Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode
|
|
- Barbara de Valk
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode PSYCHOPATHIE EN ANTISOCAAL GEDRAG IN RELATIE TOT DE ALGEMENE PERSOONLIJKHEID Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Psychologie, Optie klinische psychologie door Sarah Vanisterbecq Promotor: Prof. Dr. Filip De Fruyt Begeleiding: Lic. Mieke Decuyper
2 Ondergetekende, Sarah Vanisterbecq geeft toelating tot het raadplegen van de scriptie door derden.
3 Dankwoord Deze thesis en dit onderzoek zouden onmogelijk tot een goed einde gebracht zijn zonder de steun van een aantal mensen die ik hierbij hartelijk wil bedanken. Allereerst wil ik mijn ouders en vriend bedanken voor de liefde, steun en betrokkenheid die zij mij tijdens dit hele proces gaven en het geloof en vertrouwen dat ze in me stelden, niet alleen nu maar gedurende mijn hele opleiding. Verder bedank ik ook mijn vrienden, die zorgden voor de nodige verstrooiing, ontspanning en plezier in barre thesis-tijden. Uiteraard bedank ik ook alle mannen die tijd wouden vrijmaken om mee te werken aan mijn onderzoek, zonder hen zou er immers geen onderzoek geweest zijn! En, last but not least, bedank ik graag mijn thesisbegeleidster, Mieke Decuyper, voor alle interessante suggesties, correcties en hulp die ik van haar kreeg en als zeer waardevol ervaren heb.
4 Abstract Dit empirisch onderzoek gaat na hoe de Antisociale Persoonlijkheidsstoornis en Psychopathie weergegeven kunnen worden in termen van het Vijf-Factoren Model. Ook de gelijkenissen en verschilpunten tussen deze twee stoornissen komen aan bod. Deze studie is gebaseerd op de meta-analyse van Saulsman en Page (2004) en Widiger en collega s (2002) voor wat betreft de Antisociale Persoonlijkheidsstoornis en op Miller en collega s (2001) voor psychopathie. In een populatiesteekproef (N = 359) werd een vragenlijst onderzoek uitgevoerd. De NEO-PI-R (Costa & McCrae, 1992; Hoekstra, Ormel, & De Fruyt, 1996), ADP-IV (Schotte & De Doncker, 1994), VKP (Duijsens et al., 1993) en PPI (Lilienfeld & Andrews, 1996) werden hierbij gebruikt. In een forensisch-psychiatrische steekproef (N = 67) werd dit vragenlijstonderzoek aangevuld met de afname van de PCL-R (Hare, 1991, 2003). Uit de resultaten bleek dat voor de Antisociale Persoonlijkheidsstoornis de voorspellingen over het algemeen bevestigd worden. Dit is ook het geval voor psychopathie gemeten in de populatiesteekproef. Psychopathie gemeten met de PCL-R wordt minder goed omschreven door het Vijf- Factoren Model. Bovendien blijkt dat de Antisociale Persoonlijkheidsstoornis en Psychopathie op domeinniveau wel veel gelijkenissen vertonen maar zich differentiëren op facetniveau. In de discussie worden een aantal verklaringen voor onverwachte bevindingen naar voor geschoven. Tenslotte wordt er ingegaan op de sterktes en zwaktes van dit onderzoek en worden aanbevelingen voor toekomstig onderzoek gegeven.
5 Inhoudsopgave Inleiding 1 Persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen 1 Psychopathie en antisociale persoonlijkheid 7 Psychopathie en het VFM 14 ASPD en het VFM 19 Dit onderzoek 20 Methode 22 Deelnemers 22 Meetinstrumenten 24 Procedure 28 Resultaten 29 Samenhang VFM, ASPD en psychopathie 29 Hiërarchische regressies 31 Discussie 37 Referenties 44 Appendix 58
6 Inleiding Deze scriptie zal een antwoord proberen geven op de vraag hoe psychopathie en antisociale persoonlijkheidsstoornis gerepresenteerd kunnen worden door het Vijf- Factoren Model. In deze inleiding zal eerst een bespreking gegeven worden over persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen. Daarna zullen psychopathie en antisociale persoonlijkheid verder uitgediept worden. In het laatste deel zullen psychopathie en antisociale persoonlijkheidsstoornis gelinkt worden aan het Vijf- Factoren Model. Persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen Persoonlijkheid Allport (1937) gaf ons een van de eerste systematische definities van persoonlijkheid: Persoonlijkheid is de dynamische organisatie in het individu van die psychologische systemen die zijn unieke aanpassing aan de omgeving determineren. Sindsdien zijn er tientallen gelijkaardige definities verschenen. De gemeenschappelijke elementen die steeds weer terugkomen, benadrukken dat persoonlijkheid intern is, dat het zich breed manifesteert en dat persoonlijkheid cognitieve, affectieve, interpersoonlijke en gedragscomponenten heeft. Bovendien zorgt persoonlijkheid voor stabiele gedragspatronen over de tijd en situaties heen (Lynam & Derefinko, 2005). Verschillende modellen om persoonlijkheid te beschrijven werden ontwikkeld. Deze modellen delen de assumptie dat trekken de basisbestanddelen zijn van persoonlijkheid. Bovendien gaan ze er van uit dat er een eindig aantal basistrekken bestaat en dat deze trekken een comprehensief model kunnen vormen om de menselijke persoonlijkheid te begrijpen. Gedurende de laatste eeuw werden veel taxonomieën ontwikkeld om de persoonlijkheidstrekken te beschrijven. Veel van deze beschrijvingen waren eigenlijk gewoon lijsten van trekken, zonder enige empirische of theoretische onderbouw. Andere modellen slaagden wel in dit theoretisch opzet. Voorbeelden van goed onderbouwde modellen zijn het PEN model van Eysenck (Eysenck & Eysenck, 1970), het driefactoren-model van Tellegen (1985) en één van de meest extensieve taxonomieën: het 16 persoonlijkheidsfactoren-model van Cattel (1943,1977). 1
7 Er bestaan nog meer, al dan niet succesvolle, taxonomieën en modellen voor de basistrekken van de persoonlijkheid. Ze hier allemaal bespreken zou ons te ver brengen. Hier wordt dan ook enkel ingegaan op de taxonomie die de meeste aandacht en steun in het persoonlijkheidsveld heeft gekregen: het Vijf-Factoren Model (VFM) of de Big five (Costa & McCrae, 1995; Goldberg, 1981; McCrae & John, 1992; Saucier & Goldberg, 1996). De factoren zijn er gekomen via een lexicale aanpak en vragenlijstonderzoek. De Big Five is ontstaan uit de lexicale aanpak: het bestuderen van de Engelse taal. Hieruit werden die domeinen van functioneren gehaald, die het meest belangrijk waren in het beschrijven van persoonlijkheidstrekken van zichzelf en andere personen (Digman, 1990; John & Srivastava, 1999; Wiggins & Pincus, 1992). De tweede traditie die heeft geleid tot de moderne factoren, is het gebruik van vragenlijsten. Eysenck identificeerde Extraversie en Neuroticisme als belangrijke componenten in psychologische tests. In 1968 noemde Wiggings deze de Big Two. Costa en McCrae (1980) voegden de dimensie Openheid toe en creëerden later (1985, 1989) de schalen voor het meten van Altruïsme en Consciëntieusheid. Deze vijf factoren, gevonden uit vragenlijsten, werden omgedoopt tot een model, het VFM (Goldberg, 1981). De twee aanpakken kwamen samen en hebben zo geleid tot de vijf definitieve domeinen: Extraversie, Altruïsme, Consciëntieusheid, Neuroticisme en Openheid voor ervaringen (John & Srivastava, 1999). Extraversie (E) meet de neiging van een individu tot positieve emoties en sociabiliteit. Extraverte personen houden van frequente sociale interactie, zijn vaak diegenen die de boel opvrolijken en houden van veel praten. Er wordt aangenomen dat sociale aandacht het kenmerkende element van extraversie is (Ashton, Lee, & Paunonen, 2002). Extraverten hebben bovendien een grotere invloed op hun omgeving, en nemen vaker dan introverten leidersposities in (Jensen-Campbell & Graziano, 2001). Altruïsme (A) beschrijft de interpersoonlijke relaties en strategieën van een individu. Personen die hoog scoren op deze factor kiezen voor onderhandeling om conflicten op te lossen, waar zij die laag scoren op A eerder zouden kiezen voor strategieën waarbij kracht en macht aan te pas komen (Graziano & Tobin, 2002; Jensen- Campbell & Graziano, 2001). Hoogscoorders prefereren ook om situaties die niet harmonieus zijn te vermijden. Belangrijke doelen voor altruïstische personen zijn 2
