Inspectie Leefomgeving en Transport Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Transcriptie

1 Inspectie Leefomgeving en Transport Ministerie van Infrastructuur en Milieu > Retouradres Postbus BD DEN HAAG College van Burgemeester en Wethouders Postbus BJ GRONINGEN Domein Wonen, Water en Producten Handhaving Wonen / Toezicht Koningskade 4 Den Haag Postbus BD DEN HAAG Contactpersoon bram van der weele T bram.vander.weele ilent.ni Datum 21 mei 2015 Betreft bezwaarschrift goedkeuringsbesluit verkoop woningen Wif dd 05-20i000O2826O / instellingsnr. L2119 Uw kenmerk Geacht College, Inleiding Bij besluit van 5 februari 2015, met het kenmerk , heb ik, gelet op artikel lid van het Besluit beheer sociale-huursector (Bbsh), goedkeuring verleend aan de voorgenomen verkoop van woningen door de toegelaten instelling vereniging Wooninvesteringsfonds (Wif) aan belegger Round HilI Dutch Residential Investment SCS (Round HilI), gelegen in 30 gemeenten, waaronder woningen in uw gemeente, voor 85,i% van de waarde vrij van huur en gebruik. Een kopie van dit besluit is u toegezonden bij brief van 6 februari Bezwaarschrift Tegen dit besluit hebt u bij brief van 16 maart 2015 op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij mij een bezwaarschrift ingediend. Ik stel vast dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Bij mailbericht van 17 maart 2015 is de goede ontvangst van uw bezwaarschrift bevestigd, waarbij de gemeente tevens is opgeroepen beschikbare data door te geven voor het houden van een hoorzitting. Na overleg met de heer Tollenaar van uw gemeente heeft de hoorzitting plaatsgevonden op 21 april Van deze hoorzitting is een verslag opgemaakt, dat u als bijlage bij deze brief aantreft. Overwegingen inzake het bezwaarschrift Uit het ingediende bezwaarschrift en uit de op 21 april 2015 daarop gegeven toelichting is mij gebleken dat u, kort gezegd, 1. twijfels hebt ten aanzien van de houdbaarheid van de stelling dat er bij gelegenheid van het besluit van het Wif om tot verkoop van de woningen over te gaan geen enkel alternatief zou zijn om de per 31 maart 2015 voorziene herfinanciering van de leningenportefeuille te kunnen bekostigen; 2. bezwaar hebt tegen het feit dat de verkoop niet plaats vindt aan een of meer lokaal werkzame toegelaten instellingen; 3. van oordeel bent dat ik in het door u bestreden besluit niet of in onvoldoende mate ben ingegaan op de volkshuisvestelijke argumenten uit uw zienswijze van 16 januari Graag wil ik op deze punten nader ingaan. Bijlage(n) verslagen hoorzittingen met gemeenten Pagina 1 van 10

2 Datum De verkoop van de woningen vloeit voort uit de wens van het Wif om een 21 mei 2015 houdbare oplossing te vinden voor de ontstane situatie, waarin het Wif Kenmerk onvoldoende eigen vermogen dan wel garantievermogen heeft om tot herfinanciering van de ongeborgde leningenportefeuille per 31 maart 2015 te kunnen komen. Overigens is het herfinancieringsmoment op basis van een kortiopende herfinanciering uitgesteld tot 1 juli Zowel in uw bezwaarschrift als tijdens de gehouden hoorzitting hebt u naar voren gebracht dat er anders dan in het besluit van 5 februari 2015 wordt gesteld- eind 2014 wel degelijk sprake was van een alternatief voor de herfinanciering van de leningenportefeuille van het Wif, en dat die mogelijkheid er nog steeds zou zijn; het gaat daarbij in casu om een aanbod van Boer & Croon Management BV. in samenwerking met Storm Harbour Securities LLP voor geborgde herfinanciering. Naar uw oordeel is door toedoen van het bestuur van het Wif dat alternatief niet nader onderzocht, zodat direct kon worden aangekoerst op de verkoop van de woningen. Naar aanleiding van het vorenstaande heb ik bij brief van 3 april 2015 aan het Bestuur van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) daarom de vraag voorgelegd of het Wif voldoet aan de voorwaarden van het WSW om in aanmerking te kunnen komen voor geborgde herfinanciering voor de uitstaande leningenportefeuille, in andere woorden of er van een