Tussenrapportage Monitoring Flexibilisering. maart 2013

Transcriptie

1 Tussenrapportage Monitoring Flexibilisering maart

2 I Inleiding Dit is een tussenrapportage van de monitoring van de scenario s voor flexibilisering van contactmomenten in de jeugdgezondheidszorg. In deze tussenrapportage die bestemd is voor alle organisaties die (direct of indirect) betrokken zijn bij de NCJ pilot-flexibilisering en andere relevante stakeholders, komen de opzet van de monitoring en de eerste resultaten aan bod. De Nederlandse jeugdgezondheidszorg werkt sinds 2003 met een Basistakenpakket dat bestaat uit een uniform deel en een maatwerkdeel, dat per gemeente verschillend kan zijn. Met het uniforme deel van het BTP is ieder kind in Nederland verzekerd van eenzelfde preventief gezondheidsprogramma. De inhoud van dit programma bestaat uit zo n 20 contactmomenten die zijn vastgelegd in de JGZ Richtlijn Contactmomenten uit In het rapport Activiteiten Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar per Contactmoment (ABC-rapport; 2008) is beschreven wat de JGZ kan aanbieden vanuit het uniforme deel van het BTP. Wat daadwerkelijk aan de orde komt, hangt af van waar de ouders over willen praten of wat er op dat moment aan de hand is met het kind. De afgelopen jaren hebben JGZ-organisaties gewerkt met alternatieven voor de huidige Richtlijn Contactmomenten - al dan niet begeleid met onderzoek vanuit het ZonMw-programma Vernieuwing uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg en met toestemming van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Begin 2012 heeft het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) de Handreiking Scenario s voor Flexibilisering in de JGZ gepubliceerd. Vanuit de behoefte van het veld aan goede voorbeelden (en ordening) en gebaseerd op de praktijk zijn drie scenario s, om het schema van de contactmomenten te flexibiliseren, beschreven. Er ontstond enige beroering in het JGZ- veld toen de Inspectie voor de Gezondheidszorg in november 2011 aangaf op deze flexibiliseringsscenario s in de toekomst te willen gaan handhaven. Over dit voornemen heeft vervolgens overleg plaatsgevonden tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg met respectievelijk het NCJ en het ministerie van VWS. Dit heeft erin geresulteerd dat de staatssecretaris van VWS in een brief aan de Tweede Kamer ( 19 januari 2012, TK , nr. 11) heeft aangegeven dat op basis van de kennis die uit diverse trajecten voort zal komen de scenario s doorontwikkeld kunnen worden en met voldoende draagvlak kunnen leiden tot een nieuwe veldnorm, die in de plaats komt van de huidige richtlijn contactmomenten. Voor de duidelijkheid benadrukt het NCJ hier ook nogmaals dat de beschreven scenario s zijn bedoeld als ondersteuning voor het JGZ-veld in de experimenten met flexibilisering. Het is nooit de bedoeling van het NCJ geweest om scenario s te beschrijven teneinde een verplichtend kader te scheppen. Het is juist van belang de scenario s in de praktijk eerst te beproeven en te beoordelen op bruikbaarheid. Ook stelt het NCJ dat de scenario s zijn beschreven om ervaring op te doen in het flexibiliseren van contactmomenten en niet bedoeld zijn als bezuinigingsscenario s. Begin 2012 heeft de staatssecretaris van VWS de Commissie De Winter geïnstalleerd om het huidige Basistakenpakket JGZ te evalueren en op basis daarvan te adviseren over de inhoud van een nieuw Basisaanbod Preventie JGZ. De Commissie zal daarover in maart 2013 adviseren, waarna de 2

