Lichaam ( body ) Substraat (hersenen) Neurobiologie Objectief Verklaren Ziekte Fysiopathogenese Farmacotherapie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Lichaam ( body ) Substraat (hersenen) Neurobiologie Objectief Verklaren Ziekte Fysiopathogenese Farmacotherapie"

Transcriptie

1 ZSO 4.1 Psychopathologisch en psychiatrisch onderzoek Psychopathologie Een psychiatrische ziekte wordt gekenmerkt door een stoornis in de psychische functies die gepaard gaat met lijden en/of sociaal disfunctioneren. De psychische functies betreffen de complexe interactie tussen het individu en diens materiele en sociale omgeving: het bewust worden van informatie uit de omgeving, deze waarderen, wegen en toetsen aan eerdere ervaringen, leidend tot automatische spierbewegingen en op de omgeving gerichte handelingen. Er is geen fundamenteel verschil tussen de psychische en lichamelijk functies van het individu. De psychische oorzaken en symptomen van psychiatrische ziekten vereisen echter niet alleen een neurobiologische maar ook een psychologische benadering. Bij de meeste psychiatrische ziekten is er geen pathologisch-anatomisch of pathofysiologisch ziekteproces bekend en berust de diagnose op het vaststellen van een kenmerkend patroon van klachten en verschijnselen. Bij het diagnosticeren van psychiatrische ziekten ligt het accent daarom op het vaststellen van subjectieve ziektebeleving, sociaal disfunctioneren en/of behoefte aan behandeling. Bezwaren biopsychosociale model: 1. Het woord bio suggereert dat het psychische niet biologisch zou zijn. 2. Het geeft geen enkel handvat voor hoe men de interacties tussen de 3 niveaus kan begrijpen en hanteren. Dit leidt tot het apart behandelen ervan. Methodisch dualisme/epistemologisch dualisme = 2 benaderingen: Betekeniswetenschappelijke: psychische ervaringen kunnen leiden tot psychiatrische stoornissen Materiewetenschappelijke: psychiatrische stoornissen kunnen veroorzaakt worden door lichamelijke factoren. Materiewetenschappelijk De psychiater gaat uit van structuren en functies van de hersenen, die objectief waarneembaar gemaakt kunnen worden met beeldvormende of neurofysiologische onderzoeksmethoden. In diagnostisch opzicht probeert hij de fysiopathogenetische processen op te helderen, waardoor die functieverstoring tot de verschijnselen van een psychiatrische stoornis lijdt. Dat inzicht vormt dan de basis voor een somatische behandelmethode. Materiewetenschappelijk Lichaam ( body ) Substraat (hersenen) Neurobiologie Objectief Verklaren Ziekte Fysiopathogenese Farmacotherapie Betekeniswetenschappelijk De psychiater gaat uit van het feit dat levende wezens hun situatie interpreteren, dat ze daar betekenis aan geven. Het achterhalen van de manier waarop een verstoorde betekenisverlening bij een patient tot symptomen van een psychiatrische stoornis leidt, vereist een psychopathogenetische reconstructie van diens ervaringen. Met psychotherapeutische methoden helpt de psychiater de patient een andere betekenis aan die ervaringen te geven. Betekeniswetenschappelijk Geest ( mind ) Functies (psyche) Psychologie Subjectief Begrijpen Lijden Psychopathogenese Psychotherapie 1

2 Trias psychica = de 3 psychische hoofdfuncties: 1. Cognitie: bewustzijn, aandacht, orientatie, waarneming, denken, geheugen. 2. Affectie: emoties. 3. Conatie: psychomotoriek, motivatie, gerichte gedrag. Neurologische functies: zintuiglijke waarneming, reflexen, sensoriek, bewegingssturing, motoriek. Dit zijn goed lokaliseerbare functies van het CZS. De psychische functies zijn complexer en niet op 1 plaats in de hersenen lokaliseerbaar; zijn waarschijnlijk gebonden aan sterk wisselende en plastische neuronale netwerken. Belangrijkste en uniek menselijke psychische functie is de zelfwaarneming. Stoornis: Disturbance/verstoring = ontregeling van een functie, door het aantonen van een ontregeling stelt men een symptoom vast. Disorder = syndroom een samenhangend geheel van klachten en symptomen. Morbus/ziekte: samenhangend inzicht in de aard van symptomen, in hun onderling verband (syndroom), in de wijze waarop zij ontstaan (pathogenese) en in de factoren die het ziekteproces op gang brengen of onderhouden (etiologie). Soort diagnose Pathologischanatomisch of pathofysiologisch Syndroom of symptoom Probleemgedrag Klinisch kenmerk Anatomische of fysiologische afwijking. Klacht of afwijkend gedrag; patroon van klachten of verschijnselen. 1 of meer klachten of sociaal disfunctioneren. Verschillende ziektebegrippen Bevindingen bij Voorbeelden neurowetensch.onderzoek Neurobiologische afwijkingen Delirium, dementie. of evidence-based farmacotherapie. Neurobiologische afwijkingen Psychotische stoornissen, stemmingsstoornissen, angst- en dwangstoornissen, of evidence-based farmacotherapie. stressstoornissen, stoornissen in het gebruik van middelen, ontwikkelings-stoornissen. Stoornissen met (vooral) lichamelijke klachten, Geen neurobiologische afwijkingen aangetoond of evidence-based farmacotherapie. drangstoornissen. Aanpassingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, relatieproblemen, gezinsproblemen, levensfaseproblemen, sociale problemen, rouwreactie. Psychiatrisch onderzoek Doelen psychiatrisch onderzoek: 1. Vaststellen van psychiatrische symptomen en hun beloop. 2. Opsporen van mogelijke etiologische factoren, zoals lichamelijke oorzaken, erfelijke belasting, sociale factoren en kwetsbaarheid op grond van de ontwikkeling, levensloop, persoonlijkheidstrekken, copingstijlen en afweermechanismen. 3. Vaststellen van de ernst en de gevolgen van de psychiatrische symptomen beperkingen en handicaps. Hierop afstemmen van de behandeling. Onderdelen psychiatrische anamnese: Speciele anamnese Algemene anamnese Voorgeschiedenis en familieanamnese 2

3 Somatische anamnese en lichamelijk onderzoek Sociale anamnese Biografische anamnese Heteroanamnese Algemene psychiatrische anamnese Cognitieve stoornissen Bewustzijnsdaling Bewustzijnsvernauwing Stoornissen in het kortetermijngeheugen Stoornissen in het langetermijngeheugen Psychotische stoornissen Hallucinaties Incoherentie Wanen Stemmings-, angst-, stress-, en aanpassingsstoornissen Euforie Depressieve stemming Interesseverlies, anhedonie Suicidaliteit Gespannenheid, prikkelbaarheid, boosheid Angst, paniekaanvallen Fobieen, vermijdingsgedrag Dwanggedachten Dwanghandelingen Somotoforme en dissociatieve stoornissen Onverklaarde lichamelijke klachten Gestoorde lichaamsbeleving Hypochondrie Derealisatie, depersonalisatie Conatieve stoornissen Misbruik of afhankelijkheid van een middel Eetbuien Stoornissen in de impulsbeheersing Parafilieen Stoornissen die doorgaans in de jeugd beginnen Beperkingen in de sociale interacties Stereotiepe gedragspatronen Aandachtsstoornissen Hyperactiviteit Tics Sociale anamnese Eerste milieu: thuis Leefsituatie Alleenstaand, samenwonend, inwonend bij ouders, kinderen, huisvesting, relatie met buren. Partner en kinderen Relaties, problemen, eigen rol in gezin als partner en ouder. Sociale steun Verkregen en te verwachten sociale steun. Zelfverzorging - Tweede milieu: opleiding of werk Huidig werk of opleiding Indien geen werk Functie, werkprestatie, wekomstandigheden, oordeel over het werk, waardering, contact met collega s, overeenstemming met capaciteiten en ambities. Oorzaak of reden, toekomstverwachting. Derde milieu: vrije tijd Familierol Band met ouders, broers en/of zusters. Burgerrol Deelname aan maatschappelijke organisaties en verenigingen. Sociale rol Contacten met vrienden en (goede) kenissen; contacten met justitie. 3

4 Biografische anamnese is om informatie te verkrijgen over: Factoren in de voorgeschiedenis van de patient waarvan is aangetoond dat ze predisponeren tot of beschermen tegen het ontstaan van psychiatrische stoornissen. Factoren in de voorgeschiedenis van de patient die betekenisgevend zouden kunnen zijn bij de ontwikkeling van de psychiatrische stoornis. De biografische contaxt waarbinnen de psychiatrische stoornis zich heeft ontwikkeld en waarin de behandeling plaats zal vinden. De ontwikkeling van persoonlijkheidskenmerken tijdens de levensloop. Het zelfbeeld van de persoonlijkheid. Predisponerende gebeurtenissen en ervaringen: Zwangerschaps- en geboortecomplicaties. Affectieve, pedagogische of materiele verwaarlozing. Verlating. Ziekte en dood in het ouderlijk gezin. Mishandeling en seksueel misbruik. Psychiatrische stoornissen en opvoedingsstijl van de ouders. Ontwikkelingsstoornissen, leerstoornissen, gedragsstoornissen of andere psychiatrische symptomen in de kindertijd of puberteit. Gezin van oorsprong Levensgeschiedenis Zelfbeschrijving Biografische anamnese Ouders/verzorgers, broers en zussen, positie in het gezin, huisvesting, financiele situatie, sfeer binnen het gezin, opvoedingsstijl, rol politiek en godsdienst. Obstetrische complicaties, eerste ontwikkeling peuter- en kleutertijd, schooltijd, adolescentie, psychoseksuele ontwikkeling, relationele ontwikkeling en gezinsvorming, religieuze ontwikkeling, militaire dienst, oorlogservaringen, vervolgsopleidingen, transculturele aspecten, loopbaan, ingrijpende gebeurtenissen. Positieve en minder positieve eigenschappen, mening van beste vriend(in), (on)tevredenheid over zichzelf, gewenste veranderingen, bijzondere kwaliteiten, talenten, levensthema of relatiepatroon, toekomstverwachtingen, algemene mate van tevredenheid over het eigen leven. Onderdelen psychiatrisch onderzoek: Exploratie: het gericht vragen naar subjectieve psychische symptomen, aansluitend bij sponante vermelding of desgevraagd bij bevestiging van klachten tijdens de speciele anamnese of de algemene anamnese. Observatie: het observeren van objectieve psychopathologische verschijnselen, wat tijdens het opnemen van de anamnese plaatsvindt. Testen: het stellen van gerichte vragen teneinde objectieve psychische ziekteverschijnselen vast te stellen en globaal te kwantificeren. Hierarchie van stoornissen en symptomen Hoofdcategorieen van psychiatrische stoornissen Kernsymptomen op het gebied van Cognitieve (organische) stoornissen (incl. die door een psychoactief middel) Bewustzijn, aandacht en orientatie, intellectuele functies, geheugen, voorstelling, waarneming en zelfwaarneming. Psychotische stoornissen Voorstelling, waarneming en zelfwaarneming, denken, psychomotoriek, motivatie en gedrag. Stemmingsstoornissen, angststoornissen en dwangstoornissen Denken, stemming en affect, motivatie en gedrag. Stress- en aanpassingsstoornissen Stemming en affect, motivatie en gedrag. Stoornissen met vooral lichamelijke symptomen Somatische klachten en verschijnselen. Conatieve stoornissen Motivatie en gedrag. 4

