Conceptualisatie van persoonlijkheidspathologie. vanuit een normaal persoonlijkheidsperspectief

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Conceptualisatie van persoonlijkheidspathologie. vanuit een normaal persoonlijkheidsperspectief"

Transcriptie

1 Conceptualisatie van persoonlijkheidspathologie Een betoog voor een dimensionele conceptualisatie van persoonlijkheidsstoornissen vanuit een normaal persoonlijkheidsperspectief Bachelorthese Niels de Jong Studentnummer: Begeleider: Annemarie Eigenhuis Aantal woorden: 5207

2 Abstract Door de vele beperkingen van het huidige model voor persoonlijkheidspathologie zijn er veel alternatieven geopperd. Twee fundamentele aanpassingen worden voorgesteld. Ten eerste zou het model van een categoriële naar een dimensionele benadering kunnen veranderen, waarbij er vanuit een systeem dat gebaseerd is op symptomen en criteria over gegaan wordt naar een model dat onderliggende factoren probeert te identificeren. Ten tweede dient er antwoord gegeven op de vraag of pathologische persoonlijkheid kwalitatief of kwantitatief verschilt ten opzichte van normale persoonlijkheid. In dit betoog wordt aangetoond dat een benadering van psychopathologie vanuit een dimensioneel model dat uitgaat van een kwantitatief verschil tussen normale en pathologische persoonlijkheid de voorkeur verdient. 2

3 Inhoud Inleiding 4 Categoriële, dimensionele en hybride modellen 8 Categoriële en dimensionele modellen 8 Analyse van categoriële modellen 8 Argumenten voor en tegen dimensionele modellen 11 Dimensionele modellen geven pathologie beter weer 12 Hybride modellen als alternatief 13 Dimensionele modellen toekomst van persoonlijkheidspathologie 15 Pathologie kwalitatief of kwantitatief verschillend van normaal 16 Kwantitatieve of kwalitatieve verschillen 16 Argumenten voor modellen op basis van kwalitatief verschil 17 Modellen op basis van kwantitatieve verschillen 19 Kwantitatieve verschillen als beste basis 21 Conclusie en discussie 23 Literatuurlijst 27 3

4 Inleiding Steeds meer onderzoek toont aan dat er problemen zijn met het huidige model in de Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders, fourth edition, tekst revision (DSM IV-TR, 2000) voor classificatie van persoonlijkheidspathologie (Miller et al, 2010). Het voornaamste bezwaar is dat het huidige model uitgaat van een categoriële benadering van persoonlijkheidsproblematiek, en er zijn veel voorstellen gedaan om over te stappen op een dimensioneel model (Widiger & Simonsen, 2005). Categoriële en dimensionele modellen hebben beide hun sterke en zwakke kanten, en voordat er een verandering zou kunnen worden doorgevoerd, is een goede analyse nodig van de voordelen en nadelen van beide type modellen. De herkomst van het huidige classificatiesysteem is gebaseerd op het gedachtegoed van Kraepelin (Silverstein, 2007), die als medicus geestesziektes benaderde vanuit een categoriëel model. Het uitgangspunt bij een categoriëel model is dat er aan de hand van specifieke criteria een discreet onderscheid gemaakt kan worden tussen de aanwezigheid of afwezigheid van een bepaalde ziekte of stoornis. Deze categoriële benadering was de basis voor de ontwikkeling van de eerste DSM, en werd ook gebruikt bij de conceptualisatie van persoonlijkheidspathologie toen er in de DSM III voor het eerst een aparte as werd ingevoerd voor persoonlijkheidspathologie (Bornstein, 1998). De invoering van een categoriële classificatie voor persoonlijkheidsstoornissen had verschillende voordelen (Saulsman & Page, 2004). Het werd bijvoorbeeld makkelijker voor behandelaars om persoonlijkheidstoornissen te herkennen. Daarbij 4

5 vergemakkelijkte het ook de communicatie over persoonlijkheidsstoornissen. Dit was niet alleen belangrijk voor behandelaars, maar ook voor onderzoekers, omdat het zo duidelijker werd over welke persoonlijkheidsstoornissen en bijbehorende symptomen het ging. Daarbij is een categoriëel model als concept makkelijk te begrijpen, aangezien er gesproken kan worden van wel of geen pathologie (Saulsman & Page, 2004). Dit verschaft houvast en duidelijkheid. Deze duidelijkheid bleek echter relatief en onderzoek toont aan dat er veel problemen zijn met het categoriële model (Bastiaansen, Rossi, Schotte & De Fruyt, 2011). Een van de grootste problemen van het categoriële systeem is dat er bij de classificatie van persoonlijkheidsstoornissen een hoge mate van comorbiditeit optreedt, waarbij mensen meer symptomen hebben dan alleen binnen één categorie, en dan aan meerdere categorieën voldoen. Een ander probleem is een sterke mate van heterogeniteit (Mulder, Newton-Howes, Crawford & Tyrer, 2011). Dit betekent dat mensen met voornamelijk verschillende symptomen toch in de zelfde categorie terecht kunnen komen. Daarbij is een ernstig probleem dat hoe de categorieën nu samen zijn gesteld door clusters van symptomen, heel weinig steun krijgen vanuit onderzoek (Bastiaansen, Rossi, Schotte & De Fruyt, 2011). Deze problemen wijzen op een ernstig gebrek aan validiteit van de huidige categoriële conceptualisatie van persoonlijkheidsproblematiek. Er is op dit moment in het discours dan ook eensgezindheid dat het huidige categoriële model niet houdbaar is (Luyten, 2011). Een alternatief voor een categoriële benadering van persoonlijkheidsproblematiek is een dimensionele benadering. In tegenstelling tot het discrete onderscheid tussen ziek en niet-ziek in de categoriële benadering, gaat een dimensionele benadering uit van een 5

6 glijdende schaal (Saulsman & Page, 2004). Dimensionele modellen kijken niet naar specifieke criteria, maar naar onderliggende dimensies. Om deze dimensies te identificeren, wordt gebruik gemaakt van factoranalyse en principale componenten analyse. Dit zijn statistische methodes waarbij aan de hand scores op vragen, gekeken kan worden hoe deze vragen onderling samenhangen. Groepen van samenhangende vragen worden factoren genoemd, die bepaalde persoonlijkheidstrekken of dimensies representeren. Hierdoor zijn comorbiditeit en heterogeniteit niet meer mogelijk, aangezien met een dimensioneel model naar alle factoren tegelijk gekeken wordt. Factoren kunnen net als de scores op vragen ook aan dit principe van samenhang voldoen, en kunnen daarom als hiërarchisch beschouwd worden (Watson, Clark & Chmielewski, 2008). Zo kunnen er verschillende lagen factoren worden gevonden, waarbij gesproken kan worden van hogere-orde factoren en lagere-orde factoren. Een voorbeeld van een hogere-orde factor is een factor die wordt geduid met de naam Extraversie (Widiger & Simonsen, 2005). Extraversie kan worden opgedeeld in lagereorde factoren dominantie, sociabiliteit, energie en positieve emotionaliteit. Deze factoren hangen onderling allemaal samen, en beschrijven op hun beurt weer meer concrete gedragingen, gevoelens en gedachten. Zo is dominantie weer onder te verdelen in assertiviteit, overhalingskracht en graag in het centrum van de aandacht willen staan. Het is dus mogelijk om gedragingen te groeperen in clusters van eigenschappen, die factoren genoemd worden, die vervolgens weer in een hogere-orde factormodel weer te geven zijn. In bovengenoemde categoriële en dimensionele modellen wordt verondersteld dat de gebruikte criteria en factoren specifiek van toepassing zijn op mensen met persoonlijkheidsproblematiek. Persoonlijkheidspathologie wordt daarmee verondersteld 6

7 kwalitatief te verschillen met normale persoonlijkheid. Dit is echter niet bewezen. Het zou ook kunnen dat persoonlijkheidsstoornissen extreme varianten zijn van eigenschappen van normale, niet problematische persoonlijkheid (Kreuger & Tackett, 2003). Hiermee zou er geen kwalitatief, maar een kwantitatief verschil zijn tussen normale en pathologische persoonlijkheid. Dit heeft diverse implicaties voor welke modellen er gebruikt zouden kunnen worden voor zowel diagnostiek als onderzoek. Er zijn dus meerdere fundamentele grondslagen van waaruit er naar persoonlijkheidspathologie gekeken kan worden. Op dit moment is er een redelijke consensus dat het huidige categoriële model zou moeten worden vervangen door een dimensioneel model. Daarbij zijn er steeds meer vragen of een kwalitatief onderscheid tussen normale en pathologische persoonlijkheidsconceptualisatie gegrond is. In deze bachelorthese zal antwoord worden gezocht op de vraag welke conceptualisatie van persoonlijkheidsproblematiek te prefereren is. Om een goed beeld te krijgen van de huidige stand van zaken wordt er eerst ingegaan op de vraag waarom er nu eenduidigheid lijkt te zijn waarom persoonlijkheidsproblematiek dimensioneel geconceptualiseerd moet worden. Wellicht is het mogelijk om een tussenweg te vinden tussen categoriële en dimensionele modellen. Daarna zal gekeken worden naar argumenten die gemaakt kunnen worden om een kwalitatief of kwantitatief uitgangspunt te prefereren voor het verschil tussen normale en pathologische persoonlijkheid. Categoriële, dimensionele en hybride modellen 7

