BESLUIT WIJZIGEN OMGEVINGSVERGUNNING INVISTA POLYSTER B.V.

Transcriptie

1 BESLUIT WIJZIGEN OMGEVINGSVERGUNNING INVISTA POLYSTER B.V. Aan: INVISTA Polyester BV Postbus AK Vlissingen Kenmerk: Afdeling: Datum: Onderwerp: invullen Vergunningen invullen Besluit tot het op grond van artikel 2.30 en 2.31 Wabo ambtshalve wijzigen van de vergunning van INVISTA Polyester BV te Ritthem. Samenvatting besluit V3.5 Wij hebben besloten de omgevingsvergunning van INVISTA Polyester BV te Ritthem ambtshalve te wijzigen. De wijziging omvat de aanpassing van de vergunning aan de eisen zoals die gesteld worden in PGS29 (versie 2008).

2 Inhoudsopgave 1 BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING Onderwerp Besluit Ondertekening en verzending Rechtsmiddelen Afschriften 4 2 VOORSCHRIFTEN 5 OVERWEGINGEN 8 3 PROCEDURELE ASPECTEN Huidige vergunning situatie Projectomschrijving Bevoegd gezag Samenwerking Procedure Ingekomen reacties 8 4 OVERWEGINGEN MILIEU 9 2

3 1 BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING 1.1 Onderwerp Gedeputeerde Staten van Zeeland hebben op 15 juli 2008 een revisievergunning verleend voor het produceren van een aromatisch polyester polyol (productnaam: Terate). De vergunning is geregistreerd onder nummer /Wm Met deze beschikking wordt genoemde vergunning ambtshalve gewijzigd. De wijziging omvat de aanpassing van de vergunning aan de eisen zoals die gesteld worden in PGS29 (versie 2008), en hebben betrekking op de opslag en verlading van brandbare vloeistoffen. 1.2 Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze beschikking en op grond van artikel 2.30 en 2.31 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: I de vergunning van 15 juli 2008 met kenmerk /Wm te wijzigen door de voorschriften 3.2.1, 3.2.2, 9.1.3, 9.1.5, en in te trekken en te vervangen door de voorschriften 1 tot en met 14 van dit besluit; 1.3 Ondertekening en verzending Gedeputeerde staten van Zeeland, namens dezen, mevr. mr. ing. I. Jansen hoofd afdeling Vergunningen 3

4 1.4 Rechtsmiddelen Belanghebbenden kunnen schriftelijk beroep instellen tegen dit besluit bij de rechtbank Zeeland- West Brabant, locatie Breda, team bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. In het beroepschrift neemt u ten minste op uw naam, uw adres, de datum, tegen welk besluit u beroep instelt (zo mogelijk een kopie meezenden) en waarom. Het beroepschrift dient te worden ondertekend. U moet het beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop het besluit is bekendgemaakt. Doorgaans is dat de dag na de datum van verzending. Overschrijding van de termijn kan er toe leiden dat met uw beroep geen rekening wordt gehouden. Als u overweegt beroep in te stellen, kunt u een informatiefolder aanvragen op het telefoonnummer U kunt de informatie ook downloaden via Wij wijzen u erop dat het beroep niet de werking van het besluit schorst. U kunt een verzoek doen tot het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). U richt het verzoek aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda, team bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. Voor de behandeling van het verzoek is griffierecht verschuldigd. 1.5 Afschriften Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan: - Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen; - De Veiligheidsregio Zeeland; - Rijkswaterstaat, Zee en Delta; - Inspectie SZW en; - Inspectie Leefomgeving en Transport 4

