Inhalt. 1. Verkehr S Im Freizeitpark S Restaurant S Kleidunggeschäft S. 18

Transcriptie

1 Inhalt 1. Verkehr S Im Freizeitpark S Restaurant S Kleidunggeschäft S. 18

2 Verkehr Gespräch 1 Den Weg fragen Schüler Native 1) Je groet en vraagt om hulp Ja, bitte? 2Je vraagt hoe je bij het station kunt komen Du gehst geradeaus und dann die dritte Straße links. 3)Je vraagt of degene langzamer wil praten. Natürlich. Du gehst geradeaus und dann die dritte Straße links. 4) Je vraagt hoe lang het ongeveer duurt Etwa eine Viertelstunde. 5) Je zegt, dat het te lang duurt en vraagt Ja, dort drüben ist eine Bushaltestelle. of je ook met de bus kunt. 6) Je vraagt welke bus je moet nemen. Linie 7 fährt direkt zum Hauptbahnhof. 7) Je vraagt om herhaling van het gezegde. Ja, Linie 7 fährt direkt zum Hauptbahnhof. 8) Je bedankt. Gern geschehen. 9) Je groet. Tschüs und eine gute Reise! Gespräch 2 Am Schalter Schüler Native 1) Je groet en zegt dat je een kaartje Eine Rückfahrkarte oder einfach? naar Stuttgart wil. 2) Je zegt dat je een enkeltje wilt en Ja das geht. vraagt of je je fiets mee kunt nemen. 3) Je vraagt hoe laat de trein vertrekt. Abfahrt 5.58 Uhr von Gleis 4. 4) Je vraagt of je moet overstappen. Ja, in Köln und in Mainz. 5) Je vraagt waar je je fiets kunt Im letzten Wagen bitte. neerzetten. 6) Je vraagt hoeveel het kost. Das macht 47,60. 7) Je geeft geld. Und zwei Euro vierzig zurück. 8) Je bedankt en groet. Auf Wiedersehen. Gute Reise! 2

3 Redemittel Verkehr Entschuldigung, können Sie/kannst du mir helfen? Ja, bitte Können Sie mir sagen, wie ich zum Bahnhof komme? Natürlich. Du gehst geradeaus und dann die dritte Straße links. Können Sie etwas langsamer sprechen? Wie lange dauert das ungefähr? Etwa eine Viertelstunde Das dauert zu lange. Kann ich auch mit dem Bus zum Bahnhof fahren? Ja, dort drüben ist eine Bushaltestelle. Welchen Bus muß ich nehmen? Linie 7 fährt direkt zum Hauptbahnhof. Können Sie das wiederholen? Gern geschehen. Auf Wiedersehen und eine gute Reise. Entschuldigung, wissen Sie ob hier ein Internet-Café ist? Wo ist hier eine Bäckerei? Hier links geht es zu einer Bäckerei. Sehen Sie das Kaufhaus? Da gehen Sie nach rechts. Du möchtest zum Bahnhof? Moment mal. Wo finde ich das Krankenhaus? Wie bitte? Tut mir Leid, das weiß ich auch nicht. Darf ich Sie etwas fragen? Ja, natürlich. Aber klar. Aber sicher Wissen Sie, wo die Schillerstraße ist? Können Sie/kannst du mir dann sagen, wo ich den Marktplatz finden kann? Zuerst geradeaus, dann nach 200 m rechts... Richtig, und dann an der Ecke/an der Kreuzung direkt links. Pardon, kunt U/kan jij mij helpen? Ja, zeg het maar. Kunt u mij zeggen hoe ik bij het station kom? Natuurlijk. Je gaat rechtdoor en dan de derde straat links afslaan. Kunt U iets langzamer praten? Hoe lang duurt dat ongeveer? Ongeveer een kwartier. Dat duurt te lang. Kan ik ook met de bus naar het station komen? Ja, daarginds is een bushalte. Welke bus moet ik nemen? Lijn 7 rijd direct naar het centraalstation. Kunt U dat herhalen? Graag gedaan. Tot ziens en een goede reis. Pardon, weet u of er hier een internetcafé is? Waar is hier een bakkerij? Hier links ga je naar een bakkerij. Ziet u het warenhuis? Daar gaat u naar rechts. Je wilt graag naar het station? Een momentje. Waar vind ik het ziekenhuis? Pardon? Het spijt me, dat weet ik ook niet. Mag ik u iets vragen? Ja, natuurlijk. Weet u waar de Schillerstraat is? Kunt u/kan jij me dan zeggen waar ik de marktplaats kan vinden? Eerst rechtdoor, dan na 200 m. rechts. Juist, en dan op de hoek/bij de kruising direct links. Vielen Dank Bitte sehr. Bei den Ampeln links und dann wieder links. Mal nachdenken. Siehst du den Imbiss? Ja, da drüben. Da gehst du nach rechts und dann kommt eine Kreuzung Bedankt. Alstublieft! Bij de verkeerslichten links en dan weer links. Even nadenken. Zie je die snackbar? Ja, daarginds. Daar ga je naar rechts en dan komt een kruising. 3