8 Categoriële en dimensionele modellen In het huidige discours over persoonlijkheidspathologie heerst de overeenstemming dat er een overgang gemaakt dient te worden van een categoriëel naar een dimensioneel model (Luyten & Blatt, 2011). De argumenten voor een dimensioneel model worden bekend verondersteld. Om echter een goede afweging te kunnen maken waarom er voor een categoriëel of dimensioneel model gekozen zou moeten worden, is het goed om deze argumenten op een rij te zetten. De hieronder gestelde argumenten zijn zeker niet alle argumenten, maar wel de meest voorkomende. Analyse van categoriële modellen Het huidige categoriële model heeft diverse voordelen. Een zeer belangrijk argument voor het categoriële model is de bekendheid (Saulsman & Page, 2004). Dit gaat op voor diagnostici, onderzoekers, theoretici en behandelaars. De diagnostici hebben als het ware hun oog gescherpt via het categoriële model, zowel theoretisch als empirisch is er veel literatuur op gebaseerd, en verschillende behandelingen zijn er op afgestemd. Een hiermee samenhangend argument is dat het categoriële model makkelijk is. Makkelijk kan dan op twee manieren worden geïnterpreteerd. Ten eerste makkelijk in gebruik, want aan de hand van een vragenlijst, de SCID II, kan er een diagnose worden gesteld. Ten tweede, en misschien belangrijker, makkelijk in de zin van interpretatie. De 8

9 diagnose is, in ieder geval in theorie, eenduidig. Er is wel of niet sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Een laatste argument voor een categoriëel model dat hier genoemd wordt, is het behoud van de kennis en ervaring die er met het huidige model gepaard gaat (Miller et al, 2010). Overstappen naar een ander model zou voor alle betrokkenen, van onderzoekers tot clinici, verlies van data en theorie betekenen. Dit zou, als deze overgang niet goed wordt begeleid, tot weerstand en verminderde samenhang in de beroepsgroep kunnen leiden. Er zitten echter ook nadelen aan een categoriëel model. Een belangrijk argument tegen het categoriële model is dat er in de praktijk veel comorbiditeit blijkt te zijn (Bornstein, 1998). Het probleem van comorbiditeit is dat dit de primaire taak van een diagnose stellen belemmert, namelijk het bepalen wat het probleem is. Door een heldere diagnose te stellen wordt er meer duidelijk over waar een probleem vandaan komt, hoe het mogelijke verloop is en wat er aan gedaan kan worden. Een overvloed aan comorbiditeit is dan ook een ernstig probleem. Een ander probleem is de heterogeniteit van het huidige categoriële model (Austin & Deary, 2000). Heterogeniteit houdt in dat binnen een diagnose verschillende typen bestaan. Zo is voor het vaststellen van een borderline persoonlijkheidsstoornis in het categoriële model vastgesteld dat er aan vijf van de negen criteria voldaan moet worden om de diagnose te krijgen. Twee personen met deze diagnose kunnen dus één criterium delen, terwijl de overige criteria verschillen. Dit is een complicerende factor voor zowel behandelaars als onderzoekers. 9

10 Ook is het zo dat er geen evidentie is voor de hoeveelheid criteria waaraan voldaan moet worden in een categoriële modellen (Livesley, 2011). Dat er bijvoorbeeld aan vijf criteria moet worden voldaan voor de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis, en niet aan vier, is bepaald door een groep experts. Deze grens van vijf is gebaseerd op kennis van experts, maar er is geen empirische evidentie dat dit ook een feitelijke grens markeert. In die zin hebben categoriële modellen een kunstmatig karakter. Het feit dat in de praktijk sommige diagnoses nauwelijks worden gesteld, zoals schizotypische persoonlijkheidsstoornis, en aan de andere kant de meest gebruikte diagnose Persoonlijkheidsstoornis Niet Anders Omschreven, geeft ook aan dat er weinig evidentie is voor de validiteit van het huidige categoriële model (Mulder, Netwon-Howes, Crawford & Tyrer, 2011). Het is wenselijk om een model te hebben dat zo veel mogelijk persoonlijkheidsproblematiek goed en expliciet in kaart kan brengen. Het laatste argument tegen categoriële modellen is de stigmatiserende werking die uitgaat van deze diagnoses (Livesley, 2011). Het oordeel van een persoonlijkheidsstoornis roept vaak een negatief beeld op, dat onveranderlijk maar bovenal anders zou zijn ten opzichte van de gezonde, normale persoonlijkheid. Dit stigma is echter onterecht en onwenselijk (Verheul et al, 2008). Er is steeds meer evidentie dat mensen met persoonlijkheidsproblematiek ten goede kunnen veranderen, en dat een diagnose geen vaststaand oordeel behelst. Al met al kan er gesteld worden dat de voordelen van een categoriëel model niet opwegen tegen de nadelen. Vanuit een historisch perspectief is het logisch dat dit model gehanteerd wordt, echter er zijn ondertussen een aanzienlijke hoeveelheid alternatieve 10

11 modellen ontwikkeld, die de voornaamste problemen van categoriële modellen kunnen ondervangen. Argumenten voor en tegen dimensionele modellen Na de voor en nadelen van categoriële modellen te hebben bekeken is het goed om de eigenschappen van dimensionele modellen te beoordelen. Een eerste argument voor dimensionele modellen is dat er geen problemen zijn met de validiteit (Saulsman & Page, 2004). Dit houdt in dat er geen comorbiditeit en heterogeniteit meer is en dat er geen aparte categorie Persoonlijkheidsstoornis Niet anders Omschreven is. Een dimensioneel model gaat uit van verschillende, onderliggende factoren die allemaal in meer of mindere mate met elkaar samenhangen (Watson, Clark & Chmielewski, 2008). Een ander voordeel is dat er meer kennis vergaard wordt (Saulsman & Page, 2004). Daar waar categoriële modellen specifieke criteria uitvragen die relevant zijn voor persoonlijkheidspathologie, kan er met dimensionele modellen naar een breder spectrum gekeken worden van het persoonlijkheidsfunctioneren. Hierdoor zijn veel gedetaileerdere persoonlijkheidsbeschrijvingen en preciezere voorspellingen mogelijk dan met categoriële modellen (Bastiaansen,Rossi, Schotte & De Fruyt, 2011). Daarbij is er de laatste decennia veel wetenschappelijke evidentie gekomen voor een dimensionele benadering van persoonlijkheidsproblematiek (Widiger & Simonsen, 2005). Daar waar categoriële modellen uitgaan van kennis en ervaring van deskundigen en experts, gaan dimensionele modellen uit van empirisch onderzoek en statistische 11

12 analyses (Saulsman & Page, 2004). Dit sluit weer beter aan bij de hedendaagse evidencebased benadering van wetenschap in het algemeen. Als laatste is het een voordeel van dimensionele modellen dat ze op basis van hun hiërarchische structuur te integreren zouden zijn (Widiger & Simonsen, 2005). Steeds meer analyses laten zien dat verschillende factoren die gevonden worden mogelijk over de zelfde persoonlijkheidseigenschappen gaan. Niet alle studies vinden dit (Watson, Clark & Chmielewski, 2008), maar het zou wel verwacht kunnen worden op basis van het feit dat alle onderzoekers in principe het zelfde doel hebben, namelijk het construeren van een universeel model voor alle persoonlijkheidspathologie (Widiger & Simonsen, 2005). Een argument tegen dimensionele modellen is dat ze weinig bekendheid hebben onder de huidige geestelijke gezondheidsspecialisten, en dat er de dimensies, mogelijk mede daardoor, te abstract zouden zijn (Mulder, Netwon-Howes, Crawford & Tyrer, 2011). Dimensionele modellen geven pathologie beter weer Het eerste wat opvalt bij het beoordelen van de argumenten voor het behoud van een categoriëel systeem is dat deze voornamelijk gebaseerd zijn op bezwaren tegen vernieuwing. De kennis en ervaring die nu aanwezig is zou verloren gaan, en de kosten en inspanning die geleverd zou moeten worden, zouden niet de verbetering waard zijn. Deze argumenten wegen echter inhoudelijk nauwelijks op tegen de methodologische en daarmee samenhangende beperkingen van deze modellen. Ook het gebrek aan 12