8 harmonieuze sociale interacties en een coöperatief familieleven. Aan de andere kant van het continuüm ligt agressiviteit. Consciëntieusheid (C) is gerelateerd met het controleren van impulsen, de mogelijkheid tot plannen en het vervullen van gedragsmatige taken. Het harde werk, de punctualiteit en betrouwbare gedrag van het consciëntieuze individu resulteert in betere schoolresultaten, meer jobsatisfactie, meer werkzekerheid en meer positieve sociale relaties (Langford, 2003). Neuroticisme (N) meet emotionele aanpassing en stabiliteit. Het kenmerk van emotionele instabiliteit of neuroticisme is het variëren van de gemoedstoestand over de tijd (Murray, Allen, & Trinder, 2002). Neurotische personen doen ook meer aan zelfhandicapering dan stabiele personen (Ross, Canada & Rausch, 2002). Een lage score op emotionele stabiliteit (of een hoge score op Neuroticisme) kan zich op vele vlakken tonen. Het domein Openheid (O) refereert naar de interesse van een persoon in cultuur, nieuwe activiteiten en emoties. Volgens Watson (2003) hebben diegenen die hoog scoren op openheid meer levendige dromen, onthouden ze hun dromen meer en hebben ze meer probleemoplossende dromen. Het domein Openheid wordt gelinkt met het proberen van nieuw voedsel, een voorliefde voor nieuwe ervaringen en ideeën. Een studie bracht aan het licht dat diegenen die hoog scoorden op openheid, meer problemen hadden om ervaren stimuli te negeren (Peterson, Smith, & Carson, 2002). Laagscoorders zouden eerder een tunnelvisie hanteren en incongruente stimuli negeren. Costa en McCrae (1995a) veronderstellen, op basis van hun onderzoek met de NEO personality Inverntory-Revised (NEO PI-R; Costa & McCrae, 1992), dat elk van deze vijf domeinen verder kan onderverdeeld worden in zes facetten. Het domein Neuroticisme bestaat uit de facetten Angst, Ergernis, Depressie, Schaamte, Impulsiviteit en Kwetsbaarheid. De facetten van het domein Extraversie zijn Hartelijkheid, Sociabiliteit, Dominantie, Energie, Avonturisme en Vrolijkheid. Het domein Openheid bevat de volgende facetten: Fantasie, Esthetiek, Gevoelens, Verandering, Ideeën en Waarden. Vertrouwen, Oprechtheid, Zorgzaamheid, Inschikkelijkheid, Bescheidenheid en Medeleven zijn de facetten van het domein Altruïsme. Het domein Consciëntieusheid tenslotte, omvat de facetten Doelmatigheid, Ordelijkheid, Betrouwbaarheid, Ambitie, Zelfdiscipline en Bedachtzaamheid. 3
9 Er is zeer veel steun voor de constructvaliditeit van het VFM, zowel op het vlak van de domeinen als op het vlak van de facetten. Er is een goede convergente en divergente validiteit voor zelf-, peer- en partnerbeoordelingen (Costa & McCrae, 1988); temporele stabiliteit over 7-10 jaar (Costa & McCrae, 1994); crossculturele replicatie (De Raad, Perugini, Hrebickova, & Szarota, 1998) en erfelijkheid (Jang, McCrae, Angleitner, Reimann, & Livesley, 1998; Plomin & Caspi, 1999). Het VFM is gebruikt als een integratief model voor het persoonlijkheidsfunctioneren van kinderen (Halverson, Kohnstamm, & Martin, 1994), volwassenen (McCrae & Costa, 1990), ouderen (Costa & McCrae, 1994), en zelfs diersoorten (Gosling & John, 1999). Persoonlijkheidsstoornissen Een persoonlijkheidsstoornis is een voortdurend patroon van ervaringen en gedragingen die duidelijk afwijken van de verwachtingen van de cultuur waarin het individu zich bevindt, het is pervasief en niet flexibel, begint in de adolescentie of de vroege volwassenheid, is stabiel over de tijd en leidt tot stress en lijden (American Psychiatric Association, 1994, p. 629). Een veel gebruikt systeem voor het beschrijven en diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM, American Psychiatric Association, 1994). De DSM is ondertussen toe aan zijn vierde editie en geeft ons een lijst van tien persoonlijkheidsstoornissen, verdeeld over drie clusters. Cluster A bestaat uit de Paranoïde Persoonlijkheidsstoornis, de Schizoïde Persoonlijkheidsstoornis en de Schizotypische Persoonlijkheidsstoornis. Cluster B bevat de Antisociale Persoonlijkheidsstoornis, de Borderline Persoonlijkheidsstoornis, de Theatrale Persoonlijkheidsstoornis en de Narcistische Persoonlijkheidsstoornis. Cluster C ten slotte omvat de Afhankelijke Persoonlijkheidsstoornis, de Vermijdende Persoonlijkheidsstoornis en de Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidsstoornis. Er is veel evidentie te vinden is voor deze diagnoses, vooral voor de Antisociale (Stoff, Breiling, & Maser, 1997), Borderline (Clarkin, Marziali, & Munroe-Blum, 1992), Schizotypische (Raine, Lencz, & Mednick, 1995), Narcistische (Ronningstam, 1998) en Afhankelijke (Bornstein, 1992) persoonlijkheidsstoornis. Toch krijgen de persoonlijkheidsstoornissen uit de DSM-IV (American Psychiatric Association, 1994) veel kritiek omwille van de fundamentele assumptie dat persoonlijkheidsstoornissen 4
10 kwalitatief te onderscheiden klinische syndromen zijn. De DSM gaat duidelijk uit van een categoriale benadering: mensen met een stoornis zitten in één categorie, mensen zonder een stoornis in de andere categorie: men heeft een stoornis of men heeft er geen. Widiger en Trull (2007) geven enkele fundamentele tekortkomingen aan van de huidige DSM-IV-TR categorisatie. Zij hebben het met name over de grote diagnostische comorbiditeit, de inadequate inhoud, de arbitraire en onstabiele grenzen met normaal psychologisch functioneren, de heterogeniteit tussen personen die dezelfde categoriale diagnose delen en de onvoldoende wetenschappelijke basis. Het probleem van de hoge comorbiditeit met andere persoonlijkheidsstoornissen wordt in vele studies aangehaald (Clark, 2005; Krueger et al., 2005; Mineka et al., 1998; Watson, 2005; Widiger & Clarck, 2000). Bovenop dit probleem van comorbiditeit is er ook de inadequate inhoud van de beschrijving van de mentale stoornissen. Elk van deze stoornissen kent ook de diagnose niet andersinds omschreven (NAO). Bij de persoonlijkheidsstoornissen is deze NAO-klasse echter één van meest frequente diagnoses. Dit zou er op kunnen wijzen dat clinici de bestaande diagnostische categorieën niet adequaat genoeg vinden om de persoonlijkheidsstoornissen te beschrijven (Verheul & Widiger, 2004; Westen & Arkowitz-Westen, 1998). De grenzen met betrekking tot het al dan niet hebben van een persoonlijkheiddstoornis zijn arbitrair. Het aantal criteria dat men moet beschikken werd vastgelegd op basis van overeenkomst tussen een groot aantal clinici (Spitzer, Endicott, & Gibbon, 1979) en dit aantal criteria is ook nauwelijks empirisch gevalideerd (Clark, Livesley, & Morey, 1997; Costa & McCrae, 1992; Widiger, 1993). Om al dan niet gediagnosticeerd te worden met een persoonlijkheidsstoornis is het nodig om een aantal criteria te bezitten maar elk criterium krijgt hetzelfde gewicht. Het is dus niet belangrijk welk criterium iemand bezit. Dit leidt tot een heterogeen beeld qua symptomatologie binnen een groep personen met dezelfde stoornis. Tot slot steunen de persoonlijkheidsstoornissen uit de DSM-IV nauwelijks op een wetenschappelijke basis (Blashfield & Intoccia, 2000). Blashfield en Intoccia (2000, p. 473 ) onderzochten de literatuur aangaande persoonlijkheidsstoornissen en concludeerden dan de enige persoonlijkheidsstoornis waarvan de literatuur duidelijk leeft en groeit de borderline persoonlijkheiddstoornis is. Door al deze tekortkomingen werden alternatieve dimensionale modellen voorgesteld voor de diagnose van persoonlijkheidsstoornissen (o.a Clark, 1993; 5
11 Benjamin, 1993; Cloninger, Svrakic, Bayon, & Przybeck, 1999; Livesley, 1998). In deze modellen gaat men er van uit dat stoornissen beter gezien worden als een continuüm, gaande van normaliteit tot ernstig verstoord functioneren. Stoornissen kunnen zo beschreven worden als extreme vormen van de normale persoonlijkheidstrekken. Belangrijke bijdragen voor het dimensioneel voorstellen van stoornissen kwamen van Clark (SNAP; 1993) en Livesley (DAPP-BQ; 1990). Deze ontwikkelden onafhankelijk van elkaar een systeem voor conceptuele groepering van symptomen tot clusters (De Fruyt & Mervielde, 2003). De structurering van deze clusters tot een model leverde de Schedule for Nonadaptive and Adaptive Personality (SNAP; Clark, 1993) en de Dimensional Assessment of Personality Pathology-Basic Questionnaire (DAPP-BQ; Livesley, 1990) op. De clusters van de SNAP kunnen weergegeven worden met drie factoren: Positive Affectivity, Negative Affectivity en Disinhibition. De clusters van de DAPP-BQ tonen vier onderliggende factoren: Neuroticism, Disagreeableness, Introversion en Compulsivity. De schalen van deze twee instrumenten kunnen dus voorgesteld worden door vier maladaptieve dimensies, die sterke gelijkenissen vertonen met vier van de vijf VFM-dimensies: N, laag A, lage E en C. Hoewel de factorstructuren van de SNAP en de DAPP-BQ niet identiek zijn, zijn ze toch sterk gelijkaardig (Clark & Livesley, 1994; Clark, Livesley, Schroeder & Irish, 1996). Hoewel het VFM een model is om de algemene persoonlijkheid te beschrijven, kan men dit ook aanwenden om persoonlijkheidsstoornissen dimensioneel te beschrijven. In het VFM worden persoonlijkheidsstoornissen voorgesteld als extreme varianten van trekken die alle mensen bezitten (Costa & McCrae, 1990). Er is heel wat onderzoek gebeurd naar de associaties tussen het VFM en persoonlijkheidsstoornissen, deze worden in het algemeen bevestigd (o.a. Blais, 1997; Miller, Reynolds, & Pilkonis, 2004; Trull, Widiger, Lynam, & Costa, 2003). Persoonlijkheidsstoornissen die gekarakteriseerd worden door emotionele ontreddering en stress tonen positieve associaties met Neuroticisme (vb. Borderline Persoonlijkheidsstoornis). Stoornissen waar verlegenheid een rol speelt, tonen een negatieve samenhang met Extraversie (vb. Schizoïde Persoonlijkheidsstoornis). Waar interpersoonlijke moeilijkheden een rol spelen, zijn er negatieve associaties terug te 6