sluitende (dus de gehele )eningenportefeuille dekkende) en onvoorwaardelijke herfinancieringsvariant sprake kan zijn. Bij brief van 9 april 2015 laat het WSW mij weten dat aan het Wif bij brief van 20 november 2014 te kennen is gegeven dat onder een aantal voorwaarden het Wif voor borging door het WSW in aanmerking zou kunnen komen. Tevens geeft het WSW aan dat het Wif op dat aanbod van 20 november 2014 niet is ingegaan, als gevolg waarvan door het WSW niet kan worden vastgesteld of het Wif aan de voorwaarden zou kunnen voldoen. Bij brief van 13 april 2015 laat het Wif mij weten dat op de datum van die brief nog steeds geen sprake is van een sluitende en onvoorwaardelijke herfinanciering, omdat het Wif niet voldoet aan de WSW normen: 1. geen dekkingsratio van maximaal 50%; 2. de achtervang van de totale te borgen lening is nog niet door een of meerdere gemeenten tot stand gekomen; en 3. niet alle leden/certificaathouders zijn bereid af te zien van de opgebouwde rente en/of op te bouwen rente op de certificaten tot het moment dat het Wif wel voldoet aan de WSW-normen. Ik stel vast dat het Wif niet in aanmerking komt voor geborgde herfinanciering van de volledige leningenportefeuille en in het gunstigste geval slechts een deel geborgd kan laten herfinancieren. Op basis van de WOZ-waarde zou er, aldus het Wif, sprake kunnen zijn van een geborgde herfinanciering van ca. 230 mln euro, waar de financieringsbehoefte per 1 juli 2015 ca. 273 mln euro bedraagt. Ik merk daarbij op dat het WSW alle bezittingen van het Wif als onderpand wenst voor een dergelijke partiële herfinanciering. Dat laat geen ruimte voor bijvoorbeeld commerciële herfinanciering van het restbedrag. Het is denkbaar dat andere corporaties (zoals Woonbron) collegiale financiering gaan verstrekken voor het restbedrag, maar daar worden door het WSW aanvullende eisen aan gesteld. Een Pagina 2 van 10

3 dergelijk verzoek is door het Wil uitgezet bij de leden/certificaathouders, doch tot op heden is er onvoldoende aanbod om het restbedrag collegiaal gefinancierd te Datum krijgen en het is ook maar de vraag of dat zal lukken. 21 mei 2015 Kenmerk Daarnaast is er dus het punt van de benodigde achtervang door de gemeenten Die zoektocht loopt voort en is nog niet afgerond. Enkele gemeenten hebben aangegeven garant te zullen staan, een enkele gemeente geeft dat voorwaardelijk aan en met andere gemeenten loopt nog het gesprek. Feit is dat van voldoende achtervang op het moment van dit besluit nog geen sprake is, al lijkt dat mogelijkerwijs wel gerealiseerd te kunnen gaan worden. En tenslotte kan aan de hand van de door het Wil verstrekte informatie worden vastgesteld dat niet alle leden/certificaathouders bereid zijn af te zien van de opgebouwde rente en/of op te bouwen rente op de certificaten tot het moment dat het Wil wel voldoet aan de WSW-normen. Tot op de dag van vandaag handhaaft het WSW deze eis. Kortom, er kan (wederom) worden geconstateerd dat ongeborgde herfinanciering in feite onwaarschijnlijk/onmogelijk is en op zijn hoogst in het oplossen van een deel van het probleem kan voorzien. Het is bekend dat er voorstellen zijn om te voorzien in het oplossen van het restprobleem, maar ook die voorstellen zijn niet onvoorwaardelijk en definitief. Kortom, dit is geen basis om een voornemen tot verkoop op af te wijzen. De verkoop voorziet immers in een volledige aflossing van de renteportefeuille en andere verplichtingen en leidt gegarandeerd niet tot een sanering. Ad 2 Op grond van circulaire MG inzake de verkoopregels van toegelaten instellingen dienen te verkopen woningen primair te worden aangeboden aan de zittende huurders, vervolgens aan een andere toegelaten instelling en daarna aan een derde op basis van een openbare aanbieding. In die circulaire is tevens aangegeven dat van deze verkoopvolgorde slechts gemotiveerd kan worden afgeweken, als in het kader van een (pre)sanering of in het kader van een herstelplan inzake verscherpt toezicht met het CFV algemene afspraken zijn gemaakt