13 wetenschappelijk bewijs voor de criteria en de stigmatiserende werking die uit kan gaan van categoriële modellen pleiten voor een ander model. De argumenten voor dimensionele modellen zijn meer en sterker dan de argumenten tegen dimensionele modellen. Er is geen probleem met validiteit of heterogeniteit, er wordt een breder spectrum van de persoonlijkheid onderzocht en er is meer wetenschappelijke evidentie voor deze modellen. Ook op basis van integratiemogelijkheden met diverse dimensionele modellen bieden deze een beter perspectief, mede omdat hierdoor wellicht een aansluiting gevonden kan worden bij de ontwikkelingen in onderzoek naar normale persoonlijkheidsmodellen. Alleen de praktische kant van implementatie is een sterk argument tegen. Het lijkt erop dat er een probleem is tussen de theoretische voordelen van dimensionele modellen en de praktische bezwaren van het vervangen van het huidige categoriële model. Hybride modellen als alternatief Is er een tussenweg mogelijk? Naast categoriële en dimensionele modellen zijn er ook hybride modellen ontworpen. Deze modellen hebben zowel dimensionele als categoriële eigenschappen. Een voorbeeld daarvan is het prototype model van Shedler en Westen, de Shedler-Westen Assessment Procedure (SWAP) (Westen, Shedler, Bradley & DeFife, 2012). Aan de hand van een eigen ontwikkelde vragenlijst hebben zij tien prototypen geformuleerd die veel overeenkomst hebben met de tien persoonlijkheidsstoornissen uit de DSM. Deze categoriële prototypen zijn niet gekoppeld aan specifieke criteria, maar worden als narratieven neergezet. Het dimensionele aspect 13

14 bestaat eruit dat de diagnosticus op een schaal van één tot vijf kan aangeven in hoeverre er overeenkomst is met een prototype. Uit onderzoek is gebleken dat diagnostici moeite hadden met het gebruik van de Big Five (Mulder, Newton-Howes, Crawford & Tyrer, 2011). Dit sluit aan bij het argument dat diagnostici meer vanuit patroonherkenning werken (Westen, Shedler, Bradley & DeFife, 2012). Hier houdt de SWAP rekening mee. De diagnosticus kan bij de SWAP op basis van eigen inschatting bepalen welke eigenschappen horen bij welk prototype, en kan hierbij veel meer afgaan op eigen ervaring en kennis. Daarbij maakt de SWAP het mogelijk voor de diagnosticus om een specifieke eigenschap onder te brengen in verschillende prototypen, waar er bij het categoriële model maar één vaste classificatie mogelijk is (Westen, Shedler, Bradley & DeFife, 2012). Dit kan ook als argument gesteld worden voor een hybride model, aangezien hierdoor veel minder comorbiditeit is dan bij een categoriëel model. Een ander voordeel is dat een hybride model ook als een overgangsmodel gezien zou kunnen worden (Saulsman & Page, 2004). Om de clinici, en vooral de diagnostici, te laten wennen aan een dimensioneel aspect in de diagnose, zou dit een goede manier zijn om naar een puur dimensioneel model over te stappen. Een bijkomend voordeel is dat dit ook de theorievorming rond een dimensioneel model de tijd geeft, aangezien er nog geen eenduidigheid is aangaande welk dimensioneel model ingevoerd zou moeten worden. Sommige argumenten die voor dit model pleiten, kunnen echter ook als tegenargument gebruikt worden. Zo zou het bijvoorbeeld als achteruitgang gezien kunnen worden dat diagnostici meer vrijheid krijgen om eigenschappen van cliënten te classificeren. Dit maakt de ervaring en kennis van en diagnosticus veel belangrijker, en 14

15 werkt zeker de objectiviteit en controleerbaarheid tegen. Dit zou tot een tegenovergestelde werking kunnen leiden, waarbij diagnostici van verschillende stromingen naar eigen parochie kunnen preken. Wat ook als tegenargument aangedragen zou kunnen worden is dat het dimensioneel maken van een categorie wat anders is dan onderliggende dimensies proberen te construeren. Het zou goed kunnen dat er onder de tien prototypen van Shedler en Westen enkele dimensies zijn die alsnog een verklaring zouden kunnen bieden voor de comorbiditeit die er wel is. Een ander argument tegen hybride modellen is dat dit een halfslachtige oplossing is voor een dieper liggende vraag, namelijk of persoonlijkheid in het algemeen binnen categorieën te definiëren is, of dat persoonlijkheid zich begeeft op een continuüm. In die zin zijn categoriële en dimensionele modellen fundamenteel dusdanig anders, dat er geen tussenvorm mogelijk is. Zo bezien is een hybride model een pseudo-dimensioneel model, of eigenlijk een variant van categoriële modellen. Dimensionele modellen toekomst van persoonlijkheidspathologie Aan de hand van argumenten voor en tegen categoriële en dimensionele modellen is er betoogd dat de voordelen van een categoriëel model niet opwegen tegen de nadelen van een categoriëel model. Daarbij is er aangevoerd dat de voordelen van een dimensioneel model sterker wegen dan de nadelen. De poging om deze modellen te combineren lijkt een heilloze, aangezien de fundamentele aannamen loodrecht op elkaar staan. Het is duidelijk dat een dimensioneel model de beste manier is om 15

16 persoonlijkheidspathologie te benaderen. Het mag geen verbazing schetsen dat er veel onderzoek gaande is naar welke dimensioneel model het geschiktst is. Pathologie kwalitatief of kwantitatief verschillend van normaal Kwantitatieve of kwalitatieve verschillen Er zijn veel verschillende dimensionele modellen voor normale persoonlijkheid en persoonlijkheidspathologie (Kreuger & Tackett, 2003). Een belangrijke vraag bij de conceptualisatie van persoonlijkheidsproblematiek vanuit een dimensioneel model is of deze modellen kwalitatief of kwantitatief verschillen (Kreuger & Tackett, 2003; Widiger & Simonsen, 2005). De modellen die uitgaan van een kwalitatief verschil tussen pathologische en normale persoonlijkheid richten zich op factoren die specifiek de pathologische trekken van persoonlijkheid in kaart brengen. Voorbeelden hiervan zijn de Dimensional Assessment of Personality Pathology Basic Questionnaire (DAPP-BQ) (Pukrop et al, 2009) en de Schedule for Nonadaptive and Adaptive Personality (SNAP) (Widiger & Simonsen, 2005). Het zou echter ook kunnen dat er geen kwalitatief verschil is tussen mensen met persoonlijkheidsproblematiek of zonder, maar dat deze problematiek ontstaat uit een kwantitatief verschil. Persoonlijkheidspathologie wordt dan gezien als extreme varianten van normale persoonlijkheden (Mulder, Newton-Howes, Crawford & Tyrer, 2011; Saulsman & Page, 2002). Vanuit dit gezichtspunt kan er voor 16

17 persoonlijkheidsproblematiek gebruik gemaakt worden van modellen voor normale persoonlijkheid, zoals de Big Five en Eysenck s P-E-N model (Larstone, Jang, Livesley, Vernon & Wolf, 2002). Deze modellen worden geoperationaliseerd door de Revised NEO-Personality Inventory (NEO-PI-R) en de Eysenck s Personality Questionnaire (EPQ), respectievelijk. Uit onderzoek blijkt dat zowel kwalitatieve modellen zoals de DAPP-BQ (Pukrop et al, 2009) als kwantitatieve modellen zoals de NEO-PI-R (Larstone et al, 2002) geschikt zijn om persoonlijkheidsproblematiek te conceptualiseren. Een uitgebreid overzicht van de huidige kwalitatieve en kwantitatieve voorstellen wordt gegeven door Widiger en Simonsen (2005). Argumenten voor modellen op basis van kwalitatief verschil Er zijn verschillende argumenten te noemen voor modellen die uitgaan van een kwalitatief verschil tussen normale en pathologische persoonlijkheid. Ten eerste lijkt er evidentie voor een inhoudelijk verschil in kwaliteit van factoren. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat van de vijf dimensies van normale persoonlijkheid van het Big Five model, Neuroticisme, Agreeableness, Extraversion, Conscientiousness en Openness, er één dimensie nauwelijks correleert met pathologische persoonlijkheid, te weten Openness (Austen & Deary, 2000). Watson, Clark en Chmielewski (2008) vonden dat een andere factor, Oddity, wel sterk correleert met pathologische persoonlijkheid. Zij stellen een nieuw model voor, de Big Six, dat met de factoren Neuroticism, Agreeableness, Extraversion, Conscientiousness, Openness en Oddity zowel normale als 17