12 vinden met Altruïsme (vb. Antisociale Persoonlijkheidsstoornis), en waar netheid en orde belangrijk zijn, vinden we een positieve samenhang met Consciëntieusheid (vb. Obsessief-compulsieve stoornis; Madsen, Parsons & Grubin, 2006). Psychopathie en antisociale persoonlijkheid Psychopathie is een concept met een lange geschiedenis. Onderzoekers hebben referenties naar psychopathische individuen teruggevonden in bijbelse, klassieke en middeleeuwse teksten (o.a.cleckley, 1976; Hare, 1996; McCord & McCord, 1964). Bovendien wordt psychopathie voorgesteld als de eerste persoonlijkheidsstoornis die beschreven werd in de psychiatrie (Millon et al.,1998). Hoewel het construct al lang bestaat, kreeg het door de jaren heen vaak een andere naam. Bovendien werden er ook steeds nieuwe achterliggende verklarende mechanismen voorgesteld. Sommige onderzoekers gingen er bijvoorbeeld van uit dat de problemen enkel uit de persoon zelf voortkwamen (o.a. Craft, 1966; Dinges, Atlis, & Vincent, 1998; Millon et al., 1998). Anderen beweerden dat de problemen veroorzaakt werden door biologische en erfelijke factoren (Ellard, 1988; Schneider, 1958; Smith, 1978). Een andere groep van onderzoekers legde dan weer de nadruk op het gedrag als verklaring (American Psychiatric Associaton, 1994). In 1801 was Pinel de eerste die psychopathie beschouwde als een specifieke mentale stoornis (Smith, 1978). Hij zag dat sommige van zijn patiënten zeer impulsief waren, met perioden van extreem geweld (Davies & Feldman, 1981; Millon et al., 1998). Bovendien was er geen evidentie voor psychose en bleek het vermogen tot redeneren behouden. Pinel sprak over de manie sans délire (Dinges et al., 1998; Millon et al., 1998). Rush (1812; in Toch, 1998) ging er van uit dat de morele verstoring ofwel een defect was van bij de geboorte, ofwel veroorzaakt werd door een ziekte. Hij vond dan ook dat personen met deze mentale defecten thuis hoorden in medische instituten en niet in strafinstituten. Rush wordt ook gezien als één van de eersten die begon met de sociale veroordeling van individuen met het label psychopathie. De eerste die de term morele geestesgestoordheid gebruikte, was Prichard (1835). Hij definieerde dit als een morbide perversie van de natuurlijke gevoelens, affecties, temperament, gewoonten, morele disposities en natuurlijke impulsen, zonder enige opmerkelijke stoornis in de intelligentie of het redeneren, en in 7
13 het bijzonder zonder geestesgestoorde illusies of hallucinaties (Prichard, 1837, 1973). In 1891 gebruikte Koch de term psychopathische inferioriteit. Hiermee gaf hij een definitie voor mensen die abnormaal gedrag vertoonden, veroorzaakt door erfelijke factoren, maar die geen mentale stoornissen vertoonden. Psychopathie werd dus gezien als veroorzaakt door een genetische factor. Volgens Maudsley (1897/1977) werd morele debiliteit veroorzaakt door cerebrale fouten. Hij geloofde dan ook dat het onnodig was om diegenen te straffen die, door deze fouten in de hersenen, hun acties niet konden controleren. In 1904 meende Krafft-Ebing dat deze wilden moeten opgesloten worden in asielen voor hun eigen goed en voor de veiligheid van de maatschappij (Toch, 1998, p. 148). Hij zag psychopathische individuen als immuun voor rehabilitatie en stelde deze chronische sociale deviantie gelijk met pathologie (Ellard, 1988). Kraepelin (1915) beschreef psychopathische persoonlijkheden als volgt: de geboren crimineel de snel opgewonden, impulsieve types, de leugenaars, de oplichters, de antisociale en problemen veroorzakende types (Schneider, 1958, p.23). Hij portretteerde deze leugenaars en oplichters als manipulatief, glad, charmant en onbekommerd over anderen (Millon et al., 1998, p.19). Na deze eerste categorie ontwierp Kraepelin ook nog drie andere categorieën. De tweede bevat de criminelen die gedreven worden door hun impulsen en oncontroleerbare verlangens om overtredingen te begaan voor doelen die niet gerelateerd zijn aan materiële winst. Een derde classificatie bevat de professionele criminelen, die handelen uit berekende, egocentrische doelen. De vierde categorie tenslotte, bestaat uit de leeglopers, die door het leven gaan zonder zelfvertrouwen of zin voor verantwoordelijkheid (Millon et al., 1998). Door deze karakteristieken bracht Kraepelin de focus van psychopathie terug op morele oordelen en sociale veroordeling. De publicatie van The Mask of Sanity van Cleckley (1914), betekende het begin van het moderne klinische construct psychopathie. Volgens Cleckley (1914) bestond psychopathie uit 16 karakteristieken: oppervlakkige charme en goede intelligentie, afwezigheid van wanen en andere signalen van irrationeel denken, afwezigheid van nervositeit of psychoneurotische manifestaties, onbetrouwbaarheid, leugenachtigheid en onoprechtheid, gebrek aan spijt of schaamte, inadequaat gemotiveerd antisociaal gedrag, moeilijkheden met oordelen en onmogelijkheid om te leren van ervaringen, pathologisch egocentrisme en onmogelijkheid tot liefhebben, 8
14 algemene armoede in de belangrijke affectieve relaties, specifiek verlies van inzicht, gebrek aan responsiviteit in algemene interpersoonlijke relaties, fantastisch en onbehagelijk gedrag met of zonder drankgebruik, zelfmoord wordt zelfden uitgevoerd, seksleven is onpersoonlijk en triviaal en falen om een levensplan te volgen. Zijn karakteristieken zijn tot op de dag van vandaag ook relatief stabiel gebleven (Hart & Hare, 1997), hoewel Cleckley meer de nadruk legde op het ontbreken van angst. Deze laatste karakteristiek is in de hedendaagse beschrijvingen (o.a. Hare, 1991) verdwenen. De conceptualisatie van de psychopaat door Cleckley focuste op de interpersoonlijke karakteristieken van de patiënt of de niet observeerbare processen zoals gebrek aan beoordelingsvermogen, impulsiviteit, onmogelijkheid om spijt of schuld te voelen, onmogelijkheid om van straf te leren en anderen de schuld geven voor het eigen gedrag (Dinges et al., 1998, p. 463). De focus lag dus niet op de criminele geschiedenis van de psychopaat. Cleckley zag immers veel psychopaten die nooit in aanvaring kwamen met het gerecht. De primaire karakteristieken sluwheid, oppervlakkige charme, emotionele detachement en gebrek aan schaamte of schuld kunnen gebruikt worden voor succesvolle criminele en niet-criminele carrières. Cleckley beschreef ook het gedrag van de psychopaat: Het is voor hem onmogelijk om zelfs de minste interesse te tonen in de tragedie of het plezier van de mensheid zoals gepresenteerd in serieuze literatuur of kunst. Hij is ook onverschillig voor al deze zaken in het leven zelf. Schoonheid en lelijkheid, behalve in een zeer oppervlakkige betekenis, goedheid, kwaadheid, liefde, afschuw en humor hebben geen echte betekenis, geen kracht om hem te bewegen. Bovendien ontbreekt bij hem de mogelijkheid om te zien dat anderen beroerd zijn. Het is alsof hij voor dit aspect van het menselijk bestaan, ondanks zijn sterke intelligentie, kleurenblind is. Het kan hem niet uitgelegd worden omdat er in zijn bewustzijnsmogelijkheden niets beschikbaar is om te vergelijken. Hij kan de woorden herhalen en overtuigend zeggen dat hij het begrijpt, en er is geen enkele manier voor hem om zich te realiseren dat hij het niet begrijpt (Cleckley, 1941, p.90). Tot slot had Cleckley ook aandacht voor de affectieve karakteristieken van de psychopaat. Vanaf Cleckley s bevindingen in 1941 werd het woord psychopathie zeer populair in alle lagen van de bevolking. In de eerste publicatie van de American Psychiatric Associaton s (1952) DSM kreeg het construct psychopathie een andere naam: Sociopathische 9
