Wageningen UR Institute for Marine Resources and Ecosystem Studies

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wageningen UR Institute for Marine Resources and Ecosystem Studies"

Transcriptie

1 Zeezoogdieren in de Eems: studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2013 Roger Kirkwood, Jenny Cremer, Han Lindeboom, Klaus Lucke, Lorna Teal en Michaela Scholl Rapport C074/14 IMARES Wageningen UR Institute for Marine Resources and Ecosystem Studies Opdrachtgever: Groningen Seaports Postbus PA Delfzijl Publicatiedatum: Rapportnummer C074/14 26 augustus van 119

2

3 IMARES is: Missie Wageningen UR: To explore the potential of marine nature to improve the quality of life. IMARES is hét Nederlandse instituut voor toegepast marien ecologisch onderzoek met als doel kennis vergaren van en advies geven over duurzaam beheer en gebruik van zee- en kustgebieden. IMARES is onafhankelijk en wetenschappelijk toonaangevend. P.O. Box 68 P.O. Box 77 P.O. Box 57 P.O. Box AB IJmuiden 4400 AB Yerseke 1780 AB Den Helder 1790 AD Den Burg Texel Phone: +31 (0) Phone: +31 (0) Phone: +31 (0) Phone: +31 (0) Fax: +31 (0) Fax: +31 (0) Fax: +31 (0) Fax: +31 (0) IMARES Wageningen UR IMARES is onderdeel van Stichting DLO KvK nr , IMARES BTW nr. NL B16 De Directie van IMARES is niet aansprakelijk voor gevolgschade, noch voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van IMARES; opdrachtgever vrijwaart IMARES van aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Dit rapport is vervaardigd op verzoek van de opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag weergegeven en/of gepubliceerd worden, gefotokopieerd of op enige andere manier gebruikt worden zonder schriftelijke toestemming van de opdrachtgever. A_4_3_1-V12 Rapportnummer C074/14 3 van 119

4 Rapportnummer C074/14 4 van 119

5 Inhoud 1 Samenvatting Bouwactiviteiten Vliegtellingen van zeehonden Cameraobservaties van zeehonden Automatic Identification System Early Warning Systeem Belangrijkste conclusies Inleiding Geschiedenis Eemsstudie Monitoringopdracht en -vraagstelling Monitoringprogramma en Early Warning Systeem Deze rapportage Gegevens over de bouw- en andere activiteiten Methode Scheepsbewegingen Resultaten Overzicht van de activiteiten Rigid Inflatable Boats (RIB s) Heien en trillen Baggeren, peilingen en stenen plaatsen Verdeling van activiteiten over de week Vergelijking van activiteiten door de jaren heen Samenvatting Zeehonden-vliegtellingen Methoden Analyse absolute aantallen Vergelijking met andere gebieden; langetermijnperspectief Het onderscheidend vermogen (power) van de statistische dataanalyse Resultaten Gewone zeehonden Grijze zeehonden Discussie Gewone zeehonden Grijze zeehonden Conclusie Zeehonden-cameraobservaties Methoden Camerasysteem Telmethode Tijdstip van de tellingen Natuurlijke omgevingsfactoren en menselijke activiteiten Statistische analyse Rapportnummer C074/14 5 van 119

6 5.2 Resultaten Functioneren van de camera Online- versus offline-tellingen Dagelijkse aanwezigheid en activiteit van zeehonden Resultaten van de modelanalyses Discussie Methoden Functioneren van de camera Dagelijkse aanwezigheid van zeehonden en waarnemingsfouten Het aantal zeehonden op de ligplaats Gedocumenteerde gevallen van verstoring Invloed van natuurlijke omgevingsfactoren Invloed van menselijke activiteiten Invloed van de geboorte- en zoogperiode en verharingsperiode Kanttekeningen bij de interpretatie van gegevens Conclusies Automatic Identification System (AIS) Inleiding Materiaal en methode Resultaten Scheepvaartintensiteit Scheepstype Snelheid van schepen Lengte van schepen Vaarafstand van schepen tot de zandbank Hond en Paap Discussie Zeehonden en schepen in het Eems-estuarium Zeehondenaantallen in reactie op scheepvaart Conclusies Early Warning Systeem Early warning in Langjarige aantallen zeehonden uit vliegtellingen Aantalsveranderingen gemeten m.b.v. cameratellingen Tot slot Methodologische overwegingen Referenties Kwaliteitsborging Verantwoording Bijlage 1: Uittreksel uit het concept Natura 2000 beheersplan Waddenzee Rapportnummer C074/14 6 van 119

7 1 Samenvatting In de Eemshaven is een aanzienlijk gebied bestemd voor de ontwikkeling van energie-gerelateerde bedrijvigheid: Energy Park Eemshaven. In verband daarmee vinden er op het land en in het water al enkele jaren diverse (bouw)activiteiten plaats. Dergelijke activiteiten zijn vergunningplichtig ex de Natuurbeschermingswet De aan de initiatiefnemers Groningen Seaports (GSP), RWE/Essent en NUON/Vattenfall verleende vergunning omvat de verplichting tot het monitoren van de potentiële effecten van de bouwwerkzaamheden op zeezoogdieren. In opdracht van GSP (penvoerder) monitort IMARES daarom sinds 2009 de effecten van deze activiteiten op zeezoogdieren, te weten de gewone zeehond (Phoca vitulina), grijze zeehond (Halichoerus grypus) en tot en met 2011 ook de bruinvis (Phocoena phocoena). Het gaat hierbij specifiek om de activiteiten die plaatsvinden in het kader van de verruiming van de haven (GSP) en de bouw van de energiecentrales van NUON en RWE. Omdat er in 2007 nog leemtes waren in de beschikbare kennis over zeezoogdieren in het gebied (Brasseur 2007) en de naar verwachting belangrijkste verstoringsbron (onderwatergeluid) nog niet direct te meten was, is toen in lijn met het monitoringplan van Wymenga e.a. (2009) een flexibel monitoringprogramma opgezet dat gaandeweg de uitvoering kon worden aangepast of uitgebreid wanneer nieuwe inzichten uit het lopende monitoringonderzoek daartoe aanleiding zouden geven. Het monitoringprogramma dient niet alleen als basis voor de effectstudie die met de verkregen data wordt uitgevoerd, maar wordt deels ook ingezet als early warning instrument. Het monitoringprogramma is gestart in 2009 en heeft nu een looptijd van vijf jaar. Over het jaarlijkse monitoringprogramma vindt afstemming plaats tussen de initiatiefnemers en het bevoegd gezag (vergunningverlener) dat ook beoordeelt of met de jaarrapporten aan de vergunningvoorschriften is voldaan. In 2013 zijn door IMARES naast het invulling geven aan de early warning-functie alleen nog de deelstudies zeehondenvliegtellingen en cameraobservaties (inclusief AIS-data-analyse) uitgevoerd. De andere aan IMARES opgedragen deelstudies (zenderstudie aan gewone zeehonden, bruinvisobservaties en dieetstudie) zijn al eerder beëindigd. Om het effect van de bouwactiviteiten op zeehonden te onderzoeken zijn in 2013 opnieuw op twee niveaus ecologische gegevens verzameld: de lokale groep aanwezige zeehonden (cameraobservaties) en de populatie 1 zeehonden (vliegtellingen). Deze in principe complementaire datasets geven informatie over de aanwezigheid en het gedrag en habitatgebruik van de zeehonden in het Eems-Dollardgebied. De beide deelstudies richten zich vooral op de gewone zeehond. De grijze zeehond speelt in het studiegebied een minder grote rol; de waargenomen aantallen zijn vaak te klein om deze soort nader te onderzoeken. In overeenstemming met de voorschriften van de NB-wetvergunning en het goedgekeurde monitoringplan zijn de verzamelde ecologische gegevens en de door de opdrachtgever verstrekte informatie over de bouw- en andere relevante activiteiten in 2013 in samenhang geanalyseerd en in relatie tot de bevindingen uit de voorgaande monitoringjaren gezet. In dit rapport, dat een vervolg is op de monitoringrapporten voor (Brasseur e.a. 2010a, 2011; Lucke e.a. 2012, 2013a), worden de voor 2013 gevonden waarnemingsresultaten gepresenteerd. Op basis van door de opdrachtgever aangeleverde informatie over de bouwwerkzaamheden in en rond de Eemshaven en andere activiteiten die van invloed kunnen zijn op de waarnemingen, is opnieuw binnen het deelproject cameraobservaties een effectstudie met behulp van statistische methoden uitgevoerd. 1 De zeehonden in het Eems-Dollardgebied vormen geen afzonderlijke populatie maar zijn onderdeel van de populatie in de internationale Waddenzee. 2 De monitoringverplichting houdt in dat er jaarlijks een rapportage over het afgelopen onderzoeksjaar wordt opgeleverd, de zogenaamde jaarrapportage. Deze rapportages moeten zelfstandig leesbaar kunnen zijn. Voor de verantwoording van zaken (bv. achtergrond, doelstelling, gebruikte methodes, beperkingen van het onderzoek e.d.) die door de jaren heen ongewijzigd zijn gebleven, wordt daarvoor uitgebreid en vaak letterlijk ontleend aan de rapportteksten van eerdere jaren (zie de literatuurreferenties). Rapportnummer C074/14 7 van 119

8 De gevonden resultaten zijn in de eerste plaats correlaties tussen de bouwgerelateerde en andere activiteiten en de onderzochte parameters zoals voorkomen en habitatgebruik van zeehonden. Indien het verband statistisch significant is (de kans dat het gevonden verband niet op toeval berust; zie de p- waarde, bv. hoog-significant is p<0,001), dan is dat een meer of minder sterke indicatie dat er ook een causale samenhang kan bestaan tussen de activiteit en het gemeten verband. Voor zover de verbanden kunnen worden onderbouwd met resultaten uit andere (gepubliceerde) wetenschappelijke studies, kunnen we redelijkerwijs van een causaal verband en dus van een effect uitgaan. Een probleem hierbij is de complexe situatie in het Eemsgebied waarbij talrijke menselijke activiteiten tegelijkertijd voorkomen. Het is denkbaar dat nog andere dan de onderzochte activiteiten een rol spelen, die echter niet in de analyse kunnen/konden worden betrokken omdat ze niet of onvoldoende bekend zijn (bv. seismisch onderzoek of peilwerkzaamheden van Rijkswaterstaat). De statistisch gevonden verbanden zijn dan aanwezig, maar zijn niet altijd exclusief aan een specifieke activiteit toe te schrijven; andere oorzaken van het waargenomen effect zijn niet uit te sluiten. De verschillende bouwactiviteiten zijn statistisch ook steeds afzonderlijk getoetst. Een analyse waarbij meerdere factoren cumulatief worden onderzocht, kan op dit moment nog niet worden uitgevoerd vanwege de extreme complexiteit ervan. Een fundamenteel probleem voor de analyse is het ontbreken van gegevens over real time geluidsemissies geproduceerd door met name de bouwgerelateerde menselijke activiteiten in het gebied, die aan de biologische gegevens (bv. die van de cameratellingen of, in een eerdere fase, aan de zendergegevens) gekoppeld zouden kunnen worden. Het ontrafelen van cumulatieve effecten is pionierswerk. Welke waarde geluidswaarnemingen daarvoor kunnen hebben is niet goed te voorspellen. De verwachting is wel dat met geluidswaarnemingen de statistische correlaties scherper in beeld te brengen zijn omdat de (vermoedelijke) oorzaak-gevolgketen veel nauwkeuriger kan worden vastgesteld. 1.1 Bouwactiviteiten Om te kunnen bepalen of de bouwwerkzaamheden van de initiatiefnemers in en rond de Eemshaven van invloed zijn op de aanwezigheid en het gedrag van zeezoogdieren, is het belangrijk alle menselijke activiteiten die zich in het studiegebied voordoen, te kennen en in de analyse te betrekken. Het spreekt voor zich dat het verzamelen van alle gegevens praktisch niet haalbaar is dan wel in redelijkheid niet gevergd kan worden van de initiatiefnemers. In het studiegebied worden immers ook activiteiten door andere partijen ontplooid die verstoring kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld helikoptervluchten. Verder moet in aanmerking worden genomen dat de monitoringverplichting van de initiatiefnemers zich strikt genomen ook alleen tot de zgn. vergunningplichtige activiteiten beperkt. In een effectstudie als de voorliggende kan dit onderscheid in vergunningplichtige en andere activiteiten echter niet zinvol worden gemaakt. Daarom is er juist naar gestreefd om niet-vergunningplichtige activiteiten in de analyses mee te nemen, met name wanneer deze gepaard gaan met onderwatergeluid vermoedelijk de belangrijkste bron van verstoring - en naar verwachting van grote invloed zijn. Door de opdrachtgever zijn niet alleen gegevens aangeleverd van de relevante bouwactiviteiten die in 2013 in en rond de Eemshaven hebben plaatsgevonden, maar is aanvullend ook informatie verzameld over andere menselijke activiteiten in het Eemsgebied, zoals de baggerwerkzaamheden door Duitse bedrijven en scheepvaart op de Eems. In 2013 zijn de bouwgerelateerde werkzaamheden, ten opzichte van 2012, sterk afgenomen. De intensiteit van de bouwactiviteiten (alle geregistreerde dagen van alle activiteiten bij elkaar opgeteld) was vergeleken met % lager wat strookt met het feit dat de energiecentrales in 2013 zo goed als voltooid zijn. De onderzochte activiteiten (dat is exclusief de werkzaamheden van de Duitse baggeraars op de Eems) vonden in 2013 op 37% van alle dagen plaats; in 2012 was dat 75%. Er werd voornamelijk van maandag tot en met vrijdag gewerkt en in mindere mate tijdens het weekend. Uitzondering hierop waren de baggerwerkzaamheden, waarbij geen onderscheid tussen weekend en werkdagen te zien is. De hei-activiteiten zijn sinds begin februari 2013 in het geheel gestopt. Er is in 2013 minder gebaggerd en Rapportnummer C074/14 8 van 119

9 gepeild dan in Het hele jaar rond en op alle dagen van de week vonden in het Eems-Dollardgebied scheepsbewegingen plaats. 1.2 Vliegtellingen van zeehonden De vliegtellingen zijn geschikt om populatieontwikkelingen over een langere periode te volgen. De daarmee verkregen datasets omvatten voor het Eems-Dollardgebied inmiddels zes monitoringjaren 3. Met de vliegtellingen zijn veranderingen in het studiegebied met enige vertraging te traceren. Voor zover zij opvallend zijn, kunnen aan die veranderingen (voorlopige) conclusies worden verbonden waarbij dan achteraf gekeken wordt naar gebeurtenissen die als vermoedelijke oorzaak kunnen worden aangemerkt. Op deze schaal en met deze beperkingen leveren de vliegtellingen een bijdrage aan het Early 4 Warning Systeem. Welk effect elke menselijke activiteit afzonderlijk op zeehonden heeft, is aan de hand van de vliegtellingen niet vast te stellen. Tellingen van de gewone en grijze zeehonden vanuit een vliegtuig vinden plaats in de periode november tot en met januari en in maart/april (respectievelijk in de geboorte- en zoogperiode en de verharingsperiode van grijze zeehonden) en in juni/juli en augustus (respectievelijk in de geboorte- en zoogperiode en de verharingsperiode van gewone zeehonden). De tellingen geven een globaal beeld van de veranderingen in aantallen dieren en het ligplaatsgebruik gedurende het jaar en tussen jaren. In 2013 zijn 12 vliegtellingen in het Eems-Dollardgebied uitgevoerd. De resultaten van die tellingen laten zien dat het aantal gewone zeehonden in 2013 (2058) ten opzichte van 2012 (2315) in de geboorte- en zoogperiode iets lager is. Een gedetailleerdere analyse laat zien dat de onderscheiden deelgebieden in de Eems-Dollard zich in deze periode vergelijkbaar hebben ontwikkeld. De teldata voor de Nederlandse en internationale Waddenzee kunnen als referentie dienen. In de verharingsperiode, in augustus, zijn de aantallen gewone zeehonden in het Eemsgebied met 9% gestegen ten opzichte van In de Nederlandse Waddenzee was de toename van de aantallen zeehonden in augustus 16%, terwijl de totale populatie van de internationale Waddenzee met 2% groeide. In juni 2013 is er in het Eemsgebied een 11%-afname van de getelde aantallen gewone zeehonden ten opzichte van juni Dit is iets meer dan de afname van de aantallen zeehonden in juni 2013 in de gehele Nederlandse Waddenzee (9%). Na een stijging van het totaal aantal pups van de gewone zeehond in de jaren en een stijging in 2012 (617) is het aantal pups in 2013 (614) nagenoeg gelijk gebleven. In de Dollard namen de aantallen pups wat af, op de Hond en Paap bleven ze ongeveer gelijk en in het Sparregat en Randzelgat namen ze licht toe. In de gehele internationale Waddenzee zowel als in het Nederlandse deel van de Waddenzee bedroeg de afname van het aantal pups 4-5%. Wanneer naar de totale onderzoeksperiode (de laatste zes jaar) wordt gekeken, is vast te stellen dat in alle deelgebieden in de Eems-Dollard het aantal gewone zeehonden in juni is toegenomen. Dat geldt in mindere mate ook voor augustus. Wat opvalt is dat in alle deelgebieden rond de Eems de aantallen in juni (de geboorte- en zoogperiode) hoger zijn dan in augustus (de verharingsperiode); dit in tegenstelling tot wat in de meeste gebieden in de Nederlandse Waddenzee wordt waargenomen. Daar zijn de aantallen in augustus in de meeste gevallen juist hoger dan in juni. Omdat dit verschil zich ook al 3 In de Waddenzee worden de vliegtellingen van zeehonden al tientallen jaren uitgevoerd. De tellingen in het Eemsgebied zijn half 2007 gestart. 4 Early is hier een relatief begrip. Het gaat dan met name om de aantallen pups. Die worden tussen begin juni en begin juli geteld. Als de aantallen significant dalen kan dit binnen een maand als early warning worden gebruikt. Rapportnummer C074/14 9 van 119

10 voordeed voordat de bouwactiviteiten zijn gestart, is het niet aannemelijk dat deze hier de oorzaak van zijn. Het is (nog) niet duidelijk wat hiervan wel precies de oorzaak is. De aantallen grijze zeehonden die in het Eems-Dollardgebied worden geteld zijn relatief laag. De dieren liggen alleen bij Borkum, voornamelijk aan de Noordzeekant van het Eemsgebied. Dat beeld is in de totale studieperiode niet wezenlijk veranderd. Het is daardoor niet aannemelijk dat de werkzaamheden bij de Eemshaven van invloed zijn op het ligplaatsgebruik van deze soort in het Eemsgebied. 1.3 Cameraobservaties van zeehonden In 2013 is de analyse van de cameraobservaties ten opzichte van voorgaande jaren op twee punten gewijzigd. Een belangrijke uitkomst van het cameraonderzoek in 2012 was dat de offline-tellingen minder betrouwbare resultaten opleverden dan de online-tellingen waarbij een groter deel van de Hond en Paap kon worden gescand. Ook al betekende de keuze voor het uitsluitend nog analyseren van de online-data dat voor de meerjarige analyse moest worden volstaan met een gecombineerde dataset van twee jaar (2012 en 2013), is dit een wetenschappelijk beter te verantwoorden keuze dan vasthouden aan suboptimale tellingen. De analyses van de online-tellingen zijn in het voorliggende jaarrapport voor 2013 afzonderlijk en voor de jaren 2012 en 2013 gezamenlijk uitgevoerd. Dat laatste om de statistische zeggingskracht te verhogen. De aanwezigheid van zeehonden op de zandbank Hond en Paap vertoonde ook in 2013 een duidelijk seizoenspatroon met het grootste aantal in de geboorte- en zoogperiode (juni/juli; 242) en de verharingsperiode (augustus; 222), en het kleinste aantal in de winter (december; 0). Na dag van het jaar waren in 2013 luchttemperatuur en windsnelheid de belangrijkste natuurlijke omgevingsfactoren die dat patroon verklaarden. Uit de analyse van de menselijke activiteiten in 2013 zijn statistisch significante 5 correlaties naar voren gekomen tussen het aantal aanwezige zeehonden en verscheidene (bouw)activiteiten. Baggeren vdkamp, Peiling maandelijks en RIB 6 hadden de meest significante correlatie met het aantal zeehonden op de zandbank Hond en Paap. Dat geldt ook voor Baggeren Aussenems (geen activiteit van de initiatiefnemers). Alle vier activiteiten correleerden positief 7 met het aantal zeehonden, dat wil zeggen: de activiteiten gingen gepaard met een toename van het aantal zeehonden op de zandbank Hond en Paap. Het lijkt er dus op dat de zeehonden tijdens dat soort activiteiten bij voorkeur het water verlaten en op de zandbank gaan liggen. Dat Baggeren onderhoud daarentegen met minder zeehonden op de zandbank gepaard gaat, is nog niet echt te verklaren. Over het geheel genomen leidt de gezamenlijke analyse van de beide jaren waarin online-tellingen zijn uitgevoerd (2012/2013) tot een iets gewijzigd beeld ten opzichte van het beeld voor 2013 alleen omdat een aantal activiteiten in 2013 niet meer zijn uitgevoerd. Damwanden NUON, Damwanden RWE en Baggeren vd Kamp zijn dan de belangrijkste correlaties die gepaard gaan met een groter aantal zeehonden op de Hond en Paap. Door de data van 2012 en 2013 te combineren en meer in detail naar bepaalde maanden (maart, juni, augustus en oktober) te kijken, kwam als belangrijkste resultaat naar voren dat in de verharingsperiode (augustus) op dagen dat de activiteiten (als groep) Damwanden en Peiling plaatsvonden, significant meer zeehonden op de zandbank gingen liggen dan op dagen dat dit niet het geval was. Dit resultaat lijkt te weerspiegelen dat de zeehonden in de verharingsperiode extra gemotiveerd zijn om aan land te gaan omdat hun huid dan veel sterker doorbloed wordt en ze, door op het droge te blijven, minder 5 De betekenis van het woord significant in dit document is statistisch van aard en impliceert geen (juridische) beoordeling van ecologische gevolgen op individueel of populatieniveau. 6 Havenrondvaarten met Rigid Inflatable Boats (in het kader van een programma getiteld Zout aan de broek ) om potentiële klanten bekend te maken met de haven (bron: GSP). 7 Positief en negatief is geen waardeoordeel maar geeft uitsluitend de richting van een gemeten effect aan: bv. wanneer positief betekent meer dieren, dan betekent negatief minder dieren. Dit geldt voor de hele rapportage. Rapportnummer C074/14 10 van 119