18 pathologische persoonlijkheid kan meten. Dit is dus een integratie van twee kwalitatief verschillende modellen. Vervolgens kan er aangedragen worden dat de kwaliteit van de persoonlijkheidsmodellen verschilt in het aantal factoren dat gevonden wordt dat samenhangt met pathologie. Dit argument wordt kracht bijgezet door groeiende evidentie dat pathologische modellen convergeren naar vier factoren (Larstone, Jang, Livesley, Vernon & Wolf, 2002; Widiger & Simonsen, 2005). Deze vier factoren worden ook wel de Four A s genoemd, naar de vier dimensies Antisocial, Asocial, Asthenic en Anankastic (Austen & Deary, 2000). Deze factoren lijken, op verschillende manieren benoemd, in veel modellen te kunnen worden teruggevonden in verschillende analyses, zoals Dissocial Behavior, Emotional Disregulation, Inhibition en Compulsivity (Bastiaansen, Rossi, Schotte & De Fruyt, 2011), of Dyssocial, Schizoid, Anxious en Obsessive (Livesley, 2011). Dat het hier om vier factoren gaat, lijkt een argument voor een kwalitatief verschil, aangezien dit in tegenstelling is tot de steeds stevigere evidentie dat normale persoonlijkheid uit vijf dimensies bestaat (Saulsman & Page, 2002). Een derde argument om een dimensioneel model te ontwikkelen vanuit een kwalitatief verschillend, pathologisch perspectief is veel pragmatiger. Een pathologisch persoonlijkheidsmodel is bovenal bedoeld om persoonlijkheidsproblematiek te diagnosticeren. Als er gekeken wordt naar de mogelijkheid of het ook normale persoonlijkheidsdimensies betreft, wordt het alleen maar ingewikkelder (Larstone et al, 2002; Mulder, Newton-Howes, Crawford & Tyrer, 2011). Het doel van een goede diagnose zou met een normaal persoonlijkheidsmodel kunnen verwateren, terwijl er met een pathologisch model specifiek naar de relevante factoren gekeken wordt. 18

19 Als laatste argument voor een persoonlijkheidsmodel dat uitgaat van een kwalitatief verschil tussen normaal en pathologische persoonlijkheid kan gesteld worden dat er zo een duidelijke brug geslagen wordt vanuit het huidige, categoriële model (Pukrop et al, 2009). Het huidige model is gebaseerd op een aanzienlijke hoeveelheid kennis en ervaring van clinici, die zich bezig gehouden hebben met onderscheidende elementen tussen normale en pathologische persoonlijkheden. Kwalitatieve modellen als de DAPP-BQ blijken deze kennis goed te kunnen representeren (Pukrop et al, 2009). Ongeacht of dit een definitieve benadering is, kan dit ook gezien worden als een mogelijke overgang van een pathologische naar een normale persoonlijkheidsbenadering voor persoonlijkheidsproblematiek (Mulder et al, 2011). De aanzienlijke hoeveelheid kennis die in het huidige categoriële model zit wordt zo niet weggegooid, en wordt meegenomen in een dimensioneel model. Modellen op basis van kwantitatieve verschillen Een belangrijk argument voor modellen die uitgaan van een kwantitatief verschil tussen normale en pathologische persoonlijkheid is dat persoonlijkheidstrekken normaal verdeeld zijn (Bastiaansen, Rossi, Schotte & De Fruyt, 2011). De factorstructuren van normale en pathologische persoonlijkheid hebben in veel analyses de zelfde patronen, zowel bij mensen met normale als pathologische persoonlijkheid. Dit lijkt sterk bewijs voor een kwantitatief verschil tussen normale en pathologische persoonlijkheid. Ook wordt er steeds meer evidentie gevonden dat pathologische en normale persoonlijkheidsmodellen goed te integreren zijn (Larstone, Jang, Livesley, Vernon & 19

20 Wolf, 2002). De facetten, dat wil zeggen de vragen op vragenlijsten, van de verschillende dimensies uit zowel pathologische als normale persoonlijkheidsmodellen kunnen empirisch onderling worden gerelateerd, wat een overlap en overschot aan variatie van facetten laat zien. Dit betekent dat er veel verschillende modellen eigenlijk het zelfde proberen te bewerkstelligen, maar telkens op een andere manier geformuleerd (Widiger & Simonsen, 2005). Een ander argument is dat de kennis die is opgedaan is met het categoriële model niet verloren gaat met een model dat uitgaat van een kwantitatief verschil tussen normale en pathologische persoonlijkheid (Miller et al, 2010). Er ontstaat steeds meer evidentie dat de criteria van het huidige DSM-IV TR model goed gerepresenteerd worden in de dimensionele modellen die uitgaan van een kwantitatief verschil (Krueger & Tackett, 2003). Het lijkt erop dat hoe uitgebreider de facetten van een dimensionele model worden, des te gedetaileerder kan een model inzicht geven in de pathologie. Deze dimensionele specifieke benadering zou hiermee ook specifieke informatie kunnen genereren over hoe persoonlijkheidsproblematiek zich ontwikkeld en wat voor behandeling gepast zou zijn (Mulder, Netwon-Howes, Crawford & Tyrer, 2011). Door persoonlijkheidsproblematiek te benaderen vanuit een model dat pathologie ziet als kwantitatief verschillend van normaal, wordt er ook de mogelijkheid open gehouden om aan te sluiten bij een groter veld van wetenschappelijk onderzoek (Widiger & Simonsen, 2005). Kennis vanuit andere wetenschapsdomeinen, waaronder de normale persoonlijkheidstheorievorming, maar ook neurofysiologie en ontwikkelingspsychologie zouden zo geïntegreerd kunnen worden (Luyten & Blatt, 2011). 20

21 Als laatste argument kan worden gesteld dat door vanuit een normaal persoonlijkheidsmodel te kijken naar problematiek in persoonlijkheid, er ook een mogelijkheid ontstaat om te kijken naar adaptieve kwaliteiten in een persoonlijkheid (Widiger & Simonsen, 2005). Dit zou bij kunnen dragen aan nieuwe ontwikkelingen in behandelingen, en de cliënten met persoonlijkheidsproblematiek meer hoop geven. Kwantitatieve verschillen als beste basis Een sterk argument voor een kwalitatief onderscheid tussen normale en pathologische persoonlijkheid lijkt de evidentie van Watson, Clark en Chmielewski (2008) dat er wel overeenkomsten zijn, maar dat er ook echt verschillende factoren zijn, Openness en Oddity. Dit argument is echter een op zich staande bevinding, die nog niet bij andere analyses naar boven is gekomen. Er wordt dan ook wel geopperd dat de bevinding van een Oddity factor een artefact zou kunnen zijn door een overvloed aan maten voor de Openness factor (Bastiaansen, Rossi, Schotte & De Fruyt, 2011). Het argument dat de modellen vanuit modellen die uit gaan van kwalitatieve verschillen convergeren naar vier dimensies hoeft niet te zeggen dat dit per se pathologische factoren zijn. Het is op dit moment nog onderwerp van onderzoek en discussie hoeveel of welke factoren een normaal persoonlijkheidsmodel het beste kunnen representeren. Ondanks dat verschillende onderzoekers stellen dat het normale model de Big Five is, betekent niet dat dit ook waar is. Juist het feit dat dimensionele modellen hiërarchisch van structuur zijn, betekent dat hier nog veranderingen mogelijk zijn. Of 21