15 Persoonlijkheidsverstoring (Millon et al., 1998). De criteria voor deze persoonlijkheidsstoornis bevatten toen veel van de persoonlijkheidskarakteristieken van Cleckley. De focus lag op interne processen en persoonlijkheidstrekken. Aanwezigheid van deviant gedrag werd ook wel beklemtoond. Op deze klemtoon werd nadien veel kritiek geleverd omdat alle soorten criminelen (dieven, seksuele delicten etc.) in dezelfde categorie ondergebracht werden (sociopathische persoonlijkheidsstoornis; McCord & McCord, 1964). De diagnose werd bovendien opgedeeld in de asociale en de dissociale sociopaat. De dissociale sociopaat werd beschreven als een professionele crimineel die extreem loyaal kan zijn aan zijn kameraden (de leden van de georganiseerde misdaad; Smith, 1978). De dissociale sociopaat werd achterwege gelaten in de DSM-II (APA, 1968). De overblijvende antisociale classificatie focuste nog steeds op de persoonlijkheidstrekken van de psychopaat, hoewel sommige critici beweerden dat de DSM-II geen specifieke diagnostische criteria voor de stoornis had (Hare, 1996). Het probleem van expliciete diagnostische criteria werd opgelost in de DSM-III (1980) en de DSM-III-R (1987). De diagnose voor psychopathie werd omgevormd tot Antisociale Persoonlijkheidsstoornis (ASPD). De nadruk verschoof bovendien van persoonlijkheidstrekken naar gedragingen, omdat gedragskarakteristieken als meer betrouwbaar beschouwd werden. De nieuwe criteria waren echter zo breed dat ze ongeveer elke gekende criminele daad omvatten (Stevens, 1993). Voor de diagnose van ASPD was een gedragsstoornis of een historiek van deviant gedrag voor de leeftijd van 15 een noodzakelijk element. Het was tevens nodig om ten minste vier van de 10 gedragsmatige criteria te bezitten. Deze criteria waren onder andere: er niet in slagen om consistent werkgedrag vol te houden, falen om zich aan de sociale norm te conformeren, irriteerbaar en agressief, op te merken door fysiek gevecht of aanval, liegen, impulsief gedrag, onmogelijkheid om lange stabiele relaties te hebben, een desinteresse voor persoonlijke veiligheid (APA, 1980; APA 1987; Stevens, 1993). Uit verschillende hoeken kwam kritiek op de DSM-III en DSM-III-R criteria voor ASPD. Millon (1981) vond dat er een te grote klemtoon lag op delinquent en crimineel gedrag en dat de diagnose overinclusief was. Rogers, Dion en Lynett (1992) gaven kritiek op de polythetiek van het model: elk criterium krijgt hetzelfde gewicht en 10
16 de ernst of frequentie van een symptoom wordt niet in kaart gebracht. Hart en Hare (1997) gaven dan weer aan dat er te weinig systematische experimentele evidentie was om de validiteit van de DSM criteria te bewijzen. Door deze kritieken kwamen er lichte veranderingen voor ASPD in de DSM-IV (APA, 1994) en de DSM-IV-TR (APA, 2000). De criteria, die tot op de dag van vandaag gebruikt worden om ASPD te diagnosticeren, zijn terug te vinden in Bijlage 1. Er blijft een duidelijke klemtoon aanwezig op antisociaal gedrag. Aanhangers van het psychopathieconstruct geven aan dat een pure conceptualisatie hiervan niet aanwezig is in de diagnose van ASPD (Hart & Hare, 1993, 1997). Hoewel ASPD, zoals deze tegenwoordig gedefinieerd wordt, veel karakteristieken deelt met psychopathie, gaat het niet om hetzelfde concept. De ASPD is veel meer gebaseerd op gedragsmatige trekken dan de traditionele persoonlijkheidstrekken die geassocieerd worden met psychopathie. Hoewel er een significante betrouwbaarheid is wat betreft de gedragsmatige criteria, kunnen zij psychopathie niet op een accurate manier meten. Hierdoor ontwikkelde Hare (1980) zijn Psychopathie Checklist (PCL), gevolgd door de Hare Psychopathy Checklist, Revised (PCL-R; Gacono, 1998; Gacono & Hutton, 1994; Hare, 1985, 1991, 2003; Hart & Hare, 1997). De PCL-R (Hare, 1991, 2003) is een instrument met 20 items met een totaalscore tussen 0 tot 40. Een cut-off van 30 wordt gebruikt voor onderzoeksdoeleinden, een cut-off van 33 wordt voorgesteld voor klinisch gebruik (Hare, 1991). In Europese samples wordt echter een lagere cut-off score gebruikt, namelijk 25 of 26. Deze lagere diagnostische cut-off wordt aangeraden door forensische psychiaters omdat zowel de totale score als de item- en factorscores lager zijn in deze Europese samples dan in Noord-Amerikaanse samples, gegeven dezelfde positie op de latente trek van psychopathie (Cooke et al., 2005). Deze PCL-R wordt gebruikt om te meten in welke mate iemand voldoet aan de criteria voor psychopathie. De PCL-R is dus een dimensionele meting van de kenmerken van psychopathie. De conceptualisatie van psychopathie in de PCL en de PCL-R is gebaseerd op de primaire kenmerken van Cleckley s (1941) originele criteria. In de PCL-R worden twee onderling afhankelijke dimensies weerhouden, zijnde Factor 1 en Factor 2 (Hare et al., 1990). Factor 1 representeert hierbij de 11
17 interpersoonlijk-affectieve component van de stoornis en wordt ook als de kern van de aandoening aangeduid. Factor 2 staat voor het gedragsmatige equivalent. De items van Factor 1 blijven bovendien relatief stabiel over de tijd, terwijl de items van Factor 2 kunnen verminderen met de leeftijd (Hare, 1996). Cooke en Michie (2001) evalueerden dit twee-factoren model door gebruik te maken van de data van de originele sample (N = 2067) van de PCL-R (Hare, 1991). Door het gebruik van een confirmatorische factoranalyse vonden deze auteurs dat het twee-factoren model geen adequate fit had. Daarom stelden zij een drie-factoren model voor. Zij schuiven een interpersoonlijke, een affectieve en een gedragsmatige factor naar voor. In dit drie-factoren model komen 13 van de 20 PCL-R items voor. Het grote verschil tussen de twee modellen is dat Cooke en Michie (2001) de items met betrekking tot antisociaal gedrag niet opnamen in hun model. Omdat antisociaal gedrag vaak gezien wordt als een centrale component van psychopathie (Cleckley, 1976; Hare, 1991), is het mogelijk dat er veel waardevolle klinische informatie verloren gaat door het verwijderen van items die dit gedrag meten. Dit wordt inderdaad bevestigd door bepaalde studies. Zo vonden Skeem en Cauffman (2003) dat het uitsluiten van de antisociale items in het drie-factoren model leidt tot een verminderde power voor het voorspellen van geweld. In de tweede editie van de PCL-R (Hare, 2003) zien we nog steeds de twee brede dimensies (factor 1 en factor 2). Daarnaast wordt echter ook een verdere opsplitsing gemaakt naar vier facetten. Zoals te zien in Figuur 1, bestaat psychopathie, zoals gemeten met de tweede editie van de PCL-R, uit twee factoren en vier facetten die samen de symptomen van de stoornis bevatten op interpersoonlijk, affectief, levensstijl en antisociaal vlak. Twee items horen niet bij één van de twee factoren: promiscue seksueel gedrag en het hebben van vele korte relaties. Enkel de items van Factor 2 die enige correlatie vertonen met ASPD zoals beschreven in de DSM-IV en DSM-IV-TR. Het is dus foutief te denken dan psychopathie en ASPD hetzelfde zijn. 12
18 PCL-R totaalscore Factor 1 Interpersoonlijke -Affectieve Factor 2 Gedragsmatige en antisociale levensstijl Facet 1 Interpersoonlijk Facet 2 Affectief Facet 3 Levensstijl Facet 4 Antisociaal gedrag Item 1: Gladde prater/oppervlak kige charme Item 2: Sterk Opgeblazen gevoel van eigenwaarde Item 4: Pathologisch liegen Item5: List en bedrog/ manipulerend gedrag Item 6: Gebrek aan berouw of schuldgevoel Item 7: Ontbreken van emotionele diepgang Item8: Kil/Gebrek aan empathie Item 16: Geen verantwoordelijk heid nemen voor het eigen gedrag Item 3: Prikkelhongerig/ Neiging tot verveling Item9: Parasitaire levensstijl Item13: Ontbreken van realistische doelen op lange termijn Item 14: Impulsiviteit Item 15: Onverantwoorde lijk gedrag Item 10: Gebrekkige beheersing van het gedrag Item12: Gedragsprobleme n op jonge leeftijd Item18: Jeugd criminaliteit Item 19: Schending voorwaarden Item 20: Veelsoortige criminaliteit Figuur 1 De schaalstructuur van de PCL-R: 2 de editie (Hare, 2003) Onderzoek toont bijvoorbeeld dat de prevalentie van ASPD 50% tot 80% bedraagt in gevangenissen. Slechts 15% echter zou een score hebben op de PCL-R die hoog genoeg is om geïdentificeerd te worden als psychopaat (Hare, 2003). In een recente studie werd bij Nederlandse mannelijke forensisch-psychiatrische patiënten de PCL-R vergeleken met de DSM-IV stoornissen, waaronder ASPD (Hildebrand & de Ruiter, 2004). Hieruit bleek dat de link tussen PCL-R psychopathie en ASPD asymmetrisch is: de meeste patiënten (81%) die de diagnose psychopathie krijgen met de PCL-R, voldoen ook aan de criteria voor ASPD. Er is echter maar een minderheid (38%) van diegenen met ASPD die ook een diagnose krijgen van psychopathie. Voor de algemene bevolking wordt de prevalentie van psychopathie geschat op minder dan 1%. Natuurlijk verschilt dit naargelang de populatie. Ongeveer 15% van 13
19 mannelijke gevangen, 10% van forensische patiënten, 7% van de vrouwelijke gevangenen en 1% van de onvrijwillig opgenomen psychiatrische patiënten hebben hoge scores op de PCL-R (Hare, 2003; Cunningham & Reidy, 1998). Correlaten van psychopathie zijn onder andere: gevarieerde en gewelddadige misdrijven, frequent en gewelddadig recidivisme, middelenmisbruik en een verstoorde reactie op verscheidene laboratoriumtests. Psychopathische criminelen begaan zowel meer soorten van overtredingen als meer overtredingen van eender welk type, dan de gemiddelde crimineel (Hare, McPherson, & Forth, 1988) en dit in het bijzonder voor gewelddadige misdaden (Kosson, Smith & Newman, 1990). Psychopathische misdadigers hebben meer kans om te recidiveren wanneer zij ontslagen worden uit de gevangens (Hart, Kropp & Hare, 1988) en hebben minder baat van een psychiatrische behandeling dan niet-psychopathische misdadigers (Ogloff, Wong, & Greenwood, 1990). Psychopathische individuen zijn ook vaker middelafhankelijk, verschillende studies vonden een verhoogd gebruik en afhankelijkheid van drugs en alcohol (Hemphill, Hart, & Hare, 1994; Smith & Newman, 1990). Tot slot blijkt dat psychopathische misdadigers een gebrekkig passief-vermijdingsgedrag (Lykken, 1995), elektrodermale hyporeactiviteit (Fowles, 1993), gebrekkige responsmodulatie (Newman, 1987), en een gebrekkige emotionele respons (Patrick, 1994) vertonen. Psychopathie en het VFM Recent werd door verschillende persoonlijkheidsonderzoekers geargumenteerd dat psychopathie begrepen kan worden als een configuratie van persoonlijkheidstrekken (Lynam, 2002; Miller & Lynam, 2003; Miller, Lynam, Wididger & Leukefeld, 2001; Widiger & Lynam, 1998). In wat volgt zullen drie manieren aan bod komen om een persoonlijkheidsprofiel voor psychopathie op te stellen. Een eerste manier bestaat eruit om de empirische relaties tussen structurele modellen en psychopathie te bekijken met behulp van een meta-analyse. De tweede manier is het vertalen van een instrument om psychopathie te meten in de taal van een structureel model. Een derde aanpak tenslotte, gaat de persoonlijkheidsprofielen van psychopathie bekijken die werden opgesteld door experten. 14
