PBO-blad. Inhoudsopgave. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie

Transcriptie

1 PBO-blad Sociaal- Economische Raad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave jaargang september 2009 nummer 60 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren 2 Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren 32

2 Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende organisatie schriftelijk bedenkingen aanvoeren tegen de in dit Mededelingenblad gepubliceerde ontwerpverordening. BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Pluimvee en Eieren Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van. tot wijziging van de Verordening bestemmingsheffingen Veeziektenfonds (PPE) Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren; Gelet op artikel 100, derde lid en artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 8 van het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren; Gezien de Verordening algemene bepalingen heffingen (PPE) 2005; Besluit: Artikel I De Verordening bestemmingsheffingen Veeziektenfonds (PPE) 2010 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 5 komt te luiden: Artikel 5 1. De ondernemer die eenden houdt is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd over de door hem in het kalenderjaar 2010 opgezette eenden. 2. Het tarief van de in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt 0, per opgezette eend. Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, voorzitter secretaris 2

3 TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING BESTEMMINGSHEFFINGEN VEEZIEKTENFONDS (PPE) 2010 (2010-I) Tot en met 2008 worden de bestemmingsheffingen pluimveevleessector door eendenhouders opgebracht op basis van een heffing per 1000 kilogram levend gewicht van eenden die aan een slachterij worden geleverd. Ter uitvoering van die heffing zendt het productschap elk kwartaal een opgaveformulier aan de eendenhouders. De eendenhouders moeten op het formulier vermelden hoeveel kg levend gewicht aan eenden zij in het betreffende kwartaal aan een pluimveeslachterij hebben geleverd. Op grond van die opgave verzendt het productschap vervolgens een heffingsnota aan de betreffende eendenhouder. Op grond van artikel 5 van de Verordening identificatie en registratie van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee (PPE) 2005 is een pluimveehouder verplicht om bij plaatsing van pluimvee op zijn bedrijf van deze plaatsing melding te doen aan het productschap. In overleg met de vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties voor eendenhouders is besloten om de bestemmingsheffing op te leggen op grond van de hiervoor genoemde meldingen. Het verzenden van opgaveformulieren komt daarmee voor zowel het productschap als de eendenhouders te vervallen hetgeen een aanzienlijke verlichting is van de administratieve lasten. De grondslag van de heffing verandert hiermee van kg's levend gewicht naar aantal geplaatste eenden. Hoewel niet voorzien wordt dat het totaalbedrag aan heffingen dat door de eendenhouders moet worden opgebracht in 2010 hoger zal zijn dan in 2009, verandert door de gewijzigde grondslag wel het te heffen bedrag per belaste eenheid. Per saldo zal een individueel eendenbedrijf in 2010 echter eenzelfde bedrag of nagenoeg eenzelfde bedrag aan heffingen aan het PPE dienen af te dragen als in De wens tot vereenvoudiging van de grondslag van de heffingen drukkend op de eendenhouders is aanleiding om tot de wijziging te besluiten. De wijziging kan niet worden doorgevoerd zonder het doorlopen van de steunmeldingsprocedure. De wijziging houdt immers de wijziging in van de goedgekeurde steunmaatregelen waar de betrokken heffingen voor dienen. Zolang de steunmeldingsprocedure nog niet heeft geleid tot goedkeuring van de wijziging van de heffingsgrondslag is het noodzakelijk in de moederverordening de heffing te baseren op het aantal kilogrammen afgeleverd levend gewicht. De wijziging van de grondslag van de heffing voor eenden van kilogrammen levend gewicht naar aantal geplaatste eenden heeft tot gevolg dat de becijfering van de opbrengst en vindplaats in de begroting wijzigt als volgt. 3

4 De becijfering van de opbrengst en vindplaats in de begroting Opbrengst Grondslag VLEESSECTOR Kippen/kuikens inleg broedeieren fok- en vermeerderingspluimvee opgezette eendagskuikens grootmoederdieren opgezette eendagskuikens moederdieren opgezette grootmoederdieren opgezette moederdieren inleg broedeieren gebruikspluimvee opgezette vleeskuikens Kalkoenen opgezette vleeskalkoenen opgezette eendagskuikens moederdieren kalkoen 63 opgezette moederdieren kalkoenen 113 inleg broedeieren kalkoenen 240 Eenden inleg broedeieren 187 opgezette eenden LEGSECTOR inleg broedeieren fok- en vermeerderingspluimvee opgezette eendagskuikens grootmoederdieren opgezette eendagskuikens moederdieren opgezette eendagskuikens gebruikspluimvee opgezette grootmoederdieren opgezette moederdieren inleg broedeieren gebruikspluimvee geplaatste kooikippen geplaatste scharrelkippen geplaatste vrije uitloopkippen geplaatste biologische kippen vaccinbroedeieren Zie bijlage C5 van de begroting Zoetermeer, voorzitter secretaris 4

5 Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van (datum), houdende de vaststelling van een bestemmingsheffing ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE voor het jaar 2010 (Verordening bestemmingsheffingen veeziektenfonds salmonellamaatregelen (PPE) 2010). Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren; Gelet op artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikelen 6 en 8 van het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren; Gezien de Verordening algemene bepalingen heffingen (PPE) 2005; Besluit: Artikel 1 1 Begripsbepalingen Deze verordening neemt over de begripsbepalingen van de Verordening algemene bepalingen heffingen (PPE) Artikel 2 2 Pluimveevleessector 1. De ondernemer die in het kalenderjaar 2010 broedeieren, bestemd om hieruit fok- en vermeerderingspluimvee of gebruikspluimvee te verkrijgen inlegt of pleegt in te leggen, ongeacht of er al dan niet daadwerkelijk eendagskuikens uit worden verkregen, is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd tegen het in het tweede en derde lid bepaalde tarief. 2. De in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt voor broedeieren voor het verkrijgen van gebruikspluimvee voor vleesrassen kippen 0,00 per ingelegd broedei. 3. De in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt voor broedeieren voor het verkrijgen van fok- en vermeerderingspluimvee voor vleesrassen kippen 0,00 per ingelegd broedei. Artikel 3 1. De ondernemer die eendagskuikens plaatst om deze op te fokken tot moederdieren of grootmoederdieren is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd tegen het in het tweede lid bepaalde tarief over de aantallen door hem met dat doel in het kalenderjaar 2010 geplaatste eendagskuikens. 2. De in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt ingeval van opfokmoederdieren of opfokgrootmoederdieren voor vleesrassen kippen 0,00 per eendagskuiken. Artikel 4 1. De ondernemer die moederdieren houdt is aan het productschap een bestemmingsheffing verschuldigd ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE over de door hem in het kalenderjaar 2010 gehouden moederdieren voor vleesrassen kippen tegen een tarief van 0,00 per moederdier. 5

6 2. De in het eerste lid bedoelde heffing is éénmaal per productieperiode van een moederdier verschuldigd: a. zodra de moederdieren zijn geplaatst, of b. zodra de moederdieren de leeftijd van 20 weken hebben bereikt, in het geval zij in het bedrijf van oorsprong in productie worden genomen, of c. zodra de moederdieren in productie genomen zijn, in het geval dat zij wederom in productie worden genomen. Artikel 5 De ondernemer die vleeskuikens houdt is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd over de door hem in het kalenderjaar 2010 geplaatste vleeskuikens tegen een tarief van 0,00 per geplaatst vleeskuiken. Artikel 6 3 Legsector De ondernemer die in het kalenderjaar 2010 broedeieren, bestemd om hieruit fok- en vermeerderingspluimvee of gebruikspluimvee te verkrijgen inlegt of pleegt in te leggen, ongeacht of er al dan niet daadwerkelijk eendagskuikens uit worden verkregen, is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd tegen het in het tweede lid bepaalde tarief. De in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt voor broedeieren: a. voor legrassen kippen voor het verkrijgen van fok- en vermeerderingspluimvee 0,00 per ingelegd broedei. b. voor legrassen kippen voor het verkrijgen van gebruikspluimvee 0, per ingelegd broedei. Artikel 7 1. De ondernemer die eendagskuikens plaatst om deze op te fokken tot moederdieren, grootmoederdieren of gebruikspluimvee is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd tegen het in het tweede lid bepaalde tarief over de aantallen door hem met dat doel in het kalenderjaar 2010 geplaatste eendagskuikens. 2. De in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt: a. voor legrassen kippen ingeval van opfok gebruikspluimvee 0,00 per eendagskuiken. b. voor legrassen kippen ingeval van opfokmoederdieren of opfokgrootmoederdieren 0,00668 per eendagskuiken. Artikel 8 1. De ondernemer die moederdieren voor legrassen kippen houdt is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd over de door hem in het kalenderjaar 2010 gehouden moederdieren tegen een tarief van 0,1665 per moederdier. 2. De in het eerste lid bedoelde heffing is éénmaal per productieperiode van een moederdier verschuldigd: a. zodra de moederdieren zijn geplaatst, of b. zodra de moederdieren de leeftijd van 20 weken hebben bereikt, in het geval zij in het bedrijf van oorsprong in productie worden genomen, of 6

7 c. zodra de moederdieren in productie genomen zijn, in het geval dat zij wederom in productie worden genomen. Artikel 9 1. De ondernemer die legkippen houdt is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd over de door hem in het kalenderjaar 2010 geplaatste legkippen. 2. De tarieven van de in het eerste lid bedoelde heffing bedragen: a. voor legkippen in kooien 0,07599 per legkip; b. voor scharrelkippen 0,07673 per legkip; c. voor vrije uitloopkippen 0,0768 per legkip; d. voor biologische kippen 0,07783 per legkip. 3. De heffing als bedoeld in het eerste lid is gedurende de gehele productieperiode van een legkip éénmaal verschuldigd en wel zodra de legkippen de leeftijd van 18 weken hebben bereikt, onderscheidenlijk, indien de legkippen na deze leeftijd als zodanig zijn ontvangen, zodra zij zijn ontvangen. Artikel 10 4 Kalkoensector 1. De ondernemer die moederdieren voor vleeskalkoenen houdt is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd over de door hem in het kalenderjaar 2010 gehouden moederdieren tegen een tarief van 0,00 per moederdier. 2. De in het eerste lid bedoelde heffing is éénmaal per productieperiode van een moederdier verschuldigd: a. zodra de moederdieren zijn geplaatst, of b. zodra de moederdieren de leeftijd van 20 weken hebben bereikt, in het geval zij in het bedrijf van oorsprong in productie worden genomen, of c. zodra de moederdieren in productie genomen zijn, in het geval dat zij wederom in productie worden genomen. Artikel 11 De ondernemer die vleeskalkoenen houdt is aan het productschap ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE een bestemmingsheffing verschuldigd over de door hem in het kalenderjaar 2010 geplaatste vleeskalkoenen tegen een tarief van 0,00 per geplaatste vleeskalkoen. Artikel 12 5 Overige bepalingen Voor de toepassing van deze verordening geldt het bepaalde bij of krachtens de Verordening algemene bepalingen heffingen (PPE) Artikel 13 Het is de voorzitter niet toegestaan de in deze verordening bedoelde heffingen aan de ondernemer op te leggen, indien hieraan niet een door de Europese Commissie goedgekeurde steunmaatregel ten grondslag ligt. 7

8 6 Slotbepalingen Artikel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffingen veeziektenfonds salmonellamaatregelen (PPE) Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2010, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van dat Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt zij terug tot en met 1 januari Zoetermeer, voorzitter secretaris TOELICHTING BIJ DE ONTWERP-VERORDENING BESTEMMINGSHEFFINGEN VEEZIEKTENFONDS SALMONELLAMAATREGELEN (PPE) 2010 Algemeen Onderhavige verordening bevat bestemmingsheffingen ten behoeve van het Veeziektenfonds PPE voor de financiering van maatregelen in het kader van de bestrijding van verschillende serotypen Salmonella. Tot 1 januari 2006 bestonden twee aparte heffingen ten behoeve van het veeziektenfonds PPE. Één heffing bestemd voor de bestrijding van besmettelijke (epizoönotische) dierziekten (bijv. Aviaire Influenza) goedgekeurd met steunmaatregel N429/2003, en één heffing bestemd voor de bestrijding van Salmonella, goedgekeurd met steunmaatregel N528/2002. In 2005 heeft het bestuur van het productschap besloten om de aparte heffing bestemd voor de bestrijding van Salmonella te beëindigen en te integreren in de eerstgenoemde heffing. Sinds 2006 wordt in de jaarlijkse Verordening bestemmingsheffingen veeziektenfonds (PPE) dan ook geen onderscheid meer gemaakt tussen de heffing bestemd voor de bestrijding van Salmonella en de heffing bestemd voor dierziektebestrijding en wordt de heffing tegen één tarief opgelegd. Dit tarief is - in de voorkomende gevallen - samengesteld uit tarieven die liggen op of onder de maximum heffingstarieven goedgekeurd met de steunmaatregelen N429/2003 en N528/2002. Vanaf 2010 zullen net als voorheen twee aparte Verordeningen bestemmingsheffingen veeziektenfonds PPE naast elkaar bestaan. De belangrijkste redenen daarvoor zijn dat de goedkeuring is gebaseerd op twee steunmaatregelen met ieder verschillende maximum-tarieven en dat de verdeling van de kosten van de diverse maatregelen bij de bestrijding van Salmonella anders is dan bij de bestrijding van besmettelijke dierziekten. De onderhavige Verordening bestemmingsheffingen veeziektenfonds salmonellamaatregelen (PPE) 2010 is één van de twee heffingsverordeningen ten behoeve van het veeziektenfonds. Vergeleken met de in 2009 van kracht zijnde heffingsbedragen voorziet deze verordening in een verhoging van de heffingstarieven voor moederdieren voor vleesrassen kippen, vleeskuikens, broedeieren legrassen kippen bestemd voor het verkrijgen van gebruikspluimvee, eendagskuikens legrassen kippen ingeval van opfok gebruikspluimvee, moederdieren legrassen kippen en legkippen. Deze heffingstarieven liggen ruim boven de thans door de Europese 8

9 Commissie met steunmaatregel N528/2002 goedgekeurde maximumtarieven. Daarnaast voorziet deze verordening in het introduceren van heffingen voor moederdieren vleeskalkoenen en vleeskalkoenen. Steunmaatregel N528/2002 betreft de financiering van een vergoeding voor houders van fok- en vermeerderingsdieren van wie de dieren en broedeieren zijn geruimd of vernietigd dan wel verwerkt als gevolg van een Salmonellabesmetting. Met het oog op de mogelijkheid om pluimveehouders ook tegemoet te komen in de aankoop van vaccindoses, is gevraagd om uitbreiding van de reikwijdte van steunmaatregel N528/2002 met de financiering van de aankoop van vaccindoses en het vergoeden van de ruiming van met Salmonella besmette koppels legkippen. Voor deze financiering zijn de in de onderhavige heffingsverordening voorgestelde verhoging van de heffingstarieven en de nieuwe heffingsgrondslagen noodzakelijk. De verhogingen en nieuwe heffingsgrondslagen kunnen niet worden toegepast zonder het doorlopen van de steunmeldingsprocedure. Deze houden immers een wijziging in van de goedgekeurde steunmaatregel N528/2002. Doelstelling, neveneffecten en algemeen/sectoraal belang van de activiteiten Vanaf 2007 is het Actieplan Salmonella en Campylobacter van het Productschap Pluimvee en Eieren ten gevolge van nieuwe regelgeving van de Europese Gemeenschap op een groot aantal onderdelen gewijzigd. Ingevolge de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 bestond reeds de verplichting om met Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium besmette koppels fok- en vermeerderingsdieren te ruimen en de door die koppels geproduceerde broedeieren te verwerken of vernietigen. Deze maatregelen zijn nu uitgebreid met de mogelijkheid om met Salmonella hadar, Salmonella infantis en Salmonella virchow besmette koppels fok- en vermeerderingsdieren te ruimen en de door die koppels geproduceerde broedeieren te verwerken of vernietigen, alsmede met Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium besmette koppels legkippen te ruimen. Daarnaast wordt het preventief vaccineren van vermeerderingsdieren en legkippen gestimuleerd. Deze uitbreiding maakt het noodzakelijk om diverse maximumtarieven drastisch te verhogen. Het ruimen van besmette koppels op bedrijven leidt tot schade voor het bedrijfsleven. De Europese Gemeenschap geeft daarom een financiële bijdrage voor de kosten die verband houden met het ruimen van met Salmonella enteritidis, Salmonella typhimurium, Salmonella hadar, Salmonella infantis en Salmonella virchow besmette koppels (groot)moederdieren en van het verwerken of vernietigen van met deze serotypes Salmonella besmette broedeieren. Ook geeft de Europese Gemeenschap een financiële bijdrage voor de kosten die verband houden met het ruimen van met Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium besmette koppels legkippen. Tenslotte wordt ook het preventief vaccineren tegen Salmonella bij vermeerderingsdieren en legkippen financieel gestimuleerd door de Europese Gemeenschap. Randvoorwaarde bij de door de Europese Gemeenschap beschikbaar gestelde subsidie is dat de lidstaat (i.c. de pluimveesector) 50% van de kosten zelf financiert. Daartoe dienen de in deze heffingsverordening vastgestelde heffingsbedragen. Wijze van financiering De noodzakelijke nationale financiering wordt volledig door de betreffende sector zelf opgebracht De nationale financiering wordt voor eenderde gefinancierd uit heffingen opgebracht door de opfokkers van legkippen en voor tweederde door de kuikenbroederijen in de legsector. De nationale financiering wordt opgebracht door middel van heffingen bijeengebracht door de legpluimveehouders 9

10 Ten aanzien van vergoedingen in verband met de ruiming van met Salmonella enteritidis, Salmonella typhimurium, Salmonella hadar, Salmonella infantis en Salmonella virchow besmette koppels fok- en vermeerderingsdieren en de verwerking of vernietiging van door die koppels geproduceerde broedeieren, zijn in 2005 in overleg met vertegenwoordigers van de betrokken brancheorganisaties voorstellen geformuleerd met betrekking tot de financiering door het bedrijfsleven Die voorstellen zijn door het bestuur van het productschap geaccordeerd. In het kort komen de voorstellen erop neer dat iedere deelsector in zowel de vlees- als legsector (fokkers, opfokvermeerderaars, vermeerderaars, kuikenbroeders, vleeskuikenhouders, opfokkers van legkippen en legkippenhouders) bijdraagt aan de ruimingskosten conform de verdeling van de bijdrage aan het Diergezondheidsfonds van het Ministerie van LNV. Genoemde verdeling wordt voor 50% bepaald door de gemiddelde dagwaarde van de verschillende deelsectoren en voor 50% door de omvang van de deelsectoren gemeten in Nederlandse grootte eenheden. Jaarlijks wordt aan de hand van de reële uitgaven bezien of een deelsector te veel of te weinig heeft bijgedragen. Overschotten of tekorten zullen verdisconteerd worden in de hoogte van de heffing van de volgende jaren. Noodzaak publieke afweging t.o.v. private alternatieven, uitvoerings- en handhavingsaspecten Het terugdringen van het aantal Salmonellabesmettingen in de pluimveesector is een collectief sectoraal belang. Daarbij spelen maatregelen als het preventief vaccineren van koppels vermeerderingsdieren en legkippen alsmede het ruimen van met Salmonella besmette koppels vermeerderingsdieren en legkippen een essentiële rol. Gezien het feit dat de regelgeving van de Europese Commissie ertoe verplicht dat over enkele jaren alleen nog salmonellavrije producten aan de consument mogen worden aangeboden, is bestrijding van Salmonella in alle schakels van de kolom in het belang van de totale sector. De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de onderhavige verordening komen geheel voor rekening van het productschap. Er wordt geen last gelegd op andere overheden Onderbouwing structuur en werking naar de bedrijfsgenoten Ieder jaar wordt van de betrokken ondernemingen in de pluimveesector een financiële bijdrage gevraagd. Daarbij is gekozen voor een heffing per dier of per broedei. De heffingssystematiek is ten opzichte van de afgelopen jaren niet gewijzigd. 10

11 De becijfering van de opbrengst en vindplaats in de begroting Grondslag Opbrengst in artikel VLEESSECTOR 2, lid 2 inleg broedeieren ter verkrijging van gebruikspluimvee 0 2, lid 3 inleg broedeieren ter verkrijging van foken vermeerderingspluimvee 0 3, lid 2 geplaatste eendagskuikens moederdieren 0 3, lid 2 geplaatste eendagskuikens grootmoederdieren 0 4, lid 1 geplaatste moederdieren 0 5 geplaatste vleeskuikens 0 LEGSECTOR 6, lid 2, sub a inleg broedeieren ter verkrijging van foken vermeerderingspluimvee 0 6, lid 2, sub b inleg broedeieren ter verkrijging van gebruikspluimvee , lid 2, sub a geplaatste eendagskuikens ter verkrijging van opfok gebruikspluimvee 0 7, lid 2, sub b geplaatste eendagskuikens moederdieren of grootmoederdieren , lid 1 geplaatste moederdieren , lid 2, sub a geplaatste kooikippen , lid 2, sub b geplaatste scharrelkippen , lid 2, sub c geplaatste vrije uitloopkippen , lid 2, sub d geplaatste biologische kippen KALKOENSECTOR 10, lid 1 geplaatste moederdieren vleeskalkoenen 0 11 geplaatste vleeskalkoenen 0 Zie bijlage C5 van de begroting Voor enkele deelsectoren is de heffing voor 2010 op nul gesteld. De reden daarvoor is dat voor deze deelsectoren in 2010 geen uitgaven ten behoeve van Salmonellamaatregelen te verwachten zijn. Steunmelding De bestemmingsheffingen welke op grond van deze verordening geheven worden behoren ingevolge het communautaire recht tot één van de categorieën steunmaatregelen van artikel 87, tweede lid EG-verdrag. De Commissie van de Europese Gemeenschappen dient de financiering op grond van artikel 87, derde lid EG-Verdrag goed te keuren. Dit noodzaakt tot een aanpassing van de goedgekeurde steunmaatregel N528/2002. Een aanpassing van steunmaatregel N528/2002 is gevraagd. Zodra de aanpassing van steunmaatregel N528/2002 door de Europese 11

12 commissie is goedgekeurd, kunnen de in deze verordening bedoelde heffingen worden opgelegd. Het is de voorzitter niet toegestaan de in deze verordening bedoelde heffingen aan de ondernemer op te leggen, indien hieraan niet een door de Europese Commissie goedgekeurde steunmaatregel ten grondslag ligt. Zoetermeer, voorzitter secretaris Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van. houdende uitvoering van een nationaal programma ter zake van de bewaking en bestrijding van Salmonella en Campylobacter in de kalkoenhouderij (Verordening hygiënevoorschriften kalkoenhouderij (PPE) 2009) Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren, Gelet op de artikelen 3 en 3a van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten en de artikelen 95 en 96 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE s; Gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95, 102 en 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en de artikelen 6 en 7 van het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren; Gezien Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU L 325), Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van Salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325), Verordening (EG) Nr. 1003/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003, Verordening (EG) nr. 1177/2006 van de Commissie van 1 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor het gebruik van specifieke bestrijdingsmethoden in het kader van de nationale programma s voor de bestrijding van salmonella bij pluimvee, Verordening (EG) Nr. 584/2008 van de Commissie van 20 juni 2008 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium bij kalkoenen, Verordening (EG) Nr. 213/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1003/2005 wat betreft de bestrijding en de uitvoering van tests op de aanwezigheid van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en kalkoenen en: Gezien de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004; Besluit: 12

13 1. Begripsbepalingen Artikel 1 In deze verordening en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder: 1. Productschap : Productschap Pluimvee en Eieren; 2. Bestuur : het bestuur van het productschap; 3. Voorzitter : de voorzitter van het productschap; 4. Kalkoenen : pluimvee van de soort, dat wordt opgefokt of gehouden voor de productie van broedeieren of vlees; 5. Vermeerderingskalkoenen : kalkoenen van 72 uur en ouder bestemd voor de productie van broedeieren die bestemd zijn voor de productie van vleeskalkoenen; 6. Fokkalkoenen : kalkoenen van 72 uur en ouder, bestemd voor de productie van broedeieren die zijn bestemd voor de productie van fokkalkoenen of vermeerderingskalkoenen; 7. Vleeskalkoenen : kalkoenen van 72 uur en ouder, die worden gehouden voor de productie van vlees; 8. broedeieren : eieren afkomstig van kalkoenen, bestemd om te worden bebroed; 9. eendagskuikens : kalkoenen die nog geen 72 uur oud zijn; 10. koppel : alle kalkoenen met dezelfde gezondheidsstatus die in dezelfde stal of binnen dezelfde uitloopruimte worden geplaatst of gehouden en die een epidemiologische eenheid vormen; 11. kalkoenbedrijf : inrichting die wordt gebruikt voor het opfokken, fokken of houden van fokkalkoenen of vleeskalkoenen; 12. fokbedrijf : kalkoenbedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren, bestemd voor de productie van fokkalkoenen of vermeerderingskalkoenen; 13. vermeerderingsbedrijf : kalkoenbedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren, bestemd voor de productie van vleeskalkoenen; 14. opfokbedrijf : kalkoenbedrijf dat zich toelegt op het opfokken van fokkalkoenen of 13

14 vermeerderingskalkoenen tot het voortplantingsstadium; 15. vleeskalkoenbedrijf : kalkoenbedrijf dat zich toelegt op het houden van vleeskalkoenen; 16. kalkoenkuikenbroederij : inrichting die wordt gebruikt voor het inleggen en uitbroeden van broedeieren onderscheidenlijk inrichting waarin één of meerdere vorengenoemde handelingen worden verricht; 17. ondernemer : een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een kalkoenbedrijf of een kalkoenkuikenbroederij uitoefent; 18. bedrijfsgebouw : het gebouw waarin kalkoenen worden gehouden of broedeieren zijn ingelegd en de tot het gebouw behorende voorruimte, stallen en lokalen; 19. ronde : de periode van het plaatsen van een koppel tot het moment van: a. overplaatsing van een koppel; b. aflevering aan de slachterij; of c. ruiming van een koppel; 20. erkend laboratorium : een laboratorium dat op basis van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen laboratoria (PPE) 2007 door de voorzitter is erkend; 21. hygiënogram : een onderzoek naar de hygiënestatus van een stal nadat deze is gereinigd en ontsmet; 22. hygiëneonderzoek : een onderzoek naar de hygiënestatus van een kalkoenkuikenbroederij nadat deze is gereinigd en ontsmet; 23. HOSOWO-instantie : een instantie die op basis van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007 door de voorzitter is erkend; 24. Salmonella : alle typen Salmonella; 25. serotyperen : bepalen van het serotype van Salmonella positieve monsters; 26. Campylobacter : alle typen Campylobacter; 27. verificatieonderzoek : een onderzoek dat in opdracht van de voorzitter op een kalkoenbedrijf bij een koppel of broedeieren wordt uitgevoerd, met als doel de bevestiging dat dit koppel of 14

15 broedeieren al dan niet Salmonella-positief zijn; 28. GD : Gezondheidsdienst voor Dieren B.V. te Deventer; 29. ruimen : het op last van de voorzitter verwijderen van kalkoenen van het kalkoenbedrijf en de kalkoenkuikenbroederij; 30. professioneel ontsmettingsbedrijf : een ontsmettingsbedrijf dat een erkenning in het kader van de IKB PSB regeling heeft dan wel aan de voorzitter aantoont dat het gelijkwaardig is aan een in het kader van de IKB PSB regeling erkend bedrijf; 31. overplaatsen : het verplaatsen van een koppel naar een andere stal, ongeacht de leeftijd van het koppel; 32. Verordening (EG) nr. 1177/2006 : Verordening (EG) nr. 1177/2006 van de Commissie van 1 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor het gebruik van specifieke bestrijdingsmethoden in het kader van de nationale programma s voor de bestrijding van salmonella bij pluimvee; 33. Verordening (EG) nr. 1774/2002 : Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten; 34. verwerken : het zodanig behandelen van broedeieren van een met Salmonella besmet koppel dat de uitschakeling van Salmonella gewaarborgd is overeenkomstig de communautaire wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne. Artikel 2 2. Hygiënemaatregelen 1. De ondernemer neemt de volgende hygiënemaatregelen: a. b. binnen de bedrijfsgebouwen worden geen huisdieren, landbouwhuisdieren en ander pluimvee, sier- en nutsgevogelte toegelaten; indien ander pluimvee, sier- of nutsgevogelte wordt gehouden op het perceel waarop het kalkoenbedrijf of de kalkoenkuikenbroederij wordt uitgeoefend, worden deze dieren achter een afscheiding of in een volière gehouden, waardoor deze dieren niet in het bedrijfsgebouw kunnen komen en de 15

16 verzorging van deze dieren strikt gescheiden wordt gehouden van de kalkoenen en de broedeieren; c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. het bedrijfsgebouw is zodanig ingericht dat vogels het bedrijfsgebouw niet binnen kunnen komen; bezoekers wordt alleen toegang tot het bedrijfsgebouw verschaft, indien dit voor de bedrijfsvoering strikt noodzakelijk is en indien bezoekers handelen overeenkomstig de voorwaarden van de persoonlijke en bedrijfshygiëne; alle op het bedrijf aanwezige personen nemen de persoonlijke en bedrijfshygiëne volledig in acht; alle personen trekken vóór het betreden van het schone deel van het bedrijfsgebouw schone bedrijfskleding en staleigen schoeisel aan; op elk bedrijf is in ten minste één bedrijfsgebouw een handenwasgelegenheid aanwezig, waarin zich ten minste een wasbak met afvoer, water, zeep en een handdoek bevindt; op elk opfokbedrijf, vermeerderingsbedrijf en kalkoenkuikenbroederij is een douche aanwezig; de faciliteiten voor persoonlijke hygiëne verkeren in een goed functionerende staat; personen mogen de stal of de kalkoenkuikenbroederij slechts betreden nadat zij de handen hebben gewassen en, in het geval van een opfokbedrijf, vermeerderingsbedrijf of kalkoenkuikenbroederij, hebben gedoucht; een ongediertebestrijdingsplan wordt opgesteld en uitgevoerd, tenzij wordt gewerkt met een professioneel ongediertebestrijdingsbedrijf dat ten minste één maal per twee maanden op het bedrijf langskomt om ongedierte te bestrijden; de resultaten van acties met betrekking tot wering, signalering en bestrijding van ongedierte worden vastgelegd in het ongediertebestrijdingsplan en de acties worden, afhankelijk van de resultaten, geïntensiveerd; overeenkomstig door het bestuur bij besluit vast te stellen voorschriften de kwaliteit van het drinkwater te waarborgen en de resultaten van de door een HOSOWO-instantie uitgevoerde analyse van het drinkwateronderzoek gedurende twee jaren te bewaren; een kalkoenkuikenbroederij is zodanig ingericht dat geen kruisbesmetting met Salmonella kan ontstaan; o. het perceel waarop het kalkoenbedrijf wordt uitgeoefend is zodanig ingericht dat de perceelgrenzen herkenbaar zijn en dat voor bezoekers duidelijk is waar zij zich moeten melden; p. het bedrijfsgebouw en de inventaris alsmede het perceel waarop het kalkoenbedrijf of de kalkoenkuikenbroederij wordt uitgeoefend zijn schoon, in het bijzonder de directe omgeving van de stal, zodanig dat geen ongedierte wordt aangetrokken; 16

17 q. het bedrijfsgebouw is zodanig ingericht dat ongehinderde toegang door derden tot de stallen of de kalkoenkuikenbroederij niet mogelijk is; r. in elke stal is een voorruimte aanwezig die volledig is afgescheiden van de ruimte waarin de kalkoenen gehouden worden; s. bij elke stal of kalkoenkuikenbroederij is een fysieke scheiding aangebracht tussen het schone deel en het vuile deel waarbinnen van schoeisel wordt gewisseld; t. in het schone deel van de stal of de kalkoenkuikenbroederij is voldoende schoon schoeisel aanwezig; u. indien op een kalkoenbedrijf meerdere leeftijdsgroepen kalkoenen aanwezig zijn, is per leeftijdsgroep in de fysieke scheiding bij de stal schone bedrijfskleding aanwezig en wordt er op toegezien dat personen het schone deel van de stal slechts betreden indien zij schone bedrijfskleding hebben aangetrokken die hoort bij de betreffende leeftijdsgroep; v. de loop- of rijroutes van en naar het bedrijfsgebouw zijn zodanig verhard dat deze deugdelijk gereinigd kunnen worden; w. op het perceel is een deugdelijke afwatering ten opzichte van de stallen aanwezig; x. de voedersilo is schoon, is geplaatst op een verharde ondergrond en wordt van buiten de stallen gevuld; indien meerdere voedersilo s op het bedrijf aanwezig zijn, is iedere voedersilo voorzien van een bedrijfsuniek nummer; y. bij het lossen van het voeder wordt gebruik gemaakt van een bedrijfseigen of eenmalig te gebruiken stofopvangmiddel; z. voeder, bodem- en neststrooisel en verpakkingsmateriaal worden zodanig opgeslagen dat deze schoon, droog en schimmelvrij blijven; aa. voeder dat na het leegmaken van een stal nog aanwezig is in het voedersysteem wordt buiten de silo afgevoerd, zodanig dat het niet meer in contact kan komen met kalkoenen. 2. Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van het in het eerste lid bepaalde. Artikel 3 3. Reinigings- en ontsmettingsmaatregelen 1. De ondernemer die een kalkoenbedrijf uitoefent verwijdert onverwijld nadat hij de kalkoenen uit de stal heeft afgevoerd de mest en het strooisel die in deze stal aanwezig zijn, en reinigt en ontsmet vervolgens de stal. 2. De ondernemer die een kalkoenbedrijf uitoefent laat nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet als bedoeld in het eerste lid, één maal per kalenderjaar voorafgaand aan het plaatsen van een nieuw koppel een hygiënogram uitvoeren door een HOSOWOinstantie in de stallen waar eendagskuikens worden geplaatst. 17

18 3. De ondernemer die een fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent laat nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet, als bedoeld in het eerste lid, één maal per kalenderjaar voorafgaand aan het plaatsen van een nieuw koppel een hygiënogram uitvoeren door een HOSOWO-instantie. 4. De ondernemer die een kalkoenkuikenbroederij uitoefent reinigt en ontsmet onverwijld na iedere aflevering van de eendagskuikens, de gebruikte lokalen. 5. De ondernemer die een kalkoenkuikenbroederij uitoefent laat zes keer per kalenderjaar een hygiëneonderzoek uitvoeren door GD. 6. De ondernemer die een kalkoenkuikenbroederij uitoefent kan een deel van het hygiëneonderzoek zelf uitvoeren. 7. Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van het in het tweede lid bedoelde hygiënogram en het in het vierde en vijfde lid bedoelde hygiëneonderzoek. De ondernemer bewaart de uitslag van het hygiënogram en het hygiëneonderzoek gedurende ten minste twee jaren. Artikel 4 4. Onderzoek naar Salmonella en Campylobacter 1. De ondernemer draagt er zorg voor dat een onderzoek van koppels kalkoenen en broedeieren op de aanwezigheid van Salmonella plaatsvindt door middel van monstername en analyse van de genomen monsters. 2. De ondernemer die een vleeskalkoenbedrijf uitoefent draagt er zorg voor dat onderzoek op de aanwezigheid van Campylobacter door middel van monstername en analyse van de genomen monsters plaatsvindt, voordat het betreffende koppel van het vleeskalkoenbedrijf wordt afgevoerd naar de slachterij. 3. a. De ondernemer die een vleeskalkoenbedrijf uitoefent voert de in het eerste lid bedoelde monstername uit bij een koppel vleeskalkoenen maximaal 21 dagen voordat dit koppel vleeskalkoenen van het vleeskalkoenbedrijf wordt afgevoerd naar de slachterij. b. c. De voorzitter laat bij tien procent van de vleeskalkoenbedrijven één maal per kalenderjaar een monstername uitvoeren. De in b. genoemde monstername kan in de plaats treden van de in a. genoemde monstername. 4. a. De ondernemer die een fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, voert de in het eerste lid bedoelde monstername om de drie weken uit, vanaf de leeftijd van 30 weken van het koppel, op het fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf. b. c. De ondernemer die een opfokbedrijf uitoefent, voert de in het eerste lid bedoelde monstername uit 1) bij de aankomst van de eendagskuikens op het bedrijf en 2) vier weken na plaatsing van het koppel en 3) twee weken voor overplaatsing van het koppel naar het fokbedrijf. De voorzitter laat bij tien procent van de fokbedrijven of vermeerderingsbedrijven één maal per kalenderjaar een monstername uitvoeren. 18

19 d. De in c. genoemde monstername kan in de plaats treden van de in a. genoemde monstername De analyse van de in het eerste, tweede, derde en vierde lid bedoelde monsters wordt uitgevoerd door een erkend laboratorium. Wanneer met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de aanwezigheid van Salmonella is aangetoond, meldt de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf, vermeerderingsbedrijf of kalkoenkuikenbroederij uitoefent dit aan GD en kan de voorzitter door GD een verificatieonderzoek laten uitvoeren van het bemonsterde koppel dan wel van het koppel waarvan de bemonsterde broedeieren afkomstig zijn. Wanneer met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de aanwezigheid van Salmonella is aangetoond, laat de ondernemer het monster serotyperen door een erkend laboratorium. De ondernemer bewaart de resultaten van de in het eerste, tweede, derde en vierde lid bedoelde analyse, de resultaten van de in het zesde lid bedoelde verificatieonderzoek en de resultaten van de in het zevende lid bedoelde serotypering gedurende ten minste twee jaren. Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van de wijze waarop en de frequentie waarmee de monstername en de analyse van de monsters plaatsvinden alsmede ten aanzien van het verificatieonderzoek. 5. Informatieoverdracht Artikel 5 1. De ondernemer meldt tijdig de resultaten van de analyse als bedoeld in artikel 4, eerste, tweede, derde en vierde lid, de resultaten van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, zesde lid, en de resultaten van de serotypering als bedoeld in artikel 4, zevende lid, schriftelijk aan de afnemer van het koppel kalkoenen of van de broedeieren. 2. De ondernemer meldt tijdig de resultaten van de analyse als bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid, de resultaten van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, zesde lid, en de resultaten van de serotypering als bedoeld in artikel 4, zevende lid, aan het productschap. 3. Het bestuur kan bij besluit regels vaststellen omtrent de aard en de tijdigheid van de melding door de ondernemer van de resultaten van de analyse als bedoeld in artikel 4, eerste, tweede, derde en vierde lid, de resultaten van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, zesde lid en van de resultaten van de serotypering als bedoeld in artikel 4, zevende lid. Artikel 6 6. Maatregelen bij een besmetting Fokbedrijf, opfokbedrijf en vermeerderingsbedrijf 1. De ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, handelt in overeenstemming met het in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1177/2006 neergelegde verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen. 19

20 2. De voorzitter stelt op grond van het onderzoek als bedoeld in artikel 4, vierde lid, dan wel het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, zesde lid, een besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium vast bij een koppel dat zich op een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf bevindt In geval de voorzitter de in het tweede lid bedoelde besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium vaststelt bij een koppel, gelast de voorzitter de ondernemer het besmette koppel te laten ruimen en de broedeieren van dit koppel te laten verwerken of vernietigen. De ondernemer is gehouden de in het derde lid genoemde aan hem verstrekte last onverwijld op te volgen. Indien op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, zesde lid, een besmetting met Salmonella bij een koppel is bevestigd, reinigt en ontsmet de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent onverwijld de stal na het laten ruimen van het koppel dan wel na het afvoeren van het koppel uit de stal. Na het reinigen en ontsmetten, als bedoeld in het vijfde lid, laat de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent de stal door een HOSOWO-instantie onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella. Indien met het onderzoek als bedoeld in het zesde lid, Salmonella in de stal is aangetoond, herhaalt de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent de reiniging en ontsmetting van de stal totdat geen Salmonella meer in de stal wordt aangetoond. Na de herhaalde reiniging en ontsmetting als bedoeld in het zevende lid laat de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf de stal door een HOSOWO-instantie onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella totdat geen Salmonella meer in de stal wordt aangetoond. Slechts indien op grond van het in het zesde of achtste lid bedoelde onderzoek geen Salmonella in de stal meer wordt aangetoond, mag de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, een nieuw koppel in de stal plaatsen. 10. Het bestuur kan bij besluit nadere regels vaststellen ten aanzien van de onderzoeken, het ruimen, het reinigen en ontsmetten en het verwerken of vernietigen van de broedeieren, als bedoeld in dit artikel. Artikel 7 Vleeskalkoenen De ondernemer die een vleeskalkoenbedrijf uitoefent handelt in overeenstemming met het in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1177/2006 neergelegde verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen. Indien op grond van het onderzoek als bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid, een besmetting met Salmonella bij een koppel vleeskalkoenen is aangetoond, reinigt en ontsmet de ondernemer die een vleeskalkoenbedrijf uitoefent onverwijld de stal na het afvoeren van het koppel uit deze stal. 20

21 Na het reinigen en ontsmetten als bedoeld in het tweede lid laat de ondernemer die een vleeskalkoenbedrijf uitoefent de stal op de aanwezigheid van Salmonella onderzoeken door een HOSOWO-instantie. Indien met het onderzoek als bedoeld in het derde lid Salmonella in de stal is aangetoond mag de ondernemer die een vleeskalkoenbedrijf uitoefent een nieuw koppel vleeskalkoenen in de stal plaatsen en laat hij de stal, na het afvoeren van dit koppel, ontsmetten door een professioneel ontsmettingsbedrijf. Het bestuur kan bij besluit nadere regels vaststellen ten aanzien van het afvoeren van het koppel uit de stal, het reinigen en ontsmetten en het onderzoek, als bedoeld in dit artikel. Kalkoenkuikenbroederij Artikel 8 1. Indien de voorzitter op grond van artikel 6, tweede lid, een besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium vaststelt bij een koppel fokkalkoenen of vermeerderingskalkoenen, gelast de voorzitter de ondernemer die een kalkoenkuikenbroederij uitoefent: a. alle broedeieren die door het besmette koppel kalkoenen zijn geproduceerd en die reeds in de kalkoenkuikenbroederij zijn ingelegd, te laten behandelen als categorie 2-materiaal in de zin van Verordening (EG) nr.1774/2002; of b. alle broedeieren die door het besmette koppel kalkoenen zijn geproduceerd en die nog niet in de kalkoenkuikenbroederij zijn ingelegd een zodanige behandeling te laten ondergaan dat de uitschakeling van Salmonella gewaarborgd is; of c. alle broedeieren die door het besmette koppel kalkoenen zijn geproduceerd te laten vernietigen De ondernemer is gehouden de in het eerste lid genoemde last onverwijld op te volgen. Het bestuur kan bij besluit nadere regels vaststellen ten aanzien van de maatregelen als bedoeld in dit artikel. Artikel 9 7. Ontheffing en vrijstelling De voorzitter kan namens het bestuur, binnen het kader van door het bestuur bij besluit vastgestelde richtlijnen, op aanvraag, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, en aan zodanige ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden. Het bestuur kan bij besluit vrijstelling van het bij of krachtens deze verordening bepaalde verlenen aan ondernemers dan wel aan een groep van te onderscheiden categorieën ondernemers en aan een zodanige vrijstelling voorschriften en beperkingen verbinden. 21

22 3. Een verleende ontheffing kan te allen tijde door de voorzitter worden ingetrokken en een verleende vrijstelling kan te allen tijde door het bestuur worden ingetrokken. Artikel Controle De ondernemer die een kalkoenbedrijf uitoefent laat zich ten minste één maal per kalenderjaar op eigen kosten controleren op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening door een erkende controle-instantie. De ondernemer die een kalkoenkuikenbroederij uitoefent laat zich iedere zes maanden op eigen kosten controleren op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening door een erkende controle-instantie. De in het eerste en tweede lid bedoelde controle-instantie kan op aanvraag worden erkend door de voorzitter indien zij voldoet aan door het bestuur bij besluit vastgestelde erkenningsvoorwaarden welke strekken tot waarborg van de onafhankelijkheid en expertise van de controle-instantie. De erkenning kan tijdelijk en onder voorwaarden worden verleend en kan worden ingetrokken indien niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan. 9. Toezicht op de naleving Artikel Met uitzondering van het bij of krachtens artikel 6, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, artikel 7, eerste en tweede lid en artikel 8, tweede lid, bepaalde, wordt het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de verordening bepaalde namens het productschap uitgeoefend door toezichthouders die hiervoor door het bestuur bij besluit zijn aangewezen. De ondernemer is verplicht: a. aan de door het bestuur aangewezen toezichthouders al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak; b. aan de door het bestuur aangewezen toezichthouders inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak; c. aan de door het bestuur aangewezen toezichthouders te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot de bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar of waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen of worden vervoerd; d. te gedogen dat de door het bestuur aangewezen toezichthouders monsters nemen uit de voorraden, waaronder begrepen verpakkingsmateriaal, van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden en alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen en het toezicht van die toezichthouders; 22

23 e. voor het overige alle medewerking te verlenen ter vervulling van de aan de toezichthouders opgedragen taak. 3. De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd om berechtingsrapporten op te maken ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling van overtredingen van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, met uitzondering van het bij of krachtens artikel 6, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, artikel 7, eerste en tweede lid en artikel 8, tweede lid, bepaalde. Artikel Tuchtrechtelijke maatregelen en strafbaarstelling Met uitzondering van het bij of krachtens artikel 6, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, artikel 7, eerste en tweede lid en artikel 8, tweede lid, bepaalde, worden op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening tuchtrechtelijke maatregelen gesteld zoals voorzien in de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie Overtreding van het bij of krachtens artikel 6, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, artikel 7, eerste en tweede lid en artikel 8, tweede lid, bepaalde is een strafbaar feit. Artikel Slotbepalingen De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens worden in handen gesteld van de voorzitter en worden, behoudens bij of krachtens de wet te bepalen gevallen, niet aan derden verstrekt. Artikel 14 De op grond van deze verordening door het bestuur vast te stellen besluiten worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel De Verordening hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 wordt ingetrokken. 2. Elke verwijzing naar de Verordening hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 in de regelgeving van het productschap wordt geacht te verwijzen naar deze verordening. 23