22 deze factoren fundamenteel verschillen tussen normale en pathologische dimensies is daarmee niet gezegd. Het argument dat modellen op basis van kwalitatieve verschillen tussen normale en pathologische persoonlijkheid een betere overgang vanuit het huidige DSM-IV TR systeem zouden zijn, lijken geen stand te houden. Modellen die uitgaan van een kwantitatief verschil representeren alle domeinen die in kwalitatieve modellen zitten. Dit sluit aan bij de constatering van een normale verdeling van persoonlijkheidstrekken. Het lijkt niet voor de hand te liggen dat mensen met persoonlijkheidspathologie fundamenteel verschillen van mensen zonder persoonlijkheidspathologie in hun onderliggende persoonlijkheidstrekken, echter er zijn bepaalde trekken extremer of meer op de voorgrond. Dit is echter geen noodzakelijk voorwaarde van pathologie, aangezien iemand die zeer extravert is, hier zowel profijt van kan hebben, als dat dit een belemmering kan zijn. Hier moet dan ook nog veel onderzoek naar gedaan worden welke factoren of omstandigheden hier van invloed zijn. Dan zijn er nog twee positieve argumenten voor modellen die een kwantitatief verschil tussen normale en pathologische benadering gebruiken, die niet terug komen bij modellen die gebaseerd zijn op een kwalitatief verschil. Ten eerste is er meer oog voor adaptieve eigenschappen van de persoon, wat het behandelproces ten goed zou komen en de persoon in kwestie extra zou kunnen motiveren. Ten tweede is er door een bredere benadering van pesoonlijkheid meer aansluiting mogelijk bij andere wetenschappelijke ontwikkelingen, wat ook weer meer bijdrage zou kunnen opleveren in etiologie, prognoses en behandeling. 22

23 Al met al lijkt het een verantwoorde keuze om voor een benadering van problemen in persoonlijkheid te kiezen vanuit een perspectief dat gebaseerd is op een kwantitatief verschil tussen pathologie en normale persoonlijkheid. Hoe dit er precies uit gaat zien is nog de vraag, maar er bestaat een goede kans dat de modellen steeds meer naar elkaar zullen convergeren. Uiteindelijk hebben alle onderzoekers het zelfde doel voor ogen, namelijk het construeren van een persoonlijkheidsmodel waarmee we mensen zo goed en betrouwbaar mogelijk kunnen helpen. Conclusie en discussie In deze these is er betoogd dat er gekozen moet worden voor een dimensioneel model in plaats van een categoriëel model. Het is gebleken dat categoriële en dimensionele benaderingen elkaar uitsluiten, aangezien categoriële modellen dichotoom beslissen aan de hand van criteria, terwijl dimensionele modellen onderliggende factoren proberen te ontdekken die een verklaring kunnen zijn voor symptomen. Dit maakt de voorstellen voor een hybride model geen goed alternatief. Daarbij zijn de meeste argumenten voor behoud van een categoriëel model vooral gebaseerd op problemen met een mogelijke overgang naar een dimensioneel model, wat geen inhoudelijke argumentatie is. Het is logisch dat verandering moeite kost, maar liever ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Vervolgens is betoogd dat modellen die uitgaan van een kwantitatief verschil tussen normale en pathologische persoonlijkheid te verkiezen zijn boven modellen die 23

24 gebaseerd zijn op een kwalitatief verschil. Dat persoonlijkheidstrekken essentiëel, kwalitatief verschillen tussen mensen met of zonder persoonlijkheidsproblematiek is niet af te leiden uit de hoeveelheid factoren die wordt gevonden. Het pragmatische punt dat een kwalitatief model een betere overgang vanuit het huidige systeem mogelijk maakt is niet goed doordacht, aangezien modellen gebaseerd op kwantitatieve verschillen de zelfde eigenschappen kunnen beschrijven. Het feit dat dimensionele modellen hiërarchisch zijn maakt het ook zeer aannemelijk dat een kwalitatieve benadering een beperking is van de inventarisatie van persoonlijkheidskenmerken van mensen met persoonlijkheidspathologie. Kwantitatieve modellen kijken dan ook meer naar adaptieve eigenschappen van een persoon, wat bij kan dragen aan zelfbeeld van de persoon en uitkomst van behandeling. Als laatste is een model op basis van kwantitatieve verschillen ook beter te integreren met andere onderzoeksgebieden. Desondanks zijn er wel enkele kanttekeningen te plaatsen bij sommige aspecten van dit betoog. Ten eerste is er bij het onderscheid tussen categoriële en dimensionele modellen gesteld dat categoriële modellen een dichotoom, wellicht gesimplificeerd beeld geven van of er wel of niet sprake is van persoonlijkheidspathologie. Het is echter onduidelijk welke maat of methode er gehanteerd wordt bij het bepalen van pathologie vanuit een dimensioneel model. Dit is mede omdat er op dit moment nog nauwelijks gewerkt wordt met dimensionele modellen op pathologie te diagnosticeren. Dimensionele modellen bieden echter een veel betere mogelijkheid voor het bepalen van of er sprake is van pathologie of niet. Juist omdat er gebruik gemaakt wordt van factoranalyse en er gekeken wordt naar onderliggende dimensies, kan er beter bepaald worden of bepaalde eigenschappen pathologisch zijn of niet. Ook kan er veel 24

25 beter inzicht worden ontwikkeld in de samenhang van symptomen, zodat er geen onduidelijke diagnoses als Persoonlijkheidsstoornis Niet Anders Omschreven hoeven te worden gegeven. Dus met dat dimensionele modellen vaker worden gebruikt kunnen er veel preciezere diagnoses gesteld gaan worden, wat ook weer voordeel oplevert voor onderzoek en behandeling. Het belangrijkste argument voor behoud van het huidige categoriële model is de praktische problemen waar tegenaan gelopen zal worden bij een overgang naar een dimensioneel model. Dit is een niet te onderschatten probleem, wat niet alleen voor behandelaars, diagnostici, onderzoekers en theoretici speelt, maar ook voor andere belanghebbenden zoals zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars willen duidelijkheid over diagnoses en bijbehorende behandelingen, wat de te verwachten uitkomsten zijn en hoeveel dat gaat kosten. Deze kennis is er nu nog niet. Los van deze belanghebbenden, zou ook het algemene beeld in de maatschappij van persoonlijkheidspathologie kunnen veranderen. Nu is de diagnose van een persoonlijkheidsstoornis nog welhaast een levensbepalend oordeel, aangezien de gedachte is dat persoonlijkheidsproblematiek iets onveranderlijks is. Eens gek, altijd gek. Een dimensioneel model maakt dit echter minder zwart-wit. Zeker als er vanuit een model gewerkt zou gaan worden dat persoonlijkheidspathologie als een kwantitatieve, extreme variant van normale persoonlijkheid beschouwt, zou dit tot minder stigma s en meer begrip voor mensen met persoonlijkheidsproblematiek kunnen leiden. Deze laatste twee punten zijn eerder argumenten voor meer onderzoek en snellere doorvoering van een dimensioneel model voor persoonlijkheidspathologie dan dat het argumenten zijn tegen verandering. Het is een hele omwenteling die staat te gebeuren, die 25

26 de proporties kent van een paradigmashift. Dit is een proces dat nog jaren, zo niet decennia gaat duren, maar de vooruitzichten zijn goed. Door de geavanceerde statistische mogelijkheden en de strenger methodologische verantwoording is er nu een tijd aangebroken die het mogelijk maakt om de gedifferentiëerde domeinen van persoonlijkheidstheorie en persoonlijkheidspathologie te integreren. Dit kan helpen om mensen met persoonlijkheidsproblematiek beter te laten functioneren, maar ook om een vernieuwde blik te geven op wat het betekent om mens te zijn. 26

27 Literatuurlijst Austin, E., & Deary, I. (2000). The 'four as': A common framework for normal and abnormal personality? Personality and Individual Differences, 28, Bastiaansen, L., Rossi, G., Schotte, C., & De Fruyt, F. (2011). The structure of personality disorders: Comparing the DSM-IV-TR Axis II classification with the five-factor model framework using structural equation modeling. Journal of Personality Disorders, 25, Bornstein, R. (1998). Reconceptualizing personality disorder diagnosis in the DSM-V: The discriminant validity challenge. Clinical Psychology-Science and Practice, 5, Hopwood, C. J., Malone, J. C., Ansell, E. B., Sanislow, C. A., Gill, C. M., McGlashan, T. H., Morey, L. C. (2011). Personality assessment in DSM-5: Empirical support for rating severity, style, and traits. Journal of Personality Disorders, 25, Krueger, R., & Tackett, J. (2003). Personality and psychopathology: Working toward the bigger picture. Journal of Personality Disorders, 17, Larstone, R., Jang, K., Livesley, W., Vernon, P., & Wolf, H. (2002). The relationship between Eysenck's P-E-N model of personality, the five-factor model of personality, and traits delineating personality dysfunction. Personality and Individual Differences, 33,