11 warmte verliezen, bovenop de motivatie om op een ligplaats uit te rusten, die alle zeehonden het hele jaar rond hebben. De cameradata vormen een goede basis voor het statistische model waarmee een voorspelling gedaan kan worden van het te verwachten aantal zeehonden op een bepaalde dag of in een bepaalde periode. In dat model is rekening gehouden met relevante factoren zoals het seizoenspatroon en de invloed van biotische en abiotische parameters. Dat model is in 2013 gebruikt voor de verdere ontwikkeling van het Early Warning Systeem (EWS; zie paragraaf 1.5), waarmee in een redelijk kort tijdsbestek (van enkele dagen tot een week) het optreden van mogelijke effecten kan worden vastgesteld. 1.4 Automatic Identification System Net als in 2012 had IMARES in 2013 de beschikking over informatie van het Automatic Identification System waardoor een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van scheepvaart in de Eems mogelijk werd. De invloed van de scheepvaart in de nabijheid van de zandbank Hond en Paap op de online getelde zeehonden werd onderzocht aan de hand van gegevens over het aantal schepen per dag, het scheepstype, de lengte en snelheid van schepen, en de afstand die schepen aanhielden ten opzichte van de ligplaats van de zeehonden. In de statistische analyse met behulp van het Generalised Additive Model (GAM) zijn meer of minder sterke correlaties gevonden voor de genoemde kenmerken, maar behalve voor scheepvaartintensiteit gingen deze gepaard met brede betrouwbaarheidsintervallen. De interpretatie ervan blijft daarom lastig. De sterkste respons werd geregistreerd voor een toename in scheepvaartintensiteit, die gepaard ging met een toename van het aantal zeehonden op de zandbank. Dit hield zeer waarschijnlijk verband met geluid onder water afkomstig van de onderzochte schepen. Maar de kans op verstoring is ook boven water groot. Werkelijke gevallen van verstoring als gevolg van een te dichte benadering door een schip zijn in hoofdstuk 5 (cameraobservaties) gedocumenteerd. Met name de correlaties tussen zeehonden en pleziervaartuigen, highspeed-schepen en alle schepen die vrij dicht langs de zandbank varen, zijn nog onduidelijk. 1.5 Early Warning Systeem De monitoringverplichting behelst ook het beschikbaar hebben van een Early Warning Systeem (EWS; Wymenga e.a. 2009). In de jaarrapporten van voorgaande jaren ( ) zijn steeds voorstellen gedaan voor de (door)ontwikkeling van het gevraagde EWS. Overeenkomstig de verplichting richt het ontwikkelde EWS zich op de gewone zeehond en voorziet het in indicatoren die in principe een reactie door het bevoegd gezag mogelijk maken indien drempelwaarden overschreden zijn. Een camerasysteem bij de Hond en Paap en het geregeld online-tellen van de bij laagwater aanwezige aantallen gewone zeehonden is zeer geschikt om grote veranderingen in het ligplaatsgedrag van zeehonden in dit gebied op korte termijn vast te stellen. Door deze tellingen direct te vergelijken met vastgestelde drempelwaarden, zijnde meer dan 60% afwijking van een gemodelleerd gemiddelde dat op basis van een meerjarige dataset (in een groeiende populatie bijvoorbeeld drie jaar) wordt berekend, en te toetsen aan een tweede criterium (de over- of onderschrijding doet zich drie keer achter elkaar voor), ontstaat een bruikbaar signaal voor een early warning die een relatief snelle reactie door het bevoegd gezag mogelijk maakt. Uit alle EWS waarnemingen in de afgelopen vier jaar blijkt dat er grote dagelijkse variatie is in de aanwezigheid van zeehonden op de Hond en Paap, waarbij lage en hoge waarden regelmatig voorkomen. Extreem grote aantallen zeehonden op de zandbank kunnen duiden op bijvoorbeeld uitzonderlijke emissies van onderwatergeluid waardoor zeehonden in de buurt van de ligplaats massaal het water Rapportnummer C074/14 11 van 119

12 verlaten. Dergelijke verstoringen zijn meestal tijdelijk van aard. Vanuit een early warning-perspectief zijn met name extreem lage aantallen van belang omdat die er op kunnen wijzen dat de zeehonden het gebied actief gaan mijden. De sinds midden 2013 gehanteerde methode voor het berekenen van onderen bovengrenzen is geschikt om ook deze lage waarden in een vroeg stadium te detecteren. Het systeem is zo ontworpen dat rekening wordt gehouden met de grotere variatie in aantallen zeehonden in de zomer ten opzichte van de winter. Voor geheel 2013 gaven de online-cameratellingen geen reden tot het afgeven van een early warning. De vastgestelde drempelwaarde (1,5 maal de standaardafwijking en vanaf midden 2013 meer dan 60% afwijking van het gemodelleerde gemiddelde over ) werd weliswaar 22 keer overschreden (criterium 1) maar slechts in één geval was dit drie keer achter elkaar het geval (criterium 2). Er was geen reden voor een voorwaarschuwing en het verder doorlopen van het hele traject omdat uit onderzoek direct bleek dat weersomstandigheden de oorzaak van de waargenomen lage aantallen waren. 1.6 Belangrijkste conclusies Vergeleken met het voorgaande jaar is de intensiteit van de bouwactiviteiten in 2013 afgenomen. In 2013 kon wederom additionele informatie over scheepvaartbewegingen in de Eems in de analyse betrokken worden zodat voor een tweede keer de invloed van scheepvaart op het gedrag van zeehonden kon worden onderzocht. Voor de analyses van de voor deze studie verzamelde gegevens uit 2013 waren net als in geen directe gegevens over de verstoringsbronnen beschikbaar in de vorm van registraties van geluidsemissies onder en boven water. De effectstudies (binnen het deelproject cameraobservaties) werden daarom uitgevoerd op basis van de door de opdrachtgever aangeleverde gegevens over de bouwgerelateerde en andere activiteiten. Hieronder volgen de belangrijkste bevindingen en conclusies voor de deelstudies afzonderlijk (zie ook paragraaf 4.4 en 5.4). Beknopte methodologische overwegingen (hoofdstuk 8) en de integratie van bevindingen uit alle deelstudies leidt vervolgens tot de algemene conclusie, die antwoordt geeft op de onderzoeksvraag van deze monitoringstudie. Vliegtellingen gewone en grijze zeehonden Het Eemsgebied wordt net als in voorgaande jaren door een groot aantal gewone zeehonden gebruikt. Het maximum aantal zeehonden dat daar in juli 2013 is geteld bedraagt Voor alle deelgebieden in de Eems-Dollard samen is het aantal pups in 2013 ten opzichte van 2012 nagenoeg gelijk gebleven. Het feit dat ook op de Hond en Paap het aantal pups gelijk is gebleven, is een indicatie dat ook hier de kwaliteit van het gebied voor de reproductie niet is achteruitgegaan. Wanneer naar de totale onderzoeksperiode van de vliegtellingen ( ) wordt gekeken, is vast te stellen dat in alle deelgebieden in de Eems-Dollard samen het aantal gewone zeehonden in de geboorte- en zoogperiode (juni) is toegenomen. Dat geldt in mindere mate ook voor de verharingsperiode (augustus). In alle deelgebieden rond de Eems zijn de aantallen gewone zeehonden in de geboorte- en zoogperiode (juni) hoger dan in de verharingsperiode (augustus). De aantallen grijze zeehonden die in het Eems-Dollardgebied worden geteld, zijn vrij laag waardoor de waargenomen aantallen niet nader kunnen worden geanalyseerd. De dieren liggen alleen bij Borkum, voornamelijk aan de Noordzeekant van het Eemsgebied, op relatief grote afstand van de Eemshaven. Rapportnummer C074/14 12 van 119

13 Cameraobservaties Gedurende de resterende bouwactiviteiten in 2013 in en rond de Eemshaven maakten zeehonden het hele jaar door gebruik van de zandbank Hond en Paap, de ligplaats die het dichtst in de buurt van de bouwgerelateerde activiteiten ligt. De aanwezigheid van zeehonden op de zandbank Hond en Paap wordt bepaald door natuurlijke omgevingsfactoren én menselijke activiteiten. Van de onderzochte natuurlijke factoren verklaart de dag van het jaar gevolgd door luchttemperatuur en windsnelheid de aantallen zeehonden op de zandbank in belangrijkste mate. Voor 2013 alleen laten Baggeren vdkamp, Peiling maandelijks en RIB, en van de activiteiten van derden Baggeren Aussenems, de meest significante positieve correlaties met het aantal zeehonden op de Hond en Paap zien; wanneer de betreffende activiteit gaande was lagen meer zeehonden op de zandbank dan wanneer dat niet het geval was. Van de verschillende bouwactiviteiten zijn, in de volgorde waarin zij een grotere bijdrage leveren aan de uitkomsten van de statistische modelanalyse voor de jaren 2012 en 2013 samen, Damwanden RWE, Peiling maandelijks, Damwanden NUON, Bagger vdkamp en Baggeren onderhoud de activiteiten die de veranderingen in de aantallen zeehonden op de zandbank het beste verklaren. De correlaties zijn hoog-significant. AIS-data-analyse Doordat in 2013 een grotere online-dataset beschikbaar was (data van 2012 én 2013), konden de AIS-data meer in detail worden geanalyseerd. De frequentie waarmee grote schepen de vaargeul van de Eems en de Bocht van Watum gebruiken, correleert met het aantal zeehonden op de zandbank Hond en Paap, waarbij meer schepen meer zeehonden op de zandbank betekent. Onderwatergeluid lijkt daarmee een grote impact op het haulout-gedrag van gewone zeehonden te hebben. Het vinden en interpreteren van patronen tussen de data van de aantallen zeehonden en andere variabelen van het AIS zoals scheepstype, lengte en snelheid van schepen, vaarafstand tot de zandbank etc. blijft problematisch. De betrouwbaarheid van de gevonden correlaties is laag. Early Warning Systeem Het EWS zoals voorgesteld in de en 2013-rapportage is geschikt om aan te geven of er een extreme verandering is in het ligplaatsgebruik van zeehonden op de zandbank Hond en Paap. De gehanteerde criteria, drie keer achter elkaar onder- of overschrijden van de drempelwaarden zijnde meer dan 60% afwijking van het op basis van een meerjarige dataset gemodelleerde gemiddelde (in een groeiende populatie bijvoorbeeld de drie voorafgaande jaren), leveren een bruikbaar EWS. Onderzoek naar externe factoren (natuurlijke omgevingsfactoren zoals luchttemperatuur en windsnelheid) ten tijde van de waarneming, die de eventueel gesignaleerde afwijkende waarden afdoende verklaren, kan aangeven of het EWS-traject verder moet worden doorlopen dan wel stop gezet. Vliegtellingen van volwassen zeehonden en pups kunnen gebruikt worden voor een meer langetermijnwaarschuwing voor ongewenste ontwikkelingen in de zeehondenpopulatie die strijdig (kunnen) zijn met de instandhoudingsdoelen. Met name als er geen pups worden geteld of het aantal pups significant afneemt, is dit een waarschuwingssignaal dat om nader onderzoek vraagt (zie onder Vliegtellingen ). Voor geheel 2013 gaven de cameratellingen geen reden tot het afgeven van een early warning. Rapportnummer C074/14 13 van 119

14 In hoofdstuk 8 wordt een aanzet gegeven tot een evaluatie van de gebruikte methoden. Het zijn overwegingen die leiden tot de volgende vaststelling. Algemene conclusie De stellige conclusie dat de werkzaamheden van GSP e.a. geen effect op het in het Eemsgebied aanwezige deel van de populatie gewone zeehonden hebben gehad, kan op grond van de regel dat een conclusie niet verder mag strekken dan de gebruikte methode toelaat, niet worden getrokken. Wel kan uit het monitoringonderzoek worden geconcludeerd dat er effecten zijn van bouwactiviteiten op het gedrag van individuele/groepen van gewone zeehonden in het studiegebied. De resultaten van de camerastudie van (incl. de AIS-data-analyse van 2012/2013) en de vliegtellingen in geven echter geen aanwijzingen dat er op populatieniveau effecten (te verwachten) zijn van de bouwactiviteiten op het voorkomen, de ruimtelijke verspreiding en het habitatgebruik van de gewone zeehond omdat de totale aantallen volwassen dieren en pups in het Eemsgebied niet wezenlijk zijn toeof afgenomen gedurende de monitoringperiode. Met betrekking tot de grijze zeehonden kan alleen worden vastgesteld dat de ligplaatsen in het studiegebied voor deze soort geen grote rol spelen en dat daarin in de monitoringperiode geen verandering is gekomen. Rapportnummer C074/14 14 van 119

15 2 Inleiding 2.1 Geschiedenis Eemsstudie Groningen Seaports (GSP) ontwikkelt in de oostlob van de Eemshaven een Energy Park. In het Energy Park stond al een energiecentrale van Electrabel, de Eemscentrale. Daar zijn de energiecentrales van RWE/Essent (poederkool en biomassa) en NUON/Vattenfall (aardgas) bijgekomen. De bouwwerkzaamheden zijn in 2013 nagenoeg voltooid. De NUON Magnum centrale is in juni 2013 formeel geopend; die van RWE zal naar verwachting in 2014 operationeel zijn. Daarnaast zijn er nog een aantal andere projecten; sommige staan nog op stapel (tabel 2.1). Om al deze bedrijven te faciliteren en de aan- en afvoer via schepen van grondstoffen en producten mogelijk te maken, wordt de Eemshaven uitgebreid en verdiept, en is de overheid voornemens de vaarweg van de Eemshaven naar de Noordzee te verruimen. In opdracht van Groningen Seaports, RWE en NUON monitort IMARES sinds 2009 de zeezoogdieren in de Eems, waarmee effecten van deze (bouw)activiteiten, met name de werkzaamheden voor de verruiming van de haven (GSP) en de bouw van de energiecentrales van NUON en RWE, kunnen worden bestudeerd. Voorafgaand aan dit monitoringprogramma zijn de vliegtellingen die IMARES ten behoeve van de overheid al sinds de jaren zeventig uitvoert, in 2007/2008 in opdracht van GSP, RWE en Nuon uitgebreid met extra vluchten, zowel in de tijd als ruimte (Brasseur e.a. 2009). Tabel 2.1. Overzicht van de geplande activiteiten en de fasering ervan (situatie vanaf 2006; stand van zaken april 2014). Vetgedrukt de monitoringplichtige activiteiten van de initiatiefnemers m.b.t. de zeezoogdieren. Plan Plaats Bouwfase In gebruik Initiatiefnemer Norned kabel Eems Tennet Electrabel centrale Eemshaven Al uitgevoerd Electrabel Datahotel Eemshaven TCN SIG Energiecentrale NUON Eemshaven NUON Energiecentrale RWE Eemshaven RWE Verruiming Eemshaven incl. kade Wilhelminahaven Eemshaven Groningen Seaports/RWE Short Sea haven Eemshaven Groningen Seaports Bulkkade Julianahaven Eemshaven Groningen Seaports Revitalisering Oosterhorn Delfzijl Groningen Seaports Revitalisering Farmsummerpoort Delfzijl Al uitgevoerd 2007 Groningen Seaports Biodieselfabriek Eemshaven ? 2008 Windmolenpark Riffgat Vaarwegverruiming Eemshaven-Noordzee Verruiming van de vaargeul Riffgat, offshore Borkum 2012/ ? Eems 2014-? 2016? RWS Enova Energieanlagen GMBH Eems Continu nvt WSA (Duitsland) Verdieping toegang Emden Emden Niedersachsen Ports GmbH Olieterminal Eemshaven Vopak Elektriciteitscentrale Eemshaven onbekend onbekend Advanced Power Voor zover mogelijk zijn de verwachte effecten van bovenstaande bouwwerkzaamheden op de aanwezigheid en het habitatgebruik van zeehonden en bruinvissen in het Eemsgebied beschreven door Brasseur (2007). Al was in de passende beoordeling ten behoeve van de vergunningaanvraag de verwachting uitgesproken dat er effecten op individuele zeehonden zouden optreden, was het door Rapportnummer C074/14 15 van 119

16 leemtes in beschikbare kennis toen niet mogelijk om met voldoende zekerheid op voorhand te bepalen of en in welke omvang er effecten zouden optreden en welke mitigerende maatregelen in het geval van effecten noodzakelijk zijn. Hiervoor miste de benodigde kennis zowel over de dieren zelf, over de geplande werkzaamheden, alsook over de uitwerking van de werkzaamheden op de dieren. In het rapport uit 2007 is daarom aangegeven welke gegevens nodig zijn om de effecten naar aard en omvang beter te kunnen inschatten. In de NB-wet vergunningen voor de activiteiten van Groningen Seaports, RWE en NUON in de Eemshaven is aangegeven dat deze aanbevelingen van IMARES (Brasseur 2007) leidend zijn voor de opzet van het monitoringprogramma ( onverkort te volgen ) om de effecten van de bouwwerkzaamheden te kunnen volgen. De minister van LNV (later EL&I, nu EZ) en de Provincie Groningen hebben tevens verzocht om speciale aandacht voor een Early Warning Systeem, mede om te kunnen inspelen op onverwachte effecten. Deze twee onderdelen hebben hun ingang gevonden in het monitoringplan van Wymenga e.a. (2009) dat mede de grondslag vormt van het door IMARES opgezette onderzoek. 2.2 Monitoringopdracht en -vraagstelling De monitoringopdracht aan IMARES in 2013 is ten opzichte van 2012 niet gewijzigd en omvat drie deelopdrachten: 1. Het volgen van de populatieontwikkeling van de gewone en grijze zeehonden in het Eems- Dollardgebied en in referentiegebieden zoals de Nederlandse en internationale Waddenzee; 2. Effectstudie naar de invloed van de bouwactiviteiten: via cameraonderzoek aan gewone zeehonden op de Hond en Paap; 3. Toepassing van het Early Warning System. Deze drie deelopdrachten zijn verschillend van karakter, dat wil zeggen: de uitvoering ervan vergt een verschillende methodologische aanpak en kent verschillende vereisten. Het volgen van de populatieontwikkeling (onderdeel 1) heeft als primair doel het in algemene zin vaststellen of er sprake is van een in aantallen stijgende of dalende populatie. Het traceren van oorzaken van veranderingen komt op de tweede plaats en zal meestal ook zeer moeilijk of zelfs onmogelijk zijn. Dat is inherent aan het feit dat voor het volgen van populatieontwikkelingen lange-termijnwaarnemingen vereist zijn. (Bij langlevende soorten zoals de zeehond moet men denken aan tien jaar of meer.) Wat een analyse van abnormale waarnemingen in een complexe situatie als de onderhavige dan ook nog parten speelt, is dat hoe langer de waarnemingsperiode is hoe meer factoren invloed kunnen hebben gehad op de te beoordelen situatie. Hierdoor zal het aanwijzen van een specifieke oorzaak alleen in zeer duidelijke gevallen mogelijk zijn. Dat betekent dat het in de analyse van de vliegtellingen niet mogelijk is om onderscheid te maken naar vergunningplichtige bouwactiviteiten en andere menselijke activiteiten die in dezelfde periode hebben plaatsgevonden en waarvan naar verwachting op vergelijkbare wijze verstoring kan uitgaan. Een studie naar de effecten van specifieke activiteiten zoals bij de effectstudie (onderdeel 2) is juist veel meer gericht op het traceren van oorzaak-gevolgketens waarvoor eigenlijk een onderzoekopzet is vereist die neigt naar gecontroleerde experimenten. Een gecontroleerde onderzoekopzet is bij wilde populaties echter nauwelijks mogelijk. Daarom worden waarnemingen aan een beperkt aantal individuen gedaan en met behulp van statistische analyses verder onderzocht; dit in de verwachting dat de statistische analyse resultaten oplevert waarmee een vertaalslag van het individu naar de populatie kan worden gemaakt. Of die mogelijk is hangt van de eenduidigheid van de resultaten af, en is wetenschappelijk alleen verantwoord bij statistisch significante uitkomsten die gesteund worden door bevindingen uit de literatuur en andere gecontroleerde studies, en de resultaten van de vliegtellingen. De ontwikkeling van een Early Warning Systeem tenslotte (onderdeel 3) is een meer (beleids-)technische aangelegenheid. De uitkomsten zullen altijd aan expert judgement moeten worden getoetst. Rapportnummer C074/14 16 van 119

17 Het voorgaande maakt duidelijk dat de monitoring onvolledig zou zijn als deze slechts uit onderdeel 1 of 2 zou bestaan. Het ene type studie (directe waarneming in het veld) moet de beperking van het andere type (effectstudie met behulp van statistiek) opvangen. De effectstudie (onderdeel 2) kan ook niet geïsoleerd worden als zijnde een studie die op kennisleemtes is gericht. De verwachting is dat als significante resultaten uit de effectstudies naar voren komen, deze zich dan ook manifesteren in de uitkomsten van de waarnemingen op populatieniveau. Op de korte termijn kan dat alleen het geval zijn, als het om zeer drastische gebeurtenissen bij individuen en kleine groepen zou gaan, al dan niet alleen in deelgebieden. Of dergelijke effecten ook op de langere termijn en dus ook op populatieniveau doorwerken, is de vraag. Natuurlijke mechanismen (bijvoorbeeld gewenning) zouden compenserend kunnen werken. Het voorgaande maakt ook duidelijk dat wanneer sprake is van een nulmeting, aan die meting per deelopdracht andere eisen gesteld moeten worden. Voor de vliegtellingen is die nulmeting voor de telgebieden in de Eems-Dollard voor een relatief korte periode aanwezig. In de aanloop naar de verplichte monitoring zijn de vliegtellingen die IMARES al enkele tientallen jaren in opdracht van de overheid (EZ) uitvoert 8, voorafgaande aan de bouw in 2007/2008, in opdracht van de initiatiefnemers uitgebreid met extra vluchten en extra telgebieden om zo meer informatie over de lokale populatieontwikkeling beschikbaar te krijgen. Gezien de relatief korte waarnemingsperiode, is deze informatie zeker waardevol maar niet voldoende om een duidelijk beeld te geven van de nul-situatie. Daarvoor is de natuurlijke variatie in de populaties te groot. Idealiter waren ook de andere deelstudies (met de daarvoor gekozen methodische opzet) in de ongestoorde situatie, dus voorafgaand aan de bouw, gedurende tenminste één jaar uitgevoerd. Nu dat niet het geval is, kunnen de resultaten uit die deelstudies anders dan bij de vliegtellingen niet worden afgezet tegen de situatie van vóór de bouw. Daarom wordt nu gekeken naar veranderingen in gedrag bij aan- en afwezigheid van een activiteit. Maar dat is een substituut: afwezigheid van een factor in een situatie waarbij die factor wisselend wel en niet optreedt, is niet hetzelfde als algehele afwezigheid van deze factor of afwezigheid gedurende een substantieel langere periode. Omdat natuurlijke mechanismen zoals het ontstaan van overgevoeligheid van de zeehonden (door cumulatie van activiteiten) en veerkracht (door gewenning aan activiteiten) in dit verband een rol spelen, moeten zij in de beoordeling van de op individueel/groepsniveau vastgestelde effecten voor de populatie worden meegenomen. Als op populatieniveau geen effecten worden vastgesteld, dan kan dat betekenen dat er geen effecten zijn, maar ook dat de effecten tegen andere dominantere factoren wegvallen. IMARES rapporteert over de uitkomsten van het monitoringonderzoek in een jaarrapport telkens over het afgelopen kalenderjaar. Daarin worden niet alleen de resultaten gepresenteerd van de analyses voor de data van dat jaar, maar ook de resultaten van de analyses die telkens teruggrijpen op de monitoringjaren daarvoor. Door de langst mogelijke datareeksen te gebruiken, wordt getracht de beste wetenschappelijke uitkomst te verkrijgen. Dat geldt niet alleen voor de statistiek maar voor alle analyses. Soms kan het ideaal niet worden bereikt en leidt dit tot een afweging. Zo heeft in 2013 bij de cameraobservaties de betere datakwaliteit van de online-tellingen de doorslag gegeven, ook al hield dit in dat de meerjarige analyse daardoor beperkt bleef tot twee jaar. Een dergelijk teruggrijpen op voorgaande jaren is niet hetzelfde als een eindrapportage waarin het hele monitoringprogramma in samenhang wordt geanalyseerd. Zo n eindrapportage zou meer het karakter moeten hebben van een wetenschappelijk nog meer onderbouwde eindevaluatie 9 waarbij de nadruk ligt op een analyse van de toegepaste methoden in het hele monitoringprogramma, en niet meer op de resultaten door de jaren heen, waarvoor de jaarrapporten zijn geschreven. De beleidsvraag zoals die ten behoeve van deze monitoringopdracht is geformuleerd, luidt: 8 Omvang van de standaardmonitoring; ruimtelijk: het telgebied voor de gewone zeehond omvat de Nederlandse Waddenzee tot en met de Nederlandse Eemsgebieden; het telgebied voor de grijze zeehond is het gebied t/m Terschelling; in de tijd: er worden drie tellingen in de geboorte- en zoogperiode uitgevoerd en twee tellingen in de verharingsperiode. 9 Geen onderdeel van de lopende monitoringopdracht aan IMARES. Rapportnummer C074/14 17 van 119

18 Hebben de door GSP, RWE en NUON in en rond de Eemshaven uitgevoerde werkzaamheden effecten op de landelijke 10 instandhoudingsdoelstellingen voor de drie 11 onderhavige soorten zeezoogdieren? Landelijke instandhoudingsdoelstellingen: Gewone zeehond: Behoud verspreiding, uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie. Grijze zeehond en Bruinvis: Behoud verspreiding, omvang en behoud kwaliteit leefgebied ten behoeve van behoud populatie. Het antwoord op deze vraag dient om vast te stellen in hoeverre de opgaven uit de relevante (concept)beheersplannen (voor de Waddenzee: zie bijlage 1) kunnen worden behaald. Om invulling te geven aan het bijbehorende monitoringplan (Wymenga e.a. 2009) en de opdracht aan IMARES moest de hierboven genoemde beleidsvraag eerst nog worden vertaald in een onderzoeksvraag: Hebben de door GSP, RWE en NUON in en rond de Eemshaven uitgevoerde werkzaamheden effect op populatieniveau op het voorkomen, de ruimtelijke verspreiding en het gebruik van het gebied door zeezoogdieren? Doordat de aanwezigheid van zeezoogdieren niet alleen kan worden beïnvloed door de vergunningplichtige bouwactiviteiten maar ook door (in principe alle) andere menselijke activiteiten in het gebied, is het zinvol om ook andere, naar verwachting verstorende activiteiten in het onderzoek te betrekken. Daarom is de scope van het onderzoek in overleg met de opdrachtgever verruimd, en wordt ook naar bv. het baggeren van de Eems-vaargeul en scheepvaart gekeken. De kwaliteit van het leefgebied zelf wordt niet onderzocht; het monitoringonderzoek is zuiver gericht op de soorten zeezoogdieren die doelsoort zijn van de onderhavige habitattypen. Het onderzoek van IMARES richt zich op het beantwoorden van de onderzoeksvraag; het geven van een antwoord op de beleidsvraag is aan het bevoegd gezag. Omdat het monitoringonderzoek echter voortvloeit uit een vergunningenprocedure waarbij aan de Natuurbeschermingswet wordt getoetst, moet het wel rekening houden met begrippen die door beleid en rechtspraak worden gehanteerd. Deze zijn vaak onvoldoende gedefinieerd en soms zonder betekenis voor de ecologie. Zo verwachtte de vergunningverlener in 2008 dat er een bepaald effect van de bouwwerkzaamheden in de Eemshaven op de zeezoogdieren zal uitgaan ( verwachte effecten 12 ). Vanwege de onderkende leemtes in kennis 13 en de onzekerheid over de reikwijdte van (verwachte) effecten werd echter toen ook rekening gehouden met het optreden van onverwachte effecten. Het onderscheid tussen verwachte en onverwachte effecten is terug te vinden in het monitoringplan (Wymenga e.a. 2009). In de onderzoekopzet is dit getracht mee te nemen door zowel op individueel en groepsniveau als op populatieniveau te kijken. 10 Voor de gewone zeehond geldt een verbeterdoelstelling zowel op landelijk niveau als voor het Natura 2000-gebied Waddenzee; zie concept Natura 2000 beheersplan Waddenzee voor de periode van 16 december Er is een aanvulling op het aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Waddenzee gepland. In dit wijzigingsbesluit zal ook de Eems-Dollard ten zuid-oosten van de Eemshaven, dat nu alleen Vogelrichtlijngebied is, als Habitatrichtlijn-gebied worden aangewezen Vanaf het monitoringjaar 2012 gaat het alleen nog om twee soorten: de gewone en grijze zeehond. 12 De beslissing op bezwaar vergunning Natuurbeschermingswet 1998; Nuoncentrale Eemshaven van december 2008 bijvoorbeeld gaat voor de verwachte effecten uit van: Verstoring van [ ] zeehonden en bruinvissen als gevolg van heiwerkzaamheden ; de minister noemt dat zekerheidshalve in mijn oordeelsvorming ervan [wordt] uitgegaan dat deze effecten tot gevolg zullen hebben dat de zeehonden de directe omgeving van de bouwlocatie geheel zullen mijden. 13 Via het monitoringonderzoek komt er meer zekerheid of en in welke omvang de verwachte effecten zich ook daadwerkelijk voordoen. Daar is dan ook bij het verlenen van de nieuwe vergunning van RWE (na vernietiging van de oorspronkelijke vergunning in 2011) rekening mee gehouden. Rapportnummer C074/14 18 van 119

19 In Figuur 2.1 zijn de verschillende schaalniveaus aangegeven waarop het IMARES-onderzoek zich richt 14. Deze opzet beoogt zowel eventueel aanwezige effecten op individueel/groepsniveau als ook op populatieniveau in beeld te brengen, waarbij registraties van korte-termijnveranderingen mede input leveren voor de early warning functie. De early warning dient in eerste instantie om onverwachte effecten te detecteren en voor de verwachte effecten om vast te stellen of de waargenomen effecten binnen de vergunde bandbreedte vallen (ter beoordeling door het bevoegd gezag). Figuur 2.1. Schematische weergave van de onderzoekopzet. In Brasseur (2007) zijn de volgende leemtes in kennis gesignaleerd: a) verspreiding in het gebied en het gebruik ervan door de drie soorten zeezoogdieren b) migratiegedrag c) frequentie-specifieke geluidscontouren van de activiteiten, met en zonder mitigatie Conform de afspraken met de opdrachtgever beperkt het monitoringonderzoek zich tot de eerste twee punten en is binnen dit monitoringprogramma tot nu toe geen verder onderzoek aan de actuele geluidsniveaus op het moment van gedragswaarnemingen uitgevoerd. Nu gaat het bij de invulling van de monitoringverplichting ook niet om het wegnemen van kennisleemtes, maar zonder kennis over alle drie de punten en de mogelijke variatie hierin, is een eenduidige en onomstreden vaststelling van oorzaakeffectrelaties niet mogelijk. Een effectstudie is echter wel onderdeel van de monitoringverplichting. Voor de bijzondere vereisten van een effectstudie zie hierboven. Daardoor is het onderzoek - bij gebrek aan real time geluidsmetingen (zie paragraaf 2.4) - aangewezen op statistische methoden (het toetsen van verbanden). 2.3 Monitoringprogramma en Early Warning Systeem Een eerste stap van het monitoringsprogramma, dat in 2009 is gestart en nu een looptijd heeft van vijf jaar, was het uitvoeren van een reeks onderzoeken naar het voorkomen van gewone zeehonden, grijze zeehonden en bruinvissen én het habitatgebruik en gedrag van deze zeezoogdieren in het Eemsgebied. Dat onderzoek is vanaf 2010 in iets gewijzigde omvang voortgezet, en vanaf 2012 uitgebreid met een gedetailleerde scheepvaartanalyse. Met het monitoringonderzoek trad ook het Early Warning Systeem in 14 Vanaf 2012 wordt geen zenderonderzoek meer uitgevoerd, wat betekent dat het monitoringonderzoek vanaf dat jaar niet meer gericht is op het individuele niveau (waarneming van eventuele effecten waaruit mogelijkerwijs conclusies kunnen worden getrokken voor de populatie). Rapportnummer C074/14 19 van 119

20 werking, waaraan in het begin invulling is gegeven op basis van expert judgement en dat op basis van de onderzoeksresultaten uit de verschillende jaren ( ), in nader overleg met de opdrachtgever en met name het bevoegd gezag, steeds verder is uitgewerkt. Het Early Warning Systeem maakt gebruik van indicatoren of signalen uit het monitoringsprogramma. In 2013 richt het systeem zich wederom specifiek op het aantal gewone zeehonden op de zandbank Hond en Paap. De resultaten van het onderzoek worden per jaar gerapporteerd; inmiddels zijn vier jaarrapporten aan de initiatiefnemers opgeleverd (Brasseur e.a. 2010a, 2011; Lucke e.a. 2012, 2013a). Het monitoringprogramma is opgedeeld in verschillende deelstudies die elk te maken hebben met de verschillende soorten zeezoogdieren of specifieke aspecten van het onderzoek. Met vinkjes is in tabel 2.2 aangegeven welke deelstudies in welke monitoringjaren zijn uitgevoerd. In de aanloop naar de verplichte monitoring zijn deze vliegtellingen al in 2007/2008 in opdracht van de initiatiefnemers uitgebreid met extra vluchten en extra telgebieden, waardoor ook meer informatie over de lokale populatieontwikkeling beschikbaar kwam. Tabel 2.2. Overzicht van de activiteiten die in het kader van de monitoring door IMARES vanaf de start in 2009 tot en met 2013 zijn uitgevoerd, opgesplitst naar soort zeezoogdieren. Deelstudies Gewone zeehond Grijze zeehond Bruinvis Gewone zeehond Grijze zeehond Bruinvis Gewone zeehond Grijze zeehond Bruinvis Gewone zeehond Grijze zeehond Bruinvis Gewone zeehond Grijze zeehond Bruinvis Vliegtellingen Zenderstudie Cameraobservaties Scheepvaart (AIS) Dieetanalyse Passieve akoestische monitoring Visuele observaties Early Warning Systeem Met de voltooiing van de bouwactiviteiten nadert het monitoringprogramma zijn einde. In overleg tussen de initiatiefnemers en het bevoegd gezag is eind 2013 besloten dat in 2014 alleen nog de vliegtellingen worden voorgezet. Met de rapportage daarover in 2015 is de monitoring afgerond. 2.4 Deze rapportage Deze rapportage is een vervolg op de monitoringrapporten voor de jaren (Brasseur e.a. 2010a, 2011; Lucke e.a. 2012, 2013a) en geeft de resultaten voor 2013 afzonderlijk en waar vermeld voor meerdere monitoringjaren gezamenlijk weer. De exacte periode is telkens aangegeven. Voor de analyses van de gegevens uit 2013 waren, net als in , geen directe gegevens over de verstoringsbronnen beschikbaar, bijvoorbeeld in de vorm van geluidsmetingen onder en boven water. Lucke (2013b) levert weliswaar inzicht in de geluidsemissies van verschillende (bouw)activiteiten in het Rapportnummer C074/14 20 van 119

21 Eems-Dollardgebied, maar door technisch falen kwamen binnen de projectperiode niet voldoende gegevens beschikbaar waarmee een verband had kunnen worden gelegd tussen de activiteiten en het waargenomen gedrag van de dieren; er was een te geringe overlap in de tijd in beide datasets. Een dergelijke overlap is echter nodig om eventuele afwijkingen in het gedrag van de zeezoogdieren direct te kunnen correleren aan een bouwactiviteit (Brasseur 2007). Om toch een indicatie te krijgen van de verstoringsbronnen zijn door de opdrachtgever aangeleverde gegevens gebruikt over de bouwactiviteiten die mogelijk verstorend zijn voor zeezoogdieren. Met behulp van statistische modellen is geanalyseerd of er al dan niet statistisch significante correlaties bestaan tussen de bouwactiviteiten en andere menselijke activiteiten zoals scheepvaart, en het gedrag en voorkomen van zeezoogdieren. De analyse van de gegevens uit 2009 was de eerste keer dat een effectanalyse op deze wijze is uitgevoerd. Hoewel de bruikbaarheid van de diverse methoden en de mogelijke uitkomsten op voorhand onzeker waren, bleek de aanpak veelbelovend. De rapportage over 2010 bevestigde dit. De data uit 2011 zijn dan ook in grote lijnen op dezelfde manier geanalyseerd als in 2010, waarbij enkele aanpassingen zijn gemaakt én nieuwe analyses zijn gedaan. Hetzelfde geldt voor 2012 en 2013: met enkele aanpassingen, die steeds worden toegelicht, zijn in 2013 dezelfde (statistische) analysetechnieken gebruikt als in 2011 en Zoals ook al in de rapporten over is benadrukt (Brasseur e.a. 2010a, 2011; Lucke e.a.2012, 2013a) kunnen de verzamelde gegevens niet als op zichzelf staand worden gezien, maar moeten ze bekeken worden in het licht van alle andere activiteiten in het gebied, zoals scheepvaart ten behoeve van transport of visserij en baggeren. Gezien het belang van deze factoren voor de analyse van de effectrelaties die in deze studie worden uitgevoerd, zijn inspanningen verricht om ontbrekende informatie te bemachtigen. In 2011 konden voor het eerst ook de bagger- en verspreidingsactiviteiten van derden (bedrijven uit Duitsland) in de analyse worden betrokken, en in 2012 zijn voor het eerst data over scheepvaartbewegingen in het gebied uit het Automatic Identification System (AIS) verkregen en geanalyseerd. Vanwege de geringe beschikbare tijd, is deze analyse in 2012 nog vrij basaal uitgevoerd. In 2013 is een verdiepingsslag gemaakt: er zijn meer factoren in de analyse betrokken en op een fijnere temporele schaal onderzocht. Het spreekt voor zich dat de kwaliteit van de resultaten van de analyse het identificeren van mogelijke effecten van de bouwwerkzaamheden, het kwantificeren ervan en zo nodig voorstellen van mitigerende maatregelen om deze effecten te minimaliseren sterk afhankelijk is van de kwaliteit van de aangeleverde informatie. De analyses in dit rapport zijn gebaseerd op de data over (bouw)activiteiten zoals die door de initiatiefnemers (vertegenwoordigd door GSP) aan IMARES zijn aangeleverd. IMARES verzamelt dergelijke data niet zelf. Vanuit de onderzoeksoptiek moeten in principe alle activiteiten die door de in het onderzoeksgebied aanwezige zeezoogdieren waarneembaar zijn, als potentieel verstorend worden aangemerkt ongeacht de uitvoerder. Het spreekt voor zich dat verzameling daarvan in redelijkheid niet haalbaar is of geëist kan worden. De voor dit onderzoek aangeleverde data zijn daarom per definitie onvolledig. In 2011 en volgende jaren zijn wel inspanningen verricht om de kwaliteit van de benodigde data te verhogen. De in 2011/2012 uitgevoerde pilotstudie met noiseloggers (Lucke e.a. 2013b; geen onderdeel van de onderhavige monitoring) is een eerste poging geweest om de mogelijkheden te verkennen. Het belang van het direct kunnen meten van geluidsemissies die een mogelijke verstoringsbron voor de zeezoogdieren kunnen zijn, is medio 2014 onveranderd groot, met name om wetenschappelijke vooruitgang te kunnen boeken. Voor deze studie zijn directe geluidsmetingen niet meer van belang nu er geen monitoringplichtige bouwwerkzaamheden meer worden uitgevoerd waaraan ze zouden kunnen worden gerelateerd. Rapportnummer C074/14 21 van 119

22 Rapportnummer C074/14 22 van 119

23 3 Gegevens over de bouw- en andere activiteiten De bouw van de energiecentrales in de Eemshaven hebben diverse werkzaamheden in en rond het gebied tot gevolg gehad. Deze activiteiten leiden mogelijk tot verstoring van zeezoogdieren. Te denken valt daarbij aan werkzaamheden zoals heien en trillen van damwanden, extra scheepvaart, plaatsen van stenen e.d.. Figuur 3.1 geeft een overzicht van de belangrijkste werklocaties. Naast deze extra activiteiten ten behoeve van de bouw van de energiecentrales van NUON en RWE vinden in de Eemshaven en op de Eems ook structurele werkzaamheden plaats, zoals het baggeren en peilen van de haven en de vaargeul van de Eems P5a P5 Overzicht locaties ^ Werkgebied NUON Werkgebied RWE Havenlocaties Nederlandse verspreidingslocaties baggerslib Duitse verspreidingslocaties baggerslib P6 Koelwateruitlaat GSP NUON Eemshaven ^ Koelwateruitlaat RWE Verspreidingslocatie K5 ^ Verspreidingslocatie K Projection: RD Figuur 3.1. De belangrijkste werklocaties van de bouwactiviteiten in en rond de Eemshaven in Methode Over 2013 hebben GSP, NUON en RWE informatie verschaft over de werkzaamheden die in opdracht van hen zijn uitgevoerd in en rond de Eemshaven. Daarnaast zijn van Duitse zijde, het Wasser- und Schifffahrtsamt (WSA) uit Emden, data ontvangen over het baggeren van de vaargeul van de Eems. De data zijn toegevoegd aan de database waarin ook de data uit 2009 tot en met 2012 zijn opgeslagen. Om een vergelijking te kunnen maken met de verzamelde biologische data (zie hoofdstuk 5) is de database zo opgezet dat voor ieder willekeurig tijdstip en voor iedere locatie bepaald kon worden welke activiteit gaande was en op welke afstand van die locatie deze activiteit plaatsvond. Dit was vooral van belang voor de analyses van de resultaten van het zenderen van zeehonden. Rapportnummer C074/14 23 van 119

24 De kwaliteit en de mate van detail van de verschillende datasets varieert. Om inzicht in de kwaliteit van de data te geven, is in 2010 een classificatie ontworpen (voor de toepassing op de gebruikte datasets zie tabel 3.1). Deze classificatie wordt consequent in alle jaarrapportages gepresenteerd. In 2013 was categorie C niet meer aan de orde doordat de datakwaliteit was verbeterd. A = hoge temporele en in mindere mate hoge ruimtelijke resolutie, bijvoorbeeld Baggeren waarbij de activiteit voor ieder tijdstip en iedere locatie bekend was. B = matige temporele of ruimtelijke resolutie, bijvoorbeeld de scheepvaartgegevens van de verschillende havens C = lage temporele en ruimtelijke resolutie, waarbij per activiteit alleen een begin- en eindtijd is vermeld, zoals bijvoorbeeld bij het trillen van damwanden. Voor de analyse is aangenomen dat de activiteit homogeen over de vermelde tijdsduur plaatsvond Scheepsbewegingen In 2013 zijn door GSP gegevens aangeleverd over de scheepvaartbewegingen in het Eems-Dollardgebied van de drie belangrijkste havens Eemshaven, Delfzijl en Emden. Van deze scheepsbewegingen is meestal alleen bekend wanneer (datum en tijd) een schip in de haven aankomt en deze verlaat (Emden) of alleen de aankomstdatum en -tijd (Eemshaven en Delfzijl). Naast deze informatie is ook dit jaar weer informatie over de commerciële scheepvaart uit het Automatic Identification System (AIS) ontvangen. Deze zeer nauwkeurige AIS-gegevens (identiteit en positie van het schip wordt om de zoveel seconden of minuten 15 automatisch opgeslagen) zijn in samenhang met de cameradata geanalyseerd en worden in hoofdstuk 6 gepresenteerd. De gegevens over het varen in de Eemshaven met Rigid Inflatable Boats (RIB s) zijn voor de effectstudie in de deelstudie cameraobservaties (hoofdstuk 5) gebruikt. 3.2 Resultaten Overzicht van de activiteiten In 2013 zijn de bouwgerelateerde werkzaamheden in en rond de Eemshaven en op de Eems afgenomen. Per dag is aangegeven of de betreffende activiteit al dan niet heeft plaatsgevonden. Alleen het heien van RWE, het plaatsen van stenen en de Steam Blow-werkzaamheden zijn nog bouwgerelateerd, alle andere activiteiten hebben te maken met regulier onderhoud (figuur 3.2). De onderzochte activiteiten in en rond de Eemshaven (exclusief de werkzaamheden van de Duitse baggeraars op de Eems) vonden in 2013 op 37% van alle dagen plaats; in 2012 was dat 75%. De intensiteit van de activiteiten (alle geregistreerde dagen van alle activiteiten bij elkaar opgeteld) was vergeleken met % lager, wat overeenkomt met het feit dat de energiecentrales in 2013 zo goed als voltooid zijn. Het aandeel van de activiteiten die direct gerelateerd zijn aan de bouw (heien, steamblow werkzaamheden en het plaatsen van stenen) heeft zich beperkt tot ruim 7% van alle dagen, in 2012 was dat nog 56%. De genoemde percentages zijn indicatief omdat er slechts is vastgesteld dát een bepaalde activiteit op een dag heeft plaatsgevonden maar niet hoe lang of in het geval van heien met hoeveel stellingen. Het geeft wel aan dat de activiteiten substantieel zijn afgenomen (zie ook figuur 3.2 voor een overzicht van de afzonderlijke werkzaamheden in de loop van het jaar). Het merendeel van de ontvangen gegevens over 2013 is met een hoge temporele en ruimtelijke resolutie aangeleverd. Van de meeste werkzaamheden zijn de begin- en eindtijden aangegeven, wat voldoende is; het heien is, net als in voorgaande jaren, nauwkeuriger aangeleverd Rapportnummer C074/14 24 van 119

25 Figuur 3.2. Overzicht van de activiteiten in het studiegebied in 2013 waarvoor data zijn aangeleverd. Per dag is aangegeven of een activiteit heeft plaatsgevonden. Zie tabel 3.1 voor informatie over de verschillende activiteiten. Een overzicht van de aangeleverde datasets en een kwaliteitsindicatie wordt gegeven in tabel 3.1 (zie ook paragraaf 3.1). Tabel 3.1. Overzicht van de datasets over bouw- (grijze achtergrond) en overige activiteiten in 2013 in het Eemsgebied, verkregen van de opdrachtgevers. A= hoge temporele en in mindere mate hoge ruimtelijke resolutie, B = matige temporele of ruimtelijke resolutie. Voor een vergelijking met de data-kwaliteit van 2012 zie Lucke e.a. (2013a). Naam dataset Informatie Overige relevante informatie Kwaliteit Scheepvaart Delfzijl Datum en tijd van aankomst grote schepen Binnenvaart/zeevaart B Scheepvaart Eemshaven Datum en tijd van aankomst grote schepen Binnenvaart/zeevaart B Scheepvaart Emden Datum, tijd van aankomst en vertrek grote schepen Scheepvaart RIB Datum, vertrek en aankomsttijd RIB s (Rigid Inflatable Boat) in de Eemshaven en de haven van Delfzijl Bruto tonnenmaat, scheepstype B B Baggeren onderhoud GSP Baggeren vdkamp Vaar-, bagger-, en verspreidingstijden; bagger en verspreidingslocaties Baggeren Aussenems (Duits) Datum, begin- en eindtijd, baggerlocaties Scheepsnaam, bedrijf A Vaar-, bagger-, en verspreidingstijden; bagger en verspreidingslocaties Gewicht lading, Scheepsnaam, bedrijf A A Heien RWE Voor elke heisessie gedetailleerde informatie over tijden, locatie en heispecificaties Hamertype, heidiepte, rigid A StenenPlaatsen RWE Datum, begin- en eindtijd plaatsen, hoeveelheid, locatie B Rapportnummer C074/14 25 van 119

26 Naam dataset Informatie Overige relevante informatie Kwaliteit Peilingen maandelijks Datum, begin en eindtijd, locatie Sonar-informatie, scheepsnaam Peilingen GSP Begin- en einddatum, globale tijd, locatie Sonar-informatie, Scheepsnaam Peilingen Baggerspecies Datum, begin en eindtijd, globale tijd, locatie Sonar-informatie, Scheepsnaam A A A SteamBlow NUON Datum, begin en eindtijd per dag, locatie Blow specificaties B Rigid Inflatable Boats (RIB s) In 2013 vonden in totaal 70 vaartochten met Rigid Inflatable Boats (RIB s) plaats in de Eemshaven. Deze RIB s maken met belangstellenden een vaartocht door de haven; zij verlaten de haven slechts bij hoge uitzondering. In 2013 ging het daarbij om één tocht waarbij naar Delfzijl is gevaren. De meeste tochten zijn met twee boten uitgevoerd en duurden gemiddeld 1 uur en 15 minuten. Een aantal duurden 8 uur. Deze zijn bij de berekening van het gemiddelde niet meegenomen. De meeste RIB-tochten werden op dinsdag en vrijdag gehouden, hoewel er ook op alle andere weekdagen werd gevaren (zie ook figuur 3.4C) Heien en trillen Net als vorig jaar heeft alleen RWE in 2013 geheid. De heiwerkzaamheden waren beperkt tot het begin van het jaar (figuur 3.3). Hierbij worden stalen holle buizen van m lengte de grond in geheid en vervolgens met beton volgegoten. Deze holle buis wordt vervolgens van de betonnen paal getrild. Dit laatste geeft twee hei-/trilmomenten per paal: bij het erin slaan ( pile ) en bij het eruit trillen van het omhulsel ( pull ). In totaal zijn er 135 palen geheid, met een gemiddelde van ruim 6 palen per dag. Het maximum was 14 palen op een dag. Figuur 3.3. Een overzicht van hei-activiteiten in 2013, uitgedrukt als aantal geheide palen per dag. NUON en GSP hebben in 2013 geen hei-activiteiten laten uitvoeren. Er zijn in 2013 geen damwanden geplaatst en er is geen gebruik meer gemaakt van het trilblok. Ook zijn voor dat jaar geen nieuwe typen werkzaamheden gemeld (figuur 3.2). Rapportnummer C074/14 26 van 119

27 3.2.4 Baggeren, peilingen en stenen plaatsen Het grootste aandeel baggeren in en rond de Eems wordt door Duitse baggeraars (Baggeren Aussenems) uitgevoerd (62% van de dagen tegen 6% van de dagen voor de Nederlandse baggeraars); zij onderhouden het grootste deel van de (hele) Eems-vaargeul. Het baggeren in de Eemshaven door de Nederlandse baggeraars omvat het baggeronderhoud van GSP en het baggeren door fa. Van der Kamp. Bij het baggeronderhoud van GSP werd op het tij geploegd, dat wil zeggen: de baggeraar laat de opgehaalde bagger door de getijstroom wegvoeren. Bij het andere baggerwerk (Baggeren vd Kamp) werd de bagger verspreid op de verspreidingslocaties P5, P5A en P6. De Duitse baggeraars verspreiden op de locaties K5, K7 en K2 (buitengaats; figuur 3.1). De bagger- en verspreidingslocaties zijn over het algemeen nauwkeurig aangegeven. In 2013 is minder gebaggerd dan in Van de peilingen die in het gebied zijn uitgevoerd en waarbij met behulp van sonar de diepte bepaald wordt, behoren alleen de maandelijkse peilingen (het monitoren van de Eemshaven) tot de reguliere werkzaamheden. In 2013 is minder gepeild dan in De peilingen zijn wel verspreid over het hele jaar uitgevoerd (figuur 3.2). Ze vonden plaats in de gehele Eemshaven en op de verspreidingslocaties van de Nederlandse baggeraars. Het plaatsen van stenen door RWE vond in september plaats in het water bij de koelwateruitlaat (figuur 3.2). Hierbij zijn de stenen allemaal tegelijk geplaatst Verdeling van activiteiten over de week Met uitzondering van de baggerwerkzaamheden vond het merendeel van de gerapporteerde activiteiten plaats op werkdagen van maandag tot en met vrijdag (figuur 3.4). Het baggeren van de Eemsvaargeul door Duitse baggeraars gebeurde op alle dagen van de week met dezelfde intensiteit. Er is slechts een paar keer, voor het maandelijkse peilen, ook op zaterdag gewerkt. De heiwerkzaamheden beperkten zich tot de werkdagen. Rapportnummer C074/14 27 van 119

28 Figuur 3.4. Verdeling van activiteiten in 2013 over de dagen van de week (A) de baggerwerkzaamheden in en rond de Eemshaven en de Eems, (B) de gerapporteerde peilwerkzaamheden en (C) en de RIB-tochten, het stenen plaatsen, de Steam blow activiteiten en het heien. De y-as geeft per weekdag het aantal dagen weer waarop de activiteiten hebben plaatsgevonden, met uitzondering van de RIB s, waarbij het aantal tochten per weekdag is weergegeven. Rapportnummer C074/14 28 van 119

29 3.2.6 Vergelijking van activiteiten door de jaren heen In vergelijking met voorgaande jaren (2009 tot en met 2012) blijkt duidelijk dat in 2013 de werkzaamheden in en rond de Eemshaven sterk zijn afgenomen. Figuur 3.5 laat zien op hoeveel procent van de dagen de verschillende activiteiten plaatsvonden. Uit deze figuur blijkt dat de heiactiviteiten in 2013 zijn gedaald naar ruim 5% van de dagen. In 2010 was dat nog 60% van de dagen, in 2011 bijna 40% en in % van de dagen. De peil- en baggerwerkzaamheden zijn in 2013 gedaald tot respectievelijk 12% en 6% van de dagen. Figuur 3.5. Percentage dagen van het jaar dat de gerapporteerde individuele activiteiten plaatsvonden in de jaren (gekleurde balken). In het grijs erachter is het totale percentage dagen voor de gemelde activiteiten per groep weergegeven (met andere woorden: het aantal dagen waarop de activiteit per groep wordt uitgevoerd: heien, damwanden, peilen en baggeren). Het baggeren van de Eems-vaargeul door Duitse baggeraars is hier buiten beschouwing gelaten. Deze activiteit is pas sinds 2011 in de analyse meegenomen en vindt bijna continu plaats. Omdat binnen eenzelfde activiteit meerdere bedrijven op dezelfde dag actief kunnen zijn, is het grijze deel niet noodzakelijk de som van de verschillende bedrijven binnen die activiteit. Rapportnummer C074/14 29 van 119

30 Er hebben, naast de gerapporteerde werkzaamheden, ook andere activiteiten in het gebied plaatsgevonden die niet in dit rapport zijn geanalyseerd. Dit betreft met name werkzaamheden uitgevoerd door of voor anderen dan de initiatiefnemers, bijvoorbeeld het peilen van Rijkswaterstaat. 3.3 Samenvatting De gegevens over de diverse werkzaamheden zijn op tijd aangeleverd en waren van goede kwaliteit. De in dit hoofdstuk beschreven data worden alleen voor de effectstudie van het deelonderzoek cameraobservaties gebruikt (hoofdstuk 5). IMARES heeft ook in 2013 gedetailleerde gegevens over de scheepvaartbewegingen uit het AIS (Automatic Identification System) opgevraagd en ontvangen. Deze gegevens geven meer inzicht in het scheepvaartverkeer dan de door GSP aangeleverde gegevens. De AIS-data-analyses zijn in hoofdstuk 6 beschreven. In 2013 zijn de direct aan de bouw gerelateerde werkzaamheden, ten opzichte van 2012, sterk afgenomen. De heiactiviteiten zijn sinds begin februari 2013 in het geheel gestopt. Er is in 2013 ook minder gebaggerd en gepeild dan in het jaar daarvoor. Het hele jaar rond en op alle dagen van de week vonden er scheepsbewegingen plaats in het Eems-Dollardgebied. Er werd voornamelijk van maandag tot en met vrijdag gewerkt en in mindere mate tijdens het weekend. Uitzondering hierop waren de baggerwerkzaamheden, waarbij geen onderscheid tussen weekend en werkdagen te zien is. Rapportnummer C074/14 30 van 119

31 4 Zeehonden-vliegtellingen In het kader van de Wettelijke Onderzoekstaken (WOt) worden in de Nederlandse Waddenzee ieder jaar de gewone en de grijze zeehonden geteld (Brasseur e.a. 2013). Voor de GSP-monitoring zijn deze tellingen uitgebreid met twee gebieden aan de Duitse kant van het Eemsgebied. Tijdens de vliegtellingen kunnen alleen de zeehonden op de zandplaten worden geteld. De zeehonden die op het moment van tellen in het water zijn, worden dus niet meegenomen. De telling is dan ook een index voor de populatieomvang. Door de noodzaak van de dieren om in de verharingsperiode en de geboorte- en zoogperiode aan de kant te komen, zijn de aantallen dan het best waarneembaar (Brasseur e.a. 2009), en dat zijn de periodes waarin geteld wordt. Door ieder jaar in dezelfde periode te tellen, kunnen aan de hand van deze index trends in de populatie worden onderscheiden. Daarbij kunnen veranderingen in de populatieomvang, maar ook veranderingen in het gebruik van ligplaatsen en gebieden, worden gesignaleerd. Indien er afwijkende ontwikkelingen worden gevonden, kan daarna bekeken worden of deze verschuivingen gerelateerd kunnen worden aan menselijke verstoringen of aan veranderingen in natuurlijke omstandigheden. In het verleden is gebleken dat de aantallen kunnen fluctueren, als gevolg van seizoensfluctuaties, maar ook als gevolg van de (weers-)omstandigheden tijdens de tellingen. Daarom kan alleen bij grote verschillen en bij eenduidige ontwikkelingen over meerdere jaren met enige zekerheid een verband worden aangenomen tussen veranderingen in menselijke activiteiten en het aantal dieren op de platen. De gewone zeehonden in de gehele internationale Waddenzee worden als één populatie gezien, de zeehonden die in de Nederlandse Waddenzee geteld worden, zijn daar onderdeel van. In de gehele Waddenzee komen inmiddels ook grijze zeehonden voor, van Denemarken tot Nederland. De aantallen groeien nog steeds. In het Nederlandse deel van de Waddenzee worden verreweg de meeste dieren gezien, voor het merendeel in het westelijke deel van de Waddenzee. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de vliegtellingen uit 2013 besproken. Trends en ontwikkelingen in het Eemsgebied worden vergeleken met die in de rest van het Waddengebied om zo ontwikkelingen op populatieniveau in beeld te brengen en deze te kunnen toetsen aan de relevante instandhoudingsdoelstellingen (bijlage 1). 4.1 Methoden Analyse absolute aantallen De tellingen van de gewone en grijze zeehonden vanuit een vliegtuig vinden plaats in de periodes dat het aantal dieren dat op de kant ligt het meest constant is. Dit is voor de grijze zeehonden de periode november-januari (geboorte- en zoogperiode) en maart/april (verharingsperiode) en voor de gewone zeehonden juni/juli (geboorte- en zoogperiode) en augustus (verharingsperiode) (Brasseur 2009). Met de tellingen worden twee parameters bepaald: aan de hand van het totaal aantal getelde dieren in de verharingsperiode wordt de jaarlijkse aantalsverandering bepaald en aan de hand van het aantal getelde pups wordt de pupproductie berekend. Om een goed beeld te krijgen van het aantal geboren pups en het moment waarop dit aantal een piek vertoont, wordt minimaal drie keer in de geboorteperiode geteld. Tijdens de verharingsperiode wordt minimaal twee keer geteld (Brasseur e.a. 2013). In overleg met Duitsland en Denemarken, binnen de Trilateral Seal Expert Groep (TSEG), wordt op basis van de getelde aantallen de jaarlijkse populatie-index bepaald voor het totaal aantal zeehonden en het aantal pups in de internationale Waddenzee. De telling die zich volgens de TSEG het beste hiervoor leent, geldt als officiële telling voor dat jaar. Daarbij is onder andere de volledigheid van de telling van belang en dienen de tellingen uit de verschillende landen wat de teldatum betreft zo dicht mogelijk bij elkaar te Rapportnummer C074/14 31 van 119

32 liggen. De getelde aantallen van de officiële tellingen uit de drie landen worden uiteindelijk gesommeerd om tot een index voor de populatieomvang te komen. Deze index wordt in dit rapport gebruikt voor de vergelijking van de getelde aantallen in het Eemsgebied met de grootte van de populatie in de internationale Waddenzee. De standaardmonitoring 16 voor de gewone zeehond wordt sinds de jaren zeventig uitgevoerd. In getijdegebieden zoals de Waddenzee worden de meeste dieren rond laagwater op de zandbanken waargenomen. In de praktijk betekent dit dat in gebieden waar ligplaatsen zijn, gevlogen wordt in de periode van één uur vóór tot één uur na laagwater. Bovendien wordt de telling gehouden tussen uur en uur omdat dit de periode is waarop overdag de meeste dieren op de kant komen ( Waddenzee.htm; Reijnders e.a. 2003, Brasseur e.a. 2013). 1 Den Helder-Texel 6 Engelsmansplaat-Schiermonnikoog 2 Texel-Vlieland 7 Schiermonnikoog-Rottumerplaat 3 Vlieland-Terschelling 8 Rottumerplaat-Rottumeroog 13 Gebied rond de Afsluitdijk 9 Rottumeroog-Eems 4 Terschelling-Ameland 10 Hond en Paap 5 Ameland-Engelsmanplaat 11 Dollard Figuur 4.1 Onderverdeling van het Nederlandse deel van de Waddenzee in deelgebieden ten behoeve van zeehondentellingen. Op een hoogte van minstens 500 ft (ruim 150 m) wordt het Nederlandse deel van de Waddenzee afgevlogen van Den Helder tot en met de Dollard en worden alle bekende ligplaatsen bezocht. De Waddenzee is onderverdeeld in 13 deelgebieden (figuur 4.1). Ten behoeve van dit onderzoek worden extra vluchten uitgevoerd en, in het Duitse deel van de Eems, nog twee extra deelgebieden geteld (figuur 4.2). Het team aan boord van het vliegtuig bestaat naast de piloot uit een waarnemer/ vluchtleider en een extra waarnemer. Sinds 2004 worden tijdens de vlucht van elke waargenomen zeehond of zeehondengroep digitale foto s gemaakt, waarbij de ligplaatslocaties automatisch met behulp van GPS worden geregistreerd (zie ook figuur 4.2). De aantallen zeehonden per locatie worden vervolgens bepaald door de genomen foto s op een groot scherm te projecteren en te analyseren. In de geboorteperiode wordt hierbij voor beide soorten zeehonden onderscheid gemaakt tussen pups (jonge zeehonden) en dieren ouder dan één jaar. De verzamelde data worden opgeslagen in het databaseprogramma Microsoft Access en verder bewerkt met behulp van het geografisch informatiesysteem ARC-GIS (ESRI TM ). Tot 1995 werden de zeehonden direct vanuit het vliegtuig geteld en de vastgestelde aantallen op een bandrecorder ingesproken. De groepen zeehonden waren in die tijd 16 In de internationale Waddenzee; dat is exclusief de deelgebieden 10 en 11 in de Eems-Dollard. Rapportnummer C074/14 32 van 119

33 nog klein (Ries e.a. 1999) zodat ze op die manier nog precies konden worden geregistreerd. In de periode tot 2004 werden dia-opnames gemaakt, en de aantallen achteraf bepaald. Voor de analyses in dit rapport is per soort, per jaar en per periode (de geboorte- en zoogperiode en de verharingsperiode) uitgegaan van de maximale aantallen zeehonden die geteld zijn. Dat kunnen de maximaal getelde aantallen in de Nederlandse Waddenzee zijn, maar ook de maximaal getelde aantallen in het Eemsgebied. Omdat alleen de zeehonden op de kant worden geteld, weerspiegelen de maximaal getelde aantallen het best de werkelijke aantallen die in het gebied voorkomen. Bij vergelijkingen tussen het Eemsgebied en de Nederlandse Waddenzee worden altijd tellingen van dezelfde datum met elkaar vergeleken, ook als een van beide tellingen niet de maximale telling is. Meerdere tellingen per periode zorgen ervoor dat de beste telling (hoogste aantal, beste weersomstandigheden en dergelijke) kan worden geselecteerd voor analyses en populatieschattingen GPS track deelgebieden Figuur 4.2. Situering van de deelgebieden ten behoeve van zeehondentellingen in het Eemsgebied. Ook de Duitse deelgebieden zijn hier genummerd. De deelgebieden 9 (Sparregat), 10 (Hond en Paap), 11 (Dollard), 20 (Borkum) en 21(Randzelgat) behoren tot het studiegebied. De rode lijn geeft een voorbeeld van een vluchtroute bij een zeehondentelling ten behoeve van deze studie in het Eemsgebied. In 2013 waren 13 tellingen gepland en zijn er 12 uitgevoerd in de deelgebieden rond de Eems (tabel 4.1). De telling van 20 juni moest ter hoogte van Rottumerplaat worden afgebroken vanwege de verslechterde weersomstandigheden. Rapportnummer C074/14 33 van 119

34 Tabel 4.1. Geplande en uitgevoerde vluchten ten behoeve van de zeehondenmonitoring in 2013 in het Eemsgebied per deelgebied (zie ook figuur 4.2). 9= Sparregat; 10=Hond en Paap; 11=Dollard; 20= Borkum en 21= Randzelgat. v= uitgevoerd, -= afgelast vanwege slechte weeromstandigheden. Datum Reden van telling mrt-13 Grijze zeehond monitoring in combinatie met Eems-telling v v v v v 04-apr-13 Grijze zeehond monitoring in combinatie met Eems-telling v v v v v 19-apr-13 Grijze zeehond monitoring in combinatie met Eems-telling v v v v v 03-jun-13 Gewone zeehond monitoring met het Duitse deel van de Eems v v v v v 20-jun-13 Gewone zeehond monitoring met het Duitse deel van de Eems jul-13 Gewone zeehond monitoring met het Duitse deel van de Eems v v v v v 02-jul-13 Gewone zeehond monitoring met het Duitse deel van de Eems v v v v v 01-aug-13 Gewone zeehond monitoring met het Duitse deel van de Eems v v v v v 16-aug-13 Gewone zeehond monitoring met het Duitse deel van de Eems v v v v v 19-aug-13 Gewone zeehond monitoring met het Duitse deel van de Eems v v v v v 28-nov-13 Grijze zeehond monitoring in combinatie met Eems-telling v v v v v 14-dec-13 Grijze zeehond monitoring in combinatie met Eems-telling v v v v v 28-dec-13 Grijze zeehond monitoring in combinatie met Eems-telling v v v v v Vergelijking met andere gebieden; langetermijnperspectief De aantallen zeehonden die binnen het studiegebied voorkomen, staan niet op zichzelf maar zijn onderdeel van een grotere populatie. De gewone zeehonden die voorkomen in de gehele internationale Waddenzee worden als één populatie beschouwd. Na de sterke aantalsafname door virusepidemieën in 1988 en 2002 zijn de aantallen van de gewone zeehond in de Nederlandse Waddenzee, net als in de internationale Waddenzee, sterk gestegen. De algemene stijging als gevolg van het herstel van de populatie na jarenlange jachtdruk, vervuiling en virusinfecties (Reijnders 1986; 1992) bemoeilijkt de analyse van mogelijke effecten op de lokale aantalsontwikkelingen in de onderscheiden deelgebieden in het Eemsgebied en het mogelijke mechanisme achter deze ontwikkelingen. Om dit probleem enigszins te ondervangen is, naast een vergelijking van de absolute aantallen zeehonden, ook gekozen voor een benadering waarbij gekeken wordt naar verschuivingen in het relatieve belang van deelgebieden. Deze beschouwing beperkt zich noodgedwongen tot de aantallen in de Nederlandse deelgebieden in de Eems in relatie tot de totale aantallen in de Nederlandse Waddenzee. Door het ontbreken van gegevens voor het eind van 2007 kan het relatieve belang van de Duitse deelgebieden Borkum (gebied 20) en Randzelgat (gebied 21) niet voor een dergelijke lange periode worden bepaald. Telgegevens van Duitse zijde bieden geen oplossing omdat de onderzoekers daar een andere telmethode hanteren en geen onderscheid maken naar deelgebieden Het onderscheidend vermogen (power) van de statistische data-analyse Het Eemsgebied is een relatief klein deel van de gehele Waddenzee. De daar getelde aantallen zijn een deel van de totale populatie, waarbij de zeehonden die in de internationale Waddenzee voorkomen als één populatie worden beschouwd. Het tellen van zeehonden op ligplaatsen levert een robuuste maar vrij grove parameter op waarmee eventuele verschuivingen in de aantallen en de verspreiding als gevolg van menselijk activiteiten of natuurlijke oorzaken kunnen worden bepaald. Uit onderzoek naar de mogelijkheden voor een statistische analyse van de telgegevens van de internationale Waddenzee (Meesters e.a. 2007) is gebleken dat het statistisch onderscheidend vermogen van de analyse van de tellingen over een korte periode en bij kleinere gebieden echter laag is. Bij de huidige telfrequentie kunnen alleen veranderingen op populatieniveau (gehele internationale Waddenzee) van een grootte van 20% of meer, gemeten over een periode van 10 jaar met enige zekerheid (P=80%, α=0.05) worden vastgesteld. Opsplitsing van gegevens door een kleiner gebied te onderzoeken, bijvoorbeeld het Eemsgebied, zal leiden tot een lager onderscheidend vermogen. Dat wil zeggen dat bij een gelijkblijvende telfrequentie de zekerheid waarmee veranderingen als afwijkend kunnen worden Rapportnummer C074/14 34 van 119

35 beschouwd, minder zal worden. Dit is mede afhankelijk van de gemeten variatie in de aantallen. Kleinere jaarlijkse veranderingen kunnen dus met het huidige telregime moeilijk statistisch-significant worden aangetoond. Omdat de binnen deze monitoring verzamelde tijdreeksen, met name die voor het deelgebied Eems- Dollard, nog zeer beperkt zijn, geven wij voor de resultaten van de vliegtellingen geen trendberekening. Gezien het beperkte aantal metingen en eerder onderzoek (Meesters e.a. 2007) is de power van een dergelijke berekening vrij klein en de kans op onterechte conclusies groot. Een enkele afwijkende waarde kan bepalend zijn voor de uitkomst of er rekenkundig sprake is van significantie of niet. Op grond daarvan is besloten de veranderingen in de teldata vooralsnog niet statistisch te toetsen. Ook is het op dit moment nog niet mogelijk om de verschillen in de aantallen zeehonden die tijdens een vliegtelling worden waargenomen, te verklaren door variabelen zoals weersomstandigheden die van invloed kunnen zijn op het ligplaatsgebruik van zeehonden in de verschillende seizoenen en dus op de waarnemingen. Een gedegen statistische analyse is misschien later mogelijk wanneer langere tijdreeksen beschikbaar zijn en er meer kennis is over de factoren die voor de natuurlijke variatie in de data verantwoordelijk zijn. 4.2 Resultaten Gewone zeehonden Tellingen in het Eemsgebied Het maximum aantal gewone zeehonden in het Eemsgebied, 2058 dieren, is geteld op 2 juli Dat is ruim 250 minder dan het maximum uit 2012 geteld op 29 juni 2012 (figuur 4.3). Deze afname van de aantallen in de geboorte- en zoogperiode in juni/juli (9%) komt naar verhouding overeen met de afname van de aantallen in juni in de Nederlandse Waddenzee (13%). In augustus, tijdens de verharingspiek, zijn de getelde aantallen in 2013 hoger dan in 2012: respectievelijk 1390 versus 1280 (figuur 4.4B) en komen daarmee ruim op het niveau van augustus 2011 van 1355 dieren. Voor alle gebieden geldt dat het maximaal getelde aantal in juni/juli ligt, het verschil tussen augustus en juni/juli is het kleinst in deelgebied 9 (Sparregat). Naast de reguliere tellingen van de gewone zeehond (in de geboorte- en zoogperiode en de verharingsperiode) zijn tijdens de beide reguliere tellingen voor de grijze zeehond ook de gewone zeehonden in het Eemsgebied geteld. De tellingen van maart/april (de verharingsperiode van de grijze zeehond) laten een afnemende trend voor de gewone zeehond zien (figuur 4.4C); de december-tellingen (geboorte- en zoogperiode van de grijze zeehond) zijn voor de gewone zeehond niet volledig genoeg om een goed beeld te kunnen geven. Rapportnummer C074/14 35 van 119

36 Figuur 4.3. Aantal getelde gewone zeehonden per deelgebied voor de jaren (linker-as) en voor het gehele Eemsgebied (rechter-as). Dit zijn de totaalaantallen (grijze balken) van alle deelgebieden in het Eemsgebied samen. Rapportnummer C074/14 36 van 119

37 Figuur 4.4. Totaal aantal getelde gewone zeehonden in de Nederlandse Waddenzee (linker as) sinds de laatste virusinfectie van 2002, en in het Eemsgebied (rechter as) zowel in de geboorte- en zoogperiode (A ) als de verharingsperiode (B) en de maximaal getelde aantallen in maart/april (C). De aantallen in het Duitse deel van het Eemsgebied (deelgebied 20+21) zijn meegenomen in het totaal van het Nederlandse deel van de Waddenzee (doorgetrokken lijn). De gestippelde lijn geeft de totaalaantallen zonder de beide Duitse gebieden. Voor maart/april zijn er geen Waddenzee-dekkende tellingen van de gewone zeehond. Rapportnummer C074/14 37 van 119

38 Figuur 4.5. Aantal getelde gewone zeehonden in het Eemsgebied voor de verschillende tel-maanden in de jaren Bij meerdere tellingen in een maand wordt steeds de beste telling weergegeven. Omdat de telling van 3 juni 2013 niet de meest geschikte telling lijkt te zijn om het maximum te bepalen en de telling van 20 juni 2013 vanwege weersomstandigheden moest worden afgebroken, is geen waarde voor juni 2013 gepresenteerd (*). In 2010 en 2007 is niet in juli geteld; in deze maand kon geen voor de telling van de geboortepiek geschikt tijdstip van laagwater worden gevonden. De piek van de aantallen gewone zeehonden in het Eemsgebied ligt dus, net als in de voorgaande jaren, in de geboorte- en zoogperiode (figuur 4.5), terwijl de aantallen tijdens de verharingsperiode in augustus beduidend lager zijn. In de totale Nederlandse Waddenzee liggen de totalen in de verharingsperiode over het algemeen hoger dan in de geboorte- en zoogperiode. Voor een vergelijking met de rest van de Nederlandse Waddenzee zijn in figuur 4.6 de aantallen van de geboorte- en zoogperiode en de verharingsperiode per kombergingsgebieden uitgezet. In de Waddenzee is een kombergingsgebied een logische eenheid: tijdens de vloed wordt het gebied vanuit één zeegat overstroomd en bij eb loopt het water langs hetzelfde zeegat weer terug naar open zee. De deelgebieden van de Eems vormen samen één kombergingsgebied. In de meeste kombergingsgebieden zijn in 2013 de aantallen in de verharingsperiode hoger dan in de geboorte- en zoogperiode (figuur 4.6). Figuur 4.6. Aantal getelde zeehonden in 2013 in de geboorte- en zoogperiode en in de verharingsperiode per kombergingsgebied (zie voor de nummering van de deelgebieden figuur 4.1 en 4.2). Rapportnummer C074/14 38 van 119

39 Pups Het aantal getelde pups in het Eemsgebied in 2013 is, ten opzichte van 2012, nagenoeg gelijk gebleven (617 in 2012 tegen 614 in 2013). Tot en met 2010 is het aantal pups toegenomen, in de jaren erna lijken de totaal aantallen pups in het Eemsgebied te stabiliseren. In figuur 4.7 is te zien dat het aantal pups in alle deelgebieden weinig variatie vertoont: er is een kleine toename in het aantal getelde pups in het Sparregat (9) en Randzelgat (21), terwijl op de Hond en Paap (10) de aantallen gelijk zijn gebleven en die in de Dollard (11) licht zijn afgenomen. Borkum (20) is in de onderzoeksperiode niet van belang gebleken als geboorte- en zooggebied. In 2013 is er één pup geteld. Het aantal getelde pups in het Nederlandse deel van de Waddenzee (1403) is ten opzichte van vorig jaar (1473) iets achteruitgegaan (- 5%). Dat is in lijn met de lichte afname in de hele internationale Waddenzee (-4%; TSEG ). Figuur 4.7. Aantallen pups van gewone zeehonden in de Eems-deelgebieden (staafdiagram; linker as) en aantal in het gehele Eemsgebied (lijn; rechter as). Gebiedsnummers: 9, Sparregat; 10, Hond en Paap; 11, Dollard; 20, Borkum (Duitsland) en 21, Randzelgat (Duitsland). N.B. Gebied 20 en 21 werden in 2007 niet geteld. Om dat zichtbaar te maken is met een gestippelde lijn aangegeven dat in die periode de data niet volledig waren Seizoensvariatie per deelgebied Voor de jaren 2007 tot en met 2013 is per deelgebied de seizoensvariatie weergegeven in figuur 4.8 (de deelgebieden ten zuiden van de Eemshaven) en figuur 4.9 (de deelgebieden ten noorden van de Eemshaven). De aantallen zijn uitgedrukt als percentage van het getelde maximum aantal dieren in dat gebied in dat jaar. De seizoensvariatie die hiermee zichtbaar wordt is derhalve relatief aerial surveys of harbour seals in the wadden sea in 2013.pdf Rapportnummer C074/14 39 van 119

40 Figuur 4.8. Resultaten van de tellingen van 2013 in relatie tot de tellingen in 2007 t/m Voor de gebieden ten zuiden van de Eemshaven: Hond en Paap (10) en de Dollard (11). Om te corrigeren voor de eventuele verschillen in absolute aantallen werden de resultaten gerelateerd aan het maximum van dat jaar. In alle deelgebieden ligt de piek van de aantallen in juni, hoewel niet altijd op dezelfde dag geteld (figuur 4.8 en 4.9). In de deelgebieden Hond en Paap (10) en Sparregat (9) waren in augustus, weliswaar minder, maar toch nog relatief veel zeehonden aanwezig. Dit in tegenstelling tot Dollard (11) en Randzelgat (21), waar de relatieve aantallen in augustus sneller afnamen. Deze trend is vergelijkbaar door de jaren heen. Blijkbaar zijn de gebieden rond de Eems wel in trek als geboorte- en zoogperiode gebied, maar minder als verharingsgebied, dit in tegenstelling tot de meeste andere deelgebieden in de Nederlandse Waddenzee (figuur 4.6). In de winter zijn in alle deelgebieden rond de Eems relatief weinig gewone zeehonden geteld. In die periode komen in de hele Waddenzee minder zeehonden op de kant dan tijdens de geboorte- en zoogperiode en de verharingsperiode (Ries 1999). Ook in het voorjaar zijn, met uitzondering van Borkum (20), relatief weinig zeehonden op de platen aanwezig. Rapportnummer C074/14 40 van 119

41 Figuur 4.9. Resultaten van de tellingen van 2013 in relatie tot de tellingen in 2007 t/m 2012, voor de gebieden ten noorden van de Eemshaven: het Sparregat (9), Borkum (20) en het Randzelgat (21). Om te corrigeren voor de eventuele verschillen in absolute aantallen werden de resultaten gerelateerd aan het maximum van dat jaar Vergelijking met andere gebieden; langetermijnperspectief Door het ontbreken van gegevens van de Duitse deelgebieden Borkum (gebied 20) en het Randzelgat (gebied 21) kunnen langetermijnveranderingen voor deze gebieden niet worden bepaald (data van deze gebieden zijn pas vanaf eind 2007 beschikbaar). In figuur 4.10 worden de maximaal getelde aantallen in augustus in de deelgebieden van de Nederlandse Waddenzee met elkaar vergeleken. De aantallen worden weergegeven vanaf In deze figuur is ook aangegeven wanneer de telmethode is gewijzigd. Met uitzondering van de gebieden 5 (Ameland-Engelsmanplaat) en 13 (Afsluitdijk) nemen in alle andere gebieden de getelde aantallen zeehonden in 2013 in meer of mindere mate toe ten opzichte van De totaal aantallen in gehele Nederlandse Waddenzee zijn in augustus % hoger dan in 2012, in de internationale Waddenzee is de toename 2% (TSEG 2013). Het verschil wordt veroorzaakt doordat tegenover een weliswaar grote toename in Nederland en Niedersachsen een procentueel nog grotere afname in Denemarken en Schleswig-Holstein staat. In het verslag van de TSEG wordt hiervoor geen verklaring gegeven; wel waren de aantallen in 2012 in de Nederlandse Waddenzee relatief laag ten opzichte van Rapportnummer C074/14 41 van 119

42 Het Sparregat (9) groeit sinds de virusuitbraak in 2002 mee met de meeste andere deelgebieden. De beide andere deelgebieden van de Eems (Hond en Paap (10) en de Dollard (11) nemen in augustus wel toe, maar groeien over de gehele periode bekeken minder met de andere gebieden mee dan het Sparregat (9) (figuur 4.10). Figuur Overzicht van de maximaal getelde zeehonden in augustus van elk jaar in de verschillende deelgebieden in de Nederlandse Waddenzee. Zie voor een definitie van gebieden figuur 4.1. Tot 1995 is vanuit de lucht geteld (pijl A), daarna zijn dia s gemaakt en vanaf 2004 (pijl B) wordt m.b.v. digitale foto s en gps geteld. Er kan ook op een andere manier naar de gegevens gekeken worden. Immers, niet alle gebieden zijn even groot en ze verschillen in aantallen zeehonden die er gebruik van maken. Door de aantallen per deelgebied als percentage van het totaal getelde aantal in de Nederlandse Waddenzee weer te geven wordt het aandeel van ieder deelgebied vergelijkbaar, ook als de totaal getelde aantallen toenemen. Eventuele veranderingen in het belang van deelgebieden door de jaren heen worden dan zichtbaar (figuur 4.11A en B). De logaritmische schaal maakt de veranderingen in de lagere percentages beter zichtbaar. Het relatieve belang van de Nederlandse deelgebieden in het Eemsgebied is in 2013 in juni toegenomen (figuur 4.11A). Voor de Dollard en het Sparregat is dit relatieve belang over de gehele periode globaal gelijk gebleven; alleen de Hond en Paap vertoont een stijging van het relatieve belang. In augustus (figuur 4.11B) is het relatieve belang van de Dollard (11) sinds het begin van de jaren negentig in acht tot tien jaar tijd afgenomen, ondanks de relatieve toename in 2013 is de trend afnemend. Voor de Hond en Paap (10) geldt diezelfde afname sinds de jaren negentig, maar is de trend de laatste 8 tot 10 jaar toenemend. Dit in tegenstelling tot het Sparregat (9); het aandeel is daar nagenoeg gelijk gebleven sinds het begin van de tellingen. Rapportnummer C074/14 42 van 119

43 Figuur 4.11A. Procentuele verdeling van de aantallen zeehonden over de verschillende deelgebieden in de Waddenzee in juni; zie voor de nummering van de gebieden figuur 4.1 en 4.2. De logaritmische schaal is gekozen om ook een kleine verandering zichtbaar te maken. Figuur 4.11B. Procentuele verdeling van de aantallen zeehonden over de verschillende deelgebieden in de Waddenzee in augustus; zie voor de nummering van de gebieden figuur 4.1 en 4.2. De logaritmische schaal is gekozen om ook een kleine verandering zichtbaar te maken. Rapportnummer C074/14 43 van 119

44 Absolute en relatieve veranderingen in het Eemsgebied in de laatste zes jaar De absolute en relatieve veranderingen in het Eemsgebied in de laatste zes jaar worden weergegeven in figuur Van het Eemsgebied is het Sparregat (9) zowel in juni als in augustus het belangrijkste deelgebied voor de gewone zeehond. In alle deelgebieden van de Eems nemen in juni de aantallen iets af en in augustus iets toe. Het verschil tussen het Sparregat (9) en de andere deelgebieden is in augustus veel groter dan in juni. Vergeleken met de absolute aantallen is de relatieve toename ten opzichte van de gehele Nederlandse Waddenzee en het Duitse deel van het Eemsgebied samen in een aantal deelgebieden in juni en augustus iets groter, in het bijzonder in het Sparregat (9). Over de laatste zes jaar is het relatieve belang van de verschillende deelgebieden in augustus gelijk gebleven en in juni gelijk gebleven of licht toegenomen. Figuur Links: maximaal geteld aantal gewone zeehonden per deelgebied in juni (geboorte- en zoogperiode) en augustus (verharingsperiode). Rechts: relatieve verdeling van de aantallen in het Eemsgebied ten opzichte van het gehele Nederlandse Waddengebied en de beide Duitse deelgebieden samen. 9= Sparregat; 10= Hond en Paap; 11=Dollard; 20= Borkum (Duitsland) en 21= Randzelgat (Duitsland). Om iets over het relatieve belang van het Eemsgebied te kunnen zeggen zijn in figuur 4.13 de aantallen gerelateerd aan de hele populatie, dat wil zeggen de totaal getelde aantallen gewone zeehonden in de internationale Waddenzee. Het relatief belang van het Eems-Dollardgebied als geheel is in 2013 ten opzichte van 2012 in de geboorte- en zoogperiode (juni) gelijk gebleven en in de verharingsperiode (augustus) toegenomen. Over de hele periode van zes jaar is het relatieve belang van het gebied in juni iets toegenomen en in augustus iets afgenomen. Rapportnummer C074/14 44 van 119

45 Figuur Het aandeel getelde gewone zeehonden in het Eemsgebied ten opzichte van het totaal aantal getelde zeehonden in de gehele internationale Waddenzee Grijze zeehonden Tellingen in het Eemsgebied De meeste grijze zeehonden in het Eemsgebied liggen ten noordwesten van Borkum, waar zich een zandbank bevindt die vrijwel permanent droog ligt. In de andere deelgebieden van de Eems worden, met uitzondering van de Dollard, slechts incidenteel grijze zeehonden waargenomen. Tijdens de verharingsperiode in april zijn er vrijwel geen grijze zeehonden in het Eemsgebied geteld (figuur 4.14). De meeste grijze zeehonden zijn begin augustus in het gebied geteld: 113 individuen. In de geboorte- en zoogperiode van de grijze zeehonden, eind november/december zijn in 2013 maximaal 16 grijze zeehonden binnen het onderzoeksgebied geteld. Er zijn in deze periode geen pups waargenomen. De grijze zeehond komt verder in het oostelijk deel van de Nederlandse Waddenzee nog weinig voor en dat geldt ook voor het overige deel van het Eemsgebied. Figuur Aantallen grijze zeehonden in het Eemsgebied door het jaar heen voor de jaren Op een enkele uitzondering na (1 tot 3 dieren) worden de grijze zeehonden vooral op één zandbank ten noorden van Borkum geteld (deelgebied 20, zie figuur 4.2). Rapportnummer C074/14 45 van 119

46 Vergelijking met andere gebieden; langetermijnperspectief In Duitsland en Nederland zijn in 2013 door middel van een reguliere monitoring grijze zeehonden geteld, zowel tijdens de verharingsperiode als tijdens de geboorte- en zoogperiode. Sinds eind 2012 gebruikt Niedersachsen dezelfde telmethode als Nederland. Denemarken kent geen reguliere telling van de grijze zeehond, maar neemt deze soort mee tijdens de tellingen van de gewone zeehond. De populatie grijze zeehonden in de Nederlandse en Duitse Waddenzee samen is afgenomen met 31%. Het grootste deel van de populatie werd in Nederland gezien (1822 dieren) en dat is een afname van 40% ten opzichte van 2012 (figuur 4.15). Er is in 2013 geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende gebieden in Duitsland. De aantallen zijn in totaal in Duitsland ongeveer gelijk gebleven (data CWSS 18 ). Figuur Aantallen grijze zeehonden geteld in maart/april in de internationale Waddenzee (Nederland en Duitsland) in de jaren (data CWSS). De aantallen grijze zeehonden die in het Eems-Dollardgebied worden geteld zijn relatief laag. De dieren liggen alleen bij Borkum, voornamelijk aan de Noordzeekant van het Eemsgebied. 4.3 Discussie In het kader van de bouw van de nieuwe Eems-centrales en de verruiming van de Eemshaven vonden extra activiteiten in en rond de Eemshaven plaats. Het doel van deze zeehondentellingen was de aantalsontwikkelingen in het Eemsgebied gedurende deze bouwperiode vast te stellen om ze te kunnen vergelijken met de ontwikkelingen in de rest van de Waddenzee. Hieronder worden de resultaten per soort bediscussieerd Gewone zeehonden Aantalsontwikkeling In een groeiende populatie (herstel van jarenlange jachtdruk, vervuiling en virusinfecties (Reijnders 1986; 1992) zijn effecten van verstoring moeilijk te bepalen. Het maken van onderscheid tussen de te onderzoeken verstoringsbronnen en andere factoren die van invloed zijn op de populatieontwikkeling, is complex. Dat geldt impliciet dus ook voor het beantwoorden van de vraag wat de aantalsontwikkeling zou zijn geweest als er geen bouwactiviteiten hadden plaatsgevonden. Veranderingen in de kwaliteit van rust- en foerageergebieden kunnen de aantalsontwikkeling op lokaal of regionaal niveau beïnvloeden. Deze veranderingen kunnen veroorzaakt worden door verstoringen zoals (toenemende) menselijke 18 Rapportnummer C074/14 46 van 119

47 activiteit, geluid en verregaande vertroebeling van het water, maar ook natuurlijke factoren kunnen hierbij een rol spelen. De aantallen getelde zeehonden zijn slechts een indicatie voor het werkelijke aantal zeehonden dat gebruik maakt van het gebied. Immers, de zeehonden die tijdens de tellingen in het water zijn, worden niet meegenomen. Uit onderzoek van Ries (1999) is berekend dat in de zomer ongeveer een derde van de aanwezige zeehonden niet op de kant ligt. Ook kunnen door verstoring het aantal getelde zeehonden, zowel positief als negatief, beïnvloed worden waardoor aantalsveranderingen niet eenduidig te verklaren zijn. Voor de gewone zeehonden zijn twee periodes met name van belang: de geboorte- en zoogperiode in juni/juli en de verharingsperiode in augustus. Geboorte- en zoogperiode Tijdens de geboorte- en zoogperiode zijn er in het Eemsgebied op 2 juli 2013 maximaal 2058 gewone zeehonden op de ligplaatsen geteld. Dat is ruim 250 minder dan vorig jaar (2315 op 29 juni 2012). Het moment van maximale aanwezigheid varieert sinds 2008 tussen 21 juni en 3 juli. Het is daarom niet zeker of er tijdens de gemiste telling van 20 juni meer zeehonden zouden zijn geteld dan op 2 juli als die telling was doorgegaan. De afname van de getelde aantallen in juni/juli is 11% ten opzichte van Dit is in lijn met de afname van de aantallen in juni/juli 2013 in de gehele Nederlandse Waddenzee (13%). Verharingsperiode Uit de tijdens de verharingsperiode getelde aantallen van de afgelopen jaren blijkt dat, terwijl de populatie in de Nederlandse Waddenzee nog steeds groeit, de aantallen in het Eemsgebied sinds 2008 ongeveer gelijk blijven (figuur 4.4). Wanneer de draagkracht van een gebied wordt bereikt zullen de getelde aantallen zeehonden meer variëren rond een gemiddelde. Draagkracht zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de lagere groei. Op basis van het recente verloop van de totale aantallen gewone zeehonden in de internationale Waddenzee heeft ook de TSEG zich in haar commentaar afgevraagd of de draagkracht van de huidige Waddenzee mogelijk bijna is bereikt (TSEG 2013). Vergelijking geboorte- en zoogperiode en verharingsperiode In het Eemsgebied zijn de getelde aantallen gewone zeehonden in de geboorte- en zoogperiode (juni) hoger dan in de verharingsperiode (augustus). In de andere gebieden in de Nederlandse Waddenzee is dat meestal andersom: hogere getelde aantallen in augustus dan in juni (figuur 4.6). Het zou kunnen betekenen dat het Eemsgebied voor de verharing van de gewone zeehonden door de jaren heen minder aantrekkelijk is geworden. Uit eerder onderzoek (Ries 1999) is gebleken dat het Eemsgebied in de jaren negentig al minder belangrijk was voor de verharing dan voor geboorte en zogen. De getelde aantallen in de geboorte- en zoogperiode vertonen gelijke tred met de rest van de Waddenzee, terwijl de totaal aantallen in de verharingsperiode in het Eemsgebied niet meegroeien met de rest van de Waddenzee. Ook in maart/april, een periode waarin de noodzaak om aan de kant te komen minder groot is, is een dalende lijn in de getelde aantallen zeehonden te zien (figuur 4.4C). Dit zou de veranderlijkheid van jaar op jaar in de natuurlijke omgevingsfactoren kunnen weerspiegelen. De winter van 2013 bijvoorbeeld was bijzonder lang. De lage luchttemperatuur, een van de omgevingsvariabelen die het haulout-gedrag van zeehonden kunnen beïnvloeden, zou een verklaring voor de lage aantallen in maart/april kunnen zijn. Er is nog weinig bekend over de eisen die de dieren aan hun omgeving stellen in de verschillende periodes. Het intergetijdengebied is een dynamisch samenspel van geulen en platen. Door geomorfologische veranderingen in geulranden, al dan niet door menselijk handelen beïnvloed, kunnen ligplaatsen verdwijnen of ontstaan. Er zijn wel ideeën over voorkeuren van zeehonden: tijdens de Rapportnummer C074/14 47 van 119

48 verharing liggen zeehonden graag op hoge ruggen en lijkt rust en ruimte belangrijk voor geboorte en zogen (pers. med. Peter Reijnders), maar daar is verder geen specifiek onderzoek naar gedaan. Verstoring door menselijke activiteiten zou de geschiktheid van een gebied c.q. ligplaats negatief kunnen beïnvloeden. Zo is uit de zenderstudie aan gewone zeehonden (Lucke e.a. 2012) gebleken dat bij veel van de werkzaamheden die bij de Eemshaven werden geregistreerd, de gezenderde zeehonden significant minder in de buurt van de onderzochte activiteiten waren, wanneer die gaande waren. Dit effect werd in een straal van 10 km gemeten. Daarbuiten werden juist meer zeehonden waargenomen tijdens de werkzaamheden. Ook waren er verschillen in hun duikgedrag geconstateerd bij aan- en afwezigheid van bouwactiviteiten. Als ligplaatsen in een gebied vanwege verstoring (tijdelijk) minder geschikt worden, zullen de zeehonden in de geboorteperiode (wanneer zij bevallen of pups hebben) minder gemakkelijk dan in de verharingsperiode een andere ligplaats opzoeken. Uit onderzoek van Härkönen en Harding (2001) en Pomeroy (2005) is gebleken dat vrouwelijke zeehonden in de geboorteperiode o.a. een grote mate van plaatstrouwheid vertonen. Vrouwelijke dieren komen om te werpen bij voorkeur terug naar het gebied waar ze zelf geboren en gezoogd zijn, en die plaatstrouwheid neemt toe naarmate ze ouder worden, dit in tegenstelling tot de mannetjes waarvan plaatstrouwheid aan het geboortegebied afneemt met de leeftijd. De plaatstrouwheid tijdens de verharing (mannetjes én vrouwtjes) is daarom lager dan tijdens de geboorte- en zoogperiode (voornamelijk vrouwelijke dieren). Binnen het Eemsgebied heeft alleen gebied 20 (Borkum) meer zeehonden tijdens de verharing dan tijdens de geboorte- en zoogperiode. Dat zou kunnen betekenen dat dat gebied vooral geschikt is voor de verharing en minder geschikt als geboorte- en zooggebied wat overeenkomt met de waarneming dat daar weinig pups worden geboren en gezoogd. De relatieve daling in augustus van de aantallen zeehonden in de Dollard wordt al meer dan tien jaar waargenomen, dus ook in de periode ruim voordat de bouwactiviteiten in de Eemshaven zijn begonnen. Het is wel denkbaar dat ook tien jaar geleden al de verstoringsdruk door menselijke activiteiten zodanig was dat het gebied minder aantrekkelijk was als verharingsgebied voor de zeehonden. De verklaring zou daarom eerder gezocht moeten worden in het verschil in eisen die de zeehonden stellen aan een gebied of ligplaats in de geboorte- en de verharingsperiode, en de verschillende mate waarin de ligplaatsen in het Eemsgebied en in de rest van de Waddenzee daaraan voldoen Aantallen pups Zowel in de gehele internationale Waddenzee als in de Nederlandse Waddenzee is een afname van het aantal pups vastgesteld (4 resp. 5%). In het Eemsgebied is het totaal aantal pups in 2013 ten opzichte van 2012 ongeveer gelijk gebleven. In 2012 was nog een toename geconstateerd in het aantal pups. Er is wel variatie tussen de deelgebieden: een afname in de Dollard (ruim 9%) en Hond en Paap (1%), en een toename in het Sparregat (3%) en Randzelgat (2.5%) Dit is ongeveer gelijk met 2012, waar ook een afname in de Dollard (ruim 10%) en een toename in het Sparregat en Randzelgat werd geconstateerd, alleen was toen ook op de Hond en Paap een toename van het aantal pups waargenomen. Vooral de afname in de Dollard in de laatste twee jaar valt op. Het is niet duidelijk wat hiervan de oorzaak is. Hoewel in de beide gebieden ten zuiden van de Eemshaven een afname van het aantal pups is waargenomen, is dat vooralsnog geen indicatie voor een achteruitgang van de kwaliteit van het gebied voor de pupproductie, en dus ook niet voor een effect van de bouwactiviteiten hierop. Deze afname zou dan in ieder geval over meerdere jaren moeten worden geconstateerd, voordat geconcludeerd kan worden dat een significante daling is opgetreden Grijze zeehonden In het Eemsgebied zijn de aantallen grijze zeehonden relatief laag ten opzichte van het westelijk deel van de Nederlandse Waddenzee. Hoewel in het Nederlandse Waddengebied de meeste grijze zeehonden tijdens de verharing in maart/april op de kant liggen, is dat in het Eemsgebied niet het geval. In 2013 Rapportnummer C074/14 48 van 119

49 zijn op 1 augustus de meeste zeehonden (113) geteld; in 2012 waren dat maximaal 82 dieren in juni. Vrijwel alle grijze zeehonden in het Eemsgebied liggen bij Borkum (deelgebied 20) op de kant. Over de hele onderzoeksperiode bekeken ( ) zijn, met uitzondering van 2008 en 2011, de meeste grijze zeehonden in de zomer waargenomen. In 2013 is, ten opzichte van 2012, in de zomer het aantal grijze zeehonden in het Eemsgebied met 37% toegenomen. In de verharingsperiode (maart/april), wanneer ook de index voor deze populatie wordt bepaald, is het getelde aantal grijze zeehonden fors afgenomen ten opzichte van eerdere jaren. Dat komt overeen met de afname van de populatie als geheel in de Internationale Waddenzee, maar lijkt in tegenspraak met de toename in de zomer. Mogelijk is de zeer koude lente daar debet aan. Het grootste deel van de grijze zeehonden in Nederland ligt in het westelijke deel van de Waddenzee (deelgebieden 01, 02 en 03). Sinds de tellingen van de grijze zeehonden zijn begonnen is er een toename van de aantallen naar het oosten toe waar te nemen. Het is inmiddels, door zenderonderzoek (Brasseur e.a. 2010b), duidelijk dat er een uitwisseling is met de grijze-zeehondenpopulatie in het Kanaal en langs de Engelse oostkust. Dat maakt het moeilijk om de waargenomen trends in de Waddenzee, en in het bijzonder in het Eemsgebied, te duiden. Omdat de grijze zeehonden voornamelijk aan de noordwestkant van Borkum worden waargenomen, aan de Noordzee kant, is het niet aannemelijk dat de werkzaamheden bij de Eemshaven van invloed zijn op het ligplaatsgebruik van deze soort in het Eemsgebied. 4.4 Conclusie Uit de vliegtellingen van de gewone en grijze zeehonden komen vooralsnog geen indicaties naar voren dat de ontwikkeling van de aantallen zeehonden in het Eemsgebied opvallend afwijkt van die in de Nederlandse Waddenzee, hoewel een licht trendverschil in de verharingsperiode waarneembaar is. Het verloop van de aantallen gewone zeehonden en de aantallen pups in juni over de afgelopen zes jaar ( ) volgt dezelfde trend als het verloop van die aantallen in andere gebieden in de Nederlandse Waddenzee. Dat is minder het geval tijdens de verharing: De aantallen in het Eemsgebied zijn in augustus lager dan in juni en volgen niet helemaal de trend van de rest van de Nederlandse Waddenzee. Omdat deze lagere aantallen in de verharingsperiode al voor de start van de bouw van de energiecentrales in het Eemsgebied zijn waargenomen, is het niet aannemelijk dat de bouwactiviteiten hierop van invloed zijn geweest. Voor de bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON, als onderdeel van alle activiteiten in het gebied, zijn er op basis van de tellingen geen aanwijzingen dat de bouwactiviteiten een effect hebben gehad op de getelde aantallen zeehonden op de ligplaatsen in het Eemsgebied. Rapportnummer C074/14 49 van 119

50 Rapportnummer C074/14 50 van 119

51 5 Zeehonden-cameraobservaties In dit hoofdstuk zijn de resultaten beschreven van het onderzoek naar mogelijke effecten van bouwactiviteiten in de Eemshaven op gewone zeehonden die gebruik maken van de middels een camerasysteem geobserveerde ligplaats op de zandbank Hond en Paap. Op deze ligplaats gaan alleen gewone zeehonden aan land; grijze zeehonden worden daar niet waargenomen. De bouwactiviteiten zouden tot verschillende reacties bij zeehonden kunnen leiden. Dat reikt van geen enkele respons tot een sterke gedragsverandering en zelfs het mijden van het verstoorde gebied. De sterkte van de reactie kan per individu verschillend zijn en is afhankelijk van de situatie waarin het dier zich op het moment van verstoring bevindt (Brasseur e.a. 2011, Richardson e.a. 1995). Wanneer de verstoring aanhoudt, kan na verloop van tijd bij de dieren gewenning optreden (= minder sterke reactie) maar ook sensibilisering (= sterkere reactie/overgevoeligheid). Afhankelijk van de aard van de verstoring (akoestische verstoring onder water of akoestische en visuele verstoring door de lucht/boven water) kan de reactie van de zeehonden in tegengestelde richting gaan: bij verstoring aan land kan het zijn dat de dieren de zandbank verlaten (Richardson e.a. 1995); bij verstoring in/onder water, kan dezelfde verstoringsbron afhankelijk van de sterkte van de prikkel ertoe leiden dat de dieren juist de zandbank opgaan (Kastelein e.a. 2012). Dat betekent dat eenzelfde activiteit (bv. heien, damwanden trillen, scheepvaart), die zowel boven als onder water verstorend kan zijn, een tegengestelde reactie tot gevolg kan hebben. Duidelijk mag zijn dat dit de interpretatie van de resultaten van de statistische analyse uitermate complex maakt. De gevolgen van verstoring van de dieren is afhankelijk van de ernst van de verstoring, maar zal voornamelijk worden gerelateerd aan verhoogde energetische kosten die de verstoring heeft voor het dier. Energetische modellen hebben aangetoond dat een verstoring thermische stress bij pups, die in Arctische wateren leven, kan veroorzaken en als gevolg daarvan de energiebalans kan verstoren (Jansen e.a. 2010). De energetische kosten van een verstoring zullen bij zeehonden in de Eems zeker lager zijn, maar hoewel de precieze fysiologische kosten niet bekend zijn, is duidelijk dat elke verstoring energetische kosten met zich meebrengt voor de dieren. Het al dan niet kunnen compenseren van deze energetische kosten van verstoring is afhankelijk van de conditie van de dieren, hun reproductieve status en de mogelijkheid om de verloren energie weer aan te vullen, dat wil zeggen van de mogelijkheden om voldoende voedsel te verkrijgen. De studies uit voorgaande jaren omtrent de bouwactiviteiten in de Eemshaven en gepubliceerde resultaten van vergelijkbare studies geven aanleiding tot de volgende aannames: 1. Het natuurlijke habitat van zeehonden is het water. Het is aannemelijk dat zeehonden in het water bij verstoring door een geluidstimulus onder water, van de geluidsbron af zullen bewegen en mogelijk het gebied zullen verlaten. 2. Wanneer een zeehond in het water wordt blootgesteld aan een geluidsstimulus onder water waarbij het dier zich dichtbij een zandbank bevindt, kan de zeehond ook uit het water komen om de (onaangename) verstorende stimulus te ontwijken. Dit zou dan tot gevolg hebben dat er na zo n stimulus meer zeehonden op de zandbank worden geteld. 3. Wanneer een zeehond wordt geconfronteerd met een stimulus (visueel of akoestisch) terwijl het dier op de zandbank ligt, kan het als reactie daarop de zandbank verlaten. Dit zou dan tot gevolg hebben dat er na zo n stimulus minder zeehonden op de zandbank worden geteld. Als de stimulus tegelijk zowel onder als boven water wordt overgebracht en daarbij drempelwaardes overschrijdt waarbij reacties worden getriggerd, is het mogelijk dat het dier het gebied verlaat. De drempelwaarde voor geluidsstimuli kan op land anders zijn dan in het water. Rapportnummer C074/14 51 van 119

52 Om dit wetenschappelijk te onderzoeken is de volgende nulhypothese geformuleerd: De bouwactiviteiten in de Eems-Dollard hebben geen invloed op het gedrag van de gewone zeehonden die de zandbank Hond en Paap als ligplaats gebruiken. Evenals in (Brasseur e.a. 2010a, 2011; Lucke e.a. 2012, 2013a) vonden in 2013 de observaties van de zeehonden middels een vaste cameraopstelling plaats, die uitzicht over de zandbank Hond en Paap bood. Aan de hand van de verkregen camerabeelden is voor een vast gekozen moment (ca. 1,5 uur na laagwater) onderzocht hoeveel zeehonden van deze ligplaats gebruik maakten. Sterkere afwijkingen in deze aantallen dienden als input-signaal voor het Early Warning Systeem (EWS; zie hoofdstuk 7). 5.1 Methoden Camerasysteem Om de aanwezigheid en het gedrag van de gewone zeehonden op de zandbank Hond en Paap vast te leggen, werd gebruik gemaakt van een Stand Alone Single Forward Vision MIC1-400OS Integrated PTZ camera (figuur 5.1). Radarreflector 0,34 x 0,34 m met daarop de videocamera Metalen platform met ombouw van 1,30 x 1 m waarop accu s en zender zijn geplaatst accu s Twee zonnepanelen van 1,30 x 0,60 m Metalen steunring schaal 1m Gemiddeld zeeniveau Figuur 5.1. Schematische weergave van de paal (paaldiameter 0,4 m; camerahoogte ca. 10 m boven gemiddeld zeeniveau) en foto van de waarneemopstelling op de camerapaal. De waarneemapparatuur bestond uit een stalen buis met daarbovenop een accu, zonnepaneel, radarreflector, WiFi zendapparatuur en videocamera. De camera kon op afstand worden bestuurd. Alle verkregen beelden werden op de harde schijf van een computer opgeslagen voor latere analyse. De paal bevond zich op het noordwestelijk deel, op de rand van de droogvallende zandplaat Hond en Paap, ongeveer 1400 m ten oosten van de dijk, ter plaatse van de coördinaten N; E (figuur 5.2). Daarvandaan konden over een afstand van ruim 700 m beelden van de aanwezigheid en het gedrag van de op de zandbank rustende zeehonden worden doorgezonden naar het vaste Rapportnummer C074/14 52 van 119

53 waarneemstation bij de GdF-Suez-elektriciteitscentrale. De camera stond op de zandbank op een afstand van tussen de 650 en 750 meter van de door zeehonden meest bezochte ligplaats. Deze zeehondenligplaats heeft een zuidzuidwestelijke-noordnoordoostelijke oriëntatie. Eemshaven Camerapaal Hond & Paap N 2 km Figuur 5.2. Positie van de paal (gele ster) met daarbovenop de waarneemapparatuur (camera) die uitzicht bood over de zandbank Hond en Paap nabij de riviermonding van de Eems Telmethode Met behulp van de camera zijn twee datasets verkregen: offline-data en online-data, genoemd naar de wijze waarop deze data zijn verzameld (figuur 5.3). Offline-tellingen leverden data van het deel van de zandbank waarvan was aangenomen dat daar het merendeel van de zeehonden de meeste tijd op het droge zou gaan liggen; online-tellingen leverden data van alle zeehonden op de zandbank (behalve de ver afgelegen banken; zie figuur 5.3). Om de offline-data te verkrijgen was de camera bovenop de paal zo geprogrammeerd dat er gedurende de daglichtperiode continu video-opnames werden gemaakt. Daarbij werden 20 aangewezen sectoren gescand, die bij elkaar het gebied van de zandbank bestreken waar zich in de meeste gevallen de meerderheid van de zeehonden ophield. De camera bleef daarbij gedurende 15 seconden op elke sector gericht en scande zo alle 20 sectoren in 300 seconden (zes minuten). De continue videobeelden werden via een GSM-telefoonverbinding naar een in de Eemshaven gestationeerde computer gestuurd, waar ze op een harde schijf werden opgeslagen. Voor de analyse werden de videobestanden op de harde schijven nagelopen om voor iedere dag de meest geschikte videosequenties te traceren, op basis waarvan de aantallen zeehonden in de 20 sectoren konden worden bepaald. Om de online-data te verkrijgen was een VPN-verbinding met de camerapaal tot stand gebracht die het mogelijk maakte de camera op afstand manueel te bedienen. De onderzoeker die zich elders bevond, kon zowel de zwaai- als zoomfunctie van de camera instellen en was daarmee in staat de hele zandbank te scannen, dat wil zeggen het gebied in en buiten de 20 sectoren (figuur 5.3). De online-tellingen werden op een vast tijdstip ten opzichte van laagwater (het ogenblik dat de eb op zijn laagst is) uitgevoerd (zie ). Elke telling vergde ca. 20 tot 40 minuten en vereiste dat een onderzoeker beschikbaar was om het camerasysteem op afstand te bedienen. Rapportnummer C074/14 53 van 119

54 Figuur 5.3. Satellietbeeld van het studiegebied met de positie van de camera (gele ster) en de te onderscheiden gebieden: het gescande gebied van de online-scan (groene lijn) en het gescande gebied van de offline-scan (rode pijl). In een langetermijn-monitoringprogramma is het ideaal om steeds dezelfde technieken te gebruiken zodat de data van voorgaande jaren zondermeer met de data van latere jaren kunnen worden vergeleken. Het is echter onvermijdelijk om tijdens de uitvoering van een monitoringprogramma de methoden verder te verfijnen om zo de gewenste nauwkeurigheid en relevantie in de dataverzameling te garanderen. Zo zijn in 2012 de online- en offline-data met elkaar vergeleken (Lucke e.a. 2013a). Een belangrijke uitkomst daarvan was dat de tellingen van de 20 geprogrammeerde sectoren, anders dan bij de start van het monitoringprogramma in 2009 was aangenomen, niet de meest nauwkeurige schatting van de aantallen zeehonden op de hele zandbank opleverden. Gebleken was dat de zeehonden wisselend gebruik van de zandbank maken: soms liggen alle (of het merendeel van de) zeehonden binnen de 20 sectoren, en soms liggen ze (groten)deels buiten de 20 sectoren. Dit kan het gevolg zijn van kleine geomorfologische veranderingen die na verloop van tijd op de locatie opgetreden, waardoor de zandplaten en geulen veranderen, wat invloed heeft op de plaatsen waar de zeehonden het droge op gaan. Ook uit ervaringen met verstoringen elders, ongeacht of ze door natuurlijke factoren of door mensen werden veroorzaakt, is bekend dat individuele zeehonden geleidelijk andere haulout-plaatsen kiezen. Ten slotte is ook het aantal zeehonden op de zandbank Hond en Paap sinds 2009 sterk toegenomen (zie hoofdstuk 4), en bij een toenemende dichtheid zijn de dieren zich meer over de zandbank gaan verspreiden. Omdat de correlatie tussen het aantal zeehonden dat op het droge ligt en de natuurlijke omgevingsfactoren (zoals luchttemperatuur, wind e.d., en de laagwaterstand t.o.v. NAP voor de Eemshaven; tabel 5.1) of menselijke activiteiten een subtiel verband kan zijn, is het zaak de methode toe te passen die de meest nauwkeurige data van de aanwezigheid van zeehonden oplevert. Om die reden zijn voor de statistische analyses van 2013 alleen nog de online-data gebruikt, zowel voor de analyse van de 2013-dataset als de gecombineerde dataset 2012/2013, waarvoor voldoende online-data beschikbaar waren omdat ook al in 2012 online-data zijn vergaard (om de vergelijkende analyse te Rapportnummer C074/14 54 van 119

55 kunnen maken). Ondanks dat in 2013 alleen nog de online-data zijn gebruikt voor de effectanalyses zijn de beide datasets eerst nog met elkaar vergeleken om te weten hoe groot het verschil in nauwkeurigheid is tussen de online- en offline-data, en is het percentage zeehonden bepaald dat zich buiten de 20 sectoren heeft opgehouden. In figuur 5.3 zijn ook zogenaamde verre banken te zien. Zeehonden die op deze zandbanken lagen zijn niet in de analyse betrokken. Duidelijk was dat de aantallen daarvan niet consistent zouden kunnen worden geregistreerd omdat de opnamekwaliteit per dag kon variëren (als gevolg van weersomstandigheden zoals regen, wind, mist, zicht, etc.). Wel is vastgesteld dat de zeehonden deze verre banken alleen in de zomer gebruikten en dat er een positieve correlatie was tussen het aantal zeehonden op de Hond en Paap en de aantallen op die verre banken. Dat wil zeggen hoe meer zeehonden op de Hond en Paap lagen des te meer zeehonden ook op de andere banken werden waargenomen. Het maximale aantal zeehonden dat op de verre zandbanken geteld is, was 43 dieren op 27 juni 2013, terwijl er op de Hond en Paap maximaal 242 werden geregistreerd Tijdstip van de tellingen In voorgaande jaren is vastgesteld dat het aantal zeehonden dat op de zandbank Hond en Paap ging liggen, gedurende de laagwaterperiode veranderde, waarbij het maximum aantal zeehonden op de zandbank ca. 1,5 uur na laagwater werd geteld (Brasseur e.a. 2010a, 2011). Daarom is dit tijdstip als standaardtelmoment gekozen. In deze jaarrapportage zijn, net als in voorgaande jaren (Brasseur e.a. 2010a, 2011; Lucke 2012, 2013a), alleen die tellingen in de analyses meegenomen die 1,5 ± 0,5 uur na laagwater zijn uitgevoerd om zo een consistente waarnemingsperiode in relatie tot het getij aan te houden. Op basis van data van voorgaande jaren is eveneens vastgesteld dat in de ochtend minder zeehonden de zandbank opgaan dan in de namiddag (Brasseur e.a. 2010a; Lucke e.a. 2013a: bv. figuur 5.4). Dat houdt in dat tijd van de dag een belangrijke, in de interpretatie van de data te betrekken, natuurlijke omgevingsfactor is. Wanneer er overdag twee laagwaterperiodes waren, is die periode voor de telling gekozen die het dichtst bij 15:00 uur lag, dat wil zeggen het dichtst bij het moment van de dag waarop de meeste zeehonden op het droge zouden kunnen liggen. Alle tijden worden als GMT + 1:00 aangegeven. Figuur 5.4. Data Tijd van de dag. Schatting van het aantal zeehonden op de zandbank Hond en Paap in relatie tot de tijd van de dag in 2012, die een groter aantal zeehonden in de namiddag laat zien, met een piek in de aantallen rond 15:00 uur. De data zijn modeluitkomsten; andere invloeden van het seizoen (dag van het jaar, weer, etc.) zijn niet meegenomen (uit Lucke e.a. 2013a) Natuurlijke omgevingsfactoren en menselijke activiteiten De online-tellingen in 2013 van de aantallen zeehonden op de zandbank Hond en Paap zijn tegen de dag van het jaar uitgezet om seizoentrends in de aantallen op te sporen. Deze trends zijn met de trends in de online-tellingen van 2012 vergeleken. Rapportnummer C074/14 55 van 119

56 De online-tellingen van de zeehonden op de Hond en Paap in 2013 zijn vervolgens naar tijdstip en aantal dieren vergeleken met een reeks aan natuurlijke omgevingsfactoren en menselijke activiteiten. De menselijke activiteiten waarvan een stimulus (en potentiële respons van de zeehonden) kan uitgaan, omvatten de bouwactiviteiten in de Eemshaven zelf, baggeren, heien en scheepvaart (tabel 5.1). In hoofdstuk 6 wordt specifiek aandacht besteed aan scheepvaart, waarbij het aantal zeehonden op de zandbank Hond en Paap wordt vergeleken met de scheepvaart op de rivier de Eems zoals vermeld in de database van het Automatic Identification System (AIS) dat verplicht is voor alle schepen met een tonnenmaat van 300 of meer en alle passagiersschepen. Tabel 5.1. Covariaten Lijst van alle natuurlijke omgevingsfactoren en alle menselijke activiteiten die in 2013 in aanmerking zijn genomen voor de statistische analyse met behulp van het Generalised Additive Model GAM. Vet: de natuurlijke covariaten die overbleven nadat de collineaire covariaten zijn verwijderd. (Die reageerden op dezelfde manier als de covariaten die bewaard zijn, maar hebben minder verklarend vermogen.) Natuurlijke omgevingsfactoren Menselijke activiteiten Algemene Specifieke Dagen Dag van het jaar Baggeren Baggeren Aussenems 228 Windrichting (graden) Baggeren vd Kamp 22 Windsnelheid (etmaalgemiddeld, km/h) Baggeren onderhoud GSP 7 Windsnelheid (hoogste uurgemidddelde, km/h) Heien Heien RWE 20 Windsnelheid (hoogste windstoot, km/h) Peilen Peilen GSP 19 Luchttemperatuur (etmaalgemiddeld, C) Peilen maandelijks 25 Luchttemperatuur (min., C) Peilen Baggerspecies 3 Luchttemperatuur (max., C) RIB RIB 64 Luchttemperatuur (min. op 10 cm hoogte, C) SteamBlow SteamBlow NUON 4 Zonneschijnduur (uren) Stenenplaatsen Stenenplaatsen NUON 3 Zonneschijn (% daglicht in uren) Globale straling 19 (J/cm 2 ) Neerslagduur (uren) Neerslag (etmaalsom, mm) Neerslag (hoogste uursom, mm) Luchtvochtigheid (etmaalgemiddeld, %) Luchtvochtigheid (max., %) Luchtvochtigheid (uur, bij maximum) Luchtvochtigheid (min., %) Luchtdruk (etmaalgemiddeld, hpa) Verdamping (potentiële; mm) Waterhoogte (cm t.o.v. NAP; Eemshaven) De gegevens van de camerabeelden zijn in 2013 vergeleken met weerdata van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI) voor het weerstation Lauwersoog 20. Het is het KNMI-weerstation dat het dichtst bij de zandbank Hond & Paap gelegen is. De data van dit weerstation hebben de voorkeur vergeleken met de weerdata van Uithuizermeeden 21 (een amateur-weerstation), die in voorgaande jaren 19 De aarde ontvangt twee soorten straling: directe straling, rechtstreeks van de zon, en diffuse straling, afkomstig uit andere richtingen. Een voorbeeld van dat laatste is door wolken weerkaatste straling. De som van directe en diffuse straling noemen we de globale straling, hier weergegeven in J/m2. Bron: Rapportnummer C074/14 56 van 119

57 zijn gebruikt. Uithuizermeeden is in voorgaande jaren als weerstation gekozen omdat het dichter bij de zandbank Hond en Paap gelegen is. Hoewel de data van dat station voldoende routinematig verzameld worden om korte-termijnvergelijkingen (voor bv. drie jaar) uit te voeren, is met het oog op de lange termijn besloten een KNMI-station te kiezen. Ondanks dat het weerstation Lauwersoog verder van de Hond en Paap verwijderd is (45 km vergeleken met 10 km voor Uithuizermeeden), heeft dit weerstation enkele belangrijke voordelen. Het ligt in een vergelijkbare kustlocatie als de zandbank Hond en Paap, wat belangrijk is omdat weergegevens zoals windsnelheid, bewolkingsgraad en neerslag aanzienlijk kunnen verschillen tussen de kust en meer landinwaarts gelegen gebieden. Daar komt bij dat het KNMIweerstation meer kengetallen verzamelt, ook (historische) gegevens, over een langere periode. Via een website zijn deze langetermijndatareeksen eenvoudig te downloaden en in een spreadsheet in te lezen. De data van het weerstation Uithuizermeeden daarentegen moeten handmatig van de website in een spreadsheet worden overgenomen, wat een arbeidsintensieve taak is met een kans op overnamefouten. Om vast te stellen in hoeverre de data van de beide weerstations van elkaar verschillen en wat de gevolgen zijn van het wisselen van weerstation, zijn weergegevens voor 2012 van de beide weerstations met elkaar vergeleken. Vastgesteld is dat de weerdata vergelijkbaar zijn, met uitzondering van de data voor windsnelheid. Het KNMI-weerstation Lauwersoog, dat dichter aan de kust gelegen is, registreert over het algemeen hogere windsnelheden. Naast deze weerdata zijn data van de waterhoogte in cm t.o.v. Normaal Amsterdam Peil (NAP) in oppervlaktewater (bron: DONAR-database; Data Opslag NAtte Rijkswaterstaat) gebruikt zoals die voor de Eemshaven voor laagwater worden gegeven. De gegevens van de onderzochte menselijke activiteiten (zie hoofdstuk 3) zijn door GSP (mede voor RWE en NUON) aangeleverd, waarmee per dag vergelijkingen met het aantal zeehonden op de zandbank Hond en Paap mogelijk waren. Om te onderzoeken of de reactie van gewone zeehonden op stimuli verschilt in de reproductie- en de verharingsperiode zijn deze periodes vergeleken met maanden daarbuiten: juni (geboorte- en zoogperiode met maart; en augustus (verharing) met oktober. In de geboorte- en zoogperiode en de verharingsperiode zouden gewone zeehonden sterker geneigd kunnen zijn een zandbank op te gaan, ook bij een negatieve prikkel die hen er anders toe zou hebben aangezet om in het water te blijven. Daarom is het belangrijk de reactie van zeehonden op een stimulus specifiek voor enkele kritieke maanden te onderzoeken. In juni/juli gaan gewone zeehonden aan land om hun jongen te werpen en blijven dan in de buurt van hun ligplaatsen zolang de pups nog klein zijn. Pups zijn al binnen enkele uren na de geboorte in staat te zwemmen, maar door rond laagwater het droge op te gaan kunnen zij hun stofwisselingskosten reduceren en efficiënter zuigen Statistische analyse Natuurlijke factoren en menselijke activiteiten Net als in 2012 bestond de analyse van de cameragegevens ook in 2013 uit twee componenten. Eerst werd onderzocht welke natuurlijke omgevingsfactoren van invloed zijn op het aantal zeehonden op de zandbank (tabel 5.1). Vervolgens werd onderzocht of menselijke activiteiten (zie hoofdstuk 3), naast de hierboven genoemde natuurlijke factoren, invloed hadden op de aantallen zeehonden op de ligplaats. Vergeleken met voorgaande jaren waren er in 2013 nog maar weinig menselijke activiteiten die verband hielden met de (bouw)activiteiten in de Eemshaven. Data-analyses zijn toegepast op de data van 2013 en de gecombineerde datasets van 2012 en Aangezien non-lineaire correlaties tussen de verschillende natuurlijke omgevingsfactoren te verwachten zijn, is de relatie tussen het aantal zeehonden op de ligplaats en de verschillende covariaten geanalyseerd met behulp van een Generalised Additive Model (GAM). Deze modellen gebruiken zogenaamde smooth-functies om non-lineaire correlaties te modelleren tussen de respons-variabele (aantal zeehonden) en de verklarende variabelen bestaande uit natuurlijke omgevingsfactoren en menselijke activiteiten. Voorafgaand aan de GAM-analyse zijn de gegevens gecontroleerd op Rapportnummer C074/14 57 van 119

58 collineariteit, dat wil zeggen op aan elkaar gerelateerde verklarende variabelen. Variabelen die covariantie vertoonden, zijn buiten beschouwing gelaten. Voor de GAM-analyse moeten de afzonderlijke menselijke activiteiten (covariaten) op een voldoende groot aantal dagen uitgevoerd zijn om ze te kunnen toetsen, én er moet ook een voldoende groot aantal dagen zijn waarop ze niet zijn uitgevoerd om de beide situaties statistisch te kunnen vergelijken. In de analyses van 2013 was daarvoor 10 dagen als ondergrens gekozen. Het gevolg hiervan is dat in 2013 de volgende activiteiten niet in de analyse van dat jaar zijn betrokken: Baggeren onderhoud GSP (7- dagen); Heien (20 dagen, echter alleen 6 dagen overlap met tel-dagen); Peilen Baggerspecies (3- dagen); Steam Blow NUON (4 dagen); en Stenenplaatsen NUON (3-dagen). Om ervoor te zorgen dat de modellen convergeren is het maximum aantal vrijheidsgraden, die de flexibiliteit van de functies bepalen, in alle gevallen vastgezet op 5. Voor cyclische variabelen, zoals de windrichting (0-360 ), zijn cyclische smoothers gebruikt, zodat het begin en eind van elke smoothfunctie op elkaar aansluiten. Aangenomen werd dat de zeehondendata een Poisson-verdeling hebben. Om te bepalen welke variabelen het aantal zeehonden het best verklaren, is een voorwaartse selectieprocedure gebruikt die is gebaseerd op het Akaike Information Criterion (AIC; Akaike 1974). Deze AIC is een maat voor de fit tussen het model en de ruwe data. Daarnaast kent de AIC een slechtere waarde toe (geeft een penalty ) wanneer er meer modelparameters zijn ofwel wanneer de modelcomplexiteit door de toevoeging van een variabele hoger wordt. Toevoeging van een verklarende variabele aan het model leidt tot een afname van de AIC (tenzij de penalty te groot wordt). De variabelen die de grootste afname van de AIC veroorzaken, hebben in het model een groter verklarend vermogen voor de variatie in de data. Variabelen die tot een kleine of geen afname of zelfs tot een toename in AIC leiden, hebben minder verklarend vermogen en zouden bij zeer kleine verschillen ook in een iets andere volgorde naar voren kunnen komen. Het model met de beste fit en het minste aantal variabelen heeft theoretisch de laagste AIC, en wordt gekozen als beste model. In de grafieken van de modeluitkomsten zoals in dit rapport opgenomen, worden de voorspelde waarden van de onderzochte correlaties als zwarte lijn weergegeven; de rode lijnen geven de betrouwbaarheidsintervallen aan (boven en onder) Invloed op zeehonden in de geboorte- en zoogperiode en de verharingsperiode Aanvullende analyses zijn uitgevoerd om te testen of de effecten van de activiteiten op de zeehondenaantallen tussen de maanden verschilden. Daarvoor zijn vier maanden gekozen: maart (vergelijkingsmaand voor geboorte- en zoogperiode), juni (geboorte- en zoogperiode), augustus (verharingsperiode) en oktober (vergelijkingsmaand voor verharingsperiode). Door het kleinere aantal gegevens (alleen van bepaalde dagen of maanden) die voor deze afzonderlijke analyses beschikbaar waren, bleek het niet mogelijk om deze effecten te testen met de GAM-analysetechniek zoals hierboven beschreven. In plaats daarvan is een eenvoudigere variantieanalyse gekozen (t-testen). Hierbij moet worden opgemerkt dat hoewel deze aanpak een indicatie kan geven voor de juistheid van gemaakte hypotheses, de eenvoudigere analyse geen rekening houdt met alle andere aanwezige factoren (zoals weertype, andere activiteiten op dezelfde dag) die naar alle waarschijnlijkheid ook invloed hebben gehad op de zeehondenaantallen. Om voldoende data voor deze analyse te hebben, moesten specifieke activiteiten van hetzelfde type worden gecombineerd. Zo zijn alle vormen van baggeren onder Baggeren bij elkaar genomen. Bij de bespreking van de resultaten ( ) wordt dit nader toegelicht. Rapportnummer C074/14 58 van 119

59 5.2 Resultaten Functioneren van de camera In 2013 werden de online-tellingen van de zeehonden op de zandbank Hond en Paap in de perioden dat dit mogelijk was, gemiddeld vier keer per week uitgevoerd. Zodoende werd op 198 dagen van dat jaar (54%) online geteld (figuur 5.5). Vergeleken met 2012 is het aantal waarnemingen toegenomen; toen zijn op 153 dagen van dat jaar online-tellingen uitgevoerd. Redenen waarom tellingen in 2013 soms niet konden doorgaan zijn: niet-werkende camera (62 dagen), te weinig daglicht op het standaardtelmoment (29 dagen) en andere oorzaken (79 dagen), waaronder slecht weer zoals mist of trillende camera als gevolg van harde wind. Het aantal succesvolle tellingen in 2013 is niet zondermeer met dat van voorgaande jaren te vergelijken, omdat de tellingen toen in eerste instantie offline zijn uitgevoerd (voor een gedetailleerde toelichting op de beide telmethoden zie Lucke e.a. 2013a). De dagen waarop de camera in 2013 niet werkte concentreren zich op de maanden januari/februari (44 dagen). Vanwege sterke ijsgang en schade aan de camerapaal moest de opstelling toen worden verwijderd. De camera is vervolgens aan een grondige revisie onderworpen en teruggeplaatst zodra de omstandigheden het toelieten. J F M A M J J A S O N D On-line tellingen Geen on-line tellingen Camera werkt niet Donker Andere (bijv. slecht weer) Figuur 5.5. Overzicht per dag van de prestatie van de camera in Online- versus offline-tellingen Met de offline-telmethode die beperkt is tot 20 sectoren, wordt doorgaans tussen de 0 en 40% van de aanwezige zeehonden niet waargenomen (figuur 5.6). In één geval was dit 80%. Het frequente voorkomen van zeehonden buiten de 20 sectoren dat bovendien een onregelmatig patroon laat zien met soms hoge uitschieters, toont aan dat alleen online-tellingen betrouwbare data van de aantallen zeehonden op de zandbank leveren. Rapportnummer C074/14 59 van 119

60 % Zeehonden op de Hond en Paap buiten de 20 sectoren Figuur 5.6. Het percentage zeehonden dat zich buiten de 20 sectoren ophield (100% = alle online in én buiten de 20 sectoren getelde zeehonden op de Hond en Paap; data 2013). N.B. Tussen 1 januari en 1 maart 2013 (dag 0-60) zijn slechts acht online-tellingen uitgevoerd; alle zeehonden op de zandbank bevonden zich toen steeds binnen de 20 sectoren Dagelijkse aanwezigheid en activiteit van zeehonden De aantallen zeehonden op de zandbank Hond en Paap in 2013 zijn vergelijkbaar met die van In 2012 en 2013, gebaseerd op de online-data bedroeg het hoogste aantal zeehonden op de Hond en Paap respectievelijk 265 (13 juni) en 242 (2 juli). Vergelijkbare seizoensafhankelijke trends in de aantallen zijn in beide jaren vastgesteld, waarbij in de zomer meer zeehonden de zandbank op gaan dan in de winter (figuur 5.7). De piek in de zomer bestaat eigenlijk uit twee pieken: de eerste treedt half tot eind juni op (ca. dag 175) en de tweede eind juli/begin augustus (ca. dag 215). De eerste piek valt in de geboorte- en zoogperiode en de tweede samen met een moment halverwege de verharingsperiode. De eerste waarneming van een pasgeboren pup op de zandbank Hond en Paap was op 28 mei Op 5 juni werden nog enkele pups aangetroffen; het maximaal getelde aantal pups op de Hond en Paap bedroeg 54 op 27 juni 2013 (dezelfde dag waarop het maximumaantal zeehonden op de ver afgelegen zandbanken werd geteld). Rapportnummer C074/14 60 van 119

61 Figuur 5.7. Aantal online-getelde zeehonden op de zandbank Hond en Paap op 1,5 ± 0,5 uur na laagwater (open rondjes) voor de jaren 2012 (rood) en 2013 (blauw). De bijbehorende trendlijnen laten een sterke gelijkenis zien. De weersomstandigheden in 2012 en 2013 waren over het algemeen vergelijkbaar (tabel 5.2), maar meer in detail beschouwd zijn wel enkele verschillen tussen de seizoenen waarneembaar (figuur 5.8). Bijvoorbeeld: de lage temperaturen hielden begin 2013 vergeleken bij 2012 langer aan, en er was in het voorjaar van 2012 meer neerslag dan in het voorjaar van Rapportnummer C074/14 61 van 119

62 Tabel 5.2. Vergelijking tussen 2012 en 2013 van de etmaalgemiddelde luchttemperatuur, de etmaalgemiddelde windsnelheid en de etmaalsom van de neerslag (sd = standaarddeviatie). Bron: KNMI-weerstation Lauwersoog. Natuurlijke omgevingsfactoren 2012 sd 2013 sd Etmaalgemiddelde luchttemperatuur C 9,83 4,27 9,50 6,47 Etmaalgemiddelde windsnelheid km/h 19,38 8,89 20,15 10,04 Etmaalsom van de neerslag mm 2,46 4,27 1,84 3,49 Luchttemp C Windsnel km/h Dag van het jaar j f m a m j j a s o n d Maand Neerslag mm Dag van het jaar Figuur 5.8. Vergelijking van de etmaalgemiddelde windsnelheid, etmaalgemiddelde luchttemperatuur en de etmaalsom van de neerslag tussen 2012 (rood) en 2013 (blauw). Bron: KNMI-weerstation Lauwersoog Gedocumenteerde gevallen van verstoring Een ernstige verstoring van zeehonden op de zandbank Hond en Paap bleek uit het feit er lage aantallen zeehonden op de zandbank werden geteld vergeleken bij de getelde aantallen op de dagen ervoor en erna. Ook waren er veel sporen maar weinig zeehonden (een teken dat er meer zeehonden aanwezig moeten zijn geweest) of was er ongewoon waakzaam gedrag bij de aanwezige zeehonden te zien. In 2013 zijn in 14 gevallen verstoringen van zeehonden op de Hond en Paap vastgesteld (tabel 5.3). Harde wind bleek de voornaamste oorzaak in zes van deze gevallen. In vier gevallen was de vermoedelijke oorzaak een te dichte (of ongewone) benadering door een schip; in de resterende vier gevallen was de oorzaak onbekend (figuren 5.9, 5.10, 5.11). Rapportnummer C074/14 62 van 119

63 Tabel 5.3. Vastgestelde verstoringen in 2013 en vermoedelijke oorzaken. Dag Tijd Zee- Beschrijving Vermoedelijke oorzaak 0 Geen zeehonden Harde oostenwind Geen zeehonden Harde oostenwind Veel sporen die niet bij aanwezige zeehonden Onbekend honden 24 mrt 16:56 25 mrt 17: apr 18:09 69 hoorden 25 mei 20:08 14 Veel sporen die niet bij aanwezige zeehonden Onbekend hoorden 17 juni 12: Veel sporen die niet bij aanwezige zeehonden Onbekend hoorden, de aanwezige zeehonden waren waakzaam 10 juli 29 juli 9:06 12: aug 14: aug 11: Veel sporen die niet bij aanwezige zeehonden Garnalenkotter op hoorden zandbank bij camerapaal Zeehonden op één helft van de zandbank; op het Schip nabij voor anker water georiënteerd en waakzaam gelegen Veel sporen die niet bij aanwezige zeehonden Onbekend hoorden Veel sporen die niet bij aanwezige zeehonden Schip, dat onderhoud aan hoorden nabij gelegen Veel sporen die niet bij aanwezige zeehonden Jacht dat tussen de hoorden, de aanwezige zeehonden waren zandbanken doorvaart waakzaam (<20 m van de zeehonden navigatieboeien uitvoert 27 sep 12:40 94 vandaan) om 10:55 h 28 okt 9:12 40 Weinig zeehonden vergeleken met de dagen Harde wind ervoor/erna 29 nov 9:12 3 Zandbank overwegend ondergelopen Westerstorm 6 dec 9:12 0 Zandbank ondergelopen Springtij en westerstorm 21 dec 12:40 0 Geen zeehonden Harde wind Figuur 5.9. Harde wind die gepaard ging met een dermate hoge waterstand dat de zandbank Hond en Paap bij laagwater ondergelopen bleef, wat de zeehonden ervan weerhield deze zandbank op te gaan. De voorbeeldfoto s zijn van 28 oktober 2013 (links) en 6 december 2013 (rechts). Rapportnummer C074/14 63 van 119

64 Figuur Garnalenkotter, op twee verschillende dagen. Links: vissend naast de zandbank Hond en Paap; rechts: drooggevallen op de zandbank (10 juli 2013) wat gepaard ging met een laag aantal zeehonden op de zandbank. Figuur Verstoring van zeehonden als gevolg van een jacht dat op 27 september 2013 om 10:55 h tussen de zandplaten van de Hond en Paap doorvoer. Links boven: de aanwezige zeehonden verplaatsen zich naar het water; rechts boven: de zandbank nadat de meeste zeehonden in het water zijn gevlucht; links en rechts onder: opnames van het jacht, dat voor de verstoring verantwoordelijk was, tijdens de passage door de geul. Rapportnummer C074/14 64 van 119

IMARES Wageningen UR. Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven

IMARES Wageningen UR. Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2012 Klaus Lucke, Jenny Cremer, Han Lindeboom, Michaela Scholl en Lorna Teal Rapport C079/13a

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Zeehonden in de Eems: Analyse vliegtellingen 2014 en J.S.M. Cremer. Rapport C010.15

IMARES Wageningen UR. Zeehonden in de Eems: Analyse vliegtellingen 2014 en J.S.M. Cremer. Rapport C010.15 Zeehonden in de Eems: Analyse vliegtellingen 2014 en 2008-2014 J.S.M. Cremer Rapport C010.15 IMARES Wageningen UR Institute for Marine Resources and Ecosystem Studies Opdrachtgever: Groningen Seaports

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2011

IMARES Wageningen UR. Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2011 Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2011 Klaus Lucke, Elisa Bravo Rebolledo, Jenny Cremer, Frouke Fey-Hofstede, Han Lindeboom,

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Borssele. Karin van der Reijden Rapport C002/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Borssele. Karin van der Reijden Rapport C002/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Waardekaarten Borssele Karin van der Reijden Rapport C002/15 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: W. van Broekhoven Postbus 59 8320 AB URK Publicatiedatum:

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2010

IMARES Wageningen UR. Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2010 Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2010 Sophie Brasseur, Geert Aarts, Elisa Bravo Rebolledo, Jenny Cremer, Frouke Fey-Hofstede,

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Ridens & Récifs. Marcel Machiels. Rapport C073/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Ridens & Récifs. Marcel Machiels. Rapport C073/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Waardekaarten Ridens & Récifs Marcel Machiels Rapport C073/15 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: Nederlandse Vissersbond T.a.v. Pieter Kuijt

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Banc de Flandres. Marcel Machiels Rapportnummer C (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

IMARES Wageningen UR. Banc de Flandres. Marcel Machiels Rapportnummer C (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Banc de Flandres Marcel Machiels Rapportnummer C059.14 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: P. Visser en P. Kuyt Postbus 59 8320 AB URK Publicatiedatum:

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Overzicht van verzamelde onderzoeksdata aan zeezoogdieren in de Eems-Dollard sinds 2007. K. Lucke, H. Lindeboom Rapport C108-11

IMARES Wageningen UR. Overzicht van verzamelde onderzoeksdata aan zeezoogdieren in de Eems-Dollard sinds 2007. K. Lucke, H. Lindeboom Rapport C108-11 Overzicht van verzamelde onderzoeksdata aan zeezoogdieren in de Eems-Dollard sinds 2007 K. Lucke, H. Lindeboom Rapport C108-11 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem

Nadere informatie

Zeezoogdieren in de Eems, cumulatieve effecten van de activiteiten rond de ontwikkeling van de Eemshaven.

Zeezoogdieren in de Eems, cumulatieve effecten van de activiteiten rond de ontwikkeling van de Eemshaven. Zeezoogdieren in de Eems, cumulatieve effecten van de activiteiten rond de ontwikkeling van de Eemshaven. Sophie M.J.M. Brasseur Rapport C107/07 Vestiging Texel Opdrachtgever: Naam: Consulmij Milieu b.v.

Nadere informatie

Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2009

Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2009 Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2009 Sophie Brasseur, Tamara van Polanen-Petel, Steve Geelhoed, Geert Aarts & Erik Meesters

Nadere informatie

Effectbeoordeling resterende werkzaamheden. ten behoeve van de bouw van de energiecentrale. van RWE in de Eemshaven

Effectbeoordeling resterende werkzaamheden. ten behoeve van de bouw van de energiecentrale. van RWE in de Eemshaven Effectbeoordeling resterende werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de energiecentrale van RWE in de Eemshaven u i t g e v o e r d d o o r : BURO BAKKER ADVIESBURO VOOR ECOLOGIE BV Weiersloop 9 Postbus

Nadere informatie

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Directie en Biodiversiteit Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGAN-NB/18096623 Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG... 2 2 PROCEDURE... 2 3 WETTELIJK KADER... 2 3.1 Relevante artikelen Wet natuurbescherming...