5 2 VOORSCHRIFTEN 1. De atmosferische opslag in verticale cilindrische bovengrondse tanks waarin opslag plaatsvindt van methanol moet voldoen aan de volgende hoofdstukken/paragrafen van de PGS29 (richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks) versie 2008: Hoofdstuk 4 (Tankopslag, activiteiten en inrichting) met uitzondering van de voorschriften 3,4,16, 17, 19, 20,21,24,25 t/m 29, 31 en paragraaf 4.6. Hoofdstuk 5 (Tankputten) inclusief paragraaf 5.3 met uitzondering van de voorschriften35, 36, 37, 40, 45, 50, 51en 57. Hoofdstuk 6 (Opslagtanks) met uitzondering van de voorschriften 68 t/m 78, 80 t/m 83, 85 en 86. Hoofstuk 7 (Overige voorzieningen) met uitzondering van de voorschriften 89 t/m 93, 100, 111 t/m 123, 129 en paragraaf 7.6 en 7.8. Hoofdstuk 8 (Brandbestrijdingsvoorzieningen) met uitzondering van de voorschriften 152 t/m 156, 158, 159, 174, 175, 178, 180, 182 en 189. Hoofdstuk 9 (Veiligheidsbeheersmaatregelen). Hoofstuk 10 (Brandpreventie en veiligheid) o met uitzondering van de voorschriften 232 t/m 235, o waarbij de voorschriften 236 t/m 241 uitsluitend gelden indien er sprake is van nieuwbouw of bij reconstructie (zijnde geen reparatie). Hoofstuk 11 (Bedrijfsvoering en beheer). Hoofdstuk 12 (Beheer van wijzigingen). Hoofdstuk 13 (Beëindiging en uit gebruik name). 2. De atmosferische opslag in verticale cilindrische bovengrondse tanks waarin opslag plaatsvindt van onverwarmde k4 stoffen en niet geklasseerde stoffen moeten voldoen aan de volgende hoofdstukken/paragrafen van de PGS29 (richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks) versie 2008: Hoofdstuk 4 (Tankopslag, activiteiten en inrichting) met uitzondering van de voorschriften 3,4,12 t/m 31en paragraaf 4.6. Hoofdstuk 5 (Tankputten) inclusief paragraaf 5.3 met uitzondering van de voorschriften35, 36, 40, 42, 50, 57, 61, 62, 63. Hoofdstuk 6 (Opslagtanks) met uitzondering van de voorschriften 76, 78, 81, en 82. Hoofstuk 7 (Overige voorzieningen) met uitzondering van de voorschriften 89 t/m 93, 100, 111 t/m 123, 129, 130, en paragraaf 7.6, 7.7 en 7.8. Hoofdstuk 9 (Veiligheidsbeheersmaatregelen). Hoofstuk 10 (Brandpreventie en veiligheid) o met uitzondering van de voorschriften 226 t/m 235, 242. waarbij de voorschriften 236 t/m 241 uitsluitend gelden indien er sprake is van nieuwbouw of bij reconstructie (zijnde geen reparatie).hoofstuk 11 (Bedrijfsvoering en beheer). Hoofdstuk 12 (Beheer van wijzigingen). Hoofdstuk 13 (Beëindiging en uit gebruik name). 3. De lasmethode moet in overeenstemming zijn met de desbetreffende tankbouwnorm of EN Bij nieuwbouw of reconstructie dient de lasmethode te zijn goedgekeurd door een door het bevoegd gezag erkende controlerende instantie voordat met het lassen wordt begonnen. De lasuitvoering moet in overeenstemming zijn met de goedgekeurde lasmethode en geschieden door gekwalificeerde lassers. 5

