijdensdekking op het leven van Anniek is dan onderdeel van een revisieadvies (nazorg). De consequenties voor Anniek zijn beperkter. Dat komt omdat in dit rekenvoorbeeld de extra verzekeringsjaren het verlaagde percentage compenseren. Het NP voor Anniek wordt: - huidige regeling: 30 x 1,4% x is nieuwe regeling: 32 x 1,31% x is Soort pensioenovereenkomst De PW omschrijft drie soorten pensioenovereenkomsten. Dit zijn de: uitkeringsovereenkomst; kapitaalovereenkomst; premieovereenkomst. Hieronder gaan we in op deze verschillende soorten pensioenovereenkom sten en de wijze waarop u hierbij de hoogte van de pensioenuitkeringen kunt bepalen. Uitkeringsovereenkomst Zoals al eerder aangegeven onderscheiden we twee soorten uitkeringsovereenkomsten: de eindloonregeling; de middelloonregeling /Addendum PE Plus Pensioen 41

48 Eindloonregeling De eindloonregeling wil zeggen dat de werknemer een percentage opbouwt over het laatstgenoten salaris. Er wordt dus ook een pensioen opgebouwd over de salarisverhoging over de achterliggende jaren (toen het salaris lager was). Dit gedeelte van de pensio enopbouw is de zogeheten backservice, oftewel pensioen over verstreken dienstjaren. Backservice is het tegenovergestelde van comingservice. Comingservice is het pensioen over de toekomstige dienstjaren. Deze aanspraken moeten nog worden opgebouwd. Voorbeeld Mevrouw Bloemendaal is per 1 januari 2012 in dienst getreden bij Inlegkraag BV. Uit het pensioenreglement en de persoonlijke gegevens van mevrouw Bloemendaal blijkt het volgende: pensioendatum 1 januari 2041 opbouwpercentage 1,75% soort pensioenregeling eindloonregeling pensioengrondslag bij indiensttreding salarisverhoging per 1 januari salarisverhoging per 1 januari salarisverhoging per 1 januari 2015 nihil De pensioengrondslagen zijn dan: per per per per Het OP dat mevrouw Bloemendaal over deze jaren opbouwt, bedraagt: over x 1,75% = 350,00 over x 1,75% = 437,50 en de backservice x 1,75% = 87,50 over 2014: x 1,75% = 481,25 en de backservice: 2 x x 1,75% = 87,50 over 2015: x 1,75% = 481,25 en de backservice nihil, want geen verhoging Totale opbouw tot en met 1 januari 2015 (TEP): 1.925,00 Ofwel: 4 x x 1,75% = Blijft mevrouw Bloemendaal bij Inlegkraag BV werken tot haar pensioendatum en ontvangt zij geen salarisverhoging meer, dan bedraagt haar OP op de pensioendatum: 29 x x 1,75% = , /Addendum PE Plus Pensioen 42

49 Onderstaande grafiek geeft de pensioenopbouw van mevrouw Bloemendaal weer Backservice PG Jaartal Middelloonregeling Bij de berekening van een middelloonregeling neemt u alleen voor de toekomstige dienstjaren de stijging van het salaris mee. Er is dus geen backservice, alleen een comingservice. Voorbeeld We gaan terug naar mevrouw Bloemendaal. Stel dat de pensioenregeling van Inlegkraag BV een middelloonregeling is in plaats van een eindloonregeling. De opbouw van OP van mevrouw Bloemendaal is nu als volgt: over 2012: x 1,75% = 350,00 over 2013: x 1,75% = 437,50 over 2014: x 1,75% = 481,25 over 2015: x 1,75% = 481,25 Totaal OP op 1 januari 2013 (TEP): 1.750,00 Blijft mevrouw Bloemendaal bij Inlegkraag BV werken en ontvangt zijn geen salarisverhogingen meer, dan is haar OP op de pensioendatum: 27 x x 1,75% = ,75 1 x x 1,75% = 437,50 1 x x 1,75% = 350,00 Totaal OP ,25 Een werknemer bouwt dus minder pensioen op bij een middelloonregeling, omdat er geen backservice is /Addendum PE Plus Pensioen 43

50 De grafiek ziet er als volgt uit: PG Jaartal Overigens zijn er ook pensioenregelingen die eindloon en middelloon combineren. Dan geldt de eindloonregeling bijvoorbeeld tot een bepaalde pensioengrondslag, terwijl voor het deel van de pensioengrondslag daarboven alleen de middelloonregeling geldt. In dat geval wordt dit fiscaal gezien als twee losse regelingen en moeten bovenstaande regels dus getoetst worden alsof het twee losse regelingen zijn. Kapitaalovereenkomst De berekeningswijze achter de kapitaalovereenkomst, waarbij het gaat om een van t evoren afgesproken eindkapitaal, gaat te ver voor deze opleiding. Premieovereenkomst De premieovereenkomst heet in de praktijk ook wel de beschikbare premieregeling. Hierbij staat de hoogte van de premie vast. Deze wordt uitgedrukt in een percentage van het pensioengevend salaris of de premiegrondslag. De overheid stelt regels aan de vaststelling van de hoogte van de premie. De werknemer moet namelijk een redelijk pensioen opbouwen ten opzichte van het verdiende salaris. Er zijn tabellen uitgebracht, waarin het maximale (minder mag dus ook) percentage van de pensioengrondslag of het pensioengevend salaris is weergegeven. Een dergelijke tabel heet een premiestaffel. Nettostaffels Regelmatig publiceert de Belastingdienst nieuwe premietabellen die van to epassing zijn op premieovereenkomsten. Door gebruik te maken van de tabellen is de hoogte van het pensioen fiscaal verantwoord. Met andere woorden: pensioenuitvoerders zien de staffels als fiscaal plafond. Het nieuwe besluit geeft zogenaamde nettostaffels. De Belastingdienst heeft meer duidelijkheid gegeven over de situatie waarin: /Addendum PE Plus Pensioen 44

51 de kosten onderdeel zijn van de nettopremie; en de kosten als opslag bovenop de nettopremie komen. Kosten die onderdeel zijn van de nettopremie De kosten die onderdeel zijn van de nettopremie zijn: garantieopslagen; kosten en premies voor inleggaranties bij beleggingsverzekeringen voor het afdekken van beleggingsrisico. Kosten als opslag naast de nettopremie De kosten die als opslag bovenop de nettopremie komen, zijn: administratiekosten betreffende de uitkeringswijze, de ingangsdatum of de beëindigingdatum; administratieopslagen; aan- en verkoopkosten van de beleggingen; beheerkosten; excasso-opslagen; opslagen voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De termijnopslagen voor een gespreide betaling zijn volgens de Belastingdienst bedrijfslasten voor de werkgever. Vier staffels De werkgever kan kiezen uit een viertal staffels waarmee het pensioen van de werknemer wordt opgebouwd. Het zijn maximale staffels en de werkgever kan hier naar beneden van afwijken. Staffel 1 Het uitgangspunt van staffel 1 is alleen een toezegging van een ouderdomspensioen. Bij overlijden voor of na pensioendatum is er dus geen recht op partnerpensioen. Staffel 2 Staffel 2 kent naast het ouderdomspensioen ook een partnerpensioen na pensioendatum. Als de werknemer overlijdt vóór pensioendatum is er geen recht op partnerpensioen. Een werknemer zonder partner kan het partnerpensioen na pensioendatum omruilen voor meer ouderdomspensioen. Staffel 3 In staffel 3 is er naast een ouderdomspensioen en een partnerpensioen na pensioendatum ook recht op een partnerpensioen vóór pensioendatum. De hoogte van dit partnerpensioen vóór pensioendatum is het tot dan opgebouwde partnerpensioen op het moment van overlijden. Staffel 4 Bij staffel 4 wordt direct na het overlijden van de werknemer niet het opgebouwde partnerpensioen bij overlijden vóór pensioendatum uitgekeerd, maar het volledige partnerpensioen waarop recht zou zijn bij overlijden op pensioendatum. Daarnaast ontvangt de pensioengerechtigde ook ouderdomspensioen en partnerpensioen na pensioendatum /Addendum PE Plus Pensioen 45

52 Staffel 4 mag niet worden gebruikt voor individuele pensioenregelingen. De staffel mag wel voor een collectieve pensioenregeling worden gebruikt. Voor- en nadelen premieovereenkomst Voordeel van deze regeling voor de werkgever is dat de kosten goed beheersbaar zijn. Het nadeel is teleurstellende pensioenuitkomsten bij laat ingezette carrières of hoge inflatie en de onvoorspelbare pensioenuitkomsten. Overgangsregeling Het is tot 2015 nog mogelijk om een brutostaffel te gebruiken. Omdat de oude staffels nog uitgingen van een maximaal opbouwpercentage van 2,25% in middelloon, liggen de premiepercentages in die oude staffels hoger. Vanaf 1 januari 2015 dienen de opbouwpercentages van een beschikbare premie pensioenregeling te voldoen aan het netto staffelbesluit. Met de overgang naar netto staffels wil de overheid de kosten van de pensioenregeling inzichtelijk maken en ervoor zorgen dat de volledige staffelpremie wordt gebruikt voor het sparen voor pensioen. Nu is het nog mogelijk om uit de zogenaamde bruto staffels bepaalde kosten en risicopremies te betalen. Per 1 januari 2015 moet de toezegging aan uw werknemers gebaseerd zijn op netto staffels. Dat betekent dat de werkgever verplicht is om de kosten van de pensioenregeling buiten de staffel om te betalen. Aanpassing beschikbare premieregelingen vóór 1 januari 2015 Uiterlijk 1 januari 2015 dienen alle pensioentoezeggingen op basis van een beschikbare premieregeling aangepast te worden van een zogenaamde 'bruto-premiestaffel' naar een 'nettopremiestaffel'. Bij een 'bruto-premiestaffel' werden de premies voor de risicoverzekeringen (nabestaandenpensioen vóór pensioeningangsdatum en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid), alsmede de kosten voor de pensioenregeling uit de bruto pensioenpremie gefinancierd. Wat per saldo na onttrekking overbleef, werd in het kapitaal voor het ouderdomspensioen gestort. Vanaf 1 januari 2015 dienen alle beschikbare premieregelingen te zijn voorzien van een zogenaamde 'nettopremiestaffel'. Dit wil zeggen, dat de risicopremies en kosten separaat van de netto pensioenpremie in rekening worden gebracht. De risicopremies en kosten zijn doorgaans voor rekening van werkgever. Een dergelijke aanpassing laat een verschuiving van pensioenlasten tussen werkgever en werknemer zien en hierdoor is aanpassing of invoering van een eigen bijdrage dus noodzakelijk Hoogte partnerpensioen en wezenpensioen De hoogte van de andere pensioensoorten, zoals partnerpensioen (PP; dat is hetzelfde als Nabestaandenpensioen (NP)), is afgeleid van het OP. Partnerpensioen (PP) Als de werknemer en de werkgever overeenkomen dat er een partnerpensioen is, dan bedraagt dit meestal 70% van het OP. Het wezenpensioen (WzP) bedraagt per kind meestal 20% van het PP, hetzelfde is uiteraard 14% van het OP. Voor volle wezen, dat zijn kinderen die beide ouders hebben verloren, wordt het WzP verdubbeld /Addendum PE Plus Pensioen 46

53 Ter bepaling van de hoogte van de uitkering onderscheiden we t wee momenten waarop een partnerpensioen start met uitkeren: vóór de pensioendatum van de werknemer die overlijdt; na de pensioendatum van de werknemer die overlijdt. Bij overlijden van de werknemer vóór de pensioendatum gaat de pensioenuitvoerder voor de bepaling van het partner- of wezenpensioen uit van het ouderdomspensioen dat op de pensioendatum opgebouwd zou zijn. Bij overlijden van de werknemer na de pensioendatum ontvangt de partner 70% van het pensioen dat al werd ontvangen. Voorbeeld Joris Kok bouwt een pensioen op volgens een eindloonregeling. Het opbouwpercentage is 1,5%. De pensioengrondslag bedraagt op het moment dat Joris overlijdt. Joris is dan al twintig jaar in dienst bij zijn werkgever en zou nog acht jaar moeten werken tot zijn pensioendatum. Joris zou op zijn pensioenleeftijd een pensioen hebben opgebouwd van: x 28 jaar x 1,5% = 8.972,04. Nu hij voor zijn pensioendatum overlijdt, ontvangt de vrouw van Joris aan partnerpensioen: 70% van 8.972,04 = 6.280,43. Voorbeeld Ingmar Huges is 67 jaar als hij overlijdt. Hij ontving een OP ter hoogte van Zijn vrouw krijgt nu een partnerpensioen van 70% van = Is er sprake van een premieovereenkomst of een kapitaalovereenkomst, dan is het van tevore n niet duidelijk hoeveel ouderdomspensioen de werknemer vanaf zijn pensioenleeftijd ontvangt. Bij deze soorten overeenkomsten legt de pensioenuitvoerder van tevoren vast hoe hoog het partnerpensioen is Pensioen en echtscheiding Bij echtscheiding gelden er speciale regels voor de verdeling van het pensioen. Deze regelgeving vinden we terug in de PW en de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS). In de PW staan de regels omschreven die gaan over partnerpensioen. Het partnerpensioen dat wordt verkregen door echtscheiding is het bijzonder partnerpensioen of bijzonder nabestaandenpensioen. In de Wet Verevening Pensioenrechten (WVPS) bij scheiding vinden we de regelgeving terug rondom de verdeling van het ouderdomspensioen Bijzonder partnerpensioen In geval van scheiding heeft de partner recht op het volgende nabestaandenpensioen: opgebouwde pensioen vanaf start werken tot datum inschrijving echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand; dit pensioen wordt een bijzonder partnerpensioen genoemd en geldt ongeacht het huwelijksgoederenregime; /Addendum PE Plus Pensioen 47

54 bij een nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis is er geen recht op een bijzonder partnerpensioen. Voorbeeld Geert en Pascale van der Berg gaan scheiden. Geert heeft op scheidingsdatum een ouderdomsp ensioen van Pascale heeft nooit een pensioen opgebouwd. In het pensioenreglement van Geert staat dat er recht is op een partnerpensioen ter hoogte van 70% van het ouderdomspensioen. Het bijzonder partnerpensioen bedraagt 70% van 7.000, ofwel Op het moment dat Geert overlijdt, ontvangt Pascale jaarlijks bruto. Als de ex-echtgenoot recht heeft op een bijzonder partnerpensioen is het gevolg dat een eventuele nieuwe partner van de werknemer geen volledige aanspraak meer heeft op he t partnerpensioen. Voorbeeld Stel dat Geert uit het voorgaande voorbeeld na de scheiding hertrouwt met Silvia. Na vijf jaar huwelijk met Silvia overlijdt Geert. Het totale ouderdomspensioen dat op het moment van overlijden beschikbaar zou zijn op pensioendatum bedraagt De rechten op een partnerpensioen bedragen dan Hiervan ontvangt: Pascale: Silvia: / = 700 Ook geregistreerde partners hebben recht op een dergelijk bijzonder partnerpensioen. Ongehuwd en ongeregistreerd samenwonenden hebben geen wettelijk recht op een bijzonder partnerpensioen. In veel pensioenregelingen is echter bepaald dat de ex-partner bij het beëindigen van de samenwoning op dezelfde manier als bij echtscheiding na het overlijden van de andere partner een bijzonder partnerpensioen krijgt. In het echtscheidingsconvenant of een convenant bij notariële akte (bij ontbinding geregistreerd partnerschap of samenleving) kan er worden afgeweken van het bijzonder partnerpensioen. Er kan geheel worden afgezien van de rechten. Als dit niet duidelijk is opgenomen, houdt de ex-partner het recht op een bijzonder partnerpensioen Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) Vanaf 1 mei 1995 is de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS ) in werking getreden. Deze wet houdt in dat de ex-echtgenoot recht krijgt op 50% van het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen (OP). Voorbeeld Maria en Jos zijn gehuwd sinds 1 april Het huwelijk is niet meer romantisch genoeg en ze besluiten te scheiden op 1 januari Jos heeft pensioen opgebouwd, waarbij het volgende geldt: Regeling: Eindloon Pensioengevend salaris: AOW-franchise: Opbouwpercentage: 1,7% Partnerpensioen: Datum in dienst: 1 januari % van het ouderdomspensioen op pensioendatum Marie kan volgens de WVPS aanspraak maken op een deel van het OP. Dit deel is: Huwelijkse periode: 1 april 2006 tot 1 januari 2015 = 8 jaar en 9 maanden /Addendum PE Plus Pensioen 48

55 Opgebouwd tijdens huwelijkse periode: ( ) x 1,7% x 8 9/12 = De helft hiervan is 2.677,50. Marie kan aanspraak maken op 2.677,50 OP. Wanneer er sprake is van een echtscheiding en verevening van de pensioenrechten, dan heeft deze verevening geen invloed op de berekening van de factor A. Een echtscheiding verlaagt de factor A dus niet. Een tekort op de oude dag als gevolg van het feit dat iemand een deel van zijn ouderdomspensioen aan zijn ex-partner heeft moeten overdragen, is dus niet in de lijfrentesfeer op te lossen. Een aantal belangrijke punten van de wettelijke regeling Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) is: de ex-echtgenoot heeft een rechtstreekse vordering op de pensioenuitvoerder indien het verzoek tot pensioenverevening binnen twee jaar is ingediend. De pensioenuitvoerder betaalt de ex-echtgenoot de uitkeringen in termijnen van het te verevenen ouderdomspensioen in de toekomst; er wordt geen onderscheid gemaakt in huwelijksgoederenregime. De echtgenoten hebben de mogelijkheid anders overeen te komen door middel van het echtscheidingsconvenant of in de huwelijkse voorwaarden. De pensioenuitvoerder verstrekt eens in de vijf jaar aan de ex -partner een overzicht van de rechten van het OP en bijzonder partnerpensioen. Ook het UPO van de deelnemer wordt aangepast naar aanleiding van de verevening. Overlijden van één van de ex-echtgenoten Als het verzoek tot verevening is ingediend en één van de echtgenoten overlijdt, dan verandert de situatie voor de ander. Als de ex-echtgenoot overlijdt die het pensioen niet zelf heeft opgebouwd, dan krijgt de andere ex-echtgenoot weer het volledige ouderdomspensioen op de pensioendatum uitgekeerd. Als degene overlijdt die het pensioen zelf heeft opgebouwd, dan krijgt de ex -echtgenoot geen ouderdomspensioen meer, maar het bijzonder partnerpensioen. Conversie In plaats van indienen van een verzoek tot pensioenverevening kan er ook worden gekozen voor conversie naar een eigen pensioenrecht voor de ex-echtgenoot. Bij conversie wordt een deel van het ouderdomspensioen (OP) van de ex-echtgenoot samen met de waarde van het bijzonder partnerpensioen omgezet in een eigen ouderdomspensioen. Het maakt na de conversie voor beide ex-echtgenoten niet meer uit of de ander nog wel in leven is. Conversie is alleen mogelijk als de pensioenuitvoerder hiervoor toestemming geeft. Indien de pensioenuitvoerder het verzoek tot conversie goedkeurt, is de conversie definitief en niet meer terug te draaien /Addendum PE Plus Pensioen 49

56 320152/Addendum PE Plus Pensioen 50

57 1.16 ZELFTOETS 1. Van welke factoren is de hoogte van het pensioen afhankelijk in een ei ndloonregeling? 2. In een pensioenregeling is het pensioenkapitaal een gegarandeerd bedrag. De hoogte van de pensioenaanspraak is niet gegarandeerd. Van welk soort pensioenovereenkomst is hier sprake? 3. Op welk deel van het ouderdomspensioen heeft de ex-echtgenoot volgens de Wet Verevening van Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) recht? 4. Hoe hoog is de pensioenaanspraak bij een middelloonregeling die een werknemer meekrijgt bij ontslag? 5. Wanneer is er sprake van een pseudo-eindheffing bij een salarisverhoging? 6. Het ene pensioensysteem kost de werkgever meer geld dan het andere (uitgaand van hetzelfde opbouwpercentage en dezelfde pensioengrondslag). Welke vorm is het duurst en waarom is dat zo? 7. Elsbeth Reijf bouwt pensioen op. Hierbij gelden de volgende gegevens: AOW-franchise ter hoogte van Vast salaris van Winstafhankelijke uitkering Opbouwpercentage 1,6% Datum indiensttreding: 1 december 2011 Eindloonregeling met opbouw over alle wettelijk toegestane loonbestanddelen Hoe hoog is het ouderdomspensioen van Elsbeth op 1 januari 2015? a ,67. b ,33. c , De heer Kortepier is per 1 juli 1997 in dienst getreden bij Hengel BV. Hij was die dag net dertig jaar geworden. Op 1 juli 2007 is een pensioenregeling getroffen. Zijn pensioenuitvoerder rekent een ouderdomspensioen toe van 1,75% van de pensioengrondslag voor elk dienstjaar vanaf 1 juli De pensioendatum is 1 juli De pensioengrondslag per 1 juli 2007 bedroeg Op 1 juli 2012 is de pensioengrondslag verhoogd met De pensioeningangsdatum is 65 jaar /Addendum PE Plus Pensioen 51