3 staatssecretaris van VWS het Basisaanbod Preventie JGZ zal vaststellen. Waarschijnlijk heeft dit nieuwe Basisaanbod Preventie gevolgen voor de uitvoering van de flexibiliseringsscenario s. Overigens heeft het NCJ met ActiZ, GGD Nederland, en de beroepsverenigingen in de JGZ, AJN, V&VN en NVDA een standpunt uitgebracht over de inhoud van dit basisaanbod preventie. Dit standpunt is in november 2012 naar alle JGZ-organisaties gestuurd. Zoals hiervoor gemeld, is in de Handreiking aangegeven dat de scenario s nog onvoldoende beproefd zijn in de praktijk en dat nog moet worden beoordeeld of daarmee het beoogde effect van de flexibilisering: adequate zorg voor kinderen en hun ouders wordt behaald. Daarom wordt de uitvoering van de scenario s gemonitord in de praktijk. Zoals het NCJ in de Handreiking aangeeft, gebeurt dat in nauwe samenspraak met de JGZ- organisaties, die voor één van de scenario s hebben gekozen en aan de pilot deelnemen. Op landelijk niveau is op initiatief van het ministerie van VWS overleg gevoerd met de landelijke brancheorganisaties (GGD Nederland, ActiZ en de VNG) en de beroepsverenigingen (AJN, V&VN en NVDA), de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het NCJ. Daarbij is afgesproken dat alle JGZorganisaties, voor zover ze niet aan de NCJ- pilots deelnemen, worden bevraagd of en zo ja hoe zij hun schema van contactmomenten flexibiliseren. Dit om een actueel landelijk beeld te krijgen van de flexibiliseringsexperimenten in de JGZ. Het NCJ zal deze inventarisatie uitvoeren. De resultaten van de monitoring en deze inventarisatie kunnen in samenhang met de uitkomsten van het ZonMw-programma Vernieuwing uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg en het wettelijk vast te leggen basisaanbod preventie worden gebruikt om tot verantwoorde alternatieven te komen voor de huidige Richtlijn Contactmomenten en voor het herinrichten van de JGZ. Een overzicht van de lopende flexibiliseringsprojecten in het kader van het genoemde ZonMwprogramma is in bijlage 1 opgenomen. II Monitoring van de scenario s De hierna genoemde organisaties doen mee aan de monitoring: - JGZ Kennemerland (0-4 jaar) en GGD Zuidoost Brabant (4-19 jaar): Huidige richtlijn (controlegroep); - Zorgboog en Zuidzorg (0-4 jaar): Scenario 2 (Alle Kinderen in Beeld, AKIB); - CJG Rijnmond (0-19 jaar): Scenario 3 (Kwaliteit voor ieder kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke JGZ, KIEN). Voor de monitoring van scenario 1 is geen organisatie gevonden. Dit scenario betreft de huidige richtlijn Contactmomenten met de toevoeging van een contactmoment voor 15-/16-jarigen. Voor dit extra contactmoment is financiering beschikbaar en er is een speciaal project onder verantwoordelijkheid van GGD Nederland met inhoudelijke inbreng van het NCJ en ActiZ gaande om dit contactmoment inhoud en vorm te geven. Dit scenario is met deze ontwikkeling buiten de context van dit project geplaatst en wordt dus niet gemonitord. 3