4 Nein, zuerst rechts, dann über die Kreuzung und dann nach 300 m links. Nee, eerst rechts, dan over de kruising en dan na 300 m. links. Wie bitte? Wat zeg je? / Wat zegt u? Ich möchte zum Postamt. Ik wil graag naar het postkantoor. Du fährst zurück, dann die dritte Straße Je rijdt terug, dan de derde straat links en links, dann wieder dan weer rechts... rechts... Nicht so schnell bitte. Also zurück, dritte links, wieder rechts und da kannst du das Postamt schon sehen. Du fährst hier links, an der Kreuzung rechts und dann siehst du den Bahnhof. Wie komme ich zu einer Tankstelle? Sie fahren immer geradeaus. Bei den Ampeln nach links. Da ist Aral. Genau. Entschuldigung, ich suche das Museum für Geschichte. Fahren Sie über die Brücke, und dann ist links ein Kaufhaus, dann im Kreisverkehr die zweite rechts. Da finden Sie das Museum. Niet zo snel graag. Dus terug, dan de derde straat links, weer rechts daar kun je het postkantoor al zien. Je rijdt hier links, op de kruising rechts en dan zie je het station. Hoe kom ik bij een tankstation? U rijdt steeds rechtdoor. Bij de verkeerslichten naar links. Daar is Aral. Precies. Pardon, ik zoek het museum voor geschiedenis. Rijdt u over de brug en dan is links een warenhuis, dan bij de rotonde de tweede straat rechts. Daar vindt u het museum. Schau mal. Da drüben siehst du. Kijk eens. Daarginds zie je... Geradeaus, nach ungefähr 500 m seht ihr dann.. Rechtdoor, na ongeveer 500 m zien jullie dan.. Ich bin auch fremd hier. Ik ben hier ook niet bekend. Wo bin ich jetzt? Waar ben ik nu? Das weiß ich nicht. Dat weet ik niet. Nein, ich bin nicht von hier. Nee, ik kom hier niet vandaan. Wie lange dauert die Reise? Hoe lang duurt de reis? Etwas früher, ist das möglich? Iets eerder, is dat mogelijk? Muss ich umsteigen? Moet ik overstappen? Ja, in Osnabrück und Deventer musst du umsteigen. Ja, in Osnabrück en Deventer moet je overstappen. Was kostet eine Fahrkarte nach Arnhem? Wat kost een treinkaartje naar Arnhem? Rückfahrkarte oder einfach? Retour of enkel? Einfach. Enkel. Kann ich das Rad mitnehemen? Kan ik de fiets meenemen? Ja, das geht. Ja, dat kan. Was kostet das? Wat kost dat? Von welchem Gleis fährt der Zug? Van welk spoor vertrekt de trein? Von Gleis 7. Van spoor 7. Wann fährt der nächste Bus nach Frankfurt? Wanneer gaat de volgende bus naar Frankfurt? Moment mal. Ich sehe nach. Um 9.12 Momentje. Ik kijk het na. Om 9.12 uur. 4

5 Uhr. Dann bin ich also um Uhr in Frankfurt. Stimmt. Wo ist hier ein Fahrkartenautomat? Da drüben. Wie spät kommt der Zug aus Bonn? Um ungefähr ein Uhr. Wann kommt der Bus aus Kassel? Der hat 15 Minuten Verspätung. Vielen Dank für die Informationen. Gern geschehen. Gute Fahrt. Wo kann ich mein Fahrrad abstellen? Wann fährt der Zug ab? Dan ben ik dus om uur in Frankfurt. Dat klopt. Waar is hier een kaartjesautomaat? Daarginds. Hoe laat komt de trein uit Bonn? Om ongeveer een uur. Wanneer komt de bus uit Kassel? Die heeft 15 minuten vertraging. Hartelijk dank voor de informatie. Graag gedaan. Goede reis. Waar kan ik mijn fiets neerzetten? Wanneer vertrekt de trein? 5

6 Lernliste Verkehr der Bahnhof abfahren Von welchem Gleis das Gleis der Bahnsteig um Viertel nach zehn umsteigen die Rückfahrkarte Gern geschehen früher Moment ma Stimmt Wie spät fährt der Bus? die Verspätung wiederholen Gute Fahrt! da drüben Entschuldigung wiederholen die Fahrkarte einmal einfach Fahrrad/Rad mitnehmen Wie spät? der Zug Abfahrt abstellen Die dritte Straße rechts ungefähr geradeaus Kreisverkehr die Bäckerei die Metzgerei die Tankstelle das Kaufhaus die Kirche das Postamt die Konditorei der Imbiss das Geschäft das Krankenhaus die Apotheke das Museum in der Nähe von Wie komme ich zum Postamt? suchen dann über die Brücke also het station vertrekken Van welk spoor? het spoor het perron om kwart over tien overstappen het retourtje Graag gedaan vroeger Momentje Klopt Hoe laat vertrekt de bus? de vertraging herhalen Goede reis! daarginds Pardon/excuus herhalen het kaartje een enkeltje fiets meenemen Hoe laat? de trein vertrek stallen De derde straat rechts ongeveer rechtdoor rotonde de bakkerij de slagerij het benzinestation het warenhuis de kerk het postkantoor banketbakkerij (met lunchroom) de snackbar de winkel het ziekenhuis de apotheek het museum in de buurt van Hoe kom ik bij het postkantoor? zoeken dan over de brug dus 6

7 nach 300 m gehst du rechts bei den Ampeln Darf ich Sie/dich etwas fragen? Können Sie/kannst du mir helfen? fahren Du fährst zurück Tut mir Leid! zuerst an der Ecke Mal nachdenken die Kreuzung an der Kreuzung Da siehst du es schon Nicht so schnell bitte genau Ich bin auch fremd hier! Ist das möglich? wie lange? Was kann ich für dich tun? der Stadtplan einige Ich möchte Informationen über Bremen umsonst/gratis Ich möchte/ich hätte gern nochmal die Bushaltestelle Wir sind in die Stadt gefahren na 300 m ga je rechts bij de stoplichten Mag ik u/jou iets vragen? Kunt u/kan jij mij helpen? rijden Jij rijdt terug Het spijt me! eerst op de hoek Even nadenken het kruispunt op bij de kruising Daar zie je het al Niet zo snel a.u.b. precies/juist Ik ben hier niet bekend! Is dat mogelijk? hoe lang? Wat kan ik voor jou doen? de plattegrond enkele Ik wil graag informatie over Bremen gratis ik zou graag willen(hebben) nog eens de bushalte Wij zijn naar de stad gereden 7

8 Notizen Verkehr 8

9 im Freizeitpark Gespräch 1 Kunde Je groet en je zegt, dat je 3 kaartjes wilt. 2 voor volwassenen en 1 voor een kind. Je vraagt om een plattegrond. Je vraagt of kinderen in alle attracties mogen. Je zegt dat je het begrijpt en bedankt. Für Erwachsene? Mitarbeiter Bitte, das macht 63 Euro. Ja, die liegen hier, bitte Nein, da gibt es ein paar die nicht für kleine Kinder geeignet sind. Die stehen im Plan deutlich angegeben. Sehen Sie: mit diesem Symbol. Bitte sehr. Einen schönen Tag. Gespräch 2 Kunde Je zegt tegen je broertjes dat jullie naar het spookslot gaan Je zegt dat je broertjes 12 en 9 jaar zijn. Je vraagt waarom Je vraagt je nu af wat jullie nu zullen gaan doen. Je vraagt de weg naar de snackbar. Je zegt tegen je broertjes, dat jullie dan eerst maar patat gaan eten. Je groet. Mitarbeiter Entschuldigung, darf ich fragen, wie alt sind die Kinder? In dieser Attraktion dürfen nur Kinder ab 12 Jahre alt. Für die Kleinen ist es zu gefährlich. Es tut mir Leid, es ist nicht erlaubt Da drüben links und dann siehst du ihn an der rechten Seite. Viel Spaß noch. vetgedrukte woorden ook door andere woorden vervangen 9

10 Gespräch 3 Je groet en vraagt of je geholpen kunt worden. Je zegt, dat je broertje is weggelopen en dat je hem nergens meer kunt vinden.. Je zegt dat je al een half uur hebt gezocht. Je zegt dat hij 4 jaar is, een spijkerbroek draagt en een rood jasje met een zwarte muts. Je zegt, dat dat bij de draaimolen was en dat je daarvoor bij de wildwaterbaan was. Je zegt dat hij..heet. Je zegt dat je verder wilt zoeken, omdat hij nu vast bang is Zeg dat je je mobiele nummer opschrijft en dat ze je dan kunnen bellen. Je geeft je nummer en leest dat even hardop voor. Je bedankt voor de moeite. Ja bitte, was ist los? Wie lange ist er schon weg? Wie alt ist er und wie sieht er aus? Ich kann das mal durchsagen. Wo hast du ihn zuletzt gesehen? Moment mal. Und wie heißt er? Einen Augenblick bitte.(durchsage) Ich denke, du kannst am besten hier bleiben. Aber wenn jemand ihn findet, wie können wir dich dann erreichen? Gute Idee. Ich rufe dich an und du suchst weiter. Danke. Hoffentlich findest du ihn schnell. Viel Glück. 10

11 Redemittel im Freizeitpark Deutsch Niederländisch Ich möchte 3 Eintrittskarten, bitte Ik wil graag 3 entreekaartjes aub. Für Erwachsene oder auch für Kinder? Voor volwassenen of ook voor kinderen? Für eine Erwachsene und 2 Kinder. Voor 1 volwassene en 2 kinderen. Was kostet das zusammen? Hoeveel is dat samen? Das macht einmal 27 und zweimal 18, also zusammen 63 Euro, bitte. Dat is 1 x 27 en 2 x 18, dus samen 63 euro, aub. Hier haben Sie 100 Euro, bitte Hier heeft u 100 euro, aub. 37 zurück und einen schönen Tag. 37 euro terug en een fijne dag. Ich habe noch eine Frage: haben Sie einen Plan von dem Park? Ik heb nog een vraag: heeft u een plattegrond van het park? Aber natürlich, bitte. Ja natuurlijk, aub. Und gibt es heute noch besondere Aktivitäten? En zijn er vandaag nog bijzonder activiteiten? Ja sicher. Ich gebe Ihnen einen Prospekt in dem alles steht. Jazeker. Ik zal u een folder geven, waarin alles staat. Großartig. Vielen Dank! Heel fijn, dank u wel. Gibt es noch Attraktionen, die nicht für kleine Kinder geeignet sind? Zijn er nog attracties die niet voor kleine kinderen geschikt zijn? Ja, die stehen auch alle im Prospekt, ich glaube auf Seite 5. Ja, die staan ook inde folder, ik geloof op pagina 5. Aber es ist auch bei jeder Attraktion angegeben. Maar het is ook bij elke attractie aangegeven. Viel Spaß. Veel plezier. Können Sie mir sagen wo hier die Achterbahn ist? Kunt u mij zeggen waar hier de achtbaan is? Wo ist das Restaurant? Waar is het restaurant? Ich habe Hunger. Ik heb honger. Wo sind die Toiletten? Waar zijn de toiletten? Müssen wir hierfür auch noch bezahlen! Moeten we hier ook nog voor betalen! Vielen Dank für die Mühe/Ihre Hilfe Bedankt voor de moeite/uw hulp. Ich kann meine Handynummer aufschreiben. Ik kan mijn mobiele nummer opschrijven. Sie können mich anrufen. U kunt mij bellen. Er/Sie trägt..(kledingstuk+ kleur) Hij/zij draagt. Er wird wohl ängstlich sein. Hij is vast bang. 11

12 vetgedrukte woorden ook door andere woorden vervangen Lernliste im Freizeitpark Deutsch die Wildwasserbahn die Stuntshow die Bobbahn die Wackelbrücke das Riesenrad das Geisterschloss das Karusell die Eisshow die Eintrittskarte der Parkplan der Imbiss müde ausruhen der Spielplatz verlieren-verlor-verloren besorgt ängstlich Angst haben rot, blau, gelb, grün, schwarz, braun, rosa, null, eins, zwei drei, vier fünf, sechs, sieben, acht neun, zehn die Hose die Jacke die Mütze der Pullover das Kleid die Stiefel mein kleiner Bruder/meine kleine Schwester weglaufen - weggelaufen suchen nirgend Niederländisch de wildwaterbaan de stuntshow de bobsleebaan de kettingbrug het reuzenrad het spookkasteel de draaimolen de ijsshow het entreekaartje de plattegrond de snackbar moe uitrusten de speeltuin verliezen-verloor-verloren bezorgd bang bang zijn rood, blauw, geel, groen, zwart, bruin, rose 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 de broek het jack de pet de trui de jurk de laarzen mijn broertje, mijn zusje weglopen - weggelopen zoeken nergens 12

13 Notizen im Freizeitpark 13

14 im Restaurant Gespräch 1 Kunde Je roept de ober. Je zegt dat je een tafel voor 4 personen wilt. Je zegt dat dat niet zo is. Je verontschuldigt je. Je vraagt om de menukaart. Je zegt dat je dat graag wilt en bestelt 2 bier en 1 mineraalwater. Je roept de ober en zegt dat je iets te eten wilt bestellen. Zweimal Pizza und einmal Bratkartoffeln mit Apfelmus und Blumenkohl und einmal einen Fischteller mit Karotten und Zwiebeln, bitte. Je zegt dat het uitstekend heeft gesmaakt en bedankt. Je zegt dat je geen toeje meer wilt en dat je de rekening wilt hebben. Je bedankt en neemt met een groet afscheid. Ober Ja bitte, was wünschen Sie? Haben Sie reserviert? Da beim Fenster ist noch ein Tisch frei. Möchten Sie schon etwas zum Trinken? Mache ich. Ja bitte. Wird geschehen. Hat es geschmeckt? Möchten Sie noch eine Nachspeise? Hier ist die Rechnung, bitte. Sie können bei der Kasse bezahlen. Wiedersehen. Gespräch 2 Kunde Je roept de ober. Je bestelt 2 koffie met taart. Je zegt dat je met slagroom wilt. Je vraagt om de menukaart en zegt dat je iets te eten wilt bestellen. Je zegt, dat je dat jammer vindt en bestelt alleen dan de koffie. Je vraagt hoeveel het kost. Je geeft 7 euro en geeft aan dat het wisselgeld als fooi kan worden gehouden. Ober Ja, bitte. Aber natürlich. Mit oder ohne Sahne? Entschuldigung, die Küche ist schon geschlossen. Es ist schon halb neun. Mach ich. Bitte, wollen Sie gleich zahlen? 5,90 Euro, bitte. Danke, auf Wiedersehen. * Let op: de schuingedrukte woorden moeten vervangbaar voor je zijn!!! 14

15 Redemittel im Restaurant Deutsch Niederländisch Herr Ober! Ober! Was wünschen Sie? Wat wenst u? Ich möchte gern die Speisekarte! Mag ik de menukaart, aub. Haben Sie schon gewählt. Heeft u al gekozen? Zum Essen möchte ich.und zum Ik wil graag eten en drinken. Trinken. Ich hätte gern einen gemischten Ik wil graag een gemengde salade Salat.. Ich nehme eine Pizza. Ik neem een pizza. Habt ihr Durst? Hebben jullie dorst? Ich möchte zwei Cola, bitte. Ik wil graag 2 cola, aub. Kann ich noch einen Hamburger Kan ik nog een hamburger krijgen? bekommen? Die Hamburger sind alle. Darf es eine Bratwurst sein? De hamburgers zijn op. Mag het een braadworst zijn? Mit viel Curry bitte Met veel curry, aub. Mit oder ohne Ketchup? Met of zonder ketchup? Ich möchte gern Pfeffer und Salz. Ik wil graag peper en zout. Nehmen wir noch einen Nachtisch? Nemen we nog een toetje? Ich nehme einen Eisbecher. Ik neem een sorbet. Schmeckt die Torte? Smaakt de taart? Ich möchte einen kleinen Löffel, bitte. Ik wl graag een kleine lepel, aub. Wo liegt das Messer? Waar ligt het mes? Guten Appetit! Eet smakelijk. Danke, gleichfalls. Dank u, insgelijks. Hat es geschmeckt? Heeft het gesmaakt? Danke, sehr gut. Ausgezeichnet. Dank u, heel goed. Uitstekend. Ich möchte zahlen, bitte. Ik wil graag betalen. Die Rechnung, bitte. De rekening, aub. Wie viel macht das zusammen? Hoeveel is het samen? Bitte, hier sind 50 Euro. Aub, hier zijn 50 euro. Stimmt so! Het is goed zo. ( bij geven van fooi) Vielen Dank. Auf Wiedersehen Dankuwel. Tot ziens. * Let op: de schuingedrukte woorden moeten vervangbaar voor je zijn!!! 15

16 Lernliste im Reataurant Deutsch Niederländisch Deutsch Niederländisch Entschuldigung! Pardon! die Pizza de pizza Herr Ober! Ober! die Nudeln de macaroni(alle soorten) etwas zum Essen bestellen. iets te eten bestellen. ein Tisch(m) für.personen een tafel voor.personen der Kaffee de koffie die Pommes de patat Milch und Zucker melk en suiker rot oder weiß met ketchup of met mayo? der Tee de thee die Mayo de mayonaisse die Cola de cola der Gulasch de goulash das Wasser het water die Bratkartoffeln de gebakken aardappelen der Wein de wijn die Karotten de worteltjes das Bier het bier die Bohnen de bonen die Limo de limonade die Käsesoße de kaassaus das Messer het mes der Reis de rijst der Löffel de lepel die Suppe de soep die Gabel de vork das Brot het brood das Glas het glas der Blumenkohl de bloemkool der Teller het bord das Apfelmus de appelmoes der Salat de salade der Spinat de spinazie der Hamburger de hamburger der Rotkohl de rode kool das Kotelett de karbonade vegetarisch vegetarisch Fisch vis das Schnitzel de schnitzel die Bratwurst de braadworst der Pfannkuchen(die Pfannkuchen) die Currywurst de curryworst aber natürlich= de pannekoek(de pannekoeken) maar natuurlijk aber klar der Fischteller de visplate Ich bin satt. Ik heb genoeg gehad. Zwiebeln uien Tut mir Leid. Het spijt me. 16

17 Notizen - im Restaurant 17

18 Kleidungsgeschäft Gespräch 1 Verkäufer(in) Was kann ich für dich tun? Was für einen Pullover, einen sportlichen? Hast du schon eine bestimmte Farbe in Gedanken Im Moment sind die helleren Farben in, wie gelb, rot und hellblau. Aber natürlich, bitte. Ja, da drüben sind die Umkleidekabinen. Natürlich. Bitte schön. Kunde Zeg dat je een trui zoekt. Je zegt dat je inderdaad die zoekt. Je vraagt welke kleuren er op het moment in de mode zijn. Je vraagt of je even mag kijken. Je vraagt of je de rode mag aanpassen. Je zegt, dat je hem toch niet zo mooi vindt en vraagt of je nog even mag rondkijken. Je bedankt en groet. Gespräch 2 Verkäufer(in) Kann ich Ihnen helfen? Welche Größe haben Sie? Sind die Schuhe für eine bestimmte Gelegenheit? Na, schauen Sie sich hier mal um, hier stehen die Schuhe Ihrer Größe Selbstverständlich. Und was finden Sie? Mal sehen. 179, 50 Euro Da muss ich mal nachgucken. Ja, hier habe ich ein Paar. Diese habe ich auch noch in braun. Die kosten 95 Euro Dort bei der Kasse können Sie zahlen. Kunde Je zegt dat je nieuwe schoenen wilt. Je denkt, dat je maat 39 hebt. Je zegt dat ze voor dagelijks gebuik zijn en dus makkelijk moeten zitten. Je zegt dat je deze schoenen wilt passen en vraagt of ze ook de linkerschoen erbij willen pakken. Je zegt dat ze passen en vraagt hoe duur deze schoenen zijn. Je zegt dat je ze nogal duur vindt en vraagt of er nog soortgelijke schoenen zijn die goedkoper zijn. Je zegt dat je zwart leuk vindt en dat je ze wil passen. Je zegt dat ze goed zitten en dat je deze schoenen neemt. Je bedankt en groet. 18