58 Wat is de hoogte van het opgebouwde ouderdomspensioen van de heer Kortepier op 1 januari 2015 op basis van een middelloonregeling? a ,75. b ,70. c , In het pensioenreglement van Petra Kleinjan staan de volgende aspecten: Eindloonloonregeling Opbouwpercentage van 1,8% Pensioengevend salaris bestaat uit de structurele en niet -structurele inkomensbestanddelen Toetredingsleeftijd 21 jaar Pensioenrichtleeftijd 67 jaar Voldoet de pensioenregeling van Petra aan het begrip fiscaal erkende pensioenregeling? a. Ja, alle bovenstaande gegevens passen bij een fiscaal erkende regeling. b. Nee, het pensioeninkomen mag alleen bestaan uit structurele inkomensbestanddelen en het opbouwpercentage is te hoog. c. Nee, de toetredingsleeftijd is te hoog gesteld het moet minimaal 18 jaar zijn. 10. Na een huwelijk van acht jaar is de heer Steen in 2015 gescheiden. Op het moment van echtscheiding bedroeg zijn tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen Het partnerpensioen bedraagt 70% van het te bereiken ouderdomspensioen. De heer Steen is sinds 1999 werkzaam bij hetzelfde bedrijf. Hoe hoog is het ouderdomspensioen waarop de ex-partner van de heer Steen recht heeft volgens de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS)? a b c Thomas Lucassen heeft een middelloonregeling. Zijn pensioengrondslag bedraagt en de franchise Wat kan Thomas op basis van de regelgeving in 2015 maximaal opbouwen aan OP, uitgaande van 40 dienstjaren? a b c Mees werkt bij Esso en heeft daar vanaf het begin de volgende pensioenregeling: - middelloonregeling, opbouwpercentage 1,75%; - franchise ; - pensioengevend salaris /Addendum PE Plus Pensioen 52

59 Na zeven jaar besluit ze dat het tijd wordt voor iets nieuws en gaat ze werken bij Shell. Haar pensioenregeling bij Shell ziet er als volgt uit: - eindloonregeling, opbouwpercentage 1,5%; - franchise ; - pensioengevend salaris bij aanvang ; - pensioengevend salaris vlak voor pensioendatum ; - 25 dienstjaren. Wat bedraagt het totaal te bereiken OP van Mees, indien ze geen gebruikmaakt van haar wettelijke recht op waardeoverdracht? a ,00. b ,30. c , /Addendum PE Plus Pensioen 53

60 320152/Addendum PE Plus Pensioen 54

61 Antwoorden op de zelftoets 1. In een eindloonregeling is de hoogte van het pensioen afhankelijk van: het laatstgenoten salaris; de hoogte van de gehanteerde AOW-franchise binnen de pensioenregeling; de diensttijd die de werknemer heeft gemaakt; het opbouwpercentage binnen de pensioenregeling. 2. Omdat er sprake is van een gegarandeerd eindkapitaal is er sprake van een kapitaalovereenkomst. Bij een uitkeringsovereenkomst is ook de pensioenaanspraak gegarandeerd. Bij een premieregeling is alleen de premie-inleg gegarandeerd. 3. Op de helft van het opgebouwde ouderdomspensioen tijdens de huwelijkse periode. Op basis van de WVPS bestaat er géén recht op een bijzonder partnerpensioen. Dat is immers geregeld in de PW. 4. Dit is de hoogte van de tijdsevenredige pensioenaanspraak op pensioendat um. Dit wil zeggen het opbouwpercentage maal de gemiddelde pensioengrondslag maal het aantal genoten dienstjaren. 5. Er is sprake van een pseudo-eindheffing bij een salarisverhoging als er sprake is van een eindloonregeling en een pensioengevend salaris dat hoger is dan De eindloonregeling, omdat bij elke salarisverhoging er sprake is van de zogenaamde backservice, waarbij over de verstreken jaren van deelneming het pensioen wordt aangevuld tot de opbouw over het huidige pensioengevende salaris. De werkgever moet dit met terugwerkende kracht financieren op het moment van de salarisverhoging. Overigens hoeft niet elke eindloonregeling duurder te zijn dan elke middelloonregeling. Wanneer het opbouwpercentage van de eindloonregeling beduidend lager is en de werknemer geniet daarnaast weinig salarisverhoging, dan kan een eindloonregeling best goedkoper uitvallen. 7. Antwoord a is juist. De pensioengrondslag van Elsbeth bedraagt / = Pensioenopbouw over de winstafhankelijke uitkering is immers in de eindloonregeling niet toegestaan. Per jaar bouwt zij aan pensioen op x 1,6% = 368. Tot 1 januari 2015 heeft zij drie jaar en één maand gewerkt. Haar opbouw per 1 januari 2015 bedraagt 37/12 x 368 = 1.134, /Addendum PE Plus Pensioen 55

62 8. Antwoord a is juist. Vanaf 1 juli 2007 bouwt de heer Kortepier per jaar aan pensioen op: x 1,75% = 560. Vijf jaar later krijgt hij een salarisverhoging, waardoor hij daarna aan pensioen gaat opbouwen ( x 1,75%) = 647,50. Totaal OP 1 januari jaar x ,5 jaar x 647,50 = 4.418, Antwoord b is juist. Bij een eindloonregeling mag er alleen over de structurele inkomensbestanddelen pensioen worden opgebouwd. Dus niet over de niet-structurele bestanddelen. Bovendien is het maximale opbouwpercentage 1,657%. Antwoord c is niet juist omdat de PW een maximale toetredingsleeftijd vanaf 21 jaar voorschrijft. 10. Antwoord b is juist. Het totaal aantal dienstjaren waarover de heer Steen pensioen heeft opgebouwd bedraagt 16 jaar. De heer Steen was acht jaar gehuwd. De huwelijkse periode is dus 8/16 deel van de totale opbouw tot aan de datum van scheiding. De helft van het OP is Zijn ex-partner heeft volgens de wet recht op de helft van deze De ex-partner heeft dus recht op een aanspraak van het OP ter hoogte van Antwoord a is juist. Het fiscaal maximaal toegestane opbouwpercentage in een middelloonregeling bedraagt vanaf 1 januari ,875%. De pensioengrondslag van Thomas bedraagt Uitgaande van een franchise van bedraagt zijn pensioengevende salaris dus (goed lezen of je de pensioengrondslag of het pensioengevende salaris krijgt gegeven!). Hij bouwt maximaal op: 40 dienstjaren x 1,875% x pensioengrondslag = OP ad Op grond van de 100%-norm is dit pensioen eveneens toegestaan. 12. Antwoord a is juist. TEP Esso: 7 dienstjaren x 1,75% x ( / ) = 3.062,50. TEP Shell: 25 dienstjaren x 1,5% x ( / ) = ,50. Totaal OP: 3.062, ,50 = /Addendum PE Plus Pensioen 56

63 1.17 AANVULLINGEN De jaarlijkse dotatie aan de oudedagsreserve wordt aan de hand van een vijftal stappen berekend. Stap 1: berekenen van de winst De nettowinst van een ondernemer voor aftrek van de ondernemersaftrek, MKB -winstvrijstelling en verplichte deelname een pensioenregeling. Voorbeeld Marja de Jong is fysiotherapeut en heeft in 2015 een nettowinst behaald van Daarnaast neemt zij deel aan de verplichte pensioenregeling, waarvoor zij dit jaar een premie heeft betaald van Haar winst voor de bepaling van de OR is dus Stap 2: berekenen van het maximale dotatiepercentage Over 2015 mag er maximaal 9,8% van de winst worden gedoteerd aan de oudedagsreserve. Voorbeeld We gaan terug naar Marja. Op grond van het maximale dotatiepercentage mag ze in 2015 doteren: x 9,8% = Stap 3: rekening houden met het vaste plafond Voor 2015 geldt er een maximale storting van Voorbeeld We gaan terug naar Marja. Omdat ze boven het maximum uitkomt, is haar maximale dotatie Stap 4: maximering op het verschil tussen ondernemingsvermogen en stand OR De dotatie is gemaximeerd op het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat. Het ondernemingsvermogen valt uiteen in eigen vermogen en oudedags reserve. Als er geen oudedagsreserve is, dan bestaat het ondernemingsvermogen volledig uit het eigen vermogen. Voorbeeld We gaan terug naar Marja de Jong. Het ondernemingsvermogen van Marja is en de stand van de OR op de balans is Haar eigen vermogen bedraagt dus Opnieuw moet haar maximum naar beneden bij gesteld worden en nu naar Stap 5: berekenen van de daadwerkelijk dotatie Het is niet mogelijk om de jaardotatie aan de oudedagsreserve tot een door de belastingplichtige gewenst bedrag te beperken. Wel moet er van het bedrag de verplichte premie aan een pensioenregeling worden afgetrokken. Deze laatste stap geldt dus niet voor elke ondernemer /Addendum PE Plus Pensioen 57

64 Voorbeeld We gaan terug naar Marja de Jong. Ze betaalde voor de verplichte pensioenregeling was Het bedrag dat ze kan doteren is dus / = Dit is het bedrag dat ze kan doteren, waarbij ze niet kan kiezen voor een lager bedrag. De opbouw van een oudedagsreserve vindt per ondernemer, of beter gezegd per belastingplichtige, plaats. Als sprake is van een ondernemer met twee (of meer) afzonderlijke ondernemingen, moet de winst eerst verdeeld worden over elk van de ondernemers DE STAKINGSLIJFRENTE Wanneer een ondernemer ophoudt met het drijven van een onderneming is er sprake van staking van zijn onderneming. In dit geval moet de ex-ondernemer inkomstenbelasting betalen over de zogenoemde stakingswinst. Van staking van een onderneming door een belastingplichtige (ondernemer) is onder meer sprake in de volgende situaties: als de ondernemer de onderneming verkoopt; hier hoort ook de situatie bij, waarin de zelfstandige onderneming wordt omgezet in een BV; als de ondernemer de onderneming liquideert (beëindigt); als de ondernemer overlijdt en de onderneming wordt niet door de echtgeno(o)t(e) of erfgenamen voortgezet: in dat geval is er sprake van overlijdenswinst. De stakingswinst bestaat uit de volgende componenten: goodwill. Dit is de meerwaarde die een onderneming heeft, doordat de onderneming al jarenlang draait en een trouwe klantenkring heeft die ook in de toekomst voor omzet zorgt. Het is de koper die samen met Belastingdienst inschat hoeveel die goodwill waard is en die bereid is daar een prijs voor te betalen; stille reserves. Dat wil zeggen het meerdere boven de fiscale boekwaarden van de activa en passiva; fiscale reserves. Dit zijn de egalisatiereserve, de herinvesteringsreserve en de oudedagsreserve. De stakingswinst valt in box 1 en is dus belast met het progressieve tarief van box 1 (maximaal 52%). De ondernemer kan de heffing van inkomstenbelasting in dit geval geheel of gedeeltelijk voorkomen door gebruik te maken van de mogelijkheid tot het aankopen van een stakin gslijfrente De maximale stakingslijfrentebedragen Binnen bepaalde wettelijke maxima kan de stakingswinst geheel of gedeeltelijk onbelast worden omgezet in een lijfrente (stakingslijfrente). Als de ondernemer zijn onderneming staakt en zet hij de stakingswinst om in een lijfrente, dan is de premie voor deze stakingslijfrente aftrekbaar tot een bepaalde hoogte. De hoogte van de extra lijfrentepremieaftrek is afhankelijk van de leeftijd en de situatie bij staking de ondernemer /Addendum PE Plus Pensioen 58

65 Van de hoge stakingslijfrenteaftrek van maximaal (2015) kan in de volgende gevallen gebruik worden gemaakt: de ondernemer heeft op het moment van het staken van de onderneming de leeftijd bereikt die ten hoogste vijf jaar lager is dan de AOW-leeftijd (in 2015: ouder dan 60 jaar en 3 maanden); of de ondernemer is op het moment van het staken van de onderneming voor 45% of meer arbeidsongeschikt en de hem toekomende lijfrentetermijnen gaan in binnen zes maanden na staking van de onderneming; of de onderneming wordt gestaakt door het overlijden van de ondernemer. In de volgende gevallen kan van een stakingslijfrenteaftrek van maximaal (2015) gebruik worden gemaakt: de ondernemer heeft op het moment van het staken van de onderneming de leeftijd bereikt die ten hoogste vijftien jaar lager is dan de AOW-leeftijd (in 2014: ouder dan 50 jaar en 2 maanden); of de aan de ondernemer toekomende lijfrentetermijnen gaan direct in. Een ondernemer kan in alle overige situaties van de lage stakingslijfrenteaftrek van maximaal (2015) gebruikmaken. Bovengenoemde vrijstellingen zijn life time-vrijstellingen. Als er in een jaar van een deel van een vrijstelling is gebruikt, dan verlaagt de vrijstelling voor een eventueel volgend bedrijf dat wordt gestaakt. Maximaal kan iemand in zijn leven (2015) aan st akingslijfrente bedingen De verzekeraar In principe moet de stakende ondernemer de stakingslijfrente bij een professionele verzekeringsmaatschappij onderbrengen. Als een onderneming wordt verkocht (gestaakt), is het echter ook mogelijk dat de overnemer als verzekeraar optreedt, met als uitzondering de partner van de stakende ondernemer Verlagingen van het bedrag aan maximale lijfrenteaftrek De lijfrentemaxima gelden per belastingplichtige, niet per onderneming. Op deze maxima komen bepaalde oudedagsvoorzieningen in mindering, waaronder eerder bedongen lijfrenten. Deze verminderingen of imputaties zijn achtereenvolgens: de waarde in het economische verkeer, op het moment van staken, van de aanspraken die berusten op een pensioenregeling die de ondernemer heeft opgebouwd in de periode dat hij ondernemer was; het bedrag van de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar; de in de voorafgaande kalenderjaren in aftrek gebrachte lijfrentepremies op basis van de jaarruimte en de reserveringsruimte; de al eerder in aftrek gebrachte lijfrentepremies in verband met staking van de onderneming /Addendum PE Plus Pensioen 59

66 Voorbeeld Ondernemer Aris de Bont staakt zijn onderneming in 2015 als hij de AOW -gerechtigde leeftijd bereikt. De stakingswinst bedraagt , zodat de ondernemer de hoogst mogelijke stakingslijfrente wenst te bedingen. De ondernemer heeft per 1 januari van het jaar van staking een oudedagsreserve van , waarvoor hij een oudedagsreservelijfrente bedingt. Aris heeft op grond van een beroepspensioenregeling e en pensioenaanspraak waarvan de waarde in het economische verkeer op het moment van staken bedraagt. Aris heeft op grond van een tekort in zijn oudedagsvoorziening (in het verleden) een lijfrentepremie (op basis van de jaarruimte) afgetrokken van In 2015 is de maximale stakingslijfrenteaftrek Maximale stakingslijfrenteaftrek vóór imputatie (2015) Af: waarde beroepspensioen Af: lijfrente (op basis van jaarruimte) Af: oudedagsreserve per 1 januari Maximaal aan te kopen stakingslijfrente De stakingswinst (vóór aftrek stakingsaftrek) bedraagt De maximale stakingslijfrenteaftrek bedraagt In het jaar van staken zal hij een bedrag van / = optellen bij zijn inkomen in box 1. Dit bedrag mag hij nog wel verminderen met de life time-stakingsvrijstelling van De sancties bij het overtreden van de fiscale voorwaarden Ook met betrekking tot de huidige stakings- en oudedagsreservelijfrenteregeling geldt er een sanctiestelsel bij overtreding van bepaalde voorwaarden. Deze regeling is echter niet anders dan de regeling die geldt voor lijfrenten als zodanig /Addendum PE Plus Pensioen 60

67 1.19 ZELFTOETS 1. Op welke manier zijn in de Wet IB 2001 de begrippen ondernemer en onderneming omschreven? 2. Wat is de doelstelling van de oudedagsreserve? 3. Wie kunnen een oudedagsreserve opbouwen? 4. Wat zijn de verplichte afnemingen van de oudedagsreserve? 5. Op welke wijze kunnen voor het bedrag van de opgebouwde oudedagsreserve één of meer kwalificerende lijfrenten bedongen worden? 6. Wat gebeurt er met een oudedagsreserve als een ondernemer overlijdt? 7. Wanneer kan een overnemer van een onderneming als verzekeraar van een stakingslijfrente optreden? 8. Welke sancties bestaan er bij het overtreden van de fiscale voorwaarden bij een stakings - en OR-lijfrenteregeling? 9. Kees (56 jaar) start zijn onderneming in september Hij werkt vervolgens in uur in zijn onderneming. Daarnaast werkt Kees in 2015 totaal uur in loondienst. Kan Kees gebruikmaken van een oudedagsreserve in het jaar 2015? a. Ja, Kees heeft nog niet de AOW-leeftijd bereikt. b. Ja, de uren in loondienst tellen mee voor het urencriterium. c. Nee, Kees heeft niet voldaan aan het urencriterium. 10. Jaap Klein is fysiotherapeut en werkt als zelfstandig ondernemer. Zijn winst bedraagt Hij betaalt premie aan het beroepspensioenfonds voor fysiotherapeuten. Jaap heeft een oudedagsreservestand aan het begin van het jaar van Zijn ondernemingsvermogen is Hoe hoog mag de maximale dotatie van Jaap aan de oudedagsreserve zijn? a b c /Addendum PE Plus Pensioen 61

68 11. In welke van onderstaande gevallen valt de oudedagsreserve altijd verplicht volledig vrij? De ondernemer: a. heeft de AOW-leeftijd bereikt. b. werkte de afgelopen drie jaar gemiddeld 500 uur binnen zijn onderneming en er is geen ondernemingsvermogen. c. verkoopt 70% van zijn onderneming. 12. Ruben Pietersen heeft een eenmanszaak, een computerwinkel. Het is een goed lopende onderneming. Volgens een door zijn accountant gemaakte berekening is de goodwill na drie jaar al Zijn partner wil graag gaan meewerken in de winkel. Ze willen samen een vennootschap onder firma beginnen. Volgens de adviseur van Ruben kan Ruben door he t aangaan van de vennootschap onder firma in het jaar van aangaan veel lijfrentepremie aftrekken. Is deze gedachte juist? a. De gedachte is niet juist. Het aangaan van een samenwerkingsverband heeft nooit invloed op de aftrekbaarheid van lijfrentepremie. b. De adviseur heeft gelijk. Door het aangaan van de firma is voor Ruben een groot bedrag aan lijfrentepremie aftrekbaar. c. Beide vennoten zijn zelfstandig belastingplichtig, zodat er geen invloed is op de lijfrentepremie. 13. Patricia Vledder is een zelfstandig onderneemster van 58 jaar. Zij verkocht haar bedrijf in februari De stand van haar oudedagsreserve is op dat moment Er is alleen sprake van persoonlijke goodwill en niet van zakelijke goodwill. Haar persoonlijke band met de klanten kan ze niet te gelde maken. Wel heeft ze stille reserves in haar bedrijfspand van Ze wil voor het maximale bedrag een stakingslijfrente en OR -lijfrente aankopen. De stakingsvrijstelling bedraagt Over welk bedrag moet Patricia dan belasting betalen? a b c /Addendum PE Plus Pensioen 62

