Kostenrapportage Hemofilie

Transcriptie

1 Kostenrapportage Hemofilie H.M. Blommestein, MSc Dr. N.M.A. Blijlevens Prof.dr. F.W.G. Leebeek Dr. R.E.G. Schutgens Prof.dr. C.A. Uyl-de Groot instituut Beleid & Management Gezondheidszorg Gezondheidseconomie-iMTA

2 Kostenrapportage Hemofilie Publicatiedatum Augustus 2011 Auteurs H.M. Blommestein, MSc Dr. N.M.A. Blijlevens Prof.dr. F.W.G. Leebeek Dr. R.E.G. Schutgens Prof.dr. C.A. Uyl-de Groot Contactgegevens Erasmus Universiteit Rotterdam instituut Beleid & Management Gezondheidszorg Tel

3 2

4 In samenwerking met: A. P. Bandel en K. Cheung (Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam) Dr. G.J.J.C. Boonen (UMC St. Radboud, Nijmegen) V.H.D. van Drogen en P. Kleinherenbrink (UMC Utrecht) NVHB Nederlandse Vereniging van Hemofiliebehandelaars 3

5 4

6 1. Inleiding Op verzoek van de Nederlandse Vereniging voor Hematologie en de Nederlandse Vereniging van Hemofilie Behandelaars (NVHB) heeft het institute voor Medical Technology Assessment (imta) van de Erasmus Universiteit in Rotterdam een onderzoek uitgevoerd naar de kostprijzen voor de behandeling van patiënten met Hemofilie, Von Willebrand en Overige stollingsstoornissen in Nederland. Deze rapportage beschrijft de resultaten van de kostprijsberekeningen volgens de voorgestelde DOT structuur voor Allereerst wordt een omschrijving gegeven van de ziektebeelden hemofilie en Von Willebrand. Hierop volgen de methode en resultaten van het kostprijs onderzoek. De rapportage eindigt met de conclusie waarin een voorstel voor de tarieven wordt gedaan op basis van gemaakte kosten in de dagelijkse praktijk. Hemofilie Hemofilie is een erfelijke bloederziekte waarbij de patiënten een tekort hebben aan een stollingsfactor. In Nederland zijn er ongeveer 1600 patiënten met hemofilie, waarvan 80-90% van de patiënten hemofilie A heeft (Leebeek en Mauser 2009). De overige patiënten hebben hemofilie B (Leebeek en Mauser 2009). Patiënten met hemofilie A hebben een tekort aan stollingsfactor VIII en patiënten met hemofilie B een tekort aan stollingsfactor IX. Bij beide type hemofilie wordt onderscheid gemaakt op basis van de stollingsfactorconcentratie tussen milde [6-40%], matig ernstige [1-5%] en ernstige [<1%] hemofilie. Er zijn ook andere, meer zeldzame, stollingsfactordeficiënties, zoals FVII en FXIII deficiëntie, die leiden tot bloedingstoornissen De behandeling van hemofilie en aanverwante stoornissen (zie Tabel 1) bestaat uit begeleiding bij het voorkomen en zo nodig behandelen, van bloedingen door het gebruik van stollingsfactorconcentraten en de coördinatie van de behandeling bij operaties en trauma s (NVHB richtlijn 2009). De zorg vraagt om specifieke expertise met ondersteuning van een multidisciplinair behandelteam (o.a. internist-hematologen, kinderartsen, klinisch genetici, gespecialiseerde verpleegkundigen, orthopedische chirurgen, revalidatieartsen, fysiotherapeuten en maatschappelijk werkers). Tabel 1.1: Specificatie van de omschrijving Hemofilie en aanverwante hemostasestoornissen Congenitale Hemofilie A Draagster van Hemofilie A Verworven Hemofilie A Congenitale Hemofilie B Draagster van Hemofilie B Verworven Hemofilie B Morbus Von Willebrand waarvoor behandeling met stollingsproducten nodig is Verworven Morbus von Willebrand Congenitale (geïsoleerde) stollingsfactor deficiënties Congenitale thrombocytopathie De zorg voor hemofiliepatiënten is vanwege de complexiteit en zeldzaamheid geconcentreerd in 13 hemofiliebehandelcentra. Door de concentratie van zorg kunnen er, ondanks het relatief lage aantal patiënten in Nederland, voldoende expertise en 5