20 Empirische relaties tussen structurele modellen van persoonlijkheid en psychopathie Lynam en Derefinko (2005) voerden een comprehensief onderzoek naar de relaties tussen persoonlijkheidsmodellen en psychopathie. Hiervoor gebruikten zij PsychINFO ( ). De zoektermen voor persoonlijkheid waren: Psychoticisme, Extraversie, Neuroticisme, Eysenck; Negatieve Emotionaliteit, Positieve Emotionaliteit, Constraint, en Tellegen; Neuroticisme, Extraversie, Openheid, Altruïsme, Consciëntieusheid, en Vijf-Factoren Model. Deze termen werden gekruist met psychopathie. Psychopathie werd breed gedefinieerd en bevatte zowel ratings als zelfrapportages. Twintig studies werden geselecteerd: zes studies bekeken het verband tussen het PEN model en psychopathie; drie studies bestudeerden de relatie met het model van Tellegen en 10 studies behandelden het verband tussen het VFM en psychopathie. Hier zal enkel gefocust worden op deze laatste studies. De relaties met de andere modellen zijn te vinden in de studie van Lynam en Derefinko (2005). Elk van de domeinen van het VFM was significant gecorreleerd met psychopathie, hoewel de sterkte van de relatie verschilt. N, E en O zijn zwak gerelateerd met psychopathie, terwijl A en C sterk geassocieerd zijn. De lage scores voor A kunnen we ook terug vinden op facetniveau: de psychopaat is achterdochtig (laag op Vertrouwen), leugenachtig (laag op Oprechtheid), exploitatief, agressief, arrogant en koppig. Bovendien ervaart hij problemen om de impulsen te controleren en staat hij niet achter de traditionele waarden en standaarden (lage C). Er zou ook een tendens aanwezig zijn om negatieve emoties (N) te ervaren (boosheid en craving-gerelateerde stress), hoewel deze relatie veel zwakker is dan met A en C. Tot slot is er weinig evidentie voor een lage of hoge score voor E. Vertaling van de Psychopathy Checklist-Revised Widiger en Lynam (1998) gaven aan dat alle kenmerken van psychopathie zoals geoperationaliseerd in de PCL-R (Hare, 1991), representaties hebben in de domeinen en facetten van het VFM. Psychopathie kan dan begrepen worden als een mix van laag Altruïsme en Consciëntieusheid, hoge Extraversie en een combinatie van laag en hoog Neuroticisme. Een opgeblazen gevoel van zelfwaarde werd bijvoorbeeld vertaald in lage Bescheidenheid (A5), een facet van het domein Altruïsme; een gebrek aan empathie in laag Medeleven (A6); gebrekkige gedragscontrole in hoge Ergernis (N2), 15
21 lage Inschikkelijkheid (A4) en lage Bedachtzaamheid (C6). Een volledige vertaling is te vinden in Bijlage 2. Het is duidelijk dat facetten van A en C de vertaling overheersen; facetten van A komen voor in 14 van de PCL-R items, facetten van C in 13 van de items. Hoewel de facetten van A en C het meest gerepresenteerd zijn, bevat de vertaling ook facetten van E en N. Hoewel veel PCL-R trekken goed gerepresenteerd kunnen worden door één VFM facet (vb. welbespraakt, opgeblazen gevoel van zelfwaarde, gebrek aan spijt) of door meerdere facetten van hetzelfde domein (vb. onverantwoordelijkheid), worden andere PCL-R trekken gerepresenteerd door een combinatie van facetten van verschillende domeinen. De mate waarin een PCL-R item kan voorgesteld worden door één domein van het VFM, is afhankelijk van de mate waarin dat item een persoonlijkheidstrek voorstelt in plaats van een gedrag. Ten minste vijf van de zeven PCL-R items die vertaald werden als combinaties van facetten van A en C, refereren naar antisociaal gedrag (promiscue seksueel gedrag, vroege gedragsproblemen, jeugddelinquentie, schending van voorwaardelijke vrijlating en criminele diversiteit). Toch zijn de vertalingen voor deze items consistent met wat er geweten is over de persoonlijkheidscorrelaten van criminaliteit (Miller & Lynam, 2001) en risicovol seksueel gedrag (Hoyle, Fejfar & Miller, 2000). Voor de overige PCL-items was de noodzakelijkheid om gebruik te maken van meerdere VFM te wijten aan ofwel de vaagheid van het PCL-R item zelf (vb oppervlakkig affect), ofwel omdat gerelateerde facetten in de VFM zelf een plaats hebben in verschillende domeinen. Dit heeft voornamelijk betrekking op facetten die verband houden met impulsiviteit (Whiteside & Lynam, 2001). Kenmerken van impulsiviteit komen zowel voor binnen het domein E, het domein N en het domein C (Harpur, Hart & Hare, 1994). Expertbeschrijvingen Deze aanpak bestaat eruit om experten op het vlak van psychopathie te vragen om de persoonlijkheid van prototypische psychopaten te beschrijven in de taal van een structureel model. In de eerste studie (Miller, Lynam, Widiger & Leukefeld, 2001) vroegen onderzoekers aan 21 nationaal gekende psychopathieonderzoekers om de prototypische, klassieke Cleckley psychopaat te beschrijven op 30 bipolaire schalen die corresponderen met de 30 facetten van het VFM. Zo werd om het facet Oprechtheid (A2) te meten aan de experten gevraagd om aan te geven in welke mate de psychopaat 16
22 eerlijk, oprecht en ongeveinsd versus onoprecht en manipulatief is. De antwoordmogelijkheden gingen van 1 (extreem laag) tot 5 (extreem hoog). Zestien experten zonden hun ratings terug. Er was opmerkelijk veel overeenkomst in de ratings, wat een validatie is voor het gebruik van expertbeschrijvingen om psychopathie te beschrijven. Wanneer gekeken wordt naar alle facetten met een score lager dan 2 (laag) of hoger dan 4 (hoog), is het profiel gelijkend aan dat van Widiger en Lynam (1998). Bovenop dit profiel, weergegeven in Bijlage 2, vinden de experten dat de psychopaat laag scoort voor Angst (N1), Depressie (N3), Kwetsbaarheid (N6), Vertrouwen (A1) en Openheid voor gevoelens (O3). Hoewel een lage score voor angst niet gemeten wordt door de PCL-R, was dit voor Cleckley wel een kernelement. Sommigen benadrukken dit nog steeds als een belangrijke karakteristiek (Lykken, 1995). Hoge scores worden behaald voor Dominantie (E3), Openheid voor acties (O4) en Doelmatigheid (C1). Het aspect dat het moeilijkst te begrijpen valt van de expertratings is hoge Doelmatigheid. Dit kan echter opgelost worden door het feit dat Doelmatigheid, zoals gemeten door de NEO-PI-R, in feite een zelfmeting is van efficacy. Costa en McCrae (1992) geven aan dat Van al de facetten van C, is Doelmatigheid het meest geassocieerd met self-esteem (p.18). Er is dan ook een interessante dissociatie in de facetten van C voor psychopathische individuen: ze zien zichzelf als competent, maar hun levensgeschiedenis spreekt dit tegen. Een tweede studie (zie Lynam, 2002) heeft aangetoond dat de overeenkomst tussen de experten en de vertaling van de PCL-R in termen van het VFM, niet te wijten is aan het feit dat de experten psychopaten moesten beschrijven in termen van de 30 facetten van het VFM. Gelijkaardige resultaten werden immers behaald door de psychopathie-experten de prototypische psychopaat te laten raten met de 100 items van de Common Language Version (CLQ; Caspi et al., 1992) van de California Child Q-set (CCQ; Block & Block, 1980). Het prototype dat door deze Q-set werd opgesteld is gelijkend aan dat dat gevonden werd door zich te baseren op het VFM. Tien items konden voorgesteld worden door één dimensies, vijf hiervan waren indicators van lage A, 3 van lage C en 2 van laag N. De overblijvende tien items laadden laag op zowel A als C. 17