69 Antwoorden zelftoets 1. Volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) is iemand een ondernemer als hij aan de volgende eisen voldoet: degene die het ondernemingsrisico loopt; degene die wordt verbonden aan verbintenissen van de onderneming en hiervoor financieel aansprakelijk is; er sprake is van meerdere opdrachtgevers; een ondernemer moet streven naar meerdere opdrachtgevers; aan de grotendeelseis voldoet; een ondernemer moet meer dan 50% van zijn wer kbare tijd besteden aan het drijven van zijn eigen onderneming. Deze eis geldt niet voor startende ondernemers; voldoet aan het urencriterium; een ondernemer moet minimaal 1225 uur werkzaamheden verrichten voor zijn bedrijf. Heeft hij meerdere bedrijven, dan telt hij de daarvoor gewerkte uren bij elkaar op. Starters die arbeidsongeschikt zijn moeten minimaal 800 uur werkzaam zijn voor hun bedrijf en de zwangere onderneemster mag gedurende 16 weken de niet -gewerkte uren meetellen alsof ze wel heeft gewerkt; een winstoogmerk hebben; het doel van het bedrijf moet zijn winst generen. Een onderneming (in fiscale zin) kan worden omschreven als een duurzame organisatie, die erop gericht is met behulp van arbeid en (veelal van) kapitaal deel te nemen aan het maatsc happelijke verkeer met het oogmerk winst te behalen. Die winst moet ook redelijkerwijs te verwachten zijn. 2. De oudedagsreserveregeling heeft als doelstelling ondernemers een mogelijkheid te bieden om fiscaal gefacilieerd voor de oude dag te sparen (dit mede met het oog op de voor werknemers bestaande pensioenregelingen). 3. Aan de kring van belastingplichtigen/ondernemers die een oudedagsreserve kunnen opbouwen, zijn de volgende eisen gesteld: De belastingplichtige moet winst uit onderneming genieten. De ondernemer heeft aan het begin van het kalenderjaar, waarover aan de oudedagsreserve zal worden gedoteerd, de AOW-leeftijd nog niet bereikt. De opbouw van de oudedagsreserve vindt per ondernemer/belastingplichtige plaats. Alleen een ondernemer die aan het urencriterium van ten minste 1225 uren in een kalenderjaar voldoet, kan een oudedagsreserve opbouwen /Addendum PE Plus Pensioen 63

70 4. De oudedagsreserve neemt in de volgende gevallen verplicht af: afneming van de oudedagsreserve met een door de belastingplichtige te kiezen bedrag. Dit bedrag mag echter niet hoger zijn dan het bedrag van de lijfrentepremies die in het kalenderjaar als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen; afneming van de oudedagsreserve met het bedrag waarmee de oudedagsreserve het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar overtreft, wanneer: - in het kalenderjaar (een gedeelte van) de onderneming is gestaakt; - de belastingplichtige bij de aanvang van het kalenderjaar de AOW -leeftijd heeft bereikt; of - de belastingplichtige in het kalenderjaar en in het voorafgaande kalenderjaar niet aan het (hiervoor weergegeven) urencriterium voldoet. 5. Het is mogelijk om voor het bedrag van de opgebouwde oudedagsreserve één of meer kwalificerende lijfrenten te bedingen. Daarbij kan de oud edagsreserve afnemen met een door de belastingplichtige te kiezen bedrag. Een afneming van de oudedagsreserve is slechts mogelijk tot het bedrag van de lijfrentepremies die in het kalenderjaar als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen. Het bedrag van de te bedingen oudedagsreservelijfrente is niet gemaximeerd (behalve door de grootte van de oudedagsreserve). De stand van de oudedagsreserve aan het begin van het jaar, waarin een ondernemer ophoudt winst te genieten, is wel van invloed op de totale lijfrentepremieaftrek van de stoppende ondernemer. 6. Bij het overlijden van de ondernemer houdt de persoonlijke onderneming op te bestaan. De oudedagsreserve wordt dan tegen het progressieve tarief in de belaste winst opgenomen. Belastingheffing over de oudedagsreserve kan bij overlijden van de ondernemer echter op twee manieren worden voorkomen: ten eerste kan de partner van de overleden ondernemer die de onderneming(en) rechtstreeks voortzet of mede voortzet, schriftelijk verzoeken dat de oudedagsreserve niet wordt opgeheven (ten gevolge van het overlijden); de tweede manier om belastingheffing te voorkomen is dat één of meer erfgenamen van de overleden ondernemer een onmiddellijk ingaande lijfrente bedingen. 7. Als een onderneming wordt verkocht (gestaakt), is het mogelijk dat de overnemer als verzekeraar optreedt, met als uitzondering de partner van de stakende ondernemer /Addendum PE Plus Pensioen 64

71 8. Vanaf 2001 wordt met betrekking tot binnenlandse belastingplichtigen als sanctie de aftrek in verband met inkomensvoorzieningen (de lijfrentepremieaftrek) weer teruggenomen. Behalve de in aftrek gebrachte premies wordt ook het daarover behaalde rendement tot het tegen het progressieve tarief belaste inkomen in box 1 gerekend. Dit gebeurt door de premies en het daarover behaalde rendement aan te merken als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen. De belasting die is verschuldigd over het bedrag aan negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen wordt verhoogd met revisierente. Deze revisierente bedraagt 20% van de waarde in het economische verkeer van de lijfrenteaanspraak. Deze revisierente is niet-aftrekbaar. 9. Antwoord c is juist. Kees heeft niet voldaan aan het urencriterium in Hij heeft namelijk geen gewerkt binnen zijn eigen onderneming. Ook al heeft Kees nog niet de AOW-leeftijd bereikt, dan kan hij toch niet doteren aan de oudedagsreserve. 10. Antwoord c is juist. Een ondernemer mag 9,8% (2015) van de winst doteren. De winst mag gecorrigeerd worden met de al in aftrek gebrachte pensioenpremies. De zo berekende dotatie moet weer wel verminderd worden met de al betaalde pensioenpremies. De berekening is dan 9,8% x ( ) = / = Antwoord b is juist. Deze ondernemer voldoet ten minste al twee jaar niet meer aan het urencriterium, omdat hij geen uren draait en hij heeft geen ondernemingsvermogen meer. De oudedagsreserve moet afnemen tot het ondernemingsvermogen en omdat die nul is, valt hij volledig vrij. Antwoord a is niet juist, omdat de oudedagsreserve teruggebracht moet worden tot de stand van het ondernemingsvermogen als de ondernemer de AOW-leeftijd bereikt. De oudedagsreserve hoeft dus niet opgeheven te worden. Antwoord c is niet juist, omdat als de ondernemer zijn onderneming nog niet volledig staakt en voldoende ondernemingsvermogen overhoudt en bovendien nog voldoet aan het urencriterium, er dan nog geen sprake is van een verplichte vrijval van de oudedagsreserve. 12. Antwoord b is juist. Door het aangaan van het samenwerkingsverban d staakt Ruben de onderneming voor de helft. Ruben behaalt een stakingswinst van ten minste (de helft van de goodwill) en kan daarvoor een stakingswinstlijfrente bedingen. Bovendien telt het stakingswinstbedrag mee als inkomen voor de vaststelling van de premiegrondslag. 13. Antwoord c is juist. Deze onderneemster mag een maximale stakingslijfrente benutten van (2015) -/ = / = Van dit bedrag kan de stakingsaftrek van nog af, zodat een belastbare stakingswinst resteert van /Addendum PE Plus Pensioen 65

72 320152/Addendum PE Plus Pensioen 66

73 2 ACTUALITEITEN PE PLUS PENSIOEN 2.1 INVENTARISATIE DOELSTELLING WERKGEVER In de Wet op de Bedrijfstakpensioenfondsen 2000 (BPF 2000) is vastgelegd dat de bestuurder(s) van een onderneming die onder de werkingssfeer valt van een bedrijfstakpensioenfonds verplicht is/zijn de onderneming aan te melden. Gebeurt dit niet of niet op tijd, dan is/zijn de bestuurder(s) hoofdelijk (dus ook in privé) aansprakelijk te houden voor de financiële schade die het fond s heeft geleden door geen premies te ontvangen maar wel uitkeringsplichtig te zijn. 2.2 NAZORG GEVEN Bovendien heeft de AFM op een richtlijn uitgebracht die Dienstverlening op maat Financiële dienstverlening heet. De AFM heeft dit document uitgebracht omdat zij van financieel adviseurs veel vragen kreeg over het betaalbaar houden van financieel advies, waaronder pensioenadvisering. Financiële dienstverleners kregen het gevoel altijd een volledig advies te moeten uitbrengen, terwijl de klant hiervoor niet wil betalen. Uit: voorwoord AFM in Dienstverlening op maat Financiële dienstverlening: Met deze publicatie wil de AFM u laten zien dat er binnen de bestaande wet - en regelgeving ruimte is om uw dienstverlening tijd- en kostenefficiënt in te richten en daarmee beter aan te laten sluiten op de behoeften en wensen van uw klant. Het kan voor uw klant in een bepaalde situatie immers nodig zijn om een uitgebreid financieel plan af te nemen, maar in een ander geval kan het voldoende zijn om advies te krijgen over welke aanbieder een passend product biedt. Het is aan u als financieel expert om op basis van uw kennis, vaardigheden en ervaring te bepalen welke vorm van dienstverlening in het belang van uw klant is. Wanneer u ervoor kiest om uw dienstverlening efficiënt in te richten, moet uw dienstverlening nog steeds zorgvuldig zijn. Ook moeten de uitkomsten van uw dienstverlening passend zijn voor de individuele klant. Het visiedocument biedt drie principes voor efficiënte dienstverlening In het eerste principe geven wij u handvatten om heldere, begrijpelijke afspraken te maken met uw klant over de reikwijdte van uw dienstverlening. Op basis van de concrete behoefte en situatie van de klant beoordeelt u kritisch welke dienstverlening voor hem toegevoegde waarde heeft. Het laatste kan betekenen dat u uw dienstverlening verkort. Kosten kunnen bijvoorbeeld van invloed zijn op de toegevoegde waarde van onderdelen van uw dienstverlening. In het tweede principe lichten wij toe op welke manier u in de prakti jk kunt omgaan met het inventariseren van de informatie die relevant is voor uw dienstverlening. De AFM hoort regelmatig van dienstverleners dat de wetgever en de toezichthouder hen dwingen om alle mogelijke klantinformatie te inventariseren, voordat zij financieel advies kunnen geven. De AFM wil dit beeld nuanceren. U bent als dienstverlener niet verplicht om bij elke hulpvraag van uw klant een standaardvragenlijst af te lopen. Per aspect van het klantbeeld van uw individuele klant financiële /Addendum PE Plus Pensioen 67

74 positie, kennis en ervaring, doelstellingen en risicobereidheid kunt u oordelen in hoeverre het nodig is deze verder uit te vragen en met welke diepgang. In het derde principe gaan wij in op doelgroepaannames. Aannames over de behoeften en wensen van een duidelijk omschreven doelgroep of klantsegment kunnen u helpen het inventarisatieproces te versnellen. U kunt gebruikmaken van doelgroepaannames zolang u de aannames baseert op objectief feitenonderzoek van een specifiek omschreven doelgroep. Uiteindelijk controlee rt u bij uw klant of de doelgroepaanname ook in zijn geval juist is. Voor de volledige inhoud van Dienstverlening op maat Financiële dienstverlening verwijzen wij u naar de site van de AFM. Conclusie is dat een volledig of verkort advies vormvrij blijft, maar dat de invulling aan de Wet op het Financieel Toezicht (WFT) blijft voldoen! De dienstverlening dient zorgvuldig te zijn. 2.3 ALGEMENE OUDERDOMSWET (AOW) Op 17 november 2014 heeft Staatssecretaris Klijnsma hiervoor al een wetsvoorstel ingediend. Het kabinet vindt een versnelde verhoging nodig, omdat door de economische teruggang en de vergrijzing de sociale zekerheidsuitgaven momenteel harder groeien en er sprake is van aanhoudende overheidstekorten. Niet alleen de AOW-leeftijd gaat sneller naar 67 jaar, ook wordt de AOW-leeftijd sneller gekoppeld aan de gemiddelde levensverwachting. In de huidige wet zou dit in 2024 gebeuren, dit wordt nu al Het aantal opbouwjaren blijft 50. De verhoging van de AOW-leeftijd vindt als volgt plaats: in 2013, 2014 en 2015 ieder jaar met één maand; in 2016, 2017 en 2018 ieder jaar met drie maanden; vanaf 2019 tot en met 2021 ieder jaar met vier maanden. Hierdoor komt de AOW-leeftijd in 2018 uit op 66 jaar en in 2021 op 67 jaar. Daarna wordt de AOW - leeftijd in 2022 gekoppeld aan de verdere stijging van de levensverwachting. Schematisch uitgewerkt: toegenomen maanden per jaar in Langer doorwerken Om het langer doorwerken nog meer te stimuleren, is de Ministerraad in 2014 akkoord gegaan met een voorstel van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens minister Opstelten van veiligheid en minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Het kabinet vindt het belangrijk dat AOW ers gemakkelijker kunnen doorwerken op basis van een arbeidsovereenkomst als zij dat willen. Als zij gemakkelijker door kunnen werken, dan kan de samenleving langer profiteren van hun ervaring en kennis /Addendum PE Plus Pensioen 68

75 Het wordt voor werkgevers aantrekkelijker gemaakt om AOW ers langer door te laten werken. Zo wordt de loondoorbetaling bij ziekte teruggebracht naar zes weken in plaats van twee jaar, ook omdat AOW ers geen recht hebben op de WIA. Werkgevers vinden de loondoorbetaling nu nog een belangrijk e belemmering om gepensioneerden in dienst te houden of aan te nemen. De maatregelen moeten per 1 januari 2016 ingaan en het voorstel ligt begin 2015 ter behandeling in de Tweede Kamer. 2.4 TOESLAG UITKERING AOW AOW-partnertoeslag vervalt vanaf 1 april 2015 De AOW-partnertoeslag vervalt vanaf 1 april Indien iemand dan voor het eerst of later een AOW-uitkering krijgt, ontvangt deze géén toeslag meer voor een jongere partner. Ook niet als de partner geen of een laag inkomen heeft. Indien iemand nu een toesl ag heeft of deze nog vóór 1 april 2015 ontvangt, dan houdt deze de toeslag. Echter, de toeslag vervalt definitief indien het inkomen uit arbeid van de partner te hoog wordt. 2.5 RECHT OP ANW Of de Anw-uitkering stopt wanneer iemand in het buitenland gaat wonen, hangt af van het land waarin de ontvanger van de Anw-uitkering gaat wonen. In het regeerakkoord 2013 Bruggen slaan is voorgesteld dat is afgesproken dat de maximale duur van een nabestaandenuitkering vo or nieuwe nabestaanden (1 juli 2014) wordt beperkt tot één jaar. Deze beperkte duur geldt niet voor de wezenuitkering. Staatssecretaris Klijnsma heeft in haar brief van 18 september 2013 aangegeven dat het voorstel wordt uitgewerkt in een wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel is echter toch niet in de Tweede Kamer aangenomen, zodat de uitkeringsduur van de Anw-uitkering vooralsnog onveranderd blijft. Veranderingen Anw per 1 januari 2015 Indien iemand een Anw-uitkering ontvangt en een kind heeft dat jonger dan 18 jaar is, dan ontvangt deze vanaf een lagere Anw-uitkering. Dit bedrag is gelijk is aan 70% van het minimumloon. Deze verlaging wordt echter wel gecompenseerd door een verhoging van het kindgebonden budget dat door de Belastingdienst wordt uitbetaald. Per 1 juli 2015 wordt een kostendelersnorm ingevoerd in de Anw. De kostendelersnorm gaat ervan uit dat (meerderjarige) mensen die samenwonen, kosten voor levensonderhoud kunnen delen. Voor de Anw-uitkering betekent dit dat de uitkering voor deze mensen per 1 juli 2015 omlaag gaat. Dit gebeurt in een aantal stappen. 2.6 PENSIOENOPBOUW EN WERKLOOSHEID Afspraken uit het Sociaal Akkoord over nieuwe ontslagregels zijn opgenomen in de Wet Werk en Zekerheid. Op 1 juli 2015 gaan de nieuwe ontslagregels in. Hier mede wordt beoogd om het ontslagrecht eenvoudiger, sneller, eerlijker en minder kostbaar te maken voor werkgevers. De nieuwe ontslagregels hebben vooral betrekking op de ontslagroute (via kantonrechter/uwv), de proceduretijd en de hoogte van de ontslagvergoeding. Zie ook: -ontslagrecht-enontslagvergoeding /Addendum PE Plus Pensioen 69

76 Plan aanpassing lengte WW Vanaf 2016 wordt de maximale duur van de WW-uitkering stapje voor stapje teruggebracht. Dit gebeurt met 1 maand per kwartaal. Vanaf 2019 is de maximale WW-uitkering dan nog 2 jaar. De hoogte van de WW-uitkering is in deze periode gekoppeld aan het laatstverdiende loon. Aanpassing opbouw WW Vanaf wordt ook de opbouw van de WW-rechten aangepast. Werknemers bouwen in de eerste 10 jaar van hun werkzame leven per gewerkt jaar 1 maand WW-recht op. Daarna bouwen zij per gewerkt jaar een halve maand op. De WW-rechten die al zijn opgebouwd vóór 1 januari 2016 blijven tellen voor 1 maand. Passende arbeid Op 1 juli 2015 wordt na een half jaar WW-uitkering alle arbeid als passend beschouwd. Dat betekent dat het niveau of salaris van een baan geen belemmering meer mag zijn om die baan te accepteren of daarop te solliciteren. Inkomensverrekening Op 1 juli 2015 gaat ook de inkomensverrekening in de WW in. Dit betekent dat van elke verdiende bruto euro men tijdens de WW-periode zelf 30% mag houden. Hierdoor zou het meer moeten lonen om vanuit de WW aan het werk te gaan. De nieuwe regels gaan niet gelden voor mensen die voor de invoering van de wet al een WW-uitkering ontvingen. De wet bevat ook aanpassingen voor flexwerkers, ontslag en de IOAW en IOW. Schematisch overzicht veranderingen in de WW Hoe is het? Duur: maximaal 38 maanden Hoogte: 2 maanden 75% en daarna 70% dagloon Opbouw: 1 jaar arbeidsverleden = 1 maand WW Na 1 jaar is alle arbeid passend Urenverrekening en voor kleine groep na 1 jaar inkomensverrekening Hoe wordt het? Maximaal 24 maanden + cao-aanvulling Blijft gelijk, dus: 2 maanden 75% en daarna 70% dagloon 1 e 10 jaar: 1 jaar = 1 maand WW en daarna elk jaar arbeidsverleden = ½ maand WW Na ½ jaar is alle arbeid passend Inkomensverrekening vanaf 1 e WW-dag Cao-aanvulling Werkgevers en werknemers kunnen voor een uitkering na deze 2 jaar zelf afsprake n maken. Daarmee kan de totale duur van de uitkering (WW + cao-aanvulling) gelijk blijven aan de huidige duur van maximaal 38 maanden /Addendum PE Plus Pensioen 70