4 De kenmerken van de twee flexibiliseringsscenario s die aan de monitoring meedoen, zijn: Scenario 2: - Meerdere contactmomenten worden gedifferentieerd aangeboden: 4 maanden, 7 ½ maand, 11 maanden en 18 maanden; - Op vastgestelde momenten (2 e -3 e week, 6 e week, 7-9 maanden, 2½ jaar en 3½ jaar) wordt op indicatie een extra contactmoment of een collectief contactmoment opgenomen; - De behoefte van het kind/jongere en diens ouders is leidraad voor het zorgaanbod; - Vaste evaluatiemomenten met ouders/ de jongere zijn onderdeel van de werkwijze. - Door de ruimte die ontstaat kan de zorg voor de risicokinderen geïntensiveerd worden - Samenwerking in de keten is een voorwaarde om dit programma te kunnen draaien in verband met alle kinderen in beeld. Scenario 3: - De basiszorg bestaat uit individuele en collectieve contactmomenten. - De collectieve contactmomenten vaccinaties zijn: 4 maanden, 11 maanden, 4 jaar, 9 jaar en 12 jaar. - Het contactmoment 15-/16 jarigen is regulier opgenomen (jaar voor het examen op het voortgezet onderwijs). - Contactmomenten groepsvoorlichtingen zijn bij 8 maanden, in groep 7 en op het MBO. - Uitgangspunt is dat ieder kind en iedere ouder andere behoeften heeft met betrekking tot ondersteuning en informatie van de JGZ. Het scenario 0 (de controlegroep) waarvan de deelnemende organisaties de huidige Richtlijn Contactmomenten uitvoeren, wordt gebruikt als vergelijkingssituatie voor de contactmomenten die in de scenario s geflexibiliseerd zijn. De drie hoofdvraagstellingen van de monitoring zijn: - Zijn de scenario s werkzaam in de JGZ-praktijk? - Leveren de scenario s adequate zorg aan kinderen en hun ouders? - Leveren de scenario s professionele ruimte (extra tijd) op voor de kinderen/ouders die meer - III Methode aandacht nodig hebben? Voor het begeleiden van de monitoring is een projectstructuur opgezet met een begeleidingscommissie en een regisseursoverleg. De taak van de begeleidingscommissie is het begeleiden van de uitvoering en monitoring van de pilots. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers vanuit de wetenschap en een afvaardiging vanuit de brancheorganisaties en beroepsverenigingen, onder leiding van het NCJ. Het regisseursoverleg heeft als taak de coördinatie en afstemming van de uitvoeringsactiviteiten van de monitoring. Gedurende de looptijd van de 4

5 monitoring zullen de begeleidingscommissie en het regisseursoverleg vier keer bij elkaar komen. In 2012 zijn de begeleidingscommissie en het regisseursoverleg beide twee keer bijeen gekomen. In bijlage 2 is de samenstelling van de begeleidingscommissie en het regisseursoverleg opgenomen. Op basis van het oorspronkelijke projectplan is een monitoringsprotocol opgesteld. Dit protocol is na bespreking met de begeleidingscommissie en het regisseursoverleg aangepast en vastgesteld. Het eerste onderdeel van de monitoring richt zich op de vraag of de handreiking beschreven scenario s werkzaam zijn in de JGZ-praktijk. Hiervoor zijn in 2012 de beschikbare documenten over de scenario s bestudeerd en zijn interviews met de regisseurs van de pilotregio s gehouden. Voor het tweede onderdeel van de monitoring waarin de vraag centraal staat of de scenario s adequate zorg voor kinderen en hun ouders leveren, zullen in het voorjaar van 2013 focusgroepinterviews met de betrokken lokale regisseurs, jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, doktersassistenten en vertegenwoordigers van de gemeenten worden gehouden. Voorafgaand aan de interviews zal er voor het begrip adequate zorg een uitgewerkte definitie worden opgesteld. Dit zal in overleg met de regisseurs van de pilots en de begeleidingscommissie plaatsvinden. De focusgroep interviews worden in het voorjaar van 2013 gehouden. Het derde onderdeel betreft de professionele ruimte (extra tijd) die het werken met de scenario s oplevert en die kan worden gebruikt voor kinderen/ouders die meer aandacht nodig hebben. Hiervoor worden zo mogelijk gegevens uit de registraties van de JGZ-organisaties gebruikt. Per geflexibiliseerd contactmoment wordt uitgerekend of dit professionele ruimte oplevert (door vergelijking van het bereik per contactmoment voor en na flexibilisering). Als dit het geval is, wordt uitgezocht of de tijd die dit oplevert ingezet wordt voor kinderen/ouders die meer aandacht nodig hebben. De registratiegegevens van het kalenderjaar 2012 zullen de basis vormen van dit onderdeel van de monitoring. Deze gegevens worden in het voorjaar van 2013 opgevraagd en geanalyseerd. IV Eerste resultaten: 1. Werkzaamheid in de praktijk Met het onderdeel werkzaamheid in de praktijk wordt informatie opgeleverd waarmee beoordeeld kan worden of de scenario s uitvoerbaar zijn. Hiervoor is in eerste instantie de beschikbare documentatie over de twee scenario s (AKIB en KIEN) bestudeerd en de regisseurs van de pilotregio s zijn in het najaar van 2012 door het NCJ geïnterviewd over de werkzaamheid van de scenario s in de praktijk. Tijdens de interviews zijn onder andere. de voorbereidingen voor de uitvoering van de flexibilisering, de afwijkingen van de huidige richtlijn (onder andere. inhoud, duur, uitvoerende discipline, betreffend aantal kinderen), de volledigheid van de uitvoering en de vrijgekomen tijd voor kinderen/ouders die meer aandacht nodig hebben aan bod gekomen. Er is in dit stadium van de monitoring naar drie aspecten van de werkzaamheid in de praktijk gekeken: aanleiding, onderbouwing en implementatie. Later komen de overige aspecten (uitvoerbaarheid en tevredenheid ouders en medewerkers) aan bod. 5