7 vaardigheden worden opgedaan. Dit is vastgelegd in de beleidsvisie hemofilie van de Minister van VWS in Indien een patiënt niet in de nabijheid woont van een hemofiliebehandelcentrum, vindt de dagelijkse begeleiding van patiënten plaats in een lokaal ziekenhuis, terwijl het beleid op lange termijn wordt bepaald in overleg met en onder verantwoordelijkheid van een van de 13 hemofiliebehandelcentra (Leebeek, 2009). Von Willebrand ziekte De ziekte van Von Willebrand is de meest voorkomende erfelijke stollingsstoornis. Door een tekort aan het stollingseiwit Von Willebrand factor (VWF), stolt het bloed moeilijker en bloedingen houden langer aan. De meeste patiënten ondervinden weinig last van de aandoening. Alleen bij operaties, trauma en ernstige bloedingen moeten er maatregelen genomen worden. Een tekort aan VWF komt bij ongeveer 1% van de bevolking voor, terwijl ongeveer 1: mensen een tekort heeft, waardoor frequent bloedingen optreden. Er worden drie erfelijke typen Von Willebrand onderscheiden. Bij type 1 is er minder VWF aanwezig in het bloed, bij type 2 is de functie van VWF minder en bij type 3 is VWF afwezig. Mensen met een milde vorm hebben vaak geen behandeling nodig. Ernstigere vormen (de meeste patiënten met type 2 en alle patiënten met type 3) worden behandeld met stollingsfactorconcentraten. De behandeling van patiënten die afhankelijk zijn van stollingsfactor producten vindt in Nederland plaats in (of onder verantwoordelijkheid van) een van de dertien hemofilie behandelcentra conform de beleidsvisie hemofilie. ( Er is een aantal eisen waaraan de hemofiliebehandelcentra moeten voldoen. Deze eisen zijn weergegeven in Tabel 1.2 op de volgende pagina. 6

8 Tabel 1.2 Voorwaarden waaraan een hemofiliebehandelcentrum moet voldoen conform Beleidsvisie Hemofilie (1999). Voorwaarde Toelichting Voldoende kennis en ervaring met Behandeling en preventie van bloedingen verschillende aspecten van hemofilie Complicaties van bloedingen Complicaties van substitutietherapie Tandheelkundige zorg Orthopedische behandelmogelijkheden Toepassing van fysiotherapie Ervaren en multidisciplinair behandelteam aanwezig Sociale en verzekeringsgeneeskundige problematiek Genetische aspecten en daaruit voortvloeiende preventiemogelijkheden en voorlichting Begeleiding van zwangerschap van draagsters Kinderarts, internist (hematoloog), orthopeed, revalidatiearts, fysiotherapeut, tandarts*, maatschappelijk werker, psycholoog* Patiëntenzorg 24 uur per etmaal gegarandeerd, laboratoriumfaciliteiten voor het verrichten van uitgebreid stollingsonderzoek Voldoende deskundigheid omtrent gecompliceerde behandelingswijzen (remmers) en virusinfecties Het centrum dient 24 uur per dag goed telefonisch bereikbaar te zijn Hiv- en hepatitis-c-behandeling Patiënten worden regelmatig, maar minimaal eenmaal per jaar gecontroleerd Verpleegkundige kennis dient aanwezig te zijn voor begeleiding van patiënten De benodigde hemostatica voor alle in behandeling zijnde patiënten zowel klinisch als poliklinisch en in de thuissituatie dienen volledig ten laste te worden gebracht van het ziekenhuisbudget en worden op basis van nacalculatie vergoed door de ziektekostenverzekeraars De frequentie van controle is afhankelijk van de ernst van de ziekte Begeleiding van thuisbehandeling Deze kosten zullen op basis van nacalculatie (dus werkelijke kosten) aan het budget van het ziekenhuis worden toegevoegd * De noodzakelijke aanwezigheid van deze zorgverleners zijn vervallen bij de evaluatie beleidsvisie in

9 8

10 2. Kostprijsonderzoek In deze paragraaf wordt het kostprijsonderzoek beschreven. Allereerst zal de voorgestelde DOT structuur vergeleken worden met de huidige DBC situatie. Hierna volgen de methode en resultaten. Deze paragraaf sluit af met de conclusies en een advies op basis van de onderzoeksresultaten. 2.1 Voorstel DOT en huidige DBC situatie In DOT worden patiënten met verschillende diagnoses ingedeeld in zogenaamde zorgproductgroepen. Patiënten met hemofilie, Von Willebrand en overige stollingsstoornissen zijn ingedeeld in zorgproductgroep Bloed/bloedv org /immuunsyst - Stollingsst/purpura/ov hemorr aand/bep aand immuunsyst (excl sarcoïdose long) (wd). In die zorggroep vallen ook patiënten met onvergelijkbare aandoeningen als sarcoïdose en vasculitis. Deze aandoeningen en de behandeling zijn qua belasting, zorgzwaarte en financiering niet vergelijkbaar met de zorgbehoefte van patiënten met hemofilie, Von Willebrand en overige stollingsstoornissen. In de voorgaande alinea s is de specifieke zorg voor hemofilie patiënten omschreven zoals vastgelegd in de Beleidsvisie Hemofilie en de richtlijn van de NVHB. De voorgestelde DOT tarieven voor zorgproductgroep zijn te laag om de intensieve en gespecialiseerde zorg aan hemofilie patiënten te leveren volgens de geldende richtlijnen. Naast medisch inhoudelijke argumenten, is het DOT tarief ook financieel ontoereikend. Dit blijkt uit een vergelijking tussen de voorgestelde DOT tarieven voor 2012 en de DBC tarieven van De vergelijking tussen de DBC en DOT tarieven is te vinden bijlage II. Het imta heeft in opdracht van de NVH en NVHB een kostprijsonderzoek naar de werkelijke behandelkosten in de dagelijkse praktijk uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van een tarief dat beter aansluit bij de zorg die aan patiënten met hemofilie, Von Willebrand en overige stollingsstoornissen geleverd wordt. In de volgende paragraven zullen de methode en resultaten van het onderzoek besproken worden. 2.2 Methode kostprijsonderzoek Deze studie onderzoekt de behandelingskosten van patiënten met hemofilie, Von Willebrand en overige stollingsstoornissen in Nederland. De kostprijsberekening in deze rapportage sluiten aan bij de DOT structuur voor 2012 (Hemofilieboom zie bijlage). Er is gekozen voor een ziekenhuisperspectief waarbij alle kosten die patiënten in het ziekenhuis maken meegenomen worden. Alle berekeningen zijn gebaseerd op de feitelijk gemaakte kosten en zijn te herleiden op de gegevens in de databases van de drie participerende centra, waarmee verificatie achteraf ( audit ) volledig mogelijk is. De bestanden zijn aangeleverd en geanalyseerd in Microsoft Office Excel De kostprijzen bestaan uit twee elementen; de individuele kosten die de patiënt in het ziekenhuis maakt en het aandeel in de totale kosten van het behandelingscentrum. In de eerste paragraaf is de grote rol van de dertien behandelingscentra benadrukt. Deze studie is gebaseerd op drie Nederlandse hemofiliebehandelcentra. In deze centra zijn alle patiënten geselecteerd voor wie in 2008, 2009 of 2010 een DBC met de diagnose Hemofilie, Von Willebrand of Overige stollingsstoornissen is geopend. Voor deze drie verschillende patiëntenpopulaties zijn de kostprijzen afzonderlijk en gezamenlijk berekend. In Tabel 2.1 zijn het aantal geselecteerde patiënten weergegeven. 9

11 Tabel 2.1 Aantal geselecteerde patiënten in Erasmus MC, UMCN St. Radboud en Van Creveldkliniek (UMCU) ( ) Hemofilie Von Willebrand Overige stollingsstoornissen Totaal Erasmus MC UMCN St. Radboud Van Creveldkliniek (UMCU) Totaal Deel I De berekeningen zijn gebaseerd op de ziekenhuisinformatiesystemen van het Erasmus MC, UMCN St. Radboud en de Van Creveldkliniek (UMCU). Van de patiënten zijn alle DBC s geselecteerd en de bijbehorende verrichtingen/zorgactiviteiten. Onder deze verrichtingen vallen alle activiteiten binnen het ziekenhuis. De verrichtingen en activiteiten zijn in de volgende categorieën ingedeeld: Verpleegdagen Dagbehandeling Polikliniek Laboratorium Beeldvorming Overige verrichtingen Overige consulten Bloedproducten Plasma Telefonische consulten Spoed Aan de verrichtingen zijn de landelijke tarieven van de NZa gekoppeld. De kosten zijn berekend exclusief de kosten voor stollingsfactoren. De kostprijzen binnen de verschillende onderdelen van deze categorie zullen hier kort worden toegelicht. Verpleegdagen, dagbehandeling en polibezoeken De prijzen voor een verpleegdag, dagbehandeling en polibezoek zijn gebaseerd op een Pilot studie Uitkomstenonderzoek uit 2009 van het imta (Franken et al. 2010). De kostprijzen zijn exclusief materiaalkosten omdat de materiaalkosten meegenomen worden in deel II van de kostenberekeningen. De kostprijzen zijn geïndexeerd naar mei Dit resulteert in de prijzen zoals weergegeven in tabel 2.2. Tabel 2.2 Kostprijzen verpleegdag, dagbehandeling en polikliniek bezoek van academische ziekenhuizen Omschrijving Kostprijs mei 2010 ( ) Verpleegdag 674 Dagbehandeling 212 Polikliniek bezoek

12 Laboratorium, beeldvorming, Overige verrichtingen, Overige consulten, telefonische consulten en Spoed De kosten voor deze verrichtingen zijn berekend op basis van NZa tarieven (mei 2010). De landelijke NZa tarieven zijn opgebouwd uit twee onderdelen; een deel voor de ziekenhuiskosten en een deel voor het specialisten honorarium. Deze twee delen zijn bij elkaar opgeteld en vormen een tarief per verrichting. Indien er voor bepaalde verrichtingen geen NZa kostprijs beschikbaar was, is deze gekoppeld aan de interne prijzen van respectievelijk het Erasmus MC, UMCN St. Radboud of Van Creveldkliniek (UMCU). Bloedproducten en Plasma De prijs voor de bloedproducten zijn op basis van de ziekenhuistarieven vastgesteld. Er is een onderscheid tussen trombocytenconcentraten en erythrocytenconcentraten gemaakt. Voor de erythrocytenconcentraten is er met een kostprijs van 204,- gewerkt. Voor de trombocytenconcentraten is er 493,- per zakje gerekend. Voor het plasma wordt een prijs van 352,- gehanteerd. Zorgtrajecten Er zijn drie categorieën patiënten te onderscheiden; niet-klinische patiënten met een initiële DBC(11), niet-klinische patiënten met een vervolg DBC (21) en patiënten met een klinische DBC (3). Binnen deze categorieën kunnen patiënten verschillende zorgtrajecten hebben. Voor niet-klinische patiënten met een initiële DBC is het eerste zorgtraject afgesloten na 90 dagen. Dit traject valt onder de categorie 11. Hierna zijn voor de patiënt een of meerdere vervolgtrajecten geopend van maximaal 365 dagen. Deze trajecten vallen in de 21 categorie. Voor de klinische patiënten zijn de opname dagen gesorteerd. Indien deze na 365 dagen plaatsvonden is eerst een zorgtraject van 365 dagen aangemaakt in de 21 categorie. Wanneer de opnamen binnen 365 dagen plaatsvond is er een zorgtraject in de categorie 3 aangemaakt. Voor de patiënten met een eerste opname na 365 dagen is na het zorgtraject in de 21 categorie een traject in categorie 3 geopend. De trajecten in categorie 3 zijn afgesloten zodra er 42 dagen na ontslag geen nieuwe opname plaatsvond. Indien binnen deze 42 dagen een klinische (her)opname plaatsvindt wordt het traject afgesloten op de 42 e dag na de ontslagdatum van de laatste klinische opname. Wanneer de patiënt na de afsluiting nieuwe opnamen heeft, is er opnieuw een zorgtraject in de categorie 3 aangemaakt. Deze is afgesloten zodra er 42 dagen na een opname geen nieuwe opname plaatsgevonden heeft. Deze procedure wordt herhaald zolang er opnamen bij de patiënt zijn geregistreerd. Na de laatste opnamen of wanneer er 365 dagen geen opnamen heeft plaatsgevonden, wordt er een zorgtraject inde 21 categorie aangemaakt van maximaal 365 dagen. Voor de zorgtrajecten in de 21 categorie zijn de kosten per mandje over 365 dagen berekend. Voor de zorgtrajecten die korter dan 365 dagen waren en waarvan de DBC nog niet afgesloten was, is een sluitingsdatum aangenomen van één dag na de meest recente verrichtingdatum. Het aantal dagen waarover gegevens bekend waren zijn vervolgens geëxtrapoleerd naar 365. De aangemaakte zorgtrajecten zijn per categorie (21,11 of 3) door middel van de criteria uit de hemofilie-dot-boom onderverdeeld in 7 verschillende zorgproducten (zorgmandjes). De categorie refereert naar het type patiënt (klinische [3], niet klinische met een initiële [11] of vervolg DBC [21]). De 7 zorgproducten onderscheiden de intensiteit van de geleverde zorg. Hierbij ontstaan er 7 verschillende gemiddelde kostprijzen per categorie (21,11 of 3). Deze procedure is uitgevoerd voor 3 verschillende ziekenhuizen en 3 verschillende diagnoses. Uiteindelijk hebben wij een gewogen gemiddelde van de ziekenhuizen en patiëntengroepen genomen. 11

13 Deel II Hemofiliebehandelcentrum Eerder zijn de functie en eisen van het hemofiliebehandelcentrum genoemd. Het centrum speelt een centrale rol in de behandeling maar de kosten voor het centrum komen niet tot uiting in de verrichting administratie van de ziekenhuizen en worden in deze studie apart berekend. Hierbij worden de totale kosten verdeeld over het gemiddelde aantal patiënten waarvoor in 2008, 2009 of 2010 een DBC voor hemofilie, Von Willebrand of overige stollingsstoornissen geopend is. Hemofiliepatiënten en Von Willebrand vormen met meer dan 90% samen het grootste deel van de patiëntenpopulatie. Kosten medisch specialist In dit onderzoek zijn de NZa tarieven gehanteerd en in deze tarieven is een deel opgenomen voor de kosten van de medische specialist. Dit geldt ook voor de kostprijzen voor polikliniekbezoek en (dag)opname. De component dekt echter niet de volledige inzet van de specialisten. Op basis van de NZa tarieven uit 2010 gaan wij er vanuit dat 15% van de salariskosten voor medisch specialisten via de verrichtingen en NZa tarieven wordt meegenomen. De resterende 85% wordt in deel II bij de centrumkosten meegenomen. 12

14 2.3 Resultaten Deel I Kosten Deze paragraaf geeft de resultaten van de gemiddelde kosten per mandje voor de patiënten met hemofilie, Von Willebrand en overige stollingsstoornissen weer. Omdat deze gemiddelde kostprijzen berekend zijn met de NZa tarieven gaan wij er van uit dat in deze kostprijzen 15% van de salariskosten voor medisch specialisten is meegenomen. In de huidige DOT tarieven zijn geen salariskosten van medisch specialisten verwerkt. De kostprijzen en het aantal zorgtrajecten worden in de tabellen 3.1 tot en met 3.3 per ziektebeeld en per DBC categorie (21, 11 en 3) weergegeven. Tabel 3.4 laat de gemiddelde kostprijs over alle patiënten zien per DBC categorie. In Tabel 3.5 worden de gemiddeldes over de DBC categorieën samen weergegeven. Tabel 3.1 Gemiddelde kostprijs per mandje Hemofilie Kostprijs mandje Aantal zorgtrajecten Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Tabel 3.2 Gemiddelde kostprijs per mandje Von Willebrand Kostprijs mandje Aantal zorgtrajecten Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Tabel 3.3 Gemiddelde kostprijs per mandje Overige stollingsstoornissen Kostprijs mandje Aantal zorgtrajecten Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje

15 Tabel 3.4 Gemiddelde kostprijs per mandje Hemofilie, Von Willebrand en Overige stollingsstoornissen Kostprijs mandje Aantal zorgtrajecten Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Tabel 3.5 Gemiddelde kostprijs per mandje voor Hemofilie, Von Willebrand en Overige stollingsstoornissen DOT tarief Kostprijs mandje Aantal zorgtrajecten Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Deel II Hemofiliebehandelcentrum De centrumkosten van twee ziekenhuizen zijn in kaart gebracht en berekend. Onder de centrumkosten valt een deel van de salariskosten voor medisch specialisten, overige personeelskosten en materiaalkosten. De kosten zijn vervolgens verdeeld over het gemiddeld aantal zorgtrajecten voor de jaren 2008, 2009 en Het resultaat is een gemiddeld bedrag per zorgtraject waarmee we één bedrag aan de verschillende DOT mandjes kunnen toewijzen. De getallen worden weergegeven in Tabel 3.6. Tabel 3.6 Kosten Hemofiliebehandelcentrum Kosten Hemofilie EMC UMCU Gemiddeld behandelcentrum Medisch specialisten Personeels kosten Materiaal Totaal Kosten per zorgtraject

16 2.4 Conclusie De kosten berekend in deel I op basis van verrichtingen en in deel II op basis van de gemaakte centrumkosten resulteren in een gemiddelde kostprijs per zorgtraject. De prijzen zijn ingedeeld naar de huidige DOT structuur. De gemiddelde kosten per mandje staan weergegeven in Tabel 4.1. In Tabel 4 zijn ook de huidige DOT tarieven weergegeven. Hoewel een directe vergelijking niet opgaat omdat de huidige DOT tarieven exclusief salariskosten voor medisch specialisten zijn, lijken de tarieven veel lager dan de daadwerkelijke kosten. In de derde kolom zijn de kostprijzen inclusief centrumkosten weergegeven en inclusief medisch specialisten honorarium. In de vierde kolom zijn de kosten inclusief centrumkosten maar exclusief de salariskosten van medisch specialisten die in de berekeningen voor het centrum zijn meegenomen. Het gaat hier om 85%. Omdat we voor de verrichtingen in deel I gewerkt hebben met de NZa tarieven, gaan we er van uit dat 15% van de salariskosten in deel I is meegenomen. Dit aandeel is ook aanwezig in de kostprijzen die weergegeven worden in de vierde kolom van Tabel 4.1. Tabel 4.1 Totale kostprijzen Kostprijs DOT Kostprijs inclusief centrumkosten Kostprijs inclusief centrumkosten exclusief MSP Aantal zorgtrajecten Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Mandje Advies De resultaten van dit onderzoek laten zien dat de voorgestelde DOT tarieven voor sterk afwijken van de daadwerkelijke behandelkosten voor patiënten met hemofilie, Von Willebrand en overige stollingsstoornissen. Deze studie is gebaseerd op een groot aantal patiënten (N=1899) met meer dan 3300 zorgtrajecten. De patiënten zijn geselecteerd uit drie grote Nederlandse hemofiliebehandelcentra. In deze rapportage zijn de specifieke kenmerken en eisen van de hemofiliezorg omschreven. In de DOT structuur worden de hemofiliepatiënten ingedeeld in een zorgproductgroep met andere patiënten die qua belasting, zorgzwaarte en financiering niet vergelijkbaar zijn. Dit blijkt ook uit de grote verschillen tussen de NZa DBC tarieven van 2011 en de voorgestelde DOT tarieven voor Om de behandeling van deze groep patiënten volgens de eisen van de Beleidsvisie Hemofilie en richtlijn van de NVHB in Nederland te kunnen garanderen, is bijstelling van de vergoedingen vereist. Wij adviseren de tarieven uit Tabel 4.1 voor 2012 over te nemen. 2.6 Advies hemofiliezorg voor kinderen Hoewel deze rapportage gebaseerd is op patiënten van 18 jaar en ouder raden wij aan de tarieven ook voor de kinderzorg te implementeren. De zorg aan kinderen komt inhoudelijk overeen met de zorg voor volwassenen en is minstens zo intensief. Zolang er geen specifieke kostenstudie naar de zorg voor kinderen met hemofilie, Von Willebrand en overige stollingsstoornissen beschikbaar is, lijken de resultaten uit deze studie het meest reële beeld van de werkelijke behandelkosten te geven. 15

17 16

18 Literatuurlijst Richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie en aanverwante hemostasestoornissen Nederlandse Vereniging van Hemofiliebehandelaars (NVHB). Alphen aan den Rijn: van Zuiden communications B.V. Beleidsvisie Hemofilie ([Nr. CSZ / ZT ] Staatscourant. 1999; 161:8). Franken, M.G., J. Gaultney, H.M. Blommestein et al Pilot outcomes research: Effects and costs of bortezomib in relapsed or refractory multiple myeloma. Report to CVZ

19 Bijlage I zorgproductgroep DOT Boom

20 Bijlage II Vergelijking DBC en DOT tarieven In Tabel 1.3 worden de DOT kostprijzen van de zorgproductgroep weergegeven. Tabel 1.4 laat de tarieven van de initiële DBC s voor 2011 zien. Tabel 1.5 laat de tarieven voor vervolg DBC s zien voor De DOT en DBC prijzen worden met elkaar vergeleken om het verschil te illustreren. Hierbij moet er wel rekening gehouden worden met het feit dat de kostprijzen niet geheel vergelijkbaar zijn vanwege structurele verschillen tussen DBC en DOT. Hoewel er bij de DBC tarieven onderscheid gemaakt wordt tussen behandeling met en zonder stollingsfactoren, gebeurt dat niet in de DOT structuur. Dit terwijl patiënten die behandeld worden met stollingsfactoren een ernstigere vorm van de ziekte hebben en dus gemiddeld een intensievere behandeling krijgen. Tabel 1.3 Kostprijzen zorgproductgroep Omschrijving Kostprijs DOT Dag/klinisch cumulatief Dag/klinisch cumulatief Dag/klinisch cumulatief Dag/klinisch cumulatief > Licht ambulant 149 Poli>2 / Routine onderzoek >2 610 Diagnostisch (zwaar) therapeutisch licht 514 Tabel 1.4 Tarieven initiële DBC s 2011 Omschrijving 741 Hemofilie 742 Von Willebrand 749 Overige stollings stoornissen Behandeling nno/niet verbijzonderd poliklinisch Behandeling nno/niet verbijzonderd met dagopname(n) Behandeling nno/niet verbijzonderd met klinische episode(n) Behandeling nno/niet verbijzonderd enkelvoudig poliklinisch Behandelingen met substitutie stollingsfactoren poliklinisch Behandeling met substitutie stollingsfactoren met dagopname(n) Behandeling met substitutie stollingsfactoren met klinische episode(n) nno: niet nader omschreven Tabel 1.5 Tarieven vervolg DBC s 2011 Omschrijving 741 Hemofilie 742 Von Willebrand 749 Overige stollings stoornissen Behandeling nno/niet verbijzonderd poliklinisch Behandeling nno/niet verbijzonderd met dagopname(n) Behandeling nno/niet verbijzonderd met klinische episode(n) Behandeling nno/niet verbijzonderd enkelvoudig poliklinisch Behandelingen met substitutie stollingsfactoren poliklinisch Behandeling met substitutie stollingsfactoren met dagopname(n) Behandeling met substitutie stollingsfactoren met klinische episode(n)

