Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Transcriptie

1 Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat > Retouradres Postbus EX Den Haag De heer R.P.G. Hoenen Beezepool JH Eijsden Afdeling Algemeen Bestuurlijk- Rijnstraat 8 Den Haag Postbus EX Den Haag Datum Betreft 17 april 2019 Besluit op het bezwaarschrift tegen het Wob-besluit luchtruimwijziging Eijsden. Contactpersoon mr. P. Bos Senior jurist. M +31(0) ll.!i;1sr~,_t!n'!!_c!_i Geachte heer Hoenen, Bij brief van 3 december 2018 heeft u bezwaar gemaakt tegen mijn besluit van 27 november Met deze brief beslis ik op uw bezwaarschrift. Besluit Ik handhaaf het bestreden besluit onder aanvulling van de motivering zoals in dit besluit weergegeven. Hierna zet ik uiteen hoe ik tot mijn besluit ben gekomen. Verloop van de procedure Bij brief van 9 mei 2018 hebt u mij een verzoek om informatie, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), gedaan over - kort aangeduid - de luchtruimwijziging Eijsden. Bij brief van 4 juni 2018 heb ik de termijn waarbinnen ik op uw verzoek dien te beslissen met toepassing van artikel 6, tweede lid, van de Wob met vier weken verdaagd tot 9 juli Bij brief van 2 juli 2018 heb ik u meegedeeld dat, wegens de omvang van uw verzoek en het op dat moment in behandeling zijn van andere omvangrijke verzoeken ingevolge de Wob, de afdoening van uw verzoek vóór 9 juli 2018 niet mogelijk was. Daarom heb ik u verzocht in te stemmen met verdere verlenging van de beslistermijn tot 9 oktober Tenslotte heb ik u meegedeeld dat ik reeds op 5 oktober 2016 een Wob-besluit over het Luchtruimwijzigingsbesluit heb genomen en dat dit besluit met de daarbij horende documenten via de website van mijn ministerie (deels) openbaar is gemaakt. In antwoord daarop hebt u mij bij brief van 10 juli 2018 meegedeeld dat u niet akkoord ging met een verdere verlenging van de beslistermijn en hebt u mij in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op uw Wob-verzoek. Pagina 1 van 5

2 In antwoord op uw brief van 10 juli 2018 heb ik u bij brief van 31 juli 2018 op de hoogte gesteld van de stand van zaken van de afhandeling van uw verzoek en u meegedeeld dat niet te schatten was wanneer de behandeling van uw verzoek zou zijn afgerond. Bij het thans bestreden besluit van 27 november 2018 heb ik op uw verzoek beslist en dat gedeeltelijk gehonoreerd door 258 van de ruim 1000 binnen de reikwijdte van uw verzoek vallende en aangetroffen documenten geheel of gedeeltelijk openbaar te maken. Voor de overige documenten heb ik uw verzoek bij het bestreden besluit gemotiveerd afgewezen. lenw/bsk-2019/72254 Daartegen hebt u bij brief van 3 december 2018 bezwaar gemaakt. U bent op 21 februari 2019 in de gelegenheid gesteld - op uw verzoek telefonisch - namens mij te worden gehoord door een hoorcommissie zoals bedoeld in artikel 7: 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Van deze hoorcommissie hebben mr. P. Bos (voorzitter) en mw. mr. M.R.C. Drossaers (lid), beiden werkzaam bij de en van mijn ministerie en drs. J.H. Bruinewoud MA (lid), werkzaam bij de Directie Luchtvaart van mijn ministerie, deel uitgemaakt. Van deze hoorzitting is het volgende verslag gemaakt: Tijdens deze telefonische hoorzitting licht de heer Hoenen zijn bezwaarschrift als volgt nader toe. Hoewel het geen onderdeel uitmaakt van zijn bezwaar, betreft zijn eerste opmerking de zeer lange behandeltermijn van zijn Wob-verzoek van 9 mei Het bezwaar van de heer Hoenen betreft de twee opmerkelijke leemten die in de inventaris/ijst te zien zijn. Over de periode van 20 april 2017 tot 11 september 2017 en ná 25 september 2017 zijn geen documenten opgenomen op de inventarislijst. De heer Hoenen vindt het vreemd dat er ná 25 september 2017 geen documenten aanwezig zouden zijn over deze kwestie. Dat komt niet overeen met de politieke realiteit waarin op diverse momenten uitspraken zijn gedaan dat er wel het één en ander is gebeurd. Bovendien heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat toegezegd om drastische maatregelen te nemen. De voorzitter licht toe dat een lange behandeltermijn niet is te voorkomen bij dergelijke omvangrijke Wob-verzoeken waarin ook zienswijzen van buitenlandse overheidsorganen gevraagd worden. Wat betreft de door de heer Hoenen geconstateerde leemten licht de heer Bruinewoud toe dat er over deze perioden geen documenten zijn aangetroffen. Hij zal dit echter nog eens nagaan en dit punt zal in de beslissing op bezwaar nader gemotiveerd uiteengezet worden. Beoordeling van het bezwaar Tegen het bestreden besluit hebt u in uw bezwaarschrift aangevoerd dat u in uw Wob-verzoek hebt gevraagd om "alle stukken houdende en betrekking hebbende op de in 2018 gemaakte afspraken met België". Ter verduidelijking daarvan hebt u er tijdens de hoorzitting op gewezen dat u desondanks geen stukken hebt aangetroffen uit de periode 20 april tot 11 september 2017 en uit de periode 25 september 2017 tot 9 mei Ik overweeg hierover het volgende. Pagina 2 van 5

3 Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt, dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder dit bestuursorgaan berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust (zie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4084 en 2 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1376). Afdeling Algemeen Bestuurlijk De inventarislijst bij het bestreden besluit vermeldt geen documenten uit de periode van 20 april tot 11 september Tijdens de hoorzitting hebt u laten weten dat wanneer daaruit de conclusie moet worden getrokken dat er in die periode geen documenten aanwezig zijn die binnen het bereik van uw Wobverzoek vallen, u dat bevreemdt omdat dit in uw visie niet overeenkomt met de politieke realiteit waarin op diverse momenten uitspraken zijn gedaan dat er wel het één en ander is gebeurd. Bovendien heb ik, volgens u, toegezegd om drastische maatregelen over het luchtruim Eijsden te nemen. Zoals u tijdens de hoorzitting is toegezegd, heb ik in vervolg op uw bezwaar nader onderzoek laten verrichten naar de aanwezigheid van door u bedoelde documenten. Dat onderzoek heeft erin geresulteerd dat er geen documenten, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wob, zijn aangetroffen die kunnen worden begrepen onder de reikwijdte van uw Wob verzoek. Ik stel daarom vast dat u er niet, ook niet tijdens de hoorzitting, in bent geslaagd aannemelijk te maken dat er in de periode van 20 april tot 11 september 2017 documenten zijn die onder mij berusten en vallen binnen de reikwijdte van uw Web-verzoek. Dat is anders voor de periode 25 september 2017 tot 9 mei Nader onderzoek naar aanleiding van uw bezwaarschrift heeft één wisseling van s van respectievelijk 24 en 31 oktober 2017 met bijlagen aan het licht gebracht, die valt binnen de reikwijdte van uw Web-verzoek maar die niet is betrokken bij de totstandkoming van het bestreden besluit. Deze wisseling is daarom beoordeeld op de vraag of deze u alsnog kan worden verstrekt. De slotsom van die beoordeling is dat om de volgende redenen deze informatie u niet kan worden verstrekt. Beide s zien op een overleg tussen Nederland en België op 31 oktober 2017 over een zogenoemd 'memorandum of understanding' over het luchtruim Eijsden. De met bijlage van 24 oktober 2017 is er één van mijn ministerie en Luchtverkeersleiding Nederland enerzijds met Belgocontrol en anderzijds de federale Belgische overheid. De bijlage bevat een agenda voor dat overleg. Omdat het hier gaat om een documentenwisseling met Belgische overheden is het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten, in dit geval België, in het geding. Dit belang zou kunnen worden geschaad indien deze in documenten opgenomen informatie openbaar wordt gemaakt. Ik ben daarom van oordeel dat dit belang zwaarder moet wegen dan het belang van openbaarheid. Bij dat oordeel heb ik betrokken dat vaststaat dat Belgocontrol geen verstrekking wenst van informatie in de vorm van documenten over het luchtruim Eijsden. Het geheel overziende heb ik daarom besloten om op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob de hier bedoelde wisseling, met bijlagen, niet openbaar te maken. Dat artikel bepaalt dat verstrekking van informatie Pagina 3 van 5

4 achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties. Het bericht van 31 oktober 2017 is een reactie op de van 24 oktober 2017 en bevat een bijlage met een concepttekst voor een zogenoemd 'memorandum of understanding'. Deze documenten zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad van mijn ministerie en Luchtverkeersleiding Nederland en bevat persoonlijke beleidsopvattingen. Ik verstrek daarover geen informatie. Ik acht het niet in het belang van een goede democratische bestuursvoering indien de standpunten van ambtenaren zelfstandig worden betrokken in de publieke discussie. Ik zie dan ook geen aanleiding om met toepassing van artikel 11, tweede lid, van de Wob in niet tot personen herleidbare vorm informatie te verstrekken over deze persoonlijke beleidsopvattingen. Tenslotte raakt de vermelding van namen van betrokken ambtenaren in die e mails de persoonlijke levenssfeer. Ik ben van oordeel dat het belang van de eerbiediging daarvan zwaarder moet wegen dan het belang van openbaarheid. Daarom verstrek ik die informatie niet op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. Dat artikellid bepaalt dat verstrekking van informatie eveneens achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Hoogachtend, DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, namens deze, DE SECR TARIS-GENERAAL, Beroepsmogelijkheid Voor nadere informatie over dit besluit kunt u terecht bij de hierboven genoemde contactpersoon. Binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit kunnen belanghebbenden daartegen beroep instellen bij de rechtbank Limburg, afdeling bestuursrecht, postbus 1988, 6201 BZ Maastricht. Pagina 4 van 5

5 Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten: a. naam en adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroepschrift zich richt; d. een opgave van redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen; e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het beroep zich richt. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht geheven. Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op genoemde site voor de precieze voorwaarden. Pagina 5 van 5