TOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

Transcriptie

1 Naam: Klas: Datum: HÖREN Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands. (8 punten) 1. Welk compliment geeft Igor (de jongen) aan Linda (het meisje)? 2. In welke stad woont Igor? 3. Hoe kennen Linda en Angela (de zus van Igor) elkaar? 4. Hoe oud is Linda? 5. Wat voor sport doet Igor? 6. Waarvoor nodigt Igor Linda uit? 7. Hoe goed zijn Angela en Linda bevriend? Leg je antwoord uit. 8. Neemt Linda de uitnodiging aan? 1

2 LESEN Ich brauche ( heb nodig) meine Mutter noch! Es ist egal, wie alt ich bin. Meine Mutter hat mich zum Lachen gebracht Sie hat meine Tränen getrocknet Sie hat mich umarmt Sie hat meine Erfolge ( successen) geteilt Sie hat mich stark gemacht Und manchmal ( soms ) hat sie mich verrückt gemacht! Meine Mutter ist meine beste Freundin. Teile diesen Spruch ( spreuk), wenn ( als) du auch eine wunderbare Mutter hast. Lees de tekst. Kruis het juiste antwoord aan. (4 punten) 1. Over wie gaat deze tekst? A Over fantastische moeders. B Over fantastische moeders en dochters. C Over fantastische ouders. 2. Wat betekenen de eerste twee zinnen: Ich brauche alt ich bin? A Ik ben blij dat ik mijn moeder nog leeft. B Ik heb mijn moeder nog nodig, maakt niet uit hoe oud ik ben. 3. Und manchmal hat sie mich verrückt gemacht betekent A En soms heeft ze (mijn moeder) mij in de steek gelaten. B En soms heeft ze (mijn moeder) mij te veel verwend. C En soms heeft ze (mijn moeder) mij behoorlijk geïrriteerd. 4. Waar kun je deze tekst / kaart tegenkomen? A Op een kaart. B Op Facebook. C Antwoorden A & B allebei. 2

3 VOKABELN A Vul de zin aan. Kies het goede woord uit de onderstaande lijst en vertaal dit woord naar het Duits. (8 punten) niet dochter leeftijd familieleden ja zoon huisnummer kinderen 1. Er will mir sein nicht sagen. 2. Meine besuchen mich morgen. 3. oder nein? 4. Die spielen im Garten. 5. Ich kann leider. 6. Das ist meine. 7. Er ist der und ich bin die Tochter. 8. Was ist die? B Maak de zinnen af met het juiste woord. (5 punten) 1. Er macht das Radio an um Musik zu. 2. Wenn man sich ( als je) bedankt, dann sagt man ( zeg je) XK ist die. 4. Berlin liegt in. 5. Ein Kind, das gerade ( net) geboren ist, nennt man ein. C Vertaal de onderstreepte woorden naar het Nederlands. (5 punten) 1. Was ist deine Adresse? 2. Ich habe die Bücher gelesen. 3. Ich kann diesen Song nicht mehr hören. 4. Das ist meine Tochter. 5. Ich werde dir schreiben. 3

4 GRAMMATIK A Op welke letters (klinkers) kan een Umlaut voorkomen? (3 punten) B Welke vier Duitse vraagwoorden ontbreken in deze rij? (2 punten) wann wie warum wo was C Vertaal de woorden die in de kantlijn staan naar het Duits. (14 punten) 1. Wie ist das? 2. Waar ist das Phantasialand? 3. Was sagst du? 4. Waar heen gehst du? 5. Heb du neue Schuhe? 6. heeft Kathy eine schöne Tasche. 7. Hebben ihr Hunger? 8. heb Ich einen Freund. 9. zijn Wo deine Eltern? 10. is Sven nicht zu Hause. 11. ben du in der Schule? 12. Zijn sie in der Stadt? 13. Wij gehen nach Hause. 14. jullie Wie lange wohnt schon in Deutschland? D In de volgende zinnen staat iedere keer een woord dat niet met een hoofdletter geschreven moet worden. Onderstreep dit woord. (5 punten) 1. Ich Bin in Berlin. Das ist die Hauptstadt von Deutschland. 2. Hast du Lust ins Kino Zu gehen? 3. Können Sie Bitte etwas langsamer sprechen? 4. Der Zug fährt nach Hamburg Und Hannover. 4

5 5. Meine Liebe Schwester geht ins Kino. Vul in de volgende zinnen de vertaling van het juiste vraagwoord uit het kader in. (5 punten) hoeveel hoe wanneer waar waar vandaan 6. kommst du? Morgen. 7. Brüder hast du? Zwei. 8. kommst du? Aus Berlin. 9. liegt das? In Deutschland. 10. spät beginnt die Schule? Um 08:30 Uhr. Vul de juiste vorm van haben of sein in. (5 punten) 11.Mein Vater einen neuen Job. 12.Meine Eltern keine Haustiere. 13. du Haustiere? 14.Das die neue Lehrerin. 15.Ich heute Abend nicht zu Hause. LANDESKUNDE (BONUS) Kruis het juiste antwoord aan. (0,3 bonuspunten op eindcijfer - 0,1 per goed antwoord) 1. In Österreich sagt man A Grüezi. B Grüß Gott. C Guten Tag. 2. Wenn man in Deutschland 12 ½ Jahre verheiratet ist, dann feiert man A die Goldene Hochzeit. B die Silberne Hochzeit. C die Petersilienhochzeit. 5

6 3. Dein deutscher Freund hat Geburtstag. Wem musst du zum Geburtstag gratulieren? A Dem Geburtstagskind B Dem Geburtstagskund und seinen Eltern C Dem Geburtstagskind, seiner Familie, seinen Verwandten und Freunden 6