23 Reise en Oliver (1994) maakten bij een gelijkaardige procedure gebruik van de California Adult Q-Set (Block, 1961). Wanneer het verkregen prototype vergeleken wordt met dat van het VFM, zien we dat 22 van de 26 items ofwel laag laden op A, op C of op een combinatie van A en C. De vier overblijvende items laden laag op N, laag op O, hoog op E en op een mix van hoge N en lage O. De drie methoden om een profiel van de psychopaat op te stellen gaven gelijkaardige resultaten. De meest robuuste beschrijver van psychopathie was een lage score op A. Ook een lage score voor C is zeer sterk gerelateerd met psychopathie. Minder consistent waren de resultaten voor N en E. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat de facetten van deze domeinen verschillend gerelateerd zijn aan psychopathie. Oplossing voor kwesties uit de psychopathieliteratuur Het gebruik van het VFM om psychopathie kan de oplossing zijn voor een aantal kwesties uit de psychopathieliteratuur, waaronder de onderliggende factorstructuur van de Psychopathy Checklist-Revised (Hare, 1991), de patronen van co-morbiditeit die vaak terug te vinden zijn bij psychopathie, de conceptualisatie van de succesvolle psychopaat en de verscheidenheid aan psychopathische deficieten. De VFM benadering gaat er van uit dat de twee-factoren structuur van psychopathie (Harpur, Hakstian & Hare, 1988; Harpur, Hare, & Hakstian, 1989) te wijten is aan de verschillende persoonlijkheidsdimensies die gemeten worden door de items in elke factor. De items van Factor 1 reflecteren een interpersoonlijke stijl die gekarakteriseerd wordt door lage A. De items van Factor 2 representeren combinaties van lage A en lage C. De twee factoren correleren omdat ze beide laag laden op A. Toch verschillen ze ook van elkaar omdat Factor 2 ook laag laadt op C. Ook voor de vaak voorkomende co-morbiditeit van psychopathie met andere persoonlijkheidsstoornissen (zie o.a. Lynam & Widiger, 2001) biedt het gebruik van het VFM een verklaring. De mate waarin psychopathie samen zal voorkomen met andere persoonlijkheidsstoornissen hangt af van de mate waarin ze dezelfde VFM facetten delen. Co-morbiditeit tussen psychopathie en ASPD kan dan verklaard worden doordat beide stoornissen laag scoren voor A en voor C (Lynam & Widiger, 2001). Dit is ook wat geobserveerd wordt: Hare (1991) rapporteerde een correlatie van.71 tussen psychopathie en ASPD. 18
24 De conceptualisaties van de succesvolle psychopaat (Babiak, 2000; Gustafson & Ritzer, 1995; Hare, 1993; Lykken, 1982) kunnen ook door de VFM benadering verklaard worden. Deze conceptualisaties zijn incomplete manifestaties van het psychopathische profiel. Psychopathische dokters, advocaten en makelaars, zoals beschreven door Hare (1993) zijn duidelijk bedrieglijk, exploitatief, arrogant en gevoelloos (manifestaties van lage A). Ze ontbreken echter andere belangrijke karakteristieken zoals onbetrouwbaarheid, doelloosheid en gebrek aan impulscontrole (manifestaties van lage C). Ook Lykken s (1982) beschrijving van de held als succesvolle variant van psychopathie focust op facetten van laag N, maar negeert andere facetten die geassocieerd zijn met A en C. De verscheidenheid aan psychopathische deficieten, tenslotte, is volgens de VFM benadering te wijten aan de multifacet-aard van psychopathie. Verschillende onderzoekers bestuderen processen die geassocieerd zijn met verschillende facetten van het VFM. Lage conditionering voor angst kan bijvoorbeeld gelinkt worden aan die facetten van N, die aanpassing en emotionele stabiliteit meten (Costa & McCrae, 1992). Psychopathische personen scoren vaak laag op N en zijn gekarakteriseerd door een gebrek aan angst, depressie en kwetsbaarheid voor stress. Emotionele afstand kan te wijten zijn aan een combinatie van lage N en lage A. Het gebrek aan responsmodulatie is consistent met het domein lage C. ASPD en het VFM Diverse onderzoeken werden uitgevoerd om de relatie tussen ASPD en het VFM na te gaan. Saulsman en Page (2004) voerden een meta-analyse uit. Uit de resultaten bleek vooral een sterke correlatie met de domeinen A en C. De diagnostische criteria voor ASPD bestaan dan ook uit een aantal gedragsmatige voorbeelden van lage C (o.a. onverantwoordelijke en delinquente daden, onmogelijkheid om consistent werkgedrag vol te houden, falen om aan verplichtingen te voldoen, moeilijkheden met vooruit plannen) en lage A (o.a. bedriegen, falen om zich aan de wet te conformeren, gevechten en aanvallen, onverschilligheid voor veiligheid van anderen, gebrek aan spijt; APA, 1994). Mensen met een lage score voor C zijn vaak doelloos, onbetrouwbaar, laks en hedonisch ingesteld (Costa & McCrae, 1985). Costa en McCrae (1985, 1992) geven verder ook aan dat de meest extreme varianten van deze kenmerken gebruikt kunnen 19
25 worden om het onverantwoordelijke antisociale individu te beschrijven. De antisociaal gestoorde persoon is ook manipulatief, exploitatief, wraakvol, crimineel en roekeloos. Dit zijn aspecten van een lage score op A (vooral de facetten Oprechtheid, Zorgzaamheid, Inschikkelijkheid en Medeleven). Ook impulsiviteit is opgenomen in de diagnostische criteria, maar dit wordt in de DSM-IV meer beschreven als moeilijkheden met vooruit plannen. Daarom wordt dit criterium beter gerepresenteerd door het domein C (lage bedachtzaamheid) dan door het facet impulsiviteit van het domein N. Bij dit laatste facet gaat het immers eerder over een onmogelijkheid om de driften en verlangens te controleren (Costa & McCrae, 1985, 1992). Ook Widiger en collega s (2002) deden een aantan voorspellingen over de samenhang tussen de ASPD en de facetten van het VFM. Deze predicties bouwen voort op wat hier eerder geschetst werd: er zou vooral een negatieve correlatie zijn met de facetten van de domeinen A en C. De combinatie van lage C en lage A is ook terug te vinden bij een andere persoonlijkheidsstoornis: de passief-agressieve persoonlijkheidsstoornis (PAPD). Deze stoornis is terug te vinden in een appendix van de DSM-IV (APA, 1994). Toch kunnen ASPD en PAPD van elkaar onderscheiden worden door de verschillende facetten van A en C die benadrukt worden. Een persoon met PAPD zal eerder laag scoren op Doelmatigheid waar een persoon met ASPD eerder laag zal scoren voor Zelfdiscipline en Bedachtzaamheid. Bovendien vertoont een persoon met ASPD meer van de facetten van lage A (vooral koppigheid en exploitatief zijn). Ook het facet Avonturisme van E kan ASPD onderscheiden van PAPD. Dit onderzoek Ook in deze studie zal nagegaan worden hoe psychopathie en ASPD weergegeven kunnen worden in termen van algemene persoonlijkheidstrekken. De voorspellingen over de resultaten aangaande ASPD zijn, voor wat de domeinen betreft, gebaseerd op de meta-analyse van Saulsman en Page (2004). Predicties op facetniveau zijn afkomstig van Widiger en collega s (2002). Saulsman en Page (2004) vinden in hun meta-analyse een correlatie van.09 tussen ASPD en het domein Neuroticisme. Voor Extraversie bedraagt de correlatie.04, voor Openheid.05. De correlatie voor het domein Altruïsme is -.35, voor het domein 20
3/12/2009 PSYCHOPATHIE BIJ VOLWASSENEN. ITEMS PCL-R (Hare, 2001) PSYCHOPATISCHE TREKKEN BIJ JONGEREN: EEN DIMENSIONEEL PERSPECTIEF
PSYCHOPATISCHE TREKKEN BIJ JONGEREN: EEN MIEKE DECUYPER UNIVERSITEIT GENT PSYCHOPATHIE BIJ VOLWASSENEN Definiërende kenmerken PSYCHOPATHIE: - gedragsmatig: impulsief, vaak risico s nemen, betrokken in
Nadere informatieGeneral Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis
General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen in DSM-5. M.A. Louter
Persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5 M.A. Louter 6-9-2016 2 Casusbespreking Ivo Croon, 32 jaar Doorverwezen voor psychisch onderzoek door werkgever Leek bij sollicitatie gekwalificeerd (2 diploma s) Echter:
Nadere informatieHTS Report NEO-PI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Jeroen de Vries ID Datum Basisrapport. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam
NEO-PI-3 Persoonlijkheidsvragenlijst HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Basisrapport NEO-PI-3 Inleiding 2 / 22 INLEIDING Dit rapport bevat de scores op de NEO-PI-3 persoonlijkheidsvragenlijst. De
Nadere informatieBevolking Nederland en Vlaanderen, Mannen en Vrouwen
Pagina 2 van 17 Naam: Maarten de Boer Afnamedatum: 16.12.2011 09:28 Normgroep: Bevolking Nederland en Vlaanderen, Mannen en Vrouwen Pagina 3 van 17 NEO-PI-R Uitgebreide interpretatie van de resultaten
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen
Persoonlijkheidsstoornissen en Angst Ellen Willemsen Overzicht Relevantie Persoonlijkheidsstoornissen Comorbiditeit in getallen PG cijfers comorbiditeit Relatie tussen angststoornissen en PS Aanbevelingen
Nadere informatieDe PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart
DSM-5 whitepaper De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en LEvensloopPsychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel De Personality
Nadere informatieNederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en
Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen
Nadere informatieSamenvatting. (Summary in Dutch)
(Summary in Dutch) Persoonlijkheidspathologie in adolescenten: een dimensionele benadering Het concept persoonlijkheid duidt op een breed scala aan individuele verschillen in consistente manieren van denken,
Nadere informatieGEZOND BEWEGEN.
GEZOND BEWEGEN maaike@nudgeme.be maaike@koslearning.be want verandering begint bij jezelf We worden geboren als een blanco blad = onze persoonlijkheid, gedrag, waarden, worden gevormd door onze omgeving
Nadere informatieWorkshopavond 1 Persoonlijkheid & Motivatie 16/01/2017
Workshopavond 1 Persoonlijkheid & Motivatie 16/01/2017 -> voorstelling 1 e week februari 2017 + 1 contact / maand GEZOND BEWEGEN maaike@nudgeme.be maaike@koslearning.be want verandering begint bij jezelf
Nadere informatieHTS Report NEO-PI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Stefan Bergmann ID Datum Basisrapport. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam
NEO-PI-3 Persoonlijkheidsvragenlijst HTS Report ID 256-1 Datum 05.09.2014 Basisrapport NEO-PI-3 Profielformulier 3 / 41 PROFIELFORMULIER Persoonlijkheidsvragenlijst Basisrapport Neuroticisme 144 6 Neuroticisme
Nadere informatieIndividuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief
N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan
Nadere informatieFaculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode Persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen bij volwassenen uit een forensisch-psychiatrische instelling.
Nadere informatieThe Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)
SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment
Nadere informatieDAPP-BQ Standaard. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. Elizabeth Smit
DAPP-BQ Standaard Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 4589-17 Datum 05.11.2014 DAPP-BQ Inleiding 2 / 21 INLEIDING De DAPP-BQ is een dimensionale vragenlijst voor persoonlijkheidsstoornissen.
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen
Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten Prof. Dr. Bas van Alphen Inhoud Temporele stabiliteit Leeftijdsneutraliteit DSM-5 Behandelperspectief Klinische implicaties Casuïstiek Uitgangspunten!
Nadere informatieFaculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012-2013 Eerste Examenperiode. De succesvolle psychopaat: feit of fictie
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012-2013 Eerste Examenperiode De succesvolle psychopaat: feit of fictie Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/54850 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Zwaanswijk, W. Title: Psychopathy in 3D : using three dimensions to model psychopathic
Nadere informatieDe PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart
DSM-5 whitepaper De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en LEvensloopPsychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel De Personality
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking
Nadere informatieDAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum
HTS Report DAPP-BQ Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 5105-7038 Datum 20.07.2017 Screening INLEIDING DAPP-BQ 2/22 Inleiding De DAPP Screening is de verkorte versie van de DAPP-BQ,
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen PAUL VAN DER HEIJDEN MIRIAM VAN VESSEM Inhoud 1. Wat is een persoonlijkheidsstoornis? 2. Hoe vaak komt het voor? 3. Hoe stellen we een persoonlijkheidsstoornis vast? 4. Wat
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen
DSM-5 WHITEPAPER Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren
Nadere informatieScelta is onderdeel van
DSM 5 PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN Lucas Goessens, psychiater Annika Cornelissen, klinisch psycholoog SECTIE II (categoraal perspectief) Cluster A Paranoïde PS Schizoïde PS Schizotypische PS Cluster B Antisociale
Nadere informatieMOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED. Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012
MOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012 Moeilijke mensen, ze zijn overal. In je huis, in je buurt, op je
Nadere informatieKATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Onderzoekscentrum Klinische Psychologie PSYCHOPATHIE IN TERMEN VAN PERSOONLIJKHEID Een onderzoek bij adolescenten Masterproef
Nadere informatieTSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie
TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen
DSM-5 whitepaper Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren
Nadere informatiePsychopathie: Geslachtsverschillen en Comorbiditeit met Persoonlijkheidsgerelateerde Kenmerken in een Niet-Klinische Steekproef
Psychopathie: Geslachtsverschillen en Comorbiditeit met Persoonlijkheidsgerelateerde Kenmerken in een Niet-Klinische Steekproef Master Thesis Forensische Psychologie 2013-2014 Departement Psychologie en
Nadere informatieDiagnose en classificatie in de psychiatrie
Diagnose en classificatie in de psychiatrie Klinische Validiteit Research Betrouwbaarheid Prof dr Bert van Hemert psychiater en epidemioloog Afdelingshoofd psychiatrie DBC Kosten-baten 2 Diagnosen in de
Nadere informatieTemperamentsprofielen bij verslaving
17 februari 2017 Temperamentsprofielen bij verslaving Dr Els Santens Psychiater Team Verslavingszorg Inhoud Kader doctoraatsonderzoek Verslaving Gray s Reinforcement Sensitivity Theory (RST) Temperamentsprofielen
Nadere informatieInleiding Deel I. Ontwikkelingsfase
Inleiding Door de toenemende globalisering en bijbehorende concurrentiegroei tussen bedrijven over de hele wereld, de economische recessie in veel landen, en de groeiende behoefte aan duurzame inzetbaarheid,
Nadere informatiePERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN
amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen bij ouderen
Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Prof. Dr. Bas van Alphen b.van.alphen@mondriaan.eu Epidemiologie Beloop Five Factor Model (FFM): Neuroticisme, Extraversie, Openheid nemen af op latere leeftijd,
Nadere informatiehoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5
SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de
Nadere informatieSamenvatting (summary in Dutch)
Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients
Nadere informatieNeurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu
Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te
Nadere informatieAGRESSIE. Basis emoties. Basis emoties. Agressie - sociologisch. Agressie - biologisch. Agressie en psychiatrie 16-3-2014
Basis emoties AGRESSIE en psychiatrische stoornissen Angst Verdriet Boosheid Verbazing Plezier Walging Paul Ekman Basis emoties Psychofysiologische reactie op een prikkel Stereotype patroon van motoriek,
Nadere informatieFaculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweede Examenperiode
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-11 Tweede Examenperiode PSYCHOPATIE BIJ FORENSISCH-PSYCHIATRISCHE PATIËNTEN: EEN CLUSTERANALYSE Masterproef neergelegd tot het behalen
Nadere informatieBijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1
Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie
Nadere informatieCOMPULSIEF KOOPGEDRAG
COMPULSIEF KOOPGEDRAG GUIDO VALKENEERS Valkeneers, G. (in press). Compulsief koopgedrag. Een verkennend onderzoek met een nieuwe vragenlijst. Verslaving. *** 1 VERSLAVING AAN KOPEN Historiek en terminologie
Nadere informatiePsychopathische trekken vanuit een maladaptief trekperspectief bij jeugddelinquenten
Academiejaar 2013-2014 Eerstesemesterexamenperiode Psychopathische trekken vanuit een maladaptief trekperspectief bij jeugddelinquenten Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
249 Migraine is een ernstige en veelvoorkomende hoofdpijnaandoening met grote impact op het leven van patiënten en hun familieleden. Een migraineaanval wordt gekenmerkt door matige tot ernstige hoofdpijn,
Nadere informatieTSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:
TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting
Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen: Werk aan de Winkel! Annemieke Noteboom Klinisch psycholoog Kenter Psychodiagnostiek Amsterdam
Persoonlijkheidsstoornissen: Werk aan de Winkel! Annemieke Noteboom Klinisch psycholoog Kenter Psychodiagnostiek Amsterdam Enkele dilemma s in de diagnostiek Beperkingen van de categoriale indeling Wat
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen Oude wijn, oude zakken? Geert Lefevere klinisch psycholoog
DSM-5 Persoonlijkheidsstoornissen Oude wijn, oude zakken? Geert Lefevere klinisch psycholoog AZ Sint-Jan Brugge AV 28-11-2014 Is er nieuws? Nee DSM-5 = DSM-IV: definitie A. duurzaam patroon van innerlijke
Nadere informatiePSYCHOPATHIE EN EMOTIEVERWERKING PSYCHOPATHY AND EMOTIONAL PROCESSING
PSYCHOPATHIE EN EMOTIEVERWERKING PSYCHOPATHY AND EMOTIONAL PROCESSING M.E.Slaats-Gels 836470258 Dr. M. J. Cima-Knijff Eerste scriptiebegeleider Prof. Dr. L. Lechner Tweede scriptiebegeleider Open Universiteit
Nadere informatieReeks 11. Psychiatrie op volwassen leeftijd
Reeks 11 Psychiatrie op volwassen leeftijd Psychiatrische aandoeningen Wanneer ben je ziek en wat is normaal? Hoe wordt een diagnose gesteld? Symptomen van de meest voorkomende ziektebeelden Angst Depressie
Nadere informatiePsychopathische trekken op de werkvloer: succesvol volgens welke criteria?
Academiejaar 2014-2015 Eerstesemesterexamenperiode Psychopathische trekken op de werkvloer: succesvol volgens welke criteria? Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science
Nadere informatierecidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst
Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst
Nadere informatie6 Forensische aspecten Aandachtspunten 134 Noten 134
Inhoud Voorwoord Hoofdstuk 1 Psychiatrische stoornis en diagnostiek 13 1 Inleiding 13 2 Psychiatrische ziekte 13 3 De psychische functies 16 4 Doelen en onderdelen psychiatrische diagnostiek 17 5 Diagnose
Nadere informatieTOEPASSING VAN HET HEXACO 6-FACTOR PERSOONLIJKHEIDSMODEL. Reinout E. de Vries
TOEPASSING VAN HET HEXACO 6-FACTOR PERSOONLIJKHEIDSMODEL Reinout E. de Vries INTEGRITEIT & PERSOONLIJKHEID 1. Structuur van persoonlijkheid 2. Integriteit 3. Toepassing 2 Toepassing HEXACO Persoonlijkheidsmodel
Nadere informatieAchtergronden bij het instrument
Achtergronden bij het instrument P E O P L E I M P R O V E P E R F O R M A N C E Computerweg 1, 3542 DP Utrecht Postbus 1087, 3600 BB Maarssen tel. 0346-55 90 10 fax 0346-55 90 15 www.picompany.nl servicedesk@picompany.nl
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen in de DSM-5?
RINO Opleidersmiddag workshop Workshop 15-11-2012 Persoonlijkheidsstoornissen in de DSM-5? Han Berghuis, klinisch psycholoog Rembrandthof, Hilversum Theo Ingenhoven, psychiater Centrum voor Psychotherapie,
Nadere informatieN ederlandse samenvatting
N ederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Alle kinderen doen wel eens dingen die niet mogen of waarmee ze anderen benadelen. Maar, sommige kinderen doen dat vaker dan andere. Het is bekend dat
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen bij Ouderen LOAG 20 maart 2013
Persoonlijkheidsstoornissen bij Ouderen LOAG 20 maart 2013 Het komt overal voor Agenda at is de persoonlijkheid anneer spreken we over een stoornis at betekent dit voor ons als arts? Persoonlijkheidstrekken
Nadere informatieDiagnostische bronnen
Diagnostische bronnen Testinformatie MMPI-2 Observatie Testattitude Validiteit Inhoudschalen Empirische schalen HL-schalen, suppl. Schalen Kritieke items Klinische informatie Anamnese Biografie Somatiek
Nadere informatieEen onderliggende structuur voor persoonlijkheid
Een onderliggende structuur voor persoonlijkheid Convergentie tussen persoonlijkheidsvragenlijsten voor normale en psychopathologische persoonlijkheid Alev Kutluer Bachelorthese Klinische Psychologie UvA
Nadere informatieVAN ZORG NAAR PREVENTIE
VAN ZORG NAAR PREVENTIE Jaap van der Stel Jaap van der Stel Lector GGz Hogeschool Leiden Brijder-Parnassia GGZ ingeest Legitimatie psychische gezondheidszorg Legitimiteit van de psychische gezondheidszorg
Nadere informatieBorderline, waar ligt de grens?
Borderline, waar ligt de grens? Themadag georganiseerd door Friese werkgroep Labyrinth-In Perspectief 23 november 2002 Programma 10.00 10.15 10.20 11.00 11.15 11.45 12.15 13.00 14.00 15.00 Ontvangst met
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen
DSM-5 WHITEPAPER Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren
Nadere informatiePsychopathie, een eenduidig construct of een verhaal met twee kanten?
Psychopathie, een eenduidig construct of een verhaal met twee kanten? Naam: Robin Bouma Studentnummer: 10203265 Instelling: Universiteit van Amsterdam Begeleider: Lieke Nentjes Datum: 14-05-14 Aantal woorden
Nadere informatieInFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding
Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module
Nadere informatieInformatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud
Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module
Nadere informatieDISFUNCTIONELE PERSOONLIJKHEIDSTENDENSEN EN CONTRAPRODUCTIEF WERKGEDRAG
DISFUNCTIONELE PERSOONLIJKHEIDSTENDENSEN EN CONTRAPRODUCTIEF WERKGEDRAG DE RELATIE TUSSEN VERSCHILLENDE MEETINSTRUMENTEN Aantal woorden: 21.183 Sarah Baele Studentennummer: 01207175 Promotor: Prof. dr.
Nadere informatieMarrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting
Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld
Nadere informatieDISRUPTIEVE GEDRAGSSTOORNISSEN
DISRUPTIEVE GEDRAGSSTOORNISSEN Beheersing van emoties en gedrag Rechten van anderen Conflict met maatschappelijke normen en waarden Indeling Gedragsstoornissen in DSM 5 Oppositioneel-Opstandige Stoornis
Nadere informatieOur brains are not logical computers, but feeling machines that think.
Drs. Fernando Cunha (Child Support Europe) Ontwikkelingspsycholoog Gezondheidspsycholoog (BIG) Kinder- en Jeugdpsycholoog (NIP) Onderwijsspecialist http://www.child-support-europe.com In dienst van kinderen,
Nadere informatieEEN NETWERKBENADERING
EEN NETWERKBENADERING VOOR PSYCHOSE DE ROL VAN SYMPTOMEN EN TRAUMA dr. Hanneke Wigman Januari 2017 De Amsterdamse School DISCLOSURES (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante
Nadere informatieSeverity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016
Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016 Inhoud Theoretische achtergrond Ontwikkeling SIPP Domeinen en facetten
Nadere informatieDiscussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae
chapter 7 Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae 140 chapter 7 SAMENVATTING De bipolaire stoornis (of manisch-depressieve stoornis) is een stemmingsstoornis waarin episodes van (hypo)manie
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit
Nadere informatiehet laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en
Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens
Nadere informatieDAPP-BQ Screening. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. Elizabeth Smit
DAPP-BQ Screening Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 4589-17 Datum 05.11.2014 DAPP-BQ Inleiding 2 / 20 INLEIDING De DAPP Screening is de verkorte versie van de DAPP-BQ, een dimensionale
Nadere informatieDe intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis
De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis Een empirische studie Treatment outcome in personality disordered forensic patients An empirical study ( with a summary
Nadere informatieInleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting
Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch
Nadere informatieConceptualisatie van persoonlijkheidspathologie. vanuit een normaal persoonlijkheidsperspectief
Conceptualisatie van persoonlijkheidspathologie Een betoog voor een dimensionele conceptualisatie van persoonlijkheidsstoornissen vanuit een normaal persoonlijkheidsperspectief Bachelorthese Niels de Jong
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,
Nadere informatieHET LAGERE SCHOOLKIND DEEL 2: SCREENING VAN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN
HET LAGERE SCHOOLKIND DEEL 2: SCREENING VAN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN Opleiding Jeugdgezondheiszorg Eline Van Hoecke Medische Psychologie Kinderen en Jongeren UZ Gent 30 maart 2012 1 OVERZICHT 1.
Nadere informatieDiagnosen in de psychiatrie
Diagnosen in de psychiatrie Persoonlijkheidsstoornissen 1. Wat is een persoonlijkheidsstoornis? (3) 2. Indelingen (3) 3. DSM IV (28) A) Zonderling Prof dr Bert van Hemert Psychiater en epidemioloog Afdelingshoofd
Nadere informatieHoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4
Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatieOnderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie
Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische
Nadere informatieHiPIC. Hiërarchische persoonlijkheidsvragenlijst voor kinderen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum Nederlandse versie
HiPIC Hiërarchische persoonlijkheidsvragenlijst voor kinderen HTS Report ID 5105-7035 Datum 20.07.2017 Nederlandse versie Informant: Vader INLEIDING HiPIC 2/24 Inleiding Dit rapport bevat de scores op
Nadere informatieOnderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie
Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Stoornissen in het gebruik van middelen
Nadere informatieRetrospectief onderzoek naar persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen bij jongvolwassen psychiatrische patiënten met persoonlijkheidspathologie.
Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2007 08 Eerste Examenperiode. Retrospectief onderzoek naar persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen bij jongvolwassen psychiatrische
Nadere informatieP. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ
P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ Dilemma s bij risicotaxatie Risicotaxatie is een nieuw en modieus thema in de GGZ Veilige zorg is een illusie Hoe veiliger de zorg, hoe minder vrijheid voor
Nadere informatieOmgaan met Borderline
PAOG 26 maart 2013 Maastricht Borderline 50 jaar geleden: de cliënt: reddeloos de hulpverlener: radeloos de situatie: hopeloos Borderline nu: De best behandelbare persoonlijkheidsstoornis Persoonlijkheidsstoornissen
Nadere informatieVroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018
Vroegsignalering en interventie bij Cluster C Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Cluster C bij Jeugd Geen interventiestudies Geen specifieke studies naar Cluster C bij Jeugd Geen hits bij literatuursearch
Nadere informatieDutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)
Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test
Nadere informatieEen blik achter het impressiemanagement: een onderzoek naar de succesvolle psychopathietrekken op de werkvloer.
Academiejaar 2014-2015 Tweedesemesterexamenperiode Een blik achter het impressiemanagement: een onderzoek naar de succesvolle psychopathietrekken op de werkvloer. Masterproef II neergelegd tot het behalen
Nadere informatieRichtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)
Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) 2. Introductie slaapproblemen Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen
Nadere informatieDe samenhang tussen psychopathie en de aard van het indexdelict: instrumenteel en reactief
De samenhang tussen psychopathie en de aard van het indexdelict: instrumenteel en reactief Door: Hannah Welbedacht Datum: 21 12 2011 Klinische Forensische Psychologie UvA begeleider: Sabine van Linden
Nadere informatieGrensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie
Grensoverschrijdend gedrag Les 2: inleiding in de psychopathologie Programma Psychopathologie; wat is het? Algemene functionele psychopathologie DSM Psychopathologie = Een onderdeel van de psychiatrie
Nadere informatie