21 Hoewel er bij de DBC tarieven onderscheid gemaakt wordt tussen behandeling met en zonder stollingsfactoren, gebeurt dat niet in de DOT structuur. Dit terwijl patiënten die behandeld worden met stollingsfactoren een ernstigere vorm van de ziekte hebben en dus gemiddeld een intensievere behandeling krijgen. Vergelijking poliklinische behandeling Een enkelvoudig poliklinisch bezoek van patiënten die zonder stollingsfactoren behandeld worden, bedraagt 199,- (Tabel 1.4 en 1.5). Wanneer de patiënt meer dan één keer op de polikliniek is geweest, bedraagt het tarief bij een vervolg DBC 624,- voor Von Willebrand en overige stollingsstoornissen of 711,- voor hemofiliepatiënten en 865,- of 1.549,- respectievelijk voor een initiële DBC. In de DOT structuur variëren de tarieven. Wanneer de patiënt minder dan drie keer op de polikliniek is geweest bedraagt het tarief 149,- waarbij er geen onderscheid gemaakt wordt tussen de drie verschillende ziektebeelden. Dit bedrag is lager dan het tarief voor een enkelvoudig polikliniekbezoek in de DBC structuur ( 199,-). Wanneer er meer dan twee bezoeken zijn geweest bedraagt de vergoeding 610,-. Opnieuw is dit bedrag lager dan de DBC tarieven (tussen de 624,- en 1.549,-). Hierbij is het van belang dat de aangehaalde DBC tarieven van toepassing zijn op behandeling zonder stollingsfactoren. De poliklinische behandeling voor patiënten met stollingsfactoren bedraagt 1.790,- en is beduidend hoger dan de voorgestelde DOT tarieven die tussen de 149,- en 610,- liggen. Vergelijking klinische (dag)behandeling Uit Tabel 1.4 en 1.5 is af te leiden dat het tarief voor patiënten die klinisch behandeld worden tussen de 865,- en ligt voor patiënten die zonder stollingsfactoren behandeld zijn tegenover 1.549,- en 7.920,- voor patiënten die met stollingsfactoren behandeld worden. Een vergoeding binnen die range is in de DOT structuur alleen mogelijk indien patiënten drie of meer (dag)opnamen hebben. Dit zal bij slechts een zeer beperkt aantal patiënten het geval zijn, aangezien behandeling zoveel mogelijk extramuraal plaatsvindt. Bij één of twee opnamen bedraagt de vergoeding 860,- zowel voor behandeling met en zonder stollingsfactoren. Dit is aanzienlijk lager dan de voorgestelde DOT tarieven. De indeling van patiënten met hemofilie, Von Willebrand en overige stollingsstoornissen in zorgproductgroep komt zowel medisch inhoudelijk als financieel niet overeen met de behandeling van patiënten volgens de Beleidsvisie en richtlijn. 20

22 Erasmus Universiteit Rotterdam instituut Beleid & Management Gezondheidszorg Bezoekadres Burgemeester Oudlaan PA Rotterdam Postadres Postbus DR Rotterdam Tel. (010) Internet ISBN