28 Livesley, J. (2011). Tentative steps in the right direction. Personality and Mental Health, 5, Luyten, P., & Blatt, S. J. (2011). Integrating theory-driven and empirically-derived models of personality development and psychopathology: A proposal for DSM V. Clinical Psychology Review, 31, Miller, J. D., Maples, J., Few, L. R., Morse, J. Q., Yaggi, K. E., & Pilkonis, P. A. (2010). Using clinician-rated five-factor model data to score the DSM-IV personality disorders. Journal of Personality Assessment, 92, Mulder, R. T., Newton-Howes, G., Crawford, M. J., & Tyrer, P. J. (2011). The central domains of personality pathology in psychiatric patients. Journal of Personality Disorders, 25, Pukrop, R., Steinbring, I., Gentil, I., Schulte, C., Larstone, R., & Livesley, J. W. (2009). Clinical validity of the "Dimensional Assessment of Personality Pathology (DAPP)" for psychiatric patients with and without a personality disorder diagnosis. Journal of Personality Disorders, 23, Saulsman, L., & Page, A. (2004). The five-factor model and personality disorder empirical literature: A meta-analytic review. Clinical Psychology Review, 23, Silverstein, M. L. (2007). Diagnosis of personality disorders: A case study. Journal of Personality Assessment, 89,

29 Verheul, R., Andrea, H., Berghout, C. C., Dolan, C., Busschbach, J. J. V., van der Kroft, P. J. A., Fonagy, P. (2008). Severity indices of personality problems (SIPP-118): Development, factor structure, reliability, and validity. Psychological Assessment, 20, Watson, D., Clark, L. A., & Chmielewski, M. (2008). Structures of personality and their relevance to psychopathology: II. further articulation of a comprehensive unified trait structure. Journal of Personality, 76, Westen, D., Shedler, J., Bradley, B., & DeFife, J. A. (2012). An empirically derived taxonomy for personality diagnosis: Bridging science and practice in conceptualizing personality. American Journal of Psychiatry, 169, Widiger, T., & Simonsen, E. (2005). Alternative dimensional models of personality disorder: Finding a common ground. Journal of Personality Disorders, 19, doi: /pedi

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.

Nadere informatie

Een onderliggende structuur voor persoonlijkheid

Een onderliggende structuur voor persoonlijkheid Een onderliggende structuur voor persoonlijkheid Convergentie tussen persoonlijkheidsvragenlijsten voor normale en psychopathologische persoonlijkheid Alev Kutluer Bachelorthese Klinische Psychologie UvA

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Persoonlijkheidspathologie in adolescenten: een dimensionele benadering Het concept persoonlijkheid duidt op een breed scala aan individuele verschillen in consistente manieren van denken,

Nadere informatie

Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016

Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016 Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016 Inhoud Theoretische achtergrond Ontwikkeling SIPP Domeinen en facetten

Nadere informatie

Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen. De Relatie tussen. Persoonlijkheidskenmerken en de. Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren

Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen. De Relatie tussen. Persoonlijkheidskenmerken en de. Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen De Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en de Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren bij Patiënten met Persoonlijkheidsstoornissen Diagnostics of Personality

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen Persoonlijkheidsstoornissen en Angst Ellen Willemsen Overzicht Relevantie Persoonlijkheidsstoornissen Comorbiditeit in getallen PG cijfers comorbiditeit Relatie tussen angststoornissen en PS Aanbevelingen

Nadere informatie

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart DSM-5 whitepaper De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en LEvensloopPsychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel De Personality

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen DSM-5 whitepaper Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten Prof. Dr. Bas van Alphen Inhoud Temporele stabiliteit Leeftijdsneutraliteit DSM-5 Behandelperspectief Klinische implicaties Casuïstiek Uitgangspunten!

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen DSM-5 WHITEPAPER Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren

Nadere informatie

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis Een empirische studie Treatment outcome in personality disordered forensic patients An empirical study ( with a summary

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen DSM-5 WHITEPAPER Persoonlijkheidsstoornissen Bij persoonlijkheidsstoornissen is sprake van manieren van over zichzelf en anderen denken en voelen die een aanzienlijke negatieve invloed hebben op het functioneren

Nadere informatie

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart DSM-5 whitepaper De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en LEvensloopPsychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel De Personality

Nadere informatie

1 Klinische bruikbaarheid van dimensies versus categorieën in de diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen

1 Klinische bruikbaarheid van dimensies versus categorieën in de diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen 1 Klinische bruikbaarheid van dimensies versus categorieën in de diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen De meeste wetenschappers zijn inmiddels wel te overtuigen van het idee dat persoonlijkheidsstoornissen

Nadere informatie

Vroegdiagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen:

Vroegdiagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen: Vroegdiagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen: over de zin van gestandaardiseerde diagnostiek bij bijzondere mensen Paul van der Heijden Centrum Adolescenten Psychiatrie Reinier van Arkel Groep Radboud

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Diagnostiek van persoonlijkheidspathologie binnen het kader van de DSM 5. Prof. Dr. E.H.M. Eurelings-Bontekoe & Drs. W.M. Snellen

Diagnostiek van persoonlijkheidspathologie binnen het kader van de DSM 5. Prof. Dr. E.H.M. Eurelings-Bontekoe & Drs. W.M. Snellen Diagnostiek van persoonlijkheidspathologie binnen het kader van de DSM 5 Prof. Dr. E.H.M. Eurelings-Bontekoe & Drs. W.M. Snellen DSM 5: persoonlijkheidspathologie - Persoonlijkheidspathologie wordt in

Nadere informatie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering

Nadere informatie

Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest

Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest Respondent: Johan den Doppelaar Email: info@123test.nl Geslacht: man Leeftijd: 37 Opleidingsniveau: hbo Vergelijkingsgroep: Nederlandse beroepsbevolking

Nadere informatie

The Glue of (ab)normal Mental Life: Networks of Interacting Thoughts, Feelings and Behaviors A.O.J. Cramer

The Glue of (ab)normal Mental Life: Networks of Interacting Thoughts, Feelings and Behaviors A.O.J. Cramer The Glue of (ab)normal Mental Life: Networks of Interacting Thoughts, Feelings and Behaviors A.O.J. Cramer Wat is een psychische stoornis? Als we de populaire media en sommige stromingen in de gedragswetenschappen

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment

Nadere informatie

SCID-5-P. Gestructureerd klinisch interview voor DSM-5 Persoonlijkheidsstoornissen

SCID-5-P. Gestructureerd klinisch interview voor DSM-5 Persoonlijkheidsstoornissen SCID-5-P Gestructureerd klinisch interview voor DSM-5 Persoonlijkheidsstoornissen Michael B. First, Janet B.W. Williams, Lorna Smith Benjamin, Robert L. Spitzer Nederlandse vertaling Arnoud Arntz, Jan

Nadere informatie

TOEPASSING VAN HET HEXACO 6-FACTOR PERSOONLIJKHEIDSMODEL. Reinout E. de Vries

TOEPASSING VAN HET HEXACO 6-FACTOR PERSOONLIJKHEIDSMODEL. Reinout E. de Vries TOEPASSING VAN HET HEXACO 6-FACTOR PERSOONLIJKHEIDSMODEL Reinout E. de Vries INTEGRITEIT & PERSOONLIJKHEID 1. Structuur van persoonlijkheid 2. Integriteit 3. Toepassing 2 Toepassing HEXACO Persoonlijkheidsmodel

Nadere informatie

Summary in Dutch 179

Summary in Dutch 179 Samenvatting Een belangrijke reden voor het uitvoeren van marktonderzoek is het proberen te achterhalen wat de wensen en ideeën van consumenten zijn met betrekking tot een produkt. De conjuncte analyse

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM)-5: The Big Five? - Een literatuurstudie naar de

Persoonlijkheidsstoornissen in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM)-5: The Big Five? - Een literatuurstudie naar de Persoonlijkheidsstoornissen in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM)-5: The Big Five? - Een literatuurstudie naar de empirische ondersteuning van de voorgestelde vijf domeinen

Nadere informatie

VAN ZORG NAAR PREVENTIE

VAN ZORG NAAR PREVENTIE VAN ZORG NAAR PREVENTIE Jaap van der Stel Jaap van der Stel Lector GGz Hogeschool Leiden Brijder-Parnassia GGZ ingeest Legitimatie psychische gezondheidszorg Legitimiteit van de psychische gezondheidszorg

Nadere informatie

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

Handleiding Nederlandse Werkwaardentest

Handleiding Nederlandse Werkwaardentest Handleiding Nederlandse Werkwaardentest Versie 1.0 (c), mei 2008 Dr Edwin van Thiel Nederlandse werkwaardentest De Nederlandse werkwaardentest is eind 2006 ontwikkeld door 123test via een uitgebreid online

Nadere informatie

Genderbias en persoonlijkheidsstoornissen

Genderbias en persoonlijkheidsstoornissen Genderbias en persoonlijkheidsstoornissen r. verheul achtergrond De komst van de dsm-iii in 1980 heeft geleid tot een ideologische controverse over het voorkomen van genderbias in de psychiatrische diagnostiek.