over verkoop. Het Wif staat sinds 15 november 2012 onder verscherpt toezicht van het CFV. Wanneer het Wil om welke reden dan ook niet in staat is of in staat wordt gesteld om per 31 maart 2015 tot herfinanciering van de leningenportefeuille te kunnen overgaan en ook anderszins niet voorzien kan worden in het aflossen van betreffende portefeuille leidt dat tot een acuut financieel probleem voor de volkshuisvesting van circa C 290 mln. resp. ca 273 mln. per Het Wif heeft desondanks gemeend alle toegelaten instellingen, waaronder dus ook de deelnemende toegelaten instellingen aan het Wif en de instellingen die Groningen als statutair werkgebied hebben, te moeten attenderen op de te koop aangeboden woningen in de werkgebieden van die instellingen, en wel bij brief van 20 februari In deze brief wordt uitgelegd, dat het Wil aan de vooravond staat van een herfinancieringsoperatie en dat om die reden (delen van) de woningportefeuille wordt aangeboden aan andere toegelaten instellingen. De instellingen wordt gevraagd voor 15 maart 2014 te reageren. Na inventarisatie van de geïnteresseerde instellingen zullen nadere afspraken worden gemaakt over een eventuele verkoop. Het Wil kondigt tevens aan dat voor de delen van de Pagina 3 van 10

4 woningportefeuille waarvoor geen belangstelling tot koop bij andere toegelaten instelling bestaat vanaf 15 maart 2014 marktpartijen zullen worden benaderd. Datum 21 mei 2015 Bij brief van 28 mei 2014, waarin een toelichting wordt gegeven op het Kenmerk verkoopproces, inclusief de betrokken woningen in uw gemeente, heeft het Wif u verzocht om voor 4 juli 2014 een zienswijze af te geven voor de verkoop van die woningen. Bij brief van 30 juni 2014 hebt u laten weten geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen verkoop onder de voorwaarden dat de nieuwe eigenaar de maximale huurhoogte respecteert en dat de woningen niet mogen worden gebruikt voor kamergewijze verhuur. Bij brief van 8 december 2014 heb ik aan alle 30 gemeenten gevraagd om, mede gebaseerd op de naam van de uiteindelijke koper, een definitieve zienswijze te verstrekken. Bij brief van 16 januari 2015 laat u mij het volgende weten. U steunt de oproep van de Woonbond en een aantal corporaties te onderzoeken of er geen andere mogelijkheden zijn dan verkoop aan een buitenlandse investeerder. Hiermee blijft naar uw opvatting de woningvoorraad behouden binnen de corporatiesector en kan mogelijk alsnog worden ingezet voor het voorgenomen doel van het Wif: doorverkopen aan particuliere eigenaren. Op de kortere termijn biedt dat betere garanties op betaalbare huren, goed onderhoud en goede dienstverlening dan bij de voorgenomen verkoop aan een buitenlandse investeerder, terwijl op de langere termijn verkoop aan particuliere eigenaren alsnog kan worden nagestreefd, wat naar uw mening goed blijft voor de Groningse woningmarkt. Tijdens de op 21 april 2015 gehouden hoorzitting hebt u dit herhaald en hebt u mede gewezen op de weglek van maatschappelijk vermogen wanneer er aan een belegger wordt verkocht. Ik merk hierbij op dat het Wif de woningen tweemaal voor verkoop heeft aangeboden, te weten primair aan toegelaten instellingen en nadien via publicatie in het Financieel Dagblad, hetgeen toen ook niet heeft geleid tot enig bod van welke toegelaten instelling dan ook. Van weglek van vermogen is geen sprake nu de woningen tegen marktwaarde worden verkocht- en aan de voorkeur van Groningen voor verkoop aan een andere toegelaten instelling kan geen gevolg worden gegeven, omdat die mogelijkheid er niet is. Dergelijke toegelaten instellingen hebben immers geen bod gedaan. Ik neem kennis van het feit dat u een voorkeur heeft voor andere vormen van verkoop van het Wif-bezit (aan andere partijen/toegelaten instellingen, particuliere bewoners, in kleinere porties), doch deze vormen zijn niet haalbaar of voorzien niet in het oplossen van een urgent probleem. Ad 3 In het door u bestreden besluit ben ik in het algemene deel op pagina 3, 4 en 5 ingegaan op de punten die u thans in uw bezwaarschrift aan de orde stelt ten aan zien van het behouden van de woningen voor de doelgroep van beleid, het huurbeleid, alsmede de belangen van zittende huurders. Onder het kopje Groningen ben ik vervolgens specifiek ingegaan op de situatie in uw gemeente. De door mij hierboven aangegeven passages in het door u be streden besluit kunnen hier als herhaald en ingevoegd worden beschouwd. In uw bezwaarschrift geeft u aan dat het aan de houding van het Wif ten aanzien van de herfinancieringsproblematiek is te danken, dat de woningportefeuille van Paqina 4 van 10

5 de hand moet worden gedaan. Of en in hoeverre dat aan uitsluitend die houding te danken zou zijn, laat ik voor uw rekening. Feit is en blijft, zie ook onder ad 1, Datum dat ook tot op de dag van vandaag geen sprake is van een sluitende en onvoor- 21 mei 2015 waardelijke herfinanciering. Op grond van artikel lid van het Bbsh en de daarop gebaseerde circulaire MG , beoordeel ik aan mij voorgelegde verzoeken om goedkeuring van een voorgenomen verkoop van woningen op basis van de aldaar geformuleerde voor waarden. Anders dan u kennelijk van oordeel bent, is de aanleiding tot verkoop, in casu de herfinancieringsproblematiek, geen beoordelingscriterium om al dan niet een goedkeuringsbesluit af te geven. Op basis van uw inzichten met betrekking tot de druk op de omvang van de betaalbare voorraad sociale woningen in relatie tot de omvang van de doelgroep die daar nu en de komende jaren van afhankelijk blijft, hebt u in de zienswijze van 16 januari 2015 aangegeven dat deze voorgenomen verkoop vanuit het lokale belang van de volkshuisvesting niet gewenst is. U herhaalt deze argumenten in uw bezwaarschrift van 16 maart 2015 en tijdens de op 21 april 2015 gehouden hoorzitting. Ten aanzien hiervan merk ik op, dat de status van sociale huurwoningen (gereguleerd en onder de liberalisatiegrens) niet wijzigt als gevolg van de verkoop aan een belegger, waardoor er, anders dan u meent, geen sprake is van het kleiner worden van de voorraad sociale huurwoningen; voor de verhuur van deze woningen kan immers gebruik worden gemaakt van een huisvestingsverordening op basis van de Huisvestingswet. Op deze wijze kan uw gemeente toch blijvend invloed uitoefenen op het huisvesten van de doelgroep; het afgeven van een huisvestingsvergunning geldt immers ook voor een commerciële partij, zoals Round HilI. Tijdens de hoorzitting hebt u aangegeven, dat wanneer de woningen aan Round Hili zijn verkocht er serieus zal worden overwogen om Round Hill mee te nemen in de huisvestingsverordening. Het is niet aan mij om lokaal invulling te geven aan het schaarstebegrip, maar het scheelt natuurlijk nogal of het bij een voorgenomen verkoop gaat om bijvoorbeeld 60% van de corporatiewoningen in Groningen of (zoals in dit geval) voor een relatief gering aantal woningen. Daarnaast hebt u aangegeven dat er met een belegger anders dan met toegelaten instellingen geen prestatieafspraken kunnen worden gemaakt. Ten aanzien hiervan merk ik op, dat beleggers weliswaar niet vallen onder de werkingssfeer van het Bbsh, maar dat dat niet in de weg staat dat er wel degelijk met een belegger afspraken kunnen worden gemaakt. Tijdens de hoorzitting hebt u te dien aanzien opgemerkt na overdracht van de woningen aan Round Hill het gesprek met deze belegger aan te gaan om nader tot elkaar te komen en om afspraken mee te maken. In feite geldt nu als gevolg van de verkoop- voor een klein deel van de woningen dat u niet langer de basis van de Woningwet en het Bbsh hebt om prestatieafspraken te maken met de verhuurder. Prestatieafspraken die u overigens ook niet hebt gemaakt met het Wif, waar dat instrument u toen ook al voor handen stond. Een deel van deze woningen is en blijft echter gereguleerd en blijft behoren tot de categorie sociale huurwoningen. Een alternatief instrument als de huisvestingsverordening staat u voor handen om invloed uit te oefenen op het beleid van de verhuurder. Kortom, uw belang wordt tamelijk beperkt geraakt en ik weeg dat af tegen andere (volkshuisvestelijke) belangen. Dat is niet alleen Kenmerk Pagina 5 van 10

6 het bedrijfsbelang van het Wif, maar ook het belang van de huurders van het Wif, het sectoraal belang en de lokale volkshuisvestelijke belangen die daarachter weer Datum schuil gaan (zie verder). Ik neem dus afstand van uw bewering dat sprake is van 21 mei 2015 een besluit op basis van een systeembelang. Er is getoetst aan het Kenmerk volkshuisvestelijk belang dat bestaat uit meerdere belangen en dat meer is dan het lokaal belang van de gemeente Groningen. Voorts hebt u aangegeven dat er als gevolg van deze verkoop een weglek plaatsvindt van ca 120 mln aan maatschappelijk vermogen. Graag wil ik hierover het volgende opmerken. Bij de beoordeling van het meldingsplichtige besluit van het Wif heb ik vastgesteld dat dit past binnen de verkoopregels van het Bbsh en de MG Vastgesteld is, dat de woningen zullen worden verkocht tegen marktwaarde en derhalve pas send binnen de kaders van het Bbsh en de MG Indien verkoopprijzen voldoen aan die prijsregels is geen sprake van weglekken van maatschappelijk kapitaal, ook niet in het geval van een (buitenlandse) belegger. Daarbij komt in deze specifieke casus dat corporaties hun woningen destijds aan het Wif hebben verkocht om met die middelen andere investeringen mogelijk te maken. Die woningen behoorden dus al niet meer tot wat corporaties als hun kernvoorraad beschouwden. Alle door het Wif verworven woningen zijn onmiddel lijk geoormerkt voor verkoop, passend bij de status van het Wif als uitpondorgani satie. Het Wif heeft continu een actieve verkoopstrategie gevolgd, onder andere gericht op verkoop aan de eigen huurders of bij mutatie aan nieuwe bewoners. Dat heeft ertoe geleid dat al eerder 30% van zijn bezit is verkocht aan huurders, particulieren en corporaties. Ik stel vast dat u dat tot op heden ook niet heeft geprobeerd te verhinderen. U heeft er ook geen invloed op proberen uit te oefenen. Vanuit het arrangement van woonvisie en prestatieafspraken had u hierover nadere afspraken met het Wif kunnen maken. Van een dergelijke inzet is geen sprake geweest en er is niet eens gestreefd om te komen tot prestatieafspraken met het Wif, noch over het ver koopbeleid, noch over het huurbeleid van deze toegelaten instelling. Het bedrag van 120 miljoen is gebaseerd op verschil tussen het bedrag dat de certificaathouders in het Wif hebben gestopt en het bedrag dat ze naar verwachting terug gaan krijgen als gevolg van de opbrengst van de verkoop (na aflossing van de leningen en het voldoen van overige verplichtingen). Het bedrag dat de certificaathouders hebben ingebracht, kan worden beschouwd als een vorm van achtergestelde lening. In dit geval is er sprake is van een verliesgevende investering. Er is al jarenlang geen sprake geweest van uitkering van rendement. Veel certificaathouders hebben de waarde van de certificaten al eerder (deels of volledig) afgeboekt. Het is dus niet zo dat er door de verkoop een verlies wordt geleden en er volkshuisvestelijk vermogen verdwijnt. De verkoop maakt het verlies slechts zichtbaar dat er in feite al was. In theorie zou de waarde van het bezit in de toekomst weer toe kunnen nemen en is het zelfs denkbaar dat er weer sprake zal kunnen zijn van rendement. Dat veronderstelt echter een voortzetting van het businessmodel en daarvoor is herfinanciering noodzakelijk. En dan zijn we weer terug bij af, want die mogelijkheid is er niet. Overigens is er ook een toekomst denkbaar waar de waarde van het bezit nog verder af zal nemen en een verkoop niet eens zal volstaan om uitstaande leningen af te lossen. Pagina 6 van 10

7 Anders dan u van oordeel bent, heb ik het belang van de volkshuisvesting zwaar laten meewegen in het door u bestreden besluit. Het volkshuisvestingsbelang be- Datum perkt zich evenwel niet uitsluitend tot het lokale of regionale belang. In de circu- 21 mei 2015 laire MG is opgenomen dat ik een zwaarwegend belang hecht aan de Kenmerk gemeentelijke zienswijze, waarvan slechts in bijzondere situaties kan worden af geweken wanneer sprake is van een negatieve gemeentelijke zienswijze die evi dent en naar objectieve maatstaven niet in het belang van de volkshuisvesting is te achten. Hierbij merk ik op dat het gewicht dat aan een gemeentelijke zienswijze op grond van het Bbsh wordt gehecht niet anders is dan op voet van de per 1 juli 2015 in werking te treden gewijzigde Woningwet. Ik heb vastgesteld dat in geval van het Wif sprake is van een dergelijke bijzondere situatie; wanneer het Wif er niet tijdig voor inmiddels 1 juli in slaagt de herfinanciering afdoende te regelen ontstaat er een situatie waarbij het Wif niet meer aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen en dreigt er sanering door de financiële toezichthouder het CFV, ten gevolge waarvan alle corporaties daaraan hun bijdrage zullen moeten leveren. Tegen deze achtergrond heb ik de zienswijzen van de gemeenten, ook die van Groningen, gewogen. Het is evident dat een sanering van ca. C 273 mln. ultimo juni 2015 niet in het belang van de volkshuisvesting is. Het CFV, die tevens de bevoegdheid heeft om te saneren, heeft juist om die reden dan ook een positief advies gegeven om de verkoop goed te keuren. Het CFV heeft daartoe het volgende overwogen. Het CFV acht het van groot belang voor de volkshuisvesting dat een toegelaten instelling eerst zelfstandig alle mogelijke maatregelen treft om financiële proble men te beheersen, alvorens een beroep wordt gedaan op de collectiviteit van de sanering. Door het bestuur van het Wif is in het verzoek aan de minister voor Wo nen en Rijksdienst inzake toestemming voor de verkoop op 3 december 2014 aangegeven dat alle andere alternatieven om tot herfinanciering van de huidige kredietfaciliteit te komen zijn onderzocht en niet haalbaar zijn gebleken, behalve de verkoop van de vastgoedportefeuille. De verkoopopbrengst van 365 mln is voldoende om de gehele banklening af te kunnen lossen inclusief de afkoop van de derivatenportefeuille. Het CFV geeft dan ook een positieve zienswijze met betrek king tot de voorgenomen verkoop van de vastgoedportefeuille van het Wif aan Round HilI. Dit aangezien de voorgenomen verkoop een oplossing biedt voor de urgente financieringsproblematiek van het Wif en dat daarmee een sanering kan worden voorkomen. Dat het niet doorgaan van de verkoop in combinatie van de mogelijkheid van her financiering leidt tot sanering is daarmee objectief vastgesteld. Het CFV is immers de instantie die bepaalt wanneer corporaties gesaneerd dienen te worden c.q. voor sanering in aanmerking komen op basis van normen die zijn vastgelegd in de Be leidsregels van het CFV. Het gaat hier overigens niet om een afweging van een lokaal volkshuisvestelijk belang versus een financieel belang. Achter het financieel belang schuilt namelijk wel degelijk een volkshuisvestelijk belang. Saneren leidt immers niet alleen tot het ophalen van geld bij andere corporaties (hetgeen negatief zal doorwerken op de investeringscapaciteit aldaar met alle volkshuisvestelijke gevolgen van dien), maar zal ook doorwerken in eisen ten aanzien van het Wif op het punt van onderhoud, huurbeleid en verkoopbeleid. De uitkomsten van dat proces zullen in volkshuisves telijke zin naar verwachting eerder negatiever uit gaan vallen voor de gemeenten met corporatiebezit, dan dat ze beter worden. Zo zal naar verwachting het onder Pagina 7 van 10

8 houd naar een minimum worden teruggebracht, zal blijvend worden ingezet op uitponden en gestreefd gaan worden naar huurmaximalisatie. Tevens ligt het in de Datum verwachting dat complexgewijze verkoop zal worden doorgezet. In een fase van 21 mei 2015 sanering zal het bedrijfsbelang voorop staan ten opzichte van bijvoorbeeld een Kenmerk gemeentelijk belang Anders dan u in veronderstellende zin hebt aangegeven is het afwijken van de zienswijzen ten aanzien van het lokale volkshuisvestingsbelang meer dan alleen maar de resultante van een optelsom van alle door gemeenten ingebrachte zienswijzen. Tijdens de hoorzitting hebt u aangegeven dat de woningen niet worden verkocht voor 85,l% van de waarde vrij van huur en gebruik maar voor ca 76%. Deze con statering is juist; het percentage van 85,1% is abusievelijk in het besluit terecht gekomen. Dit percentage is overigens niet van invloed op de inhoud van het be sluit van 5 februari 2015, aangezien dit nog steeds meer is dan 75 h, waarvoor krachtens de verkoopcirculaire nadere voorwaarden zijn gesteld. Op basis van alle ingebrachte zienswijzen ben ik aldus tot de conclusie gekomen dat de voorgenomen verkoop aan Round Hili in het belang van de volkshuisvesting is, waarbij ik het belang van de verkoop voor het Wif, maar ook voor de sector als geheel, ook bij heroverweging, zwaar heb meegewogen. In uw bezwaarschrift geeft u aan dat u bezwaar maakt tegen het gehele besluit. Het besluit ziet evenwel toe op de goedkeuring van verkoop van woningen in 30 gemeenten. Naar mijn oordeel voldoet uw bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op de toestemming voor verkoop van woningen in andere gemeenten dan Groningen, niet aan het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb. Artikel lie, eerste lid, van het Bbsh in casu het vragen van een gemeentelijke zienswij ze- strekt immers uitsluitend tot bescherming van de belangen van de gemeente Groningen voor zover het sociale huurwoningen in uw gemeente betreft en niet voor zover het gaat om woningen in andere gemeenten. Ten slotte hebt u tijdens de hoorzitting uw verwondering uitgesproken over het feit dat alle appellanten, in afwijking van artikel 7:6 van de Awb, afzonderlijk zijn gehoord. In reactie daarop is aangegeven dat ambtshalve is gekozen voor afzon derlijk horen om de specifieke afwegingen en bezwaren van de verschillende ap pellanten scherp te krijgen teneinde daardoor tot een zorgvuldig en compleet beeld te komen van de verschillende bezwaren. Omdat er afzonderlijk is gehoord stel ik u overeenkomstig artikel 7:6, derde lid, van de Awb, in kennis van het ver handelde tijdens het horen buiten de aanwezigheid van uw gemeente door middel van kopieën van de verslagen van de afzonderlijk met de gemeenten gehouden hoorzittingen. Pagina 8 van 10

9 Besluit Op grond van hetgeen ik hiervoor heb overwogen, acht ik uw bezwaren onge- Datum grond, zodat ik mijn besluit van 5 februari 2015 handhaaf; bovendien voldoet uw 21 mei 2015 bezwaarschrift niet aan het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb. Slot Een kopie van dit besluit zend ik ter informatie aan het Wif. Hoogachtend, De minister voor Wonen en Rijksdienst, namens deze, Kenmerk A.J. van der Weele senior inspecteur toezicht corporaties Pagina 9 van 10

10 Beroep Indien u het niet eens bent met vorenstaande staande beslissing staat u de Datum mogelijkheid open om binnen zes weken, na ingang van de dag na die waarop de 21 mei 2015 beslissing is bekendgemaakt/verzonden, beroep instellen bij Kenmerk de rechtbank Den Haag, sector bestuursrecht Bezoekadres: Prins Clauslaan 60, 2595 AJ Den Haag Postadres: Postbus 20302, 2500 EH Den Haag Telefoonnummer Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten: 1) naam en adres van de indiener; 2) de dagtekening; 3) vermelding van de datum en het nummer of kenmerk van het besluit waartegen het beroepschrift zich richt; 4) een opgave van de redenen waarom u zich niet met het besluit kunt verenigen. Zo mogelijk dient bij het beroepschrift een fotokopie te worden gevoegd van het besluit, waarop het geschil betrekking heeft. Voor de behandeling van het beroepschrift wordt een bedrag aan griffie geheven. De griffier van de betrokken rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op het verschuldigd zijn van het griffierecht en geeft daarbij aan op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan. Voorts wijs ik u erop dat u de voorzieningenrechter van voornoemde rechtbank kunt verzoeken een voorlopige voorziening te treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. Pagina 10 van 10