77 Schematisch overzicht aanpassingen IOW en IOAW Hoe is het? IOAW vanaf 50 jaar IOW bestond tot 1 juli 2011 Hoe wordt het? IOAW vanaf 1 januari 2015 alleen toegankelijk voor werknemers geboren vóór 1 januari 1965 IOW wordt met terugwerkende kracht verlengd tot 1 januari 2020 Schematisch overzicht IOW en IOAW IOW Voor werklozen van 60 jaar en ouder tot aan de AOW-leeftijd Inkomen van partner telt niet mee Uw partner is niet verplicht te solliciteren De IOW is een tijdelijke regeling (tot 2020) IOAW Voor werklozen tussen de 50 jaar en de AOWleeftijd Uw inkomen en dat van uw partner tellen mee Uw partner is ook verplicht te solliciteren De IOAW blijft bestaan voor kleinere groep 2.7 AOW-INBOUW Wijziging AOW-inbouw Per 1 januari 2015 wijzigt echter de rekenfactor in verband met de minimaal in aanmerking te nemen AOW-franchise. Het uitgangspunt bij een middelloonregeling is dat in 40 jaar tijd, bij pensioenleeftijd 67, met een opbouwpercentage van 1,875% per dienstjaar, een ouderdomspensioen kan worden opgebouwd van 75% van de jaarlijkse pensioengrondslagen. De factor voor berekening van de AOW - franchise wordt in verband hiermee 100/75 (in 2014 nog 100/70) en komt dan, op basis van de AOW - bedragen voor 2015, uit op (in 2014 nog ). De minimaal toe te passen AOWfranchise voor een middelloonregeling mag dus lager worden, waardoor de ruimte voor pensioenopbouw weer iets groter wordt. Voor eindloonregelingen is het uitgangspunt dat in 40 jaar met een opbouwpercentage van 1,657% een pensioen kan worden opgebouwd van 66,28% van het laatstgenoten loon (eindloon). Als gevolg hiervan wordt de factor 100/66,28. Hierdoor stijgt de minimale AOW-franchise voor eindloonregelingen en wordt de pensioengrondslag verlaag d. 2.8 HET DEFINED CONTRIBUTION STELSEL PREMIEOVEREENKOMST Omdat vanaf 2010 de rente zeer is gedaald, heeft dit direct grote gevolgen voor de hoogte van de aan te kopen pensioenen. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid doet in de hoofdlijnennota Optimalisering wettelijke kader premieovereenkomsten een aantal verbetervoorstellen. Het kabinet streeft naar aanpassing van de wetgeving per 1 januari Vanaf 2016 kunnen dan deelnemers aan een premieovereenkomst doorbeleggen in de uit keringsfase. Er komen twee varianten voor de uitkeringsfase van de premieovereenkomsten. Een variant, waarbij deelnemers in de uitkeringsfase deels kunnen doorbeleggen op basis van een individuele beleggingsstrategie en een variant, waarbij deelnemers in d e uitkeringsfase deels kunnen doorbeleggen door vanaf de pensioeningangsdatum toe te treden tot een collectief, waarin /Addendum PE Plus Pensioen 71

78 gepensioneerden beleggingsrisico en langlevenrisico met elkaar delen. Daarmee wordt één van de belangrijkste nadelen van premiepensioen weggenomen: namelijk de (te) grote afhankelijkheid van de rentestand op het moment van pensionering. Het zogenaamde langlevenrisico (de trend dat we gemiddeld in de toekomst ouder worden dan nu dat in de overlevingstabellen is verdisconteerd) ligt volledig bij de werknemer. Hybride premieovereenkomst Een bijzondere vorm van de premieovereenkomst is de hybride beschikbare premieregeling. Hierbij kan de deelnemer de beschikbare premie in één of meer beleggingsfondsen onderbrengen. Daarnaast kan ook worden gekozen om deze premie, geheel of gedeeltelijk te gebruiken voor de aankoop van een gegarandeerd, nominaal ouderdomspensioen. De werkgever bepaalt vooraf of hij de deelnemers deze keuzemogelijkheid biedt. De deelnemer kan jaarlijks beslissen om met (een deel van) de voor dat jaar beschikbaar gestelde premie te beleggen, dan wel gegarandeerd pensioen aan te kopen. Ook kan de deelnemer tussentijds, al opgebouwd (belegd) kapitaal omzetten naar gegarandeerd pensioen. De omzetting naar gegarandeerd pensioen vindt plaats tegen de marktrente die geldt op het moment van de omzetting. Na omzetting naar gegarandeerd pensioen is het veelal niet meer mogelijk om de nominale uitkering weer te wijzigen naar de beleggingsoptie. Kijkend naar de verschillende soorten pensioensystemen, zijn de risico s als volgt weer te geven: Beleggingsrisico Langlevenrisico Renterisico Kapitaalovereenkomst verzekeraar werknemer werknemer Zuivere premieovereenkomst; Beleggingen Hybride premieovereenkomst; het deel gegarandeerd pensioen werknemer verzekeraar werknemer verzekeraar werknemer verzekeraar Uitkeringsovereenkomst verzekeraar verzekeraar verzekeraar /Addendum PE Plus Pensioen 72

79 2.9 LIFECYCLE BELEGGEN Werking pensioenstabilisator in schema: De zwarte lijn is de markrente en de blauwe lijn de hoogte van de pensioenuitkering. Met een goede pensioenstabilisator voorkomt de pensioenuitvoerder dat door een forse koersdaling kort voor de pensioendatum een (groot) deel van het opgebouwde pensioenkapitaal verloren gaat. Het is een instrument dat inspeelt op de fluctuaties in de marktrente. De pensioenstabilisator moet ervoor zorgen dat de waarde van het opgebouwde pensioenkapitaal meebeweegt met de kosten van pensioen. Bij een dalende marktrente stijgen de kosten van pensioen, maar neemt de waarde v an het opgebouwde pensioenkapitaal toe. En omgekeerd. Een effectieve pensioenstabilisator voorkomt grote fluctuaties in het pensioenresultaat als de werknemer zijn of haar pensioendatum nadert DE PREMIEPENSIOENINSTELLING Op 23 september 2003 trad de zogenoemde Europese Richtlijn 2003/41/EG in werking, die het voor pensioenfondsen en pensioenverzekeraars mogelijk maakt om grensoverschrijdende pensioenproducten aan te bieden. De richtlijn is uiteindelijk op 8 februari 2006 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het kabinet heeft hierop eind 2007 een hoofdlijnennotitie uitgebracht over de invoering van een Algemene Pensioeninstelling (API). Onder een API werd verstaan: een pensioenfonds dat alle typen arbeidsgerelateerde pensioenregelingen kan uitvoeren die in het binnen- en buitenland worden aangeboden en dat flexibel is ten aanzien van het aantal beheerde pensioenregelingen, de eventuele solidariteit tussen de deelnemers en de inrichting van bestuur en (mede -)zeggenschap /Addendum PE Plus Pensioen 73

80 Het Multi-Ondernemingspensioenfonds Het Multi-OPF is de tweede fase om tot een API te komen en biedt ondernemingspensioenfondsen de mogelijkheid om de pensioenregelingen van meerdere ondernemingen gezamenlijk uit te laten voeren. Het gaat daarbij dan vooral om schaalvoordelen, met behoud van een eigen identiteit, maar wel met een gezamenlijk bestuur. Op 11 juni 2010 is dit onderdeel geïmplementeerd in de Pensioenwet 1. In een brief aan de Tweede Kamer op 4 november 2013 heeft Staatssecretaris Jetta Klijnsma laten weten voornemens te zijn op het Multi-OPF wettelijk te faciliteren. Het Multi-OPF zou dan mogelijk zijn voor ondernemingspensioenfondsen en niet-verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. De Algemene Pensioeninstelling (API) In de brief van 4 november 2013 heeft de Staatssecretaris ook aangegeven dat het nu niet opportuun is om invulling te geven aan een API die primair is gericht op grensoverschrijdende dienstverlening. Hoe de ontwikkeling van de API verder zal gaan, is nu nog niet aan te geven. Algemeen Pensioenfonds (APF) Er is een trend zichtbaar dat met name kleine pensioenfondsen moeite hebben met de uitdagingen waarvoor zij worden geplaatst als het gaat om de eisen ten aanzien van governance, risicomanagement en uitvoeringskosten. Sociale partners hebben daardoor in veel gevallen een reden de pensioenvoorziening bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. Anderzijds er is veelal ook de behoefte de verbondenheid met het eigen pensioen en de solidariteit in eigen kring te behouden. Een APF zou kunnen voorzien in deze behoefte. Op 23 januari 2014 heeft Staatssecretaris Klijnsma de Tweede Kamer het voorontwerp van de wet Algemeen Pensioenfonds toegestuurd. Het Algemene Pensioenfonds zou dus een alternatief kunnen zijn voor pensioenfondsen die in liquidatie zijn of dat op korte termijn overwegen. De beoogde ingangsdatum van de wet is 1 juli ARBEIDSOVEREENKOMST Proeftijd Een proeftijd is vanaf 1 januari 2015 niet meer toegestaan in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van maximaal 6 maanden. Bij een arbeidsovereenkomst van langer dan 6 maanden mag nog wel een onderscheid worden gemaakt wat betreft de duur van de proeftijd tussen tijdelijke arbeidsovereenkomsten en de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd Beschikken over het pensioen Probleem van korting bij afkoop klein pensioen Het probleem dat kleine pensioenen bij afkoop worden gekort, is ontstaan doordat vanaf 2013 de AOW - leeftijd jaarlijks opschuift naar uiteindelijk 67 jaar. Omdat veel ouderdomspensioenen nog steeds ingaan bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, is er een verschil in ingangsdatum ontstaan tussen de AOW-uitkering en het ouderdomspensioen. Dit verschil in ingangsdatum betekent dat voor degenen die in aanmerking komen voor afkoop van een klein pensioen én recht hebben op bijvoorbeeld een 1 Staatsblad 17 mei 2010, nr /Addendum PE Plus Pensioen 74

81 AOW-partnertoeslag of een Anw-uitkering, die afkoopsom via de inkomenstoets wordt gekort op de AOW-partnertoeslag of Anw-uitkering. De afkoopsom klein pensioen verlaagt dus in het jaar van ontvangst de AOW-partnertoeslag of de Anw-uitkering. Dit effect is voor betrokkenen uiteraard ongewenst. De oplossing betekent dat pensioenfondsen en verzekeraars vanaf 2015 werken met het keuzerecht en dat ze dit actief gaan aanbieden aan degenen die in of na 2015 kunnen afkopen. Ook mensen die al eerder een aanbod hebben gekregen voor afkoop in 2015 krijgen alsnog de keuze om afkoop uit te stellen. Op 28 januari 2015 heeft Staatssecretaris Klijnsma een voorstel gedaan in de Tweede Kamer om het Inkomensbesluit sociale zekerheidswetten te wijzigen en t e regelen dat de afkoopsom klein pensioen volledig wordt vrijgelaten, zodat daarmee elke onduidelijkheid wordt weggenomen. Belanghebbenden met een AOW-partnertoeslag en een Anw-uitkering zullen niet langer financiële nadelen ondervinden als zij een dergelijke afkoopsom ontvangen. Als de belanghebbenden geen gebruik (zouden kunnen) maken van het geregelde keuzerecht als hierboven uitgelegd, dan zou de afkoopsom alsnog geheel of gedeeltelijk in mindering gebracht worden op de AOW -partnertoeslag. Dit is geen wenselijke situatie, aldus Staatssecretaris Klijnsma WAARDEOVERDRACHT PENSIOENAANSPRAKEN Het verzoek tot waardeoverdracht moest tot uiterlijk binnen zes maanden na het verwerven van pensioenaanspraken worden ingediend. Indien het verzoek na zes maanden wordt ingediend, was de pensioenuitvoerder niet verplicht mee te werken aan de uitvoering van de waardeoverdracht. Op 15 oktober 2014 is in de Kamer - als amendement op het Nieuwe Financieel Toetsingskader (nftk) - aangenomen dat de termijn van zes maanden komt te vervallen. Per is in onder andere artikel 71 van de Pensioenwet (het derde lid) de termijn van zes maanden dan ook vervallen. Het recht op waardeoverdracht is hiermede vergroot en er is voor deelnemers meer tijd om te beslissen over de (on)wenselijkheid van de waardeoverdracht PENSIOEN IN DE LOONBELASTING In het Vraag & Antwoord d.d is het begrip restbegunstiging toegelicht: Onder restbegunstiging wordt verstaan conform artikel 18 eerste li d, onderdeel a, van de Wet LB: "Restbegunstiging" is een verwaarloosbaar kleine kans dat bij het overlijden van een werknemer voor de pensioendatum een kapitaal uit hoofde van de pensioenregeling ineens wordt uitgekeerd aan een erfgenaam die niet tot de kring van verzorgden in de zin van artikel 18 (thans artikel 11, derde lid) van de Wet op de loonbelasting 1964 behoort. Een statistisch aantoonbare verwaarloosbare kans omdat in de "standaardsituatie" het tot uitkering komende kapitaal altijd wordt aangewe nd voor aankoop van een nabestaanden- en/of wezenpensioen. (...)" /Addendum PE Plus Pensioen 75

82 Hieruit volgt dat van een uitzonderlijk geval van restbegunstiging slechts sprake kan zijn in de opbouwfase en dan nog alleen voor werknemers met een partner. Ingeval de werknemer alleenst aand wordt als gevolg van overlijden van de partner, dient de verzekeringsovereenkomst binnen een redelijke termijn te worden aangepast. Ook bij een scheiding dient aanpassing van de overeenkomst plaats te vinden aangezien de pensioenregeling na de scheiding op het punt van het partnerpensioen nog slechts mag voorzien in een aan de ex-partner(s) toekomend bijzonder partnerpensioen. De aanpassing van de verzekeringsovereenkomst kan op twee manieren plaatsvinden: 1. De verzekering wordt omgezet in een verzekering bij leven. Hiernaast kan sprake zijn van een afzonderlijke verzekering voor het bijzondere partnerpensioen voor de ex -partner(s) of voor het wezenpensioen. 2. De begunstiging wordt aangepast. Voor zover het kapitaal bij overlijden meer bedraagt dan de koopsom voor een eventueel toegekend bijzonder partnerpensioen of voor een wezenpensioen in de zin van artikel 18c, eerste of tweede lid, van de Wet LB, dient de werkgever of het pensioenfonds van de werkgever als restbegunstigde te worden aangewezen PENSIOENGEVEND LOON Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen 2015 Het pensioengevend loon is vanaf 1 januari 2015 beperkt tot Vanaf het pensioengevend loon van is pensioen gedefiscaliseerd en vervalt de omkeerregel. Ter compensatie van de pensioenterugval die hierdoor ontstaat, is per 1 januari 2015 de mogelijkheid van nettopensioen (2 e pijler) en nettolijfrente (3 e pijler) ontstaan Maximale opbouw Verlaging opbouwpercentage eindloonregeling vanaf 1 januari 2015 Op 1 januari 2015 is de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen van kracht. De wet is voortgekomen uit het Pensioenakkoord van het kabinet Rutte II. Op basis van deze wet (ook wel Witteveenkader 2015 genoemd) mag vanaf 1 januari 2015 een op een eindloonstelsel gebaseerd ouderdomspensioen niet meer bedragen dan 1,657% per dienstjaar. Dat betekent dat dan een op basis van een eindloonregeling opgebouwd pensioen op maximaal op 66,28% van de laatste pensioengrondslag uitkomt bij 40 opbouwjaren. De opgebouwde rechten op b asis van de hogere opbouwpercentages van vóór 1 januari 2015 blijven behouden. Er ontstaat dus een knip in de opbouw van eindloonregelingen die reeds vóór 1 januari 2015 bestonden. Op het pensioengevend loon is vanaf 1 januari 2015 ook de maximering van van toepassing. Verlaging opbouwpercentage middelloonregeling vanaf 1 januari 2015 In de - eerder bij eindloon beschreven - Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen zijn ook de maximale opbouwpercentages van het middelloonpensioen beperkt. Vanaf 1 januari 2015 mag een op een middelloonstelsel gebaseerd ouderdomspensioen niet meer bedragen dan 1,875% per dienstjaar. Dat betekent dat dan een op basis van een middelloonregeling opgebouwd pensioen op maximaal op 75% van de laatste pensioengrondslag uitkomt bij 40 opbouwjaren. De opgebouwde rechten op basis van de hogere /Addendum PE Plus Pensioen 76

83 opbouwpercentages van vóór 1 januari 2015 blijven behouden. Er ontstaat dus een knip in de opbouw van middelloonregelingen die reeds voor 1 januari 2015 bestonden. Op het pensioengevend loon is vanaf 1 januari 2015 ook de maximering van van toepassing. Verlaging staffels beschikbare premieregelingen vanaf 1 januari 2015 Ook de staffels worden uit hoofde van de Wet verlaging maximumopbouw - en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen verlaagd. Hiervoor zijn de staffels van het besluit van 12 februari 2013, nr. BLKB2013/43M aangepast. De nieuwe staffels zijn vanaf 1 januari 2015 gebaseerd op een op een middelloonstelsel gebaseerd ouderdomspensioen van 1,875% per dienstjaar. De opgebouwde waarden op basis van de hogere staffels van vóór 1 januari 2015 blijven behouden. Er ontstaat dus een knip in de opbouw van beschikbare premieregelingen die reeds vóór 1 januari 2015 bestonden. Nettostaffels per 2015 De maximale premiestaffels per 2015 zijn gebaseerd op het Vraag & Antwoord d.d van de Belastingdienst. Hieronder staat een vergelijk tussen nettostaffel II 4% rekenrente 2014, en nettostaffel II 3% rekenrente Leeftijdsklassen tot 67 jaar Fiscaal maximale premiestaffel per 2015 op basis van 4% Fiscaal maximale premiestaffel per 2015 op basis van 3% 15 tot en met 19 4,10% 7,20% 20 tot en met 24 4,70% 8,00% 25 tot en met 29 5,70% 9,30% 30 tot en met 34 6,90% 10,80% 35 tot en met 39 8,40% 12,50% 40 tot en met 44 10,20% 14,60% 45 tot en met 49 12,50% 17,00% 50 tot en met 54 15,40% 19,80% 55 tot en met 59 18,90% 23,30% 60 tot en met 64 23,60% 27,70% 65 tot en met 66 27,70% 31,50% Bij het pensioengevend loon is vanaf 1 januari 2015 ook de maximering van van toepassing. De premiestaffel op basis van 4% rekenrente Bij het vaststellen van de fiscale premiestaffels worden strikte normen gehanteerd. Zo regelt artikel 18a lid 3 Wet Loonbelasting dat opbouw van het ouderdomspensioen op basis van een beschikbare premieregeling, tijdsevenredig moet gebeuren. Tijdsevenredig wil zeggen dat met de jaarlijkse premie - inleg telkens eenzelfde bedrag aan pensioen kan worden ingekocht. Voo r de berekening worden dan enkele vaste grondslagen gehanteerd. Een van die grondslagen is een tijdens de kapitaalopbouw te verwachten rendement van 4%. De voorgeschreven tijdsevenredige opbouw maakt dat de jaarlijks in te leggen premie, met het toenemen van de leeftijd, dient te stijgen. Immers, als de periode, waarover 4% rendement wordt gemaakt, een jaar korter is geworden, zal er op dat moment meer premie moeten /Addendum PE Plus Pensioen 77

84 worden ingelegd om op de pensioendatum eenzelfde bedrag aan pensioen te kunnen inkopen. Omwi lle van administratieve vereenvoudiging zijn leeftijdscohorten van vijf jaar vastgesteld. De premiestaffel op basis van 3% rekenrente De mogelijkheid bestaat om een door het Ministerie van Financiën gepubliceerde premiestaffel te hanteren, die niet op 4%, maar op 3% verwacht rendement is gebaseerd. Deze 3%-staffel maakt een substantieel hogere inleg mogelijk, in vergelijking met de 4%-staffel. Immers, om een beoogd resultaat op de pensioendatum te kunnen behalen, is met een tussentijds rendement van 3% e en aanzienlijk hogere inleg nodig, dan met 4% rendement. Met een hogere netto inleg wordt in beginsel overigens naar een hoger pensioenresultaat gestreefd. Beleggingsrendementen en een bovenmatig pensioen Bij een beschikbare premieregeling op basis van 4% rekenrente kan door een hoog behaald rendement op beleggingen op de pensioendatum een situatie ontstaan waarin een hoger pensioen wordt behaald dan 100% van het dan geldende pensioengevende salaris. In dat geval wordt het overschot aan pensioenkapitaal in één keer aan de pensioengerechtigde uitgekeerd, onder inhouding van loonheffing. In het geval van een staffel op basis van 3% rekenrente vervalt een eventueel overschot aan de pensioenuitvoerder als blijkt dat het pensioen door goede beleggingsresultaten hoger is dan, ter vergelijk, het pensioen op basis van eindloon. In dat geval mag overigens wel rekenkundig rekening worden gehouden met de fiscaal maximale indexatie van het aan te kopen pensioen. Nu is het risico van een bovenmatig pensioen weliswaar klein, maar niet ondenkbaar. Vooral bij toepassing van een maximale staffel. Toetsing op de bedoelde bovenmatigheid dient plaats te vinden bij specifieke gebeurtenissen, te weten: bij waardeoverdracht; bij onderlinge uitruil van pensioen; bij het overlijden van een deelnemer; bij echtscheiding/beëindiging partnerschap van een deelnemer; bij emigratie van een deelnemer; op de ingangsdatum van enige soort pensionering; bij tussentijdse uitdiensttreding; bij relevante fiscale wetswijziging. In schema: Toetsmoment 4% rekenrente 3% rekenrente Bij aanvang van de regeling en bij Bij aanvang van de regeling en bij pensionering pensionering Bij life-events zoals: expiratie, waardeoverdracht, uitruil, emigratie, echtscheiding en wijziging van de fiscale wetgeving Wat in geval van bovenmatigheid? Het overschot wordt in één keer uitgekeerd en progressief belast (loonbelasting) Het overschot vervalt aan de verzekeraar /Addendum PE Plus Pensioen 78