Nadere informatie

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten.

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten. Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten. Differences in Personality Traits and Personality Structure between Groups of Eating Disorder

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Prof. Dr. Bas van Alphen b.van.alphen@mondriaan.eu Epidemiologie Beloop Five Factor Model (FFM): Neuroticisme, Extraversie, Openheid nemen af op latere leeftijd,

Nadere informatie

Samenvatting. Leraren die het verschil maken: een onderzoek naar leraren als change agents in het primair onderwijs

Samenvatting. Leraren die het verschil maken: een onderzoek naar leraren als change agents in het primair onderwijs Samenvatting Leraren die het verschil maken: een onderzoek naar leraren als change agents in het primair onderwijs Monique H. R. M. A. van der Heijden Verdediging 13 juni 2017 Dit proefschrift bevat vier

Nadere informatie

Inhoud. Deel I Theoretische achtergrond

Inhoud. Deel I Theoretische achtergrond VII Inhoud 1 Inleiding 1 11 Eclectisch en integratief 2 12 Ordening van interventies: de interventiecirkel 3 13 Dit boek 4 14 Leeswijzer 4 15 Dankbetuiging 5 Deel I Theoretische achtergrond 2 Afbakening

Nadere informatie

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie.

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie. De rol van sekse, hechting en autonomie in asi en persoonlijkheidspathologie. Drs. N. Bachrach GZ psycholoog io Klinisch psycholoog VVGI Externpromovendus UvT Promotor Prof. Dr. M. Bekker Copromotor: Dr.

Nadere informatie

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Universitair Medisch Centrum Utrecht Verplegingswetenschappen cursusjaar

Nadere informatie

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Woensdag 2 april 2014 Ad van der Sijde, Yulius Autisme Paul Reijnen, BOBA Inhoud Presentatie Vragen Veranderingen DSM-5 autisme

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5. M.A. Louter

Persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5. M.A. Louter Persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5 M.A. Louter 6-9-2016 2 Casusbespreking Ivo Croon, 32 jaar Doorverwezen voor psychisch onderzoek door werkgever Leek bij sollicitatie gekwalificeerd (2 diploma s) Echter:

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

Workshop waarzeggen 16-9-2011 2de studiedag VKP-VMPD. Theo Ingenhoven, psychiater Jeroen Bakker, klinisch psycholoog

Workshop waarzeggen 16-9-2011 2de studiedag VKP-VMPD. Theo Ingenhoven, psychiater Jeroen Bakker, klinisch psycholoog Workshop waarzeggen 16-9-2011 2de studiedag VKP-VMPD Hoezo toekomst? Back to the future! over de zin en onzin van DSM-5 persoonlijkheidsdiagnostiek bij de indicatiestelling voor (dag)klinische psychotherapie

Nadere informatie

Achtergronden bij het instrument

Achtergronden bij het instrument Achtergronden bij het instrument P E O P L E I M P R O V E P E R F O R M A N C E Computerweg 1, 3542 DP Utrecht Postbus 1087, 3600 BB Maarssen tel. 0346-55 90 10 fax 0346-55 90 15 www.picompany.nl servicedesk@picompany.nl

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde Kennisbericht over een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift: Hardell L, Carlberg M, Söderqvist F, Hansson Mild K, Meta-analysis of long-term

Nadere informatie

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase Inleiding Door de toenemende globalisering en bijbehorende concurrentiegroei tussen bedrijven over de hele wereld, de economische recessie in veel landen, en de groeiende behoefte aan duurzame inzetbaarheid,

Nadere informatie

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? - Geplaatst in VISUS 4-2017 - EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? Om de verschillen tussen de kennis uit het laatste wetenschappelijk bewijs en de klinische praktijk kleiner te maken is de afgelopen

Nadere informatie

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Samenvatting The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Als werknemers door ziekte hun werk niet meer kunnen doen betaalt de werkgever

Nadere informatie

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling?

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Naline Geurtzen PhD-student Radboud Universiteit Behavioural Science Institute Nijmegen

Nadere informatie

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender, Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive 1 Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender Effect on the Relationship between Personality Traits and Sex Drive

Nadere informatie

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Samenvatting Dit proefschrift gaat over casemanagement van gezinnen binnen jeugdbescherming

Nadere informatie

# $% & % '"() *%+"," -". /

# $% & % '() *%+, -. / ! " # $% & % '"() *%+"," -". / Samenvatting Als alles volgens planning verloopt, wordt in 2012 de Diagnostic and Statistic Manual for Mental Disorders Fifth Edition (DSM-V) uitgebracht. De huidige DSM-IV-TR

Nadere informatie

Tilburg University. Dimensies in de kinder- en jeugdpsychiatrie Nederlof, E.; Oei, T.I. Published in: Forensische psychiatrie onderweg

Tilburg University. Dimensies in de kinder- en jeugdpsychiatrie Nederlof, E.; Oei, T.I. Published in: Forensische psychiatrie onderweg Tilburg University Dimensies in de kinder- en jeugdpsychiatrie Nederlof, E.; Oei, T.I. Published in: Forensische psychiatrie onderweg Publication date: 2008 Link to publication Citation for published version

Nadere informatie

Kennissynthese arbeid en psychische aandoeningen. Dr. F.G.Schaafsma Dr. H. Michon Prof. dr. J.R. Anema

Kennissynthese arbeid en psychische aandoeningen. Dr. F.G.Schaafsma Dr. H. Michon Prof. dr. J.R. Anema Kennissynthese arbeid en psychische aandoeningen Dr. F.G.Schaafsma Dr. H. Michon Prof. dr. J.R. Anema Ernstige Psychische Aandoeningen (EPA) Definitie consensus groep EPA¹ - Sprake van psychische stoornis

Nadere informatie

MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN. Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein

MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN. Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein 28 november 2014 Middelengerelateerde problematiek 1. Algemeen A. Middelengebruik in België B. Gevolgen:

Nadere informatie

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Vroegsignalering en interventie bij Cluster C Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Cluster C bij Jeugd Geen interventiestudies Geen specifieke studies naar Cluster C bij Jeugd Geen hits bij literatuursearch

Nadere informatie

Bowling alone without public trust

Bowling alone without public trust Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in

Nadere informatie

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Onderzoek naar het gebruik van metaforen door kinderen werd populair in

Nadere informatie

Scelta is onderdeel van

Scelta is onderdeel van DSM 5 PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN Lucas Goessens, psychiater Annika Cornelissen, klinisch psycholoog SECTIE II (categoraal perspectief) Cluster A Paranoïde PS Schizoïde PS Schizotypische PS Cluster B Antisociale

Nadere informatie

Leeftijdsneutrale en specifieke diagnostiek van persoonlijkheidspathologie. Prof. Dr. Bas van Alphen

Leeftijdsneutrale en specifieke diagnostiek van persoonlijkheidspathologie. Prof. Dr. Bas van Alphen Leeftijdsneutrale en specifieke diagnostiek van persoonlijkheidspathologie Prof. Dr. Bas van Alphen Transities tussen levensfasen Psychologisch welbevinden Zelfacceptatie Autonomie Omgevingsbeheersing

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28630 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haan, Anna Marte de Title: Ethnic minority youth in youth mental health care :

Nadere informatie

Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1. Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c

Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1. Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1 Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c a Poli +, psychiatrie + verstandelijke beperking, Ir. Driessenstraat 94-G, 2312 KZ, Leiden b Cordaan, Postbus

Nadere informatie

LoopbaanIndicator. Voor een duurzame loopbaanplanning

LoopbaanIndicator. Voor een duurzame loopbaanplanning LoopbaanIndicator Voor een duurzame loopbaanplanning 1. Inleiding LoopbaanIndicator wordt ingezet om alle relevante waarden rondom menselijke inzetbaarheid gestructureerd en genormeerd in kaart te brengen,

Nadere informatie

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: 500646500 Klas: 2B2

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: 500646500 Klas: 2B2 Palliatieve Zorg Onderdeel: Kwalitatief onderzoek Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: 500646500 Klas: 2B2 Inhoudsopgave Inleiding Blz 2 Zoekstrategie Blz 3 Kwaliteitseisen van Cox et al, 2005 Blz 3 Kritisch

Nadere informatie

Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid

Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid presentatie ESPRi Symposium 26-11-2015 Michiel Boog, klinisch psycholoog, psychotherapeut Titel:

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Introductie In dit proefschrift evalueer ik de effectiviteit van de academische discussie over de ethiek van documentaire maken. In hoeverre stellen wetenschappers de juiste

Nadere informatie

Diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen

Diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen Diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen Een evaluatie van Nederlandstalig instrumentarium door G. Ouwersloot, W. v.d. Brink, R.F.W. Diekstra en C.A.L. Hoogduin Gepubliceerd in 1994, no. 8 Samenvatting

Nadere informatie

Obsessieve-compulsieve symptomen in eetstoornissen en autisme spectrumstoornissen

Obsessieve-compulsieve symptomen in eetstoornissen en autisme spectrumstoornissen Obsessieve-compulsieve symptomen in eetstoornissen en autisme spectrumstoornissen Alexandra Dingemans, PhD Senior onderzoeker GGZ Rivierduinen Eetstoornissen Ursula Overlap Eetstoornissen (ES), Autisme

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij adolescenten. Dineke Feenstra 17 maart 2014

Persoonlijkheidsstoornissen bij adolescenten. Dineke Feenstra 17 maart 2014 Persoonlijkheidsstoornissen bij adolescenten Dineke Feenstra 17 maart 2014 Wat zijn persoonlijkheidsstoornissen? A. Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die duidelijk binnen de

Nadere informatie

1

1 1 2 3 4 5 6 7 8 - - - 9 10 o o 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Toetsingskader scriptie master Financieel recht SCRIPTIE BEOORDELINGSFORMULIER MASTER FINANCIEEL RECHT Uitleg beoordelingsformulier

Nadere informatie

Onderzoek de spreekkamer!

Onderzoek de spreekkamer! Onderzoek de spreekkamer! Lennard Voogt Inleiding Het wetenschappelijk fundament van de manuele therapie wordt sterker. Manueel therapeuten krijgen steeds meer inzicht in de effectiviteit van hun inspanningen

Nadere informatie

Antisociale Persoonlijkheidsstoornis bij Adolescenten

Antisociale Persoonlijkheidsstoornis bij Adolescenten Antisociale Persoonlijkheidsstoornis bij Adolescenten Kirsten Burnet (271578) 23 Augustus 2006 Begeleidster: Marleen Nagtegaal Erasmus Universiteit Rotterdam Dankwoord Allereerst wil ik mijn begeleidster

Nadere informatie

Van Telefoonnummer E-mailadres Kenmerk NZa, directie Regulering 088-7708770. Toelichting opties invoering DSM-5 16 februari 2016

Van Telefoonnummer E-mailadres Kenmerk NZa, directie Regulering 088-7708770. Toelichting opties invoering DSM-5 16 februari 2016 Memo Aan Ministerie van VWS Van Telefoonnummer E-mailadres NZa, directie Regulering 088-7708770 Onderwerp Datum Toelichting opties invoering 16 februari 2016 Eind 2014 heeft het Zorginstituut Nederland

Nadere informatie

Indicatiestelling voor behandeling vanuit het PO : een heilige graal? Bert van Rossum, klinisch psycholoog

Indicatiestelling voor behandeling vanuit het PO : een heilige graal? Bert van Rossum, klinisch psycholoog Indicatiestelling voor behandeling vanuit het PO : een heilige graal? Bert van Rossum, klinisch psycholoog Congres: Laten professionals hun werk goed doen! Ede,12 10 2015 Ervaren clinici om de heilige

Nadere informatie

De behandeling van angststoornissen: hoe te handelen bij co-morbiditeit? Dr. Marleen Rijkeboer

De behandeling van angststoornissen: hoe te handelen bij co-morbiditeit? Dr. Marleen Rijkeboer De behandeling van angststoornissen: hoe te handelen bij co-morbiditeit? Dr. Marleen Rijkeboer Veel gehoorde uitspraken Bij co-morbiditeit zullen patiënten minder profiteren van de richtlijnbehandeling

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Het belang van ziektepercepties voor zelfmanagement COPD als voorbeeld

Het belang van ziektepercepties voor zelfmanagement COPD als voorbeeld Dit factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Het belang van ziektepercepties voor zelfmanagement COPD als voorbeeld, M. Heijmans, NIVEL, augustus 2013) worden gebruikt.

Nadere informatie

Clinical Staging en Vroege Interventie voor Borderline Persoonlijkheidsstoornis

Clinical Staging en Vroege Interventie voor Borderline Persoonlijkheidsstoornis Clinical Staging en Vroege Interventie voor Borderline Persoonlijkheidsstoornis Christel Hessels Symposium, 16 maart 2017 Persoonlijkheidsstoornissen gedurende de levensloop Borderline persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode Persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen bij volwassenen uit een forensisch-psychiatrische instelling.

Nadere informatie

Samenvatting. Nederlandse Samenvatting

Samenvatting. Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Samenvatting Depressieve- en angststoornissen komen veel voor in de algemene bevolking en veroorzaken veel invaliditeit en medische kosten. De stoornissen hebben vaak een chronisch

Nadere informatie

CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP

CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP WAAROM CALM? Ongeveer 25% van de oncologische patiënten in de palliatieve fase ontwikkelt een depressie of aanpassingsstoornis.

Nadere informatie

Handboek persoonlijkheidspathologie

Handboek persoonlijkheidspathologie Handboek persoonlijkheidspathologie Handboek persoonlijkheidspathologie redactie: dr. E.H.M. Eurelings-Bontekoe prof. dr. R. Verheul drs. W.M. Snellen Bohn Stafleu van Loghum Houten 2007 Ó Bohn Stafleu

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Psychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest

Psychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest Psychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest Versie 1.0 (c) Mei 2008, Dr Edwin van Thiel Copyright 123test alle rechten voorbehouden info@123test.nl 1 Over de Nederlandse persoonlijkheidstest Dit document

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. University of Groningen Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. Verbakel, N. J. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode CONSTRUCTIE VAN DIMENSIONELE PROFIELEN VOOR PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ JONGEREN Scriptie neergelegd

Nadere informatie

ONDERZOEK. Heterogene en homogene klassen 3 H/V

ONDERZOEK. Heterogene en homogene klassen 3 H/V ONDERZOEK Heterogene en homogene klassen 3 H/V In opdracht van: Montessori Lyceum Amsterdam Joram Levison Jeroen Röttgering Lisanne Steemers Wendelin van Overmeir Esther Lap Inhoudsopgave Inhoudsopgave

Nadere informatie

Diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen Een onderzoek naar de overeenstemming tussen vragenlijsten en de klinische As-ii-diagnose

Diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen Een onderzoek naar de overeenstemming tussen vragenlijsten en de klinische As-ii-diagnose korte bijdrage Diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen Een onderzoek naar de overeenstemming tussen vragenlijsten en de klinische As-ii-diagnose s.j.t. jansen, i.j. duijsens samenvatting In dit onderzoek

Nadere informatie

Inhoud Voorwoord Hoofdstuk 1 Proces, instrumenten, beoordeling en besluitvorming Hoofdstuk 2 Aanvraag, hulpvraaganalyse en eerste contact

Inhoud Voorwoord Hoofdstuk 1 Proces, instrumenten, beoordeling en besluitvorming Hoofdstuk 2 Aanvraag, hulpvraaganalyse en eerste contact Inhoud Voorwoord 7 Hoofdstuk 1 Proces, instrumenten, beoordeling en besluitvorming 11 1 Inleiding: wat is psychodiagnostiek? 11 2 Het diagnostische proces 12 3 Het gebruik van instrumenten 13 4 Oordelen

Nadere informatie

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Chapter 8. Nederlandse samenvatting Chapter 8 Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Angst is een menselijke emotie die iedereen van tijd tot tijd wel eens ervaart. Veel mensen voelen zich angstig of nerveus wanneer ze bijvoorbeeld

Nadere informatie

University of Groningen. Social phobia and personality disorders van Velzen, C.J.M.

University of Groningen. Social phobia and personality disorders van Velzen, C.J.M. University of Groningen Social phobia and personality disorders van Velzen, C.J.M. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please

Nadere informatie

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden:

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden: Werkinstructie Psychometrische analyse Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: WIS 04.02 Eigenaar: Eekholt 4 1112 XH Diemen Postbus 320 1110 AH Diemen www.zorginstituutnederland.nl T +31 (0)20 797 89 59 1

Nadere informatie

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1 Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out The effect of Goal-striving Reasons and Personality on facets of Burn-out

Nadere informatie

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk De invloed van indicatiestelling door overleg (the Negotiated Approach) op patiëntbehandelingcompatibiliteit en uitkomst bij de behandeling van depressieve stoornissen 185 In deze thesis staat de vraag

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie