ALLEENSTAANDE OUDERS OVERZICHT BELEIDSMAATREGELEN EN -VOORSTELLEN

Transcriptie

1 Figuur 1: logo Vrouwenraad ALLEENSTAANDE OUDERS OVERZICHT BELEIDSMAATREGELEN EN -VOORSTELLEN De impact van het inkomen op de levenskwaliteit en de toekomst/kansen voor kinderen van alleenstaande ouders/moeders voorstel

2 INHOUDSTAFEL SAMENVATTING BELEIDSMAATREGELEN VOOR EENOUDERGEZINNEN... 4 FEDERALE BELEIDSMAATREGELEN... 5 Geneeskundige verzorging... 5 Arbeidsongeschiktheid... 8 Eerste jaar arbeidsongeschiktheid... 8 Invaliditeit Werkloosheidsuitkeringen Volledige werkloosheid Deeltijdse arbeid met IGU Inschakelingsuitkeringen Combinatie werk en gezin Tijdskrediet - loopbaanonderbreking Thematische verloven Loopbaanonderbreking openbare sector Pensioenen Overgangsuitkering en overlevingspensioen (Equivalent) Leefloon Inkomensgarantie voor ouderen Tegemoetkomingen aan personen met een handicap Inkomstenbelasting Belastingvoordeel voor kinderen ten laste Onderhoudsuitkeringen Kosten voor kinderopvang Dienst voor alimentatievorderingen Verwarmingstoelage VLAAMSE BELEIDSMAATREGELEN Gezinsbijslagen School- en studietoelage Kinderopvang Tarieven Voorrangsgroepen Vlaamse aanmoedigingspremies Dienstencheques Huisvesting Vlaamse renovatiepremie Vlaamse huursubsidie Vlaamse huurpremie Sociale lening Vlaams Woningfonds WETSVOORSTELLEN Alimentatie Armoedebestrijding Combinatie arbeid en gezin Fiscale maatregelen PLANNEN EN VOORSTELLEN VLAANDEREN Vlaams Actieplan Armoedebestrijding Parlementaire documenten

3 Socio-economische positie eenoudergezinnen Huisvesting - Woonbonus

4 Naast specifieke maatregelen voor eenoudergezinnen zijn er ook vaak maatregelen voor een persoon met gezinslast (waartoe ook eenoudergezinnen behoren). Het begrip eenoudergezin wordt nauwelijks omschreven; enkel bij gezinsbijslagen/eenoudertoeslag. Samenvatting beleidsmaatregelen voor eenoudergezinnen Beleidsdomein Geneeskundige verzorging Tegemoetkomingen aan personen met een handicap/inkomensvervangende tegemoetkoming Pensioenen/overgangsuitkering overlevingspensioen Inkomstenbelasting/belastingvrije som voor kinderen ten laste Maatregel specifiek voor eenoudergezin als groep en mits inkomensvoorwaarde Financieel gunstige maatregel Bij niet-automatisch toegekende verhoogde tegemoetkoming; o.a. situatie eenoudergezin. - Men heeft een kind van minder dan 25 jaar ten laste waarvoor men kinderbijslag ontvangt, onderhoudsgeld ontvangt of onderhoudsgeld betaalt - Men heeft co-ouderschap voor een kind Wie niet voldoet aan de leeftijdsvoorwaarden (jonger dan 45 jaar/50 jaar in 2025) om een overlevingspensioen te krijgen heeft eventueel recht op een overgangsuitkering gedurende 24 maanden met kinderlast. (12 maanden zonder kinderlast); berekend op basis van loon overleden huwelijkspartner. Toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste + bijkomende toeslag voor alleenstaande met kinderlast. Inkomstenbelasting/belasting op de onderhoudsuitkeringen die men als ex-wettelijk samenwonende partner of als exhuwelijkspartner voor zichzelf of voor de kinderen ontvangt Inkomstenbelasting/ maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen van het kind die een bepaald bedrag niet overschrijden in het geval het kind een onderhoudsuitkering ontvangt of een studentenjob heeft Gezinsbijslagen/maandelijkse leeftijdsbijslag Gezinsbijslagen/toeslag voor langdurig werklozen en gepensioneerden Gezinsbijslagen/eenoudertoeslag Gezinsbijslagen/toeslag voor langdurig zieken en arbeidsongeschikten Kinderopvang/tarieven Bij bilocatie: voordeel voor beide ouders wordt verdeeld. Slechts 80% van dat ontvangen onderhoudsgeld is effectief belastbaar. Dit ontvangen onderhoudsgeld nooit opnemen in de eigen aangifte, wel in die van de kinderen. Wanneer de ouder alleen belast wordt en het kind wordt fiscaal niet als gehandicapt beschouwd: euro (tweeoudergezin: euro) Wanneer de ouder alleen belast wordt en het kind wordt fiscaal als gehandicapt beschouwd: euro Categorie: ander kind (dus met inbegrip van alle kinderen met een toeslag voor eenoudergezinnen, een sociale toeslag en kinderen met een aandoening) Als de ouder die het kind opvoedt ook in aanmerking komt voor de eenoudertoeslag, verschilt enkel het bedrag voor het derde en volgende kind. Voor dat kind bedraagt de toeslag 22,97 euro. Als de ouder die het kind opvoedt ook in aanmerking komt voor de eenoudertoeslag, verschilt enkel het bedrag voor het derde en volgende kind. Voor dat kind bedraagt de toeslag 22,97 euro i.p.v. 5 euro. 4

5 Inkomstenbelasting/ belastingvermindering voor de uitgaven voor kinderopvang Inkomstenbelasting/aftrek kosten voor kinderopvang School- en studietoelage Financieel neutrale (?) maatregel t.o.v. tweeoudergezin specifiek voor eenoudergezin als groep en mits inkomensvoorwaarde Je bent uit de echt gescheiden. Je kunt de betaalde uitgaven voor kinderopvang aangeven als o Je je kind fiscaal ten laste hebt op 1 januari 2015; o de helft van het belastingvoordeel voor kinderen ten laste aan jou wordt toegekend (= co-ouderschap/bilocatie) Maximaal 11,20 euro per dag per kind wanneer men beroepsinkomsten heeft. Het kind moet ten laste zijn of de helft van het belastingvoordeel moet aan de ene ouder zijn toegekend. Bij fiscaal co-ouderschap mag elke ouder, onder bepaalde voorwaarden, zijn kosten voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 12 jaar (of 18 jaar indien het kind een zware handicap heeft), aftrekken. Is het kind jonger dan 3 jaar, dan heeft de ouder die zijn kosten voor kinderopvang niet aftrekt, recht op een verhoging van de belastingvrije som. De ouder is alleenstaand: de administratie gaat uit van zijn of haar inkomen. De ouder woont feitelijk samen en de leerling/student is niet fiscaal ten laste van de partner, en de ouder en de nieuwe partner hebben samen geen kinderen: de administratie gaat uit van het inkomen van de ouder. DAVO Dienst voor Alimentatievorderingen Dienstencheques Kinderopvang/voorrangsgroepen Bij tweeoudergezinnen gaat de administratie uit van het inkomen van beide partners. Diensten Invordering bij de onderhoudsplichtige van niet of onvoldoende betaald onderhoudsgeld dat dan doorgestort wordt naar de onderhoudsgerechtigde. Betaling van voorschotten onderhoudsgeld voor kinderen mits inkomensplafond in hoofde van de niet-onderhoudsplichtige ouder voor 2015 vastgesteld op het nettobedrag van euro per maand, verhoogd met 66 euro netto per kind ten laste dienstencheques aan 9 euro per jaar (maar hoeveel alleenstaande ouders kunnen van deze maatregel gebruik maken?) waaronder de alleenstaande ouder Federale beleidsmaatregelen Geneeskundige verzorging De geneeskundige verstrekkingen die de ziekteverzekering terugbetaalt via het ziekenfonds, zijn wettelijk bepaald. De voornaamste categorieën zijn: de bezoeken en raadplegingen van huisartsen en artsen-specialisten; de verzorging door kinesitherapeuten; de verzorging door verpleegkundigen en diensten voor thuisverpleging; de tandverzorging; de verlossingen; de prothesen; rolstoelen; verbanden en implantaten; de ziekenhuisverpleging; de verzorging in rustoorden voor bejaarden; de revalidatiezorg. De ziekteverzekering komt ook tegemoet in de prijs van geneesmiddelen: magistrale bereidingen, farmaceutische specialiteiten en generische geneesmiddelen. De verzekeringstegemoetkoming is ofwel een terugbetaling, 5

6 ofwel geldt de derdebetalersregeling want sinds 1 oktober zijn huisartsen verplicht deze regeling toe te passen voor mensen met een recht op de verhoogde tegemoetkoming. Er zijn heel wat maatregelen die de kosten voor geneeskundige verzorging nog verder verlagen: - Basismaatregelen voor iedereen: de maximumfactuur, het globaal medisch dossier, de huisarts die doorverwijst naar een specialist, de derdebetalersregeling 1, de raadpleging van een geconventioneerde zorgverler, een zorgtraject voor diabetes type 2 of chronische nierinsufficiëntie, het statuut van chronische aandoening. - Bijkomende maatregelen afhankelijk van je financiële situatie: de verhoogde tegemoetkoming, de sociale maximumfactuur 2, de MAF voor een kind jonger dan 19 jaar. Dankzij de verhoogde tegemoetkoming zijn raadplegingen, geneesmiddelen, hospitalisatie, enz. goedkoper. In bepaalde gevallen heeft de patiënt daarop automatisch recht. In andere gevallen moet zij/hij daarvoor bij het ziekenfonds een aanvraag indienen. Wanneer men één van volgende sociale uitkeringen geniet, heeft met automatisch recht op een verhoogde tegemoetkoming: - het leefloon van het OCMW (dat u gedurende 3 maanden moet genieten) - de inkomensgarantie voor ouderen - de toelage voor personen met een handicap, toegekend door de Federale overheidsdienst (FOD) sociale zekerheid. Wanneer de patiënt niet automatisch de verhoogde tegemoetkoming geniet, kan hij zij een aanvraag bij het ziekenfonds indienen: Hier zijn twee gevallen mogelijk. - De patiënt bevindt zich in één van volgende situaties: o weduwnaar/weduwe, invalide, gepensioneerde o erkend als persoon met een handicap o al minstens 1 jaar volledig werkloos of in arbeidsongeschiktheid o eenoudergezin Het ziekenfonds zal vragen om een verklaring met betrekking tot het huidig gezinsinkomen in te vullen. Dat moet onder een jaarlijks grensbedrag liggen dat op basis van het aantal personen in uw gezin is vastgelegd. 3 1 De derdebetalersregeling doet de kosten niet dalen. Men betaalt enkel de eigen bijdrage rechtstreeks aan de zorgverstrekker het terugbetaalbare deel moet men niet voorschieten. Het RIZIV betaalt dit rechtstreeks aan de zorgverstrekker. 2 De sociale maximumfactuur wordt toegekend aan de rechthebbenden van de verhoogde tegemoetkoming die hebben aangetoond of waarvan men kan veronderstellen dat ze slechts over bescheiden inkomsten beschikken. De sociale maximumfactuur beperkt het bedrag van de persoonlijke aandelen dat de betrokken rechthebbenden dienen ten laste te nemen tot 450 euro per kalenderjaar (350 euro voor de MAF chronisch zieken). 3 Overzicht Verhoogde tegemoetkoming: grensbedragen van de inkomsten; 01/09/2015: ,93 euro per gerechtigde en 3.225,83 euro per persoon ten laste; 01/01/2016: ,88 euro per gerechtigde en 3.267,47 euro per persoon ten laste. 6

7 - De patiënt bevindt zich niet in een van die situaties: het ziekenfonds zal bijkomend vragen een verklaring in te vullen met betrekking tot het inkomen van het gezin tijdens het vorige jaar. Dat moet beneden een jaarlijks grensbedrag liggen dat op basis van het aantal personen in het gezin is vastgelegd. Het ziekenfonds zal ook bewijsdocumenten met betrekking tot dat inkomen vragen en meer bepaald uw laatste aanslagbiljet. Kostprijs van een ziekenhuisopname De kosten van een ziekenhuisopname worden verdeeld onder de patiënt en het ziekenfonds. Het ziekenhuis factureert de kosten die de verplichte ziekteverzekering (verzekering voor geneeskundige verzorging) draagt, rechtstreeks aan het ziekenfonds. Het bedrag dat de patiënt zelf moet betalen voor de zorg tijdens een ziekenhuisopname, hangt af van de volgende elementen: - het statuut: gewone verzekerde of rechthebbende op de verhoogde tegemoetkoming - de keuze van de kamer: gemeenschappelijke kamer, tweepersoonskamer, eenpersoonskamer - de duur van de ziekenhuisopname. De bedragen van toepassing vanaf 1 januari 2014: Het statuut Kost van de eerste dag (opname) Kost vanaf de tweede dag van hospitalisatie Kost vanaf de 91ste dag van hospitalisatie In een psychiatrisch ziekenhuis vanaf het 6de jaar Als men recht heeft op een verhoogde terugbetaling (= Rechthebbende op de verhoogde tegemoetkoming) 5,44 EUR 5,44 EUR 5,44 EUR 15,31 EUR Als men + de personen ten laste recht heeft/hebben op een verhoogde terugbetaling (= Rechthebbende op de verhoogde tegemoetkoming) 5,44 EUR 5,44 EUR 5,44 EUR 5,44 EUR Als men werkloos is zonder personen ten laste 32,71 EUR (*) 5,44 EUR 5,44 EUR 15,31 EUR Als men werkloos is (en voor de personen ten laste) 32,71 EUR (*) 5,44 EUR 5,44 EUR 5,44 EUR Als men "kind ten laste" is (met uitzondering van de verhoogde tegemoetkoming) 32,71 EUR 5,44 EUR 5,44 EUR 5,44 EUR Als men personen ten laste heeft of als men alimentatie moet betalen (en voor de personen ten laste) 42,58 EUR 15,31 EUR 5,44 EUR 5,44 EUR 7

8 Als men zich in een andere situatie bevindt 42,58 EUR 15,31 EUR 15,31 EUR 25,52 EUR Psychiatrische verzorgingstehuizen Staatstegemoetkoming Categorie Omschrijving Bedrag per dag Systeem vanaf 1 januari 2003 Personen die ofwel personen ten laste hebben 15,41 ofwel personen ten laste zijn Alle personen met recht op de verhoogde 9,25 tegemoetkoming Alle anderen 4,63 Systeem voor opnames voor 1 Personen met leefloon, gewaarborgd inkomen 9,91 januari 2003 voor zover dit systeem voordeliger is bejaarden, tegemoetkoming mindervaliden en hun rechthebbenden Personen met recht op verhoogde 7,44 tegemoetkoming en personen met andere personen ten laste en hun rechthebbenden Alle anderen 4,96 Bijkomende tegemoetkoming vanaf 1 oktober 2013 Gezinslast Verhoogde tegemoetkoming Integratietegemoetkoming Invaliditeit Bedrag per dag JA 7,59 Personen die ofwel personen ten laste hebben ofwel personen ten laste zijn NEEN Diverse categorieën Diverse categorieën Diverse bedragen Arbeidsongeschiktheid Eerste jaar arbeidsongeschiktheid Werknemers De uitkering is gelijk aan 60% van het laatste brutoloon. De gezinssituatie: - speelt geen rol tijdens de eerste zes maanden - speelt mogelijk een rol vanaf de zevende maand arbeidsongeschiktheid en bij invaliditeit vanaf 1 jaar arbeidsongeschiktheid: ze bepaalt de minimumuitkering Er zijn 3 verschillende situaties: - een gerechtigde met gezinslast: o samenwonen met de echtgeno(o)t(e), feitelijke levenspartner, kind of bloed- of aanverwant tot de 3e graad, die/dat financieel ten laste is 8

9 o OF o alleenstaande zijn en onderhoudsgeld van minimum 111,55 euro betalen - een alleenstaande gerechtigde (of daarmee gelijkgesteld) - een samenwonende gerechtigde Verhoging van de uitkering tot een minimumbedrag Vanaf de 1e dag van de 7e maand van de arbeidsongeschiktheid zijn er minimumbedragen. Als de uitkering dus lager ligt dan het minimumbedrag waarop men recht hebt, dan verhoogt die tot dat bedrag. De volgende aspecten bepalen wat het minimumbedrag is: - de gezinssituatie - of men een regelmatige werknemer is of niet. Tabel: Minimumbedrag van de uitkering vanaf de 1e dag van de 7e maand ongeschiktheid, per dag (in euro, bruto, voor een 6-dagenweekregeling) in Werklozen Was men werkloos voordat men arbeidsongeschikt werd? - Dan is de arbeidsongeschiktheidsuitkering: tijdens de 1e 6 maanden gelijk aan de werkloosheidsuitkering behalve indien dit bedrag hoger is dan de arbeidsongeschiktheidsuitkering (dit is 60% van het brutoloon waarop de werkloosheidsuitkering is berekend). In dit geval zal men recht hebben op het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en niet op het bedrag van de werkloosheidsuitkering

10 vanaf de 7e maand gelijk aan 60% van het brutoloon waarop de werkloosheidsuitkering is berekend. - Dan speelt de gezinssituatie 5 mogelijk een rol vanaf de 7e maand van de arbeidsongeschiktheid: ze bepaalt dan immers de minimumuitkering. Verlaging van de uitkering tot een maximumbedrag Er zijn maximumbedragen. Als de uitkering hoger ligt dan het bedrag waarop men maximaal recht heeft, dan verlaagt de uitkering tot het maximumbedrag Tabel: Maximumbedrag van de uitkering tijdens de periode van primaire ongeschiktheid, per dag (in EUR, bruto, in een 6-dagenweekregeling) in 2015: Invaliditeit Werknemer Was men werknemer (arbeider of bediende) voordat men arbeidsongeschikt werd? Dan heeft men recht op een percentage van het laatste brutoloon. De gezinssituatie bepaalt welk percentage dat is: - 65% als men gezinslast heeft - 55% als men alleenstaande is - 40% als men samenwonende is Maximumbedrag van de uitkering tijdens de periode van invaliditeit Als arbeidsongeschikte werknemer stemt de uitkering die men ontvangt tijdens de periode van invaliditeit overeen met een percentage van het brutoloon per dag, met het loonplafond als grensbedrag. Dat vergoedingspercentage varieert volgens de gezinssituatie. Het bedrag van de uitkering kan worden gerevaloriseerd volgens de duur van de arbeidsongeschiktheid. 5 Een gerechtigde met gezinslast, een alleenstaande gerechtigde (of daarmee gelijkgesteld) of een samenwonende gerechtigde 10

11 Men wordt vergoed in de 6-dagenweekregeling: men ontvangt een uitkering voor de dagen van maandag tot vrijdag en voor de zaterdag, ongeacht de arbeidsregeling vóór de arbeidsongeschiktheid. Tabel: Maximumbedrag van de uitkering tijdens de periode van invaliditeit, per dag (in EUR, bruto, in een 6-dagenweekregeling) in 2015: 11

12 Werkloos Was men werkloos voordat men arbeidsongeschikt werd? Dan heeft men recht op een percentage van het brutoloon waarop de werkloosheidsuitkering is berekend. De gezinssituatie bepaalt welk percentage dat is: - 65% als men gezinslast heeft - 55% als men alleenstaande is - 40% als men samenwonende is Werkloosheidsuitkeringen Volledige werkloosheid Vanaf 2012 ziet het degressiviteitssysteem van de werkloosheidsuitkeringen er als volgt uit: 12

13 Bron: Ondertussen zijn deze bedragen iets verhoogd (01/09/2015). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen uitkeringen zonder anciënniteitstoeslag en met zie: Telkens is er sprake van drie uitkeringscategorieën: - Samenwonende met gezinslast - Alleenwonende - Samenwonende Het gezinshoofd is de samenwonende met gezinslast: de werkloze die aantoont dat hij bepaalde personen financieel ten laste heeft. Daardoor krijgt hij als werkloze een hoger dagbedrag. Dit kan bv. zijn omdat hij als alleenwonende onderhoudsgeld betaalt of omdat hij samenwoont met een kind waarvoor hij recht heeft op kinderbijslag of met een partner of familielid dat/die geen beroeps- of vervangingsinkomen heeft. 6 Deeltijdse arbeid met IGU Wanneer men als werkloze opnieuw gaat werken in een deeltijdse baan, dan kan men onder bepaalde voorwaarden, boven op het deeltijdse nettoloon, een extra uitkering van de RVA krijgen, de zogenaamde inkomensgarantie-uitkering (IGU). Dit biedt het voordeel dat het totale inkomen op zijn minst gelijk is aan de werkloosheidsuitkering die men ontving voordat men weer aan de slag ging. De inkomensgarantie-uitkering (IGU) wordt berekend op grond van een refertedaguitkering. Deze uitkering stemt meestal overeen met de daguitkering die men u als volledig werkloze zou ontvangen. Soms wordt echter rekening gehouden met een theoretisch hogere uitkering 6 Zie woordenlijst RVA: 13

14 van de fase 2B. Deze uitzondering is afhankelijk van de gezinscategorie (zie hieronder: 3de periode) 7. Periode waarvoor de IGU wordt berekend Vermeld het dagbedrag van de code 1ste periode, fase ste periode, fase of 1 T 1ste periode, fase ste periode, fase 14 (sommige kunstenaars) 14 2de periode, fase 2A 2de periode, fase 2B 2de periode, fase 2C (55 plus) 2A 2B 2C 2de periode, fase 3 (lang beroepsverleden) 3 2de periode, fase 5 (33% verminderd geschikt) 5 2de periode, lage uitkering 2de periode, fase 21 2de periode, fase 22 2F 2B (uitzondering) 2de periode, fase 23 2de periode, fase 24 3de periode, forfait AF samenwonend met gezinslast (categorie A) 3de periode, forfait NF alleenwonend (catégorie N) 3de periode, forfait BF samenwonend zonder gezinslast (catégorie B) schoolverlater met inschakelingsuitkering Wx 2B (uitzondering) 2B (uitzondering) BF Wx Inschakelingsuitkeringen Er zijn drie uitkeringscategorieën: samenwonende met gezinslast, alleenwonende, samenwonende

15 Combinatie werk en gezin Tijdskrediet - loopbaanonderbreking Het tijdskrediet is een recht behalve wanneer er minder dan tien werknemers zijn. De werkgever moet dan zijn/haar goedkeuring geven. Er zijn drie soorten tijdskrediet: - met motief - zonder motief: sinds 1 januari 2015 zijn de RVA-uitkering en de gelijkstelling voor de berekening van het pensioen weggevallen - Eindeloopbaan Privé-sector tijdskrediet - algemeen stelsel Voltijds tijdskrediet Werknemer met minder dan 5 jaar anciënniteit bij de werkgever Werknemer met 5 jaar anciënniteit of meer bij de werkgever Brutobedrag 481,02 EUR 641,37 EUR Nettobedrag 432,30 EUR 576,40 EUR Bedragen die op 01/12/2012 werden geïndexeerd Bedragen per maand op basis van een voltijdse betrekking Bedrijfsvoorheffing = 10,13% 1/2-tijds tijdskrediet 1) Werknemer van minder 50 jaar Werknemer met minder dan 5 jaar anciënniteit of meer bij de werkgever Samenwonende werknemer (1) Alleenwonende werknemer (2) Brutobedrag 240,51 EUR 240,51 EUR Nettobedrag 168,36 EUR 199,27 EUR Werknemer met 5 jaar anciënniteit of meer bij de werkgever Samenwonende werknemer (1) Alleenwonende werknemer (2) Brutobedrag 320,68 EUR 320,68EUR Nettobedrag 224,48 EUR 265,69 EUR Bedragen die op 01/12/2012 werden geïndexeerd Bedragen per maand op basis van een voltijdse betrekking (1) Samenwonende = werknemer die met andere volwassenen (lid van zijn familie of niet) en eventueel met één of meerdere kinderen woont Bedrijfsvoorheffing = 30% (2) Alleenwonende = werknemer helemaal alleen wonend of alleen wonend met één of meerdere kinderen ten laste 15

16 Bedrijfsvoorheffing = 17,15% 2) Werknemer van 50 jaar of meer Werknemer met minder dan 5 jaar anciënniteit bij de werkgever Samenwonende werknemer (1) Alleenwonende werknemer (2) Brutobedrag 240,51 EUR 240,51 EUR Nettobedrag 156,34 EUR 199,27 EUR Werknemer met 5 jaar anciënniteit of meer bij de werkgever Samenwonende werknemer (1) Alleenwonende werknemer (2) Brutobedrag 320,68 EUR 320,68EUR Nettobedrag 208,45 EUR 265,69 EUR 1/5-de tijdskrediet Samenwonende werknemer (1) Brutobedrag Nettobedrag 158,38 EUR 102,95 EUR Alleenwonende werknemer (2) Werknemer helemaal alleen wonend Werknemer alleen wonend met één of meerdere kinderen ten laste Brutobedrag 204,39 EUR 204,39 EUR Nettobedrag 132,86 EUR (3) 169,34 EUR (4) Privé-sector tijdskrediet - stelsel landingsbanen Volledige onderbreking: "Algemeen stelsel" 1/2-tijds tijdskrediet Samenwonende werknemer (1) Alleenwonende werknemer (2) Brutobedrag 479,06 EUR 479,06 EUR Nettobedrag 311,39 EUR 396,91 EUR Bedragen die op 01/12/2012 werden geïndexeerd Bedragen per maand op basis van een voltijdse betrekking (1) Samenwonende = werknemer die met andere volwassenen (lid van zijn familie of niet) en eventueel met één of meerdere kinderen woont Bedrijfsvoorheffing = 35% (2) Alleenwonende = werknemer helemaal alleen wonend of alleen met één of meerdere kinderen ten laste Bedrijfsvoorheffing = 17,15% Tijdskrediet 1/5 16

17 Samenwonende werknemer (1) Brutobedrag Nettobedrag 222,52 EUR 144,64 EUR Alleenwonende werknemer (2) Alleenwonende werknemer Werknemer helemaal alleen wonend met één of meerdere kinderen ten laste Brutobedrag 268,53 EUR 268,53 EUR Nettobedrag 174,55 EUR (3) 222,48 EUR (4) Thematische verloven In vergelijking met tijdskrediet/loopbaanonderbreking zijn de thematische verloven korter van duur, zijn de toelatingsvoorwaarden soepeler en bieden ze hogere uitkeringen. Thematische verloven onderwijs Geen onderscheid tussen samenwonende en alleenwonend personeel. Thematische verloven - andere sectoren Volledig onderbreking Brutobedrag Nettobedrag 786,78 EUR 707,08 EUR Bedragen die op 01/12/2012 werden geïndexeerd. Bij een volledige onderbreking op basis van een deeltijdse betrekking, wordt de uitkering berekend in verhouding tot uw arbeidsregime. Bedrijfsvoorheffing = 10,13 %. 1/2-tijdse loopbaanonderbreking Werknemer van minder dan 50 jaar Werknemer van 50 jaar en meer (1) Brutobedrag 393,38 EUR 667,27 EUR Nettobedrag 325,92 EUR 552,84 EUR Bedragen die op 01/12/2012 werden geïndexeerd. (1) Neem contact op met uw personeelsdienst of met de RVA om te weten of u recht hebt op dit verhoogde bedrag. Enkel voor verlof voor medische bijdstand en voor palliatief verlof: indien u deeltijds werkt (minsten 3/4) zal de uitkering proportioneel berekend worden volgens uw arbeidsregime. Vermindering van prestaties met 1/5 Samenwonende werknemer Werknemer van minder dan 50 jaar Werknemer van 50 jaar en meer (1) Brutobedrag 133,45 EUR 266,91 EUR 17

18 Werknemer van minder dan 50 jaar Werknemer van 50 jaar en meer (1) Nettobedrag 110,57 EUR 221,14 EUR Bedragen die op 01/12/2012 werden geïndexeerd (1) Neem contact op met uw personeelsdienst of met de RVA om te weten of u recht hebt op dit verhoogde bedrag Bedrijfsvoorheffing = 17,15 % Alleenwonende werknemer Werknemer van minder dan 50 jaar Alleenwonende werknemer Alleenwonende werknemer alleen met één of meerdere kinderen ten laste Brutobedrag 133,45 EUR 179,47 EUR Nettobedrag 110,57 EUR 148,70 EUR Bedragen die op 01/12/2012 werden geïndexeerd. Bedrijfsvoorheffing = 17,15 %. Werknemer van 50 jaar en meer (1) Brutobedrag 266,91 EUR Nettobedrag 221,14 EUR Bedragen die op 01/12/2012 werden geïndexeerd. (1) Neem contact op met uw personeelsdienst of met de RVA om te weten of u recht hebt op dit verhoogde bedrag. Loopbaanonderbreking openbare sector Volledige onderbreking De uitkeringen worden verhoogd voor het tweede kind en voor het derde en volgende kinderen op voorwaarde dat ze jonger dan drie jaar zijn. Voor deeltijds werk is er een aanpassing in verhouding tot het arbeidsregime. Vermindering onderbreking Met 1/5 de, 1/4 de of 1/3 de : ook verhoogde bedragen voor het tweede en voor het derde en volgende kinderen op voorwaarde dat ze jonger dan drie jaar zijn. Eindeloopbaanstelsel vermindering van prestaties Met 1/5 de, 1/4 de of 1/3 de : ook verhoogde bedragen voor het tweede en voor het derde en volgende kinderen op voorwaarde dat ze jonger dan drie jaar zijn. 18

19 Pensioenen Overgangsuitkering en overlevingspensioen 9 Overgangsuitkering Vanaf 2015 is de wetgeving rond het overlevingspensioen grondig gewijzigd door de invoering van een overgangsuitkering. Deze nieuwe regeling wordt toegepast wanneer de huwelijkspartner overlijdt na 31 december 2014, en houdt in dat wie niet voldoet aan de leeftijdsvoorwaarde (jonger dan 45 jaar/50 jaar in 2025) om een overlevingspensioen te krijgen eventueel recht heeft op een overgangsuitkering gedurende: 12 maanden (zonder kinderlast); 24 maanden (met kinderlast). Wie al een overlevingspensioen ontving volgens de vroegere wetgeving blijft dat recht behouden. Het overlevingspensioen en de overgangsuitkering bieden de langstlevende huwelijkspartner de mogelijkheid een pensioen te verkrijgen op basis van de werknemersloopbaan van zijn overleden huwelijkspartner. Zowel mannen als vrouwen kunnen er aanspraak op maken. Het bedrag van de overgangsuitkering wordt altijd op dezelfde wijze berekend ongeacht of de overleden huwelijkspartner gepensioneerd was of niet. De berekening gebeurt zoals een overlevingspensioen waarbij de overleden huwelijkspartner nog niet gepensioneerd was. De berekening is dus altijd gebaseerd op een loopbaan waarbij de noemer gelijk is aan het aantal kalenderjaren tussen 1 januari van het jaar van de 20e verjaardag en 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar: van het overlijden als hij nog niet gepensioneerd was; waarin het rustpensioen ingaat als hij al gepensioneerd is. De berekening gebeurt zoals een overlevingspensioen waarbij de overleden huwelijkspartner nog niet gepensioneerd was; dus als een als een afgeleid recht op basis van de inkomsten van de overleden echtgenoot. Overlevingspensioen Het bedrag van het overlevingspensioen verschilt naar gelang de overleden huwelijkspartner gepensioneerd was of niet: de overleden huwelijkspartner ontving een pensioen berekend aan het gezinsbedrag. Het bedrag van het overlevingspensioen bedraagt 80 % van het rustpensioen van de overleden huwelijkspartner;

20 de overleden huwelijkspartner ontving een pensioen berekend aan het bedrag alleenstaande. Het bedrag van het overlevingspensioen is identiek aan het rustpensioen van de overleden huwelijkspartner; de overleden huwelijkspartner was niet gepensioneerd: het overlevingspensioen wordt dan berekend als een rustpensioen. (Equivalent) Leefloon 10 Het leefloon maakt deel uit van het recht op maatschappelijke integratie. De bedragen van het leefloon en de financiële hulp 11 of met andere woorden het equivalent leefloon, dat wordt bepaald door het recht op maatschappelijke hulp, zijn op elkaar afgestemd. De wet bepaalt hoeveel men elke maand kan ontvangen, afhankelijk van de categorie waartoe men behoort: Categorie 1: Je leeft samen met één of meerdere personen waarmee je jouw huishouden gemeenschappelijk regelt. = bedrag per samenwonende persoon. Categorie 2: Je leeft alleen. = bedrag alleenstaande persoon. Categorie 3: Je hebt een gezin ten laste met minstens één minderjarig ongehuwd kind. Als je in dit geval samenwoont met een partner, geldt dit bedrag voor jullie beiden samen. Sinds 1 september 2015 gelden volgende maandelijkse bedragen: - categorie 1: 555,81 euro - categorie 2: 833,71 - categorie 3: 1.111,62 Inkomensgarantie voor ouderen De Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) is een uitkering die toegekend wordt aan bejaarde personen die niet over voldoende financiële middelen beschikken. Sinds 2001 vervangt ze het vroegere 'gewaarborgde inkomen'. Vanaf 1 januari 2014 gelden er nieuwe regels voor de IGO. Er wordt rekening gehouden met de gezinssituatie op volgende wijze: Wanneer men niet voldoet aan de voorwaarden om een leefloon te krijgen, kan men van het OCMW toch financiële maatschappelijke hulp krijgen. Die wordt vastgesteld met verwijzing naar het leefloon. Meestal is de financiële hulp gelijk aan het leefloon. 20

21 - Het basisbedrag is van toepassing als de betrokkene zijn hoofdverblijfplaats deelt met één of meer personen; - Het verhoogde bedrag wordt toegekend aan aanvragers die alleen wonen, dat wil zeggen dat ze hun hoofdverblijfplaats niet delen met andere personen. De maximumbedragen in maandelijks uitkeringen vanaf 1 september 2015: - Basisbedrag: 687,95 euro - Verhoogd basisbedrag: 1.031,93 euro Voordien was er een recht op een verhoogde IGO als alleenstaande wanneer de betrokkene zijn/haar hoofdverblijfplaats deelde met o.a. minderjarige kinderen. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap Er zijn 3 types tegemoetkomingen: 12 - Wanneer men door een handicap niet kan gaan werken of wanneer het verdienvermogen beperkt is tot 1/3 van wat een gezond persoon op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen, dan heeft men misschien recht op een inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT). - Ondervind men moeilijkheden bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten zoals koken, eten, wassen, poetsen,? M.a.w. heeft de handicap een invloed op de zelfredzaamheid? Dan heeft men misschien recht op een integratietegemoetkoming (IT). - Is men 65 jaar of ouder en ondervindt menmoeilijkheden bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten zoals koken, eten, wassen, poetsen,? M.a.w. heeft de handicap invloed op de zelfredzaamheid? Dan heeft men misschien recht op een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB). De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden kan een aanvulling zijn op het rust- of overlevingspensioen of op de IGO. Inkomensvervangende tegemoetkoming De gezinssituatie wordt ingedeeld in drie categorieën (A, B en C). Met elke categorie komt een maximumbedrag overeen. Men woont samen met familieleden (bloed- en aanverwanten): - in de 1ste graad: ouders, kinderen, schoonouders, schoonzoons, schoondochters, kinderen van de partner, - in de 2de graad: grootouders, kleinkinderen, broers, zussen, schoonbroers, schoonzussen, grootouders of kleinkinderen van de partner, - in de 3de graad: nonkels, tantes, neven, nichten, overgrootouders, achterkleinkinderen, overgrootouders of achterkleinkinderen van de partner, neven en nichten van de partner, tantes en nonkels van de partner,

22 Men woont in een aangepaste voorziening of instelling maar men behoudt de domicilie bij familieleden in de 1ste, 2de of 3de graad A voor de eerste 3 maanden, dan B Men leeft alleen B Men woont in een aangepaste voorziening of instelling waar men ook gedomicilieerd is B Men heeft een partner (huwelijk of samenwonend) C Men heeft een kind van minder dan 25 jaar ten laste waarvoor men kinderbijslag ontvangt, onderhoudsgeld ontvangt of onderhoudsgeld betaalt C Men heeft co-ouderschap voor een kind C Men woont in een aangepaste voorziening of instelling maar men behoudt de domicilie bij de partner C Inkomstenbelasting Belastingvoordeel voor kinderen ten laste 13 Wanneer men een of meer personen ten laste heeft, krijgt men een belastingvoordeel, namelijk een verhoging van het belastingvrij minimum. Dat betekent dat een groter deel van het inkomen niet belast wordt en dat de verschuldigde belasting dus verlaagt. De kinderen die men ten laste kan aangeven: - de kinderen of geadopteerde kinderen, kleinkinderen of achterkleinkinderen - de kinderen die men volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft (bijvoorbeeld kinderen van wie de ouders uit de ouderlijke macht zijn ontzet) De fiscale voordelen zijn: Toeslag op de belastingvrije som (aanslagjaar 2016, inkomsten 2015) Aantal kinderen ten laste Toeslag op belastingvrije som voor 1 kind ten laste euro Voor 2 kinderen ten laste Voor 3 kinderen ten laste

23 Voor 4 kinderen ten laste Voor meer dan 4 kinderen ten laste Supplement per kind boven het 4 de Een kind met een handicap telt voor twee. En dan zijn er nog bijkomende toeslagen: - Toeslag op de belastingvrije som voor elk kind jonger dan 3 jaar Voor elk kind jonger dan 3 jaar waarvoor u geen uitgaven voor kinderopvang aftrekt: 560 euro (aanslagjaar 2016, inkomsten 2015) - Toeslag op de belastingvrije som voor alleenstaande met kinderlast Als men alleenstaande is en men heeft één of meerdere kinderen ten laste dan heeft men recht op een bijkomende toeslag op de belastingvrije som van euro (aanslagjaar 2016, inkomsten 2015) - Belastingvermindering voor de uitgaven voor kinderopvang Tabel: Kinderen ten laste en hun invloed op de inkomstenbelasting van Aantal kinderen Belastingbesparing (1) Dankzij elk kind apart (2) Dankzij alle kinderen samen Bijkomende alleenstaande Twee- alleenstaande Tweeoudergezin vrijstelling (3) oudergezin , , , , , , , , , , , , ,50 (1) Zonder rekening te houden met andere eventuele vrijgesteld inkomsten, bv. voor een kind met een zware handicap, de gemeentebelasting; in de veronderstelling van meer dan euro belastbare inkomsten (2) Het gaat om het bedrag van de besparing dankzij elk kind apart, dus voor respectievelijk het eerste, het tweede, enz. (3) De alleenstaande ouder heeft daarbovenop een bijkomende eenmalige vrijstelling van euro, ongeacht het aantal kinderen ten zijnen/haren laste. De nettobestaansmiddelen van het kind mogen een bepaald bedrag niet overschrijden. Dit is van belang wanneer het kind een onderhoudsuitkering ontvangt of een studentenjob heeft. Dat bedrag verschilt naargelang men fiscaal gezien alleen of samen met de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner wordt belast: Wanneer je Maximumbedrag nettobestaansmiddelen van je kind (inkomsten 2015) samen belast wordt met je echtgenoot of wettelijk euro samenwonende partner alleen belast wordt en je kind wordt fiscaal niet als Belastinggids Testaankoop 2015, p

24 gehandicapt beschouwd alleen belast wordt en je kind wordt fiscaal als gehandicapt beschouwd Belastingvermindering voor de uitgaven voor kinderopvang 15 Wat de gezinssituatie betreft zijn er drie mogelijkheden: - Je wordt samen belast met je echtgenoot of wettelijk samenwonende partner. Dan heeft het geen belang wie de uitgaven voor kinderopvang betaalt. In de belastingaangifte is er voor beide gehuwden of wettelijk samenwonenden slechts één code om de uitgaven voor kinderopvang te vermelden; - Je vormt een feitelijk gezin met de vader van je kinderen. Dan heeft alleen wie het kind ten laste neemt in zijn/haar belastingaangifte heeft recht op de belastingvermindering; - Je bent uit de echt gescheiden. De huisvesting van de kinderen is gelijkmatig verdeeld over je ex-partner en jezelf. Dan kan je de betaalde uitgaven voor kinderopvang aangeven als o Je je kind fiscaal ten laste hebt op 1 januari 2015; o de helft van het belastingvoordeel voor kinderen ten laste aan jou wordt toegekend (= co-ouderschap) Onderhoudsuitkeringen Belasting op de onderhoudsuitkeringen die men als ex-wettelijk samenwonende partner of als ex-huwelijkspartner voor zichzelf en/of voor de kinderen ontvangt Men ontvangt onderhoudsgeld voor zichzelf Het onderhoudsgeld dat men maandelijks ontvangt (en dat voor de schuldenaar aftrekbaar is), wordt beschouwd als een gewoon inkomen. Men moet het aangeven in de belastingaangifte. Maar 80% van dat ontvangen onderhoudsgeld is effectief belastbaar. 16 De achterstallen van onderhoudsgeld zijn ook voor 80% belastbaar. Als het onderhoudsgeld of de verhoging van het onderhoudsgeld voor de eerste keer door een rechter vastgelegd werd met terugwerkende kracht, kan het afzonderlijk belast worden. Voor in één keer in de vorm van kapitaal gestort onderhoudsgeld bepaalt men het aan te geven bedrag door het kapitaal te vermenigvuldigen met een percentage in functie van je leeftijd (omzettingsrente). Zie de tabel hieronder. Men geeft dat bedrag elk jaar aan vanaf het jaar van de betaling tot en met het overlijden. Leeftijd bij de betaling of toekenning Percentage De onderhoudsverschuldigde kan 80% van het betaalde onderhoudsgeld aftrekken van zijn/haar gezamenlijk belastbaar netto-belastbaar inkomen. Het voordeel van de onderhoudsverschuldigde die de alimentatiegelden aftrekt, wordt berekend aan het marginale tarief, dus het tarief van toepassing op de hoogste schijf van de inkomsten (meestal 45 tot 50 %). 24

25 40 jaar en minder 1 41 tot 45 jaar 1,5 46 tot 50 jaar 2 51 tot 55 jaar 2,5 56 tot 58 jaar 3 59 tot 60 jaar 3,5 61 tot 62 jaar 4 63 tot 64 jaar 4,5 65 jaar en ouder 5 Men ontvangt onderhoudsgeld voor de kinderen Men moet dat onderhoudsgeld nooit opnemen in de eigen aangifte, wel in die van de kinderen. Als er meer dan één kind is, is het voordeliger om alle kinderen bij dezelfde ouder aan te geven omdat het belastingvoordeel ten gevolge van de bijkomende belastingvrijstelling wegens kind ten laste dan het grootst is. Indien men de kinderen fiscaal ten laste heeft, geniet men van de toeslag op de belastingvrije som die afhangt van hoeveel kinderen ten laste met heeft + de bijkomende toeslag voor alleenstaande met kinderlast en wanneer men bovendien beroepsactief is, moet men minder bedrijfsvoorheffing betalen ook in functie van het aantal kinderen. De vraag is of deze voordelen voor de ouder die de kinderen fiscaal ten laste heeft in de klassieke verblijfsregeling in verhouding staan met de 80% aftrek door de onderhoudsplichtige (zie verder buitengewone kosten)? Bilocatie Bij bilocatie zijn er gevallen waarbij onderhoudsgeld verschuldigd blijft, namelijk wanneer de inkomsten van de ene ouder (aanzienlijk) hoger zijn dan de inkomsten van de andere ouder. Ook kunnen de niet-verblijfsgebonden kosten niet gelijkmatig verdeeld worden. Het systeem van bilocatie blijkt fiscaal niet interessant voor ex-partners die meer dan twee kinderen hebben. In dat geval is het voordeliger dat één ouder de kinderen fiscaal ten laste neemt. Omwille van financiële redenen worden bepaalde (ex-)ouders (met meer dan twee kinderen) die voor co-ouderschap/bilocatie willen kiezen door het systeem gedwongen om voor de klassieke verblijfsregeling te kiezen. De ouder die de gemeenschappelijke kinderen niet fiscaal ten laste neemt, kan soms ook een belastingvoordeel genieten omwille van de kinderen. Het belastingvoordeel wordt dan over beide ouders opgesplitst. Ze moeten hierover een onderlinge overeenkomst hebben die geregistreerd is op het registratiekantoor of gehomologeerd door een rechter ofwel via een rechterlijke uitspraak. Als beide ouders zich tegen de fiscale opsplitsing uitspreken, zal de fiscus hier wellicht mee akkoord gaan. Door de fiscale opsplitsing komen een aantal belastingvoordelen automatisch aan beide ouders toe, meestal elk de helft: - De belastingvrije som voor kinderen ten laste; - De bijkomende belastingvrijstelling voor een kind van minder dan drie jaar 25

26 En deze regels gelden ook voor de ouder die de kinderen niet ten laste aangeeft: - Hij/zij mag de opvangkosten die hij/zij betaald heeft volledig aangeven; - Hij/zij heeft zolang hij/zij als alleenstaande wordt belast, recht op de volledige belastingvrijstelling die de fiscus normaliter toekent aan de alleenstaande ouder die de kinderen ten laste aangeeft. De ouders mogen de fiscale opsplitsing niet toepassen voor een bepaald kind als: - Een van hen in hetzelfde jaar ook de fiscale aftrek van de onderhoudsuitkering voor dat kind vraagt, tenzij dat onderhoudsgeld werd betaald vóór de periode van bilocatie; - Dat kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, zelfs al is het dan nog eventueel fiscaal ten laste. De buitengewone kosten De wet tot objectivering van de onderhoudsbijdragen van gescheiden ouders van 19 maart 2010 bepaalt dat ouders afspraken kunnen maken over een gezamenlijke kindrekening en over de verdeling van de buitengewone kosten. In principe betalen de ouders hun deel van de buitengewone kosten in verhouding tot hun inkomen maar vaak worden ze gewoon in twee gedeeld. De betalingen van de buitengewone kosten komen in aanmerking komen voor fiscale aftrek als de betalingen zich situeren zich binnen de contouren van de wettelijke onderhoudsverplichting van art. 203 Burgerlijk Wetboek (zie boven). Deze betalingen moeten verricht zijn ten behoeve van diegene die feitelijk geen deel uitmaakt van het gezin van diegene die de betalingen uitvoert. In de klassieke verblijfsregeling tellen deze kosten mee in het kader van de aftrek van 80% van het betaalde onderhoudsgeld door de onderhoudsplichtige. Het komt er dus op neer dat de ouder die de kinderen niet fiscaal ten laste heeft het deel van de buitengewone kosten die hij/zij betaald heeft kan aftrekken en de andere ouder die haar/zijn deel betaalt heeft niet. Vaak overstijgen de buitengewone kosten het klassieke onderhoudsgeld, zeker in het geval van studenten hoger onderwijs (studiekosten, zoals de huur van een kot, inschrijvingsgelden, kosten van cursussen). Kosten voor kinderopvang Men kan de kosten voor kinderopvang onder bepaalde voorwaarden inbrengen in de belastingen. Voor het aanslagjaar 2015 (inkomsten 2014): maximaal 11,20 euro per dag per kind. Men moet beroepsinkomsten hebben. Het kind moet ten laste zijn of de helft van het belastingvoordeel moet aan de ene ouder zijn toegekend. Bij fiscaal co-ouderschap mag elke ouder, onder bepaalde voorwaarden, zijn kosten voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 12 jaar (of 18 jaar indien het kind een zware handicap heeft), aftrekken. Is het kind jonger dan 3 jaar, dan heeft de ouder die zijn kosten voor kinderopvang niet aftrekt, recht op een verhoging van de belastingvrije som. 26

27 Dienst voor alimentatievorderingen DAVO (Dienst voor alimentatievorderingen in de schoot van de FOD Financiën) 17 is een drukmiddel om de rechten van de onderhoudsgerechtigden te doen respecteren en om slechte betalers aan te zetten het onderhoudsgeld te betalen. Het is ook een instrument in de strijd tegen armoede van gezinnen, ouders en hun kinderen en om de OCMW's te ontlasten. DAVO bemiddelt in bepaalde conflictueuze situaties. Op vraag van de onderhoudsgerechtigde betaalt DAVO voorschotten op het uitstaand onderhoudsgeld voor kinderen. DAVO vordert ook onderhoudsgeld in. Het gaat hierbij niet enkel om het achterstallige onderhoudsgeld maar ook om het in de toekomst verschuldigde onderhoudsgeld. Wat de voorschotten op het onderhoudsgeld voor kinderen betreft werd het inkomensplafond in hoofde van de niet-onderhoudsplichtige ouder voor 2015 vastgesteld op het nettobedrag van euro per maand, verhoogd met 66 euro netto per kind ten laste. In de periode van de oprichting van DAVO werd het Platform Alimentatiefonds actief. Het bestaat nu nog steeds uit diverse Franstalige en Nederlandstalige vrouwen- en gezinsorganisaties. Het Platform volgt onder andere de werking van DAVO op en lobbyt met een reeks aanbevelingen. Verwarmingstoelage 18 Per huishouden en per verwarmingsperiode kan er maximum liter brandstof in aanmerking genomen worden voor de toekenning van een verwarmingstoelage. Voor de grote hoeveelheden geleverde brandstoffen schommelt het bedrag van de toelage tussen 14 cent en 20 cent per liter en de maximumtoelage per huishouden is 300. Zodra de op de factuur aangerekende prijs, BTW inbegrepen, gelijk of hoger is dan de drempels die hieronder bepaald worden, wordt de bijdrage als volgt bepaald: Prijs per liter vermeld op factuur Bedrag van de toelage per liter Maximumbedrag van de toelage per prijscategorie < 1,23 14 cent 210 >= 1,23 en < 1, cent Tussen 1999 en 2003 is een gemeenschappelijk front van vrouwenorganisaties gevormd om meer druk uit te oefenen voor de oprichting van een alimentatiefonds. DAVO is opgericht in 2003 en operationeel sinds Zie ook:

28 >= 1,255 en < 1,28 16 cent 240 >= 1,28 en < 1, cent 255 >= 1,305 en < 1,33 18 cent 270 >= 1,33 en < 1, cent 285 >= 1, cent 300 Voor in kleine hoeveelheden aan de pomp aangekochte huisbrandolie of verwarmingspetroleum (type c) is er een forfaitaire verwarmingstoelage van 210. Eén aankoopbewijs volstaat om recht te hebben op de forfaitaire toelage. Volgende categorieën hebben recht op een verwarmingstoelage: Categorie 1 : personen met recht op verhoogde verzekeringstegemoetkoming van de ziekte- en invaliditeitsverzekering Tevens is vereist dat het jaarlijks bruto belastbaar inkomen van het huishouden lager of gelijk is aan ,39 verhoogd met 3.162,60 per persoon ten laste*. Er dient geen inkomensonderzoek gevoerd te worden in volgende gevallen: - wanneer het huishouden geniet van het OMNIO-statuut; - wanneer het huishouden bestaat uit een alleenwonende persoon (met of zonder kinderen ten laste) die geniet van het RVV-statuut; - wanneer alle leden van het huishouden genieten van het RVV-statuut Categorie 2 : personen met begrensd inkomen Huishoudens met een jaarlijks bruto belastbaar inkomen lager of gelijk aan ,39 verhoogd met 3.162,60 per persoon ten laste. Er wordt hierbij rekening gehouden met het niet-geïndexeerde kadastraal inkomen (x3) van de onroerende goederen buiten de gezinswoning. Categorie 3 : personen met schuldoverlast Personen die een schuldbemiddeling of een collectieve schuldenregeling genieten (Cf. wet 12/6/1991 op het consumentenkrediet; art e.v. van het Gerechtelijk Wetboek) en de verwarmingsfactuur niet kunnen betalen. * Met persoon ten laste wordt bedoeld een lid van het huishouden van de gerechtigde met een netto jaarinkomen, zonder de gezinsbijslag en het onderhoudsgeld voor kinderen, dat lager is dan

29 Vlaamse beleidsmaatregelen Gezinsbijslagen De gezinsbijslagen behoren tot de bevoegdheden die door de zesde staatshervorming op 1 juli 2014 naar de gemeenschappen, gewesten of gemeenschapscommissies overgedragen worden. De bestaande federale regelgeving blijft van kracht tot een gemeenschap of een gewest over wijzigingen of nieuwe regels beslist. De gezinsbijslagen bestaan uit een geboortepremie, een adoptiepremie en de maandelijkse gewone kinderbijslag, de jaarlijkse bijslag 19 Maandelijkse basiskinderbijslag Het bedrag stijgt met de rang van het kind Rang kind bedrag 1 ste kind 90,28 2 de kind 167,05 3 de en volgende kinderen 249,41 Maandelijks leeftijdsbijslag Eerste kind met de gewone schaal (zonder toeslag voor eenoudergezinnen, zonder sociale toeslag en geen kind met een aandoening) Leeftijd kind bedrag 0-6 jaar 15, , ,60 Ander kind (dus met inbegrip van alle kinderen met een toeslag voor eenoudergezinnen, een sociale toeslag en kinderen met een aandoening) : Leeftijd kind bedrag 0-6 jaar 31, , ,93 Gehandicapt kind geboren vóór 1 juli 1966: Rechtgevende bedrag Rechtgevende van rang 1 52,89 zonder toeslag voor eenoudergezinnen Andere rechtgevende 60,93 19 Meer info: 29

30 Jaarlijkse bijslag (schoolpremie) Leeftijd kinderen Kinderen zonder toeslag Kinderen met toeslag van ,00 27,60 van ,00 58,59 Van ,00 82,02 Van ,00 110,42 Toeslag voor kinderen met een handicap Bij de berekening van de toeslag voor kinderen met een aandoening is het bedrag afhankelijk van de ernst van de gevolgen van de aandoening. Aantal punten Bedrag Minstens 4 punten in de 1ste pijler 20 en minder dan 6 punten over de drie pijlers 79, punten over de drie pijlers en minder dan 4 punten in de 1ste pijler 105, punten over de drie pijlers en ten minste 4 punten in de 1ste pijler 406, punten over de drie pijlers en minder dan 4 punten in de 1ste pijler 246, punten in de drie pijlers en ten minste 4 punten in de 1ste pijler 406, punten over de drie pijlers 406, punten over de drie pijlers 461, punten over de drie pijlers 494, punten over de drie pijlers 527,80 Toeslag voor langdurig werklozen en gepensioneerden De toeslag voor langdurig werklozen en (brug)gepensioneerden (ouderdoms- of overlevingspensioen) is een toeslag waar je recht op hebt als volledig werkloze met een uitkering, deeltijds werkende met een uitkering en (brug)gepensioneerde. De eerste zes maanden heb je recht op de gewone kinderbijslag, maar als je gezinsinkomen een bepaalde grens niet overschrijdt, heb je vanaf de zevende maand recht op een bijkomende toeslag. De wachttijd van 6 maanden geldt niet voor de gepensioneerden. Kind Bedrag 1 ste kind 45,96 2 de kind 28,49 3 de en volgende kinderen 5,00 20 De arts kent aan iedere pijler punten toe. Het kind heeft recht op een toeslag als het minstens vier punten behaalt in pijler 1 of minstens zes punten in de drie pijlers samen. Dit zijn de drie pijlers: - De lichamelijke en geestelijke gevolgen van de handicap of aandoening; - De gevolgen ervan voor de deelname van het kind aan het dagelijkse leven (mobiliteit, leervermogen, lichaamsverzorging, ); - De gevolgen voor het gezin (medische behandeling, noodzakelijke verplaatsingen, aanpassingen leefomgeving, ). 30