19 Gespräch 3 Verkäufer(in) Womit kann ich Ihnen dienen? Was ist der Grund? Möchten Sie eine größere anprobieren? Ach so. Wollen Sie sich dann noch etwas umsehen? Okay. Das ist dann 39,50 Euro, bitte. Können Sie bitte diesen Zettel für mich ausfüllen. Vielen Dank. Auf Wiedersehen. Kunde Je zegt dat je deze broek wilt omruilen. Je zegt dat hij te klein is. Je zegt dat die er waarschijnlijk niet meer is. Tenminste gisteren was die er niet meer. Je zegt, dat je liever je geld terugwilt. Je zegt, dat je dat wel wilt doen. Je groet. 19

20 Redemittel - Kleidungsgeschäft Deutsch Kann ich dir helfen? Ich möchte/suche eine Jeans Welche Größe hast du? Das weiß ich nicht genau. Können Sie mir helfen? Ich denke, du hast Größe 38 Haben Sie Jeans von Only? Welche Farbe und welches Modell? Dunkelblau und weit Mal sehen Nein, tut mir Leid, die habe ich nicht mehr. Wohl von Angels Kann ich die/den/das mal anprobieren? Aber natürlich. Da drüben sind die Umkleidekabinen. Ich nehme sie/es/ihn. Wo ist die Kasse? Das macht 49 Euro 95 Kann ich hier pinnen? Ja das geht, bitte Darf ich mal sehen. Kann ich den roten Pullover anprobieren? Ich finde ihn doch nicht so cool. Ich möchte mich noch ein bisschen umsehen. Kann ich/ Ich möchte mein Geld zurückbekommen. Was ist jetzt in? Auf Wiedersehen. Niederländisch Kan ik je helpen Ik wil graag/zoek een spijkerbroek. Welke maat heb je? Dat weet ik niet precies. Kunt u mij helpen? Ik denk, dat je maat 38 hebt. Heeft u spijkerbroeken van Only? Welke kleur en welk model? Donkerblauw en wijd. Even kijken Nee, het spijt me, die heb ik niet meer. Wel van Angels. Kan ik die passen? Ja natuurlijk. Daar zijn de paskamers. Ik neem em. Waar is de kassa? Dat is 49,95 euro. Kan ik hier pinnen? Ja dat kan. Gaat uw gang. Mag ik even kijken. Mag ik de rode trui aanpassen? Ik vind hem toch niet zo leuk. Ik wil nog graag even rondkijken. Kan ik/ Ik wil graag mijn geld terugkrijgen. Wat is er op moment in de mode? Tot ziens. *de schuin- en vetgedrukte woorden kun je vervangen door woorden uit de Lernliste 20

21 Lernliste - Kleidungsgeschäft Deutsch Niederländisch Deutsch Niederl:andisch die Jeans(die Jeans) der Pullover(die Pullover) der Gürtel(die Gürtel) das Preisschild(die Preisschilder) die Umkleidekabine (die Umkleidekabinen) die Hose(die Hosen) das T-Shirt(die T- Shirts) das Hemd(die Hemden) der Schuh(die Schuhe) de spijkerbroek umtauschen omruilen de trui de riem Ich möchte etwas umtauschen rot, blau, gelb, grün, braun, schwarz, orange, rosa, weiß Ik wil graag iets ruilen het prijskaartje die Farbe de kleur de paskamer vierunddreißig, vierzig, zweiundvierzig rood, blauw, geel, groen, bruin, zwart, oranje, rose, wit 34, 40, 42 de broek teuer, billig duur, goedkoop het t-shirt bezahlen afrekenen het hemd bequem makkelijk de schoen sportliche sportief fein netjes Ich möchte/ich Ik wil graag hätte chic gekleed das de etalage Schaufenster zu klein/zu groß te klein/te groot gestern gisteren nicht mehr niet meer op voorraad neue Schuhe nieuwe schoenen vorhanden jedenfalls in ieder geval für den täglichen Gebrauch voor dagelijks gebruik etwas im Angebot iets in de aanbieding der linke Schuh de linker schoen ziemlich derartige tamelijk, nogal soortgelijke den linken Schuh holen de linker schoen halen. 21

22 Notizen - Kleidungsgeschäft 22