5 Functie psychiatrische meetinstrumenten (vragenlijsten): belangrijke of zeldzame ziektebeelden opsporen en het vastleggen van het beloop of effect van een behandeling. Aanvullend onderzoek is belangrijk om lichamelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen op te sporen. Ook kan het van belang zijn voor de keuze van een behandeling en om de bijwerkingen te monitoren. EEG om epilepsie uit te sluiten. CT-scan speelt alleen een rol als er wordt gedacht aan een ruimte-innemend proces als oorzaak voor de klachten. Een PET en SPECT kunnen van belang zijn voor neurologische stoornissen, om cognitieve functies te lokaliseren en de bezetting van de receptoren met neurotransmitters weer te geven (ontwikkeling nieuwe psychofarmaca en inzicht in fysiopathogenese). MRI laat kleinere afwijkingen zien, bij verdenking op neurologische oorzaak. fmri voor de activiteit van bepaalde hersengebieden. Klachten die een aanwijzing vormen voor een psychiatrische stoornis: De gepresenteerde lichamelijke hoofdklacht lijkt door psychosociale factoren te zijn geluxeerd, te worden onderhouden of te worden versterkt of heeft ernstige gevolgenvoor het psychosociale functioneren. De patiënt presenteert bij de anamnese van de hoofdklacht of bij de algemene tractusanamnese klachten (aanhoudende moeheid, slaapstoornissen, gewichtsverlies), waarvoor geen goede somatische verklaring lijkt te zijn en die passen bij een depressieve stoornis. De patiënt presenteert bij de anamnese van de hoofdklacht of bij de tractusanamnese vegetatieve klachten (hartkloppingen, angineuze pijn, ademnood, gevoel van verstikking, duizeligheid, onvastheid, licht in het hoofd, collapsneiging, transpireren, tremor, droge mond, paresthesieen, opvliegers, koude rillingen, misselijkheid, buikklachten) waarvoor geen goede somatische verklaring lijkt te zijn en die passen bij een angststoornis. De hoofdklacht past niet goed in een somatisch ziektebeeld of de patiënt is overmatig bezorgd een ernstige ziekte te hebben. De patiënt misbruikt alcohol of drugs. De patiënt gebruikt geneesmiddelen die vaak psychiatrische bijwerkingen geven. De patiënt of familieleden zijn (eerder) behandeld voor een psychiatrische stoornis. ZSO 4.2 Diagnose en classificatie Doel psychiatrische diagnose: het verklaren en begrijpen van de toestand van de patient en het inzettend van een doeltreffende behandeling. 2 typen diagnosen: Syndroomdiagnose/descriptieve diagnose: is alleen beschrijvend; geeft geen informatie over de redenen en manier van ontstaan. Structuurdiagnose: geeft naast een beschrijving van de symptomatologie aan waardoor en op welke wijze het syndroom ontstaan is. 2 soorten symptomen bij een syndroom: Kernsymptomen: zijn met enige zekerheid gekoppeld aan een specifieke stoornis. Facultatieve symptomen: maken het beeld van een stoornis volledig, maar zijn niet richtinggevend voor een bepaalde stoornis. Bij een structuurdiagnose wordt aandacht besteedt aan: Predisponerende factoren: factoren die iemand kwetsbaar maken. 5

6 Luxerende factoren: factoren die de stoornis uitlokken. Onderhoudende factoren: factoren die de stoornis onderhouden of versterken. 3 indelingen psychiatrische stoornissen Organische vs. Functionele stoornissen Organisch-psychiatrische stoornis: wanneer de stoornis veroorzaakt wordt door een aangetoonde structurele hersenziekte of wanneer de hersenfuncties verstoord worden. Psychotische vs. Neurotische stoornissen Syndromale vs. Persoonlijkheidsstoornissen (DSM-IV) Functionele stoornis: overig. Psychotische stoornis: wordt gekenmerkt door het ontbreken van het vermogen om onderscheid te maken tussen de objectieve, externe werkelijkheid en de subjectieve, eigen denkbeelden en fantasieën (realiteitsbesef). De symptomen wijken kwalitatief af van normale psychische ervaringen en gedragingen. Neurotische stoornis: de symptomen hebben een normale kwaliteit, maar de kwantiteit is buiten proporties. Syndromale stoornis: zijn aandoeningen die zijn ontstaan na een tevoren gezonde toestand. Persoonlijkheidsstoornis: zijn van jongs af aan al in mindere of meerdere mate aanwezig. Classificatie = een indeling, een ordening van verschijnselen in een systeem van klassen. In de geneeskunde is classificeren het benoemen van een ziektebeeld met een tevoren afgesproken term, a.h.v. vooraf gemaakte afspraken. Doel medische classificatie: het identificeren van groepen patiënten met vergelijkbare klinische kenmerken, t.b.v. de behandeling en het voorspellen van de prognose. Tevens het vergemakkelijken van de communicatie tussen artsen. Descriptieve Categoriale Prototypische Dimensionale Classificatiesystemen Gaat uit van een kwalitatief onderscheid tussen gezondheid en ziekte. berust op syndroomdiagnosen. Bestaat uit duidelijk te onderscheiden categorieën die elkaar niet overlappen. elke categorie heeft kenmerkende symptomen. Hierbij hebben alle individuen van een bepaalde groep zoveel mogelijk dezelfde symptomen, zonder dat een bepaald symptoom onmisbaar of essentieel is voor de indeling. Beschouwt ziekte als een alleen kwantitatief afwijkende variant van gezondheid. De aandoening wordt geplaatst op een continuüm: onder of boven een afgesproken grenswaarde wordt er van een stoornis gesproken. In de psychiatrie op dit moment categoriale classificatiesystemen. Gevaar hiervan is dat er ten onrechte een te groot waarheidsgehalte wordt toegekend aan de betreffende indeling in ziektebeelden. Alsof ze als werkelijke entiteiten bestaan, buiten de patiënten en de artsen om, dit heet ook wel reificatie (het tot dingen terugbrengen van psychiatrische stoornissen). Het gevolg van categoriaal classificeren is dat patiënten meer dan 1 diagnose krijgen. 6

7 As I As II As III As IV As V DSM-IV Syndromale stoornissen (klinische stoornissen) Andere aandoeningen en problemen die reden voor zorg kunnen zijn Persoonlijkheidsstoornissen Verstandelijke handicap Somatische aandoeningen Psychosociale en omgevingsproblemen Hoogste niveau van aangepast functioneren het afgelopen jaar (algehele beoordeling functioneren m.b.v. GAF-score waarbij 0 dood is; grens goed/niet-goed ligt rond de 60). Diagnostische hiërarchie in de psychiatrie Belangrijkste symptomen Stoornis Bewustzijnsdaling, aandachtsstoornis, oriëntatiestoornis Cognitieve stoornis of geheugenstoornis. Gestoord realiteitsbesef, hallucinaties, wanen, Psychotische stoornis incoherentie of catatonie. Eufore, prikkelbare of depressieve stemming, Stemmingsstoornis interesseverlies of anhedonie. Irrationele angst, vrees, bezorgdheid, dwanggedachten Angst- en dwangstoornis of dwanghandelingen. Emotionele reactie op stressfactor Stress- en aanpassingsstoornis Onverklaarde lichamelijke klachten of verschijnselen. Stoornissen met vooral lichamelijke symptomen Overmatig en schadelijk gebruik van 1 of meer Conatieve stoornis psychoactieve middelen of onbeheerst, schadelijk gedrag. Disfunctionele persoonlijkheidstrekken. Persoonlijkheids- en ontwikkelingsstoornis ZSO 4.3 De rol van gen en omgeving bij psychoproblematiek Belangrijke indeling oorzakelijke factoren: Genetische factoren Omgevingsfactoren: o Biologische omgevingsinvloeden o Psychologische omgevingsinvloeden Heritability = het deel van de variantie dat bepaald wordt door genetische factoren. Bedraagt bij autisme, ADHD, bipolaire stoornissen en schizofrenie 80-90%. Gen-omgevingscorrelatie (GEr) = de blootstelling aan omgevingsinvloeden is niet willekeurig verdeeld, maar ten dele afhankelijk van de genetische make-up van een individu. Er is sprake van genetische sturing op de blootstelling aan omgevingsrisico s, en individuen met een hogere genetische kwetsbaarheid worden dus juist blootgesteld aan een hogere mate van omgevingsrisico s. 3 vormen van gen-omgevingscorrelatie: Passieve vorm: het overkrijgen van risicogenen en blootgesteld worden aan een risicovolle omgeving. Reactieve vorm: het individu roept door zijn/haar gedragsstijl juist reacties van de omgeving op, die het risico in zich dragen om de gedragsstijl verder om te buigen in de richting van een psychiatrische stoornis. Actieve vorm: het opzoeken en creëren van een risicovolle omgeving o.b.v. de gedragsstijl van het individu. 7

8 Gen-omgevingsinteractie: De gevoeligheid voor bepaalde omgevingsrisico s is genetisch bepaald. De variantie van een kenmerk die verklaard wordt door genetische factoren, is afhankelijk van de omgeving. Epigenetische invloeden: omgevingsinvloeden die een directe invloed uitoefenen op de expressie van bepaalde genen via effecten op de methyleringsstatus van het DNA. Imprinting valt hier ook onder. Bij de omgevingsinvloeden een belangrijk onderscheid tussen: Gedeelde, shared omgeving: de factoren die kinderen in een gezin met elkaar delen en die meer op elkaar doen lijken. Ongedeelde, non-shared omgeving: de factoren die ze van elkaar doen verschillen. Host resistance wordt in de psychiatrie verdeeld in: Kwetsbaarheid: endogeen, langer bestaande factoren die op zichzelf geen ziekte veroorzaken maar wel de kans verhogen. Stress: exogeen, recentere veranderingen die alleen in aanwezigheid van voldoende kwetsbaarheid tot ziekte leiden. Resilience = veerkracht. Protectieve factoren: Goede of bovengemiddelde intelligentie Goede taalvaardigheid Bijzondere vaardigheid/talent Intern locus of control Sociale steun Zelfvertrouwen ZSO 4.4 Psychofarmacologie Fysiopathogenese Neurotransmitters en receptoren Neuronen zorgen voor de communicatie. Zijn verantwoordelijk voor het genereren, vervoeren en opslaan van informatie. 2 soorten receptoren: Receptorafhankelijke ionkanalen: de ionkanalen in de membraan van het neuron worden open gezet als de neurotransmitter zich aan de receptor bindt. Het binden van de neurotransmitter heeft direct effect, er is geen verdere chemische reactie bij betrokken. Dit is een snelle synaptische excitatoire of inhibitoire transmissie. G-eiwitgekoppelde receptoren: als een neurotransmitter zich bindt aan de receptor treden er allerlei veranderingen op die leiden tot signaaltransductie. Dit duurt dus iets langer. Werkt via second messengers. Manieren om de neurotransmitter langer in de synaps te laten: Transporteiwitten die voor heropname zorgen remmen. Beïnvloeden werking van de enzymen die zorgen voor de afbraak van de neurotransmitter. 8

9 Antagonist heeft per definitie geen invloed op de receptor. Mogelijke plaatsen van afwijkingen in de neurotransmittersystemen bij psychiatrische stoornissen: Synthese Vrijkomen Afbraak Extracellulaire factoren Glutamaat: belangrijkste exciterende neurotransmitter. Als glutamaat zich bindt aan een van de receptoren op de postsynaptische receptorafhankelijke ionkanalen vindt er depolarisatie plaats en neemt de prikkelbaarheid van de cel toe. Er ontstaan een exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP). Hierbij betrokken is het NMDA-receptorcomplex met het Mg2+watercomplex. Wanneer er enige depolarisatie is laat dit laatste complex even los waardoor er korte periodes van meer depolarisatie ontstaan. Uiteindelijk leidt dit tot een echte volledige depolarisatie. Long term synaptic potentation (LTP): op cellulair niveau blijkt kortdurende synaptische activiteit langdurige neuronale veranderingen teweeg te kunnen brengen. De NMDA-receptoren worden vooral gevonden in de hippocampus en de lagen I, II en Va van vooral de sensorische neocortex. Langdurig verhoogde spiegels van glutamaat en hyperactivatie van NMDA-receptoren leidt tot degeneratie van neuronen (excitotoxiciteit). Het opslaan en bwaren van glutamaat kost veel energie, is die er niet dan komt er veel glutamaat vrij wat leidt tot het langdurig openen van de postsynaptische NMDA-ionakanalen. Hierdoor worden allerlei enzymen geactiveerd zodat o.a. eiwitten worden afgebroken. Dit speelt een rol bij o.a. Alzheimer, CVA en ALS. GABA: belangrijkste inhiberende neurotransmitter in het CZS. Het wordt in GABA-erge neuronen gesynthetiseerd uit glutamaat. De postsynaptische GABAa-receptor is aan een ionkanaal gekoppeld. Als het ionkanaal zich o.i.v. GABA opent stroomt negatieve lading de cel binnen: er treedt een inhibitory post synaptic potential (IPSP) op. De receptoren spelen een rol bij de paniekstoornis. Monoaminen: spelen een rol bij het moduleren van de activiteit van diverse hersendelen. Als de monoaminen zich aan hun receptor hechten dan ontwikkelen de effecten zich langzaam (sec. min.) ze moduleren indirect de prikkelbaarheid van de postsynaptische neuronen en activeren enzymsystemen. Dopamine: 3 belangrijke dopaminerge projectiesystemen in de hersenen: Dopaminerge cellen in het ventrale tegmentale gebied die projecteren naar: de prefrontale hersenschors, het voorste deel van de gyrus cinguli, de nucleus accumbens en andere delen van het limbische systeem. Dopaminerge cellen in de substantia nigra die projecteren naar het striatum. Dopaminerge cellen in de hypothalamus die projecteren naar de hypofyse. Synthese dopamine: 1. Tyrosine dopa; door tyrosinehydroxylase. Rate-limiting step. 2. Dopa dopamine; door dopadecarboxylase. 9

10 Normaal komt dopamine pas vrij uit de presynaptische cel als deze cel gedepolariseerd wordt. Het wordt geïnactiveerd door heropname. Terug in de cel kan het hergebruikt worden of afgebroken worden (door MAO). COMT inactiveert het buiten de cel. Activatie van het mesolimbische dopaminesysteem speelt o.a. een rol bij het als belonend ervaren van situaties. Het dopaminerge systeem speelt een sleutelrol bij het aan de beloning koppelen van stimuli die eraan voorafgingen. Serotonine: de cellichamen die serotonine als neurotransmitter gebruiken zitten verspreid in de raphe-kernen in de hersenstam. Synthese serotonine: 1. Tryptofaan 5-hydroxytryptofaan; door tryptofaanhydroxylase. Rate-limiting step hydroxytryptofaan serotonine; door aromatisch aminozuurdecarboxylase. Serotonine kan na gebruik weer opgenomen en hergebruikt worden of afgebroken worden (door MAO). In de glandula pinealis wordt serotonine in 2 stappen omgezet in melatonine. Deze stof is effectief bij het reguleren van het dag-nachtritme. Noradrenaline en adrenaline: belangrijkste noradrenerge kern is de locus coeruleus, gelegen in het achterste deel van de pons op de bodem van de vierde ventrikel. Noradrenaline wordt uit dopamine gesynthetiseerd o.i.v. dopamine-β-hydroxylase. In adrenerge cellen wordt uit noradrenaline adrenaline gemaakt door fenylethanolamine-n-methyltransferase (PNMT). Acetylcholine: is zowel betrokken bij de prikkeloverdracht in lokale circuits als bij prikkeloverdracht over grotere afstanden. Cholinerge neuronen in de septale nucleus projecteren naar de hippocampus, die in de nucleus basalis van Meynert en de daaraan grenzende diagonale band van Broca naar de cortex. Stress hogere activiteit van de noradrenerge neuronen stimulatie vrijkomen van CRH verhoging ACTH stimulatie synthese cortisol remt de activiteit van de hippocampus, hypothalamus en de hypofyse. Psychofarmacotherapie Psychofarmaca Groep Werking Belangrijkste Indicaties A. Benzodiazepinen B. Antipsychotica Aangrijpingspunt is de benzodiazepinereceptor van het GABAa-receptorchloride-ionofore complex. Door binding neemt de affiniteit voor GABA toe en ontstaat een hyperpolarisatie van de celmembraan en remming van de neuronen optreedt. Blokkade van postsynaptische D2- receptoren in het mesocorticale en limbische Kortwerkend: slapeloosheid met gestoord functioneren overdag. Langerwerkend: angststoornissen, epilepsie, alcoholonthoudingsverschijnselen. Psychose, schizofrenie, manie, hevige agitatie en onrust, delier, psychotische Belangrijkste Bijwerkingen Negatieve invloed op alertheid, concentratievermogen, motorische vaardigheid en activiteitenniveau. Risico op afhankelijkheid, rebound- en andere onttrekkingsverschijnselen. Geheugenproblemen (anterograde amnesie). D2-receptor: EPS, verhoogde prolactine afgifte, seksuele dysfunctie. α1-receptor: orthostatische hypotensie, reflex tachycardie. 10

11 hersengebied. Halperidol: D2- receptorantagonist. Risperidon: D2/5-HT2areceptorantagonist. Aripiprazol: partiele D2/5- HT1a-receptoragonist en 5- HT2a-receptorantagonist. C. Lithium Invloeden op het serotonerge en noradrenerge systeem. Invloed op dopaminerge systeem minder. Antimanische en antidepressieve werking. D. Antidepressiva Stimuleren van de serotoninerge en/of noradrenerge neurotransmissie. E. Stimulantia Methylfenidaat: stimuleert de afgifte en remt de heropname van dopamine en noradrenaline. Atomoxetine: remt de heropname van noradrenaline. ZSO 4.5 Psychotherapie Psychopathogenese Pas vanaf leertheorie is de echte stof!!! aandoeningen bij de ziekte van Parkinson (clozapine), tics en choreatische bewegingen, ernstig braken (haloperidol), persisterende hik, vertigo (sulpiride). Acute manie, onderhoudsbehandeling bipolaire stoornis, schizoaffectieve stoornis, additietherapie bij therapieresistente unipolaire depressieve stoornis. Depressieve stoornis, diverse angststoornissen, enuresis nocturna bij kinderen > 6 jaar, boulimia nervosa (fluoxetine), diabetische perifere neuropathische pijn (duloxetine). ADHD, narcolepsie. H1-receptor: sedatie, slaperigheid, gewichtstoename. Mach: droge mond, obstipatie, tachycardie, accomodatiestoornissen van het oog, geheugenstoornissen. 5-HT2A-receptor: seksuele dysfunctie. 5-HT2C-receptor: gewichtstoename, seksuele dysfunctie. Polydipsie/polyurie, gewichtstoename, metalige smaak, misselijkheid en diarree, vermoeidheid, slaperigheid, droge mond, spierzwakte, fijn-slagige snelle tremor van de handen, toename van acne, psoriasis en alopecia. (Subklinische) hypothyreoidie. Verminderde hartwerking, orthostatische hypotensie, anticholinerge bijwerkingen, sedatie, slapeloosheid, diarree, misselijkheid, hoofdpijn, seksuele stoornissen. De eerste 3 vaker bij TCA s dan SSRI s, de laatste 5 vaker bij SSRI s dan TCA s. Methylfenidaat: maagpijn, maagdarmklachten, eetlustverlies. Inslaapklachten, slapeloosheid. Atomoxetine: eetlustverlies, buikpijn, braken duizeligheid, slaperigheid, vroeg ontwaken. Psychoanalytische theorie Sigmund Freud en Josef Breuer. De 3 basale uitgangspunten van de psychoanalyse: Topisch gezichtspunt: denken, voelen en gedrag worden in belangrijke mate meebepaald door onbewuste processen. Structureel gezichtspunt: gedachten, herinneringen en gevoelens die het evenwicht verstoren doordat de eraan ten grondslag liggende wensen of verlangens botsen met de normen en idealen van zichzelf of van de omgeving kunnen automatisch en/of onbewust worden weggewerkt door processen die als afweer worden benoemd. Objectrelationeel gezichtspunt: ervaringen met belangrijke anderen, m.n. die in de kindertijd vormen een blauwdruk voor toekomstige relaties. 11

12 Topisch gezichtspunt: Bewuste processen worden gekenmerkt door het secundair procesdenken. Secundair procesdenken = denken volgens concreet-logische en abstract-logische principes van causaliteit en tijd- en ruimteverbanden. Realiteitsprincipe = het secundair procesdenken wordt aangestuurd door het verstand, door het besef van wat mogelijk en wat nodig is. Onbewuste processen worden gekenmerkt door het primair procesdenken. Primair procesdenken = meer denken in beelden dan in woorden. Er zijn vooral emotionele associaties met verdichtingen (1 beeld of 1 gedacht representeert meerdere gedachten/herinneringen/gevoelens) en verschuivingen (gevoelens voor de ene persoon worden verschoven naar een ander) zonder logische tijd- en ruimteverbanden. Lustprincipe = het primair procesdenken wordt gestuurd door het gevoelsleven, door wat we fijn en wat we naar vinden of waar we ons angstig bij voelen. Bij psychisch gezonde mensen staat het primair procesdenken in dienst van het secundair procesdenken. Bij mensen met een psychiatrische stoornis is deze verhouding verstoord. Structurele gezichtspunt: Hier staan de begrippen superego (geweten), id (driftleven) en ego centraal. Het id bestaat uit verlangens en wensen die vanuit dit gezichtspunt terug te voeren zijn tot 2 basale driften: de seksuele en de agressieve. De taak van het ego is om te bemiddelen tussen de verlangens en wensen uit het driftleven en de eisen en verwachtingen van het superego en de maatschappij. Dit gezichtspunt wordt ook wel het conflictmodel genoemd, omdat wanneer de verlangens en wensen botsen met de eigen normen en idealen er een inwendig conflict optreedt. Afweermechanismen behoren tot het ego. Dit zijn psychische processen die het individu beschermen tegen te heftige onlustgevoelens, door het onbewust maken van die gevoelens of van de gedachten, herinneringen, fantasieën of de omstandigheden die tot die gevoelens aanleiding geven. 3 soorten afweermechanismen: Adaptieve: nuttig, gezond. Neurotische: kunnen nuttig zijn, kunnen ook schade toebrengen. Primitieve: brengen m.n. schade toe. Primaire ziektewinst = kenmerkend voor neurotische problematiek, het hebben van symptomen of inperkingen t.g.v. afweer van als pijnlijk beleefde affecten. Secundaire ziektewinst = hierbij gaat het om alle bijkomende zaken die iemand bij ziekte meer of minder bewust als in zijn voordeel ervaart. Compromisformatie = ondanks de afweer is in de symptomen, de klachten of het gedrag het conflict toch nog herkenbaar. Objectrelationele gezichtspunt: Dorothy Burlingham, Anna Freud, Margaret Mahler. Psychopathologie wordt niet altijd bepaald door een driftconflict, maar het kan ook ontstaan als primaire verzorgers niet of inadequaat 12

13 reageren op emotionele behoeften die horen bij de ontwikkelingsfase van het kind. Dit gezichtspunt wordt ook wel het deficitmodel genoemd. Gehechtheid = wanneer iemand sterk geneigd is om de nabijheid met een specifiek persoon te zoeken in situaties dat hij zich kwetsbaar voelt. Hechtingstheorie = hechtingsgedrag is bij zoogdieren primair biologisch bepaald en vroege ervaringen met sleutelfiguren worden opgeslagen als mentale representaties of werkschema s over zichzelf, over anderen en over de relatie die met anderen mogelijk is. Hechtingsstijlen Veilig Positief zelfbeeld en vertrouwen in de beschikbaarheid van anderen wanneer dat nodig is, durven zich kwetsbaar op te stellen en niet veel moeite te reflecteren op het eigen gevoelsleven. Onveilig Gepreoccupeerde hechtingsstijl Vermijdende hechtingsstijl Negatief zelfbeeld, chronische onzekerheid of belangrijke anderen wel een de verlangens en verwachtingen willen voldoen. In contact vaak opdringerig en claimend. Negatief objectbeeld, geen poging meer om intieme relaties aan te gaan, geneigd om in moeilijke omstandigheden toch eigen boontjes te doppen in de impliciete veronderstelling dat anderen hen toch niet terzijde kunnen of willen staan. Gedesorganiseerde hechtingsstijl Restcategorie, wordt niet prototypisch gekenmerkt door typisch hechtingsgedrag. Overdracht = wanneer de relatie van de patiënt met de hulpverlener meer wordt bepaald door de basale verwachtingspatronen van de patiënt dan door de feitelijke omstandigheden. Negatieve overdracht = de patiënt draagt vijandelijke gevoelens op de hulpverlener over en verwacht vaak dat de hulpverlener ook vijandige gevoelens ten aanzien van hem heeft. Positieve overdracht = de patiënt draagt gevoelens van genegenheid over op de hulpverlener en verwacht vaak dat de hulpverlener ook positieve gevoelens voor hem heeft. Tegenoverdracht = wanneer de bewuste of onbewuste, emotionele reacties van een hulpverlener op een bepaalde patiënt meer kenmerkend zijn voor een bepaalde situatie dan voor de hulpverlener zelf. Kan ook negatief en positief zijn. Leertheorie Ivan Petrovitsj Pavlov (klassieke), John B. Watson, Edward Thorndike en Burrhus F. Skinner (operante). Klassieke leertheorie: aanleren van reflexmatig, onwillekeurig, gedrag. De wijze waarop een situatie betekenis krijgt. 13

14 Operante leertheorie: aanleren van instrumenteel, willekeurig, gedrag. De wijze waarop het subject op die betekenisvolle situatie reageert. Klassieke conditionering: Klassiek conditioneren gebeurt door een neutrale of conditionele stimulus (CS: bijvoorbeeld het geluid van een bel) te laten volgen door onconditionele stimulus (UCS: bijvoorbeeld voedsel). De UCS is meestal een stimulus met biologische relevantie, zoals pijn (negatief) of voedsel (positief). Na enige tijd zal de respos die oorspronkelijk alleen na UCS optrad, ook na de CS optreden (hierbij wordt dus de UCS weggelaten). Dit noemt men dan de conditionele of geconditioneerde respons: CR. Signaalleren = de vorm van klassieke conditionering waarbij de CS de betekenis heeft van voorspeller van de UCS. Relatie in de tijd tussen CS en UCS sequentiële relatie. Exposure: gebaseerd op het principe dat herhaalde aanbieding van de geconditioneerde stimulus (CS) zonder ongeconditioneerde stimulus (UCS) tot uitdoving van de geconditioneerde respons (CR) leidt. Een eenmaal aangeleerd verband tussen een CS en een UCS kan wel vervagen, maar blijkt in de regel toch niet meer ontleerd te kunnen worden. 1 gezamenlijke aanbieding is meestal al voldoende om de betekenis van de CS als voorspeller van de UCS te reactiveren en de daarbij behorende CR op te roepen. Evaluatief leren = hierbij krijgt de CS betekenis door associatie met de UCS. Blootstelling aan de CS doet denken aan de UCS of wordt daar zelfs mee geïdentificeerd en roept de daaraan gekoppelde CR op. De CS verwijst naar de UCS referentiele relatie. Herhaalde aanbieding leidt niet tot uitdoving. Contraconditionering = de CS wordt gekoppeld aan een andere UCS, aan 1 die een respons oproept die niet verenigbaar is met de oorspronkelijke UCR en CR. Generalisatie = wanneer een stimulus die overeenkomsten vertoont met de CS, dezelfde UCSrepresentatie met daarbij behorende CR activeert. Discriminatie = als de CS wel maar een op de CS gelijkende stimulus niet tot activering van de UCS-representatie en de daarbij behorende CR leidt. Operante of instrumentele conditionering: De frequentie van gedrag, de respons (R), wordt bepaald door de gevolgen (consequenten of reinforcing stimuli (Sr) die dit gedrag heeft. Dit is de wet van effect. Bekrachtigers = gebeurtenissen die het waarschijnlijk maken dat de frequentie van bepaald gedrag toeneemt. Bestraffers = gebeurtenissen die het waarschijnlijk maken dat de frequentie van bepaald gedrag afneemt. De invloed van beloning op frequentie van gedrag is veel groter dan van straf. Gedrag wordt vooral bepaald door de gevolgen op de korte en in mindere mate door de gevolgen op de lange termijn. 14

15 Bekrachtigers kunnen continu of intermitterend worden toegediend. De frequentie van het gedrag neemt af (uitdoving) wanneer gestopt wordt met het toedienen van de bekrachtiger. Bij continue bekrachtiging gaat de uitdoving veel sneller dan bij intermitterende bekrachtiging. Modelling = leren door het kijken wat het effect van het gedrag is bij anderen. Het cognitieve model Albert Ellis (rationeel-emotieve therapie) en Aaron T. Beck (cognitieve therapie). Centrale uitgangspunt van het cognitieve model is dat de manier waarop mensen gebeurtenissen interpreteren bepalend is voor hun emoties en hun gedrag. De interpretatie wordt bepaald door de basale assumpties. Basale assumpties komen via de intermediaire assumpties in de automatische gedachten tot uiting. Deze kunnen functioneel of disfunctioneel zijn. Basale assumpties = relatief stabiele kennisrepresentaties over onszelf, anderen en de wereld die in de eerste jaren van het leven en o.i.v. vroege ervaringen tot ontwikkeling komen. Ze hebben 3 functies: Filterfunctie: bepalen welke informatie wel en welke niet wordt waargenomen. Betekenistoekenningsfunctie: bepalen hoe de informatie wordt geïnterpreteerd. Transformatiefunctie: verwerken van de informatie tot nieuwe betekenissen Herinneringsfunctie: bepalen welke herinneringen uit het geheugen worden opgehaald. Intermediaire assumpties = voorwaarden, regels en attitudes die betrekking hebben op de basale assumpties. Automatische gedachten = woorden of beelden die in een bepaalde situatie opkomen. De systeemtheorie Belangrijke anderen zijn van eminent belang voor de ontwikkeling van het individu. Er is veel aandacht voor de machtsverhoudingen of structuur en voor de, dikwijls impliciete, regels waarmee die machtsverhoudingen worden bestendigd. De interactie tussen 2 mensen kan zijn: Symmetrisch: beide partners nemen evenwaardige posities in. Beide partijen hebben over een bepaald onderwerp even sterke meningen. Complementair: beide partners gedragen zich tegengesteld en passend aan elkaar. Behandeling, de praktijk Ambulant = poliklinisch. Psychotherapie = het op deskundige wijze doelbewust toepassen van klinische methoden en attitudes die gebaseerd zijn op algemeen aanvaarde psychologische principes met als doel mensen bij te staan in het veranderen van cognities, emoties en gedrag, in de richting die door de betrokkenen wenselijk wordt geacht. Psychoanalytische psychotherapie Is in de eerste plaats gericht op de actuele moeilijkheden, met het doel om de patiënt een adaptief evenwicht in het actuele bestaan te helpen (her)vinden. Deze therapie begint met een psychiatrisch en psychotherapeutisch onderzoek waarin de therapeut met de patiënt tracht te verhelderen in welke context de problemen zijn begonnen, welke karakteristieke manieren de patiënt heeft om zijn problemen op te lossen en welke impliciete of onbewuste gevoelens daar al dan niet een adaptieve rol bij spelen. Ook helder 15

16 krijgen of en welke automatische verwachtingen of overdrachtsmanifestaties t.a.v. de therapeut manifest worden. Indeling naar karakterstructuur volgens Kernberg Integratie van zelfobjectrepresentaties Primitieve afweerstijl Adequate realiteitstoetsing Neurotische structuur Borderline structuur - + +/- Psychotische structuur Neurotische structuur Borderline structuur Psychotische structuur Relatief gedifferentieerd beeld van zichzelf en van anderen, overheersend gebruik van neurotische afweermechanismen en een relatief goede inschatting van de realiteit. De problemen waarvoor men hulp zoekt zijn intrapsychische problemen gekenmerkt door remming en schuld- en schaamtegevoelens over eigen verlangens en functioneren. Overdrachtsmanifestaties doen zich niet voor. Zwart-wit oordelen over zichzelf en anderen, overheersend gebruik van primitieve afweermechanismen en daardoor een vertekend beeld van de realiteit. Overdrachtsmanifestaties kunnen al tijdens de onderzoeksfase de relatie ernstig verstoren. Problemen waarvoor men hulp zoekt zijn interpsychisch. Accent ligt op moeilijkheden in het contact met belangrijke anderen gekenmerkt door wantrouwen en/of overmatig verlangen. De realiteitstoetsing is dikwijls goed wanneer zij zich ontspannen voelen en verbetert na interpretatie van de vertekeningen. De realiteitstoetsing is niet goed. 2 soorten psychoanalytische technieken: Steunend-structurerende/symptoomgericht: 1x per week tot 1x per 2 weken. Inzichtgevend/persoonsgericht: min. 1x per week, duurt soms een jaar of langer. Symptoomgericht Persoonsgericht Structureren + - (+/-) Steunen + - (+/-) Clarificeren + - Exploreren + + Confronteren +/- + Interpreteren - + Psychoanalyse is een intensieve therapie met een frequentie van 3-5x per week, meestal voor meerdere jaren. Cognitieve gedragstherapie Heeft ook een klachtgerichte en persoonsgerichte behandelwijze. Aan het begin van elke zitting wordt een agenda opgesteld en deze wordt dan afgewerkt. Aan het eind van de zitting wordt afgesproken wat het huiswerk is. 3 fasen: Taxatiefase: psychiatrische diagnose gesteld en een cognitief-gedragstherapeutische analyse van het probleem. Op grond van de analyse wordt een behandelplan opgesteld. Behandelfase: toepassen cognitieve en gedragstherapeutische interventies en technieken. Afsluitende fase: vooruitkijk en evt. moeilijke situaties bespreken die aanleiding zouden kunnen geven tot een terugkeer of toename van de klachten. Exposure wordt gebruikt wanneer een bepaalde situatie ten onrechte bij de patiënt de verwachting oproept dat er iets naars gaat gebeuren. 16

17 Contraconditionering wordt toegepast wanneer bepaalde situaties onterecht een negatieve lading hebben gekregen. Relatie- en gezinstherapie (RGT) Invalshoeken: Traditionele RGT: focus op de interacties van gezinsleden. Stoornisgerichte RGT: focus op de individuele klacht van de aangemelde patiënt, met de manier waarop gezinsleden die in stand houden of zelfs bekrachtigen. RGT als hulpmiddel bij individuele behandeling. Basisstrategien: 1. Toename van probleemoplossend vermogen. 2. Vergroten van sociale vaardigheden. 3. Verbeteren van de onderlinge communicatie. 4. Toename van zelfcontrole. ZSO 4.6 Cognitieve stoornissen: Delier & Dementie Delirium Diagnostische criteria delirium (DSM-IV-PZ): Bewustzijnsstoornis (d.w.z. verminderde helderheid van het besef van de omgeving) met verminderd vermogen om de aandacht te concentreren, vast te houden of te verplaatsen. De stoornis vertegenwoordigt een verandering in het functioneren. Bovendien is er sprake van veranderingen in de cognitieve functie die niet beter toe te schrijven zijn aan een reeds aanwezige, vastgestelde of zich ontwikkelende dementie. De stoornis ontwikkelt zich in korte tijd (meestal uren tot dagen) en neigt ertoe in het verloop van de dag te fluctueren. Typerend voor een delier is dat binnen 1-3 dagen enkele symptomen uitgroeien tot een volledig delirium. Eerste symptomen (prodromi): Slapeloosheid s nachts en sufheid overdag Levendige dromen of nachtmerries Illusoire vervalsing en korte, corrigeerbare momenten van desoriëntatie Moeite met denken en zich concentreren Rusteloosheid of teruggetrokkenheid Geïrriteerdheid, angst en gespannenheid Kenmerken: Bewustzijnsstoornis (kernsymptoom). Andere cognitieve functies ook vaak gestoord. Zowel formele als inhoudelijke denkstoornissen komen voor. Logisch denken kost moeite en bij een ernstige vorm kan het moeilijk zijn de gedachtegang van de patiënt te volgen. Het oordeelsvermogen en het begrip raken gestoord en ziektebesef ontbreekt. Achterdocht. Erg bezig met de dood. Paranoïde wanen zijn mogelijk. Korte termijngeheugen gestoord wat leidt tot anterograde amnesie. 17

18 Desoriëntatie aanvankelijk in tijd, later ook in plaats en een misidentificatie van vertrouwde personen. Gestoorde stemming. Het normale slaap-waakritme is altijd verstoord en nachtelijke onrust treedt vroeg op. Verschijningsvormen: Hyperactief-hyperalert delirium: motorische onrust, agitatie, verhoogde afleidbaarheid; m.n. bij onttrekking van alcohol en benzodiazepinen. Hypoactief-hypoalert (stil) delirium: apathisch, teruggetrokken gedrag en verminderde alertheid; m.n. bij ouderen en hepatische encefalopathie. Meestal duurt een delirium enkele dagen tot weken. Etiologie delirium: Predisponerende factoren: o Leeftijd 70 jaar. o Cognitieve stoornissen. o Ernstige ziekte. o Visus- en gehoorstoornissen. o Stoornissen in de activiteiten van het dagelijks leven. o Gebruik van alcohol en opioiden. Precipiterende factoren: o Infectie o Koorts o Dehydratie o Elektrolytenstoornissen Polyfarmacie: o Gebruik van geneesmiddelen met psychoactieve werking. Overig: o Cerebrale hypoxie o Nier- en leverfunctiestoornissen o Epileptisch insult o Intracraniele aandoeningen (CVA, ontsteking, tumor) o Endocriene stoornissen Neurotransmitterhypothese: de gestoorde neurotransmitterbalans door een verminderd oxidatief metabolisme in de hersenen speelt een belangrijke rol. Ontstekingshypothese: cytokines zijn van belang in de pathogenese van delirium. Cytokines kunnen ook de neurotransmissie in de hersenen beïnvloeden. Behandeling: vaststellen en behandelen van alle mogelijke lichamelijke oorzaken. De symptomatische behandeling bestaat uit bestrijding van de psychiatrische symptomen van het delirium en beheersing van de risico s die door het delirium kunnen ontstaan. Haloperidol is het middel van eerste keus omdat het weinig effecten heeft op het hart en de bloeddruk, geen gevaar vormt voor de ademhaling en nauwelijks anticholinerg werkzaam is. Meest voorkomende bijwerkingen zijn extrapiramidale verschijnselen zoals parkinsonisme, acathisie (bewegingsonrust) en acute dystonie. De ziekte van Parkinson is een contra-indicatie voor behandeling met haloperidol. 18

19 Dementie Dementie = een verworven aandoening met functievermindering of uitval van meerdere cognitieve domeinen en de cognitieve stoornissen dienen dermate ernstig te zijn dat de activiteiten van het dagelijks leven aardoor beperkt worden en de cognitieve stoornissen mogen niet het gevolg zijn van een delirium. Prototypen meervoudige cognitieve stoornissen Ziekte Centraal staan Voorbeelden Corticale dementie Geheugenstoornissen in combinatie met taalstoornissen, apraxie en agnosie. Ziekte van Alzheimer, ziekte van Creutzfeld-Jakob. Frontotemporale dementie (een focale corticale dementie) Subcorticale dementie Stoornissen in de executieve functies, zoals het plannen en reguleren van gestructureerde handelingen. Kenmerken zijn gedragssymptomen bij afwezigheid van (of pas laat in het ziektebeloop optredende) geheugenstoornissen. Cognitieve functies gekenmerkt door traagheid, aandachtsstoornissen en gebrek aan flexibiliteit. Gaat vaak gepaard met stoornissen in de spraak en motoriek. De gerapporteerde vergeetachtigheid berust op problemen om informatie uit het geheugen op te halen. De recognitie (herkenning) is echter intact. Patiënten kunnen nieuwe informatie opnemen. Ziekte van Pick, dubbelzijde beschadiging van de frontaalkwabben t.g.v. hersentraumata, infarcten en tumoren. Ziekte van Huntington, subcorticale vasculaire encefalopathie, MS, aids-dementie, normal pressure hydrocefalus en leukoencefalopathieen. Bij een subcorticale dementie moet de mogelijkheid van een behandelbare oorzaak onderzocht worden. Niet-cognitieve symptomen: persoonlijkheidsveranderingen, depressiviteit, apathie, prikkelbaarheid, wanen, visuele hallucinaties en stoornissen in slaap-waakritme. Patiënten met een subcorticale dementie of een gevorderde dementie van het alzheimertype zijn zeer gevoelig voor het ontwikkelen van een delirium bij somatische aandoeningen of veranderingen in de medicatie. Erop bedacht zijn wanneer plotselinge veranderingen in het klinisch beeld gepaard gaan met een verlaagd bewustzijn en ernstige stoornis van de aandacht, acute verergering van de cognitieve stoornissen, visuele hallucinaties, plukkerig gedrag, sterke fluctuaties van de symptomen over het etmaal en plotseling ontstane nachtelijke onrust. De Mini Mental State Examination (MMSE): heeft vooral betrekking op inprenting en taal en weerspiegelt m.n. de ernst van de beschadiging van de hippocampus en parietotemporale gebieden van de neocortex. Ziekte van Alzheimer Kenmerkend zijn de geheugenstoornissen die het gevolg zijn van problemen met het opnemen en vasthouden van nieuwe informatie. Aanvankelijk kortetermijngeheugen problemen., toenemend ook langetermijngeheugen. In dit stadium vaak afasie, apraxie en agnosie. Diagnostische criteria voor de ziekte van Alzheimer (DSM-IV-PZ) Geheugenstoornis (onvermogen nieuwe informatie te leren of zich eerder geleerde informatie te herinneren. Cognitieve stoornis zoals blijkt uit 1 van de volgende: afasie, apraxie, agnosie en stoornis in de executieve functies. 19

20 De cognitieve stoornis veroorzaakt een belangrijke beperking in het sociaal of beroepsmatig functioneren, betekent een belangrijke achteruitgang t.o.v. het vroegere, hogere niveau van functioneren en komt niet uitsluitend voor tijdens het beloop van een delirium. Het beloop wordt gekenmerkt door een geleidelijk begin en progressieve cognitieve achteruitgang. De cognitieve stoornissen worden niet veroorzaakt door andere aandoeningen van het CZS die progressieve stoornissen veroorzaken van het geheugen en andere cognitieve functies; van systeemziekte waarvan bekend is dat deze dementie veroorzaken; of door gebruik van geneesmiddelen of drugs. Vroege variant is < 70 jaar. Hierbij zijn taalstoornissen en praktische stoornissen soms al in een vroeg stadium aanwezig. Bij de late variant zijn de eerste symptomen altijd geheugenproblemen en ontbreken taalstoornissen en apraxie in 40-60% van de gevallen. Mild cognitive impairment = wanneer bij subjectieve geheugenklachten bij neuropsychologisch onderzoek wel objectieve aanwijzingen voor geheugenstoornissen worden gevonden zonder dat ze van invloed zijn op het dagelijks functioneren. Per jaar ontwikkelt 12% van deze patiënten een ziekte van Alzheimer. Risicofactoren ziekte van Alzheimer: Leeftijd Positieve familieanamnese (eerstegraads verwant) Downsyndroom Hoofdtrauma Vasculair risicoprofiel Cholinomimetica (cholinesteraseremmers) als symptomatische therapie. Frontotemporale dementie Opvallende veranderingen in sociaal en persoonlijk gedrag met emotionele vervlakking en verlies van oordeelsvermogen zijn vaak de eerste klinische symptomen. Afname van persoonlijke hygiene en zelfzorg, mentale rigiditeit en inflexibiliteit van de gedragingen gekenmerkt door perseveratie en stereotiepe handelingen is kenmerkend. Gemiddelde leeftijd bij aanvang is 55 jaar. Voor de diagnose is aanvullend hulponderzoek noodzakelijk. Bij het neuropsychologisch onderzoek gaat het om het aantonen van significante stoornissen door het testen van frontale functies; bij het onderzoek m.b.v. MRI of SPECT om het aantonen van overwegend focaalfrontale en/of anteriotemporale afwijkingen. Het ziektebeeld is het gevolg van een bilaterale degeneratie van frontotemporale hersenstructuren. Lewy-Body-dementie In een vroeg stadium zijn er aandachtsstoornissen en visueel ruimtelijke stoornissen. Indien er in het begin geheugenstoornissen zijn bestaan deze uit vergeetachtigheid met een relatief intacte recognitie. De ernst van cognitieve stoornissen veroorzaakt door problemen in de aandacht en concentratie kan van dag tot dag, of zelfs uur tot uur wisselen. Vroeg optredende en op de voorgrond staande psychiatrische stoornissen (bv. visuele hallucinaties en waanachtige denkbeelden) zijn verdacht voor een Lewy-Body-dementie. Extrapiramidale verschijnselen 20

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie Grensoverschrijdend gedrag Les 2: inleiding in de psychopathologie Programma Psychopathologie; wat is het? Algemene functionele psychopathologie DSM Psychopathologie = Een onderdeel van de psychiatrie

Nadere informatie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht GEDRAG: De wijze waarop iemand zich gedraagt, zijn wijze van doen, optreden

Nadere informatie

Reeks 11. Psychiatrie op volwassen leeftijd

Reeks 11. Psychiatrie op volwassen leeftijd Reeks 11 Psychiatrie op volwassen leeftijd Psychiatrische aandoeningen Wanneer ben je ziek en wat is normaal? Hoe wordt een diagnose gesteld? Symptomen van de meest voorkomende ziektebeelden Angst Depressie

Nadere informatie

1 Geheugenstoornissen

1 Geheugenstoornissen 1 Geheugenstoornissen Prof. dr. M. Vermeulen 1.1 Zijn er geheugenstoornissen? Over het geheugen wordt veel geklaagd. Bij mensen onder de 65 jaar berusten deze klachten zelden op een hersenziekte. Veelal

Nadere informatie

Welkom. Publiekslezing dementie 17 februari 2015 #pldementie

Welkom. Publiekslezing dementie 17 februari 2015 #pldementie Welkom Publiekslezing dementie 17 februari 2015 #pldementie R.H. Chabot, neuroloog Beatrixziekenhuis Rivas Zorggroep DEMENTIE DIAGNOSE EN SYMPTOMEN Inhoud Geheugen Wat is dementie? Mogelijke symptomen

Nadere informatie

1. Als een jongen van 15 jaar weigert informatie over zichzelf te verstrekken moet de psychiater: 2. Bij autisme spectrumstoornissen bestaan er:

1. Als een jongen van 15 jaar weigert informatie over zichzelf te verstrekken moet de psychiater: 2. Bij autisme spectrumstoornissen bestaan er: Welkom bij het oefententamen voor het blok 'Psychisch functioneren'. WAARSCHUWING Het hier volgende oefententamen voor de cursus psychisch functioneren is geen evenwichtige afspiegeling van de leerstof.

Nadere informatie

Correcties DSM 5 : Beknopt overzicht van de criteria

Correcties DSM 5 : Beknopt overzicht van de criteria Correcties DSM 5 : Beknopt overzicht van de criteria Vierde oplage, juni 2016 In deze lijst zijn de belangrijkste wijzigingen opgenomen t.o.v. de derde oplage (juni 2015). Pagina Stoornis Derde oplage,

Nadere informatie

Psychogeriatrie of gerontopsychiatrie.

Psychogeriatrie of gerontopsychiatrie. Psychogeriatrie of gerontopsychiatrie. Psychogeriatrie : geneeskunde cognitieve beperkingen Gerontopsychiatrie psychiatrische ziekenhuizen - curatief Bedenkingen Binnen gerontopsychiatrie goede balans

Nadere informatie

De geriatrische patiënt op de SEH. SEH onderwijsdag Sigrid Wittenberg, aios klinische geriatrie

De geriatrische patiënt op de SEH. SEH onderwijsdag Sigrid Wittenberg, aios klinische geriatrie De geriatrische patiënt op de SEH SEH onderwijsdag Sigrid Wittenberg, aios klinische geriatrie Relevante onderwerpen Delier Symptoomverarming Medicatie op de SEH Duur aanwezigheid patiënt op de SEH Delier

Nadere informatie

Verschijningsvormen van dementie op jonge leeftijd, verschillen en overeenkomsten Freek Gillissen

Verschijningsvormen van dementie op jonge leeftijd, verschillen en overeenkomsten Freek Gillissen Verschijningsvormen van dementie op jonge leeftijd, verschillen en overeenkomsten Freek Gillissen Verpleegkundig consulent dementie Alzheimercentrum VUMC Herkenning preseniele dementie Vroege verschijnselen:

Nadere informatie

Correcties DSM 5 : Beknopt overzicht van de criteria

Correcties DSM 5 : Beknopt overzicht van de criteria Correcties DSM 5 : Beknopt overzicht van de criteria Vierde oplage, juni 2016 In deze lijst zijn de belangrijkste wijzigingen opgenomen t.o.v. de derde oplage (juni 2015). Pagina Stoornis Derde oplage,

Nadere informatie

De 3D,s POH 02-04-2014

De 3D,s POH 02-04-2014 De 3D,s POH 02-04-2014 Doelstelling Onderscheid delier, dementie en depressie Vroegtijdig herkennen/signaleren van een delier. Behandeling delier Delier Dementie Depressie Casus Een 70-jarige vrouw wordt

Nadere informatie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie Diagnose en classificatie in de psychiatrie Klinische Validiteit Research Betrouwbaarheid Prof dr Bert van Hemert psychiater en epidemioloog Afdelingshoofd psychiatrie DBC Kosten-baten 2 Diagnosen in de

Nadere informatie

Delier in de palliatieve fase DR. KARIN SCHOTTE MEDISCHE ONCOLOGIE- PALLIATIEF SUPPORTTEAM

Delier in de palliatieve fase DR. KARIN SCHOTTE MEDISCHE ONCOLOGIE- PALLIATIEF SUPPORTTEAM Delier in de palliatieve fase DR. KARIN SCHOTTE MEDISCHE ONCOLOGIE- PALLIATIEF SUPPORTTEAM 1. Definitie en voorkomen 2. Pathofysiologie 3. Oorzaken 4. Diagnose 5. Behandeling Definitie en voorkomen: 1.

Nadere informatie

Medicatie bij dementie. Dr. L.K. Pul Huisarts Mw. L.A. Klarenbeek MSc Verpleegkundig specialist

Medicatie bij dementie. Dr. L.K. Pul Huisarts Mw. L.A. Klarenbeek MSc Verpleegkundig specialist Medicatie bij dementie Dr. L.K. Pul Huisarts Mw. L.A. Klarenbeek MSc Verpleegkundig specialist Inhoud Terug naar de basis De hersenen en de ziekte van Alzheimer Het geheugen Het autonoom zenuwstelsel De

Nadere informatie

Werkstuk Biologie Dementie

Werkstuk Biologie Dementie Werkstuk Biologie Dementie Werkstuk door een scholier 1045 woorden 22 december 2003 5,3 40 keer beoordeeld Vak Biologie Wat is dementie: Vanuit het Latijn vertaald betekent dementie letterlijk ontgeestelijk-zijn.

Nadere informatie

Cluster A Cluster B Cluster C Excentriek(zonderling) Paranoïde

Cluster A Cluster B Cluster C Excentriek(zonderling) Paranoïde PAK Psychisch functioneren en cognitie 1. Bipolaire stoornissen [Bron: Leerboek Psychiatrie. Hengeveld MW, van Balkom AJLM. 3e geheel herziene druk, de Tijdstroom 2016 - Hfdst 9 Bipolaire-stemmingsstoornissen

Nadere informatie

Vroegsignalering bij dementie

Vroegsignalering bij dementie Vroegsignalering bij dementie Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Contact: Connie Klingeman, Hogeschool Rotterdam c.a.klingeman@hr.nl

Nadere informatie

Medicatie bij Probleemgedrag

Medicatie bij Probleemgedrag Medicatie bij Probleemgedrag Reehorst 10-6-2016 Dr. Martin Kat psychiater M.C.Alkmaar afd. Klin. Geriatrie/ Amsterdam/ CCE psykat@hetnet.nl inhoud Probleemgedrag en de ouderenpsychiatrie Wat doet medicatie

Nadere informatie

Verslaving apart? Dubbele diagnostiek als standaardbehandeling. dr. C.A. Loth

Verslaving apart? Dubbele diagnostiek als standaardbehandeling. dr. C.A. Loth Verslaving apart? Dubbele diagnostiek als standaardbehandeling in de GGz dr. C.A. Loth Cijfers 1,2 miljoen alcoholisten/problematische drinkers 1,8 miljoen dagelijkse gebruikers benzo s, 22 % gebruikt

Nadere informatie

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek Dementie Dementiesyndroom de-mens = ontgeesting Matthieu Berenbroek Fontys Hogeschool Verpleegkunde Omvang dementie in Nederland 2005 180.000 / 190.000 dementerenden 2050 400.000 dementerenden Bron CBO

Nadere informatie

Klinische verschijnselen en beloop van een delirium

Klinische verschijnselen en beloop van een delirium 2. Klinische verschijnselen en beloop van een delirium 2.1. Inleiding 3. Zie ook handboeken, zoals Textbook for Consultation-Liaison Psychiatry (Wise & Rundell 2002) en Delirium in old age (Lindesay e.a.

Nadere informatie

ACUTE VERWARDHEID NIET ALTIJD DEMENTIE 10 en 12/11/2015

ACUTE VERWARDHEID NIET ALTIJD DEMENTIE 10 en 12/11/2015 ACUTE VERWARDHEID NIET ALTIJD DEMENTIE 10 en 12/11/2015 Niet steeds dementie Vraagstelling: 1) Kan elke verwardheid voorkomen worden? 2) Wat kunnen we doen om te voorkomen? 3) Wat kunnen we doen bij acute

Nadere informatie

Opbouw praatje. Wat is dementie? Vormen van dementie Diagnose dementie Behandeling van dementie De verloop van dementie Conclusie

Opbouw praatje. Wat is dementie? Vormen van dementie Diagnose dementie Behandeling van dementie De verloop van dementie Conclusie DEMENTIE Opbouw praatje Wat is dementie? Vormen van dementie Diagnose dementie Behandeling van dementie De verloop van dementie Conclusie Definitie dementie Dementie is een syndromale diagnose, een ziekte

Nadere informatie

DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014

DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014 DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools 28-11-2014 Inhoud DSM IV -> DSM 5 DSM IV: Schizofrenie als kernsyndroom Even stilstaan bij SCHIZOFRENIE Kritiek op DSM IV Overzicht DSM 5 Schizofrenie (1) Epidemiologie:

Nadere informatie

Parkinson en Dementie

Parkinson en Dementie Parkinson en Dementie Alzheimer Café 4 februari 2019 dr. Arthur G.G.C. Korten neuroloog geheugenpolikliniek Laurentius Ziekenhuis Roermond Inhoud De ziekte van Parkinson Dementie Lewy Body Ziekte en Parkinsondementie

Nadere informatie

Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist

Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist Dopamine Ziekte van Parkinson: minder dopamine Dopamine is een signaalstof die de communicatie tussen hersencellen

Nadere informatie

Parkinsoncafe april 16. Ziekte van Parkinson Cognitie

Parkinsoncafe april 16. Ziekte van Parkinson Cognitie Parkinsoncafe april 16 Irene Vermeulen, Ziekte van Parkinson Cognitie GZ-psycholoog Brabantzorg Programma Dopamine en de hersenen Psychologische gevolgen Cognitie Neuropsychologisch onderzoek Dopamine

Nadere informatie

6 e mini symposium Ouderenzorg

6 e mini symposium Ouderenzorg 6 e mini symposium Ouderenzorg Aanvullende diagnostiek bij dementie in de 1 e lijn Suzanne Boot, specialist ouderengeneeskunde, kaderarts psychogeriatrie i.o. 28-09-2015 Pagina 1 6 e Mini symposium ouderenzorg

Nadere informatie

To sleep or not to Sleep. over slaap bij psychiatrische ziektebeelden door B.M. Klop- de Vries, psychiater

To sleep or not to Sleep. over slaap bij psychiatrische ziektebeelden door B.M. Klop- de Vries, psychiater To sleep or not to Sleep over slaap bij psychiatrische ziektebeelden door B.M. Klop- de Vries, psychiater To sleep or not to sleep Een goede slaapkwaliteit is belangrijk voor ons psychisch welbevinden,

Nadere informatie

Psychotische stoornissen & Schizofrenie. Rob Lutterman Verpleegkundig consulent psychiatrie Psychiatrie en Medische Psychologie, OLVG

Psychotische stoornissen & Schizofrenie. Rob Lutterman Verpleegkundig consulent psychiatrie Psychiatrie en Medische Psychologie, OLVG Psychotische stoornissen & Schizofrenie Rob Lutterman Verpleegkundig consulent psychiatrie Psychiatrie en Medische Psychologie, OLVG filmpje niels is psychotisch Inhoud Inleiding Psychose Schizofrenie

Nadere informatie

Psychiatrische diagnostiek is veel meer dan een DSM-5-classificatieen. Michiel W. Hengeveld en Vos Beerthuis, psychiaters

Psychiatrische diagnostiek is veel meer dan een DSM-5-classificatieen. Michiel W. Hengeveld en Vos Beerthuis, psychiaters Psychiatrische diagnostiek is veel meer dan een DSM-5-classificatieen Michiel W. Hengeveld en Vos Beerthuis, psychiaters Richtlijn psychiatrische diagnostiek Ontwikkeltraject: maart 2013 maart 2015 Monodisciplinair

Nadere informatie

Onderwijsmateriaal voor toetsgroepen

Onderwijsmateriaal voor toetsgroepen Videofragment 1 de anamnese bij een delirante patiënt 1. Toelichting op de module Deze module is gebaseerd op de NHG-Standaard M77, herziene versie april 2014. Om te kunnen begrijpen hoe de huisarts het

Nadere informatie

CAT VRAGEN OEFENEN Week 1. Cursus Psychisch Functioneren Mw. dr. U. Klumpers, psychiater/ cursuscoördinator Vrijdag 8 maart 2013

CAT VRAGEN OEFENEN Week 1. Cursus Psychisch Functioneren Mw. dr. U. Klumpers, psychiater/ cursuscoördinator Vrijdag 8 maart 2013 CAT VRAGEN OEFENEN Week 1 Cursus Psychisch Functioneren Mw. dr. U. Klumpers, psychiater/ cursuscoördinator Vrijdag 8 maart 2013 1.Psychiatrisch onderzoek: De cognitieve functies bestaan o.a. uit: a. geheugen,

Nadere informatie

Middelenmisbruik en crisis

Middelenmisbruik en crisis Middelenmisbruik en crisis Een lastige combinatie Mike Veereschild Tom Buysse Middelengebonden spoedeisende situaties Intoxicatie van een verslavend middel Onthouding van een verslavend middel Kernsymptomen

Nadere informatie

Mindmap omgeving jongere. Overzicht. Contact met klanten met psychische en cognitieve problemen. Herkennen van psychische problemen

Mindmap omgeving jongere. Overzicht. Contact met klanten met psychische en cognitieve problemen. Herkennen van psychische problemen Overzicht Contact met klanten met psychische en cognitieve problemen Leergang Vakmanschap Noordwolde 2 mei 2017 Lies Korevaar Herkennen van psychische problemen Ervaren belemmeringen Wat te doen? Omgaan

Nadere informatie

Vergeetachtig of dement?

Vergeetachtig of dement? Dementie Riëtte Oudenaarden, verpleegkundig specialist geriatrie Vergeetachtig of dement? 2 1 Vergeetachtig of dement? 3 Dementie is meer dan vergeten Verstoring op meerdere domeinen. Lichamelijke problemen

Nadere informatie

GT diagnostiek Analyse van klassiek geconditioneerd gedrag Analyse van operant geconditioneerd gedrag DSM-IV Evidence based behandelingen

GT diagnostiek Analyse van klassiek geconditioneerd gedrag Analyse van operant geconditioneerd gedrag DSM-IV Evidence based behandelingen Samenvatting *('5$*67+(5$3,(LQ92*(/9/8&+7 Wegbereiders Gedragstherapie Pavlov Watson Skinner Belangrijke Gedragstherapeuten Wolpe Emmelkamp Beck GT diagnostiek Analyse van klassiek geconditioneerd gedrag

Nadere informatie

Somatische comorbiditeit bij affectieve stoornissen

Somatische comorbiditeit bij affectieve stoornissen Somatische comorbiditeit bij affectieve stoornissen Monica Pop, Marleen van Beek & Aart Schene Afdeling Psychiatrie, Radboudumc NijCare Symposium, Nijmegen, 14 juni 2018 Hippocratische geschriften - vijfde

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Zorgen voor cliënten met gedragsproblemen

Zorgen voor cliënten met gedragsproblemen Zorgen voor cliënten met gedragsproblemen CineMec Ede 29-5-2015 Dr. Martin Kat (ouderen)psychiater Amsterdam/Alkmaar psykat@hetnet.nl Med. Centrum Alkmaar Afd. Klin. Geriatrie Praktijk Amsterdam Experiment!

Nadere informatie

Onverklaarde klachten: een houdbaar concept? Guus Eeckhout Polikliniek Onverklaarde Klachten Afdeling Ziekenhuispsychiatrie VUmc

Onverklaarde klachten: een houdbaar concept? Guus Eeckhout Polikliniek Onverklaarde Klachten Afdeling Ziekenhuispsychiatrie VUmc Onverklaarde klachten: een houdbaar concept? Guus Eeckhout Polikliniek Onverklaarde Klachten Afdeling Ziekenhuispsychiatrie VUmc Netwerk OLK (NOLK) Conceptrichtlijn 2009: Somatisch Onvoldoende verklaarde

Nadere informatie

De delirante patiënt van vergeetachtig tot verwardheid

De delirante patiënt van vergeetachtig tot verwardheid De delirante patiënt van vergeetachtig tot verwardheid Marja Jellesma-Eggenkamp Klinische geriatrie Alysis 25 mei 2010 symposium Zevenaar 1 Kwetsbare ouderen inleiding >25% opgenomen patiënten 70+ 10-40%

Nadere informatie

Delier 18-04-2011. Sini van den Boomen Anja Manders Marianne de Nobel

Delier 18-04-2011. Sini van den Boomen Anja Manders Marianne de Nobel Delier 18-04-2011 Sini van den Boomen Anja Manders Marianne de Nobel Welkom Doel: Kennisoverdracht/bewustwording Signalering Verpleegkundige interventies Programma Film Medische aspecten delier Casus in

Nadere informatie

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence Lezing voor de NVA Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog Ontwikkelingsstoornissen Dimence Waarom diagnostiek? Hoe doen we eigenlijk diagnostiek? De DSM 5 Wijzigingen in de DSM 5 voor de autisme

Nadere informatie

DEMENTIEZORG. Chronische en acute verwardheid. Jan Oudenes Verpleegkundig consulent geriatrie Ede, 10 november 2015

DEMENTIEZORG. Chronische en acute verwardheid. Jan Oudenes Verpleegkundig consulent geriatrie Ede, 10 november 2015 DEMENTIEZORG Chronische en acute verwardheid Jan Oudenes Verpleegkundig consulent geriatrie Ede, 10 november 2015 Programma Acute verwardheid/delier Fragment Mieren in de thee Dementie en delier 1 Delier

Nadere informatie

delier bij ouderen Delier bij ouderen Videofragment 1 De anamnese bij een delirante patiënt 1. Toelichting op de module

delier bij ouderen Delier bij ouderen Videofragment 1 De anamnese bij een delirante patiënt 1. Toelichting op de module Videofragment 1 De anamnese bij een delirante patiënt 1. Toelichting op de module Deze module is gebaseerd op de NHG-Standaard M77 van maart 2003. Om te kunnen begrijpen hoe de huisarts het beste kan omgaan

Nadere informatie

Onbegrepen gedrag. Trudy Jacobs en Maartje Willems Geriatrie Radboudumc. /

Onbegrepen gedrag. Trudy Jacobs en Maartje Willems Geriatrie Radboudumc. / Onbegrepen gedrag Trudy Jacobs en Maartje Willems Geriatrie Radboudumc. Trudy.Jacobs@radboudumc.nl / maartje.willems@radboudumc.nl 2018 Definitie: Alle gedrag van de patiënt dat door deze patiënt en/of

Nadere informatie

Angst Stemming Psychose Persoonlijkheid Gebruik middelen Rest

Angst Stemming Psychose Persoonlijkheid Gebruik middelen Rest Ad Kaasenbrood, psychiater/psychotherapeut Congres Een te gekke wijk, Bunnik, 8 November 2017 Psychiatrische ziekten Komen vaak voor Zijn ernstig Zijn duur Zijn complex Verhouden zich tot geestelijke gezondheid,

Nadere informatie

Bijlage van DSM V naar ICPC 1

Bijlage van DSM V naar ICPC 1 Bijlage van DSM V naar ICPC 1 Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen 319 Verstandelijke beperking P85 Mentale retardatie/intellectuele achterstand 307.9 Communicatiestoornissen P29 Andere psychische

Nadere informatie

Kenniscentrum Palliatieve Zorg Stichting Prisma

Kenniscentrum Palliatieve Zorg Stichting Prisma Kenniscentrum Palliatieve Zorg Stichting Prisma In deze presentatie Kenmerken van dementie Kenmerken van mensen met een verstandelijke beperking (VB) Kenmerken van dementie bij mensen met een VB Herkennen

Nadere informatie

Psychosen en Schizofrenie. Lieuwe de Haan en Arjen Sutterland, Zorglijn Vroege Psychose

Psychosen en Schizofrenie. Lieuwe de Haan en Arjen Sutterland, Zorglijn Vroege Psychose Psychosen en Schizofrenie Lieuwe de Haan en Arjen Sutterland, Zorglijn Vroege Psychose Inhoud 1. Wat is psychose? 2. Wat is schizofrenie? 3. Welke symptomen komen voor bij psychosen? 4. Wat is het beloop?

Nadere informatie

Samen op weg: communicatie met kinderen en jongeren met SOLK. Voorbij de scheiding tussen lichaam en geest. Yvette Krol, klinisch psycholoog,

Samen op weg: communicatie met kinderen en jongeren met SOLK. Voorbij de scheiding tussen lichaam en geest. Yvette Krol, klinisch psycholoog, Samen op weg: communicatie met kinderen en jongeren met SOLK. Voorbij de scheiding tussen lichaam en geest. Yvette Krol, klinisch psycholoog, Deventer Ziekenhuis Ingeborg Visser, GZ-psycholoog i.o. tot

Nadere informatie

Cognitieve stoornissen en delier

Cognitieve stoornissen en delier Cognitieve stoornissen en delier In de DSM-5 Karel Beenakker Roos van der Mast DSM IV: Delirium, dementie, amnestische en andere cognitieve stoornissen DSM 5: Neurocognitieve stoornissen Normale cognitie?

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20126 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Dumas, Eve Marie Title: Huntington s disease : functional and structural biomarkers

Nadere informatie

3 Veelvoorkomende ziektebeelden

3 Veelvoorkomende ziektebeelden 3 Veelvoorkomende ziektebeelden 3.1 De verwarde patiënt Meneer Pignon Een zestigjarige man, meneer Pignon, werd op de afdeling psychiatrie opgenomen met een inbewaringstelling (IBS). Deze man is bekend

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Stemmingsstoornissen. Bij mensen met een verstandelijke beperking Kentalis- 25 november 2016 Carmen van Bussel

Stemmingsstoornissen. Bij mensen met een verstandelijke beperking Kentalis- 25 november 2016 Carmen van Bussel Stemmingsstoornissen Bij mensen met een verstandelijke beperking Kentalis- 25 november 2016 Carmen van Bussel Inhoud 1. Casus Mark 2. De context: psychiatriebij mensenmet eenvb 3. Stemmingsstoornissen

Nadere informatie

Delier voor de patiënt. Workshop Delier in de palliatieve fase. n droom woar ge geen sodemieter van op aan kunt. angstdroom.

Delier voor de patiënt. Workshop Delier in de palliatieve fase. n droom woar ge geen sodemieter van op aan kunt. angstdroom. Workshop Delier in de palliatieve fase 11 oktober 2012 Hedi ter Braak Monique van den Broek 1 Delier voor de patiënt n droom woar ge geen sodemieter van op aan kunt angstdroom nachtmerrie 1 Inhoud workshop

Nadere informatie

Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Is er vaker sprake van angst en depressie in de palliatieve fase?

Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Is er vaker sprake van angst en depressie in de palliatieve fase? Herkennen van en omgaan met Angst en Depressie bij (oudere) mensen met een verstandelijke beperking Is er vaker sprake van angst en depressie in de palliatieve fase? Kennis over angst en depressie Risicofactoren

Nadere informatie

Tineke Vos, psychiater MCH-Bronovo Den Haag 21 september 2015

Tineke Vos, psychiater MCH-Bronovo Den Haag 21 september 2015 Tineke Vos, psychiater MCH-Bronovo Den Haag 21 september 2015 Vijf symptomen > 2 weken Ten minste één van de eerste twee Verandering in functioneren Angst kan symptoom zijn van depressie Verschil rouw

Nadere informatie

Herkennen van DEPRESSIE bij ouderen

Herkennen van DEPRESSIE bij ouderen Herkennen van DEPRESSIE bij ouderen ook in relatie tot dementie en delier Congres depressie bij ouderen, workshop Utrecht, 25 november 2014 Jan Oudenes, verpleegkundig consulent geriatrie Bestaat Sinterklaas?

Nadere informatie

De Obsessief-Compulsieve stoornis: behandeling in de praktijk. 2013 Universitair Ziekenhuis Gent

De Obsessief-Compulsieve stoornis: behandeling in de praktijk. 2013 Universitair Ziekenhuis Gent De Obsessief-Compulsieve stoornis: behandeling in de praktijk Dr. Leyman Lemke Deswarte Annelies 2013 Universitair Ziekenhuis Gent Inhoud workshop Kapstok: Het neurotische lussenmodel (NLM) (R. Schacht

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Dr. P. D Hondt Psychiater

Dr. P. D Hondt Psychiater Dr. P. D Hondt Psychiater algologisch lentesymposium 25/05/2013 In 1973 werd de International Association for the Study of Pain (IASP) opgericht De definitie van de IASP (1979) luidt als volgt: 'Pijn is

Nadere informatie

Stoornis in praktisch handelen. Dit bemoeilijkt de uitvoering van bijvoorbeeld koken, autorijden of hobby s.

Stoornis in praktisch handelen. Dit bemoeilijkt de uitvoering van bijvoorbeeld koken, autorijden of hobby s. Dementie 2 Dementie in de Nederlandse bevolking Dementie is een aandoening die vooral ouderen treft, maar het kan ook voorkomen op jongere leeftijd. In Nederland zijn er naar schatting ongeveer 300.000

Nadere informatie

DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016

DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016 DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016 Psychotrauma en stressorgerelateerde stoornissen Marloes de Kok, GZ-psycholoog Marthe Schneijderberg, orthopedagoog Psychotrauma

Nadere informatie

Descriptieve en structurele psychodiagnostiek

Descriptieve en structurele psychodiagnostiek Descriptieve en structurele psychodiagnostiek Prof. Dr. Jan Derksen, UHD psychodiagnostiek Universiteit van Nijmegen, Professor psychotherapie Vrije Universiteit Brussel Descriptieve en structurele diagnostiek

Nadere informatie

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop? Wat kunt U daarmee? Alwies Hendriks, psychomotorisch therapeut Margje Mahler, ouderenpsycholoog Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Nadere informatie

Inhoud. Woord vooraf 11. 1. Inleiding Kennismaking met de psychologie 13. 2. Biologie en gedrag De hardware van het psychisch functioneren 51

Inhoud. Woord vooraf 11. 1. Inleiding Kennismaking met de psychologie 13. 2. Biologie en gedrag De hardware van het psychisch functioneren 51 Inhoud Woord vooraf 11 1. Inleiding Kennismaking met de psychologie 13 1.1 Een definitie van de psychologie 14 1.2 Wetenschappelijke psychologie en intuïtieve mensenkennis 16 1.2.1 Verschillen in het verzamelen

Nadere informatie

Delier voor de patiënt. Inhoud presentatie delier. Delier. Symptomen. Diagnose delier 21-6-2012. n droom woar de geen sodemieter van op aan kunt

Delier voor de patiënt. Inhoud presentatie delier. Delier. Symptomen. Diagnose delier 21-6-2012. n droom woar de geen sodemieter van op aan kunt Delier voor de patiënt n droom woar de geen sodemieter van op aan kunt angstdroom nachtmerrie Inhoud presentatie delier Wat is een delier Wat zijn de gevolgen van een delier Wat zijn risicoverhogende en

Nadere informatie

Antipsychotica en monitoren van bijwerkingen

Antipsychotica en monitoren van bijwerkingen Antipsychotica en monitoren van bijwerkingen Symptomatische behandeling bij psychosen Effectiviteit: 70 a 90% Indicaties Schizofrenie Manie Depressie met psychot. kenm. Waanstoornis Psychose NAO Psycho-org.

Nadere informatie

Richtlijn Isolatie en vrijheidsbeperkende maatregelen

Richtlijn Isolatie en vrijheidsbeperkende maatregelen De gezondheidseffecten van isolatie Het toepassen van isolatie maakt gezonde mensen ziek, en zieke mensen zieker Er treden zowel lichamelijke als psychische problemen op Problemen ontstaan al na een kort

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22544 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22544 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22544 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Speksnijder, Niels Title: Determinants of psychosis vulnerability : focus on MEF2

Nadere informatie

4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria

4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria 4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria Stappen 1 t/m 4 betreffen Depressie, stappen 5 en 6 betreffen Apathiesyndroom STAP 1. Bepaal of de volgende hoofdsymptomen voorkomen.

Nadere informatie

Inhoud. Thema 1 Wat is psychiatrie? 1. Algemene inleiding 2

Inhoud. Thema 1 Wat is psychiatrie? 1. Algemene inleiding 2 Inhoud Thema 1 Wat is psychiatrie? 1 Algemene inleiding 2 1 Van magie naar wetenschap 6 Inleiding 6 Leerdoelen 6 1.1 Tweeslachtig karakter 6 1.2 Hippocrates 7 1.3 Middeleeuwen 8 1.4 Latere ontwikkeling

Nadere informatie

De behandeling van de ziekte van Parkinson en dementie

De behandeling van de ziekte van Parkinson en dementie De behandeling van de ziekte van Parkinson en dementie Zijn de bijwerkingen erger dan de kwaal? Klaas Kooistra Openbaar apotheker Leersum Structuur Voorstellen Introductie Werking medicatie We behandelen

Nadere informatie

V&VN VS oncologie 24 maart 2016 DEPRESSIE? OF? Klinisch redeneren met een oncologische casus Marieke van Piere VS GGZ Alrijne Leiden

V&VN VS oncologie 24 maart 2016 DEPRESSIE? OF? Klinisch redeneren met een oncologische casus Marieke van Piere VS GGZ Alrijne Leiden V&VN VS oncologie 24 maart 2016 DEPRESSIE? OF? Klinisch redeneren met een oncologische casus Marieke van Piere VS GGZ Alrijne Leiden LEERDOELEN De deelnemer is in staat: onderscheid te maken tussen somberheid

Nadere informatie

Edwin Beld, psychiater. Werkzaam in Den Helder GGZ NHN

Edwin Beld, psychiater. Werkzaam in Den Helder GGZ NHN P S Y C H O S E Edwin Beld, psychiater Werkzaam in Den Helder GGZ NHN PSYCHOSE Psychose Krankzinnigheid Manie Schizofreen Schizoaffectief Borderline? Waanstoornis Maniak Psycho Geestesziek Bezeten Gek

Nadere informatie

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop? Wat kunt U daarmee? Alwies Hendriks, psychomotorisch therapeut Margje Mahler, ouderenpsycholoog Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Nadere informatie

Dementie in de palliatieve fase

Dementie in de palliatieve fase Dementie in de palliatieve fase Wie zijn wij? Marielle Rooijakkers Karin van Mersbergen Dementie Verzamelnaam voor een combinatie van symptomen waarbij de hersenen, informatie niet meer goed kunnen verwerken.

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

NAH EN DEPRESSIE: EEN GORDIAANSE KNOOP? Congressenmetzorg , Ede Hans van Dam, docent en consulent nah

NAH EN DEPRESSIE: EEN GORDIAANSE KNOOP? Congressenmetzorg , Ede Hans van Dam, docent en consulent nah NAH EN DEPRESSIE: EEN GORDIAANSE KNOOP? Congressenmetzorg 15-12-2017, Ede Hans van Dam, docent en consulent nah hv.dam@online.nl PROGRAMMA NAH en psychiatrie - een mijnenveld? Depressie en NAH de valkuilen.

Nadere informatie

Delier, ontspoord in het verpleeghuis. Miriam Jacobs Nurse Practitioner in opleiding

Delier, ontspoord in het verpleeghuis. Miriam Jacobs Nurse Practitioner in opleiding Delier, ontspoord in het verpleeghuis Miriam Jacobs Nurse Practitioner in opleiding Opzet presentatie Huishoudelijke mededelingen Inleiding Stellingen invullen Uitleg rondom delier Screening delier + Delier

Nadere informatie

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Maastricht, 9 mei 2017 Dr. A.F.G. Leentjens, psychiater Afdeling Psychiatrie MUMC 1951-2014 1926-2002 Inhoud Depressieve klachten -wat is een depressie?

Nadere informatie

Informatieavond Bipolaire stoornis. Bart van den Bergh, verpleegkundig specialist GGz Ronald Vonk, psychiater

Informatieavond Bipolaire stoornis. Bart van den Bergh, verpleegkundig specialist GGz Ronald Vonk, psychiater Informatieavond Bart van den Bergh, verpleegkundig specialist GGz Ronald Vonk, psychiater Bipolaire Stoornis Bipolaire Stoornis = Manisch Depressieve Stoornis (MDS) Algemeen Ziekteverschijnselen Beloop

Nadere informatie

Inleiding. Vergelijking met het algemeen medisch onderzoek

Inleiding. Vergelijking met het algemeen medisch onderzoek Inleiding Het doel van deze uitgave kan als volgt worden omschreven. Enerzijds is het een handleiding voor medische studenten, artsen en psychiaters al dan niet in opleiding) om hen vertrouwd te maken

Nadere informatie

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de Rick Helmich Cerebral Reorganization in Parkinson s disease (proefschrift) Nederlandse Samenvatting De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

Nadere informatie

InFoP 2. Inhoud. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Psychose begrijpen Kwetsbaarheid-Stress model

InFoP 2. Inhoud. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Psychose begrijpen Kwetsbaarheid-Stress model Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Delier in de palliatieve fase. Marlie Spijkers Specialist ouderengeneeskunde Consulent Palliatieve zorg IKZ

Delier in de palliatieve fase. Marlie Spijkers Specialist ouderengeneeskunde Consulent Palliatieve zorg IKZ Delier in de palliatieve fase Marlie Spijkers Specialist ouderengeneeskunde Consulent Palliatieve zorg IKZ Delier voor de patiënt n droom woar de geen sodemieter van op aan kunt angstdroom nachtmerrie

Nadere informatie

Delier in de palliatieve fase

Delier in de palliatieve fase Delier in de palliatieve fase Marlie Spijkers Specialist ouderengeneeskunde Consulent Palliatieve zorg IKZ Delier voor de patiënt n droom woar de geen sodemieter van op aan kunt angstdroom nachtmerrie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Nederlandse samenvatting proefschrift Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Cerebral changes in Amyotrophic Lateral Sclerosis, 5 september 2017, UMC Utrecht Inleiding Amyotrofische

Nadere informatie

Ziekte van Huntington

Ziekte van Huntington Ziekte van Huntington Begrijpen van en omgaan met veranderend gedrag Niels Reinders en Henk Slingerland (psychologen) Huntington Café 27 september 2018 Ziekte van Huntington Erfelijke neurologische ziekte

Nadere informatie

Verschil tussen Alzheimer en Dementie

Verschil tussen Alzheimer en Dementie Verschil tussen Alzheimer en Dementie Vaak wordt de vraag gesteld wat precies het verschil is tussen dementie en Alzheimer. Kort gezegd is dementie een verzamelnaam voor een aantal verschijnselen. Deze

Nadere informatie

Palliatieve zorg en Dementie verbinden. Jet van Esch Specialist ouderengeneeskunde

Palliatieve zorg en Dementie verbinden. Jet van Esch Specialist ouderengeneeskunde Palliatieve zorg en Dementie verbinden Jet van Esch Specialist ouderengeneeskunde Kennistoets Dementie kan alleen sluipend ontstaan ja/nee Bij dementie is ook het gevoel aangetast ja/nee Palliatieve zorg

Nadere informatie

Depressie op latere leeftijd, kenmerken van de hersenen en ECT respons.

Depressie op latere leeftijd, kenmerken van de hersenen en ECT respons. NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING Nederlandstalige samenvatting Depressie op latere leeftijd, kenmerken van de hersenen en ECT respons. Inleiding Wereldwijd neemt het aantal mensen met een leeftijd ouder dan

Nadere informatie

Functionele anamnese op basis van de ICF

Functionele anamnese op basis van de ICF Functionele anamnese op basis van de ICF Een herstelgerichte benadering vraagt om een herstelgerichte anamnese. Hiervoor is het van belang om niet alleen psychische kwetsbaarheden in kaart te brengen maar

Nadere informatie

Depressief syndroom Persoonlijke Psychiatrie,

Depressief syndroom Persoonlijke Psychiatrie, Depressief syndroom Persoonlijke Psychiatrie, 21-6-2017 Jan Spijker, psychiater, hoogleraar Chronische Depressie, Radboud Universiteit Nijmegen hoofd programma depressie Pro Persona, Nijmegen Indeling

Nadere informatie