6 Scenario 2: AKIB (Alle kinderen in Beeld) De JGZ-organisaties de Zorgboog en Zuidzorg zijn in 2008 gestart met het ontwerp van AKIB en in het eerste kwartaal van 2010 begonnen met de implementatie van AKIB. Per 1 januari 2012 is de implementatiefase afgrond en het scenario bevindt zich sinds januari 2012 in de zogenaamde landingsfase. De aanleiding voor Zorgboog en Zuidzorg om met scenario 2 te gaan werken, was de wens om beter aan te sluiten bij de behoeften van kinderen en ouders. Een aanvullende wens was om de doorgaande lijn (naar ouders en ketenpartners) te versterken en verbreden. De onderbouwing van dit scenario is verwoord in een uitvoerig gedocumenteerd werkplan ( Implementatieplan AKIB organisaties Zuidzorg en de Zorgboog, december 2009). De betrokken JGZ-organisaties hebben het scenario zoals beschreven in de handreiking uitgevoerd. De eerste resultaten zijn beschreven in: Eindrapport Project AKIB; de inhoud (13 januari 2012); 10 van de 11 gewenste resultaten (zie bijlage 2) zijn naar tevredenheid behaald; deze worden in een borgingsplan voor 2013 opgenomen. Een gewenst resultaat het verminderen van de (ervaren) werkbelasting werd niet gehaald. De twee JGZ-organisaties zijn zich bewuster gaan richten op de kinderen die het echt nodig hebben (met behulp van een aandachtspuntenlijst risicokind/zorgkind), de vraag van ouders is meer centraal komen te staan en zij zijn beter gaan samenwerken met (nieuwe) samenwerkingspartners in de jeugdketen. De Zorgboog en ZuidZorg hebben eind 2012 een cliëntenbenchmark (/klanttevredenheidsonderzoek) uitgevoerd en deze resultaten vergeleken met die van 2009 (voor de feitelijke start van de nieuwe werkwijze). Deze gegevens worden in de monitoring meegenomen. Het product Prenataal huisbezoek wordt met behulp van een door ZonMw gefinancierd onderzoek geëvalueerd. Dit onderzoek zal begin 2013 afgerond zijn. Scenario 3: KIEN (Kwaliteit voor ieder kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke JGZ) Dit scenario wordt uitgevoerd door de Stichting CJG Rijnmond. In 2012 begonnen met de implementatie van KIEN en er is sprake van een gefaseerde invoering van het programma. KIEN staat voor: minder aan iedereen, ruimte voor waar nodig. Voor de differentiatie wordt gebruik gemaakt van het ernsttaxatiemodel. Vanaf 1 januari 2013 werkt de gehele Rotterdam Rijnmond-regio volgens het programma KIEN. De onderbouwing van dit scenario is beschreven in het factsheet Nieuwe werkwijze voor het CJG Rijnmond. De Stichting CJG Rijnmond heeft scenario 3 ontwikkeld uit de behoefte om het gehele basistakenpakket JGZ 0-19 jaar anders te ordenen en in te richten. Hier was eveneens de wens om beter aan te sluiten bij de behoeften van kinderen en ouders aanleiding voor de ontwikkeling van het scenario. Een belangrijk uitgangspunt van KIEN is dat ieder kind en iedere ouder door kind- en omgevingsfactoren andere behoeften heeft aan ondersteuning en informatie. Door tijd vrij te spelen in het basisaanbod dat ieder kind ontvangt, wordt extra ondersteuning en/of zorg aan aandachtskinderen gegeven. 6