85 Mogelijkheid van bijsparen Bijsparen in verband met pensioentekort uit het verleden is mogelijk Bijsparen over het verleden is niet mogelijk Nettopensioen en nettolijfrente De collectieve pensioenregeling valt binnen de wettelijke kaders van de tweede pijler. Vanaf 1 januari 2015 zijn de regels voor pensioenopbouw in de tweede pijler veranderd. Het maximale opbouwpercentage gaat niet alleen naar beneden van 2,15% naar 1,875% voor een middelloonregeling (en dus ook de beschikbare premiestaffels), ook het pensioengevend salaris is gemaximeerd tot bij een fulltime dienstverband (artikel 18g W et LB). Dit betekent dat voor werknemers met een salaris boven de gevolgen extra groot zijn. Bron: brochure Pensioen Continue Plan van Delta Lloyd. Voorbeelden van de impact van de terugval in ouderdomspensioen nominaal Leeftijd Salaris Netto daling per /Addendum PE Plus Pensioen 79

86 Voorbeeld van de impact van de terugval in partnerpensioen nominaal Leeftijd Salaris Netto daling per De terugval aan ouderdoms- en partnerpensioen kan dus fors zijn! Tegemoetkoming De overheid heeft een nieuwe spaarmogelijkheid op vrijwillige basis geïntroduceerd. Voor de verlaging van de maximale opbouwpercentages en het salaris boven kunnen werknemers via een nettolijfrente of een nettopensioen een aanvullende oudedagsvoorziening opbouwen. Deze opbouw komt ongeveer overeen met een jaarlijkse bruto pensioenopbouw van 1,875% middelloon. De inleg is niet fiscaal aftrekbaar en de uitkeringen zijn onbelast. De waarde van deze nettolijfrente of nettopensioen is vrijgesteld in box 3, zolang het doel is om te voorzien in een salaris voor de oude dag. In het Besluit van 11 december 2014, Stb. 2014, 529 zijn de voorwaarden voor het nettopensioen vastgelegd. Op basis van dit Beslu it zullen in de Pensioenwet delegatiebepalingen worden opgenomen voor het nettopensioen. Nettopensioen kan worden uitgevoerd door pensioenfondsen en verzekeraars. De nettolijfrentevariant door verzekeraars en banken. De werkgever bepaalt of hij voor de werknemers met een inkomen boven euro een netto spaarfaciliteit wil introduceren. Nettopensioen of nettolijfrente? De pensioenterugval kan dus ontstaan door de verlaging van de maximale opbouwpercentages, maar ook door de maximering van het pensioengevend salaris. Bij nettopensioen gaat het om pensioen in de zin van de Pensioenwet. Het nettopensioen blijft een onderdeel van het arbeidsvoorwaardelijk pakket van de werkgever. Het gaat dan om een onderdeel van de pensioenafspraken tussen werkgever en werknemer. De Pensioenwet is dan ook van toepassing op het nettodeel van het pensioen. De nettolijfrente is geen pensioen in de zin van de Pensioenwet. Deelname aan de nettolijfrente staat geheel los van de pensioenafspraken tussen werkgever en werknemer. De nettolijfrente is in principe geen onderdeel van het arbeidsvoorwaardelijk pakket van de werkgever. Dit kan wel, als de werkgever collectiviteitsvoordelen wil behalen door een mantelovereenkomst met een verzekeraar te sluiten. Het voordeel hiervan is dat er dan kortingen verleend worden door de verzekeraar op bijvoorbeeld de administratiekosten. De Pensioenwet is bij een /Addendum PE Plus Pensioen 80

87 nettolijfrente niet van toepassing. Nettopensioen wordt uitgevoerd in de tweede pijler; nettolijfrente in de derde pijler. Voor het nettopensioen gelden de voorwaarden die voortvloeien uit de Pensioenwet en uit de Wet IB Voor de nettolijfrente gelden alleen de voorwaarden uit de Wet IB Hoogte van de maximale inleg in nettopensioen en nettolijfrente De overheid heeft de hoogte van de premie fiscaal gemaximeerd. Dit betekent dat de premie binnen een bepaald opbouwpercentage, de zogenaamde staffel, moet blijven. De premies binnen deze staffels zijn leeftijdsafhankelijk. Er zijn een nettopensioenstaffel en een nettolijfrentesta ffel ontwikkeld. Voor het nettopensioen mag een staffel worden gebruikt die uitgaat van 3% rekenrente. Daardoor is de maximaal in te leggen premie hoger. 2 e pijler Nettopensioenstaffel, 3% rekenrente 3 e pijler Nettolijfrentestaffel, 4% rekenrente Leeftijd Premiepercentage Leeftijd Premiepercentage 15 tm 19 4,0% 15 2,3% 20 tm 24 4,6% 20 2,7% 25 tm 29 5,3% 25 3,3% 30 tm 34 6,0% 30 3,9% 35 tm 39 6,9% 35 4,7% 40 tm 44 8,0% 40 5,7% 45 tm 49 9,2% 45 6,8% 50 tm 54 10,6% 50 8,3% 55 tm 59 12,2% 55 9,9% 60 tm 64 14,0% 60 11,9% 65 tm 66 15,3% 65 13,5% Bij gebruik van de nettopensioenstaffel is er sprake van een uitkeringsbegrenzing. Uitvoerders moeten dan toetsen op bovenmatigheid bij de zogenoemde life-events. Een eventueel overschot vloeit terug naar de uitvoerder. Bij de nettolijfrentestaffel is er geen sprake van bovenmatigheidstoetsing. Niet alleen de terugval aan ouderdomspensioen kan worden gerepareerd, ook de verlaging van het partnerpensioen kan aanvullend worden verzekerd. Overzicht verschillen tussen het nettopensioen en nettolijfrente Omschrijving Tweede pijler Derde pijler nettopensioen nettolijfrente Wie is de verzekeringnemer? Werkgever Werknemer /Addendum PE Plus Pensioen 81

88 Wat tekent de werkgever? Hoe wordt de nettoregeling vastgelegd tussen werkgever en werknemer? Welke communicatiemiddelen ontvangt de werknemer? Heeft werknemer keuze bij uitkering ouderdomspensioen (tijdelijk of levenslang)? Heeft werknemer keuze bij uitkering partnerpensioen (tijdelijk of levenslang)? Kan werknemer zijn nettoregeling afkopen? Is de Bescherming Pensioenwet van toepassing? Welk opbouwpercentage is van toepassing? Aan wie valt opbouw vrij bij overlijden? Uitvoeringsovereenkomst conform eisen Pensioenwet Pensioenreglement Startbrief & UPO, Kosten & waardeoverzicht Nee Nee Nee Ja Nettopensioenstaffel met 3% rekenrente en fiscale toets op bovenmatigheid Alleen partner Werkgeversovereenkomst Akkoordverklaring benadering werknemers Arbeidsvoorwaarden Polis, polisvoorwaarden. Kosten & waardeoverzicht Ja Ja Ja Nee Nettolijfrentestaffel met 4% rekenrente, geen fiscale toets op bovenmatigheid Begunstigde (aan te wijzen door werknemer) Vrijwillige deelname en bijdrage werkgever Het nettopensioen en de nettolijfrente zijn vrijwillige regelingen voor werknemers met een inkomen boven en/of werknemers die de verlaging van de maximale opbouwpercentages willen opvangen. Wanneer de werkgever een regeling aanbiedt, is de werknemer niet verplicht om hieraan deel te nemen. Hij kan zelf bepalen of alleen het partnerpensioen wordt gerepareerd of alleen het ouderdomspensioen of beiden. Maar de werknemer kan ook besluiten helemaal niets doen. Het nettopensioen valt wel onder de verplichtstelling van bedrijfstakpensioenfondsen. De bij een bedrijfstakpensioenfonds aangesloten werkgever is verplicht om de vrijwillige regeling van nettopensioen aan de pensioendeelnemer aan te bieden. Met de verplichtstelling wordt echter niet bedoeld dat de deelnemer ook verplicht is om deel te nemen! De deelnemer kan dus ook kiezen voor de nettolijfrente. Door aanpassing van het Vrijstellings- en boetebesluit BPF 2000 krijgt de werkgever de mogelijkheid om het nettopensioen onder te brengen bij een andere pensioenuitvoerder. Dat nettopensioen moet dan wel gelijkwaardig zijn aan dat wat het bedrijfstakpensioenfonds aanbiedt /Addendum PE Plus Pensioen 82

89 Instemming deelnemers De verlaging van de maximale opbouwpercentages en de maximering van het pensioengevend salaris zal veelal een wijziging betekenen van de arbeidsovereenkomst. In artikel 7:655 BW is geregeld dat de werkgever verplicht is om bij wijziging van een arbeidsvoorwaarde de werknemer van alle noodzakelijke informatie te voorzien die deze nodig heeft om zich een goed beeld te vormen van de voor hem relevante consequenties. In het geval dat dit niet of niet volledig is gebeurd, kan de werknemer later mogelijk succesvol een beroep doen op artikel 3:228 BW. Als op grond van dit artikel dwaling kan worden aangetoond, kan nietigheid van de gewijzigde overeenkomst worden ingeroepen en nakoming van de oude ove reenkomst worden gevorderd. Dit kan (behoorlijke) financiële consequenties met zich meebrengen. Ook de Pensioenwet schrijft voor dat de werkgever de werknemer tijdig informeert over de wijziging van de pensioenregeling. Dus ook over een verlaging van de pensioenen. Het is dus van belang dat de adviseur de werkgever erop wijst dat hij tijdig en volledig communiceert over de gevolgen van de wettelijke aanpassingen per 1 januari Verstandig is dat de werkgever ook gelijk duidelijk maakt of hij het nettopensioen of de nettolijfrente gaat faciliteren. Ook duidelijkheid met betrekking tot compensatie van de premieterugval is hierbij van belang. Maar is een werkgever ook compensatieplichtig? Als de werkgever op grond van een fiscale wetswijziging de pensioe novereenkomst wenst aan te passen, volstaat die wetswijziging niet als argument voor een beroep op een eenzijdig wijzigingsbeding. Daarvoor zal veelal nodig zijn dat de werkgever, om de aantasting van de arbeidsvoorwaarde pensioen te compenseren, tevens een passende oplossing, zoals een financiële compensatie, aanbiedt. Strikt genomen bestaat er echter arbeidsrechtelijk gezien geen wettelijke verplichting tot compensatie. In de rechtspraak geldt echter in beginsel de hoofdregel dat de premievrijval aan de w erknemer ten goede dient te komen. Dit bleek uit jurisprudentie rond de VPL-wetgeving, waarin toen de stellingname van de werkgever dat hij niet hoefde te compenseren, omdat de wetswijziging leidde tot fiscale bovenmatigheid in de oude pensioenregeling, niet succesvol was (Ktr. Den Haag 11 november 2003, PJ 2005/5 en Hof Den Haag 29 juni 2010, LJN BM9719, r.o. 6.) INGANGSDATUM OUDERDOMSPENSIOEN Maximale opbouwpercentages ouderdomspensioen met een eerdere ingangsdatum dan 67 jaar In het overzicht hieronder zijn de vanaf 1 januari 2015 geldende maximale, herrekende opbouwpercentages opgenomen voor ouderdomspensioen met een eerdere ingangsdatum dan 67 jaar. Pensioenleeftijd volgens pensioenregeling Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een eindloonstelsel Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een middelloonstelsel 67 1,657 1, ,536 1, ,428 1, /Addendum PE Plus Pensioen 83

90 64 1,329 1, ,240 1, ,158 1, ,084 1, ,015 1,149 Maximale opbouwpercentages ouderdomspensioen plus partnerpensioen met een eerdere ingangsdatum dan 67 jaar Pensioenleeftijd volgens pensioenregeling Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een eindloonstelsel Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een middelloonstelsel 67 1,657 1, ,557 1, ,465 1, ,380 1, ,302 1, ,230 1, ,163 1, ,101 1, Partnerpensioen Vanaf 1 januari 2015 De percentages zijn opnieuw verlaagd vanaf 1 januari Vanaf die datum is een eindloonstelsel gebaseerd partnerpensioen per dienstjaar of ontbrekend dienstjaar niet meer dan 1,160% van het pensioengevend loon of het bereikbare pensioengevend loon. Bij een op een middelloonstelsel gebaseerd partnerpensioen bedraagt dit percentage 1,313%. Bij het pensioengevend loon is vanaf 1 januari 2015 ook de maximering van van toepassing. Deze maximering werkt ook door in de hoogte van het te bereiken partnerpensioen. In schema: Middelloon Eindloon Middelloon 2015 Eindloon Partnerpensioen 1,51% per 1,33% per 1,313% per 1,160% per (maximaal) dienstjaar dienstjaar dienstjaar dienstjaar Wezenpensioen 0,302% per 0,266% per 0,263% per 0,232% per (maximaal) dienstjaar dienstjaar dienstjaar dienstjaar Wezenpensioen Vanaf 1 januari /Addendum PE Plus Pensioen 84

91 De percentages zijn opnieuw verlaagd per 1 januari Vanaf die datum is een eindloonstelsel gebaseerd wezenpensioen per dienstjaar of ontbrekend dienstjaar niet meer dan 0,232% van het pensioengevend loon of het bereikbare pensioengevend loon. Bij een op een middel loonstelsel gebaseerd partnerpensioen bedraagt dit percentage 0,263%. Bij het pensioengevend loon is vanaf 1 januari 2015 ook de maximering van van toepassing. Deze maximering werkt ook door in de hoogte van het te bereiken wezenpensioen. Zie ook het schema bij de paragraaf partnerpensioen FRANCHISES Vanwege de beperking van het fiscale kader per 1 januari 2015 worden vanaf die datum ook verschillende minimaal toe te passen franchises ingevoerd voor eindloonregelingen en voor middelloon - en beschikbare premieregelingen. Voor 2014 gold nog één minimaal toe te passen franchise van In onderstaande tabel ziet u wat de wijzigingen zijn per 1 januari Middelloon en Eindloon 2014 Middelloon en Eindloon 2015 beschikbare beschikbare premie 2014 premie 2015 Fiscaal minimale AOW-franchise Wat is de invloed van de wijzigingen op de hoogte van het partner - en wezenpensioen? De hierboven genoemde aanpassing van de toe te passen franchises heeft veelal ook gevolgen voor de hoogte van het te verzekeren partner- en wezenpensioen. In de meeste pensioenregelingen wordt de dekking van partner- en wezenpensioen berekend volgens het eindloonsysteem. In die pensioenregelingen stijgt dan de te hanteren franchise van naar Hierdoor worden de verzekerde bedragen voor het partner- en wezenpensioen dus lager. In de Staatscourant van 2 oktober 2014 is gepubliceerd dat het gedurende 3 jaar toch is toegestaan om één franchise (de lage van ) te hanteren in middelloon- en beschikbare premieregelingen, mits het partner- en wezenpensioen op risicobasis worden verzekerd. Dat betekent dat de achteruitgang van het partner - en wezenpensioen tijdelijk kan worden beperkt NIEUW FINANCIEEL TOETSINGSKADER Op 17 december 2014 is het wetsvoorstel Wet Aanpassing Financieel Toetsingskader pensioenfondsen aangenomen in de Eerste Kamer. Vanaf 1 januari 2015 gelden de nieuwe financiële regels voor pensioenfondsen. De nieuwe regels hebben vooral betrekking op de afspra ken over premiestelling, premiekorting, indexatieverlening, bijstortingen, dekkingsgraad en herstelplansystematiek. De belangrijkste verbeteringen die hiermee nagestreefd worden zijn: Het verspreiden van financiële mee- en tegenvallers over de tijd. Dit zorgt voor meer stabiliteit in de pensioenuitkering van mensen. Er komen duidelijke, eerlijke en evenwichtige regels voor de indexatie van pensioenen, voor jong en oud. Er komt een stabiele premie /Addendum PE Plus Pensioen 85

92 Er zal één integraal FTK komen op basis van gemeenschappelij ke uitgangspunten met ruimte voor 2 soorten pensioencontracten: het (bestaande) nominale contract en het (nieuwe) reële contract. Een nominaal contract betreft meestal een middelloonregeling met voorwaardelijke indexatie en de aanspraak is loongerelateerd. Het reële contract betreft een aanspraak die eveneens loongerelateerd is, maar de pensioenregeling wordt jaarlijks automatisch geïndexeerd. Daardoor heeft dit contract een reëel karakter /Addendum PE Plus Pensioen 86

93 Vaststelling van de benodigde pensioenpremies Ook in het nftk bestaat de kostendekkende premie uit vier onderdelen: 1. De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van nieuwe pensioenverplichtingen; 2. Een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds; 3. Een opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen; 4. Een opslag voor de financiering van de voorwaardelijke toeslagverlening. De Voorziening Pensioenverplichting VPV dient op marktconforme wijze te worden gewaardeerd. De rente die hierbij gehanteerd wordt, is de actuele rentetermijnstructuur, Ultimate Forward Rate, die maandelijks door DNB wordt gepubliceerd. De Ultimate Forward Rate (UFR) is op 30 juni 2012 voor verzekeraars in Nederland ingevoerd. De UFR is een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin onvoldoende handel bestaat vanwege de lange looptijd. Deze rekenrente wordt ook gebruikt bij de berekening van pensioenverplichtingen. Op die manier zorgt dat ervoor dat de berekening van die verplichting minder gevoelig is voor schommelingen en mogelijk verstoorde omstandigheden op de financiële markten. Pensioenfondsen gebruiken de actuele rentecurve om de hoogte van de toekomstige verplichtingen aan de deelnemers te kunnen berekenen. DNB publiceert elke maand een tabel met daarin de rentes die moeten worden gebruikt voor divers e uitkeringen met verschillende looptijden. De staatssecretaris stemde bij de behandeling van het nftk in de Eerste kamer in met het voorstel om Nederlandsche Bank te vragen pensioenfondsen toe te staan om met de huidige rekenrente te blijven rekenen tot begin 2015 en tot duidelijk wordt met welke rekenrente Brussel komt voor verzekeraars. Belangrijke aspecten voor de uitwerking van het nftk Dekkingsgraadmiddeling: tot 1 januari 2015 was er één moment in het jaar waarop de dekkingsgraad werd bepaald. Hierop werden dan belangrijke beslissingen genomen over premiekortingen, terugstortingen, pensioenkortingen en toeslagen (indexatie). In het kader van het zogenoemde beleidsdekkingsgraad in het nftk is nu bepaald dat er een gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden wordt toegepast in plaats dus van één bepaald moment. Hierdoor zal de gerapporteerde dekkingsgraad minder fluctueren dan op dit moment het geval is. Het 12-maands voortschrijdend gemiddelde geldt voor zowel nominale als reële pensioencontracten. Keuze discontovoet: pensioenfondsen hebben als streven het beleggingsbeleid aan te laten sluiten bij de pensioenverplichtingen. Een zo hoog mogelijk rendement met acceptabele risico s is de doelstelling. De rente die pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken, is een variabele rente. Nominale rente: het uitgangspunt hiervoor is de risicovrije swaprente, aangevuld met de UFR. Bij toepassing van een 12-maands voortschrijdend gemiddelde dekkingsgraad komt naar verwachting de 3-maands middeling van de rentetermijnstructuur te vervallen. Afslag inflatie: voor reële contracten zal de disconteringsvoet van de huidige swaprente veranderen in een geconstrueerde reële rekenrente, die wordt vastgesteld als nominale rente inclusief UFR + een looptijdsafhankelijke risico-opslag een verwachte inflatie (2% vanaf een looptijd van 10 jaar). Risico-opslag: voor reële contracten geldt een looptijdsafhankelijke risico -opslag die oploopt naar ca. 1,5% voor zeer lange looptijden, ongeacht de samenstelling van de beleggingen. Het is voor pensioenfondsen van belang om een bepaalde /Addendum PE Plus Pensioen 87

94 rendementsdoelstelling te hebben. Zakelijke waarden, zoals aandelen, zullen hierbij belangrijk zijn. Voor de risico-opslag geldt dat de portefeuille 50% zakelijke waarden en 50% vastrentende waarden bevat. Als dat niet het geval is, bijvoorbeeld bij minder dan 50% zakelijke waarden, dan leidt dit tot een neerwaartse aanpassing in de toeslagverlening. Veranderingen in nominaal contract: het vereist eigen vermogen in een nieuw nominaal contract wordt 5% hoger en een fonds mag niet meer indexeren dan het in enig jaar aan vermogen voor toekomstige indexatie beschikbaar heeft. Naar verwachting zullen deze maatregelen de toeslagverlening in een nieuw nominaal contract verlagen ten opzichte van de huidige situatie. Aanpassingsmechanisme Financiële Schokken (AFS): voor het reële contract gaat AFS gelden. Schokken in de dekkingsgraad zullen worden verwerkt in een periode van minimaal 3 en maximaal 10 jaar. De schokken worden verwerkt in een uniform aanpassingspercentage bovenop de onvoorwaardelijke toeslagverlening. Hierdoor kan een onvolledige toeslag plaatsvinden of zelfs kan er worden gekort. Haalbaarheidstoets: de haalbaarheidstoets vervangt de huidige continuïteitsanalyse voor zowel het nominale als het reële contract. Bij aanvang van een pensioencontract moet het pensioenfonds kunnen aantonen dat met de gekozen financiële opzet (als gekeken wordt naar de feitelijke, financiële positie) het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau aansluit bij de gewekte verwachtingen over de pensioenambitie. In beginsel zal deze toets jaarlijks uitgevoerd worden en de uitkomsten vormen de grondslag voor de communicatie met de deelnemers over de koopkracht en risico s van hun pensioen. Prudent person: het beleggingsbeleid van pensioenfondsen wordt getoetst aan de hand van de prudent person regel, waarbij de toezichthouder zal toetsen of het feitelijke beleggingsbeleid van pensioenfondsen overeenkomt met hun strategische kaders. Een pensioenfonds kan kiezen voor een lager of hoger risicoprofiel, waardoor er ook een lager of hoger rendement behaald kan worden. De haalbaarheidstoets zal vervolgens aangeven welke gevolgen een lager of hoger risicoprofiel op de lange termijn heeft voor het reële pensioenresultaat. Voor het reële contract komt er nog een risicotoets. Deze toets heeft als doel om te kijken of een pensioenfonds op enig moment meer of minder beleggingsrisico neemt dan past bij het vooraf gedefinieerde risicoprofiel. De risicotoets wordt enkele malen per jaar uitgevoerd om het beleggingsbeleid van pensioenfondsen te monitoren. De toets heeft zowel betrekking op de beleggingen als op de verplichtingen van het pensioenfonds (mismatchrisico). Toeslagen In het FTK tot 31 december 2014 was bepaald dat er niet mag worden geïndexeerd wanneer de dekkingsgraad lager is dan 105%. In het nftk zijn er drie nieuwe grenzen voor het verlenen van de toeslagen: de indexatiedrempel: de indexatiedrempel houdt in dat er niet mag worden geïndexeerd bij een beleidsdekkingsgraad lager dan 110% (was 105%). de indexatieregel: de indexatieregel geeft aan met welk percentage de pensioenaanspraken mogen worden verhoogd bij een beleidsdekkingsgraad boven de 110%. de inhaalindexatieregel: de inhaalindexatieregel geeft aan wanneer een fonds alsn og een toeslagverlening mag doen voor in het verleden niet-verleende toeslagen. Dit geldt overigens ook voor het herstellen van in het verleden doorgevoerde kortingen /Addendum PE Plus Pensioen 88

95 De nieuwe indexatiegrenzen maken dat fondsen minder snel tot toeslagen mogen overgaan. Herstelplansystematiek De kortetermijn- en langetermijnherstelplannen zijn vervallen. Hiervoor in de plaats is één herstelplan gekomen, dat elk jaar moet worden geactualiseerd. Elk jaar dat bij een fonds de beleidsdekkingsgraad onder het vereiste vermogen zit, moet het fonds een (nieuw) herstelplan opstellen en uitvoeren. Kortingsregels Naast de gewijzigde Herstelplansystematiek zijn ook de kortingsregels gewijzigd. In veel gevallen zal er eerder gekort moeten gaan worden dan voorheen. Wel zal de omvang van de kortingen minder groot zijn. Premiekortingen en terugstortingen De regels voor het verlenen van premiekortingen en terugstortingen zijn gelijk gesteld en zorgen ervoor dat een fonds minder snel een korting mag verlenen of een terugstorting mag doe n RENTABILITEITSRATIO Return on Assets of rentabiliteit totaal vermogen laat de winstgevendheid zien van het gemiddeld totaal vermogen vóór aftrek van interest. De nettowinst vóór belasting + rentekosten (of rentelasten) worden samen ook wel het bedrijfsresultaat (EBIT) genoemd. EBIT betekent: Earnings Before Interest and Tax. Nettowinst vóór belasting+ rentekosten Return on Asset = x 100% Gemiddeld totaal vermogen Return on Equity is het rendement op eigen vermogen (vóór of na belasting). Nettowinst vóór of na belasting Return on Equity = x 100% Gemiddeld eigen vermogen /Addendum PE Plus Pensioen 89

96 320152/Addendum PE Plus Pensioen 90

97 3 DE DGA EN ZIJN SALARIS Wijziging gebruikelijk loon DGA in 2015 De gebruikelijkloonregeling wordt in 2015 aangepast. Deze regeling bepaalt op welk bedrag het lo on van de directeur-grootaandeelhouder (DGA) minimaal moet worden gesteld. Het begrip meest vergelijkbare dienstbetrekking wordt ingevoerd. De regel dat het loon minimaal gesteld wordt op het hoogste loon van de overige medewerkers, wordt aangepast. Daa rnaast wordt de doelmatigheidsmarge van 30% aangepast naar 25%. Voor 2015 geldt een overgangsregeling vanwege lopende afspraken tussen DGA s en de Belastingdienst. Meest vergelijkbare dienstbetrekking Het loon van de DGA moet worden getoetst aan het loon van de medewerker met de meest vergelijkbare dienstbetrekking in plaats van het huidige criterium soortgelijke dienstbetrekking. Dit laatste begrip leidt in de praktijk regelmatig tot discussie met de Belastingdienst, omdat de functie van DGA s moeilijk te vergelijken is. Ook kan een soortgelijke dienstbetrekking ontbreken. Een meest vergelijkbare dienstbetrekking bestaat wel bijna altijd. Bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking zijn ook vergelijkingen mogelijk met werknemers die niet hetzelfde werk d oen. Daardoor is het bijvoorbeeld mogelijk om het loon van een zelfstandig specialist vast te stellen op basis van het loon van een specialist in loondienst bij een ziekenhuis. Dit is geen soortgelijke dienstbetrekking, maar kan wel een meest vergelijkbare dienstbetrekking zijn. Bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking speelt een aanmerkelijk belang geen rol. Doelmatigheidsmarge en vaststellen gebruikelijk loon De huidige regeling kent een 30% doelmatigheidsmarge. Dit betekent, dat het loon van de D GA 30% lager mag zijn dan zakelijk gebruikelijk zou zijn in het economische verkeer. De doelmatigheidsmarge wordt verlaagd naar 25%. Het verschil tussen DGA s en 'gewone' medewerkers wordt in dit kader verkleind. Bij de vaststelling van de hoogte van het gebruikelijk loon is nu ook het hoogste loon van de 'gewone' medewerkers van belang. Ook wordt de groep medewerkers, van wie het loon in aanmerking moet worden genomen, uitgebreid. Is de DGA bijvoorbeeld partner binnen een samenwerkingsverband? Dan kan deze uitbreiding gevolgen hebben voor de hoogte van zijn gebruikelijk loon. Als hoofdregel stelt de DGA zijn loon op tenminste op het hoogste van de volgende bedragen: 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking; Het hoogste loon van de overige medewerkers; Overgangsrecht loon DGA 2015 Voor het jaar 2015 geldt een overgangsregeling. Het loon van de DGA wordt dan vastgesteld op 75/70 ste van het loon dat de DGA in 2013 ontving als dit hoger was dan Deze regel geldt niet als het aannemelijk is dat zijn loon in 2015 op grond van de gebruikelijkloonregeling op een hoger of lager bedrag moet worden gesteld /Addendum PE Plus Pensioen 91

98 3.1 WET VERLAGING MAXIMUMOPBOUW- EN PREMIEPERCENTAGES PENSIOEN EN MAXIMERING PENSIOENGEVEND INKOMEN Ook voor de DGA geldt dat uit hoofde van de nieuwe Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en het Belastingplan 2014 de fiscaal maximale pensioenopbouw voor middelloonregelingen wordt verlaagd naar 1,875% in Voor eindloonregelingen wordt het opbouwpercentage verlaagd naar 1,657% in De maximum opbouwpercentages voor partner- en wezenpensioen worden dienovereenkomstig verlaagd. Daarnaast wordt het maximale pensioengevend loon b eperkt tot Ook de DGA kan de mogelijkheid tot nettopensioen en nettolijfrente benutten voor het pensioengevend loon boven Alle nieuwe fiscale regels zijn ook voor de DGA van kracht. 3.2 FISCALE BEPERKINGEN PENSIOENOPBOUW BIJ EIGEN BEHEER Inbouw ongehuwde AOW Bij de toekenning van pensioenrechten moet er ook rekening worden gehouden met de rechten op AOW. Ook bij de pensioentoezegging aan de DGA wordt pensioen opgebouwd over de pensioengrondslag. De pensioengrondslag ontstaat door het pensioengevend salaris te verlagen met een AOW-franchise. Dit is om uiteindelijk een pensioenopbouw te krijgen, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de werknemer ook een AOW-uitkering ontvangt. Indien een pensioen in eigen beheer wordt gehouden, mag in tegenstelling tot een volledig verzekerde toezegging, waarbij de minimale AOW-franchise 10/7 maal de gehuwde AOW inclusief vakantie-uitkering gebruikt mag worden, slechts rekening worden gehouden met de 10/7 maal de ongehuwde AOW inclusief vakantie-uitkering 3. Indien de DGA zijn pensioen geheel of gedeeltelijk in eigen beheer beheert, moet hij dus de hoge AOW-franchise toepassen. De factor 10/7 is omdat de volledige AOW in 50 jaar wordt opgebouwd en in de fiscale wetgeving wordt uitgegaan van een pensioenopbouw in 35 jaar. De DGA kan dus over een hogere pensioengrondslag pensioen opbouwen, mits hij voor volledig verzekeren kiest. Deze rekenmethodiek wordt toegepast tot 31 december In 2015 is nog steeds van toep assing dat bij eigen beheer de hoge AOW-franchise moet worden ingebouwd. De bedragen en rekenmethode zijn echter anders geworden. Vanaf is het uitgangspunt dat met een middelloontoezegging in 40 jaar met een opbouwpercentage van 1,875% een pensioen kan worden opgebouwd van 75% van het gemiddeld genoten loon. Als gevolg hiervan wordt de factor 100/75 en daalt de minimale AOW-franchise voor middelloon- en beschikbare premieregelingen. 3 Art. 10c, onderdeel c UBLB /Addendum PE Plus Pensioen 92

99 Voor eindloonregelingen is het uitgangspunt dat in 40 jaar m et een opbouwpercentage van 1,657% een pensioen kan worden opgebouwd van 66,28% van het laatstgenoten loon (eindloon). Als gevolg hiervan wordt de factor 100/66,28. Hierdoor stijgt de minimale AOW-franchise voor eindloonregelingen. Omdat veel pensioentoezeggingen aan de DGA zijn gebaseerd op een eindloontoezegging, wordt de pensioengrondslag dus kleiner. In de toezegging die van kracht is vanaf 2014 zal nog de AOW -franchisefactor van 100/70 vermeld staan. Aanpassing op dit punt voor 31 december 2014 was ze er noodzakelijk. Werd de toezegging niet tijdig aangepast, dan is de toezegging op dit punt bovenmatig met als gevolg dat de omkeerregel vervalt. Hierdoor wordt de gehele aanspraak belast verhoogd met revisierente. Fiscaal minimale AOW-franchise (bedragen 2014 en 2015) Verzekerde regelingen Tot en met 2014 Vanaf 2015 Eindloon Middelloon / beschikbare premie Eigen beheer Tot en met 2014 Vanaf 2015 Eindloon Middelloon / beschikbare premie ONGOING CHARGES FIGURE (OCF) Beleggingsfondsen krijgen sinds kort te maken met een nieuwe kostenfenomeen. De term Total Expense Ratio ( TER ) is namelijk komen te vervallen en vervangen door Lopende kosten ratio ofwel Ongoing Charges Figure (OCF). De OCF komt voort uit de richtlijnen van de Committee of European Securities Regulators (CESR, inmiddels onderdeel van ESMA). De AFM beschouwt de richtlijnen van CESR als leidend bij de uitvoering van haar toezicht. De OCF betreft de daadwerkelijke kosten van het fonds. De OCF bestaat uit de servicefee (overige kosten) en de beheervergoeding. Transactiekosten en eventuele interestlasten worden niet betrokken in de berekening van de OCF. De kosten van een eventuele prestatievergoeding worden apart vermeld /Addendum PE Plus Pensioen 93

100 3.4 RISICO EN RENDEMENT Paul heeft sinds enige jaren een beleggingsportefeuille. Hij heeft nauwelijks kennis van beleggen en dat vindt hij prima. Een beleggingsadviseur heeft destijds aanbevolen een deel van zijn vermogen te beleggen in een defensief beleggingsfonds, omdat dat past bij zijn risicoprofiel. Op een feestje komt Paul Ingrid tegen. Paul vertelt trots dat hij de afgelopen jaren meer dan 6% rendement heeft behaald op zijn beleggingsportefeuille. Ingrid moet daar hartelijk om lachen: zij belegt zelf ook en heeft de afgelopen jaren ruim 12% per jaar aan rendement behaald! Dat lijkt Paul ook wel wat. Maar hij wil niet te veel risico lopen. Ingrid geeft aan dat dat best meevalt. Paul twijfelt en belt de volgende dag met zijn vermogensadviseur om te vragen of hij een hoger rendement kan halen met hetzelfde lage risico. In dit hoofdstuk wordt aangetoond hoe het klantvermogen verantwoord wordt verdeeld over de diverse beleggingscategorieën. Er kunnen uiteraard tal van portefeuilles worden samengesteld. Welke portefeuille de klant kiest, is onder meer afhankelijk van zijn ris icoprofiel, zijn beleggingshorizon, enz. De keuze van de klant voor één van de portefeuilles, gegeven de huidige situatie, noemen we vermogensallocatie of assetallocatie. Na verloop van tijd kan de klant vaststellen of de keuze van zijn portefeuille voldoet aan zijn wensen en deze zo nodig aanpassen, de vermogensherallocatie. Hierna wordt eerst ingegaan op de zogenoemde top-down- en bottom-up-benadering voor het samenstellen van portefeuilles. Vervolgens komen de risico- en rendementsmeting van de samengestelde portefeuilles aan de orde. Ten slotte gaan we in op het heralloceren van vermogen. In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod: de assetallocatie: top-down versus bottom-up; de risico- en rendementinformatie; de standaarddeviatie (de maatstaf van risico); het risicotolerantiemodel Assetallocatie: top-down versus bottom-up De specialisten werkzaam bij de diverse financiële instellingen stellen portefeuilles voor de relaties samen. Afhankelijk van de grootte van het vermogen van de relatie, wordt het vermogen collectief of individueel belegd. De samengestelde beleggingsfondsen bij collectief beleggen zijn uiteraard verschillend. Sommige fondsen bevatten bijvoorbeeld meer aandelen, andere meer liquiditeiten. Hierdoor zullen de diverse portefeuilles een verschillend rendement en risico opleveren. Op basis van het beleggersonderzoek zullen diverse profielen van beleggers ontstaan. De ene belegger wenst vermogensgroei, wil een hoog rendement en accepteert daarbij een hoger risico. De andere bel egger wil graag zijn hoofdsom in stand houden en wenst weinig risico te lopen. De diverse beleggers worden als het ware in groepjes ingedeeld. Bij elke groep van beleggers past een beleggingsfonds /Addendum PE Plus Pensioen 94

101 Dit proces kan uiteraard ook omgekeerd worden. Dit is voornamelijk het geval bij vermogende beleggers, die voldoende vermogen bezitten om zelf een portefeuille samen te stellen. Wanneer het profiel van een dergelijke belegger bekend is, wordt gestart met de opbouw van de portefeuille. De keuze van de objecten bepaalt het te verwachten rendement en tevens het te verwachten risico. De belegger kan dus door middel van de inrichting van zijn portefeuille het risico sturen Top-down-benadering De top-down-benadering houdt in dat het vermogen van de belegger wordt verd eeld over achtereenvolgens: beleggingscategorieën (assetmix); geografische regio s; sectoren of thema s; individuele aandelen. Top down Assetmix Geografisch Sectoren / thema's Best of sector Spreiding over beleggingscategorieën De keuze van de beleggingscategorie speelt een grote rol voor het uiteindelijke beleggi ngsrendement en beleggingsrisico. Beleggen in aandelen kan hoge rendementen met zich meebrengen, maar ook grote risico s. Liquiditeiten zijn minder risicovol, maar de rendementen zijn relatief laag. Door het vermogen over de diverse categorieën te verdelen, kan de belegger het risico van de portefeuille beïnvloeden. Hierna volgt een tabel met het te verwachten jaarlijkse rendement en de standaarddeviatie van de diverse beleggingscategorieën. De standaarddeviatie geeft het risico van de categorie aan. Beleggingscategorie Verwacht nominaal rendement Standaarddeviatie Aandelen 8,5% 17,7% Obligaties 4,8% 10,4% Liquiditeiten 3,9% 4,7% Bron: Credit Suisse Global Investment Jaarboek 2012 ( ) /Addendum PE Plus Pensioen 95

102 Spreiding over geografische regio s De volgende stap in de top-down-benadering is de geografische spreiding. Wanneer een selectie is gemaakt van de diverse beleggingscategorieën, moet worden onderzocht hoe het vermogen kan worden gespreid over de diverse geografische regio s. Spreiding over sectoren of thema s Na de geografische spreiding volgt de spreiding over de diverse sectoren of bedrijfstakken. De gedachte hierachter is dat niet alle sectoren het even goed zullen doen. Door te spreiden over sectoren kan een tegenvaller in de ene sector worden gecompenseerd d oor een meevaller in de andere sector. We onderscheiden onder meer de volgende sectoren: financiële dienstverlening, voedingsmiddelen, chemie, olie-industrie, informatietechnologie, uitgeverijen, farmacie en bouw. Soms worden soortgelijke sectoren tot één thema samengevoegd. Bijvoorbeeld het thema defensief bestaat dan uit de sectoren drinks & foods, detailhandel en toiletartikelen. Spreiding over individuele aandelen De laatste keuze die de belegger moet maken binnen de top-down-benadering is de spreiding over ondernemingen. Binnen de gekozen bedrijfstakken kiest de belegger voor diverse bedrijven. In dit verband speelt de koopwaardigheid van het individuele aandeel op een bepaald moment uiteraard een grote rol. Bottom-up-benadering Tegenovergesteld aan de top-down-benadering staat de bottom-up-benadering, waarbij de belegger start met het selecteren van koopwaardige beleggingscategorieën. Vervolgens wordt binnen de geselecteerde groep een bedrijfstak gekozen en een geografische en een categoriespreiding aangebracht. In de praktijk blijkt dat door het internationale karakter van de meeste ondernemingen, na de objectenselectie, automatisch de nodige spreiding is aangebracht in de portefeuille. Bottom up Assetmix Geografisch Sectoren / thema's Best of sector Risico- en rendementinformatie De risico- en rendementinformatie van beleggingscategorieën wordt verwerkt in de portefeuilletheorie. Dit theoretisch model biedt de adviseur houvast om uit de beschikbare beleggingsmogelijkheden een efficiënte en verantwoorde beleggingsportefeuille voor zijn klant /Addendum PE Plus Pensioen 96

103 samen te stellen. Hier wordt verantwoord gedefinieerd als een juiste afweging tussen rendement en risico. Aangezien onderzoek op het gebied van beleggen de laatste decennia steeds meer wordt gedaan vanuit modelmatige benaderingen, kan het vakgebied nauwelijks meer op vera ntwoorde wijze worden bestudeerd zonder voldoende kennis van en inzicht in een aantal elementen uit het statistische begrippenapparaat Normaalverdeling en standaarddeviatie Statistiek houdt zich bezig met het onderzoeken van (relaties tussen) verschijnsel en in een groep objecten (bijvoorbeeld de lengte van Nederlandse mannen of het jaarlijkse rendement van een aandeel). De statisticus verzamelt gegevens door middel van waarnemingen (enquêtes, historische gegevens, enz.). De waarnemingen worden omgezet in getallen (gemiddelde leeftijd, gemiddeld rendement, correlatie tussen rendementen, enz.), zodat op basis van het onderzoek conclusies getrokken kunnen worden. Hierna leggen we het begrip normale verdeling uit. Dit begrip is van belang voor het bepalen van het rendement en risico van een portefeuille. In de volgende figuur staat een voorbeeld van de normale verdeling. De normale verdeling is een wiskundig model waarin wordt aangegeven wat de kans op afwijking van het gemiddelde is. Bij beleggen is het midden (M,s=0) het historische rendement van een belegging of beleggingsfonds. Het historische of rekenkundig rendement wordt berekend door de rendementen van de afgelopen jaren op te tellen en te delen door het aantal jaren. Volgens het wiskundige model is de kans op een rendement dat in de buurt van het historisch rendement het hoogst, vandaar dat de curve in het midden het hoogste is. De kans op afwijking naar links (minder rendement) en rechts (meer rendement) is wiskundig gelijk aan elkaar. 68,26% 95,44% 99,74% Het historische rendement geeft niet de garantie dat dit weer het rendement zal zijn voor de toekomst. Om beleggers toch een idee te geven van het verwachte rendement en de bandbreedte waarbinnen de rendementen zich bevinden, kan deze bandbreedte met behulp van de /Addendum PE Plus Pensioen 97

Addendum PE Plus Adviseur Vermogen

Addendum PE Plus Adviseur Vermogen Addendum PE Plus Adviseur Vermogen Dit addendum is uitsluitend voor persoonlijk gebruik en het is niet toegestaan om het digitaal of in kopie door te sturen naar anderen. Met dit addendum heeft u een overzicht

Nadere informatie

Kerncijfers 2013. 1. Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering

Kerncijfers 2013. 1. Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering Kerncijfers 2013 1. Levensverzekering kapitaalverzekering Kapitaalverzekering eigen woning Premiebetaling Lifetime vrijstelling Minimaal 20 jaar 157.000 Minimaal 15 jaar 35.700 Kapitaalverzekering Brede

Nadere informatie

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen 2005 Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen Als u een kapitaalverzekering heeft, bijvoorbeeld bij uw spaar-, leven- of beleggingshypotheek, kan dit gevolgen hebben voor uw belasting. Of en hoeveel

Nadere informatie

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning Kapitaalverzekeringen en de eigen woning De Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW), Spaarrekening Eigen Woning (SEW) en Beleggingsrecht Eigen Woning (BEW) Met een KEW, SEW en BEW kunt u onder bepaalde

Nadere informatie

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement Postbus 224 2700 AE Zoetermeer Tel. 085 111 88 88 Fax 085 111 88 80 E-mail info@scfb.nl Internet www.scfb.nl Bank ABN AMRO IBAN NL05ABNA0597042454 BIC ANBANL2A KvK Den Haag 27198895 FISCALE CIJFERS 2014

Nadere informatie

Uw lijfrente komt vrij

Uw lijfrente komt vrij Uw lijfrente komt vrij Inhoud 1. Wat is lijfrente? 3 2. 4 3. Meer informatie over het uitkeren van uw lijfrente 5 4. Meer informatie over het verlengen van uw lijfrente 8 5. Vrijkomende lijfrente in bijzondere

Nadere informatie

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen 2004 Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen Als u een kapitaalverzekering heeft, bijvoorbeeld bij uw spaar-, leven- of beleggingshypotheek, kan dit gevolgen hebben voor uw belasting. Of en hoeveel

Nadere informatie

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning Kapitaalverzekeringen en de eigen woning De Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW), Spaarrekening Eigen Woning (SEW) en Beleggingsrecht Eigen Woning (BEW) Met een KEW, SEW en BEW kunt u onder bepaalde

Nadere informatie

Algemene informatie oudedagvoorzieningen

Algemene informatie oudedagvoorzieningen Algemene informatie oudedagvoorzieningen Wij zetten de belangrijkste begrippen voor u op een rijtje: De productvormen... 2 Direct ingaande bancaire lijfrente... 2 Direct ingaande verzekerde lijfrente...

Nadere informatie

ASR Kerncijfers 2013

ASR Kerncijfers 2013 ASR Kerncijfers 2013 Inhoud 1. Levensverzekering - kapitaalverzekering 2. Levensverzekering - lijfrente 3. Levensverzekering - gouden handdruk 4. Afkoop kleine lijfrente 5. Eigen woning 6. Inkomstenbelasting

Nadere informatie

Interpolis Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven

Interpolis Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven Interpolis Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven Keuzemogelijkheden en belastingregels Klik op de vraag om het antwoord te lezen. inhoudsopgave pagina Inleiding 2 Leeswijzer 3 1. Regime pre-brede Herwaardering

Nadere informatie

Vrijkomend lijfrentekapitaal. Keuzemogelijkheden en belastingregels

Vrijkomend lijfrentekapitaal. Keuzemogelijkheden en belastingregels Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven Keuzemogelijkheden en belastingregels Wat leest u in deze brochure? Inleiding en leeswijzer 3 01 Pre-Brede Herwaardering 4 1a. Periodieke uitkeringen 4 1b. Afkopen/uitkering

Nadere informatie

Vormen van levensverzekering

Vormen van levensverzekering Vormen van levensverzekering In deze special worden diverse aspecten van verzekeringen besproken. In dit artikel geven we een algemeen overzicht van verzekeringsvormen uit heden en verleden. Levensverzekeringen

Nadere informatie

Oudedagsvoorzieningen

Oudedagsvoorzieningen Algemene informatie Oudedagsvoorzieningen VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN De productvormen Direct ingaande bancaire lijfrente Bij de direct ingaande bancaire lijfrente ontvangt de rekeninghouder

Nadere informatie

Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven.

Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven. Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven. 1 Regime pre-brede Herwaardering lijfrente (pre-bhw, tot 1992) oud regime of kapitaalverzekering met lijfrenteclausule 1a. Periodieke uitkeringen 1a.1. Periodieke

Nadere informatie

Vormen van levensverzekering. Een overzicht

Vormen van levensverzekering. Een overzicht Vormen van levensverzekering Een overzicht 1 In deze special worden diverse aspecten van verzekeringen besproken. In dit artikel geven we een algemeen overzicht van verzekeringsvormen uit heden en verleden.

Nadere informatie

Fiscale informatie voor het jaar 2014. Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2014

Fiscale informatie voor het jaar 2014. Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2014 uw verzekering en de inkomstenbelasting Fiscale informatie voor het jaar 2014 In deze brochure vindt u algemene informatie over de fiscale behandeling van uw kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering

Nadere informatie

Inleiding. Inhoud. uw verzekering en de inkomstenbelasting

Inleiding. Inhoud. uw verzekering en de inkomstenbelasting uw verzekering en de inkomstenbelasting Inleiding In deze brochure vindt u algemene fiscale informatie over uw kapitaal- of lijfrenteverzekering naar de stand van de wetgeving per 1 januari 2011. Deze

Nadere informatie

Je eigen woning en de Belastingdienst in 2012

Je eigen woning en de Belastingdienst in 2012 Je hypotheek en de belasting in 2012 Hier vind je een toelichting op het jaaroverzicht van je SNS Hypotheek. Ook lees je hier de belangrijkste fiscale regels die in 2012 gelden voor de eigen woning, hypotheek,

Nadere informatie

Beleggingsverzekering in de vorm van een Lijfrente

Beleggingsverzekering in de vorm van een Lijfrente Beleggingsverzekering in de vorm van een Lijfrente Algemeen Wat leest u in deze productwijzer Wat is een beleggingsverzekering Risico s Maak een bewuste keuze Welk product heeft u U heeft een Lijfrenteverzekering

Nadere informatie

Uw lijfrente komt vrij. Pensioen

Uw lijfrente komt vrij. Pensioen Uw lijfrente komt vrij Pensioen Inhoud 1. Wat is lijfrente? 3 2. Uw lijfrente komt vrij 4 3. Meer informatie over het uitkeren van uw lijfrente 5 4. Meer informatie over het verlengen van uw lijfrente

Nadere informatie

Uw lijfrente komt vrij. Lijfrente

Uw lijfrente komt vrij. Lijfrente Uw lijfrente komt vrij Lijfrente Inhoud 1. Wat is lijfrente? 3 2. Uw lijfrente komt vrij 4 3. Meer informatie over het uitkeren van uw lijfrente 5 4. Meer informatie over het verlengen van uw lijfrente

Nadere informatie

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2013

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2013 uw verzekering en de inkomstenbelasting Fiscale informatie voor het jaar 2013 In deze brochure vindt u algemene informatie over de behandeling van uw kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering in de inkomstenbelasting

Nadere informatie

Cijfers 2016. Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfers 2016. Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie Cijfers 2016 31-12-2015 Door de redactie In dit overzicht geven we de belangrijkste fiscale en sociale cijfers voor 2016 weer. Daarbij geven we uitsluitend de officieel gepubliceerde cijfers weer. Ook

Nadere informatie

Fiscale informatie voor het jaar 2015. Onderwerpen. Schijventarief 2015

Fiscale informatie voor het jaar 2015. Onderwerpen. Schijventarief 2015 uw verzekering en de inkomstenbelasting Fiscale informatie voor het jaar 2015 In deze brochure vindt u algemene informatie over de fiscale behandeling van uw kapitaalverzekering, lijfrente - verzekering,

Nadere informatie

Nu kiezen voor zekerheid. Straks wonen tegen aantrekkelijke maandlasten. Fiscaal Voortzetten. in de BankSpaar Plus Hypotheek

Nu kiezen voor zekerheid. Straks wonen tegen aantrekkelijke maandlasten. Fiscaal Voortzetten. in de BankSpaar Plus Hypotheek Nu kiezen voor zekerheid Straks wonen tegen aantrekkelijke maandlasten Fiscaal Voortzetten in de BankSpaar Plus Hypotheek Nationale-Nederlanden maakt Fiscaal Voortzetten in de BankSpaar Plus Hypotheek

Nadere informatie

Fiscale cijfers 2008

Fiscale cijfers 2008 ? KAPITAALVERZEKERING EIGEN WONING (KEW, BEW, SEW) 2008 2007 Vrijstelling KEW Premie betalingsduur 15 jaar 32.900 32.500 (niet cumulatief) Premie betalingsduur 20 jaar 145.000 143.000? EIGENWONINGFORFAIT

Nadere informatie

De ingangsdatum ligt uiterlijk in het jaar waarin u de verhoogde AOW leeftijd bereikt vermeerderd met vijf jaar.

De ingangsdatum ligt uiterlijk in het jaar waarin u de verhoogde AOW leeftijd bereikt vermeerderd met vijf jaar. Een lijfrenteverzekering 1. Wat voor lijfrenteverzekering heb ik nu? U hebt nu een verzekering waarmee u lijfrentekapitaal opbouwt. U betaalt premie, of een koopsom, of eventueel een extra storting. De

Nadere informatie

NIBE-SVV, januari 2013. Oefenexamen Fiscale aspecten en kapitaalverzekering

NIBE-SVV, januari 2013. Oefenexamen Fiscale aspecten en kapitaalverzekering NIBE-SVV, januari 2013 Oefenexamen Fiscale aspecten en kapitaalverzekering 1. Geef voor elk van de onderstaande inkomensbestanddelen A t/m F aan, in welke box zij thuishoren. A. Resultaat uit overige werkzaamheden.

Nadere informatie

Help, mijn pensioen Slim sparen voor de toekomst

Help, mijn pensioen Slim sparen voor de toekomst Begin tijdig met het optimaliseren van uw oudedagsvoorziening Help, mijn pensioen Slim sparen voor de toekomst De media staan er vol mee. Ons pensioen loopt gevaar. Door de economische crisis, tegenvallende

Nadere informatie

DE LIJFRENTEWIJZER. INHOUD Klik op het onderwerp voor meer informatie. UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT ZIJN UW MOGELIJKHEDEN? volgens het nieuw regime

DE LIJFRENTEWIJZER. INHOUD Klik op het onderwerp voor meer informatie. UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT ZIJN UW MOGELIJKHEDEN? volgens het nieuw regime volgens het oud regime DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT ZIJN UW MOGELIJKHEDEN? volgens het oud regime UW LIJFRENTE KOMT VRIJ Uw lijfrente komt binnenkort vrij. Het is waarschijnlijk een tijd

Nadere informatie

Uw lijfrente komt vrij

Uw lijfrente komt vrij Uw lijfrente komt vrij Inhoud 1. Wat is lijfrente? 3 2. 4 3. Meer informatie over het uitkeren van uw lijfrente 5 4. Meer informatie over het verlengen van uw lijfrente 8 5. Vrijkomende lijfrente in bijzondere

Nadere informatie

Fiscale en sociale cijfers 2012 per 1 januari 2012

Fiscale en sociale cijfers 2012 per 1 januari 2012 Fiscale en sociale cijfers 2012 per 1 januari 2012 Belastingen Inkomstenbelasting Tarief box I Belastbaar inkomen Jonger dan 65 jaar 65 jaar en ouder van tot % totaal % totaal - 18.945 33,10% 6.270 15,20%

Nadere informatie

Inhoud. A Inleiding 3

Inhoud. A Inleiding 3 Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over overgangsrecht kapitaal verzekeringen eigen woning (KEW), spaarrekeningen eigen woning (SEW) en beleggingsrechten eigen woning (BEW) Inhoud

Nadere informatie

Q & A BLG Bankspaarhypotheek

Q & A BLG Bankspaarhypotheek Q & A BLG Bankspaarhypotheek Wat zijn de fiscale eisen voor het verkrijgen van de vrijstelling in box 1? Om voor de vrijstellingen in aanmerking te komen, moet onder andere worden voldaan aan de volgende

Nadere informatie

Direct ingaande lijfrente

Direct ingaande lijfrente Direct ingaande lijfrente Direct ingaande lijfrente Wat is de Direct ingaande lijfrente? De Direct ingaande lijfrente is een lijfrenteverzekering waarmee u zorgt voor een aanvulling op uw pensioen of inkomen.

Nadere informatie

Direct ingaande garantielijfrente

Direct ingaande garantielijfrente Direct ingaande garantielijfrente Direct ingaande garantielijfrente Wat is de Direct ingaande garantielijfrente? De Direct ingaande lijfrente is een lijfrenteverzekering waarmee u zorgt voor een vaste

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over het overgangsrecht KEW, SEW en BEW

Vragen en antwoorden over het overgangsrecht KEW, SEW en BEW Vragen en antwoorden over het overgangsrecht KEW, SEW en BEW 1 KENNISGROEP VERZEKERINGSPRODUCTEN EN EIGEN WONING Juni 2014 A. INLEIDING De Kennisgroep Verzekeringsproducten en Eigen Woning heeft na afstemming

Nadere informatie

Alles rondom pensioen. Gertjan Portman Senior financieel planner

Alles rondom pensioen. Gertjan Portman Senior financieel planner Alles rondom pensioen Gertjan Portman Senior financieel planner Wat ga ik behandelen Alles wat rond uw pensionering actueel wordt maar geen pensioen is (Ik heb echter maar een half uurtje) Wat doe ik,

Nadere informatie

DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT KUNT U DOEN?

DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT KUNT U DOEN? n Laten uitkeren via een DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT KUNT U DOEN? n Laten uitkeren via een UW LIJFRENTE KOMT VRIJ Uw lijfrentekapitaal komt binnenkort vrij. Weet u al wat u met het geld

Nadere informatie

Alles rondom pensioen. Gertjan Portman Senior financieel planner

Alles rondom pensioen. Gertjan Portman Senior financieel planner Alles rondom pensioen Gertjan Portman Senior financieel planner Wat ga ik behandelen Alles wat rond uw pensionering actueel wordt maar geen pensioen is (Ik heb echter maar een half uurtje) Wat doe ik,

Nadere informatie

Opleiding: Estate Planning Specialist

Opleiding: Estate Planning Specialist Opleiding: Estate Planning Specialist Onderdeel: Handelingen met (lopende) polissen van levensverzekeringen Docent: Gertjan Portman Dag 5: 3 maart 2015 Onderwerpen: Levensverzekeringen algemeen fiscaal

Nadere informatie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie Cijfers 2017 28-12-2015 Door de redactie In dit overzicht geven we de belangrijkste fiscale en sociale cijfers voor 2017 weer. Daarbij geven we uitsluitend de officieel gepubliceerde cijfers weer. Ook

Nadere informatie

INVENTARISATIEFORMULIER VOOR HET OPSTELLEN VAN EEN KLANTPROFIEL - SEGMENT: GOUDEN HANDDRUK

INVENTARISATIEFORMULIER VOOR HET OPSTELLEN VAN EEN KLANTPROFIEL - SEGMENT: GOUDEN HANDDRUK Contactmoment Datum Adviseur bespreking telefoongesprek e-mail anders 1. Persoonlijke gegevens Geslacht Voorletters Achternaam Geboortedatum Adres + Huisnummer Postcode + Woonplaats Telefoonnummer (privé

Nadere informatie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie Cijfers 2019 31-12-2018 Door de redactie In dit overzicht geven we de belangrijkste fiscale en sociale cijfers voor 2019 weer. Daarbij geven we uitsluitend de officieel gepubliceerde cijfers weer. Ook

Nadere informatie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie Cijfers 2018 22-12-2017 Door de redactie In dit overzicht geven we de belangrijkste fiscale en sociale cijfers voor 2018 weer. Daarbij geven we uitsluitend de officieel gepubliceerde cijfers weer. Ook

Nadere informatie

Belastingcijfers 2015

Belastingcijfers 2015 Belastingcijfers 2015 Box 1 - inkomen uit werk en woning Schijventarief voor personen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd: Belastbaar inkomen doch niet belastingtarief tarief premie volksverzekeringen

Nadere informatie

Belastingcijfers 2016

Belastingcijfers 2016 Belastingcijfers 2016 Box 1 - inkomen uit werk en woning Schijventarief voor personen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd: totaal tarief heffing over totaal - 19.922 8,40% 28,15% 36,55% 7.281 19.922

Nadere informatie

Als u premies betaalt voor een lijfrenteverzekering of een andere inkomensvoorziening

Als u premies betaalt voor een lijfrenteverzekering of een andere inkomensvoorziening 2 7 Betaalt u premies voor een of andere en? Dan kan het zijn dat u de premies mag aftrekken van uw inkomen. In deze brochure leest u meer over de aftrekmogelijkheden en waarmee u rekening moet houden

Nadere informatie

Toelichting jaaropgave hypotheken

Toelichting jaaropgave hypotheken Toelichting jaaropgave hypotheken U heeft de jaaropgave(n) van uw hypotheek over 2014 ontvangen. Maar welke informatie vindt u eigenlijk op deze jaaropgave? En hoe zit het met de aftrek van de hypotheekrente?