Nadere informatie

AANVULLENDE AANVRAAG NB- WETVERGUNNING RWE NOORDKADE VERLENGDE WILHELMINAHAVEN

AANVULLENDE AANVRAAG NB- WETVERGUNNING RWE NOORDKADE VERLENGDE WILHELMINAHAVEN AANVULLENDE AANVRAAG NB- WETVERGUNNING RWE NOORDKADE VERLENGDE WILHELMINAHAVEN RWE EEMSHAVEN HOLDING BV 28 november 2012 076729920:A - Vrijgegeven B02047.000045.0400 Inhoud 1 Inleiding...3 1.1 Aanleiding...3

Nadere informatie

Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2009

Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 2009 Zeezoogdieren in de Eems; studie naar de effecten van bouwactiviteiten van GSP, RWE en NUON in de Eemshaven in 9 Sophie Brasseur, Tamara van Polanen-Petel, Steve Geelhoed, Geert Aarts & Erik Meesters Jaarrapportage/IMARES

Nadere informatie

GEM project memo Onderwerp: Aanvulling MER Gemini Actualisatie scheepvaartintensiteit

GEM project memo Onderwerp: Aanvulling MER Gemini Actualisatie scheepvaartintensiteit GEM project memo Onderwerp: Aanvulling MER Gemini Actualisatie scheepvaartintensiteit 2 For issue 20130530 Mbr CMo PBo 1 For issue 20130528 Mbr CMo PBo Rev. Doc Status Date Sections Prepared by Checked

Nadere informatie

Hoe en waarom natuur een rol speelt bij de ontwikkeling van de Eemshaven. Monique van den Dungen Overheid & Milieu

Hoe en waarom natuur een rol speelt bij de ontwikkeling van de Eemshaven. Monique van den Dungen Overheid & Milieu Hoe en waarom natuur een rol speelt bij de ontwikkeling van de Eemshaven Monique van den Dungen Overheid & Milieu Masterclass 1. Introductie Groningen Seaports 2. Ontwikkeling Eemshaven 3. Waar zijn we

Nadere informatie

Bijlage E Verschillen met MER 2009

Bijlage E Verschillen met MER 2009 Verruiming Vaarweg Eemshaven-Noordzee Milieueffectrapport 9 december 2013 Bijlage E Verschillen met MER 2009 In deze bijlage zijn de verschillen tussen het MER van 2009 en voorliggend MER beschreven. De

Nadere informatie

Opzetten medewerker tevredenheid onderzoek

Opzetten medewerker tevredenheid onderzoek Opzetten medewerker tevredenheid onderzoek E: info@malvee.com T: +31 (0)76 7002012 Het opzetten en uitvoeren van een medewerker tevredenheid onderzoek is relatief eenvoudig zolang de te nemen stappen bekend

Nadere informatie

De Bank van Heist en zeehonden

De Bank van Heist en zeehonden De Zandbank te Heist, een boeiend fenomeen Seminarie Vrijdag De Bank van Heist en zeehonden Beheerseenheid van het mathematisch model van de Noordzee (BMM) 3de en 23ste Linieregimentsplein, 8400 Oostende

Nadere informatie

Noordzeedagen. Kennis Beleid Beheer Wind op Zee

Noordzeedagen. Kennis Beleid Beheer Wind op Zee Noordzeedagen Kennis Beleid Beheer Wind op Zee Kader Ecologie en Cumulatie (KEC): cumulatieve effecten van offshore windparken op vogels, vleermuizen en zeezoogdieren in de zuidelijke Noordzee Maarten

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. PFOS in waterbodems Schiphol II. M. Hoek-van Nieuwenhuizen Rapportnummer C007/12

IMARES Wageningen UR. PFOS in waterbodems Schiphol II. M. Hoek-van Nieuwenhuizen Rapportnummer C007/12 PFOS in waterbodems Schiphol II M. Hoek-van Nieuwenhuizen Rapportnummer C007/12 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: Tijhuis Ingenieurs BV,

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

beoordelingskader zorgvraagzwaarte

beoordelingskader zorgvraagzwaarte 1 beoordelingskader zorgvraagzwaarte In dit document geven we een beoordelingskader voor de beoordeling van de zorgvraagzwaarte-indicator. Dit beoordelingskader is gebaseerd op de resultaten van de besprekingen

Nadere informatie

De vormvrije m.e.r.-beoordeling: vereisten

De vormvrije m.e.r.-beoordeling: vereisten Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu vereisten In gevallen dat een be sluit of plan betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst kent de vormvrije m.e.r.-beoordeling

Nadere informatie

ARUP studie Groningen 2013

ARUP studie Groningen 2013 ARUP studie Groningen 2013 Strategie voor structurele versteviging van gebouwen Nederlandse samenvatting Issue 17 januari 2014 Nederlandse samenvatting 1 Inleiding Dit rapport omvat een samenvatting van

Nadere informatie

Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen. Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen

Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen. Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen Stibbe & Pondera Winddag 11 oktober 2016 Windparken en gebiedsbescherming:

Nadere informatie

Besluit. TenneT TSO BV. Postbus AS Arnhem

Besluit. TenneT TSO BV. Postbus AS Arnhem > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag TenneT TSO BV Postbus 718 6800 AS Arnhem Directie en Biodiversiteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag

Nadere informatie

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni

Nadere informatie

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Inhoudelijke overwegingen Directoraat-generaal Agro en Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk 17102956 Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG... 2 2 PROCEDURE... 2 3 WETTELIJK KADER... 2 3.1 Relevante artikelen Wet

Nadere informatie

website - 47-RO-2009015319-ab.doc Pagina 1

website - 47-RO-2009015319-ab.doc Pagina 1 website - 47-RO-2009015319-ab.doc Pagina 1 Ons kenmerk RO/2009015319 Behandeld door de heer B. Klijs (0592) 36 56 64 Onderwerp: Vergunning artikel 19d van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) 1998 BESLUIT

Nadere informatie

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven   KvK Utrecht T A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 info@rivm.nl Uw kenmerk Gevoeligheid van de gesommeerde depositiebijdrage onder 0,05

Nadere informatie

Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h

Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h Datum 12 december 2011 Bijlage(n) - Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h Achtergrond Het kabinet is voornemens de maximumsnelheid op autosnelwegen te verhogen naar 130

Nadere informatie

Statistische variabelen. formuleblad

Statistische variabelen. formuleblad Statistische variabelen formuleblad 0. voorkennis Soorten variabelen Discreet of continu Bij kwantitatieve gegevens gaat het om meetbare gegeven, zoals temperatuur, snelheid of gewicht. Bij een discrete

Nadere informatie

RSG DE BORGEN. Anders varen. Informatie voor de leerlingen. Inhoud. 1 De opdracht 2 Uitwerking opdracht 3 Het beroep 4 Organisatie 5 Beoordeling

RSG DE BORGEN. Anders varen. Informatie voor de leerlingen. Inhoud. 1 De opdracht 2 Uitwerking opdracht 3 Het beroep 4 Organisatie 5 Beoordeling RSG DE BORGEN Anders varen Informatie voor de leerlingen Inhoud 1 De opdracht 2 Uitwerking opdracht 3 Het beroep 4 Organisatie 5 Beoordeling [1] RSG de BORGEN Anders varen [Technasium] mei 2017 1 DE OPDRACHT

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

Beweging van zeezoogdieren in de Noordzee

Beweging van zeezoogdieren in de Noordzee Beweging van zeezoogdieren in de Noordzee Geert Aarts In samenwerking met Sophie Brasseur, Roger Kirkwood, Peter Reijnders, Steve Geelhoed, Meike Scheidat en vele anderen... Waarom bewegen? Geert Aarts

Nadere informatie

RECREATIEMONITOR: AANTAL BEZOEKEN RECREATIESCHAP HET TWISKE 2011

RECREATIEMONITOR: AANTAL BEZOEKEN RECREATIESCHAP HET TWISKE 2011 Recreatieschap het Twiske AB 05-12-2012 Agendapunt 3b mededeling recreatiemonitor, aantal bezoeken 2011 BIJLAGE RECREATIEMONITOR: AANTAL BEZOEKEN RECREATIESCHAP HET TWISKE 2011 Recreatie Noord-Holland

Nadere informatie

Impactanalyse Raadsman bij politieverhoor

Impactanalyse Raadsman bij politieverhoor Impactanalyse Raadsman bij politieverhoor Rapportage - deel 2 Nadere (piek- en dal)analyse voor consultaties en eerste verhoren Nationale Politie Barneveld, 22 december 2015 Referentie: WJ/bv/14.343 Versie:

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 3 oktober 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-011430 gemeente Apeldoorn Activiteit : plaatsen

Nadere informatie

Impactmeting: een 10 stappenplan

Impactmeting: een 10 stappenplan Impactmeting: een 10 stappenplan Stap 1: De probleemanalyse De eerste stap in een impactmeting omvat het formuleren van de zogenaamde probleemanalyse welke tot stand komt door antwoord te geven op de volgende

Nadere informatie

Besluit. TenneT TSO B.V. Datum Wnb; goedkeuringsbesluit Heiplan - Borssele Beta; NOZ Borssele. Geachte,

Besluit. TenneT TSO B.V. Datum Wnb; goedkeuringsbesluit Heiplan - Borssele Beta; NOZ Borssele. Geachte, Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag TenneT TSO B.V. T 070

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR T.P. Bult Ankerpark AG DEN HELDER. Datum 16 februari 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

IMARES Wageningen UR T.P. Bult Ankerpark AG DEN HELDER. Datum 16 februari 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag IMARES Wageningen UR T.P. Bult Ankerpark 27 1781 AG DEN HELDER Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 F 070 378 61 39 ffwet@rvo.nl Betreft

Nadere informatie

Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 januari 2010 / rapportnummer 2149-72 1. OORDEEL OVER HET MER Euro Tank Terminal B.V. (ETT) heeft het voornemen om de

Nadere informatie

Bezoekersstromen bij burgerzaken april 2003 t/m maart 2005

Bezoekersstromen bij burgerzaken april 2003 t/m maart 2005 Bezoekersstromen bij burgerzaken april 2003 t/m maart 2005 Effecten van nieuwe openings- en werktijden bij de gemeente s-hertogenbosch Deelonderzoek 1 O&S Juli 2005 Dit product is tot stand gekomen met

Nadere informatie

Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Wnb; wijziging vergunning onderhoudsbaggerwerk in de haven van Delfzijl; Waddenzee Directoraat-generaal Agro en Behandeld door Datum 20 december 2017 Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGAN-NB / 17206945

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 9 maart 2011 / rapportnummer 2382 81 1. Oordeel over het MER De gemeente Midden-Drenthe is van plan een nieuw bestemmingsplan

Nadere informatie

Meerjarig onderhoud vaargeulen Noordzee 2011-2014 Eindrapportage

Meerjarig onderhoud vaargeulen Noordzee 2011-2014 Eindrapportage Eindrapportage CO 2 -Prestatieladder Pagina 1 van 8 Van Oord CO 2 -Presatieladder Meerjarig onderhoud vaargeulen Noordzee 2011-2014 Eindrapportage 2.A.1. - 3.B.2. - 4.B.2. - 5.B.1. - 3.C.1. - 3.C.2. -

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Praktijktest antifouling op touwen

Praktijktest antifouling op touwen Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Folkert Buiter 2 oktober 2015

Folkert Buiter 2 oktober 2015 1 Nuchter kijken naar feiten en trends van aardbevingen in Groningen. Een versneld stijgende lijn van het aantal en de kracht van aardbevingen in Groningen. Hoe je ook naar de feitelijke metingen van de

Nadere informatie

Advies over een voorstel tot monitoring en beoordelingskader voor de bouw en exploitatie van vier windturbines in Zonhoven

Advies over een voorstel tot monitoring en beoordelingskader voor de bouw en exploitatie van vier windturbines in Zonhoven Advies over een voorstel tot monitoring en beoordelingskader voor de bouw en exploitatie van vier windturbines in Zonhoven Nummer: INBO.A.2013.87 Datum advisering: 2 oktober 2013 Auteur: Contact: Kenmerk

Nadere informatie

Wachttijden. in ggz-instellingen. GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: juli 2010

Wachttijden. in ggz-instellingen. GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: juli 2010 Wachttijden in ggz-instellingen 2009 GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: 2010-365 juli 2010 Inhoudsopgave 1. SAMENVATTING EN CONCLUSIES...3 2 INVENTARISATIE WACHTLIJSTEN GGZ-INSTELLINGEN...4 2.1

Nadere informatie

MONITOR TOEKOMST- SCENARIO S LELYSTAD 2018

MONITOR TOEKOMST- SCENARIO S LELYSTAD 2018 MONITOR TOEKOMST- SCENARIO S LELYSTAD 18 Onderzoek en Statistiek Gemeente Lelystad Telefoon: 3-278574 E-mail: lelystadspanel@lelystad.nl www.lelystadspanel.nl Colofon Deze rapportage is gemaakt door: Onderzoek

Nadere informatie

Procedureel. Rijkswaterstaat Projecten T.a.v. ir. A.W. Velema Programma Ruimte voor de Rivier Postbus ED ARNHEM

Procedureel. Rijkswaterstaat Projecten T.a.v. ir. A.W. Velema Programma Ruimte voor de Rivier Postbus ED ARNHEM > Retouradres Postbus 554 7400 AN Deventer Rijkswaterstaat Projecten T.a.v. ir. A.W. Velema Programma Ruimte voor de Rivier Postbus 9070 6800 ED ARNHEM Verzetslaan 30 Deventer Postbus 554 7400 AN Deventer

Nadere informatie

5.0 Voorkennis. Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram:

5.0 Voorkennis. Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram: 5.0 Voorkennis Er zijn verschillende manieren om gegevens op een grafische wijze weer te geven: 1. Staafdiagram: De lengte van de staven komt overeen met de hoeveelheid; De staven staan meestal los van

Nadere informatie

Carbon footprint 2011

Carbon footprint 2011 PAGINA i van 12 Carbon footprint 2011 Opdrachtgever: Stuurgroep MVO Besteknummer: - Projectnummer: 511133 Documentnummer: 511133_Rapportage_Carbon_footprint_2011_1.2 Versie: 1.2 Status: Definitief Uitgegeven

Nadere informatie

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak 2017-2018 Analyse op basis van het doelgroepregister en de polisadministratie 1 Inhoud Inleiding...3 Aanleiding...3 Aanpak, perioden en meetmomenten...3 Samenvatting...4

Nadere informatie

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak De Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak is in 2010 ingesteld door de Minister van Wonen, Wijken en Integratie met als opdracht de Minister te adviseren

Nadere informatie

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) 163 Samenvatting (Summary in Dutch) Er zijn slechts beperkte financiële middelen beschikbaar voor publieke voorzieningen en publiek gefinancierde diensten. Als gevolg daarvan zijn deze voorzieningen en

Nadere informatie

Zeezoogdieren in de Eems Evaluatie van de Vliegtuigtellingen van zeezoogdieren tussen oktober 2007 en september 2008

Zeezoogdieren in de Eems Evaluatie van de Vliegtuigtellingen van zeezoogdieren tussen oktober 2007 en september 2008 Zeezoogdieren in de Eems Evaluatie van de Vliegtuigtellingen van zeezoogdieren tussen oktober en september Sophie Brasseur, Tamara van Polanen Petel, Meike Scheidat, Erik Meesters, Hans Verdaat, Jenny

Nadere informatie

MONITOR TOEKOMSTSCENARIO S LELYSTAD Onderzoek & Statistiek Gemeente Lelystad

MONITOR TOEKOMSTSCENARIO S LELYSTAD Onderzoek & Statistiek Gemeente Lelystad MONITOR TOEKOMSTSCENARIO S LELYSTAD 2019 Onderzoek & Statistiek Gemeente Lelystad Juli 2019 Colofon Dit is een rapportage opgesteld door: Team Onderzoek en Statistiek Gemeente Lelystad Team O&S Postbus

Nadere informatie

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk BEGRIP VAN BEWIJS Herman Schalk Vragenlijst Toelichting bij de vragenlijst p. 3 Vragen bij de elementen van begrip van bewijs p. 4 vrije Universiteit amsterdam

Nadere informatie

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan Verschillenanalyse effect nieuwe BKR datum 15-8-2018 aan van Directie Kinderopvang, Ministerie SZW Lucy Kok en Tom Smits, SEO Economisch Onderzoek Rapportnummer 2018-78 Copyright 2018 SEO Amsterdam. Alle

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO 1 - Onderwijs in Kaart 2018-hbo.docx - 16-6-2017 Transvorm Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Hbo Gezondheidszorg en Sociale Studies

Nadere informatie

ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN

ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN Inhoudsopgave 1. Inleiding...3 2. Het advies...4 3. Wet-

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 5 maart 2015 / rapportnummer 2988 22 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De provincie Gelderland

Nadere informatie

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk

Nadere informatie

April Effecten van salderen tussen handhavingspunten

April Effecten van salderen tussen handhavingspunten April 2006 Effecten van salderen tussen handhavingspunten Effecten van salderen tussen handhavingspunten Opdrachtgever Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Transport en Luchtvaart

Nadere informatie

Samenvatting. Indicatoren voor ecologische effecten hangen sterk met elkaar samen

Samenvatting. Indicatoren voor ecologische effecten hangen sterk met elkaar samen Samenvatting Er bestaan al jaren de zogeheten Richtlijnen voor goede voeding, die beschrijven wat een gezonde voeding inhoudt. Maar in hoeverre is een gezonde voeding ook duurzaam? Daarover gaat dit advies.

Nadere informatie

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003 Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003 Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het Vervangingsfonds Frank Schoenmakers Rob Hoffius B3060 Leiden, 21 juni 2005 Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 Verantwoording:

Nadere informatie

Rapport Onderzoek Lerarentekort

Rapport Onderzoek Lerarentekort Rapport Onderzoek Lerarentekort In opdracht van: PO-Raad Utrecht, juli 2019 Postbus 681 3500 AR Utrecht Telefoon: 030 263 10 80 e-mail: info@duo-onderwijsonderzoek.nl website: www.duo-onderwijsonderzoek.nl

Nadere informatie

Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Café Restaurant Rijstal Venhof V.O.F., te Herkenbosch Zaaknummer:

Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Café Restaurant Rijstal Venhof V.O.F., te Herkenbosch Zaaknummer: Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Vergunning Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Café Restaurant Rijstal Venhof V.O.F., te Herkenbosch Zaaknummer: 2016-600903 Kenmerk: 2016/86141 d.d. 3

Nadere informatie

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak - 2017 Analyse op basis van het doelgroepregister en de polisadministratie 1 Inhoud Inleiding... 3 1: Werkzaam zijn en blijven... 4 1a: Werkzaam zijn en blijven

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Structuurvisie Noord-Holland

Structuurvisie Noord-Holland Structuurvisie Noord-Holland Aanvullend toetsingsadvies over het milieueffectrapport 8 februari 2010 / rapportnummer 2214-68 1. OORDEEL OVER HET MER Het provinciebestuur van Noord-Holland heeft het voornemen

Nadere informatie

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Irene Houtman & Ernest de Vroome (TNO) In het kort: Onderzoek naar de ontwikkeling van burn-outklachten en verzuim door psychosociale

Nadere informatie

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 28 april DRZ/07/3012/FB/HG onderwerp doorkiesnummer bijlagen

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 28 april DRZ/07/3012/FB/HG onderwerp doorkiesnummer bijlagen Directie Regionale Zaken Zeehondencrèche Lenie t Hart t.a.v. Hoofdstraat 94a 9968 AG Pieterburen uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 28 april 2007 - DRZ/07/3012/FB/HG 01-08-2007 onderwerp doorkiesnummer

Nadere informatie

Nationaal Waterplan 4 alternatieven:

Nationaal Waterplan 4 alternatieven: Nadere detaillering zoekgebieden windparken op het NCP Nationaal Waterplan 4 alternatieven: 1. Borssele 2. Hollandse kust 3. Noorden van Wadden 4. IJmuiden Nadere detaillering zoekgebieden windparken op

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Periode 2008-2013 Céline Malengreaux, Jan Vercammen, Alain Licoppe, Frank Huysentruyt, Jim Casaer Dankwoord Het uitvoeren

Nadere informatie

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING. OLST-WIJHE I CDM16 Olst N Bruinweg N.V. Nederlandse Gasunie

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING. OLST-WIJHE I CDM16 Olst N Bruinweg N.V. Nederlandse Gasunie KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING GASTRANSPORTLEIDING N-556-60 N-556-60 EN EN N-557-30 N-557-30 TE TE OLST, OLST, GEMEENTE GEMEENTE OLST-WIJHE OLST-WIJHE I.012535.01 - CDM16 Olst N-566-60

Nadere informatie

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE. GASTRANSPORTLEIDING N TE TONDEN, GEMEENTE BRUMMEN I De Hoven N Rondweg N-345

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE. GASTRANSPORTLEIDING N TE TONDEN, GEMEENTE BRUMMEN I De Hoven N Rondweg N-345 KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING N-559-20 TE TONDEN, GEMEENTE I.012547.01 De Hoven N-559-20 Rondweg N-345 I.012547.01 De Hoven N-559-20 Rondweg N-345 N.V. Nederlandse Gasunie N.V. Nederlandse

Nadere informatie

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen

Nadere informatie

Review op uitgevoerde risico-inventarisatie implementatie resultaatgerichte bekostiging

Review op uitgevoerde risico-inventarisatie implementatie resultaatgerichte bekostiging Review op uitgevoerde risico-inventarisatie implementatie resultaatgerichte bekostiging mr. drs. E.P.J. de Boer Rotterdam, Aanleiding en opzet van de review In opdracht van de GR Jeugdhulp Rijnmond is

Nadere informatie

Offerte. Inleiding. Projectopdracht

Offerte. Inleiding. Projectopdracht Offerte aan van Directeur MEVA drs. C.E. M., Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Centrum voor Beleidsstatistiek, Centraal Bureau voor de Statistiek onderwerp Offerte Inkomenspositie Chronisch

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Noord-Nederland De heer W.J. Adema Postbus JH LEEUWARDEN

Rijkswaterstaat Noord-Nederland De heer W.J. Adema Postbus JH LEEUWARDEN > Retouradres 2500 EK Den Haag Rijkswaterstaat Noord-Nederland De heer W.J. Adema Postbus 2301 8901 JH LEEUWARDEN Directoraat-generaal Natuur Cascadeplein 6 2500 EK Den Haag T 070 379 8911 (algemeen) www.rijksoverheid.nl/eleni

Nadere informatie

Regeling Grote Projecten Provincie Limburg 2018

Regeling Grote Projecten Provincie Limburg 2018 Regeling Grote Projecten Provincie Limburg 2018 Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. Statencommissie: een commissie als bedoeld in de artikelen

Nadere informatie

De belangrijkste conclusies die op basis van de tellingen in 2018 (in vergelijking met 2016) kunnen worden getrokken zijn:

De belangrijkste conclusies die op basis van de tellingen in 2018 (in vergelijking met 2016) kunnen worden getrokken zijn: FACTSHEET Tellingen Coffeeshopbezoekers Roermond Resultaten metingen 2018: april en augustus In opdracht van de gemeente Roermond voert Breuer&Intraval jaarlijks (van 2018 tot en met 2021) tellingen uit

Nadere informatie

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten MEMO datum 18-3-211 van Ir Yves Plancke yves.plancke@mow.vlaanderen.be Ir. Marco Schrijver marco.schrijver@rws.nl titel Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Nadere informatie

TELINSTRUCTIE REEËN IN UTRECHT. Wie? Wat? Waar? Projectteam Faunatellingen i.s.m. de Utrechtse Wildbeheereenheden

TELINSTRUCTIE REEËN IN UTRECHT. Wie? Wat? Waar? Projectteam Faunatellingen i.s.m. de Utrechtse Wildbeheereenheden TELINSTRUCTIE Wie? REEËN Wat? IN UTRECHT Waar? Projectteam Faunatellingen i.s.m. de Utrechtse Wildbeheereenheden januari 2013 INTRODUCTIE Voor u ligt de telinstructie reeën zoals tot stand gekomen in

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Winning van aardgas in blok M7 gelegen in het Nederlandse deel van het continentaal plat Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Winning van aardgas in blok M7 gelegen in het Nederlandse deel van het continentaal plat Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport Winning van aardgas in blok M7 gelegen in het Nederlandse deel van het continentaal plat Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport 14 januari 2008 / rapportnummer 2017-19 1. HOOFDPUNTEN VAN

Nadere informatie

Aanpak: Multiprobleemgezinnen. Beschrijving

Aanpak: Multiprobleemgezinnen. Beschrijving Aanpak: Multiprobleemgezinnen De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld door: GGD

Nadere informatie

Mensen en Natuur PLANNEN MET NATUUR! Inleiding

Mensen en Natuur PLANNEN MET NATUUR! Inleiding alterra lei landbouw, natuur en voedselkwaliteit PLANNEN MET NATUUR! Groene wet- en regelgeving en decentrale overheden Inleiding De veranderende natuurwetgeving heeft grote gevolgen voor gemeenten en

Nadere informatie

Ontwikkeling leerlingaantallen

Ontwikkeling leerlingaantallen Ontwikkeling leerlingaantallen Elk jaar wordt op 1 oktober het leerlingaantal van elke basisschool geregistreerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (). Op basis van deze leerlingtelling wordt de bekostiging

Nadere informatie