7 Voor KIEN is een aantal proefballonnen onderzocht (Proefballonnen KIEN; maart 2011) en is een uitgebreid onderzoeksplan opgesteld door de GGD Rotterdam-Rijnmond met als doel de implementatie wetenschappelijk te begeleiden en de effecten inzichtelijk te maken (Projectplan Onderzoek KIEN, april 2012). Hiervan komen in de loop van 2013 de eerste rapportages beschikbaar. Daarnaast is een aantal onderzoeksvoorstellen door ZonMw gehonoreerd ( Twee alternatieve contactmomenten op 9 maanden bij niet-risicogezinnen en een Integraal preventief zorgaanbod aan de voorkant van het MBO voor studenten met een hoog risico ). De resultaten van deze onderzoeken worden eveneens in 2013 verwacht. 2. Adequate zorg voor kinderen en hun ouders Voor dit onderdeel van de monitoring is een start gemaakt met het opstellen van een uitgewerkte definitie van het begrip adequate zorg voor kinderen en hun ouders. Deze definitie wordt in het voorjaar 2013 voorgelegd aan de regisseurs van de pilots en de begeleidingscommissie. Indien nodig wordt deze definitie aangepast. De definitie wordt als uitgangspunt gebruikt in de focusgroep-interviews met de lokale regisseurs, artsen, verpleegkundigen, doktersassistenten en vertegenwoordigers van de gemeenten. De focusgroep interviews zullen in het voorjaar van 2013 worden gehouden. 3. Professionele ruimte voor kinderen/ouders die meer aandacht nodig hebben Voor het derde onderdeel van de monitoring zijn bij Zorgboog en Zuidzorg die al vanaf 1 januari 2012 met scenario 2 werken, registratiegegevens aangevraagd. Doel hiervan is om een eerste indruk te krijgen van de mogelijkheden van de kwantitatieve gegevens over de contactmomenten die veranderd zijn. Zorgboog en Zuidzorg hebben geaggregeerde gegevens over de periodes tot en tot beschikbaar gesteld. De eerste analyse van deze gegevens lieten bij beide organisaties een afname van het gemiddeld aantal consulten per kind zien. Bij Zorgboog nam het gemiddeld aantal consulten op indicatie per kind iets toe, maar bij Zuidzorg niet. De Stichting CJG Rijnmond zal later gegevens over het kalenderjaar 2012 aanleveren. Voor het vervolg is het de bedoeling informatie te krijgen over de differentiatie van het aanbod (of het ene kind meer en het andere kind minder contactmomenten aangeboden heeft gekregen). Conclusie In het eerste half jaar (juli december 2012) van de monitoring van de flexibilisering zijn de inrichting van de projectorganisatie en de opzet van de monitoring voltooid. Er is een begin gemaakt met de gegevensverzameling voor de drie onderdelen van de monitoring. Voor het onderdeel werkzaamheid in de praktijk zijn documenten bestudeerd en interviews gehouden. De aanleiding, onderbouwing en implementatie van de twee scenario s zijn goed gedocumenteerd. De organisaties die de scenario 2 uitvoeren, hebben zelf begeleidend onderzoek gedaan, waaruit bleek dat 10 van de 11 gewenste resultaten behaald zijn. Voor scenario 3 komen de eerste resultaten van het begeleidend onderzoek in de loop van 2013 beschikbaar. Voor de overige twee onderdelen van de monitoring (adequate zorg en ruimte voor kinderen/ouders die meer aandacht nodig hebben) worden de gegevens in 2013 verzameld. 7

8 De monitoring verloopt op schema. Naar verwachting zal de pilot een goed beeld kunnen geven van de bruikbaarheid van deze flexibiliseringsscenario s in de praktijk. Aandachtspunt daarbij is wel of er naast kwalitatieve gegevens voldoende kwantitatieve gegevens beschikbaar kunnen komen. De volgende tussenrapportage verschijnt rond de zomer van 2013; de eindrapportage in december

9 Bijlage 1: Lopende ZonMw-projecten Flexibilisering 1. Naam project: Op weg naar evidence-based triage binnen de jeugdgezondheidszorg van 0-4 jaar Betrokken organisaties: Gemeente Graft-de Rijp en GGD Hollands Noorden 2. Naam project: Effect van triage in de JGZ op signaleringsmethoden en de zorg Betrokken organisaties: Hulpverlening Gelderland Midden (GGD) 3. Naam project: Impact en uitvoerbaarheid van taakherschikking van arts naar verpleegkundige binnen de JGZ 0-4. Betrokken organisaties: Icare JGZ 4. Naam project: Kwalitatief onderzoek naar de gevolgen van triage op verschillende leeftijdsmomenten, een beschrijvend procesonderzoek Betrokken organisaties: Thebe & Pantein JGZ 5. Naam project: E-health4Uth: Nieuw contactmoment Jeugdgezondheidszorg 15/16 jaar door webbased signalering en triage, online advies-op-maat en preventief consult on demand. Lokale implementatie en evaluatie van proces, kosten en effecten Betrokken organisaties: GGD Zuid Holland-Zuid 6. Naam project: Risico-inschatting door de jeugdgezondheidszorg bij geautomatiseerde triage op grond van vragenlijsten in het voortgezet onderwijs Betrokken organisaties: GGD Brabant Zuidoost 7. Naam project: Evaluatie van advies en voorlichting bij flexibilisering van contactmomenten tussen 6 en 11 maanden. Betrokken organisaties: GGD Midden-Nederland 8. Naam project: Toepassen van zorgpaden in de jeugdgezondheidszorg. Betrokken organisaties: GGD Zeeland 9. Naam project: Twee alternatieve contactmomenten op 9 maanden bij niet-risico gezinnen Betrokken organisaties: GGD Rotterdam-Rijnmond en Thebe JGZ 10. Naam project: "Wasstraat - Your health" - Integraal preventief zorgaanbod aan de voorkant van het MBO voor studenten met een hoog risico. Betrokken organisaties: GGD Rotterdam-Rijnmond en EUR MGZ 11. Naam project: Flexibilisering van de contactmomenten in het BTP JGZ in de leeftijd van 3,9 tot 5,6 jaar, in het kader van de integrale JGZ ". Betrokken organisaties: GGD Hollands Noorden 9