Nadere informatie

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 12345 20 anvullende toelichting bij aangifte inkomstenbelasting 20 B 271 1T01 (2456) ls u bedragen hebt betaald voor inkomensvoorzieningen, heeft dit gevolgen voor uw belasting. n de toelichting bij uw

Nadere informatie

Vragen en antwoorden inzake het overgangsregime KEW, SEW en BEW

Vragen en antwoorden inzake het overgangsregime KEW, SEW en BEW Vragen en antwoorden inzake het overgangsregime KEW, SEW en BEW KENNISGROEP VERZEKERINGSPRODUCTEN 31 juli 2013 INLEIDING De Kennisgroep Verzekeringsproducten heeft na afstemming met het ministerie van

Nadere informatie

EINDEJAARSTIPS 2015 1/5

EINDEJAARSTIPS 2015 1/5 EINDEJAARSTIPS 2015 Particulieren...2 Vermogenstoets voor zorgtoeslag en kindgebonden budget... 2 Verlaag uw box 3 grondslag... 2 Hypotheekrente vooruit betalen... 2 Let op lagere hypotheekrente in hoogste

Nadere informatie

Belastingcijfers 2017

Belastingcijfers 2017 Belastingcijfers 2017 Box 1 - inkomen uit werk en woning Schijventarief voor personen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd: totaal tarief heffing over totaal - 19.982 8,90% 27,65% 36,55% 7.303 19.982

Nadere informatie

Oefenvragen Leven dag 1

Oefenvragen Leven dag 1 Oefenvragen Leven dag 1 1. Willem wil een verzekering die, als hij nog in leven is op 65-jarige leeftijd, een bedrag van 50.000,- ineens uitkeert. Daarnaast wil hij op het moment dat hij komt te overlijden

Nadere informatie

Informatiewijzer Jaaropgave 2015 Uw hypotheek en de belasting in 2015

Informatiewijzer Jaaropgave 2015 Uw hypotheek en de belasting in 2015 Particulier Hypotheken Informatiewijzer Jaaropgave 2015 Uw hypotheek en de belasting in 2015 U heeft de jaaropgave van uw hypotheek van RegioBank over 2015 ontvangen. In deze informatiewijzer geven we

Nadere informatie

Hoe hoog is de ANW-uitkering?... 4. Hoogte ANW-uitkering... 4. Verzekerd bedrag ANW Hiaat 2015... 4. Kostendelersnorm ANW... 5

Hoe hoog is de ANW-uitkering?... 4. Hoogte ANW-uitkering... 4. Verzekerd bedrag ANW Hiaat 2015... 4. Kostendelersnorm ANW... 5 INHOUD Minimale AOW Franchises 2015... 2 Opbouwpercentages 2015... 2 Aftopping Boven 100.000,-... 3 ANW Uitkeringen 2015... 4 Hoe hoog is de ANW-uitkering?... 4 Hoogte ANW-uitkering... 4 Verzekerd bedrag

Nadere informatie

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2017

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2017 uw verzekering en de inkomstenbelasting Fiscale informatie voor het jaar 2017 In deze brochure vindt u algemene informatie over de fiscale behandeling van uw kapitaalverzekering, lijfrenteverzekering,

Nadere informatie

Productvoorwaarden BLG Aanvullend Inkomen Uitkeringsrekening Geldig vanaf 1 januari 2016

Productvoorwaarden BLG Aanvullend Inkomen Uitkeringsrekening Geldig vanaf 1 januari 2016 Productvoorwaarden BLG Aanvullend Inkomen Geldig vanaf 1 januari 2016 Dit zijn de Productvoorwaarden BLG Aanvullend Inkomen van BLG Wonen. In dit document leest u welke afspraken er gelden voor deze spaarrekening.

Nadere informatie

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen ij aangifte inkomstenbelasting 20 271 1T92 (2248) Wordt deze aanvullende toelichting gebruikt voor het invullen van een biljet? an wordt met u, uw of uzelf de overleden belastingplichtige bedoeld. ls u

Nadere informatie

147.500 145.000 143.000 140.500 139.500 137.500. geen max. 12% van de winst max. dotatie oudedagsreserve 11.590 11.396 11.227 11.050 10.951 10.

147.500 145.000 143.000 140.500 139.500 137.500. geen max. 12% van de winst max. dotatie oudedagsreserve 11.590 11.396 11.227 11.050 10.951 10. Overzicht fiscale/sociale cijfers 2009 Overzicht fiscale/sociale cijfers 2009 omschrijving (bedrag in euro s) 2009 2008 2007 2006 2005 2004 kapitaalverzekering eigen woning uitkeringsvrijstelling kapitaalverzekering

Nadere informatie

Uw hypotheek en de belasting in 2015

Uw hypotheek en de belasting in 2015 Uw hypotheek en de belasting in 2015 Hieronder vindt u een toelichting op het jaaroverzicht van uw BLG Hypotheek. Ook leest u hier de belangrijkste fiscale regels die in 2015 gelden voor een eigen woning,

Nadere informatie

VERMOGENS ADVIES HYPOTHEEK VOORTDUREND BETROKKEN BIJ UW VERMOGENSOPBOUW

VERMOGENS ADVIES HYPOTHEEK VOORTDUREND BETROKKEN BIJ UW VERMOGENSOPBOUW VERMOGENS ADVIES HYPOTHEEK VOORTDUREND BETROKKEN BIJ UW VERMOGENSOPBOUW VERMOGENS ADVIES HYPOTHEEK VOORTDUREND BETROKKEN BIJ UW VERMOGENSOPBOUW Aan het vinden van de perfecte woning besteedt u vaak maandenlang

Nadere informatie

NIEUWSOVERZICHT KABINETSPLANNEN DECEMBER 2012

NIEUWSOVERZICHT KABINETSPLANNEN DECEMBER 2012 NIEUWSOVERZICHT KABINETSPLANNEN DECEMBER 2012 Dat er een nieuwe regering is zal niemand zijn ontgaan. En dat de voorstellen verstrekkende gevolgen hebben ook niet. Het vervelende is dat we nu in een periode

Nadere informatie

Ken je lijfrente. Lijfrente nieuw regime

Ken je lijfrente. Lijfrente nieuw regime Ken je lijfrente Lijfrente nieuw regime Lijfrente nieuw regime Het kapitaal van uw lijfrenteverzekering komt beschikbaar. Wat kunt u doen? Een aantal jaren geleden hebt u een lijfrenteverzekering afgesloten.

Nadere informatie

Contractnummer 1111 Polisnummer 1234-0001, 1234-0006 Referentienummer 12345

Contractnummer 1111 Polisnummer 1234-0001, 1234-0006 Referentienummer 12345 Uniform Pensioenoverzicht 2015 Stand per 31-12-2014 Pensioenuitvoerder Onderlinge 's-gravenhage Pensioenovereenkomst premieovereenkomst Werkgever Werkgever Contractnummer 1111 Polisnummer 1234-0001, 1234-0006

Nadere informatie

UW PENSIOEN- OF LIJFRENTEKAPITAAL KOMT BINNENKORT VRIJ? LEES DIT!

UW PENSIOEN- OF LIJFRENTEKAPITAAL KOMT BINNENKORT VRIJ? LEES DIT! Pagina 1 van 10 UW PENSIOEN- OF LIJFRENTEKAPITAAL KOMT BINNENKORT VRIJ? LEES DIT! Pensioen Het gaat hierbij om verzekeringen die een kapitaal uitkeren bij in leven zijn op de pensioendatum. De hoogte van

Nadere informatie

Slim Schenken en nalaten

Slim Schenken en nalaten Slim Schenken en nalaten U wilt geld schenken aan bijvoorbeeld uw kind, kleinkind, een willekeurig persoon of een goed doel. Op die manier kunt u hen financieel ondersteunen. Afhankelijk van aan wie u

Nadere informatie

Erfrente verdient nieuwe kans. Petra van der Ham - den Haan Productspecialist Leven bij Reaal

Erfrente verdient nieuwe kans. Petra van der Ham - den Haan Productspecialist Leven bij Reaal Erfrente verdient nieuwe kans Petra van der Ham - den Haan Productspecialist Leven bij Reaal 1 Een blik in onze verzekeringsportefeuille leert ons al snel dat de erfrente vroeger voornamelijk als aanvullende

Nadere informatie

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen ij aangifte inkomstenbelasting 20 ls u bedragen hebt betaald voor inkomensvoorzieningen, heeft dit gevolgen voor uw belasting. n de toelichting bij uw aangifte inkomstenbelasting staat algemene informatie

Nadere informatie

De MoneyWise Lijfrentewijzer. Uw lijfrente komt vrij, wat zijn uw mogelijkheden?

De MoneyWise Lijfrentewijzer. Uw lijfrente komt vrij, wat zijn uw mogelijkheden? De MoneyWise Lijfrentewijzer Uw lijfrente komt vrij, wat zijn uw mogelijkheden? Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Uw lijfrente komt vrij... 3 Uw mogelijkheden... 4 Meer mogelijkheden met Oud Regime... 4

Nadere informatie

Belastbaar inkomen Maar niet Tarief premie Heffing over totaal meer dan meer dan Belastingtarief volksverzekering Totaal tarief van de schijven

Belastbaar inkomen Maar niet Tarief premie Heffing over totaal meer dan meer dan Belastingtarief volksverzekering Totaal tarief van de schijven Kerncijfers 2008 voor de adviespraktijk Algemeen Schijventarief box 1 Belastbaar inkomen Maar niet Tarief premie Heffing over totaal meer dan meer dan Belastingtarief volksverzekering Totaal tarief van

Nadere informatie

Addendum WFt Vermogen

Addendum WFt Vermogen Addendum WFt Vermogen Dit addendum is uitsluitend voor persoonlijk gebruik en het is niet toegestaan om het digitaal of in kopie door te sturen naar anderen. Met dit addendum heeft u een overzicht van

Nadere informatie

Oefenvragen Leven dag 3

Oefenvragen Leven dag 3 Oefenvragen Leven dag 3 1. Bea Triks (25 jaar) heeft een bruto inkomen van 40.000,- per jaar. Zij neemt deel aan de levensloopregeling. Haar levensloopsaldo bedraagt begin dit jaar 12.000,-. Welk bedrag

Nadere informatie

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 20 anvullende toelichting bij aangifte inkomstenbelasting 20 voor buitenlandse belastingplichtigen ls u bedragen hebt betaald voor inkomensvoorzieningen, heeft dit gevolgen voor uw belasting. n de toelichting

Nadere informatie

Pensioen Continu Plan

Pensioen Continu Plan Pensioen Continu Plan Een nettolijfrente oplossing Voor werknemers met een salaris boven 100.000 Per 1 januari 2015 gelden er belangrijke nieuwe regels voor pensioen. Hierdoor bouwen veel werknemers minder

Nadere informatie

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 11 ls u bedragen hebt betaald voor inkomensvoorzieningen, heeft dit gevolgen voor uw belasting. n deze aanvullende toelichting leest u meer over een aantal bijzondere situaties. U kunt een verzekering

Nadere informatie

! Er is geen notariële schenkingsakte vereist.! Ook schenkingen voor de aflossing van restschulden die zijn ontstaan vóór 29 oktober 2012

! Er is geen notariële schenkingsakte vereist.! Ook schenkingen voor de aflossing van restschulden die zijn ontstaan vóór 29 oktober 2012 Erf- en schenkbelasting - eindejaarstips Tijdelijk ruimere vrijstelling schenking voor eigen woning Vanaf 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 geldt een verruimde schenkingsvrijstelling van 100.000 als het

Nadere informatie

Je hypotheek en de belasting in 2015

Je hypotheek en de belasting in 2015 8.4360.0 (24-12-2013) Je hypotheek en de belasting in 2015 Hier vind je een toelichting op het jaaroverzicht van je SNS Hypotheek. Ook lees je hier de belangrijkste fiscale regels die in 2015 gelden voor

Nadere informatie

Inhoud. Gebruikte begrippen en afkortingen 3. A Inleiding 3. B BHW-kapitaalverzekeringen 4. C De KEW, de SEW en het BEW 5

Inhoud. Gebruikte begrippen en afkortingen 3. A Inleiding 3. B BHW-kapitaalverzekeringen 4. C De KEW, de SEW en het BEW 5 Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over gewijzigd fiscaal beleid en wetgeving met betrekking tot de KEW, SEW, BEW en BHW-kapitaalverzekering per 1 januari 2013, 1 januari 2017 en 1

Nadere informatie

A Inleiding 3 B BHW-kapitaalverzekeringen 4 C De KEW, de SEW en het BEW 5 D Wijzigingen 6 E Vragen 8 Belastingdienst

A Inleiding 3 B BHW-kapitaalverzekeringen 4 C De KEW, de SEW en het BEW 5 D Wijzigingen 6 E Vragen 8 Belastingdienst Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over gewijzigd fiscaal beleid en wetgeving met betrekking tot de KEW, SEW, BEW en BHW-kapitaalverzekering per 1 januari 2013, 1 januari 2017, 1 april

Nadere informatie

Vrijkomende Lijfrente

Vrijkomende Lijfrente Vrijkomende Lijfrente Wat doet u met uw vrijkomende lijfrentekapitaal? Inleiding Binnenkort bereikt uw lijfrenteverzekering de einddatum. Dit betekent dat een lijfrentekapitaal beschikbaar komt. Met dit

Nadere informatie

Financieel Risico Profiel Uw hypotheek en de inkomensrisico's

Financieel Risico Profiel Uw hypotheek en de inkomensrisico's Financieel Risico Profiel Uw hypotheek en de inkomensrisico's de heer A. Maatwerk en mevrouw B. Maatwerk-Advies 31 januari 2009 Uitgerekend voor u Inhoudsopgave 1. Dit rapport in het kort...3 2. Achtergrond

Nadere informatie

Belastinginformatie voor het jaar Onderwerpen

Belastinginformatie voor het jaar Onderwerpen uw verzekering en de inkomstenbelasting Belastinginformatie voor het jaar 2018 In deze brochure vindt u algemene informatie over de inkomstenbelasting voor uw kapitaalverzekering, kapitaalverzekering eigen

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen

Inkomstenbelasting. Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen INHOUD Inleiding 3 Gebruikte begrippen en afkortingen 3 A. OVERBRUGGINGSLIJFRENTEN 3 1.

Nadere informatie

Hulp bij het invullen van de Jaarruimtetool

Hulp bij het invullen van de Jaarruimtetool Hulp bij het invullen van de Jaarruimtetool Wat is jaarruimte? De jaarruimte is het maximale bedrag dat u met belastingaftrek elk jaar opzij mag zetten voor het aanvullen van uw pensioen. Voor het berekenen

Nadere informatie

Vrijkomende lijfrente. Wat doet u met uw vrijkomende lijfrentekapitaal?

Vrijkomende lijfrente. Wat doet u met uw vrijkomende lijfrentekapitaal? Vrijkomende lijfrente Wat doet u met uw vrijkomende lijfrente? Inhoud Inleiding 3 1 Uw vrijkomende lijfrente 3 1.1 Wat moet u doen als uw lijfrente vrij komt? 3 1.2 Lijfrente laten uitkeren of laten doorgroeien?

Nadere informatie

Cijfer- en percentageoverzicht LIJFRENTEVERZEKERING

Cijfer- en percentageoverzicht LIJFRENTEVERZEKERING Cijfer en percentageoverzicht LIJFRENTEVERZEKERING Bijlage 1: Inkomstenbelasting 2011 Percentages inkomstenbelasting jonger dan 65 ; cijfers 2011 Belastbaar inkomen Inkomen niet Tarief Heffing over totaal

Nadere informatie

Bankspaarhypotheek PAUL SPATZKER HYP O THEEKA D VIES

Bankspaarhypotheek PAUL SPATZKER HYP O THEEKA D VIES Bankspaarhypotheek Sinds 1 januari 2013 is het niet meer mogelijk om een bancaire spaarhypotheek of een bancaire beleggingshypotheek af te sluiten. In bepaalde situaties geldt een overgangsrecht, namelijk

Nadere informatie

Bijlage WFTNIVO examens 2012. Bijlage WFTNIVO examens 2012. Inhoud. Belastingtarief box 2 en 3

Bijlage WFTNIVO examens 2012. Bijlage WFTNIVO examens 2012. Inhoud. Belastingtarief box 2 en 3 Inhoud - Schijventarief box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning) p.1 - Belastingtarief box 2 en 3 p.2 - Heffingskortingen p.2 - Bijtelling p.3 - Percentages eigenwoningforfait p.3 - Vrijstellingen

Nadere informatie

PE+ Actualiteiten 2015 Wft Basis

PE+ Actualiteiten 2015 Wft Basis PE+ Actualiteiten 2015 Wft Basis Onderdeel van Wft PE+ modules zijn actualiteiten. Dat zijn de meest recente ontwikkeling in het betreffende vakgebied. De minister heeft deze actualiteiten op 6 oktober

Nadere informatie

Levensverzekering, premiesplitsing. Jasper Commandeur Fiscalist bij Reaal

Levensverzekering, premiesplitsing. Jasper Commandeur Fiscalist bij Reaal Levensverzekering, premiesplitsing en erfbelasting Jasper Commandeur Fiscalist bij Reaal 1 Met een overlijdensrisicoverzekering kun je met de verzekeraar afspreken dat iemand na een overlijden een eenmalig

Nadere informatie

FLEXFUND HYPOTHEEK DE VRIJHEID VAN INDIVIDUELE VERMOGENSOPBOUW

FLEXFUND HYPOTHEEK DE VRIJHEID VAN INDIVIDUELE VERMOGENSOPBOUW FLEXFUND HYPOTHEEK DE VRIJHEID VAN INDIVIDUELE VERMOGENSOPBOUW FLEXFUND HYPOTHEEK DE VRIJHEID VAN INDIVIDUELE VERMOGENSOPBOUW Zoals uw huis de basis is voor uw privéleven, zo is uw hypotheek de basis voor

Nadere informatie

Pensioen Continu Plan nettolijfrente Voor de periode ná uw pensioendatum

Pensioen Continu Plan nettolijfrente Voor de periode ná uw pensioendatum Pensioen Continu Plan nettolijfrente Voor de periode ná uw pensioendatum Aanvulling van partner- en ouderdomspensioen voor werknemers met een salaris boven 100.000 Sinds 1 januari 2015 gelden er belangrijke

Nadere informatie

Hoe zit het met op 31-12-2012 al bestaande hypotheken vanaf 1-1-2013?

Hoe zit het met op 31-12-2012 al bestaande hypotheken vanaf 1-1-2013? Hoe zit het met op 31-12-2012 al bestaande hypotheken vanaf 1-1-2013? Voor alle op 31 december 2012 bestaande hypotheken blijven de oude hypotheekregels van kracht. Oversluiten van een bestaande schuld

Nadere informatie

Vermogensopbouw  gegarandeerde rente. De voordelen op een rij: U wilt een flink bedrag opbouwen. Bijvoorbeeld om eerder te stoppen met werken,

Vermogensopbouw  gegarandeerde rente. De voordelen op een rij: U wilt een flink bedrag opbouwen. Bijvoorbeeld om eerder te stoppen met werken, Goudse Opbouwplan Vermogen opbouwen met een gegarandeerd eindkapitaal U wilt een flink bedrag opbouwen. Bijvoorbeeld om eerder te stoppen met werken, Vermogensopbouw  gegarandeerde rente aanvullingen

Nadere informatie

Ken je lijfrente. Lijfrente oud regime

Ken je lijfrente. Lijfrente oud regime Ken je lijfrente Lijfrente oud regime Lijfrente oud regime Het kapitaal van uw lijfrenteverzekering komt beschikbaar. Wat kunt u doen? Een aantal jaren geleden hebt u een lijfrenteverzekering afgesloten.

Nadere informatie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht einde deelneming

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht einde deelneming Toelichting Uniform Pensioenoverzicht einde deelneming Wat u moet weten over uw pensioen Dit pensioenoverzicht ontvangt u omdat

Nadere informatie

Gouden Handdruk, drie verschillende manieren om een ontslagvergoeding te laten uitkeren

Gouden Handdruk, drie verschillende manieren om een ontslagvergoeding te laten uitkeren Gouden Handdruk, drie verschillende manieren om een ontslagvergoeding te laten uitkeren Als u eenmaal recht heeft op een ontslagvergoeding, dan kunt u deze vergoeding in feite op 3 verschillende manieren

Nadere informatie

Uw hypotheek en de belasting in 2014

Uw hypotheek en de belasting in 2014 Uw hypotheek en de belasting in 2014 Hier vindt u een toelichting op het jaaroverzicht van uw BLG Hypotheek. Ook leest u hier de belangrijkste fiscale regels die in 2014 gelden voor de eigen woning, hypotheek,

Nadere informatie