6 4. In afwijking van de voorschriften uit de PGS29 moeten afwijkingen in detectie (voorschrift 188), het veiligheidssysteem (voorschrift 242) en het onderhoud/-testsysteem (voorschrift 249) ter goedkeuring worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. 5. Vergunninghouder moet binnen 3 maanden na het in werking treden van dit besluit een studie uitvoeren naar de status/effectiviteit van de kleilaag van de tankput van tank K De resultaten van deze studie worden voor 1 januari 2015 ter informatie voorgelegd aan het bevoegd gezag. 6. Binnen 3 maanden na het in werking treden van dit besluit moeten de pompen ten behoeve van het producttransport van tank T450, B798.3, B798.4 en K201.1 zodanig zijn aangepast dat voldaan wordt aan voorschrift 61 van de PGS29 (richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks) versie Vergunninghouder moet voor 1 september 2014 een studie uitvoeren naar de mogelijkheid om de pompen ten behoeve van het producttransport van tank T450, B798.3, B798.4 en K201.1 te verplaatsen naar buiten het tankput. Verder wordt aandacht besteed aan: a. De mogelijkheid of de elektromotor zodanig aangepast kan worden dat voldaan kan worden aan voorschrift 62 van de PGS29 (richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks) versie b. De mogelijkheid of het mechanisch gedeelte van de pomp zodanig aangepast kan worden dat voldaan kan worden aan voorschrift 63 van de PGS29 (richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks) versie De resultaten van deze studie worden voor 1 september 2014 ter informatie voorgelegd aan het bevoegd gezag. 8. Vergunninghouder moet voor 1 september 2014 een studie uitvoeren naar het feit of de toegang tot de tankdaken voldoen aan NEN De resultaten van deze studie worden voor 1 september 2014 ter informatie voorgelegd aan het bevoegd gezag. 9. Vergunninghouder moet voor 1 september 2014 een studie uitvoeren waaruit blijkt of bij het vullen van tank K201.1 voldaan wordt aan voorschrift 111 van de PGS29 (richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks) versie De resultaten van deze studie worden voor 1 september 2014 ter informatie voorgelegd aan het bevoegd gezag. Indien er op basis van de studieresultaten maatregelen genomen moeten worden moeten deze voorzien zijn van een implementatieplanning. 10. Vergunninghouder moet binnen 2 maanden na het in werking treden van dit besluit een studie uitvoeren waaruit blijkt of voldaan wordt aan voorschrift 159 van de PGS29 (richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks) versie De resultaten van deze studie worden binnen 5 maanden na het in werking treden van dit besluit ter informatie voorgelegd aan het bevoegd gezag. Indien er op basis van de studieresultaten maatregelen genomen moeten worden moeten deze voorzien zijn van een implementatieplanning. 6

7 10a De deluge installatie van de methanol laad/losplaats en de deluge installatie van tankput 5077 moeten voldoen aan NFPA [National Fire Protection Agency] b Ter bestrijding van een onderhoudsbrand dienen tijdens werkzaamheden aan de installatie ten minste een inzet met draagbare poederblussers alsmede een inzet met schuim mogelijk te zijn. Hiertoe dient minimaal 150 liter schuimvormend middel alsmede een geschikte straalpijp om dit op te brengen binnen de inrichting aanwezig te zijn. 10c Ten behoeve van een inzet door de overheidsbrandweer moet 4 m 3 schuimvormend middel op de inrichting aanwezig te zijn. 11. De gehele elektrische installatie moet voldoen aan HD 60364, en waar van toepassing aan EN De bedrijfsvoering van de elektrische installatie moet voldoen aan EN Een opslagtank moet zijn geaard in overeenstemming met de NPR De aarding van inwendige of uitwendige drijvende daken moet voldoen aan de eisen die genoemd zijn in de betreffende artikelen van de Europese ontwerp- en bouwnorm voor opslagtanks de EN Het aanbrengen van de aarding aan de opslagtank en het testen daarvan moet volgens de NPR 1014 plaatsvinden door een deskundige op dit vakgebied. 14. De aarding van de opslagtank moet periodiek worden beproefd door middel van een spreidingweerstandsmeting door een deskundige op dit vakgebied. 7

8 OVERWEGINGEN 3 PROCEDURELE ASPECTEN 3.1 Huidige vergunning situatie Op 15 juli 2008, kenmerk /Wm , hebben wij aan INVISTA Polyester B.V. een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor het wijzigen en in werking hebben van een fabriek voor het produceren van een aromatisch polyester polyol (productnaam: Terate) gelegen aan de Europaweg-Zuid te Ritthem. Deze vergunning is verleend voor onbepaalde tijd. Tevens hebben wij diverse wijzigingsvergunningen verleend en meldingen geaccepteerd. Op grond van het bepaalde in de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de vergunningen die voor 1 oktober 2010 in werking waren getreden en onherroepelijk waren, van rechtswege gelijkgesteld met omgevingsvergunningen en gelden deze voor onbepaalde tijd. Daarnaast geldt dat activiteiten die waren toegestaan op basis van geaccepteerde 8.19-meldingen die voor 1 oktober 2010 in werking waren getreden en onherroepelijk waren, ook onder de werking van de Omgevingsvergunning vallen. 3.2 Projectomschrijving Met deze beschikking wordt genoemde vergunning ambtshalve gewijzigd. De wijziging omvat de aanpassing van de vergunning aan de eisen zoals die gesteld worden in PGS29 (versie 2008). 3.3 Bevoegd gezag Gelet op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. 3.4 Samenwerking De voorschriften en considerans is door intensieve samenwerking en overeenstemming met de Veiligheidsregio Zeeland tot stand gekomen. 3.5 Procedure De vigerende vergunning is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop dient de ambtshalve wijziging eveneens te worden voorbereid met deze uitgebreide voorbereidingsprocedure. 3.6 Ingekomen reacties Tussen <<datum start terinzagelegging>> en <<datum einde terinzagelegging>> heeft een ontwerp van de beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. 8

9 4 OVERWEGINGEN MILIEU Op 15 juli 2008is aan Invista Polyester BV een omgevingsvergunning verleend voor onder andere de atmosferische opslag in verticale cilindrische bovengrondse tanks waarin opslag plaatsvindt van brandbare vloeistoffen. Concreet gaat dit over o.a. de vloeistoffen:terate, Diethyleenglycol [DEG], TEG en Methanol. In december 2005 vond op de Buncefield olieterminal te Engeland een grote calamiteit plaats. Na de ramp is uitgebreid onderzoek verricht naar de oorzaak. Gebleken is dat een overvulling heeft plaatsgevonden van één van de opslagtanks waardoor zich een explosieve nevel heeft kunnen verspreiden die ontstoken is, hetgeen geleid heeft tot een zeer grote brand. Deze ramp is aanleiding geweest voor diverse Europese landen om de geldende eisen voor opslagtanks te herzien. In Nederland heeft dat ertoe geleid dat de PGS29-richtlijn op een aantal punten is aangepast. Zo zijn bijvoorbeeld de voorschriften met betrekking tot de overvulbeveiliging aangescherpt. De stand der veiligheidstechniek voor de op- en overslag van benzine en dieselolie in cilindrische verticale tanks is thans vastgelegd in de richtlijn PGS29 (versie 2008). Om er voor zorg te dragen dat de opslaglocaties in Nederland gaan voldoen aan het gestelde in de herziene PGS29 richtlijn is landelijk een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak is geaccordeerd door de betrokken brancheorganisaties, inspectie SZW, ministerie van I&M, ILT, Brandweer en provincies. Door het Ministerie van I&M zijn de betrokken overheidsinstanties op 26 februari 2010 geinformeerd en verzocht het plan van aanpak te communiceren met bedrijven. De provincie Zeeland heeft vervolgens met Invista afspraken gemaakt om invulling te geven aan het stappenplan uit het landelijke plan van aanpak. De afspraken zijn in diverse brieven vastgelegd. Dit landelijke plan van aanpak behelst de volgende stappen: - uitvoering Gap-analyse In een dergelijke analyse wordt door het bedrijf getoetst in hoeverre de opslaglocatie en de daarbij behorende installatieonderdelen voldoen aan de in de PGS29 (versie 2008). Indien niet wordt voldaan aan het betreffende voorschrift is sprake van een GAP c.q. een afwijking. Elk bedrijf dient de 271 voorschriften uit de PGS29 te beoordelen. - Opstellen Implementatieplan Indien een afwijking is geconstateerd bestaan de volgende mogelijkheden: - het bedrijf heeft een gelijkwaardige maatregel getroffen; - door het bedrijf wordt een actie geformuleerd geschreven binnen welke termijn de afwijking ongedaan maakt. In de praktijk blijkt dat ook de mogelijkheid bestaat dat de afwijking een nadere toelichting behoeft omdat niet duidelijk is of er daadwerkelijk sprake is van een afwijking. Immers biedt de PGS29 ook de mogelijkheid om onder voorwaarden af te wijken van bepaalde voorschriften uit de PGS29. Conform de met Invista gemaakte afspraken is de definitieve PGS29 inventarisatie en het concept Plan van aanpak op 11 november 2011 ontvangen. Echter door ontwikkelingen binnen HAVEN 9890 heeft Invista wijzigingen doorgevoerd aan het bestaande tankerpark waardoor de gap analyse opnieuw is uitgevoerd. Geconcludeerd kan worden dat het huidige implementatieplan voldoende duidelijkheid biedt op welke punten wordt afgeweken van de PGS29 en welke acties worden uitgevoerd. De opslag van methanol vind plaats in tank B Dit is een zogenoemde bullettank. Dit type tank heeft geen fundering die de hele bodem van de tank ondersteund. De PGS29 is niet van toepassing op dit type tanks. Wel kunnen de veiligheidseisen van PGS29 op dit type tanks van toepassing verklaard worden. Omdat methanol een klasse 1 stof is worden een aantal eisen uit de PGS29 van toepassing verklaard op deze bulletopslagtanks. Hoofdstuk 6 van de PGS29 is volledig uitgezonderd. De andere stoffen welke worden opgeslagen in tanks zijn o.a. Terate,TEG en Diethyleenglycol [grondstoffen en eindproducten]. Deze stoffen zijn klasse 4 stoffen of ongeklassificeerd. Gezien het vlampunt van deze stoffen in combinatie met de opslagtemperatuur is de PGS29 niet van 9

10 toepassing op deze stoffen. Invista heeft echter ook deze tankopslagen geïnventariseerd en getoetst aan de PGS29. Op basis van deze inventarisatie is er een plan van aanpak opgesteld door Invista. Op basis van dit plan van aanpak is deze beschikking opgesteld. Hoofdstuk 4 van PGS29 In dit hoofstuk wordt ingegaan op terreininrichting, onderlinge afstanden en elektrische installatie. Uit de analyse blijkt dat aan de voorschriften uit dit hoofstuk wordt voldaan met uitzondering van: Voorschriften 3 en 4. Niet opgenomen omdat het een bestaande inrichting betreft. Voorschriften 16, 17 en 19 Niet opgenomen. De beschreven situatie komt niet voor bij Invista. Voorschrift 20 Niet opgenomen omdat dit geregeld is in de waterwetvergunning van Invista. Voorschriften 21,24,25,26 Deze voorschriften zijn niet opgenomen. In deze voorschriften uit de PGS29 zijn verouderde normeringen opgenomen. Voor deze onderwerpen zijn de vergunningvoorschriften 11, 12, 13 en 14 opgenomen. Voorschrift 28 Niet opgenomen; er is 1 tank met een intern drijvend dak. De opgeslagen stof vereist een dergelijke voorziening niet. Voorschrift 31. Niet opgenomen; er vindt geen opslag van H 2 S plaats. Paragraaf 4.6 Niet opgenomen; dit is geregeld in de arbeidsomstandighedenwetgeving. Hoofdstuk 5 van PGS29 In dit hoofdstuk wordt ingegaan op tankputten. Uit de analyse blijkt dat aan de artikelen uit dit hoofstuk wordt voldaan inclusief paragraaf 5.3 met uitzondering van artikelen 36, 40, 50 en 57: Voorschrift 36 Invista heeft aangegeven dat de beschreven situatie niet voorkomt bij Invista. Voorschrift 39 Dit voorschrift is niet van toepassing op de tankput van tank K201.1 In vergunningvoorschrift 4 is een studie opgenomen inzake dit onderwerp. Voorschrift 40 De NRB geldt niet voor tankput/dijken. Voorschrift 50 Niet opgenomen. Invista heeft aangegeven dat de beschreven situatie niet voorkomt bij Invista. Voorschrift 57 Niet opgenomen omdat dit geregeld is in de waterwetvergunning van Invista. 10

11 Voorschriften 61,62 en 63 Tank T450, B798.3, B798.4 en K201.1 voldoen niet aan de gestelde eis. In vergunningvoorschrift 7 is een onderzoek voorgeschreven. Hoofdstuk 6 van PGS29 In hoofstuk 6 zijn eisen gesteld aan de opslagtanks die betrekking hebben op de constructie maar ook op het voorzieningenniveau. Voorschrift 76. Het is niet duidelijk of Invista momenteel voldoet aan de gestelde eis. In vergunningvoorschrift 9 is een onderzoek voorgeschreven. Hoofdstuk 7 van PGS29. Aan hoofstuk 7 worden eisen gesteld mbt de overige voorzieningen Voorschrift 111 Het is niet duidelijk of bij het vullen van tank K201.1 voldaan wordt aan het gestelde in voorschrift 111. Hiertoe is in vergunningvoorschrift 10 een onderzoek voorgeschreven. Hoofdstuk 8 van PGS29. Hoofdstuk 8 gaat in op de brandbestrijdingsvoorzieningen Uit de analyse blijkt dat aan de voorschriften uit dit hoofstuk wordt voldaan met uitzondering van: Voorschrift 159 Het is niet duidelijk of er voldaan wordt aan het gestelde in voorschrift 159. is in vergunningvoorschrift 11 een onderzoek voorgeschreven. Hoofdstuk 9 van PGS29. In dit hoofdstuk worden de veiligheidsbeheersmaatregelen beschreven. Hoofdstuk 10 van PGS29. In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen beschreven van de voorzieningen en eisen die dienen voor het vaststellen van het benodigd niveau van brandbestrijding. Uit de analyse blijkt dat aan de artikelen voorschriften uit dit hoofstuk wordt voldaan. Hoofdstuk 11 van PGS29. Aspecten met betrekking tot bedrijfsvoering en beheer zijn vermeld in hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12 van PGS29. In dit hoofdstuk wordt het beheer bij wijzigingen beschreven. Hoofdstuk 13 van PGS29. In hoofdstuk 13 zijn voorschriften opgenomen die gelden wanneer een tank of installatieonderdeel langere tijd uit gebruik wordt genomen. In de huidige situatie zijn de tanks in gebruik. Indien door omstandigheden een tank voor langere tijd uit gebruik wordt gesteld, gelden deze voorschriften. Wij nemen dit in de vergunningvoorschriften op. 11

12 Overige aspecten Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het besluit verplicht gemeenten en provincies om bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen de in het Besluit genoemde externe veiligheidsnormen in acht te nemen t.a.v. kwetsbare objecten en met die normen rekening te houden t.a.v. beperkt kwetsbare objecten. Het besluit legt de grenswaarde van het plaatsgebonden risico vast en geeft een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Daarbij speelt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico een rol. Het bevi is in 2004 in werking getreden. Invista wordt op basis van het Bevi aangemerkt als een niet-categoriaal bedrijf waarvan de risicocontouren inzichtelijk moeten worden gemaakt. Deze verplichting is opgenomen in de vergunningvoorschriften. Conclusie Ten aanzien van de risico's als gevolg van de opslag van brandgevaarlijke stoffen zijn wij van mening dat wanneer binnen de inrichting conform de aan deze vergunning verbonden voorschriften en andere wettelijke bepalingen gewerkt wordt, er geen sprake is van onaanvaardbare risico's voor de omgeving ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen en dat de "rest" risico's in voldoende mate worden beheerst. De opslag wordt dan ook aangemerkt als Beste Beschikbare Techniek (BBT). 12