10 Bijlage 2: Samenstelling begeleidingscommissie en regisseursoverleg Voor het begeleiden van de pilotregio s is de volgende projectstructuur opgezet. De begeleidingscommissie: De taak van de begeleidingscommissie is het begeleiden van de opzet en monitoring van de uitvoering van de drie scenario s. De begeleidingscommissie bestaat uit vertegenwoordigers van de branche-organisaties ActiZ en GGD Nederland, van de beroepsverenigingen (AJN en V&VN ), uit de wetenschap (TNO), ZonMw ) en van de intervisiegroep flexibilisering; de IGZ is toehoorder. Het NCJ vervult de voorzittersrol en het secretariaat en stelt opzet en uitvoering van de monitoring vast. Het regisseursoverleg: De taak van het regisseursoverleg is de coördinatie en afstemming van de uitvoeringsactiviteiten. Er zijn regisseurs, afkomstig uit de drie afzonderlijke pilotgebieden die deelnemen aan het regisseursoverleg, voorafgaand, tijdens en bij afronding van de pilot. Tijdens deze bijeenkomsten wordt de pilotopzet en monitoring en de uitvoering besproken, de ervaringen en resultaten gedeeld en de uitkomsten, lessen en inrichting van de landelijke implementatie besproken. Deelnemende pilotregio s leveren inbreng in het regisseursoverleg en zijn verantwoordelijk voor de regionale uitvoering conform de afspraken. Het NCJ zit het regisseursoverleg voor en voert het secretariaat. Begeleidingscommissie: - Marga Beckers (NCJ, voorzitter); - Marjanne Bontje (GGD Hollands Midden; namens de intervisiegroep); - Ingrid Brokx (V&VN); - Hannelore Hoogeveen (GGD Nijmegen, namens GGD NL); - Mascha Kamphuis (TNO); - Marja van Kuppevelt (V&VN) - Frank van Leerdam (IGZ); - Matthea van Leeuwe (ZonMw) - Ellen Peer-Bolte(AJN); - Jacqueline de Vries (ActiZ), Regisseursoverleg: - Marga Beckers (NCJ, voorzitter); - Dineke Brouwers (Zuidzorg); - Eline Dubbeldam (CJG Rotterdam Rijnmond); - Annette Kellenaers (Zorgboog); - Peter van Nierop (GGD BZO); - Riemke Rip (JGZ Kennemerland). 10

11 Bijlage 3: 11 Gewenste Resultaten AKIB 1. Alle kinderen van 0 tot 4 jaar worden bereikt in de JGZ en/of zijn in beeld. 2. Alle risico- en zorgkinderen zijn bekend inclusief het vervolgbeleid door JGZ en/of verwijzingen 3. De afdeling JGZ 0 tot 4 jaar gebruikt evidence-based instrumenten voor risicosignalering en risicotaxatie 4. Consultatiebureau wordt conform de nieuwe afspraken uitgevoerd 5. Cliënten ontvangen een aanbod op maat, gericht op de vraag van de ouder/het kind en worden naar behoefte gesteund bij opvoeden en opgroeien 6. De JGZ heeft een gevarieerd aanbod, afgestemd op de vraag, op het gebied van voorlichting, advies en begeleiding (interventies) 7. De JGZ voert ketencoördinatie uit conform de regels van Zorg voor Jeugd (systeem ZVJ). 8. De afdeling JGZ heeft de samenwerking, verwijzing en de overdracht van kinderen naar diverse relevante instanties goed geregeld 9. De (vernieuwde) producten ten behoeve van de prenatale fase zijn ontwikkeld en de overdracht prenataal/kraamzorg naar JGZ is geregeld 10. De afdeling JGZ heeft de benodigde competenties van de medewerkers voor de nieuwe werkwijze beschreven en de competenties worden ontwikkeld en benut 11. De (ervaren) werkbelasting is voor de medewerkers verminderd. 11

12 Bijlage 4: Planning Monitoring Tijdpad en planning De pilots starten in april 2012 en duren tot december Jaar Maand a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d Activiteit Inrichten pilotorganisatie Opzet monitoring Bijeenkomst Werkgroep en regisseurs Lokaal overleg pilots Uitvoering pilot Inventarisatie overige flexibil. Scenario s Werkbezoeken pilots (focusgr.) Analyse data en opstellen rapportage Focusgroepbijeenkomst Bijeenkomst klankbordgroep Publicatie Verspreiding 12